4 minute read

Frivool wandelen als Natuurvriend?

Op 22 maart 1895 werden natuurvrienden via een advertentie in de Weense Arbeiter-Zeitung uitgenodigd hun adres bij de krant achter te laten als zij belangstelling hadden voor de oprichting van een ´touristische Gruppe´, wat je kunt vertalen met wandelgroep, of bergsportgroep.

De aanmelding verliep uiterst discreet. Bewust werd gekozen voor de aanduiding ´groep´. De prille socialistische beweging gold in die dagen namelijk nog als een bedreiging voor de Oostenrijks-Hongaarse monarchie. Na diverse anarchistische aanslagen was in 1885 de noodtoestand uitgeroepen. Ook nadat die was opgeheven golden er in Wenen beperkingen voor het verenigingsrecht en de persvrijheid.

In werkelijkheid ging het om de oprichting van een vrijetijds-vereniging van sociaaldemocratische signatuur. Hoewel er alleen een voorbereidend comité was gevormd, werd al drie weken na de oproep in de krant een eerste dagtocht gepland in het Wienerwald. Het Natuurvriendenlogo moest nog ontworpen worden. Belangstellenden dienden zich ´s morgens om 8 uur in de hal van het Südbahnhof te melden met een Arbeiter-Zeitung als herkenningsteken onder de arm. De eerste gezamenlijke wandeling werd geleid door de charismatische zeissmid Alois Rohrauer, de latere voorzitter van de vereniging. Ondertussen kon het partijsecretariaat weinig waardering opbrengen voor dit soort frivole activiteiten. De arbeiders werden op de barricaden in de Ringstraße verwacht in de strijd om het algemene kiesrecht.

De initiatiefnemers zagen dat anders. Zij waren voornemens een betaalbare bergsportvereniging voor arbeiders op te richten, naast de bestaande burgerlijke Alpine verenigingen. De beoogde sportieve activiteiten werden beschouwd als een remedie tegen fysieke aftakeling, ze hielden de arbeiders uit de kroeg en brachten de proletariër ´terug naar de natuur´, een motief uit de natuurideologie van de Franse filosoof Jean-Jacques Rousseau (1712-1778). Rousseau wandelde in zijn leven heel wat af, dwars door Europa. Op het platteland en in de natuur ontvouwde zich voor hem het ware leven. Kort voor zijn dood begon Rousseau aan zijn onvoltooide Rêveries du promeneur solitaire, ofwel ´Mijmeringen van de eenzame wandelaar´. Hij noteerde zijn overpeinzingen naar aanleiding van lange wandelingen in de omgeving van Parijs, die vooral een vlucht uit de stad waren. Rousseau voorzag overigens wel de verpaupering van het proletariaat, die in gelijke pas ging met de industrialisatie en daaruit voortvloeiende urbanisatie in de 19 e eeuw.

In 1928 ontspon zich in het ledenblad Der Naturfreund opnieuw een discussie over de legitimiteit van de ´vlucht´ de natuur in vanuit het perspectief van de klassenstrijd. De activistische dichter Albert Maurüber (1896-1951) uit Czernowitz stelde de vraag: ´In welke relatie staat de arbeidsprestatie van de bergsporter tot het individuele en maatschappelijke effect van zijn activiteit?´ Hij vond dat er nergens een plek is waar de arbeider kan uitrusten van de klassenstrijd. ´Zonder uitzondering zijn alle niet-klassenbewuste arbeider-bergsporters deserteurs uit de klassenstrijd. Als de proletariër zich niet realiseert wat hem de bergen in lokt, dan keert hij uitgerust terug, klaar om opnieuw uitgebuit te worden. Hij is zich dan niet bewust van zijn onzichtbare ketens en daarom niet in staat zichzelf te bevrijden”.

Het bestuur van de toeristenvereniging moest ondertussen niets hebben van politiek in de bergen, laat staan van de klassenstrijd. Liever koesterde het een goede relatie met de burgerlijke Alpenvereniging, ondanks dat die al vanaf 1921 een ariërparagraaf hanteerde. Al in 1924 wapperden zelfs bij enkele hutten van de Alpenverein vlaggen met hakenkruisen.

Een redactioneel commentaar in het verenigingsblad Der Naturfreund gaf te kennen dat de vereniging niet voor politieke doeleinden „misbruikt“ diende te worden. 1

In de bergen moesten de Natuurvrienden onbekommerd kunnen uitrusten van de dagelijkse beslommeringen en politieke strijd. De proletariër had er recht op in de natuur ondergedompeld te worden, als voorbereiding op de socialistische cultuur. De ook nu nog heersende Oostenrijkse apolitieke opstelling wordt bepaald niet onderschreven door Michael Müller, de voorzitter van de Duitse Natuurvrienden: Natuurvrienden zijn geen partijpolitieke organisatie, maar wel degelijk een organisatie met een politieke missie. Die missie houdt in dat we de oorzakelijke verbanden herkennen van maatschappelijke misstanden en daarvoor alternatieven aandragen. Er is behoefte aan een sociaalecologische transformatie en we moeten ons voor meer democratie inzetten. Als wij in onze doelstellingen een solidaire en duurzame samenleving nastreven, dan schept dat in zijn visie verplichtingen. 2

Ook voor onze sectie van de Natuurvriendenbeweging blijft de vraag actueel wat ons beweegt om het wandelen in de Nederlandse natuur te faciliteren met het beschikbaar stellen van een goed onderhouden netwerk van wandelpaden en bijbehorende wandelgidsjes. Gaat het om een belangeloos puur recreatief aanbod, of worden wij nog steeds gedreven door een onderliggend politiek motief, dat is afgeleid van de oorspronkelijke waarden van de Natuurvriendenbeweging?•

Alois Rohrauer

Der Naturfreund, 1924, blz. 18

This article is from: