Ancient Languages Sacred Visions and Forgotten Mentalities Brian J. Mcveigh
Visit to download the full and correct content document: https://textbookfull.com/product/the-other-psychology-of-julian-jaynes-ancient-languag es-sacred-visions-and-forgotten-mentalities-brian-j-mcveigh/
More products digital (pdf, epub, mobi) instant download maybe you interests ...
Sacred Languages of the World An Introduction 1st Edition Brian P. Bennett
https://textbookfull.com/product/sacred-languages-of-the-worldan-introduction-1st-edition-brian-p-bennett/
Gods, Voices, and the Bicameral Mind: The Theories of Julian Jaynes First Edition Marcel Kuijsten
https://textbookfull.com/product/gods-voices-and-the-bicameralmind-the-theories-of-julian-jaynes-first-edition-marcel-kuijsten/
Thebes The Forgotten City of Ancient Greece Cartledge
Paul https://textbookfull.com/product/thebes-the-forgotten-city-ofancient-greece-cartledge-paul/
The Other Abyssinians The Northern Oromo and the Creation of Modern Ethiopia 1855 1913 Brian J. Yates
https://textbookfull.com/product/the-other-abyssinians-thenorthern-oromo-and-the-creation-of-modernethiopia-1855-1913-brian-j-yates/
The Sons of Constantine, AD 337-361: In the Shadows of Constantine and Julian Nicholas Baker-Brian
https://textbookfull.com/product/the-sons-of-constantinead-337-361-in-the-shadows-of-constantine-and-julian-nicholasbaker-brian/
Violence and the Sacred in the Ancient Near East Girardian Conversations at Çatalhöyük Ian Hodder
https://textbookfull.com/product/violence-and-the-sacred-in-theancient-near-east-girardian-conversations-at-catalhoyuk-ianhodder/
The Politics of Losing: Trump, the Klan, and the Mainstreaming of Resentment Rory Mcveigh
https://textbookfull.com/product/the-politics-of-losing-trumpthe-klan-and-the-mainstreaming-of-resentment-rory-mcveigh/
Moral Psychology with Nietzsche Brian Leiter
https://textbookfull.com/product/moral-psychology-with-nietzschebrian-leiter/
The Bartering Mindset A Mostly Forgotten Framework for Mastering Your Next Negotiation Brian C. Gunia
https://textbookfull.com/product/the-bartering-mindset-a-mostlyforgotten-framework-for-mastering-your-next-negotiation-brian-cgunia/
Another random document with no related content on Scribd:
gezondheid gerukt, en moet derhalven wel lijden; alleenlijk duldt zij dat lijden in het vooruitzicht van langs dien doornigen weg eens den tempel van het geluk te zullen berijken; vandaar haare onderwerping, die daarom te laager is, om dat zij een wantrouwen op de Voorzienigheid insluit:
Die vleesch voor zijne toevlugt houdt, En op zo krank een steunsel bouwt, Heeft ongetwijfeld God vergeten; Hij echter, uit wiens hand wij eeten, Hij zorgt alleen; Hij neemt en geeft, ’T is recht dat Hij ’t vertrouwen heeft.
Wat vooreerst betreft de
L I G G I N G
Van Naarden, die is in ’t oosterdeel van Nederland, ten noorden van Holland, en wel bepaaldlijk in ’t Gooiland1, waarvan het [3]de hoofdstad is, aan de Zuiderzee, niet verre van de grenzen van ’t sticht van Utrecht: aan drie zijden is de stad omringd van hoog heiland, terwijl zij alleenlijk aan de westzijde laage weilanden heeft.
N A A M S O O R S P R O N G .
Over deeze wordt bij de oudheidkundigen verscheidene gissingen gemaakt, doch wij gaan dezelven met stilzwijgen voorbij, alzo de eene zo ongegrond als de andere is, en zij derhalven onzen Leezer weinig vermaaks kunnen geeven: Gooiland vinden wij dat weleer Nardingerland heette, waarschijnelijk naar eene bezitster of bezitter, zo als de naam Gooiland ook ontstaan is, (zie bladz. 2 in Nota,) N of N geheten, en daar het steedjen waarvan wij thans spreeken de hoofdstad van dat grondgebied was, is het te begrijpen hoe hetzelve dan den naam van Naarden heeft bekomen.
S T I C H T I N G G R O O T T E .
Het tegenwoordig Naarden ligt op eenen geheel anderen grond, dan de oude stad van dien naam, en waarvan de overblijfsels weleer (onder den naam van Oud-naarden,) gevonden werden, in een klein gehucht, en aanzienlijke lustplaats, veel nader gelegen aan de Zuiderzee, welke de oude stad allengskens overstroomd heeft; thans is die hofstede veranderd in eene boerewoning: ’t is ook in veel vroegere tijden een monnikkenwoning geweest. Oud-naarden, of liever geheel Nardingerland, ook wel Naardinkland genoemd, werd, vermoedelijk door J A , den zeven - en veertigsten Bisschop van Utrecht, verwoest, zodanig dat de stad tot een puinhoop gemaakt werd, die door de zee verzwolgen is: sommigen willen zelfs dat wanneer zekere wind, (wij vinden niet bepaald welken,) eenigen [4]tijd lang waait, en de zee afloopt, dat men dan nog blijken van ruïnen van kerken, met takken van afgeknaagde boomen omzet, boven water ziet komen.
Nardinkland is vervolgends meer dan ééns van bezitter veranderd, en wel op den naam van Graafschap; ’t verval moet echter van tijd tot tijd dieper doorgedrongen weezen; want wij vinden er van gewaagd als van eene stad en plaats die verlaten was; ’t zij nu dat zulks of geheel of voor het grootste gedeelte verlaten zal betekenen, dit is zeker, dat Graaf W B , in den Jaare 1350, bevel gaf en handvest verleende om weder eene stad Naarden te bouwen, zijnde dezelve dat Naarden ’t welks thans bestaat, en waarvan onze Lezer op ons plaatjen eene naar het leven getekende afbeelding medegedeeld wordt; hebbende onze tekenaar zijnen stand genomen van den kant van Amsteldam, om reden dat hij dan ook iet van de beroemde sterkten konde laaten zien.
Men kan dan zeggen dat Naarden in den Jaare 1350 gesticht is door Graaf W B ; de omliggende Landzaaten werden tot den
bouw gelast: de handvest zegt dat Naarden door den Graaf weder werd herbouwd; om dat de luijden, en zijne Landen wel gezlooten zullen wezen
De Stad bevat volgends eene opneeming van den Jaare 1732, vier honderd en zeven huizen, waarop zij ook nog, (of ten minsten zeer nabij,) geteld wordt; dit is naamlijk het getal der huizen binnen de stad; het getal derzelven in haare gerechtigheid, en het gehucht Laag-bussem, wordt bepaald op drie-en-zeventig: intusschen vertelt het uitwendige der huizen in de stad, (eenige weinigen uitgezonderd,) verstaanbaar genoeg, dat de inwooners in geene bloejende omstandigheid leeven. [5]
Naarden is vermaard voor eene zeer aanzienlijke sterkte, het heeft behalven zijne schansen, nog drie dubbelde wallen en grachten: heerlijk is het gezicht aldaar over de schoonste bastions, ravelijns, bolwerken, gordijen, contrascarpen, pallissaden, grachten, enz. dezelven zijn aangelegd naar het ontwerp van den zo bekwaamen als vermaarden Ingenieur Baron C ; de voornaamste sterkte der stad bestaat echter in de afgegravene velden, die rondsom haar liggen, en nog gestadig uitgebreid worden; over dezelven, kan door middel van den Vechtstroom; de environ der stad tot op eenen aanmerkelijken afstand onder water gezet worden; voords heeft de stad twee poorten, naamlijk de Amsterdamsche en de Amersfoordsche: deezen zijn geen onaartige gebouwen, versierd met hardsteenen lijsten, waarin het wapen der stad gebeeldhouwd is, benevens het jaar van hunne bouwing en dat van eene verbetering daar aan geschied: het jaar der bouwing van de Amsteldamsche poort is uitgedrukt met deeze romeinsche cijffers: CIↃ. ICC. LXXXI. en dat der verbetering door het jaartal 1774; de zelfde getallen voor de andere poort, (de Amersfoordsche,) is CIↃ. ICC. LXXXII, en 1775.
’T W A P E N .
Is een zwarte dubbelde arend, op een goud veld.
KERKLIJKE GODSDIENSTIGE GEBOUWEN,
De voornaamste deezer is de Gereformeerde Kerk, welke bediend wordt door drie Predikanten: het gebouw van binnen is groot en ruim, en pronkt met de begraafplaats, (versierd met een deftig opschrift,) van den geleerden Rector L H , dien onze Lezer ook nader zal leeren kennen; hij was rector der Latijnsche schoole: ook vindt men in de kerk, een in wit marmer uitgehouwen gedenkstuk. [6]ter eere van Prins W D , (wat de aanleiding daartoe gegeven heeft, zal onze leezer in ’t vervolg van dit blad te duidelijk kunnen opmaaken, dan dat wij er hier iet van behoeven te zeggen; dit alleen kunnen wij hem verzekeren, dat het zijne geboorte niet verschuldigd is aan eene domme zucht, maar aan erkentenis voor wezenlijke verdiensten,) voords heeft deeze Kerk een fraai orgel, benevens een choor; vóór dezelve leest men het jaartal 1648, denkelijk het jaar waarin zij gebouwd is: de toren die er op staat te redelijk groot, en steekt te meer uit om dat de grond der stad tamelijk hoog is.
Er is ook eene Fransche Gereformeerde Kerk, die door één’ predikant bediend wordt;
Een Roomsche die één’ pastoor heeft;
Een Joodsche Sijnagoge; maar er is geene Luthersche Kerk.
De verdere Godsdienstige gebouwen zijn een Diaken Weeshuis; het zelve is gesticht in den jaare 1747, en dient zo wel ter herberginge van oude mannen en vrouwen, als van kinderen; het getal der gasten welken zig daarin bevinden is veertig.
Het Burgerweeshuis, gesticht in den jaare 1644, bezit zeer aanmerkelijke goederen en inkomsten; echter heeft het thans niet meer dan vier kinderen te voeden.
R E G E E R I N G .
Deeze bestaat uit den Bailluw van Gooiland, zijnde thans de WelEd. Heer C H , den Schout, drie regeerende Burgemeesters en zeven Schepenen, die woensdag vóór den middag ten half tien uure vergaderen; een-en-dertig Vroedschappen, benevens een Thesaurier, drie Weesmeesteren, [8]en twee Secretarissen: de Magistraatsverandering geschiedt op den 2 Februarij.
Naarden bezit de volgende
V O O R R E C H T E N
,
Welke haar meestal ten tijde der Graaven geschonken zijn.
Weleer werd het stedeke mede onder de Hollandsche steden ter dagvaart beschreven, doch van die waardigheid, of dat voorrecht, is het sedert beroofd; dat zeker jammer is, want Naarden heeft ook haare bijzondere belangen, en zelfs heeft het allergeringste steedjen die, ja ook het platte land.… dit echter is een point buiten ons bestek, derhalven dringen wij het niet dieper door: het doorzoekend oog van den burger heeft het in onze laatste onlusten ook doorzocht.
W B , haaren stichter, gaf haar het voorrecht van vrijheid van zekere tollen, en van het arrest op haare goederen, ook schonk hij haar eene eigene rechtbank en Schepens: in 1357 verkreeg zij het stapelrecht, op de visscherijen, van die visschen, „die men landen zal in Holland, Kennemerland, en Friesland;” dit was eene vergelding voor eene dappere overwinning door de Naarders op die van Amersfoord behaald; Hertog J B heeft Naarden vergund de heirvaarten, togten, en ’t heffen van ’s Lands lasten, als mede dat zij sluizen mogt leggen waar ’t haar goed dacht: C B verzekerde haar ook, dat het geheele Gooiland nooit van den Lande van Holland zoude gescheiden worden.
Dit tot ons oogmerk genoeg gezegd zijnde, moeten wij, alvoorens van de aanmerkelijke historie der stad te spreeken, nog iet aanstippen van derzelver [9]
G I L D E N .
Deezen zijn drie in getal, als 1.) het Timmermans en Metzelaars, 2.) het Kleeremaakers gild, en 3.) dat van de zijdenstoffeweevers; dan dit is thans bijna geheel vervallen.
S C H U T T E R IJ .
Niet anders hebben wij hiervan kunnen opspooren, als dat Naarden, slechts sedert drie-en-twintig jaaren, gerekend van het jaar der jongstledene omwenteling van zaaken, eene gewapende schutterij heeft gehad; in het gemelde jaar, 1787, bestond dezelve uit twee compagniën, ieder van zestig man; doch in dat jaar hebben zij het lot van veele anderen Schutters ondergaan, zij zijn naamlijk ontwapend, of (dat thans het zelfde zegt,) hunne geweeren zijn opgehaald, en zij afgezet; hunne plaats is echter vervuld met drie compagniën soldaaten, ieder van circa vijftig mannen, voetvolk, ofschoon er sedert twintig jaaren geene melitie in gelegen heeft; niet mede gerekend een beevend corps van 80 knikkende grijsaarts, onder den naam van invaliden: deezen hebben lange jaaren alleen de bewaring der sterke stad op hunne zwakke schouderen getorscht: thans houden zij de Amsterdamsche poort bezet.
B
E Z I
G
H E D E N V E R M A A K E N .
Vermaaken!—deezen zijn bij die van Naarden bijna onbekend, indien men daaronder niet betrekt, in ’t zondagspakjen langs de schansen te sukkelen, of te hoop op de aankomende schuiten te staan tuuren, om de dartele Amsteldammers te zien aanlanden; waaronder dikwijls veelen gevonden worden, dom genoeg om met de schamelheid van ’t steedjen te lagchen.
De bezigheden van die van Naarden, bestaan meest in ’t laakenweeven, voords in ’t verrichten van die bezigheden welken in de zameleving onontbeerelijk zijn—er is niet meer dan één koornmolen: langs de schans vindt men eene vrij groote touwbaan. [10]
G E S C H I E D E N I S D E R S TA D .
Om dit gedeelte van onzen taak bij eene algemeen bekende gebeurtenis te beginnen, moeten wij den Leezer herinneren, hoe Graaf F V , in den jaare 1296, in de ongenade der Edelen vervallen zijnde, zij hem gevangen hadden, en naar elders wilden vervoeren; maar de kloekmoedige inwooners van Naarden, hier van bericht bekomen hebbende, trokken onverschrokken uit om den Graaf te ontzetten, schoon het deezen echter zijn leven kostte, want het is te over bekend, dat de wreedaartige G V zijnen edelen Meester op eene moorddaadige wijze ombragt; ware er deeze moordenaar niet bij geweest, de Naarders zouden in dit geval zekerlijk den schoonsten lauwer geplukt hebben: een der oude rijmchronijken zingt van dit geval aldus:
Niet ver van Kronenburg, daar siet men in de velden,
De Naardenaars, die straks haar in de wapens stelden;
Heer G rijdt voor uit, en vraagt wat dat se doen?
Waarom die mannen haar met oorlogstuigh ontmoên?
D’outste der burgerij segt: ’t is, de Graaf te wachten:
Toen staan de troupen stil, die haaren Landsheer brachten.
Heer G wijkt te rugh, en naar de Grave steekt, Die keert sijn paart, dat springt, maar valt en sijn been breekt, Toen was ’t onmogelijk den Grave te bewaaren, Alzo de Naardenaars haar op de hielen waren;
V V steekt den Graaf enz.
Toen in den jaare 1481, de Utrechtschen eene overwinning op de Hollanders behaald hadden, meenden zij met list Naarden inteneemen, daartoe waren zij allen verkleed in het gewoone gewaad van
dorpvrouwen; onder die gedaante vermeesterden zij ook de poorten, en zouden de stad verbrand hebben, hadde men zulks niet afgekocht; die van Naarden moeten derhalven in dien tijd geducht geweest zijn: deezen wreekten zig het volgende jaar ook gevoelig over de ondergaane vernedering; zij verdelgden toen naamlijk de sloten van Emmenes en Westbroek, waarbij niet minder dan 1500 Utrechtschen het leven verloren; de dappere Naarders behaalden daarbij ook zo groot [11]een buit dat zij uit dezelve een toren stichtten, hunne behaalde victorie vertoonende, met bijvoeginge van de woorden: „zwijg Utrecht!”
In den jaare 1486, is het grootste gedeelte der stad door de vlamme vernield, waarom de dorpen daar rondom belast werd, de wallen, muuren en vesten der stad weder te helpen herstellen, op halve kosten.
Verschrikkelijker is echter de ramp die de wreede Spanjaards het steedjen (in 1572.) hebben doen ondervinden: in den eersten opgang der hervorming genoot zij de zoetste rust; men hoorde er noch van beeldstorming noch van vreemde Predikers; maar na zij zig voor O verklaard had, werd zij welhaast opgeëischt; haare bezetting beliep niet meer dan 120 Duitschers; kloekmoedig echter werd de opeisching afgeslagen; doch op het bericht dat D F met geheel zijn heir op de stad in aantogt was, ontzonk elk den moed; men zond eenige Gemagtigden, en daaronder den Rector van ’t Latijnsche school, L H , den Spanjaard tegen; onder weg ontmoetten deeze den wreedaartigen bevelhebber, J R , die hun verklaarde dat D F , de zaak der stad Naarden aan hem gelaten had, waarvan het gevolg was dat de Gezanten hem te voet vielen, en de sleutels van de stad aanboden, waarvoor zij de toezegging verworven, dat burgers noch bezetting aan goed noch leven zouden beschadigd worden; dan laas! ’t was het woord van een’ vijand, die de geessel van Nederland was, en zelfs met eeden spottede: aan ’t hoofd van 400 man trok R binnen, en werd bij G P A , Schepen
der stad, deftig ter maaltijd onthaald, zo als zijne soldaaten bij de ingezetenen gelijk goed onthaal genooten: dan, wat was het loon voor deeze vriendlijkheid? na den maaltijd deed R , door eenen trommelslager omroepen, dat alle de burgers en bezettelingen zig, ongewapend, hadden te vervoegen in de Gasthuiskerk, welke toen voor een Stadhuis diende, om er den eed aan zijne Majesteit te vernieuwen; eenige weinigen mistrouwden dit bevel, en voldeeden er niet aan, maar de overigen begaven [12]zig derwaards: intusschen wandelde zeker Priester, midden onder de Spanjaards, voor de deur vergaderd, op en neder, doch kwam welhaast de veege opgeslotenen aanzeggen, zij hadden met hun geweeten pais te maaken en op hun einde te letten: „maar,” zegt de ridder H , „’t aanzeggen, bereiden en sterven, was één ding:” ijsselijk was de moord die toe gepleegd werd; de Spanjaards bonsden de deur open en schoten in ’t woeste heen onder de menigte; werwaards deezen keerden liepen zij den dood te gemoet; de wanden der kerk weeken niet, en de dood stond in de deur; moede van schieten, stooven de moordenaars met ontblotene zwaarden de Kerk in, en doorboorden allen die nog overgebleven waren; vier persoonen alleen werden op belofte van zwaar rantsoen naar de gevangenis gebragt: ofschoon nu het bloed ter Kerke uitstroomde was zulks echter nog niet genoeg; de ontzielde ligchaamen werden verders van alles wat eenige waarde had beroofd, en daarna, o gruwel! den brand in het gebouw gestoken, en de zieltogenden met de dooden tot assche verbrand; behalven eenige soldaaten, bedroeg het getal der burgeren welken dus allerwreedaartigst omgebragt werden, volle vierhonderd.
Intusschen was voor hen die aan het opontbod voorgemeld niet voldaan hadden, een dergelijk zo niet nog wreeder lot toegezegd; want nu had men het geheele heir der Spanjaarden binnen de muuren, de roovers in de huizen, en het wee door al de stad; jammerlijk was het klaagen, huilen, kermen en gillen der gemartelden, gemengd met het loejen der beesten in de brandende stallen opgesloten; sommige vaders werden, tot op het bloote lijf ontkleed, voor de oogen van hunne vrouwen en kinderen
als visschen gekorven; een man van zeventig jaaren, stak men in den hals, ontvong het gutsende bloed in de handen, slurpte daarna een gedeelte er van op, en doorboorde voords den rampzaligen grijsaart het hart; de zieken werden in hunne bedden vermoord, ja ook werden de krankzinnigen niet gespaard; verscheidene burgers sleepte men tot op het dak van de groote Kerk, stak hun een dolk in ’t lijf, en stietze dan plotsling van boven neder; de vrouwen werden bij de voeten, anderen, en die bevrucht waren, bij de borsten opgehangen; hoog zwangeren ’t kind uit het lichaam gesneden; maagden, en meisjens [13]van dertien of veertien jaaren werden beestachtig verkracht; de vrouwen ondergingen dat lot in ’t aanzien van haare mannen en zoons: onder andere kraamvrouwen deeden zij er eene, barrevoets, in een onderroksken, met een wichtjen van éénen dag, en een ander van agttien maanden, over de doode ligchaamen haarer stadgenooten heen, ter poorte uitgaan; deeze kwam echter behouden in het dorp Huizen aan, en weder tot haare voorige gezondheid: toen de bloedhonden niets meer dat gevoel had konden doen lijden, viel men op het onbezielde aan; poorten, muuren, torens, alles werd.… maar genoeg, wij sluiten dit akelig verhaal met de woorden van zeker dichter:
Met welk een wreedheid zocht de vijand elk den moed, Te doen ontzinken! doch verkeerd, wijl goed en bloed, Niet meer geveiligd scheen, wanneer men was verdragen, Dan als men weêrstand bood; dies elk besloot te waagen
Al wat hen dierbaar was, voor ’t allerdierbaarst pand, De vrijheid van ’t gewisse en van het Vaderland.
Sedert ging Naarden aan de zijde der Staaten over, en men vocht zo als het Batavieren voegt.
In het jaar 1668, was er tusschen de Staatsleden een verschil over het versterken van Naarden, en welk verschil van dat gevolg was, dat het versterken achterbleef.
Honderd jaaren na den voorverhaalden algemeenen moord, binnen de muuren van Naarden, had dat steedjen eenen anderen gewigtigen slag
doortestaan; in den oorlog met Frankrijk naamlijk (1672.) nam de Markgraaf van R , Naarden in, waarvan den Prins van Oranje de schuld gegeven werd; hij had, zegt men, geene bezetting genoeg daarin gelegen.
In ’t volgende jaar kwam de Prins van Condé in persoon derwaards, en werd met twaalf kanonschoten van de wallen verwelkomd: W
D heeft ondernomen de stad te belegeren, en ’t is hem ook gelukt dezelve uit de magt der Franschen te rukken, en der Republiek wederteschenken: dat de Franschen in Naarden lagen was de Staaten een doorn in den [14]voet; wèl lag het land rondom onder water, maar ’t liep tegen den winter, en zo er sterke vorst kwam was men derhalven van niets verzekerd: intusschen hadden de Franschen eenige oude vestingwerken aldaar laaten verbeteren, maar aan den anderen kant was ook een goed gedeelte van de bezetting, die wegens de bekrompenheid van het steedjen niet groot konde zijn, ziek; weder, integendeel, lag binnen Naarden een Gouverneur, V P genoemd, die bekend stond voor eenen man van beleid en dapperheid; O echter ondernam den aanslag; om den vijand te misleiden, liet hij eenige troupen naar den kant van Braband marcheeren, als of hij aldaar iet in den zin hadde: in ’t laatst van Augustus evenwel vernam de Gouverneur wat van de zijde der staatschen stond ondernomen te worden, welke maare ook kort daarna met de daad bevestigd werd; want den 19 September eerstvolgende (1672.) sloeg O het beleg voor de stad; zeven dagen werd zij belegerd, en daarna bemagtigd.
Van dien tijd af heeft Naarden niet veel deels in de staatsverschillen, waardoor ons lieve Vaderland van tijd tot tijd geteisterd is geworden, gehad; maar in onze jongstledene beroerten, waarvan wij nog overal de opene wonden voelen bloeden, bleef zij niet verschoond; en hoe had zij ook kunnen verschoond blijven, daar ’t magtig Amsteldam, om ’t welke het voornaamlijk te doen was, voor een gedeelte van dat steedjen zijne verdediging verwacht!
De algemeene patriotsche landsversterking werd derhalven te Naarden geenzins vergeeten; de Colonel M , werd met toerijkende manschap derwaards afgezonden; een gedeelte van het Amsteldamsche Genootschap van Wapenoefening Tot nut der Schutterij, trok den 8 September des jaars 1786, derwaards, om bezit van de sterkte te neemen, en dezelve, in gevalle van aanval, zelven te helpen verdedigen; dan, op hunnen marsch derwaards, ontvingen zij bericht, dat M hun niet zoude toestaan in de stad te komen, omdat zij niet voorzien waren van een patent van de Provinciaale Staaten. [15]
Toen verders de zaaken tot die hoogte gekomen waren dat men de Pruissen in het Land had, begreepen ook deezen dat zij noodig hadden Naarden te winnen; ten dien einde werd, den 17 Sept. 1787, de Generaal Major K uit het leger bij Amersfoort, met 40 Cuirassiers van zijn regiment, benevens het eerste bataillon van E derwaards afgezonden, om met den Commandeur M in onderhandeling te treeden, en te zien hoe het steedjen best te naderen was; in den nacht van gemelden dag kwamen de Pruissen voor Naarden, en legerden zig op eenigen afstand van de vesting; dan, zij oordeelden weder te moeten aftrekken, om gemaklijker posten te gaan inneemen; Naarden heeft zekerlijk aanstonds doen zien, dat het zig niet goedkoop zoude overgeeven; men trok derhalven af, om den linker oever van de Vecht te gaan winnen; de aftogt geschiedde reeds ten volgenden dage, (den 18den Sept)—’t was echter maar voor een korten tijd; want na dat de kans geheel verloren was, en alles met Pruissische troupen bezet werd, heeft ook Naarden dezelve moeten inneemen; zij hebben er evenwel niet langer dan elf dagen gelegen: sommigen zeggen dat er op zekeren nacht uit het steedjen geschoten is, waarbij een koe in ’t veld zijne hoornen verloor; of ’t op de Pruissen gemunt was is ons echter onbekend, zo ja, zou ’t, volgends ’t voorgaande, in dezelfden nacht moeten geschied weezen, dat K zig voor het steedjen nêersloeg.
B IJ Z O N D E R H E D E N .
Die Naarden gaat bezichtigen vraage vooral naar Oud-naarden, zo genoemd, of eigenlijk de aanmerkelijke overblijfzelen van de aloude stad van dien naam. (zie hier voor Bladz. 3.) ’t is niet meer dan eene boerewoning; doch de ligging van dezelve is zeer verrukkelijk, naamlijk midden in bosschen, akkers en heuvelen, van welken het gezicht op het onverwachtst afgewisseld wordt, met eene verrasschende vertooning van de Zuiderzee. [16]
De schansen, wallen, en grachten, zijn over bezienswaardig; ook kan men gelegenheid vinden om onder dezelven te komen; doch ’t is er zeer salpeterachtig en onaangenaam.
De gebouwen, Bladz. 5 en 6 beschreven.
Men heeft er eene schoone wandeling naar de hei, of het zo genaamde huis van J T
L O G E M E N T E N .
De Keizers kroon
Het vliegende Hart
Voor den burger
Het Jaagschuitjen, Een tweede, ook zo genoemd.
Het bonte Paard.
Het witte Paard.
R E I S G E L E G E N H E D E N .
Alle dagen vaaren er 6 Schuiten van daar, door Muiden, op Amsteldam, en komen er ook evenveel aan: de Arnhemsche postwagen passeert er ook; men vindt er mede niet ver van de Amsterdamsche poort, eene zeer geschikte uitspanning, alwaar men ten allen tijde een rijtuig kan bekomen. [1]
Dit grondgebied werd door Keizer O T geschonken aan zekere
Abdisse G , waarvan het den naam bekwam van Goedelaland, dat is het land van G ; deeze naam, (Goedelaland,) is door de zo vermogende klankverbastering veranderd, eerst in Goeiland, en daarna in Gooiland. ↑
[Inhoud]
Het dorp Huizen
Dus schetst de Tekenkunst het schoon en vrolijk HUIZEN, Een G voorraadschuur van tuingewas en graan, Dat ons d’ alouden staat van ’t Land nog doet herdenken, Als ’t snorrend spint, of zijn getouwen bonzend gaan: Het ruime Zuidermeir zet door de visscherij, Het breede dorp ook welvaart bij
D O R P
H U I Z E N .
Van dit dorp mag met recht gezegd worden, dat het één der voornaamsten van het vermaaklijk Gooiland is, deszelfs
L I G G I N G ,
Is anderhalf uur gaans beoosten Naarden, digt aan de Zuiderzee, wier strand, even als te Muiderberg en elders, zeer flaauwlijk afloopt, zo dat men bijna een half uur ver in zee zoude kunnen gaan, zonder zig hooger dan tot den midden toe nat te maaken, welke eigenschap des oevers in den zomer geene onaangenaame uitspanningen verschaft: (zie onze beschrijving van Muiderberg voornoemd.)
Het dorp ligt voords alleraangenaamst, ter oorzaake dat veele van de hooge en laage gedeelten des lands bebouwd zijn, en men er ook een gezicht op de Zuiderzee, voornoemd, heeft; doch de huizen staan er in geene bepaalde roojing; elk heeft er zijn bebouwden grond of akker bij, zo dat het graan, en andere landvruchten, er als tusschen de huizen ingroejen: bij dit dorp behoort voords eene ongemeen groote Meente, waarvan wij, onder onze beschrijving van Laaren, breedvoerig genoeg gesproken hebben.
N A A M S O O R S P R O N G
Van deezen vinden wij niets aangetekend; ook hebben onze navorschingen ons desaangaande niets kunnen doen ontdekken; sommige ingezetenen beweeren, op overleveringen, dat Huizen eigenlijk een visschers dorp is, en, daar de visschers gemeenlijk hutten bewoonen, hier ter plaatse veele goede huizen gevonden wordende, men
daarom dit visschers dorp vereerd heeft met den naam van Huizen, als of men zeggen wilde, het visschers dorp daar Huizen en geene hutten staan; wat de waarheid hiervan zoude weezen kunnen wij niet beslissen.
STICHTING GROOTTE.
De stichting, of eerste aanleg des dorps is mede met geene mogelijkheid te bepaalen; men wil dat het reeds zeer oud zij.
Wat de betreft, het wordt in de quohieren der [2]verpondingen begroot op 271 en een halve zwad, 11 voeten weiland, 256 morgen, 690 roeden geestland, en nog 177 morgen, 645 roeden zulk land, onder Bussem gelegen; allen Gooische morgen van 800 roeden groot; intusschen geschiedt deeze begrooting alhier even als op alle andere plaatsen van Gooiland, naamlijk van het schotbaare land, zonder de uitgestrektheid van de heiden mede te rekenen.
Dat het dorp Huizen, sedert groote honderd jaaren, niet weinig gebloeid moet hebben, blijkt uit de toeneeming van het getal der wooningen aldaar, in gemelden tijd: op de lijst van 1632, vindt men er 136 voor aangetekend, en op die van 1732, is dat getal veranderd in 285, des is het in gezegde honderd jaaren met 149 huizen vergroot, dat is meer dan ééns zo groot geworden—de bewooners deezer huizen zijn meest van den Gereformeerden Godsdienst; men heeft er ook veele
Doopsgezinden, en eenige weinige Roomschen.
’T WA P E N .
Dit is een melkmeisjen, draagende twee emmers, op een zilveren veld. KERKLIJKE GODSDIENSTIGE GEBOUWEN.
De Dorps- of Gereformeerde kerk, die alhier gevonden wordt, heeft uitwendig geene bijzonderheid van eenig aanbelang; zij draagt een dikken zwaaren toren, met slagklok en uurwijzer voorzien: van binnen is ’t gebouw ongemeen fraai aangelegd; ’t gezicht op den predikstoel en