BELGIUM-HOLLAND INTERNATIONAL MAGAZINE WINTER 2023-2024

Page 1

BELGIUM - HOLLAND

international magazine

WINTER 2023-2024 Het nieuwe dubbelbelastingverdrag nader bekeken EU-parlementariër Sophie in 't Veld kiest voor België Pensioenkwestie Nederland-België blijft actueel Ligt het aan ons? verzucht voormalig Belgisch ambassadeur Op ontdekking van Costa Blanca tot Costa Almeria


Colofon Belgium-Holland International Magazine is een magazine dat wordt uitgegeven door het NederlandsBelgisch Centrum / Belgium Holland Business Community en tenminste tweemaal per jaar verschijnt en wordt verzonden aan ruim 10.000 lezers. Hebt u suggesties, vragen, tips, opmerkingen of wenst u te adverteren in het magazine, contacteer dan gerust ons secretariaat via secretariaat@nederlands-belgisch-centrum.be. © 2019 – 2029 Publisher: Nederlands-Belgisch Centrum bv Alle rechten voorbehouden. Ofschoon de teksten in dit magazine met zorg zijn samengesteld, kunnen er nooit rechten aan worden ontleend. Sales Nederlands-Belgisch Centrum bv tel: +32 (3)295 55 95 secretariaat@nederlands-belgisch-centrum.be Redactieleden: Ivan Cools Erna Alpaerts Chantal Hendrickx Hans Haulez Pepijn van Eijk Yannick Cools Olivier Michiels Annick Sevenans Jan van der Burgt Kizzy Wandelaer

Nancy Slegers Kurt van Heerewaarden Werner Goorden Carline Vanrobays Paul verbruggen Marc van Peer Cees Nijman Sofie Mathys Maarten van Goethem Thomas Zwaenepoel

Abonnementen en tarieven: www.nederlands-belgisch-centrum.be 2


Voorwoord

Beste lezers, Nadat het Nederlands-Belgisch Centrum en de Stichting grensarbeid samen met tal van jullie als gasten mochten vieren dat we al 25 jaar onderweg zijn, dient 2024 zich alweer aan als een jaar vol grensoverschrijdende uitdagingen. De inkt van de het nieuwe Nederlands-Belgische dubbelbelastingverdrag is weliswaar nog maar net opgedroogd, toch blijven in afwachting van de artikelsgewijze toelichtingen nog heel wat vragen onbeantwoord. Wellicht dat er omtrent een en ander in het nieuwe jaar toch weer wat meer duidelijk zal worden. Of het nieuwe Verdrag al per 1 januari 2025 inwerking zal treden blijft vooralsnog twijfelachtig. Immers zowel Nederland als België zitten de komende maanden nog met lastige regeringsvorming, wat een en ander ongetwijfeld zal vertragen. Alvast tot die tijd blijven Nederland en België zowel onderling als met individuele belastingplichtigen debatteren over de juiste juridische invulling van onder meer het heffingsrecht over pensioenen. Ook thuiswerkende grenswerkers wachten nog in spanning of er een nu al dan niet wenselijke fiscale thuiswerkregeling komt. Nederland en België gaan herhaaldelijk prat op een zogenaamd toenemende grensoverschrijdende samenwerking. In de praktijk zien we dat allerhande ronkende verklaringen daaromtrent, fel contrasteren met de dagelijkse praktijk. Zo onder meer kelderde Nederland, mogelijk met de economische belangen van de Rotterdamse haven in het achterhoofd, recent nog de vergunning voor een nieuwe veel milieuvriendelijker ethaankraker in de Antwerpse haven. Nederland blijkt ook steeds wispelturiger beleid te voeren. Zo wordt de 30-procentregeling verder versoberd in een tijd dat grensoverschrijdende tewerkstelling juist aan belang lijkt te winnen. Onder meer druk vanuit vakbondshoek speelde daarbij een rol. Zij zien zelfs ook op dit terrein weer ongelijke netto beloning als ongewenst effect. Onbegrijpelijk als u het mij vraagt én gelukkig deelt het Hof van Justitie van de EU hierin de mening van het Nederlands-Belgisch Centrum. Gelukkig staat Europa aangaande al die tegengestelde grensoverschrijdende belangen, steeds nadrukkelijker wél aan de zijde van de gewone burger. Een politica die al tientallen jaren de Europese belangen van burgers op het voorplan tracht te brengen is Nederlandse Sophie in ’t Veld. Zij stapte vorig jaar, naar eigen zeggen omwille van een steeds gebrekkiger Europese visie bij haar partij D’66, over naar de Belgische Volt-lijst. Met Sophie, maar ook met onder meer Caroline De Gruyter en voormalig Belgisch ambassadeur in Nederland Dirk Achten, konden we ruim van gedachten wisselen. Een van die gedachten is de door Antwerps burgemeester Bart De Wever gewenste hereniging van de zuidelijke Nederlanden. De meningen daarover, zo mochten we ervaren, zijn alvast sterk verdeeld. Dit alles en nog veel meer, hebben we weer gebundeld in deze nieuwe editie van het voorliggende magazine. Mij rest u dan ook veel leesplezier en alvast een voorspoedig en gezond 2024 toe te wensen.

Ivan Cools

3


EEN GREEP UIT DE

P. 8 Willem-Alexander en Máxima op bezoek bij Filip en Mathilde

P. 32 Nederlandse Sophie in 't Veld gaat als lijsttrekker Volt België de Europese verkiezingen in © European Union 2021 - Source : EP

P. 48 De 90-procent voorwaarde dan toch op de schop, afwachten of niet ?

4

FOD Buitenlandse Zaken


EZE WINTEREDITIE

P. 58 Jubileum Infoavond ** 2 5 **

P. 88 Voormalig Belgisch ambassadeur in Nederland en Nederlands-Belgische verschillen

FOD Buitenlandse Zaken

P. 126 Van Costa Blanca Zuid naar Costa Almería Noord

5


6


POLITIEK EN MAATSCHAPPIJ I __________________

7


Willem-Alexander en Máxima op bezoek bij Filip en Mathilde De Nederlandse koning Willem-Alexander en koningin Máxima verbleven van 21 tot 23 juni 2023 in België. Het was overigens het allereerste staatsbezoek van het Nederlandse koningspaar aan België. Dat is opmerkelijk, aangezien wordt aangenomen dat de Oranjes goed bevriend zijn met Filip en Mathilde. Mathilde is bijvoorbeeld de meter van één van de dochters van het Nederlandse koningspaar. De eerste dag van het staatsbezoek werd afgesloten met een staatsbanket in het Kasteel van Laken. Koning Filip hield bij die gelegenheid een toespraak waarin hij de goede samenwerking tussen België en Nederland loofde. Er waren dan ook zakelijke motieven verbonden aan het staatsbezoek, beide landen willen immers economisch meer gaan samenwerken. Koning Filip verklaarde in zijn toespraak dat de lijst van concrete projecten van Belgisch-Nederlandse samenwerking actueel al lang is. Hij verwees onder meer naar de geïntegreerde marines, de alternerende bewaking van het gezamenlijke luchtruim, de binationale haven North Sea Port en de culturele en academische uitwisseling tussen beide landen. Hij onderstreepte ook het belang daarvan in de huidige turbulente tijden waar op internationaal vlak de kaarten stevig door elkaar worden geschud. Naast de Belgische en Nederlandse koning en koningin schoven onder meer prinses Astrid en prins Lorenz, premier Alexander De Croo, alle regionale ministerpresidenten, de Kamer- en Senaatsvoorzitter en verschillende federale ministers mee aan tafel tijdens het staatsbanket.

Moeten de Oranjes straks belasting betalen in Nederland? De Nederlandse koning betaalt geen belasting over zijn inkomen, erfenissen, schenkingen en een deel van het vermogen (dat geld dat gebruikt wordt voor het uitoefenen van hun werk). Het gaat ongeveer om een bedrag van 8,9 miljoen euro per jaar. Ze betalen wel belasting over hun privévermogen. Inmiddels zijn er in Nederland nu al dertien partijen met een (verwachte) vertegenwoordiging in de Tweede Kamer, die vinden dat de koning wél belasting moet gaan betalen. Vier partijen zijn tegen. Om verandering te brengen in de actuele fiscale regelingen die gelden voor het koningshuis is een tweederdemeerderheid in de Tweede Kamer nodig. Het gaat daarbij om aanpassing van artikel 40 van de Nederlandse grondwet. In de grondwet is geregeld dat de koning, zijn voorganger en zijn opvolger, dus Willem-Alexander, Beatrix en Amalia, geen belasting betalen. Omdat echtgenoten ook onder die regeling vallen, betaalt Máxima evenmin belasting.

Nederlands Limburg vreest na tanktoerisme nu ook alcoholtoerisme De Nederlandse provincie Limburg is zeer verontrust over het Nederlandse kabinetsvoornemen om de accijnzen op alcohol per 2024 te verhogen. Het plan houdt volgens de provincie namelijk geen rekening met marktwerking aan de grens. Heel veel horecabedrijven alsook de bierindustrie in Limburg zullen volgens Limburgs Gedeputeerde Staten de effecten vanuit België en Duitsland gaan ondervinden. Goedkopere alcohol uit België en Duitsland zal de marktpositie van Limburgs bier verzwakken, wat finaal zou leiden tot het onderuithalen van Nederlands Limburgse streekproducten. Het college vraagt het demissionaire kabinet daarom helemaal af te zien van de verhoging van de belasting op alcohol.

8


Limburgse grensregio pleit andermaal voor nieuwe (onzinnige) belastingafspraken thuiswerkende grenswerkers Nederland moet betere afspraken maken over het heffen van belasting bij mensen die vanuit huis voor bedrijven over de grens werken. Daarvoor pleiten regio’s langs de grens in een brief aan de verantwoordelijke ministers van Financiën in Duitsland, België en Nederland. Het gaat daarbij om de Euregio Maas-Rijn en het grenspunt Aken-Eurode. Door die afspraken voor de lange termijn moet het werken over de grens volgens hen aantrekkelijk blijven. Thuiswerken is sinds de coronacrisis steeds populairder geworden. Ook al golden in een groot deel van 2022 geen beperkingen meer, toch lag het aantal afgelegde reizigerskilometers voor woon-werkverkeer 22 procent lager dan voor de crisis. Dat meldde het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in juli 2023. Op Europees niveau zijn daarom afspraken gemaakt om grensoverschrijdende thuiswerkende werknemers te beschermen tegen nadelen van het werken over de grens. Het gaat daarbij om de zogenoemde kaderovereenkomst voor toepasselijk sociaalverzekeringsrecht bij telewerk. Voor fiscaliteit geldt evenwel geen regeling, omdat Europa daarvoor niet bevoegd is. Het Nederlands-Belgisch Centrum heeft zich niet aangesloten bij het pleidooi van de grensregio’s. Het centrum is immers van oordeel dat een fiscale thuiswerkregeling overwegend niet wenselijk geacht kan worden, wanneer het belang van de grenswerker centraal wordt gesteld. Grenswerkers zijn door toepassing van een fiscale split doorgaans beter af en begrijpt dan ook de uitgangspunten van de grensregio’s, die naar het oordeel van het centrum onvoldoende kennis van zaken hebben, niet. Het standpunt dat de positie van werknemers zou worden verzwakt en het werken over de grens minder aantrekkelijk zou worden, is volgens het centrum volkomen uit de lucht gegrepen en toont aan dat er andere motieven spelen dan het belang van de individuele grenswerker.

Frankrijk en Zwitserland bereiken akkoord over fiscale thuiswerkregeling grenswerkers Eind juni 2023 hebben Frankrijk en Zwitserland een bilateraal akkoord gesloten over een fiscale thuiswerkregeling voor grenswerkers. De regeling houdt in dat grenswerkers 40 procent thuis kunnen werken, zonder dat dit leidt tot belastingheffing in hun woonstaat. Het Nederlands-Belgisch Centrum is van oordeel dat de regeling een schoolvoorbeeld is van wat alleszins tussen Nederland en België moet worden vermeden. Immers voor sociale zekerheid (kaderovereenkomst telewerk) geldt een thuiswerkregeling tot 50 procent (49,99 procent). Door afwijkende regelingen te sluiten op het terrein van fiscaliteit wordt de grenswerker ook op sociaalrechtelijk terrein gehinderd, immers om een fiscale chaos te vermijden zal niet tot 50 procent thuis kunnen worden gewerkt, doch slechts 40 procent. Dat betekent dus niets minder dan een uitholling van de kaderovereenkomst telewerk.

Bovendien is Europa op advies van het centrum en de Stichting grensarbeid juist afgeweken van de voorgenomen 40 procentregel, omdat deeltijdswerkers of zij die in een vierdagenweek werken daardoor worden benadeeld. De Europese Commissie heeft dit argument ernstig genomen en is daarom uitgekomen op een telewerkregeling van 50 procent. Bovendien is het centrum van oordeel dat om het even welke fiscale thuiswerkregeling voor grenswerkers als onwenselijk kan worden gekwalificeerd. Uit talloze berekeningen komt immers naar voren dat de individuele grenswerker juist beter af is bij het uitblijven van zo’n regeling. Het Nederlands-Belgisch Centrum ijvert daarentegen al jaren voor een ‘pro ratabenadering’ in de fiscaliteit bij het in aftrek brengen van fiscale aftrekposten. Ofschoon dit steeds als onhaalbaar van de hand wordt gewezen door andere actoren, heeft de A-G van de Nederlandse Hoge Raad inmiddels geoordeeld dat de stellingname van het centrum juist nader onderzocht dient te worden, aangezien die volgens de A-G een eerder juiste interpretatie is van de zogenoemde ‘Schumacker-doctrine’.

9


Grensoverschrijdende samenwerking rond klimaat en industrie bij North Sea Port Van 20 tot 22 juni 2023 vond een staatsbezoek plaats van Koning Willem-Alexander en Koningin Máxima aan België. Tegelijkertijd vond de economische missie ‘Klimaattechnologie’ van Nederland naar België onder leiding van minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Liesje Schreinemacher plaats en dit onder leiding van Ingrid Thijssen, voorzitter van werkgeversorganisatie VNO-NCW. Eén van de pijlers van de grensoverschrijdende industriële samenwerking is North Sea Port.

North Sea Port vierde in 2023 haar vijfjarig bestaan als grensoverschrijdende fusiehaven tussen de voormalige havens van Gent en van Zeeland. North Sea Port, de derde Europese haven inzake toegevoegde waarde en de tiende inzake goederenoverslag, nam deel aan de economische missie naar België. North Sea Port is overigens de grensoverschrijdende haven die recent door Koning Willem-Alexander bij de Belgische pers werd omschreven als hét goede voorbeeld van Belgisch-Nederlandse samenwerking.

kan het Nederlandse en Belgische bedrijfsleven hierin uitstekend samenwerken en daarmee een voorloper zijn in Europa en de wereld. Tijdens de laatste Thalassa Top werd reeds uitgesproken dat de havens van de Schelde-Maas delta een krachtige hefboom vormen om de duurzaamheidsomslag te realiseren en dat vanuit hun rol van havens als industriële en logistieke toegangspoorten van Europa. Er moeten daartoe dan wel de nodige bilaterale akkoorden worden gesloten om de samenwerkingsprojecten verder op te schalen, waaronder het spoedig realiseren van een open toegankelijke, grensoverschrijdende infrastructuur voor zowel waterstof, CO2 als elektriciteit én dienen regelgevende belemmeringen bij voorrang worden weggenomen.

In het havengebied zijn er inmiddels tal van internationale industriële bedrijven die volop investeren. Industrie die zich ook grensoverschrijdend heeft verenigd in ‘Smart Delta Resources’ met heel concrete samenwerkingsprojecten rond CO2-reductie, circulaire economie, duurzame grondstoffen en groene energie en dat met de ambitie een competitieve en klimaatneutrale industrie en haven in de regio te worden tegen 2050.

North Sea Port zou daarmee dan verder kunnen uitgroeien tot een uniek grensknooppunt voor infrastructuur tussen beide landen. Via het water met de bouw van de Nieuwe Sluis in Terneuzen en via de weg werd al een en ander gerealiseerd. Met de spooruitbreiding tussen Gent en Terneuzen in het verschiet komt daar nog een hefboom bij en voor waterstofinfrastructuur hebben Fluxys en Gasunie de grensverbinding voor het pijpleidingennetwerk in het hele havengebied al bepaald in de periode 2026-2027.

De uitrol van waterstof, de afvang en het gebruik en de opslag (CCUS) van CO2, elektrificatie (met de windmolenparken op zee in Nederland en België) én de bijbehorende infrastructuur zijn cruciaal voor het bereiken van deze klimaatdoelen. Omdat dit essentieel is voor de verdere ontwikkeling van de Nederlandse en Belgische industrie, gebeurt dit best over de grens heen. Volgens bronnen binnen North Sea Port

10


Subsidies voor kleinere ondernemingen via CrossRoads Vlaanderen-Nederland Op 1 september 2023 opende de eerste subsidieoproep van CrossRoads Vlaanderen-Nederland. Kleine en middelgrote ondernemingen die over de landsgrenzen heen samenwerken en innoveren kunnen subsidie aanvragen voor innovaties die maatschappelijke uitdagingen aanpakken.

Maatschappelijke uitdagingen stoppen niet aan de landsgrenzen. Kwesties als duurzaamheid, energie-efficiëntie, technologische vooruitgang en gezondheidszorg vereisen gezamenlijke inspanningen vanuit verschillende perspectieven en expertisegebieden. Om deze uitdagingen aan te pakken, helpt het om de handen ineen te slaan en grensoverschrijdend krachten te bundelen. Daarom zet Crossroads Vlaanderen-Nederland de komende jaren in op grensoverschrijdende samenwerking en ondersteunt het tussen 2023 en 2029 kleine en middelgrote bedrijven met het realiseren van hun innovaties gericht op maatschappelijke noden. De aandacht gaat daarbij uit naar de maatschappelijke transitieprioriteiten die in beide landen bovenaan de agenda staan, waaronder duurzaam ondernemen, duurzame energie, industrie 4.0 en gezondheid. Via Crossroads Vlaanderen-Nederland wordt zo bijna 25 miljoen euro geïnvesteerd in de Vlaams-Nederlandse grensregio.

CrossRoads Vlaanderen-Nederland project zouden er daarom bruggen gebouwd kunnen worden tussen Vlaanderen en Nederland. Met het project wordt daarom getracht ondernemers grensoverschrijdend te stimuleren in hun zoektocht naar de perfecte complementaire partners om zo tot gezamenlijke innovaties te komen. In werkelijkheid zijn het vooral grotere bedrijven die gemakkelijk over de grens kijken. Het netwerk van kleine en middelgrote ondernemers stopt nog te vaak aan de landsgrens. Als een ondernemer wil innoveren en op zoek gaat naar complementaire partners, worden kansen over de grens vaak gemist. Daar wil men nu met CrossRoads het bestaande potentieel in de grensregio een duwtje in de rug geven.

Volgens Astrid Bronswijk, manager Europese Fondsen van het Nederlands ministerie van Economische Zaken en Klimaat, deInnoverende ondernemers laten zich volgens de bevoegde len Vlaanderen en Nederland een lange grens en moet het dan Vlaamse minister voor Innovatie niet binden door landsgrenzen ook meer vanzelfsprekend worden om elkaar te vinden over die en zoeken ze ook daarbuiten partnerschappen op. Met het grens heen.

11


Tanktoerisme over de grens kost Nederland miljoenen Op 20 september 2023 heeft Nederlands staatssecretaris van Financiën Marnix Van Rij (CDA) geantwoord op vragen van Kamerlid Pieter Omtzigt over de verwachte grenseffecten van de stijgingen van de accijnzen op brandstof.

Volgens de staatssecretaris kan slechts een grove inschatting gegeven worden van het negatieve effect op de accijnsopbrengsten doordat mensen gaan tanken over de grens. Dit komt volgens de beleidsman neer op tussen 122 miljoen en 207 miljoen aan lagere accijnsopbrengsten per jaar voor benzine en tussen de 32 miljoen en 136 miljoen aan lagere accijnsopbrengsten per jaar voor diesel.

Voorts zijn er volgens de staatssecretaris op Europees niveau minimumbelastingniveaus voor de brandstofaccijns, maar zijn lidstaten vrij om hogere accijns te heffen. Hij stelt daaromtrent nog dat de brandstofaccijnzen in omringende landen niet bepalend zijn voor de Nederlandse accijnstarieven, maar wel worden meegewogen bij het vormen van beleid. Van Rij stelt daaromtrent dat de hoogte van accijnstarieven op brandstof primair budgettair zijn ingegeven, en daarnaast een belangrijk instrument vormen om de externe kosten van het gebruik van brandstof te beprijzen én zou ook het effect op de lasten voor burgers en bedrijven meegewogen worden.

Volgens de staatssecretaris laat een studie daaromtrent zien dat de verlaagde accijns in de periode vanaf september 2022 op jaarbasis heeft geleid tot naar schatting tussen de 128 miljoen en 215 miljoen liter extra liter benzine en tussen de 50 en 160 liter diesel. Dit betreft tussen de 1 en 4 procent van de totale verkopen in Nederland. De verwachting is dat de in het afgelopen jaar extra verkochte liters weer verschuiven naar het buitenland als de accijnzen omhoog gaan per 1 januari 2024, al zou dit voor een deel al gebeurd zijn bij de verhoging per 1 juli 2023. Per 1 januari 2024 zal het prijsverschil naar verwachting groter worden dan in de meetperiode door indexering van de tarieven. De studie geeft geen informatie wat het extra effect daarvan zal zijn.

Kortom, Nederland laat zich in haar beleid niet écht leiden door het beleid in de buurlanden die bij het wegen van hun belangen een andere keuze maken dan Nederland, waardoor de accijnstarieven op brandstof per land kunnen verschillen.

12


Nederlandse verkeersboetes fors hoger dan Belgische Het Nederlandse kabinet heeft onlangs besloten de verkeersboetes nogmaals met 10 procent te verhogen vanaf 2024, waar al een verhoging van 8,6 procent van toepassing was in 2023. Zo zal het in de hand houden van je telefoon tijdens het rijden 420 euro gaan kosten (in België is dat 174 euro), onnodig links rijden op de snelweg 270 euro (in België niet van toepassing) en 20 kilometer te hard rijden in de bebouwde kom 240 euro (in België 172 euro). Bij werkzaamheden in de bebouwde kom stijgt dat bedrag zelfs naar 323 euro. Het Nederlandse Openbaar Ministerie ziet de stijgingen met enige verbazing aan en waarschuwde eerder nog dat als de boetes niet met 30 procent verlaagd zouden worden, het verzet daartegen in de maatschappij tot spanningen zou kunnen leiden. Nog volgens het Openbaar Ministerie worden lichte verkeersovertredingen in Nederland inmiddels net zo hoog beboet als serieuze strafzaken. Voor een mishandeling wordt bijvoorbeeld vaak zo’n 400 euro opgelegd, terwijl parkeren op een gehandicaptenplaats straks in Nederland een boete van 490 euro oplevert (in België is dat 116 tot 160 euro). Het Nederlandse kabinet heeft echter extra geld nodig omdat er een gat in de begroting van het ministerie van Justitie en Veiligheid is ontstaan, door onder meer onderhoud aan flitspalen en trajectcontroles. Omdat er minder geflitst is kwam er in 2023 zowat 150 miljoen euro minder binnen dan waar het Nederlandse ministerie op had gerekend, zo blijkt uit de Voorjaarsnota.

Niet alleen duwt het Nederlandse kabinet er 10 procent bovenop, ook wordt daarbij royaal afgerond naar boven. Een verkeersboete van bijvoorbeeld 240 euro kost straks dus geen 264 euro, maar 270 euro. Alleen boetes van voorheen 110 euro worden wel naar beneden afgerond. Het nieuwe bedrag wordt niet 121 euro, maar 120 euro.

De Nederlandse regering hoopt vanaf 2028 in totaal 59 miljoen euro te kunnen incasseren via verkeersboetes. Dat zou onder meer moeten komen door het uitbreiden van het aantal digitale flitspalen en ‘focusflitsers’, die dag en nacht controleren op telefoongebruik in de auto. Ook de vervanging van een groot aantal trajectcontrolesystemen is tegen die tijd afgerond.

Nederland sluit zich bij Vlaanderen aan in PFAS-zaak tegen 3M Het Nederlandse ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft zich goed twee maanden geleden aangesloten bij Vlaanderen in een zaak tegen chemieconcern 3M, dat jarenlang giftige PFAS-stoffen in de Schelde heeft geloosd. Nederland doet dit omdat het naar eigen zeggen ook last heeft van de PFAS-lozingen. Volgens Vlaams minister van Omgeving Zuhal Demir (N-VA) wordt 3M door de Nederlandse beslissing verder geïsoleerd en bokst het niet op tegen één, maar twee regeringen. Vlaanderen besloot dat 3M zelf de PFAS-vervuiling moet opruimen en de verspreiding moet tegengaan, maar daartegen ging 3M in beroep bij de Vlaamse Raad van State. Als extra partij kan Nederland wat betreft argumenten meer gewicht in de schaal leggen en zorgen dat 3M alsnog de PFAS-vervuiling moet opruimen.

Nederland heeft een verzoekschrift ingediend om zich als tussenkomende partij op te werpen. Maatregelen opgenomen in het bestreden besluit raken de belangen van de Nederlandse Staat, is de redenering. De Nederlandse Staat heeft er belang bij dat de PFASvuilvracht die van het 3M-terrein, via de Palingbeek, naar de Schelde stroomt, zo veel mogelijk wordt beperkt. Net zoals ze belang heeft bij alle andere saneringen die de Vlaamse overheid aan 3M oplegt.

Eerder stelde Nederland zelf al 3M aansprakelijk voor schade. De Nederlandse Staat wil de schade verhalen die 3M heeft aangericht in de Schelde. De lozingen leiden daar tot zorgen bij omwonenden en financiële schade bij vissers, zei minister van Infrastructuur en Waterstaat Mark Harbers (VVD) eerder al in mei. Harbers vindt dat de vervuilers moeten betalen, niet de gebruikers en beheerders en het aansprakelijk stellen van 3M past volgens de beleidsman bij dat uitgangspunt.

13


Hoe België in fiscale zin kijkt naar thuiswerkende grensarbeider en het al dan niet ontstaan van een vaste inrichting Belgische federaal Kamerlid Wim Van der Donckt (N-VA) heeft vragen voorgelegd aan de Belgische minister van Financiën Vincent Van Peteghem (CD&V) aangaande de situatie in fiscale zin van telewerkende grensarbeiders. Hieronder de vragen en antwoorden.

Tijdens de debriefing van de Ecofinraad van 16 en 17 januari 2023 verklaarde u dat u de aandacht wil vestigen op een Europese opvolging van de OESO-discussies over fiscaliteit van grensoverschrijdend telewerk. Dit lijkt ons de lange weg om de fiscale problemen van grensoverschrijdend telewerk aan te pakken. Bilaterale oplossingen leiden nu al tot snellere oplossingen. Ook unilateraal kan België maatregelen nemen die het telewerk voor grensarbeiders kunnen faciliteren. In hoofde van de werknemer stelt zich uitsluitend de vraag in welk land zijn arbeidsinkomen ingevolge telewerk zal belast worden. Echter voor de buitenlandse werkgever kan grensoverschrijdend telewerk door een Belgische werknemer extra administratieve gevolgen hebben. Ook die verdienen aandacht opdat een buitenlandse werkgever Belgische werknemers zou toelaten om te telewerken. Daarom leg ik u hiernavolgende vragen voor:

De minister heeft hierop als volgt geantwoord: Voor wat betreft uw vraag 1a, wordt in het kader van de dubbelbelastingverdragen met respectievelijk Duitsland, Frankrijk, Luxemburg en Nederland de woning die een in België wonende werknemer gebruikt om zijn activiteit in loondienst uit te oefenen voor een werkgever die in een van deze staten woont, slechts beschouwd als een vaste inrichting in materiele zin (een vaste bedrijfszetel door middel waarvan een onderneming haar activiteit geheel of gedeeltelijk uitoefent) indien deze woning ter beschikking wordt gesteld van de werkgever en op voorwaarde dat de in deze woning uitgeoefende activiteiten geen voorbereidend of ondersteunend karakter hebben. De woning van de werknemer wordt niet geacht ter beschikking te zijn van zijn werkgever indien de aanwezigheid van de werkgever in de woning van de werknemer via telewerk zo discontinu of occasioneel is dat deze woning niet als een bedrijfsvestiging van de werkgever kan worden beschouwd. Voor een in België wonende werknemer die zijn activiteit gewoonlijk in Duitsland, Frankrijk, Luxemburg of Nederland uitoefent en die ook thuis werkt zonder dat het merendeel van zijn taken daar wordt verricht, is de aanwezigheid van zijn werkgever bij hem thuis niet continu genoeg om te oordelen dat die werkgever de beschikking heeft over die woning. Wanneer het telewerken continu wordt uitgevoerd (meer dan 50 procent van de arbeidstijd), wordt de woning van een inwoner van België alleen geacht ter beschikking te zijn van zijn werkgever als de werknemer niet de mogelijkheid krijgt om vanuit een ander kantoor te werken in het buitenland, of als het kantoor dat hij daar heeft in de praktijk nauwelijks wordt gebruikt. De woning van de werknemer, ook al wordt deze ter beschikking gesteld van zijn werkgever, wordt niet beschouwd als een vaste inrichting van die werkgever indien de door de werknemer verrichte werkzaamheden van voorbereidende aard zijn of het karakter van hulpwerkzaamheid hebben. Met dergelijke werkzaamheid wordt bedoeld een activiteit die de wezenlijke en belangrijke activiteit van de onderneming in haar geheel ondersteunt, maar er geen deel van uitmaakt. Veel activiteiten in loondienst die door werknemers van bedrijven in het kader van telewerken voor deze bedrijven worden verricht, kunnen als ondersteunende activiteiten worden beschouwd, zoals secretariaatswerkzaamheden, interne boekhouding, personeelszaken of informatietechnologie.

1. Doet grensoverschrijdend thuiswerk door een Belgische Rijksinwoner die geen bevoegdheid heeft om overeenkomsten te sluiten in hoofde van zijn buitenlandse werkgever: a.

b.

een vaste inrichting ontstaan volgens de dubbelbelastingverdragen met Nederland, Duitsland, Groothertogdom Luxemburg en Frankrijk? een Belgische inrichting ontstaan volgens artikel 229 WIB92?

2. Verschilt uw antwoord op voorgaande vraag naargelang de werknemer al dan niet een thuiswerkvergoeding krijgt van zijn buitenlandse werkgever? 3. Dient de buitenlandse werkgever jaarlijks een BNIaangifte in te dienen indien hij een Belgische werknemer die geen handtekeningsbevoegdheid heeft, toelaat thuis te werken? 4. Dient de buitenlandse werkgever een Belgische boekhouding te voeren, jaarlijks een inventaris op te stellen en indien de werkgever een buitenlandse vennootschap is een jaarrekening neer te leggen, ingevolge thuiswerk door een Belgische werknemer die geen handtekeningsbevoegdheid heeft? Zo ja, is het niet opportuun om de Koning overeenkomstig artikel 320/1 WIB92 aan te zetten te voorzien in een vrijstelling van deze boekhoudkundige verplichtingen wanneer de buitenlandse werkgever thuiswerk toelaat aan een Belgische werknemer die geen handtekeningsbevoegheid heeft voor zijn buitenlandse werkgever?

14


Voor wat betreft uw vraag 1b kan er in de huidige stand van de wetgeving niet worden uitgesloten dat in geval van thuiswerk door een Rijksinwoner voor een buitenlandse werkgever er sprake kan zijn van een Belgische inrichting in de zin van artikel 229 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92). De vraag of er al dan niet sprake is van een Belgische inrichting kan enkel worden beantwoord aan de hand van de toetsing van de situatie aan de juridische en feitelijke omstandigheden eigen aan het concrete geval. Bij die toetsing moet onder meer rekening worden gehouden met het feit dat de werknemer al dan niet een machtiging bezit om namens de onderneming overeenkomsten te sluiten.

Voor wat betreft uw vraag 4 geldt dat krachtens artikel 320/1 WIB 92 elke in artikel 227, 2°, WIB 92 bedoelde belastingplichtige die winst voortbrengt in de zin van artikel 228, § 2, 3°, WIB 92, in België, door middel van een in artikel 229 WIB 92, bedoelde Belgische inrichting, ertoe gehouden is, met het oog op het bepalen en het nazien van hun fiscale toestand, een boekhouding te voeren, een inventaris op te stellen en een jaarrekening bij te houden overeenkomstig het Belgische boekhoudrecht. Indien de belastingplichtige, in België, onderworpen is aan de belasting van niet-inwoners, zijn deze verplichtingen beperkt tot de verrichtingen, bezittingen, rechten, vorderingen, schulden, verplichtingen van welke aard ook die verbonden zijn aan bovenvermelde Belgische inrichting. De wet biedt de Koning de mogelijkheid de volledige of gedeeltelijke vrijstellingen van de hiervoor vermelde boekhoudkundige verplichtingen te voorzien, in de mate dat deze niet noodzakelijk zijn voor de controle en vaststelling van de belastbare basis. Een dergelijke vrijstelling is momenteel niet aangenomen voor de bovengenoemde gevallen.

Voor wat betreft uw vraag 2 geldt dat het feit dat de werknemer al dan niet een thuiswerkvergoeding krijgt van zijn buitenlandse werkgever, voor de toepassing van artikel 229 WIB 92, niet relevant is, maar kan bevestigen dat er effectief thuiswerk is. Voor wat betreft uw vraag 3 geldt dat indien, gelet op de feitelijke en juridische omstandigheden, moet worden aangenomen dat de buitenlandse werkgever die een Rijksinwoner tewerkstelt, een Belgische inrichting heeft in de zin van artikel 229 WIB 92, waarvoor de belasting wordt gevestigd overeenkomstig artikel 233 WIB 92, wegens het telewerken van deze werknemer, er dan rekening mee moet worden gehouden dat er door deze werkgever, in België, een aangifte in de belasting van niet-inwoners moet worden ingediend overeenkomstig artikel 305 WIB 92.

15


Problemen aangiften niet-inwoners onderwerp van parlementaire vragen Belgisch federaal Minister van Financiën Vincent Van Peteghem (CD&V) heeft geantwoord op vragen van Kamerlid Wim Van der Donckt (N-VA), aangaande de situatie van gehuwden in de aangifte van belastingplichtigen nietinwoners (BNI)

Wanneer gehuwden via Tax-on-Web een aangifte willen indienen, kunnen de echtgenoten de burgerlijke status van alleenstaande onmogelijk wijzigen naar deze van een gehuwde of feitelijk gescheiden persoon (feitelijke scheiding is een sub vari- 6) ante van de gehuwden). Gehuwden moeten contact opnemen met de belastingadministratie om de andere echtgenoot aan de aangifte te laten toevoegen, wat in de meerderheid van de gevallen geweigerd wordt dan wel gepaard gaat met zware eisen wat betreft de bewijsvoering omtrent het huwelijk. In geval van een buitenlands huwelijk legt dit een zware admini7) stratieve last op het gezin voor het bekomen van de benodigde buitenlandse documenten, vertalingen en legalisaties. Dit alles doet zich niet voor bij een papieren aangifte waar de andere echtgenoot op eenvoudige wijze kan worden toegevoegd zonder administratieve beperkingen. De digitale aangifte wijkt op dit vlak fundamenteel af van de papieren aangifte. Het is blijkbaar ook niet mogelijk om een digitale aangifte in de personenbelasting te vervangen door een digitale aangifte nieta) inwoners en omgekeerd wanneer dit op basis van de feiten aangewezen is. Door de invoering van het nieuwe stelsel van ingekomen belastingplichtigen en ingekomen onderzoekers ondergaan heel wat belastingplichtigen naargelang de gemaak- b) te keuze een wijziging van de inkomstenbelasting waaraan zij zijn onderworpen. c) De Kamervragen luidden als volgt: 1)

2)

3)

4)

5)

Is de Tax-on-Web-aangifte die niet de mogelijkheid biedt om de code alleenstaande (1001) te wijzigen naar de code gehuwde (1002) en om de rubrieken voor de andere echtgenoot aan de aangifte toe te voegen, opgemaakt conform het model, dat in het Belgische Staatsblad wordt gepubliceerd? Is een aangifteformulier dat niet conform de wet is opgemaakt een in wezen ongeldig aangifteformulier waardoor de aangiftetermijn niet begint te lopen? Indien één echtgenoot, voor het voorgaand aanslagjaar, bij de elektronische aangifte gekozen heeft voor een aangifte via Tax-on-Web en de andere (buitenlandse) echtgenoot geen aangifte indiende of koos voor het daaropvolgend aanslagjaar een aangifte op papier in te dienen, kan de administratie dan ten aanzien van beide echtgenoten samen weigeren een papieren aangifte (met het oog op een gemeenschappelijke aangifte) op te sturen als de echtgenoten dit vragen? Bent u het eens dat de aangiftetermijn van minimum een maand maar begint te lopen voor gehuwden die een gemeenschappelijke aangifte moeten indienen, nadat ofwel een aangifte via Tax-on-Web kan worden ingediend dan wel zij een papieren aangifte hebben ontvangen? Waarom is het niet mogelijk voor een belastingplichtige om een digitale aangifte in de personenbelasting te

vervangen door een digitale aangifte niet-inwoners/ natuurlijke personen en omgekeerd wanneer dit op basis van de feiten aangewezen is? Kan men tijdens de aangifteperiode op eenvoudige wijze digitaal overgaan van het ene mandaattype tussen PB enerzijds en BNI anderzijds naar het andere? Indien niet, waarom niet aangezien dit onderscheid voor de belastingplichtige zelf in wezen geen enkele relevantie heeft? Om een aangifteformulier in de personenbelasting te wijzigen in een BNI-aangifteformulier/Nat.Pers. of omgekeerd, moet men telkens terugvallen op een uiterst omslachtige methode via overleg met de betrokken diensten (die onderling niet blijken te communiceren). Niet zelden weigert de administratie om gevolg te geven aan het verzoek om een papieren aangifte uit te reiken wanneer het onmogelijk blijkt te zijn om via Taxon-Web de juiste digitale aangifte ter beschikking te stellen aan de belastingplichtigen: Welke dienst is bevoegd om een Tax-on-Webaangifteformulier in de personenbelasting te wijzigen in een Tax-on-Web-BNI-aangifteformulier? Welke dienst is bevoegd om een Tax-on-Webaangifteformulier in de BNI/Nat.Pers. te wijzigen in een Tax-on-Web-aangifteformulier in de personenbelasting? Bent u het eens dat als een belastingplichtige een aangifteformulier voor de personenbelasting of BNI/ nat.pers. voorgesteld krijgt in Tax-on-Web en hij van mening is dat hij de andere aangifte moet invullen en hij dit formulier aanvraagt (in principe uiterlijk op 1 juni van het jaar waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd), de aangiftetermijn van minimum een maand pas begint te lopen nadat hij het andere aangifteformulier op papier heeft ontvangen dan wel via Tax-on-Web het aangifteformulier ter beschikking is gesteld?

De antwoorden van de minister: Voor wat betreft de vragen 1 en 2 geldt dat het aangifteformulier bij Koninklijk Besluit wordt vastgelegd en jaarlijks gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. De aangiften die ter beschikking worden gesteld van de belastingplichtige, hetzij via Taks-on -web, hetzij in de papieren versie zijn inhoudelijk conform aan het aldus vastgelegd aangifteformulier en dus geldig. In Tax-onweb wordt de voorvulling van de 1001/1002-codes van de aangifte vastgesteld op basis van gegevens die zijn verstrekt door de Sitran-toepassing en authentieke bronnen (gemeenten, Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, enz…). Voor wat betreft vraag 3 geldt dat er tot op heden geen verplichting bestaat om de aangifte in de personenbelasting (PB) of de aangifte in de belasting van niet-inwoners / natuurlijke personen (BNI-natuurlijke personen) digitaal in te dienen.

16


Belastingplichtigen kunnen er voor kiezen de aangifte niet elektronisch maar op papier in te vullen en in te dienen. Wanneer de belastingplichtigen de administratie verzoeken om een papieren aangifteformulier, moet hen dit worden toegestuurd.

nen tot Tax-on-web PB of BNI-natuurlijke personen. Daarom kan dat niet rechtsreeks gebeuren door de belastingplichtige. Voor wat betreft vraag 6 geldt dat er momenteel twee mandaten beschikbaar zijn voor Tax-on-web: PB en/of BNInatuurlijke personen. Over het algemeen hebben mandatarissen twee mandaten voor elke klant en kan dus makkelijk worden overgegaan.

Voor wat betreft vraag 4 geldt dat belastingplichtigen die er voor kiezen hun aangifte in de PB of in de BNI-natuurlijke personen niet elektronisch in te dienen, maar op papier en die geen papieren aangifte hebben ontvangen, volgens de huidige stand van de wet uiterlijk op 1 juni van het jaar waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd een aangifteformulier op papier moeten aanvragen (art. 308, 63, WIB 92). Ook in dit geval geldt de regel dat de termijn waarover de belastingplichtige moet beschikken voor het indienen van zijn aangifte niet korter dan één maand mag zijn te rekenen vanaf de verzending ervan (art. 308, §1, WIB 92). Deze minimale termijn geldt inderdaad ook voor aangiften die via Taxon-web worden ingediend. Die digitale aangifte wordt door de administratie jaarlijks tijdig ter beschikking gesteld. De minimum indieningstermijn van één maand vanaf de terbeschikkingstelling van beide types aangifte wordt aldus steeds gerespecteerd.

Voor wat betreft de vragen 7.a. en 7.b. geldt dat de belastingplichtige die zijn aangiftetype wil wijzigen, zich moet wenden tot de behandelende ambtenaar van zijn huidig dossier, hetzij in de personenbelasting, hetzij in de BNInatuurlijke personen. Na het aanreiken van de nodige bewijsstukken door de belastingplichtige en een analyse door de behandelende ambtenaar zal deze het aangiftetype wijzigen. Voor wat betreft vraag 7.c. geldt dat indien de belastingplichtige een aangifteformulier moet aanvragen voor een andere belasting dan waarvoor hij een aangifte heeft ontvangen (in principe uiterlijk op 1 juni van het jaar waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd), dan mag de termijn bepaald voor het indienen inderdaad niet korter zijn dan één maand te rekenen vanaf de verzending van het formulier.

Voor wat betreft vraag 5 geldt dat de overgang van een aangifte in de PB naar een aangifte in de BNI-natuurlijke personen en vice versa, niet rechtsreeks mogelijk is in Tax-on-web, aangezien die is gebaseerd op gegevens uit de Entiteittoepassing die de PB/BNI-natuurlijke persoonsstatus van het elektronische dossier van een belastingplichtige bepaalt. Een herbeoordeling van de belastingstatus van de belastingplichtige in de Entiteit-toepassing is vereist om toegang te verle-

17


Gepensioneerde Nederlandse grensarbeiders ontvangen ten onrechte Belgische BNI-aangifteformulieren Tradities zijn er om te respecteren, zo ook moet de Belgische fiscus hebben gedacht. Inderdaad naar jaarlijkse gewoonte ontvingen heel wat BNI-belastingplichtige inwoners van Nederland die in België werken, niet of niet-tijdig een BNIaangifteformulier. Wél ontvingen tal van al jaren gepensioneerde grensarbeiders die een Belgische pensioenuitkering ontvangen waarover ze in hun woonland Nederland belastingplichtig zijn, onbedoeld een BNI-aangifteformulier. Ofschoon de bevoegde minister van Financiën Vincent Van Peteghem zijn uiterste best doet om de aangifteperikelen van grensarbeiders te minimaliseren, blijft jaar na jaar een en ander mislopen in de uitvoeringspraktijk. Wél dient gezegd dat de bevoegde ambtenaren van de BNIafdeling, die hiertoe overigens geen enkele schuld treffen, steeds nadrukkelijk en bereidwillig reageren wanneer de problemen worden aangekaart.

Bereikbaarheid applicaties FOD Financiën nog steeds niet optimaal Heel wat cijferberoepers in België klagen al jaren over de functionaliteit en bereikbaarheid van de online applicaties van de FOD Financiën. Bevoegd minister van Financiën Vincent Van Peteghem (CD&V) legt daarenboven steeds stringentere tijdsloten op aan de dienstverleners. Die laatsten zijn hoogst ontevreden over het beleid van Van Peteghem, die zich al te rigide blijft opstellen en niet luistert naar de signalen uit het veld. Hier en daar werd al geopperd dat alle accountants gewoon een tijdlang het werk zouden moeten neerleggen, zodat de diensten van Financiën zelf aan den lijve zouden ondervinden hoe cruciaal een goede samenwerking met accountants is.

Autokeuring neemt smeergeld aan voor snelle afspraak "Morgen is er een plaatsje, voor iemand die 50 euro toesteekt" Wie een afspraak voor de autokeuring wil maken, moet vaak maandenlang wachten. Al geldt dat niet voor iedereen. Uit onderzoek van deze krant blijkt immers dat er werknemers van keuringsstations en garages zijn die snelle keuringen ‘verkopen’ voor een flinke som geld. De koepelfederatie van autokeurders en het kabinet van Vlaams minister van Mobiliteit Lydia Peeters zijn op de hoogte.

18


Belgische jongeren niet meer welkom in openluchtzwembaden Terneuzen De voorbije jaren hekelde in het bijzonder de Vlaamse kustgemeente Knokke de overlast door Nederlandse jongeren. Maar afgelopen zomer beperkte de Nederlandse grensgemeente Terneuzen de toegang in de openluchtzwembaden tot zwemmers uit de eigen gemeenten en de buurgemeenten, na toenemende incidenten waarbij Belgische jongeren overlast veroorzaakten. Nadat eerst al enkele Oost-Vlaamse gemeenten maatregelen namen tegen de overlast van grote groepen jongeren uit hoofdzakelijk Brussel, besloten die afkoeling te gaan zoeken net over de grens in Terneuzen. Echter ook daar zorgden die jongeren al snel voor de nodige overlast, waarbij het ging van schermutselingen en vechtpartijtjes tot open vuur en ontlasting in de bosjes. De gemeenteraad van Terneuzen nam daarop maatregelen en weigerde prompt de toegang aan Belgische jongeren, al werd een uitzondering gemaakt voor jongeren uit de Vlaamse buurgemeenten, die wel nog welkom waren. Bevoegd Vlaams minister Benjamin Dalle (CD&V) hekelde op zijn beurt de Nederlandse maatregelen, door te stellen dat ze ‘disproportioneel en overdreven’ waren. Hij meent dat de boel dichttimmeren en mensen weigeren op basis van woonplaats wat hem betreft ‘een fout principe’ is.

Nederland, België en Luxemburg houden strategisch overleg over fiscale samenwerking Op uitnodiging van het Nederlandse voorzitterschap van de Benelux Unie kwamen vertegenwoordigers van de ministeries en belastingdiensten van de drie landen op 28 november bijeen op het ministerie van Financiën in Den Haag voor het Benelux strategisch overleg over fiscale samenwerking en fraudebestrijding. Onder voorzitterschap van adjunct-secretaris-generaal van de Benelux, Michel-Etienne Tilemans, maakten de delegaties de balans op van de activiteiten in 2023 en stelden ze de doelstellingen voor 2024 vast. Een van de belangrijkste resultaten van 2023 jaar was een bijeenkomst op hoog niveau van vertegenwoordigers van de ministeries van Financiën, die plaatsvond op 20 april. Het belangrijkste onderwerp van deze bijeenkomst waren de bestaande problemen met betrekking tot de regelgeving voor grensoverschrijdend telewerken. In het kader van de samenwerking tussen de belasting- en douanediensten vond in oktober een gezamenlijke bijeenkomst plaats, waarop de Europese Commissie het BTW-pakket voor e-handel presenteerde met de uitbreiding die was voorzien in het voorstel voor ‘BTW in het digitale tijdperk’, evenals de ontwerphervorming van het EU-douanewetboek. Tijdens het strategisch overleg keurden de landen ook de activiteiten goed die gepland zijn in de verschillende werkgroepen voor 2024. In 2024 zal de fiscale samenwerking worden voortgezet onder het voorzitterschap van België, dat in de eerste helft van het jaar ook het voorzitterschap van de Europese Unie zal waarnemen. In deze context blijft de strijd tegen de btw-kloof een politieke prioriteit. In het eerste kwartaal van 2024 zal een nieuw symposium over de btw-kloof worden georganiseerd.

19


20


Events I __________________

21


BHBC-meeting 8 september 2023 Op 8 september 2023 vond in de Martinushoeve te Zandvliet de jaarlijkse BHBC-meeting plaats. Wijzigingen in het dubbelbelasting verdrag werden doorgenomen door Ivan Cools (NBC) terwijl Lode Van Steenkiste (RSZ) de kaderovereenkomst grensoverschrijdend telewerk besprak. Aansluitend lichtten Nancy Slegers (BDO) en Kurt van Heerewaarden (Van Oers International) het nieuw artikel 14 (niet-zelfstandige arbeid) nader toe. Een boeiende en interessante ochtend.

22


23


24


POLITIEK EN MAATSCHAPPIJ II __________________

25


Nederland keldert vergunning voor milieuvriendelijke ethaankraker in Antwerpse haven Grote consternatie in Vlaanderen afgelopen zomer, de Raad voor Vergunningsbetwistingen vernietigde immers de omgevingsvergunning voor de veelbesproken nieuwe ethaankraker ‘Project One’ die chemiereus Ineos wil bouwen in de haven van Antwerpen.

Begin juni 2022 ontving chemiebedrijf Ineos Olefins Belgium (IOB) van de Vlaamse Regering een omgevingsvergunning voor de bouw van een nieuwe ethaankraker in de haven van Antwerpen. Met het miljardenproject ‘Project One’ wil Ineos ethaan omzetten in ethyleen, een van de basisgrondstoffen voor de productie van plastic. Naast enkele milieuverenigingen, dienden ook de Nederlandse provincies Noord-Brabant en Zeeland een vernietigingsberoep in bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen. Volgens beide Nederlandse provincies werd het Ineos-project immers vergund zonder dat de effecten van de bijkomende stikstofdepositie passend werden onderzocht. Het is in de zaak van de provincie Noord-Brabant dat de Raad zich in juli 2023 inhoudelijk uitsprak en de Nederlandse provincie gelijk gaf.

‘ontoereikend’ is. Zo voldoet de studie die Ineos zelf heeft toegevoegd volgens de Raad niet aan de vereisten die het Hof van Justitie van de EU stelt en houdt ze onvoldoende rekening met de instandhoudingsdoelstellingen van het natuurgebied. Nochtans zou de krakerinstallatie van Ineos een ‘state of the art’ fabriek worden die zou voldoen aan de strengste voorwaarden. Havenschepen Annick De Ridder (N-VA) reageerde teleurgesteld en stelde dat Antwerpen langzamerhand een streep kan trekken door haar industrie. Vlaams minister van Omgeving Zuhal Demir (N-VA) stelde het arrest te laten analyseren. Vlaams minister van Landbouw en belangenbehartiger van de Boerenbond Jo Brouns (CD&V) stelde op zijn beurt dat de uitspraak een bevestiging zou zijn van de verschillende stikstofbehandeling tussen landbouw en industrie. Hij gaf evenwel meteen ook mee dat de Belgische rechters gelukkig minder star zouden zijn dan die in Nederland.

Volgens de Raad heeft de Vlaamse Regering ‘niet zorgvuldig beslist waarom de bijkomende stikstofdepositie niet schadelijk is voor de natuur in de Brabantse Wal’, het nabijgelegen natuurgebied over de grens met Nederland. Daarnaast oordeelde de Raad dat een passend onderzoek naar de mogelijke impact op nabijgelegen natuur, in het aanvraagdossier

26


Meer intercitytreinen tussen België en Nederland tegen 2025 Vanaf eind 2024 zullen er dagelijks dubbel zoveel intercitytreinen rijden tussen Brussel en Nederland, 32 in plaats van 16. Er komt een verbinding met nieuwe, snellere treinen die 16 keer per dag zullen rijden. Deze nieuwe verbinding komt bovenop een intercityverbinding tussen Rotterdam en Brussel, die ook 16 keer per dag zal rijden.

Wie nu de intercitytrein tussen Brussel en Amsterdam neemt, doet daar zo'n 2 uur en 45 minuten over. Die reistijd wordt tegen eind 2024 ingekort tot zo'n 2 uur. Dat komt doordat er tegen dan nieuwe, snellere treinen zullen rijden op het traject. Die nieuwe treinen kunnen tot 200 km per uur rijden over de hogesnelheidslijn tussen Antwerpen en Amsterdam. Daarmee komt er een alternatief voor Thalys, dat nu al met hogesnelheidstreinen rijdt tussen Brussel-Zuid en Amsterdam Centraal. De nieuwe treinverbinding tussen Brussel en Amsterdam wordt ook sneller doordat de treinen minder tussenstops zullen maken. Nu stopt de trein bijvoorbeeld nog in de stations Breda, Noorderkempen, Mechelen en Brussels Airport-Zaventem, maar dat gebeurt straks niet meer. Die stations zullen straks nog wel bediend worden, maar dan met een andere trein van de NMBS, die vanaf Rotterdam via Breda zal rijden en bij alle huidige tussenliggende stations zal stoppen.

Om de snellere treinverbinding tussen Nederland en België mogelijk te maken, had de NS vier jaar geleden al 20 nieuwe treinen besteld die geschikt zijn om in België te rijden. Die treinen, Intercity Nieuwe Generatie genoemd, worden tegen 2025 geleverd. Deze nieuwe treinstellen, gemaakt door de Franse fabrikant Alstom, moeten de huidige locomotieven en rijtuigen van de Beneluxtrein vervangen. Het was de bedoeling dat die in 2012 al vervangen zouden worden. Dat moest gebeuren door de Fyra, een nieuwe hogesnelheidstrein die na nog geen twee maanden dienst van het spoor werd gehaald. Omdat die trein, gemaakt door het Italiaanse Ansaldo Breda, met zware technische problemen kampte, werd hij al snel weer vervangen door de oude Beneluxtreinen.

27


Benelux bij de best presterende EU-landen in circulaire economie De Benelux-landen behoren tot de negen EU-lidstaten die op koers liggen om de recyclagedoelstellingen voor 2025 te halen. Dit voor zowel stedelijk afval als verpakkingsafval. Dit staat in een recent rapport van de Europese Commissie. De Benelux-landen doen het dus vrij aardig in deze rangschikking, net als Oostenrijk, Tsjechië, Denemarken, Duitsland, Italië en Slovenië. De andere achttien landen dreigen één of beide doelstellingen voor 2025 niet te halen. Opvallend is dat de drie Benelux-landen voor recyclage van verpakkingsafval al in 2020 boven de 70 procent zaten terwijl de Europese doelstellingen zich richten op targets boven de 65 procent in 2025. Elk jaar produceren Europeanen gemiddeld 530 kg stedelijk afval per persoon (huishoudelijk afval en vergelijkbaar afval van bedrijven). Hoewel het in toenemende mate wordt gerecycleerd en minder wordt gestort, blijft dit afval een van de meest complexe afvalstromen om te beheren. In de EU wordt ongeveer 50 procent van het stedelijk afval gerecycleerd of gecomposteerd en 23 procent gestort. De hoeveelheid verpakkingsafval neemt gestaag toe. Tussen 2013 en 2020 is de hoeveelheid geproduceerd verpakkingsafval in de hele EU met 15 procent gestegen tot bijna 80 miljoen ton. Ongeveer 64 procent van het verpakkingsafval wordt nu gerecycleerd. Meer dan 75 procent van papieren, kartonnen en metalen verpakkingen wordt gerecycleerd, vergeleken met minder dan 40 procent van plastic. De Europese Commissie doet in het rapport aanbevelingen aan landen die nog een weg af te leggen hebben om de Europese doelstellingen te halen, voortbouwend op financiële en technische ondersteuning die wordt geboden om de prestaties op het gebied van afvalbeheer te verbeteren.

Is een elektrische fiets een motorvoertuig? Elektrische fietsers veroveren de laatste jaren in hoog tempo de openbare weg, maar hun status is soms nog onduidelijk. Dat speelde op na een fataal afgelopen verkeersongeluk bij het Belgische Brugge. De bestuurder van een elektrische fiets werd geschept door een auto, raakte zwaargewond en overleed later in het ziekenhuis. Betrokken verzekeraars verschilden van mening over wie moest opdraaien voor de schade en de zaak kwam uiteindelijk bij het Hof van Justitie van de EU terecht.

Een elektrische fiets met trapondersteuning komt pas op gang door spierkracht, constateert de Europese rechter. Dat onderscheidt zo'n fiets van motorvoertuigen, die alleen mechanisch worden aangedreven. Wie ermee in botsing komt, loopt normaliter ook veel minder letsel en schade op dan wie een auto, motorfiets of vrachtwagen tegenover zich vindt, stelt het hof in Luxemburg. Elektrische fietsers hoeven daarom ook niet de verplichte motorrijtuigenverzekering af te sluiten, brengt het hof in herinnering. Ook Nederland zal daardoor mogelijk haar interne regels moeten aanpassen. Nederland merkt elektrische fietsen die maximaal 25 kilometer per uur halen aan als zogeheten zwakke verkeersdeelnemers, maar een fiets die harder kan, geldt er op vandaag als een snorfiets en dus als een motorvoertuig.

28


Nieuw Benelux-politieverdrag Actualisering en verdere verbetering van grensoverschrijdende samenwerking tussen de politiediensten van België, Nederland en Luxemburg. Dat is de kern van het nieuwe Benelux-politieverdrag. Eind september 2023 hebben de bevoegde ministers van belgië, Nederland en Luxemburg de uitvoeringsakkoorden- en afspraken ondertekend waarmee het verdrag op 1 oktober 2023 in werking is getreden.

Aan de inwerkingtreding van dit verdrag is een lange geschiedenis voorafgegaan. Al in 2004 maakten België, Nederland en Luxemburg voor het eerst afspraken over grensoverschrijdende samenwerking tussen de politiediensten. Deze afspraken werden vastgelegd in het Senningen-verdrag, dat in juni 2006 in werking trad. Bij de evaluatie van dit verdrag in 2010 bleek dat het weliswaar een goede basis gaf voor samenwerking, maar dat de eisen van de politiepraktijk en nieuwe EU-wetgeving een verbeterd en uitgebreid verdragskader vroegen. Dit heeft uiteindelijk geleid tot het nieuwe Benelux-politieverdrag, dat in 2018 is ondertekend in Brussel.

Daarnaast geeft het verdrag mogelijkheden om de beveiliging of begeleiding van personen of goederen op het grondgebied van de andere landen voort te zetten. Zoals de begeleiding van een nucleair transport in de grensstreek of de begeleiding van een gedetineerde die in een van de andere verdragslanden als getuige moet worden gehoord. En dan is er nog de belangrijke mogelijkheid voor de inzet van speciale eenheden van de politie, zoals de Dienst Speciale Interventies. Voortaan is het in een aantal specifieke situaties mogelijk hen over de grens in te zetten. Het verdrag voorziet ook in een vereenvoudigde procedure voor de dringende afname in een ander Benelux-land van bloed of ander materiaal aan of in het lichaam. Dit kan nodig zijn om sporen of bewijsmateriaal van een strafbaar feit te verkrijgen. Als bijvoorbeeld een bestuurder in Nederland een ongeval veroorzaakt en vervolgens naar een ziekenhuis in België wordt gebracht, mag de Nederlandse politie de Belgische collega’s vragen een bloedtest uit te laten voeren.

Dat de inwerkingtreding pas nu plaatsvindt heeft te maken met het feit dat na de ondertekening van het verdrag zelf de nationale goedkeuringsprocedures moesten worden doorlopen en dat er daarna nog vijf geprioriteerde uitvoeringsovereenkomsten moesten worden vastgesteld. Drie daarvan werden in België en Nederland ook nog voorgelegd aan de autoriteiten voor gegevensbescherming. In Nederland dienden de uitvoeringsovereenkomsten daarnaast te worden voorgelegd aan de Staten-Generaal.

Verder biedt het verdrag mogelijkheden voor de politiediensten om eenvoudig informatie uit te wisselen, met inachtneming van het EU-recht. Denk daarbij onder meer aan het raadplegen van elkaars politiedatabanken in de grensstreken of bij gemeenschappelijke controles.

Met het nieuwe verdrag wordt een grote stap gezet in de grensoverschrijdende samenwerking tussen de politiediensten van de drie landen, menen de betrokkenen. Het belang van de uitgebreidere samenwerking kan niet worden onderschat, omdat criminelen zich nu eenmaal ook niet aan de landsgrenzen houden, terwijl de politiediensten er juist door beperkt werden. Met het nieuwe verdrag zouden er nu geen geografische obstakels meer zijn om wél adequaat te kunnen optreden.

Wél zij opgemerkt dat politiemedewerkers van de verdragslanden goed op de hoogte dienen te zijn van de regels en bevoegdheden van de andere verdragslanden. Zo kunnen er in de drie landen andere regels gelden. Zo gelden steeds de regels van het land op wiens grondgebied opgetreden wordt. Naar wij begrijpen ligt daar nog werk op de plank.

Het belang van de uitgebreidere samenwerking kan niet worden onderschat, omdat criminelen zich nu eenmaal ook niet aan de landsgrenzen houden, terwijl de politiediensten er juist door beperkt werden Een belangrijke verandering is dat er met het nieuwe verdrag meer mogelijkheden zijn voor de politie om op het grondgebied van een ander verdragsland op te treden. Denk daarbij onder meer aan grensoverschrijdende achtervolgingen, die straks niet langer onderworpen zijn aan voorwaarden die voor de politie ter plaatse lastig uitvoerbaar zijn. Voortaan kan een Nederlandse agent een gesignaleerd voertuig achtervolgen, op Belgisch grondgebied tot stoppen dwingen en de identiteit van de inzittenden vaststellen. Een eventueel aangehouden verdachte wordt in dat geval aan de Belgische politie overgedragen.

29


Europa werkt aan verdere digitalisering sociale zekerheid De Europese Commissie heeft op 6 september 2023 meegedeeld verdere stappen te willen zetten om de coördinatie van de socialezekerheidsstelsel binnen de EU verder te digitaliseren. Europa wil op die manier de toegang tot socialezekerheidsdiensten over de grenzen heen sneller en eenvoudiger maken en de administratieve lasten voor burgers en bedrijven verminderen. Daarbij wordt onder meer gestreefd naar verbetering informatie-uitwisseling, een gezamenlijke digitale toegangspoort en een Europese socialezekerheidskaart.

Het zou dus gemakkelijker moeten worden voor Europese burgers om in het buitenland te wonen, te werken en te reizen, voor bedrijven om zaken te doen in andere EU-landen en voor nationale overheden om de sociale zekerheid over de grenzen heen te coördineren.

socialezekerheidsrechten van burgers over de grenzen heen kan worden vereenvoudigd. Te werken aan de invoering van de EU-portemonnees voor digitale identiteit (Eudi-portemonnees), waarmee EU-burgers een digitale versie van hun documenten zoals de Europese zorgpas (EHIC) bij zich kunnen hebben, waardoor het voor socialezekerheidsinstellingen, arbeidsinspecties en zorgaanbieders gemakkelijker wordt om deze documenten onmiddellijk te verifiëren.

Ondanks eerdere initiatieven om de grensoverschrijdende stroom van informatie met betrekking tot sociale zekerheid te verbeteren, stellen nationale instellingen nog steeds moeite te hebben om toegang te verkrijgen tot gegevens, omdat er naar hun oordeel nog onvoldoende mogelijkheden tot grensoverschrijdende samenwerking tussen de nationale systemen bestaan.

De Commissie stelt de EU-lidstaten bij de uitvoering van deze acties technisch te zullen ondersteunen, onder andere via het instrument voor technische ondersteuning en door EUfinanciering beschikbaar te stellen. Ook de Europese Arbeidsautoriteit zal een actieve rol spelen door voorbeelden van ‘best practices’ te verzamelen en regelmatig uitwisselingen te faciliteren tussen de nationale autoriteiten.

De Commissie roept de lidstaten onder meer op om: De nationale toepassing van het systeem voor de elektronische uitwisseling van gegevens betreffende sociale zekerheid (EESSI) te versnellen, zodat het tegen eind 2024 in heel Europa volledig operationeel is. Ervoor te zorgen dat meer procedures voor de coördinatie van de sociale zekerheid volledig online kunnen worden doorlopen, om het voor mensen nog gemakkelijker te maken om naar het buitenland te verhuizen en in het buitenland te werken en hun snel toegang te geven tot de uitkeringen waar zij recht op hebben. Ten volle deel te nemen aan de proef met de Europese socialezekerheidskaart (ESSPASS), waarbij wordt onderzocht hoe de afgifte en verificatie van

Het bevorderen van de digitalisering van de coördinatie van de sociale zekerheid is ook belangrijk in de lopende onderhandelingen van de medewetgevers over de herziening van de EU-regels voor de coördinatie van de sociale zekerheid. De Commissie roept het Europees Parlement en de Raad daarom ook op snel overeenstemming te bereiken over deze herziening en dit rechtskader te moderniseren.

Vrij verkeer binnen de EU EU-burgers hebben het recht in een ander EU-land te reizen, te werken en te wonen. In 2021 woonden en/of werkten 16 miljoen mensen uit de EU, de landen van de Europese Economische Ruimte (EER)/Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) en Zwitserland in een ander EU- of EER/EVA-land of Zwitserland. De EU-regels (Vo. 883/04 EU en Vo. 987/09 EU betreffende de uitvoering daarvan) beschermen de socialezekerheidsrechten van mensen die binnen Europa verhuizen, bijvoorbeeld op het gebied van gezondheidszorg, gezinstoelagen en pensioenen, en zorgen ervoor dat zij waar dan ook in de EU zo snel mogelijk toegang krijgen tot de uitkeringen waar zij recht op hebben. In 2021 hadden ongeveer 235 miljoen mensen in Europa een Europese zorgpas (EHIC), waardoor zij in het buitenland recht hadden op onvoorziene noodzakelijke medische hulp. Ook werden 6 miljoen pensioenen uitbetaald aan gepensioneerden die in een ander land wonen. Daarnaast ontvingen nationale overheden 3,6 miljoen verzoeken om een bewijs van socialezekerheidsdekking in grensoverschrijdende situaties. Dankzij het systeem voor de elektronische uitwisseling van gegevens betreffende sociale zekerheid (EESSI) hebben de socialezekerheidsinstellingen in de lidstaten sinds 2019 nagenoeg 16,5 miljoen socialezekerheidszaken van mensen die in een ander EU-land reizen, wonen, studeren en/of werken kunnen afhandelen. Maandelijks worden 2,5 miljoen elektronische berichten uitgewisseld. Momenteel nemen twaalf instellingen in de lidstaten deel aan een proef met ESSPASS, waarbij de socialezekerheidsrechten van burgers over de grenzen heen digitaal worden afgegeven en geverifieerd. Denk daarbij onder meer aan het ‘draagbare document A1’ voor werkdoeleinden en de zorgpas in de gezondheidszorg.

30


Grensoverschrijdende samenwerking leidt tot uitbreiding boottochten van Antwerpen naar Nederland over de Schelde Op de Schelde zullen binnenkort opnieuw langere dagtochten georganiseerd worden door de Antwerpse rederij Flandria. Lange tijd focuste de rederij zich vooral op bedrijfsevenementen en organiseerde ze alleen nog maar korte haventochten. Door een samenwerking met de Nederlandse rederij De Zilvermeeuw, onder de naam Antwerp Boat Company, zullen opnieuw dagtochten worden georganiseerd richting Nederland. Sedert de overname van het zieltogende Flandria in 2017, organiseerde de Antwerpse rederij vooral op bedrijven, privéfeesten en recepties. Door samenwerking met de Nederlandse rederij De Zilvermeeuw, dat sterk is in de verkoop van tickets aan het grote publiek, kunnen vanaf maart 2024 terug dagtochten worden ingezet naar onder meer Zierikzee en Vlissingen

Geert Wilders wil fusie tussen Nederland en Vlaanderen Op 23 november 2023 ontwaakte Nederland met de vaststelling dat de PVV van Geert Wilders er de grote winnaar werd van de Tweede Kamerverkiezingen. Jarenlang toonaangevende gevestigde politieke families, met de christendemocraten van het CDA op kop, werden behoorlijk op achterstand gezet. Een belangrijk deel van de Nederlandse kiezers wil niets minder dan verandering. Maar ook in Vlaanderen wordt met argusogen gekeken naar de Nederlandse politieke ontwikkelingen. Wilders uitte in het nabije verleden nog de nadrukkelijke wens tot samensmelting van Nederland en Vlaanderen. Wilders stelde de politieke strubbelingen in België als bewijs te beschouwen dat het land beter kan ophouden te bestaan en poneerde:

'Wij hebben meer gemeen met de Vlamingen dan de Vlamingen met de Walen'. Nog volgens Wilders zou ook Nederland wel varen bij een hereniging, vooral op economisch vlak:

'Nederland krijgt de haven Antwerpen erbij, een luchthaven, we hebben cultureel veel met elkaar gemeen, het zou goed zijn voor de werkgelegenheid, het zou ruimte geven, het schoolsysteem is goed en de belastingen zijn lager’

31


Nederlandse Sophie in 't Veld gaat als lijsttrekker Volt België de Europese verkiezingen in Europarlementariër Sophie in 't Veld maakte medio 2023 de overstap van het Nederlandse D66 naar het panEuropese Volt België. De redactie peilde naar de verwachtingen in het kader van grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit.

Sophie in 't Veld, was jarenlang voor D66 actief in het Europees Parlement zat, maar stapte dus medio 2023 over naar Volt. Ze hoopt zo volgend jaar bij de Europese verkiezingen weer in het Europees Parlement te kunnen plaatsnemen. Dat In 't Veld aan kan schuiven bij de Belgische tak van Volt, komt doordat partijen bij Europese verkiezingen ook kandidaten uit andere lidstaten op de lijst kunnen zetten. Waarom de keuze om D66 te verlaten? Laat ik voorop stellen dat het geen evidente stap was om D66 na dertig jaar te verlaten. Dat doe je niet lichtzinnig, maar ik had voldoende inhoudelijke en andere redenen om de stap te zetten. Bij D66 kreeg ik steeds nadrukkelijker het gevoel dat de focus er met name ligt op de nationale politiek in Den Haag en dat Europese kwesties met name dienen als wisselgeld in de nationale politiek. De ‘D66 voetafdruk’ in Brussel is heel klein geworden, en speelt omgekeerd nauwelijks een rol binnen de partij. Europa als verkiezingsthema is officieus van het prioriteitenlijstje afgevoerd.

De partij onderscheidt zich dus met een écht EU-project van de traditionele partijen? Volt Europa is een supranationale politieke partij voor een verenigd en federaal Europa. Als koepelorganisatie voor nationale afdelingen van de pan-Europese beweging Volt streeft ze naar een versterkte democratie op Europees niveau. Naast panEuropese standpunten staat de partij voor de waarden van het Verdrag van Maastricht, waaronder eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren.

In het programma van Volt lezen we dat het bevorderen van de grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit een belangrijk thema is Het definitieve programma wordt nog vorm gegeven, maar grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit is absoluut een thema. Wie Europees denkt kan niet om het belang van vrij verkeer heen. Wat mij betreft liggen oplossingen voor grenswerkers ook voor de hand en moet de EU veel meer het heft in handen neEn waarom de keuze voor deze nog vrij nieuwe partij? men om die oplossingen ook waar te maken. Het is de EU gelukt Bij Volt kom ik terecht in een partij die steunt op hoofdzakelijk op bijvoorbeeld van het zogenoemde Pan Europese Pensioen jonge, enthousiaste mensen met écht pan-Europese idealen. Volt België was overigens ook geen onlogische stap, aangezien Product (PEPP) en dat moet ook kunnen voor een meer op Euroik al decennia in België woon en er het politieke en maatschap- pese mate geschoeid stelsel voor arbeidsrechten en sociale pelijke op de voet volg. Ik ben wat dat betreft geworteld in Bel- zekerheid. Zo zou wat mij betreft de EU een eigen sociaalzekergië. Volt staat bovendien voor een sociaalliberale, progressieve, heidsstelsel kunnen inrichten voor wie met meerdere EUlidstaten te maken heeft. Een werknemer zou dan moeten kunradicaal pro-Europese visie, die naadloos aansluit bij de visie nen kiezen voor deelname aan een nationaal stelsel of het EUwaar ik me namens de kiezers al bijna twintig jaar elke dag voor stelsel. We kennen een goed functionerend systeem van Erasinzet en blijf inzetten. Anders dan bij de grote nationale partijen mus-studenten, we moeten ernaar streven dit ook voor werknezoals de liberalen, christendemocraten en sociaaldemocraten, mers en ondernemers beter te stroomlijnen. kan binnen Volt iedereen direct communiceren met Voltafdelingen in andere EU-lidstaten. Europa staat bij Volt dan ook centraal.

Het Pan Europees Pensioen Product Sophie in ’t veld refereert aan het Pan Europees Pensioen Product (PEPP) wanneer ze verwijst naar de mogelijkheden die Europa heeft om ook een specifieke sociale verzekeringsregeling voor mobiele werknemers. Het PEPP kan sedert 22 maart 2022 door een groot aantal financiële instellingen binnen de EU-lidstaten worden aangeboden. Actueel zou, volgens de Europese Commissie slechts 27 procent van de Europeanen tussen 25 en 59 jaar een pensioenproduct anders dan een staatspensioen hebben. En, omdat de EU kampt met een alsmaar groeiend vergrijzingsprobleem, zou dit leiden tot een uitholling van de houdbaarheid van de pensioenstelsels van de lidstaten. Het PEPP zou daartoe een bijkomende oplossing moeten bieden, zo meent de Europese Commissie. Zo zou het PEPP eenvoudig moeten kunnen worden meegenomen bij het verhuizen naar een andere lidstaat, omdat het gemakkelijk kan worden overgedragen binnen de EU. De Commissie meent daarom dat het PEPP het recht van burgers om in de hele EU te leven en te werken zou worden bevorderd. Het zou vooral interessant zijn voor werknemers of personen die zich tussen verschillende EU-landen verplaatsen. 32


Het Nederlands-Belgisch Centrum stelt vast dat ondanks de gigantische subsidiestromen naar projecten ten behoeve van voorlichting aan grenswerkers van de Nederlandse en Belgische overheden, het aantal grenswerkers de afgelopen vijf jaar is afgenomen. Dat kan natuurlijk verschillende oorzaken hebben, maar we moeten inderdaad vaststellen dat het doel ‘meer grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit’ niet wordt bereikt. Daarvoor zijn er nog teveel obstakels die weggeruimd moeten worden. Nationaal is er helaas steeds meer weerstand tegen arbeidsmobiliteit, het ‘klimaat’ daartoe is ontegensprekelijk actueel minder gunstig.

dat werkgevers steeds terughoudender worden bij het grensoverschrijdend werven van personeel, precies omwille van de complexiteit en bijhorende kosten. Het Nederlands-Belgisch Centrum wil dan ook grenswerkers gedurende enkele jaren jaarlijks een EU-mobiliteitscheque van 1.000 euro laten toekennen door Europa, die ze dan kunnen inzetten voor advies en begeleiding op maat. Werkgevers zouden een rechtstreekse korting op de loonkost moeten bekomen bij het aanwerven van grensoverschrijdende werknemers. Kortom, Europa zou grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit rechtsreeks moeten belonen. Dat lijkt me praktisch niet goed realiseerbaar, Nederland heeft best al wat negatieve ervaringen met toeslagen…

Het Nederlands-Belgisch Centrum is van oordeel dat de miljoenensubsidies die nu naar nationale overheden vloeien, beter rechtsreeks naar de betrokken partijen, werknemers en werkgevers, zouden gaan. Vandaag stellen we vast

Sophie in ’t Veld is al vele jaren actief binnen het Europees Parlement. Ooit begon ze als medewerkster van toenmalig Zeeuws EU-parlementslid Johanna Boogerd, om aansluitend sinds juli 2004 zelf verkozen te worden en tot op heden onafgebroken te zetelen in het Europees Parlement.

© European Union 2021 - Source : EP

33


34


FISCAAL & JURIDISCH I __________________

35


Het nieuwe dubbelbelastingverdrag tussen Nederland en België bevat ‘zoet’ en ‘zuur’ Overzicht belangrijkste veranderingen voor vermogende particulieren en ondernemers

Cees Nijman en Pepijn van Eijk, KPMG Meijburg & Co Nijman.Cees@kpmg.com / vanEijk.Pepijn@kpmg.com

Op 21 juni 2023 hebben Nederland en België een vernieuwd dubbelbelastingverdrag ondertekend. Dit verdrag vormt een integrale herziening van het huidige dubbelbelastingverdrag uit 2001. Het nieuwe verdrag zal pas in werking treden na ratificatie door de verschillende parlementen in beide landen en daarom naar alle waarschijnlijkheid op zijn vroegst ingaan vanaf 1 januari 2025. Het nieuwe verdrag kan mogelijk significante veranderingen veroorzaken voor u of uw bedrijf. In deze bijdrage gaan Cees Nijman en Pepijn van Eijk in op de meest relevante wijzigingen voor vermogende particulieren en ondernemers, met uitzondering van de bepalingen inzake inkomsten uit dienstbetrekking en pensioenen.

Toepassingsgebied Een onverwachte verandering in het nieuwe verdrag is dat het verdrag voortaan niet meer van toepassing zal zijn op vermogensbelastingen. Dit is met name relevant voor in Nederland wonende particulieren die bij een Belgische bank een effectenrekening aanhouden. Hierop is op grond van Belgische belastingregels de ‘taks op de effectenrekeningen’ verschuldigd in België. Onder het huidige verdrag kan België op basis van het vermogensartikel de belastingheffing niet effectueren en moet België een vrijstelling verlenen. Het nieuwe verdrag heeft in deze situatie tot gevolg dat de Nederlandse particulier toch Belgische belasting verschuldigd is ten aanzien van het saldo op de effectenrekening.

Sindsdien werken diverse MLI-bepalingen door op het huidige verdrag. In het nieuwe verdrag zijn diverse bepalingen opgenomen die gelijk zijn aan of zijn gebaseerd op het MLI, waaronder de belangrijke ‘principal purpose test’ (hierna: PPT). De PPT blokkeert het verlenen van verdragsvoordelen (zoals een verlaagd tarief of een vrijstelling ingevolge het verdrag) in geval van verdragsmisbruik. Uitoefenen van een bedrijf De uitdrukking ‘uitoefenen van een bedrijf’ omvat onder het nieuwe verdrag mede ‘het uitoefenen van een vrij beroep en van andere werkzaamheden van zelfstandige aard’. Een gevolg van deze aanpassing is dat het artikel over zelfstandige arbeid is komen te vervallen. Welk land bevoegd is te heffen over zelfstandige arbeidsinkomsten zal voortaan worden bepaald aan de hand van het ondernemingswinstartikel. Denk hierbij aan zelfstandige wetenschappers, auteurs, kunstenaars, artsen, advocaten, accountants etc…, die niet werken via een vennootschap.

Het Multilateraal instrument Door toepassing van het Multilateraal instrument (hierna: MLI) kunnen landen op een flexibele en efficiënte wijze hun belastingverdragen aanpassen om belastingontwijking tegen te gaan, zonder dat hiervoor nieuwe verdragsonderhandelingen nodig zijn met de diverse verdragspartners. Het MLI beoogt een aantal maatregelen die voortvloeien uit het OESO-project Base Erosion and Profit Shifting (hierna: BEPS) door te laten werken in belastingverdragen. Het BEPSproject bevat aanbevelingen om winstverschuivingen en grondslaguitholling door multinationale ondernemingen op een internationaal gecoördineerde wijze tegen te gaan.

Woonplaats Het woonplaatsartikel blijft op hoofdlijnen ongewijzigd in het nieuwe verdrag. Wanneer een vennootschap door beide landen wordt gezien als inwoner, blijft gelden dat de vennootschap wordt geacht te zijn gevestigd in het land waar de feitelijke leiding wordt uitgeoefend. Het protocol bij het nieuwe verdrag bevat criteria aan de hand waarvan kan worden bepaald in welk land de plaats van feitelijke leiding zich bevindt. In tegenstelling tot veel andere dubbelbelas-

Het MLI is al sinds 1 januari 2022 van toepassing op het huidige dubbelbelastingverdrag tussen Nederland en België.

36


tingverdragen die Nederland heeft gesloten, bevat het woonplaatsartikel met betrekking tot vennootschappen in het nieuwe verdrag met België dus geen bepaling dat de verdragswoonplaats van vennootschappen wordt bepaald in een regeling voor onderling overleg (Mutual Agreement Procedure). Onder toepassing van het huidige verdrag is dat evenmin het geval, ondanks de toepassing van het MLI dat – indien beide landen hiervoor kiezen – voorziet in de bepaling van de verdragswoonplaats van vennootschappen via een regeling voor onderling overleg.

den gebruikt waarin wordt voldaan aan de 10%deelnemingseis en aan de 365-dageneis, of dat eerst goedkeuring nodig is van de bronstaat. Overigens kan dit voordeel van het nieuwe verdrag uiteraard onder toepassing van de PPT in het nieuwe verdrag worden geweigerd in misbruiksituaties. Het nieuwe verdrag biedt helaas geen oplossing voor de economische dubbele belastingheffing die ontstaat bij dividenduitkeringen door een Nederlandse vennootschap aan een in België wonende directeur-grootaandeelhouder (hierna: dga). België hoeft onder het nieuwe verdrag namelijk nog steeds geen verrekening te verlenen voor de Nederlandse dividendbelasting die Nederland mag heffen onder toepassing van het verdrag. Ook onder het nieuwe verdrag kan een in België wonende dga de Nederlandse dividendbelasting verrekenen in de Belgische aangifte personenbelasting. De belastingdruk op Nederlandse ondernemingswinsten die worden uitgekeerd aan een aandeelhouder (natuurlijk persoon) in België bedraagt derhalve de opstelsom van 25,8% Nederlandse vennootschapsbelasting, 15% Nederlandse dividendbelasting en 30% Belgische personenbelasting, vermeerderd met Belgische gemeentelijke opcentiemen (totale druk van ongeveer 57%, afhankelijk van de Belgische gemeente waar de aandeelhouder woont). Dit belemmert ondernemingsactiviteiten over de grens. Het is teleurstellend dat de landen hiervoor nog altijd geen oplossing hebben gevonden.

De vraag wat de woonplaats van een natuurlijk persoon is wordt net zoals in het huidig verdrag nog steeds beantwoord door te kijken waar iemand een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft. Mocht het voorkomen dat iemand in beide landen een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, dan wordt diegene ook onder het nieuwe verdrag in principe geacht inwoner te zijn van het land waar het middelpunt van zijn levensbelangen is gelegen. Vaste inrichting Het nieuwe verdrag bevat, net als het oude verdrag een artikel waarin is geregeld wanneer een onderneming beschikt over een vaste inrichting in het andere verdragsland. Dit is onder meer relevant bij het bepalen van het heffingsrecht over ondernemingswinsten, maar mogelijk ook voor toepassing van het bepalen van het heffingsrecht over arbeidsinkomsten van grensarbeiders. In het vaste-inrichtingsartikel zijn een drietal wijzigingen opgenomen, die alle drie voortvloeien uit de bepalingen van het MLI: 1.

2.

3.

Als een Nederlandse dga tezamen met zijn vennootschap naar België is geëmigreerd, dan is er in het nieuwe verdrag een belangrijke nieuwe bepaling opgenomen. Onder het huidige verdrag is het namelijk onzeker of Nederland dan mag heffen over uitgekeerde dividenden. In het nieuwe verdrag is expliciet geregeld dat Nederland dividenden tot tien jaar na emigratie mag belasten tegen een tarief van 15%. Die 15% is de helft van de Belgische bronbelasting van 30%. Dit bijzondere heffingsrecht van Nederland is echter niet onbeperkt. Nederland mag nog 15% dividendbelasting heffen via de naar België verplaatste vennootschap, zolang een conserverende aanslag inkomstenbelasting openstaat bij de dga.

een anti-opsplitsingbepaling voor bouw-, constructie - en installatiewerkzaamheden, waardoor het opsplitsen van contracten voor dergelijke werkzaamheden in kortlopende contracten over verschillende groepsmaatschappijen niet langer de mogelijkheid biedt om een vaste inrichting te vermijden; een bepaling die het gebruik van commissionairsstructuren en vergelijkbare strategieën beperkt, als gevolg waarvan eerder sprake is van een vaste vertegenwoordiger in het andere land. Daardoor mag in dergelijke structuren het andere land eerder dan nu het geval is winstbelasting heffen; een anti-fragmentatiebepaling voor hulpactiviteiten en werkzaamheden van voorbereidende aard, waardoor het onderbrengen van dergelijke activiteiten in verschillende groepsmaatschappijen niet langer verhindert dat er een vaste inrichting ontstaat.

Het is echter de vraag of deze aanpassing in de praktijk veel impact heeft, omdat sinds de wijziging van de Nederlandse invorderingswet in 2015 elk dividend resulteert in invordering van de conserverende aanslag, waarbij rekening wordt gehouden met zowel de Belgische als Nederlandse belastingheffing. Waarschijnlijk moet deze wijziging worden gezien als een ‘extra slot op de deur’ voor Nederland om nu ook bij dividenduitkeringen door vennootschappen waarvan de zetel is verplaatst naar België effectief de conserverende aanslag te kunnen invorderen. Tenzij de nieuwe bepaling in de negende paragraaf van het dividendartikel zo moet worden gelezen dat België 30% mag heffen en Nederland 15%, waardoor het dividend in totaal zou worden belast met 45% belasting (dit kan ons inziens niet de bedoeling zijn).

Dat betekent dat het land waarin de activiteiten plaatsvinden eerder dan nu het geval is winstbelasting mag heffen. Het andere land moet dan in principe een vrijstelling van belastingheffing verlenen, om dubbele belastingheffing te voorkomen. Dividend Het nieuwe dividendartikel bevat een vrijstelling van belasting door de bronstaat voor dividenden die worden uitgekeerd door een vennootschap in het ene land aan een vennootschap in het andere land, op voorwaarde dat de moedervennootschap ten minste een aandelenbelang heeft van 10% en de moedervennootschap de aandelen in de dochtervennootschap/deelneming ten minste 365 dagen houdt. Dit is een aanzienlijke verbetering ten opzichte van het huidige verdrag, waarin het bronland 5% belasting mag heffen op deelnemingsdividenden.

Ook zal België voortaan in geval van liquidatie of verkoop van de vennootschap geen belasting meer heffen in geval er nog een conserverende aanslag openstaat. Interest Op grond van het huidige verdrag mag Nederland onder omstandigheden 10% belasting heffen indien interest wordt betaald door een debiteur in Nederland aan een crediteur in België (en omgekeerd). Het recht voor het bronland om 10% belasting te mogen heffen vervalt in het nieuwe verdrag, waardoor de interest alleen nog maar belast mag worden in het woonland van de ontvanger van de interest. Dit is een

Onduidelijk is nog of dit ‘0%-tarief’ in alle gevallen kan wor-

37


duidelijke vereenvoudiging en verbetering ten opzichte van het huidige verdrag.

clausule opgenomen in de voorkomingsbepaling die ziet op de vrijstellingsmethode, waardoor alleen een vrijstelling wordt verleend indien Nederland de betreffende inkomsten ‘daadwerkelijk’ in de belastingheffing betrekt. Bovendien is voortaan in het verdrag zelf, in plaats van in het protocol bij het verdrag, opgenomen dat de Belgische gemeentelijke opcentiemen worden berekend zonder rekening te houden met toepassing van de bepalingen in het verdrag. Net als onder het huidige verdrag kan het derhalve toch zo zijn dat gemeentelijke opcentiemen verschuldigd zijn, ook al zijn de inkomsten onder het verdrag in België vrijgesteld.

Met betrekking tot rente uit hoofde van een terbeschikkingstellingsvordering lijkt geen inhoudelijke wijziging te zijn aangebracht ten opzichte van het huidige verdrag. Hierdoor behoudt Nederland als bronstaat op dergelijke vorderingen van dga’s op vennootschappen waarin zij een aanmerkelijk belang hebben mogelijk een heffingsrecht. Vermogenswinst Het vermogenswinstartikel is vereenvoudigd, maar lijkt inhoudelijk niet gewijzigd te zijn. Expliciet wordt bepaald dat België niet mag heffen over de waardestijging van aandelen waarover Nederland een conserverende box 2-aanslag in de inkomstenbelasting heeft opgelegd vanwege emigratie van een dga naar België. Pas over de waardestijging na emigratie zou België dus onder toepassing van het verdrag belasting kunnen heffen.

Principal purpose test (PPT) Het nieuwe verdrag bevat zoals hierboven reeds genoemd een PPT, die met betrekking tot het huidige verdrag als gevolg van het MLI al in werking was getreden op 1 januari 2022. De PPT bepaalt dat een verdragsvoordeel, zoals een verlaging of vrijstelling van belasting, niet wordt toegekend indien, alle relevante feiten en omstandigheden in aanmerking genomen, redelijkerwijs kan worden geconcludeerd dat het verkrijgen van het verdragsvoordeel een van de voornaamste redenen was van een constructie of transactie die direct of indirect tot dat voordeel heeft geleid, tenzij wordt vastgesteld dat toekenning van het voordeel onder deze omstandigheden in overeenstemming zou zijn met het voorwerp en doel van het verdrag. Als laatste redmiddel is voorzien in een vangnetbepaling met onderlinge overlegprocedure, waardoor een minder gunstig verdragsvoordeel mogelijk alsnog van toepassing is indien dit zonder de constructie of transactie ook het geval zou zijn geweest.

Bij afwezigheid van een vermogenswinstbelasting op aandelen in België heeft deze bepaling echter (nog) geen betekenis, met uitzondering wellicht van holdingconstructies die in België worden belast op grond van divers inkomen. Pas wanneer België een vermogenswinstbelasting op aandelen zou invoeren, krijgt deze bepaling daadwerkelijk betekenis. Bestuurdersbeloningen Het nieuwe bestuurdersartikel maakt een onderscheid tussen (1) de werkzaamheden die een statutair bestuurder in zijn hoedanigheid van statutair bestuurder verricht en (2) de overige werkzaamheden. Hoe dit moet worden bepaald is op dit moment – vanwege het ontbreken van een verdere toelichting – helaas nog onduidelijk.

Non-discriminatie Het nieuwe non-discriminatieartikel verbiedt de landen om staatlozen zwaarder te belasten dan onderdanen. Verder zijn de landen niet gehouden hun inwoners persoonlijke aftrekken, tegemoetkomingen en verminderingen toe te kennen in de mate dat deze aftrekken, tegemoetkomingen en verminderingen door het andere verdragsland worden toegekend.

Het land waar de vennootschap is gevestigd waarvan iemand bestuurder is, mag heffen over de ‘echte’ bestuurdersbeloning. De beloning voor de overige werkzaamheden mag worden belast conform het niet-zelfstandige arbeidsartikel. Dat kan betekenen dat een bestuurder in beide landen belasting is verschuldigd, afhankelijk van de aard en plaats van de werkzaamheden.

Regeling voor onderling overleg Het artikel waarin de reeds bestaande regeling voor onderling overleg (Mutual Agreement Procedure, ‘MAP’) is opgenomen wordt in het nieuwe verdrag aangepast conform het MLI. Hierdoor kunnen belastingplichtigen onder het nieuwe verdrag, net zoals al sinds 2022 vanwege toepassing van het MLI het geval is, in beide staten een MAP-procedure opstarten (voorheen slechts in de woonstaat). Bovendien is een mogelijkheid in het verdrag toegevoegd, waardoor ook een MAP-procedure kan worden opgestart om dubbele belastingheffing te voorkomen in gevallen die niet in het verdrag zijn geregeld.

(Hoog)leraren, sporters en artiesten De specifieke regelingen voor (hoog)leraren, sporters en artiesten uit het huidige verdrag zijn vervallen. Zij worden voortaan belast als ‘gewone’ werknemers of ondernemers. Voorkoming van dubbele belasting Vanuit Nederlands perspectief zijn onder het nieuwe verdrag ten aanzien van de bepaling waarin de wijze van voorkoming van dubbele belasting is geregeld alleen twee wijzigingen opgenomen op basis van het MLI. Enerzijds is de zogenoemde ‘switch-overclausule’ toegevoegd, waardoor Nederland niet langer een vrijstelling maar slechts een verrekening hoeft te verlenen aan zijn inwoners ingeval België het verdrag toepast om inkomsten vrij te stellen of dividenden slechts tegen een beperkt tarief in de heffing betrekt. Een voorbeeld waarin dit in de praktijk kan spelen is bij een verschillende kwalificatie van de allocatie van de belastingheffing over ontslagvergoedingen aan grensoverschrijdende werknemers. Een tweede wijziging is een toevoeging van een bepaling die de wijze van voorkoming van dubbele belasting regelt bij hybride entiteiten (entiteiten die door het ene land fiscaal transparant worden beschouwd en door het andere land niet-transparant en dus zelfstandig belastingplichtig).

Tot slot De gemeenschappelijke toelichting op het verdrag is helaas op het moment van schrijven van deze bijdrage nog steeds niet bekend. Zodra deze is gepubliceerd, is het waarschijnlijk mogelijk om een aantal wijzigingen (nog) beter te duiden. Verder is het wachten op de parlementaire behandeling en de verduidelijkingen die daar eventueel uit voortvloeien bijvoorbeeld naar aanleiding van Kamervragen, alsmede op de uitvoeringsvoorschriften. Voordat het nieuwe verdrag in werking treedt, zal er echter nog heel wat water door Maas en Schelde vloeien: het verdrag moet eerst nog worden voorgelegd aan de Raad van State en behoeft vervolgens de goedkeuring van de diverse parlementen in België (in totaal zes) en de Staten-Generaal in Nederland. We wachten uiteraard in spanning af.

Vanuit Belgisch perspectief is voortaan een ‘subject to tax’-

38


39


Werkgever moet werknemers wijzen op wijziging dubbelbelastingverdrag Een grote professionele werkgever met veel buitenlandse werknemers moet zijn werknemer inlichten over de gevolgen van relevante verdragswijzigingen. Dat heeft de Nederlandse Hoge Raad op 22 september 2023 geoordeeld over een zaak (22/03169) ten laste van de Nederlandse luchtvaartmaatschappij KLM. In deze zaak ging het over twee piloten met de Zwitserse nationaliteit die in dienstbetrekking waren bij KLM. De piloten wonen niet alleen in Zwitserland, zij zijn daar ook belastingplichtig. Daarom gaf de inspecteur van de Nederlandse belastingdienst in 1991 voor hen een vrijstellingsverklaring af om zo dubbele belasting te voorkomen.

De Hoge Raad is het nu ook eens met de A-G. Daarbij redeneert de Hoge Raad dat in principe een werknemer zelf verantwoordelijk is voor zijn fiscale verplichtingen en zijn werkgever daarbij in beginsel geen adviserende taak heeft. Maar, zo stelt de Hoge Raad, onder omstandigheden dient de werkgever zijn werknemer wél in te lichten over een wijziging in de regelgeving die van belang is voor de fiscale positie van de werknemer. Dit zal vooral zo zijn als de desbetreffende informatie ook relevant is voor de verplichting van de werkgever om loonbelasting in te houden en af te dragen. De werkgever moet immers op de hoogte zijn van die informatie.

Echter per 1 januari 2012 wijzigde het dubbelbelastingverdrag tussen Nederland en Zwitserland, waardoor het heffingsrecht over de beloningen van de piloten niet langer aan hun woonstaat Zwitserland, maar aan hun werkstaat Nederland toekomt. Op grond van dat nieuwe dubbelbelastingverdrag legde de Nederlandse fiscus de piloten in 2017 en 2018 navorderingsaanslagen inkomstenbelasting op over de jaren vanaf 2012.

Daarnaast is volgens de Hoge Raad van belang of en in hoeverre de werknemer nadelige gevolgen kan ondervinden van onbekendheid met bedoelde informatie. In betreffende zaak hebben zich nadelige gevolgen voor de piloten voorgedaan en is KLM bovendien een grote professionele organisatie met een eigen fiscale afdeling en veel buitenlandse werknemers.

De piloten vorderden van KLM de bedragen die zij nog moesten betalen aan de Nederlandse belastingdienst. Subsidiair vorderden ze van KLM een vergoeding van de geleden schade als gevolg van de opgelegde navorderingsaanslagen. De piloten verweten KLM in strijd met de eisen van goed werkgeverschap te hebben gehandeld. KLM zou hen niet tijdig hebben gewaarschuwd voor de gevolgen van de verdragswijziging. Daarnaast heeft KLM vanaf 2012 ten onrechte geen loonbelasting ingehouden op hun lonen.

De Hoge Raad oordeelt dan ook dat KLM de piloten had moeten waarschuwen voor de fiscale gevolgen van de verdragswijziging.

Advocaat-Generaal (A-G) de Bock concludeerde al dat KLM inderdaad op grond van goed werkgeverschap de piloten had moeten attenderen op de gevolgen van de verdragswijziging.

40


Nieuw dubbelbelastingverdrag kan achteruitgang positie van bepaalde belastingplichtigen met zich brengen Op 54 september 2023 heeft Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak (21/3942 – 21/3943 – 21/3944) omtrent een financiële achteruitgang van een belastingplichtige bij inwerking treden van een nieuw dubbelbelastingverdrag.

Het betrof in deze zaak een gehuwde vrouw die in de jaren 2017 tot en met 2019 inkomen uit Nederland ontving. Dat inkomen uit Nederland bestaat uit loon- en pensioeninkomsten en een AOW-uitkering. Daarnaast ontving de vrouw twee uitkeringen uit Duitsland.

In haar aangiften IB/PH over de jaren 2017 en 2018 claimde de vrouw aftrek ter voorkoming van dubbele belasting voor de inkomsten uit Duitsland, maar de inspecteur van de Nederlandse belastingdienst weigerde deze aftrek toe te kennen. Daarop ging de vrouw in beroep, stellende dat het op 1 december 2015 ingevoerde dubbelbelastingverdrag tussen Nederland en Duitsland haar in een slechtere financiële positie heeft gebracht dan het vorige dubbelbelastingverdrag. Daarnaast stelde de vrouw dat de Nederlandse heffingsbevoegdheid in het dubbelbelastingverdrag geen heffingsverplichting zou inhouden. Ook zou met de kleine pensioenregeling in het dubbelbelastingverdrag volgens haar het discriminatieverbod zijn geschonden.

De rechtbank stelt evenwel vast dat geen regel verbiedt dat de rechtspositie van een belastingplichtige als gevolg van de invoering van een nieuw dubbelbelastingverdrag verslechtert. Burgers kunnen bovendien in het algemeen redelijkerwijs niet erop vertrouwen dat wetgeving ongewijzigd zal blijven. Daarnaast heeft de Hoge Raad eerder al geoordeeld dat de kleinepensioenregeling geen vorm van verboden discriminatie is. Tenslotte gaat de rechtbank in op het feit dat Nederland volgens het dubbelbelastingverdrag kan heffen. Deze omstandigheid betekent niet dat de inspecteur de vrijheid heeft om naar behoeven van de heffing af te zien. De Duitse uitkeringen behoren op grond van de nationale wetgeving namelijk tot het belastbare inkomen van de vrouw. Voor zover sprake is van dubbele belasting, is het aan Duitsland om een tegemoetkoming te bieden, zoals voortvloeit uit het dubbelbelastingverdrag. De rechtbank verklaart het beroep van de vrouw dan ook ongegrond.

Ook Nederlandse Eerste Kamer wil snel (maar ondoordacht) oplossing voor verondersteld fiscaal knelpunt bij hybride werken van grensarbeiders In verkiezingstijd willen politici zich nog wel eens wagen aan goed klinkende, maar soms ietwat ondoordachte profileringsdrang. Zoals uit talloze berekeningen van het Nederlands-Belgisch Centrum en haar partners is gebleken, is er weinig reden om de aanhoudende roep om een fiscale thuiswerkregeling ten behoeve van grensarbeiders nog te blijven volhouden. Al zeker niet wanneer deze zou afwijken van de regeling zoals die in EU-verband is afgestemd op het terrein van toepasselijk sociaalverzekeringsrecht. Toch achtten Van der Goot (OPNL) en Bakker-Klein (CDA) het nuttig in de Eerste Kamer een motie in te dienen waarin het Nederlandse kabinet wordt verzocht zo snel mogelijk het hernieuwde gesprek met Duitsland en België aan te gaan om het fiscale knelpunt (?) bij hybride werken van grensarbeiders op te lossen en daarbij te bezien in hoeverre verschillende oplossingen voor Nederlandse grenswerkers zijn toe te passen.

41


Thuiswerken in Nederland dan toch géén recht In Nederland zag het er lange tijd naar uit dat thuiswerken een recht zou worden. Dat bleek uit de ‘Wet werken waar je wil’. Ofschoon in 2022 een ruime meerderheid van de Tweede Kamer voorstander van deze wet was, heeft de Eerste Kamer deze eind september 2023 met een kleine meerderheid verworpen. Tegenstemmers in de Eerste Kamer twijfelden naar eigen zeggen vooral aan het nut van de wet, omdat de meeste werkgevers in Nederland tijdens en na de pandemie zelf al beleid opstelden rond thuiswerken.

Kennisgroep Nederlandse belastingdienst bepaalt standpunt aangaande emigratie Nederlandse leraar naar België De Kennisgroep IBR IB niet winst/LB/PH-aanslag van de Nederlandse belastingdienst stelt dat artikel 20 lid 1 van het actuele Nederlands-Belgisch dubbelbelastingverdrag (Verdrag 2001) niet van toepassing is voor een leraar die ten tijde van zijn emigratie inwoner is van Nederland en drie jaar werkt voor een Nederlandse onderwijsinstelling.

Aan de kennisgroep is de vraag voorgelegd of de emigratie van een Nederlandse leraar van Nederland naar België, die drie jaar werkt bij een Nederlandse onderwijsinstelling, resulteert in de toepassing van artikel 20 lid 1 van het Verdrag 2001. Volgens de kennisgroep is voor de toepassing van artikel 20 lid 1 van het Verdrag 2001, de feitelijke aanvangsdatum van de functie relevant. Nu de leraar ten van tijde van de emigratie reeds meer dan twee jaar werkzaam was als leraar voor de Nederlandse onderwijsinstelling is artikel 20 lid 1 van het Verdrag 2001 niet van toepassing. België hoeft daarom geen belastingvrijstelling te verlenen op grond van artikel 20 lid 1 van het Verdrag 2001. De toewijzingsbepalingen van artikel 15 of 19 van het Verdrag 2001 zijn van toepassing op de beloningen van de leraar.

Er zijn ook landen die telewerk kaderovereenkomst niet ondertekenen Zoals bekend hebben zowel Nederland als België de kaderovereenkomst voor toepasselijk sociaalverzekerirngsrecht ondertekend, zodat grenswerkers uitgebreider (minder dan 50 procent) kunnen telewerken op basis van de geldende voorwaarden. Deze regeling is op zich een verbetering, maar nu er geen fiscale thuiswerkregeling van toepassing is tussen Nederland en België, vrezen met name Nederlandse werkgevers voor toenemende administratieve lasten. Het Nederlands-Belgisch centrum onderschrijft deze vrees niet en wijst met name op het gegeven dat in een ruime meerderheid van de gevallen sprake is van juist een fiscale voordeelsituatie voor de grenswerker. Er zijn evenwel ook landen die de kaderovereenkomst voor toepasselijk sociaalverzekerirngsrecht bij grensoverschrijdend telewerken niet wensen te ondertekenen en liever nog even de kat uit de boom kijken. Recent bereikte ons in die zin het bericht dat Denemarken de overeenkomst vooralsnog niet zal ondertekenen.

42


Wat met samenloop thuiswerkvergoeding en reiskostenvergoeding In Nederland blijken heel wat bedrijven de gerichte vrijstelling voor de thuiswerkvergoeding niet correct toe te passen. Een controle hierop door de Nederlandse belastingdienst kan tot problemen leiden doordat bedrijven onvoldoende bekend zijn met de antisamenloopregeling. Dat blijkt uit de hoofdconclusie van het rapport van de invoeringstoets naar de gerichte vrijstelling thuiswerkvergoeding vanaf 2022. De Nederlandse belastingdienst werkt sinds een aantal jaren met invoeringstoetsen, waarmee nieuwe wet- en regelgeving wordt getoetst één jaar na inwerkingtreding. Het doel is om signalen over het gebruik van de regelingen te herkennen en te vertalen in (uitvoerings-) beleid. De rapporten van de invoeringstoetsen naar de tijdelijke verruiming van de vrije ruimte in de werkkostenregeling (WKR) in 2020 en 2021 in verband met de Covid-19-pandemie en naar de gerichte vrijstelling voor de thuiswerkvergoeding vanaf 2022 zijn door het Ministerie van Financiën gepubliceerd.

De anti-samenloopregeling houdt in dat werknemers niet op dezelfde dag een thuiswerkvergoeding en een reiskostenvergoeding mogen ontvangen. Uit de invoeringstoets blijkt dat de regeling grotendeels onbekend is en daardoor slechts in beperkte mate wordt toegepast. Ook het maximale bedrag van de vrijstelling van 2,15 euro per dag in 2023, wordt vaak niet juist toegepast.

Nederlandse aanslag ondanks Belgische schuldsanering Op 19 september 2023 heeft Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak (22/1932) van een in België wonende vrouw die in Nederland werkt in het kader van een dienstbetrekking.

In 2018 was de zogeheten minnelijke aanzuiveringsregeling van toepassing op de vrouw. Deze regeling is een Belgische schuldsaneringsregeling.

De vraag die zich stelde is of de Nederlandse belastingdienst de vrouw een aanslag IB/PH mocht opleggen, nu zij een schuldsaneringsregeling viel.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt daaromtrent nu dat de omstandigheid dat iemand onder een buitenlandse schuldsaneringsregeling valt, niet verhindert dat de Nederlandse belastingdienst een aanslag oplegt. Als de belastingschuldige de aanslag niet (tijdig) kan betalen, zal die zich moeten wenden tot de ontvanger.

43


Verrekening van het vertrekvakantiegeld van een bediende in België gewijzigd Jarenlang was het een courante administratieve praktijk om het vertrekvakantiegeld van een bediende die zijn werkgever verlaat, in één keer af te trekken van het door de nieuwe werkgever verschuldigde vakantiegeld op het ogenblik dat de bediende zijn hoofdvakantie neemt. Inmiddels gaat men er evenwel vanuit dat die administratieve praktijk in strijd is met de bepalingen van de Loonbeschermingswet. Daarom werd een koninklijk besluit gepubliceerd dat nieuwe regels voor de verrekening van het vertrekvakantiegeld bepaalt. De nieuwe regels zijn van toepassing:

bij de verrekening van het vertrekvakantiegeld van een bediende die van werkgever verandert, bij de verrekening van het vakantiegeld van een arbeider die bediende wordt. De vermeldingen die de vakantieattesten van de (voormalige) werkgever moeten bevatten, worden aangevuld. Ze moeten voortaan de nieuwe regels van de verrekening bevatten. En als de werknemer daarom vraagt, moet de werkgever hem uitvoerig informeren over de toegepaste berekeningswijze en de verrekeningsregels. Het nieuwe koninklijk besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2023 en is voor de eerste keer van toepassing op het vakantiejaar 2024, vakantiedienstjaar 2023. Dit betekent dat in het vakantiejaar 2023 de verrekening van het vertrekvakantiegeld nog eenmalig mag gebeuren conform de oude administratieve praktijk. De nieuwe regels voorzien in twee fasen. In een eerste fase, telkens de bediende bij de nieuwe werkgever vakantiedagen opneemt die hij heeft verworven door de prestaties bij zijn voormalige werkgever, betaalt de nieuwe werkgever voor die vakantiedagen het enkel vakantiegeld met aftrek van 90 procent van het bruto dagloon van de maand waarin de bediende zijn vakantie opneemt. Bij het nemen van de hoofdvakantie, betaalt de nieuwe werkgever ook het dubbel vakantiegeld uit na aftrek van het reeds uitbetaalde dubbel vertrekvakantiegeld. In een tweede fase, in december van het vakantiejaar, wordt een eindafrekening gemaakt van het vertrekvakantiegeld voor het enkel vakantiegeld. De werkgever zal dan eventuele correcties uitvoeren. De werkgever moet de bediende informeren over de eventuele correcties, namelijk over het ingehouden of het betaalde bedrag, via de loonfiche van december. De in het koninklijk besluit opgenomen berekeningswijze laat het recht van de werkgever om een werkelijke inhouding per vakantiedag toe te passen, onverlet.

Komt Nederlandse RVU-regeling te vervallen? Meer dan een miljoen Nederlanders moeten er rekening mee houden dat ze langer moeten doorwerken. De RVU-regeling waardoor ze eerder met pensioen kunnen dreigt immers niet op tijd verlengd te worden, omdat gesprekken tussen vakbonden en werkgevers over verlenging van de RVU-regeling niet van de grond komen. De RVU-regeling maakt het mogelijk dat iemand drie jaar voor het bereiken van de AOW-leeftijd stopt met werken. De werkgever betaalt in dat geval een uitkering van 1.200 euro per maand, terwijl een werknemer zijn of haar inkomen kan aanvullen door een deel van het pensioen naar voren te halen. De regeling in het kader van het vroegpensioen is tijdelijk, want loopt in 2025 af. Dat lijkt nog ver weg, maar om een verlenging door beide Kamers te krijgen wordt de tijd wel krap.

44


Wat als emigrant verzuimt verplicht Nederlands M-biljet in te dienen Op 8 september 2023 heeft Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak (22/2786) van een uit Nederland naar België geëmigreerde man. Belanghebbende schreef zich op 31 december 2019 uit als inwoner van een Nederlandse gemeente en liet zich in België registreren. Hij deed over 2019 geen aangifte in Nederland door middel van het verplichte M-biljet voor belastingplichtigen, die in de loop van het kalenderjaar zijn geëmigreerd. Hij deed aanvankelijk wél aangifte door middel van een T-biljet voor binnenlands belastingplichtigen en stuurde later het M-biljet oningevuld met een begeleidende brief retour. De inspecteur van de Nederlandse belastingdienst was het hier niet mee eens en legde aan belanghebbende een verzuimboete van 385 euro op. In beroep oordeelde Rechtbank Zeeland-West-Brabant inmiddels dat de boete terecht is, maar verlaagt dient te worden tot 50 euro wegens de slechte financiële situatie van belanghebbende. Die stelt op zijn beurt nog vergeefs dat de communicatie met de Nederlandse belastingtelefoon moeizaam verliep. Maar omdat deze actie door belanghebbende eerst na het verstrijken van de (zelfs verlengde) inlevertermijn werd ondernomen, waardoor hij niet de in redelijkheid te vergen zorg heeft betracht om de aangifte tijdig te doen, wordt daarmee door de rechter geen rekening gehouden. Bovendien acht de rechter het niet aannemelijk dat de Nederlandse belastingtelefoon zou hebben toegezegd dat het M-biljet niet tijdig ingediend hoefde te worden. Het beroep van belanghebbende is ontvankelijk, omdat hij er geen rekening mee hoefde te houden dat zijn aangetekende brief er vanuit België langer dan één week over zou doen, waardoor de termijnoverschrijding verschoonbaar wordt geacht.

In verband met emigratie opgelegde conserverende IB-aanslag correct Hof 's-Hertogenbosch heeft onlangs geoordeeld in een zaak (21/01105 en 21/01106) die handelde over het al dan niet correct opleggen van een conserverende IB-aanslag bij emigratie. In verband met belanghebbendes emigratie in augustus 2016 uit Nederland, legde de inspecteur van de Nederlandse belastingdienst een conserverende IB-aanslag op voor de opgebouwde ABP-pensioenaanspraken. Belanghebbende was het hier niet mee eens en kwam in hoger beroep van Rechtbank Zeeland-West-Brabant, die op haar beurt de aanslag deels vermindert wegens de vermindering van de aanslag IB/PH voor het jaar 2016. In hoger beroep oordeelt Hof 's-Hertogenbosch nu dat de conserverende IB-aanslag wel degelijk correct is opgelegd. Het aanslagbiljet maakt voldoende duidelijk waarop de aanslag betrekking heeft en ook zijn de enkele essentialia die een aanslagbiljet moet bevatten op het aanslagbiljet vermeld. De stelling van belanghebbende dat het aanslagbiljet niet vermeldt op welke periode en op welke opgebouwde pensioenrechten bij welke instantie de conserverende aanslag ziet, wordt verworpen. Over de waarde van de pensioenaanspraken merkt het hof op dat er vanuit wordt gegaan dat het ABP bij het verstrekken van de gegevens over de waarde van het opgebouwde pensioen van belanghebbende rekening heeft gehouden met het gedeelte van het pensioen dat in de toekomst aan de ex-echtgenote van belanghebbende toekomt. Verder zijn volgens het hof ook het gelijkheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel niet geschonden.

45


In Verenigd Koninkrijk gestationeerde piloot woont in Nederland Op 23 augustus 2023 heeft Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak (AWB – 22/4388), omtrent de fiscale hoofdverblijfplaats van een piloot. Belanghebbende werkte als piloot voor een Maltese luchtvaartmaatschappij, was gestationeerd in het Verenigd Koninkrijk en stond in de BRP (Basisregistratie Personen) ingeschreven bij zijn ouders in Nederland. De inspecteur van de Nederlandse belastingdienst was het niet eens met de door de piloot ingediende aangifte IB/PH 2018 en week er daarom van af en verleende geen aftrek ter voorkoming van dubbele belasting voor elders belaste inkomsten. De piloot was het daarmee niet eens, in geschil kwam of de piloot in Nederland woonde en welk land heffingsbevoegd was over zijn inkomsten. Rechtbank Noord-Holland oordeelt nu dat de inspecteur aannemelijk maakt dat belanghebbende in 2018 inwoner van Nederland is. Uit de feiten en omstandigheden volgt dat belanghebbende een duurzame band van persoonlijke aard heeft met Nederland. Hij verblijft niet alleen, verdeeld over het jaar, een aanzienlijke periode in Nederland, maar heeft ook geregeld contact met vrienden en familie in Nederland en verricht geregeld betalingen in Nederland. Voorts beschikt hij meer dan een half jaar over een auto met Nederlands kenteken waarvoor in Nederland motorrijtuigenbelasting wordt voldaan en heeft hij een Nederlandse zorgverzekering. De rechtbank stelt vervolgens vast dat belanghebbende onvoldoende aannemelijk maakt dat hij in 2018 als inwoner aan de belastingheffing in het Verenigd Koninkrijk is onderworpen. De zogenoemde ‘tie-breaker’ van artikel 4 van het dubbelbelastingverdrag tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk komt dan ook niet aan de orde en Nederland is heffingsbevoegd.

Het belang van een correcte omrekening fiscaal loon en toepassing onbelaste kostenvergoedingen in grensoverschrijdende situaties Op 22 augustus 2023 heeft Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een zaak (AWB – 21/1299, 21/3848 en 22/51) van een in Nederland wonende grensoverschrijdend actieve piloot. Belanghebbende werkte via een zelfstandigheidsconstructie als piloot voor Ryanair en was gestationeerd op vliegveld Weeze in Duitsland. De beloningen voor zijn werkzaamheden werden overgemaakt aan een Ierse vennootschap, waarin belanghebbende aandelen hield, waarna de accountant de beloning naar hem doorstortte. De inspecteur stelde na ontvangst van de IB-aangiften 2015, 2016 en 2017 een onderzoek in en besloot bij het opleggen van de aanslagen af te wijken van de ingediende aangiften. In geschil is de hoogte van het fiscale loon en of sprake is van gerichte vrijstellingen.

De piloot was het daarmee oneens en kwam in beroep bij Rechtbank Gelderland. De rechtbank oordeelt nu dat bij de vaststelling van het fiscale loon 2015 rekening moet worden gehouden met een gerichte vrijstelling van 4.666 euro. Tevens wordt nog 653 euro als vrije ruimte van de werkkostenregeling van 1,20% in aanmerking genomen. Voor 2016 en 2017 stelt de rechtbank de gerichte vrijstelling vast op 6.025 euro resp. 4.350 euro. Met betrekking tot de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting in verband met de in Duitsland verrichte werkzaamheden komt de rechtbank op een aftrek elders belast van 39,10%. Bij de berekening van de voorkomingsaftrek is de tijd die belanghebbende doorbrengt op of op korte afstand van het vliegveld voor de stand-by diensten niet in aanmerking genomen. De rechtbank stelt de inspecteur daarom in het ongelijk en vermindert de aanslagen.

46


Leeftijd op moment van verzoek tot afkoop Nederlandse polis is bepalend Een in Nederland wonende vrouw heeft een lijfrentepolis afgesloten en daarvoor in de jaren 2000 tot 2006 in totaal 6.393,61 euro aan premies betaald. In 2016 is bij de vrouw borstkanker geconstateerd en is zij arbeidsongeschikt geraakt. Zij krijgt in april 2019 de lijfrentepolis met een waarde van 7.029,37 euro uitgekeerd. De verzekeraar houdt over die waarde 52 procent aan loonheffingen in, zodat de vrouw 3.373 euro ontvangt. De inspecteur van de Nederlandse belastingdienst meent dat de lijfrentepolis te vroeg is afgekocht en dat het niet aannemelijk is gemaakt dat de vrouw de premies niet heeft afgetrokken. Daarom stelt hij dat de vrouw nog 1.406 euro aan revisierente moet betalen. De vrouw is het daarmee niet eens en gaat in bezwaar en beroep tegen de beschikking revisierente. Rechtbank Gelderland behandelt de zaak (20/1066) op 7 september 2023 en wijst daarbij op een van de uitzonderingen op het berekenen van revisierente bij afkoop. Het gaat om de uitzondering waarbij het berekenen van revisierente achterwege blijft als de afkoop:

plaatsvindt vanwege langdurige arbeidsongeschiktheid; en de belanghebbende op het moment van afkoop van de aanspraak nog niet de pensioengerechtigde leeftijd zoals omschreven in de Algemene ouderdomswet heeft bereikt. Deze uitzondering is volgens de rechtbank aan de orde. Daarbij stelt de rechtbank dat niet het moment van betaling van de aanspraak door de verzekeraar bepalend is, maar dat het gaat om het moment waarop het verzoek is gedaan. De rechtbank vernietigt daarom de beschikking revisierente.

AOW-premies verschuldigd over Belgisch rustpensioen Hof ’s-Hertogenbosch heeft recent geoordeeld in een zaak (21/01285 en 21/01286) die handelde over het wel of niet verschuldigd zijn van AOW-premie over een Belgisch rustpensioen. In deze zaak betrof het een inwoner van Nederland die sedert 2015 een Belgisch rustpensioen ontvangt. Sinds 2016 is belanghebbende in Nederland in loondienst werkzaam en heeft zij nog niet de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt. Nederland mag dan op grond van de Vo. 883/04 EU AOW-premie over het Belgische rustpensioen heffen. Belanghebbende is van mening dat ze over het Belgische rustpensioen geen AOW-premie verschuldigd is, omdat dit geen onderdeel van het premie-inkomen zou vormen. Hof ’s-Hertogenbosch bevestigt evenwel nu het oordeel van de rechtbank en oordeelt dat over het Belgische rustpensioen wel degelijk AOW-premie dient te worden afgedragen. Aangezien belanghebbende als inwoner van Nederland binnenlands belastingplichtig is en het rustpensioen tot haar belastbaar inkomen uit werk en woning behoort, houdt dat in dat zij als verzekerde voor de AOW tevens premieplichtig is voor de AOW en dat het Belgische rustpensioen dus tot het belastbare premie-inkomen hoort. Aan dit oordeel doet niet af dat belanghebbende tijdens de opbouw van het rustpensioen in België premie verschuldigd is geweest.

47


De 90-procent voorwaarde dan toch op de schop, wachten of niet ?

mr K.A. van Heerewaarden werkzaam als Tax manager bij Van Oers International te Breda (K.vHeerewaarden@vanoers.nl)

De Nederlandse wet voorziet in ruimere fiscale voordelen voor de inwoners van België waarvan het inkomen voor 90 procent of meer belast is in Nederland: de zogenoemde kwalificerende belastingplichtige. Naar aanleiding van eerdere rechtspraak is deze harde 90 procent grens al meermaals bijgesteld. Mogelijk lijkt de harde grens nu toch te komen vervallen. De (EU) rechter is weer aan zet. Waar gaat het over Indien het 90 procent criterium behaald is, ontstaat recht op welbepaalde aftrekposten in de Nederlandse aangifte inkomstenbelasting, dit voor zover deze niet in het woonland België benut kan worden. In de praktijk gaat het dan in veel gevallen om de aftrek van de rente in verband met de in België gelegen eigen woning. Er geldt in beginsel een harde grens: een alles of niets benadering. Is het inkomen voor 90 procent of meer belast in Nederland dan gaat men goed; bij 89 procent of minder, loopt men in principe de volledige aftrekpost mis. De toetsing geschiedt op individueel dan wel gezinsniveau van de belastingplichtige(n).

De A-G geeft aan dat de huidige regeling in strijd is met het Europees recht. Nederland is namelijk verplicht tot nationale behandeling ongeacht het percentage van het inkomen dat aan Nederland is toegewezen. Nederland moet nietingezetenen dan, net als ingezetenen, naar Nederlandse maatstaven belasten alsof zij ingezeten zijn en hen dezelfde evenredige belastingvrijstelling ter voorkoming van internationale dubbele belasting geven als inwoners. Hij verwacht echter niet dat de Schumacher-leer nu ineens volledig opzij gezet zal worden, maar meent dat een pro rata benadering/ toekenning van de aftrekposten zeer/meer ruimhartig zal moeten worden toegekend. Zoals bekend heeft ook Ivan Cools van het Nederlands-Belgisch Centrum al herhaaldelijk gepleit voor een dusdanige benadering.

Met de recent fors gestegen rente op leningen, is het belang van het recht op renteaftrek ook weer toegenomen. Soms kan het opzeggen van het kleine baantje van de partner in het woonland volledig gecompenseerd worden door de renteaftrek, of een aanpassing van de gerechtigheid tot de eigen woning. Maar wellicht is een dergelijke oplossing niet meer nodig.

Het is sowieso nog steeds onduidelijk welke staat wat moet doen, met name naar wiens recht de persoonlijke en gezinsomstandigheden van de grensarbeider ‘volledig’ in aanmerking moeten worden genomen en hoe dat feitelijk moet gebeuren: dat van de woonstaat of dat van de werkstaat, of, bij meer werkstaten: van welke werkstaat. Hij stelt dan ook voor om hierover een vraag te stellen aan het Hof van Justitie van de EU.

Mogelijk toch een verruiming op komst ? Al jaren wordt de harde 90 procent grens in strijd verondersteld te zijn met Europees recht. Daarover is al meermaals geprocedeerd. Daarbij wordt veel teruggegrepen op de meer dan 25 jaar oude Schumacher uitspraak. In die uitspraak was nagenoeg het gehele inkomen (90 procent) belast in het werkland ….. Sedertdien wordt dit – al dan niet terecht – als uitgangspunt gehanteerd.

Bijkomend is volgens de A-G van belang om van het Hof te vernemen in hoeverre rekening gehouden dient te worden met de verschillende wijze(n) waarop de betreffende landen met eenzelfde aftrekpost om gaan (dispariteit).

De rechter heeft al meermaals geoordeeld dat – onverkorte toepassing van - deze regel (te) rigide is. Hof ‘sHertogenbosch heeft daarbij zelfs in een uitspraak een soort schema gegeven, waarin zij de gevallen ‘vangt’ die in haar optiek ook (deels) rechten openen op bepaalde Nederlandse fiscale voordelen.

Wat te doen in de praktijk ? De antwoorden zullen mogelijk nog wel geruime tijd op zich laten wachten, als de Hoge Raad het advies van de A-G volgt om nadere vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de EU. Ook als de Hoge Raad zelf snel met een antwoord komt, kan het van belang zijn om uw rechten veilig te stellen voor die aanslagjaren waartegen nog bezwaar mogelijk is c.q. diegene die niet definitief zijn. De voorvraag is uiteraard altijd of er sprake is van een voldoende (toegenomen) belang. Bekijk dan ook samen met uw adviseur hoe u uw rechten maximaal kunt veilig stellen. Ook met de terug toegenomen financiële belangen van de renteaftrek, kan een wijziging in de gerechtigheid van de woning soms een oplossing bieden. De kosten wegen nu weer veelal op tegen de baten. De vraag blijft immers nog altijd of Europa nu wel komt met het gewenst antwoord!

Dit jaar zijn ook aantal geschillen hierover voorgelegd aan de Hoge Raad der Nederlanden. De Hoge Raad is de hoogste (nationale) Nederlandse rechter in fiscale zaken, die zich daarbij laat adviseren door een advocaat-generaal (A-G). De A-G is een rechtsgeleerde die adviezen geeft aan de Hoge Raad. Naar aanleiding van een aantal zaken heeft de A-G geadviseerd om nadere vragen te stellen aan de hoogste Europese rechter fiscale zaken, het Hof van Justitie van de EU.

48


49


Nagenoeg kwart Nederlanders geniet over 15 jaar een AOW-uitkering De Nederlandse bevolking bestaat over goed 15 jaar voor bijna een kwart uit AOW'ers. Volgens schattingen van de Sociale Verzekeringsbank hebben dat jaar ongeveer 4,6 miljoen mensen recht op het basispensioen, op een totale bevolking van 19,2 miljoen mensen. In een nieuwe prognose gaat de Sociale Verzekeringsbank ervan uit dat de beroepsbevolking over zeventien jaar uit net geen 11 miljoen mensen bestaat. Dat betekent dat er per AOW-gerechtigde slechts twee werkenden zijn. De nieuwe cijfers zijn reden tot zorg, vindt de Sociale Verzekeringsbank. De arbeidsmarkt blijft namelijk structureel krap. Daarnaast zou de publieke dienstverlening steeds meer onder druk komen te staan door opeenstapeling van beleid en ingewikkelde maatwerkoplossingen. De uitvoeringsinstantie pleit daarom voor een ingrijpende vereenvoudiging van het sociale zekerheidsstelsel om mensen een vangnet te kunnen blijven bieden. Zo wil de Sociale Verzekeringsbank een eenvoudiger systeem voor het bepalen van de AOW-hoogte op basis van de leefvorm van pensioengerechtigden. Een optie is de regeling voor iedereen hetzelfde te maken, ongeacht of iemand samenwoont, gehuwd is of alleenstaand is. Het lijkt er daarbij op dat met name alleenstaanden dan zullen moeten inleveren.

Is Nederlands pensioensysteem werkelijk het beste ter wereld? Het Nederlandse pensioensysteem is weer het beste van de wereld, althans dat vinden het Amerikaanse adviesbureau Mercer en beleggersorganisatie CFA Institute. Afgelopen jaren stond Nederland wel vaker op de eerste plek van de index die de organisaties jaarlijks maken van pensioenstelsels wereldwijd, maar vorig jaar scoorde IJsland net iets beter. Het pensioenstelsel in Nederland gaat veranderen. In plaats van een collectieve pensioenpot komen er grotendeels individuele potjes. Het Nederlandse pensioenstelsel is volgens Mercer en CFA Institute goed in staat om uitstekende uitkeringen te bieden tijdens de hervorming. Verder noemen de organisaties het toezicht op het Nederlandse pensioenstelsel goed en is de beleggingsportefeuille volgens Mercer en CFA Insitute goed op orde. De hoge inflatie en stijgende rentes zorgen volgens Margaret Franklin van CFA Institute wel voor aanzienlijke uitdagingen voor pensioenregelingen. Ook zegt ze dat mensen een steeds belangrijkere rol gaan spelen in hun eigen pensioen. Voor een goed begrip gaat het hier uitsluitend over tweede pijlerpensioenen, oftewel de zogenoemde bedrijfspensioenen. Nederland scoort daarin merkelijk beter dan België dat op de zeventiende plaats noteert, maar dit dient volgens het Nederlands-Belgisch Centrum te worden genuanceerd. Immers in België is het wettelijk pensioen (eerste pijler) doorgaans veel uitgebreider dan in Nederland (AOW), omdat de opbouw in die eerste pijler in België al in belangrijke mate inkomensgerelateerd is, waar de AOW-opbouw in Nederland inkomensonafhankelijk is. Het Nederlands-Belgisch Centrum stelt zich daarom op het standpunt dat het geïsoleerd bekijken van de eerste en tweede pijler, een sterk vertekend beeld geeft. In beide landen kan immers worden opgebouwd via de tweede pijler tot een bepaald percentage van het werkelijk verdiende inkomen. In Nederland kan dat tot 70 procent en in België zelfs tot 80 procent.

50


Niet in Nederland belastbaar inkomen (NiNbi) Wie buiten Nederland woont, maar bijvoorbeeld omwille van een Nederlandse (pensioen)uitkering toch Nederlands sociaalverzekerde is, ontvangt jaarlijks op basis van de aangifte Wereld Inkomen van de Nederlandse belastingdienst een zogenoemde NiNbi-beschikking. Deze beschikking is van belang voor het vaststellen van eventuele toeslagen en verschuldigde bijdragen. Op de NiNbi-beschikking wordt een opsplitsing gemaakt tussen enerzijds in Nederland belastbaar loon of verzamelinkomen, en anderzijds het inkomen dat niet in Nederland belastbaar is. Op grond daarvan wordt het wereldinkomen verminderd met het in Nederland belastbare loon of verzamelinkomen, wat uiteindelijk resulteert in het NiNbi. Met behulp van deze informatie bepaalt de belastingdienst dan de uiteindelijke hoogte van aanspraken op toeslagen, waarna de gegevens worden verstrekt aan het CAK dat op haar beurt de gegevens gebruikt om de definitieve hoogte van de CAK-bijdrage vast te stellen.

Nederlands-Belgisch Centrum dient opnieuw klacht in tegen afdeling Belgische zaken van de Svb De Nederlandse Sociale Verzekeringsbank beheert de zogenoemde afdeling Belgische zaken in Breda. Ooit opgezet om met financiering vanuit Nederland en België te komen tot een soort grensoverschrijdend samenwerkend geheel op het terrein van sociale zekerheid, maar finaal zou België nooit echt geparticipeerd hebben. Al vele jaren lijkt de afdeling Belgische zaken een strijd te voeren om haar onzekere bestaansrecht waar te maken. Echter, een en ander loopt niet steeds van een leien dakje. Zo wil het nog steeds dat ingediende aanvragen voor Belgische rustpensioenen door de traag draaiende molen al te lang blijven liggen op de bureaus van de Nederlandse ambtenaren. Wanneer die aanvragen namens een particulier worden ingediend door een intermediair, lijkt het er zelfs op dat die voorwaar nog langer worden opgehouden in Breda. Het Nederlands-Belgisch Centrum betreurt deze gang van zaken en heeft daarom andermaal een klacht ingediend bij de Ombudsdienst.

51


Nederbelg maakt verrichten werkzaamheden in België niet aannemelijk en heeft dan ook geen recht op voorkoming dubbele belasting in Nederland Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 15 juni 2023 geoordeeld in een zaak (22/954 en 22/955) van een Nederbelg die in Nederland voorkoming van dubbele belasting claimde. Belanghebbende woont in België en werkt in dienstverband bij een Nederlandse universiteit en een Nederlands bedrijf. Volgens de Nederbelg heeft hij voor de universiteit en het bedrijf minstens 50 procent van zijn werkzaamheden thuis in België verricht. Omdat een gedeelte van het heffingsrecht dan toekomt aan België heeft de Nederbelg daarom naar eigen zeggen recht op voorkoming van dubbele belasting in Nederland. Echter, volgens de inspecteur van de Nederlands belastingdienst komt het volledige heffingsrecht voor beide dienstbetrekkingen toe aan Nederland.

In beroep oordeelt Rechtbank Zeeland-West-Brabant dat belanghebbende inderdaad geen recht heeft op voorkoming van dubbele belasting, omdat hij niet aannemelijk maakt dat hij (een deel van) zijn werkzaamheden in het kader van zijn dienstbetrekking bij de universiteit heeft verricht in België. Het gehele heffingsrecht over het loon van de universiteit komt dan ook toe aan Nederland. Voor de voor het Nederlandse bedrijf verrichte werkzaamheden geldt dat deze in Nederland zijn verricht en dat het heffingsrecht ten aanzien van deze werkzaamheden dan eveneens aan Nederland toekomt. Ook voor deze werkzaamheden maakt de Nederbelg niet aannemelijk dat hij ze heeft verricht in België. Het gelijk is dan ook aan de inspecteur én het bewijst nogmaals het belang van een goede bewijsvoering omtrent de plaats waar de werkzaamheden fysiek worden verricht. Ook de Belgische fiscus is zeer strikt wat betreft de bewijsvoering en niet uit te sluiten valt dat in deze zaak ook de Belgische fiscus een gedeeltelijk heffingsrecht zal claimen. In dat geval is een belastingplichtige aangewezen op een procedure tot onderling overleg zoals vastgesteld onder artikel 28 van het NederlandsBelgisch dubbelbelastingverdrag (Verdrag 2001).

Besluit Nederlandse middelingsregeling geactualiseerd, deeljaar als gevolg van migratie in middelingstijdvak Het Besluit middeling is uitgebreid met een goedkeuring voor opname van het jaar van migratie in het middelingstijdvak. Hiermee is het besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 19 december 2020 (2020-226944) geactualiseerd.

De goedkeuring houdt in dat een deeljaar voor toepassing van de middelingsregeling als geheel kalenderjaar wordt aangemerkt. Van een deeljaar is sprake als een belastingplichtige ten gevolge van migratie niet het gehele kalenderjaar als binnenlandse of kwalificerende buitenlandse belastingplichtige wordt aangemerkt. In de praktijk kan zich de situatie voordoen dat het inkomen in een deeljaar hoger is dan het inkomen in de twee andere kalenderjaren door bijvoorbeeld een ontslagvergoeding of winst bij staking. Daarom achtte de Staatssecretaris van Financiën het ongewenst om een deeljaar niet te betrekken in het middelingstijdvak. Aan de goedkeuring zijn voorwaarden verbonden. Zo dient het inkomen van het deeljaar hoger te zijn dan de andere jaren en in het middelingstijdvak mag slechts één deeljaar zitten. Daarnaast dient de binnenlandse of kwalificerende belastingplicht in het deeljaar te zijn begonnen of geëindigd als gevolg van migratie. Tot slot blijven de overige voorwaarden van de middelingsregeling van toepassing. De middelingsregeling is overigens met ingang van 1 januari 2023 afgeschaft. Het laatste tijdvak waarop het besluit dus van toepassing is bestaat uit de kalenderjaren 2022, 2023 en 2024.

52


Arbeidskorting op basis van alleen Nederlands inkomen Een buitenlands belastingplichtige heeft in Nederland onder voorwaarden recht op arbeidskorting. Bij het bepalen van de hoogte van de arbeidskorting geldt dat alleen in Nederland genoten salaris relevant is. Dat is nogmaals gebleken uit rechtspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 27 juli 2023 (zaak 22/665).

Een inwoner van België genoot in 2018 in Nederland een salaris van 35.926 euro. Daarnaast heeft hij buiten Nederland een salaris verdiend van 12.883 euro. Voor 2019 genoot hij in Nederland een salaris van 30.849 euro en buiten Nederland van 21.900 euro. De Nederlandse belastingdienst berekende de arbeids- en heffingskorting op basis van het wereldinkomen, maar daar was belanghebbende het niet mee eens.

Bij rechtbank Zeeland-West-Brabant kwam in geschil of de heffingskortingen moeten worden berekend op basis van het wereldinkomen – standpunt van de inspecteur - of enkel het Nederlandse inkomen – standpunt belanghebbende-.

De rechtbank oordeelde op 27 juli 2023 dat voor de arbeidskorting moet worden uitgegaan van het in Nederland verdiende loon en niet van het wereldinkomen. De rechtbank motiveert haar oordeel met een verwijzing naar het zogenoemde ‘Costa Rica-arrest. Ook verwijst de rechtbank naar een uitspraak van hof Den Bosch uit 2022 (22/2645).

Een buitenlands belastingplichtige heeft in beginsel geen recht op de algemene heffingskorting. Echter volgens de nondiscriminatiebepaling uit het Nederlands-Belgisch dubbelbelastingverdrag heeft de Belgische inwoner wél recht op de algemene heffingskorting. De staatssecretaris heeft immers goedgekeurd dat de algemene heffingskorting volledig wordt toegekend. Op grond van de non-discriminatieregels moet volgens de rechtbank worden aangesloten bij de rechten die inwoners van Nederland hebben. Bij binnenlands belastingplichtigen in Nederland wordt de algemene heffingskorting berekend op basis van het verzamelinkomen, ofwel het wereldinkomen. De rechtbank bepaalt dat voor het berekenen van de algemene heffingskorting daarom het uitgangspunt het wereldinkomen is.

Geen inkomstenbelastingdeel algemene heffingskorting voor Belgische schipper Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 28 juli 2023 uitspraak gedaan over een zaak (22/1421) van een inwoner van België die wel premieplichtig in Nederland is, maar niet belastingplichtig en daarom geen recht heeft op het inkomstenbelastingdeel van de heffingskortingen. In deze kwestie betrof het Een schipper die inwoner was van België en in 2016 in loondienst werkzaam was op een schip dat vaart onder Nederlandse vlag voor een in Nederland gevestigde werkgever. Het heffingsrecht voor het loon kwam toe aan België. De Nederlandse belastingdienst had als premies volksverzekeringen wél 9.267 euro geheven, waarbij geen rekening werd gehouden met het inkomstenbelastingdeel van de heffingskortingen. Belanghebbende was het daarmee niet eens en het geschil met de inspecteur werd in beroep behandeld door Rechtbank ZeelandWest-Brabant. Op grond van het Nederlands-Belgisch dubbelbelastingverdrag kwam het fiscale heffingsrecht over het loon toe aan Nederland (art. 15 lid 3 van het Verdrag). Volgens het nationale recht was de schipper evenwel alleen premieplichtig in Nederland, waardoor hij op grond van de Wet IB 2001 geen recht op het inkomstenbelastingdeel van de heffingskortingen kon claimen. De rechtbank onderzocht vervolgens of dat recht wel aan de schipper toe kon komen op grond van artikel 26 van het dubbelbelastingverdrag of op grond van artikel 45 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). De schipper vergeleek zijn situatie daarbij met die van een inwoner van Nederland met vrijgestelde inkomsten uit het buitenland. De rechter is het met de zienswijze van de schipper niet eens. Die Nederlandse inwoner is namelijk, anders dan de schipper, onderworpen aan inkomstenbelastingheffing. Er is dus geen sprake van gelijke gevallen, zodat er ook geen sprake is van ongerechtvaardigde discriminatie van niet-ingezetenen. Op grond van vorenstaande hoeft de Nederlandse belastingdienst dan ook geen persoonlijke aftrekken toe te kennen. De rechtbank oordeelt daarom finaal dat er in het geval van de schipper geen recht op het inkomstenbelastingdeel van de heffingskor-

tingen bestaat.

53


Nederlands buitenlands belastingplichtige moet adreswijziging zelf doorgeven aan Nederlandse gemeente of belastingdienst Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 10 juli 2023 geoordeeld in een zaak van een Nederduitser die geen aangifte IB/PH deed in Nederland (zaak 22/2383). Belanghebbende verhuisde in 2010 naar Duitsland. Later verhuisde hij binnen Duitsland naar een nieuw adres. In geschil kwam een verzuimboete wegens het niet tijdig doen van aangifte IB/PH 2020. De uitnodiging en de aanmaning voor het doen van aangifte had de inspecteur verstuurd naar het eerste Duitse adres. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelde nu dat het aan belanghebbende is toe te rekenen dat hij de uitnodiging en de aanmaning voor het doen van aangifte IB/PH niet heeft ontvangen. Belanghebbende maakte immers niet aannemelijk dat hij zijn verhuizing naar het nieuwe (tweede) adres in Duitsland tijdig bij een Nederlandse gemeente of rechtstreeks aan de Nederlandse belastingdienst had gemeld, terwijl hij dat wél had moeten doen. Dat de gemeente de verklaring huwelijksbevoegdheid heeft toegestuurd aan het nieuwe Duitse adres van belanghebbende maakt, gelet op het gehele feitencomplex in deze zaak, nog niet dat daaruit blijkt dat belanghebbende een woonadreswijziging had doorgegeven aan de gemeente en dat dit dus kennelijk bij de gemeente verkeerd was gegaan. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur de uitnodiging en aanmaning tot het doen van aangifte naar het juiste adres heeft gestuurd en besluit dat de opgelegde verzuimboete terecht is en tot het juiste bedrag is opgelegd.

Betaal bij immigratie in Nederland studiekosten eerst nadat je daadwerkelijk als inwoner van Nederland kan worden aangemerkt Een belanghebbende die per 20 augustus 2017 naar Nederland emigreert en eerst vanaf die datum ook daadwerkelijk Nederlands inwoner is geworden, kan de kosten voor studies en/of collegegeld die voorafgaand aan die datum werden betaald in Nederland, niet fiscaal in aftrek brengen. In deze zaak (22/2424) die heeft gelei tot een uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 juli 2023, betrof het een belanghebbende die sinds 20 augustus 2017 in Nederland was komen wonen en er op 1 september 2017 aan zijn studie begon. Belanghebbende betaalde het collegegeld voor het collegejaar 2017-2018 echter al in juni 2017. In zijn aangifte IB/PH 2017 nam belanghebbende een aftrekbaar bedrag aan studiekosten in aanmerking, maar de inspecteur weigerde deze aftrek. Voor de rechtbank werd duidelijk dat partijen het erover eens zijn dat belanghebbende op grond van de tekst van de wet geen recht had op persoonsgebonden aftrek voor studiekosten, omdat deze waren betaald voordat hij in Nederland als inwoner was ingeschreven. Belanghebbende argumenteerde evenwel dat hij vond dat hij toch recht kon ontlenen aan aftrek op basis van doel en strekking van de wet, omdat het collegegeld betrekking had op het collegejaar 2017-2018. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelde echter op 28 juli 2023 dat aftrek van studiekosten niet mogelijk is als betaling plaatsvindt voordat binnenlandse belastingplicht ontstaat. De wet werd dus door de inspecteur op de juiste manier toegepast en leidt volgens de rechtbank ook niet tot schending van algemene beginselen van behoorlijk bestuur, waarop het beroep van belanghebbende ongegrond werd verklaard.

54


Sociale zekerheid bij samenloop loon en een Nederlandse IVA-uitkering Uit het op 18 juli 2023 openbaar gemaakte Kennisgroepstandpunt van de Nederlandse belastingdienst, komt naar voren hoe een inwoner van België die van zijn Nederlandse werkgever loondoorbetaling geniet in samenloop met een IVA-uitkering (Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten) sociaalverzekerd dient te zijn. Als uitgangspunt nemen we een belanghebbende inwoner van België die uitsluitend werkt in Nederland voor een aldaar gevestigde werkgever. Op grond van Vo. 883/04 EU is die dan sociaalverzekerde in Nederland. Maar, wat als deze grenswerker volledig arbeidsongeschikt wordt? In dat geval geldt gedurende 24 maanden loondoorbetaling ten laste van de Nederlandse werkgever en daarnaast een vervroegde IVA-uitkering, die op de loondoorbetaling in mindering wordt gebracht. Na verloop van tijd eindigt vervolgens de arbeidsovereenkomst en ontvangt de grenswerker uitsluitend nog een IVA-uitkering. De vraag die zich dan kan stellen is hoe en waar de grenswerker in deze situatie sociaalverzekerde is. Op grond van artikel 11, tweede lid van Vo. 883/04 EU dient deze situatie te worden gelijkgesteld met werken zo lang de arbeidsovereenkomst van toepassing blijft in samenloop met loondoorbetaling. Vanaf het moment dat de dienstbetrekking eindigt en enkel recht bestaat op een IVA-uitkering, is sprake van een uitkeringssituatie voor onbepaalde tijd en zal opnieuw moeten worden bepaald welke sociaalverzekeringsrecht van toepassing komt. Er kan dan samenloop zijn van uit Belgische én Nederlandse bron opgebouwde rechten. In dat geval zal hij worden onderworpen aan de sociale verzekeringswetgeving van België. In hoofdstuk 1 van titel III van Vo. 883/04 EU zijn nog bijzondere bepalingen opgenomen voor onder meer prestaties bij ziekte voor personen die een pensioen ontvangen krachtens de wetgeving van een of meer lidstaten. Voor de toepassing van die bepalingen wordt de IVA-uitkering gelijkgesteld met op grond van de Nederlandse wetgeving verschuldigde pensioenen. Voor zover enkel sprake is van een uitkering uit Nederlandse bron bestaat wél recht op zorgprestaties in België, maar die komen dan voor rekening van Nederland. De (gewezen) grenswerker is dan een verdragsbijdrage verschuldigd aan het CAK.

Premies buitenlandse arbeidsongeschiktheidsverzekering niet aftrekbaar in Nederland Op 11 september 2023 heeft Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak (22/2606 t/m 22/2609) aangaande de aftrekbaarheid van de premies betaald voor een buitenlandse arbeidsongeschiktheidsverzekering in Nederland. De zaak betrof een belanghebbende die van 2016 tot en met 2019 in zijn Nederlandse aangiften IB/PH in box 1 de premies in aftrek bracht die hij betaalde voor een Duitse arbeidsongeschiktheidsverzekering. Volgens de inspecteur van de Nederlandse belastingdienst zijn de premies niet aftrekbaar in box 1. Omdat de aanslagen 2016, 2017 en 2018 conform de aangiften geautomatiseerd waren opgelegd, legde de inspecteur voor deze jaren navorderingsaanslagen op. Voor 2019 stond hij de aftrek niet toe. In geschil kwam of belanghebbende voor de inkomstenbelasting recht had op aftrek van de Duitse premies. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt nu dat de Duitse premies niet aftrekbaar zijn omdat belanghebbende niet voldeed aan de voorwaarde dat de Duitse verzekering werd afgesloten vóór het ontstaan van de binnenlandse belastingplicht. Omdat de inspecteur eerst bekend werd met de informatie over de arbeidsongeschiktheidsverzekering, nadat de aanslagen IB/PH 2016 tot en met 2018 waren opgelegd, beschikte hij over een nieuw feit dat navordering over die jaren rechtvaardigde. De beroepen van belanghebbende zijn daarom ongegrond.

55


56


Events II __________________

57


Jubileum Infoavond 2 oktober 2023 ** 2 5 ** Op de mooie herfstavond 2 oktober 2023, vierde het Nederlands-Belgisch Centrum / Stichting grensarbeid, samen met 125 genodigden, haar 25jarig bestaan in de Antwerpse Martinushoeve. De avond werd ingeleid door Honorair-Consul-Generaal Jan Lagasse, waarna inhoudelijke uiteenzettingen volgden omtrent het op 21 juni 2023 tussen Nederland en België gesloten nieuwe dubbelbelastingverdrag, het (voorlopig) ontbreken van een fiscale thuiswerkregeling voor grensarbeiders, de sinds 1 juli 2023 in werking getreden kaderovereenkomst sociale zekerheid voor telewerkende grensarbeiders én de aanhoudende en nog aangroeiende problemen voor gepensioneerde grensarbeiders en Nederbelgen. Aan het eind van de avond kon worden geconcludeerd dat (i) op het terrein van grensoverschrijdende sociale zekerheid inmiddels een waardevolle oplossing werd gecreëerd voor telewerkende grensarbeiders, (ii) de in tegenstelling tot de aanhoudende lobby vanuit Nederlandse hoek om te komen tot een fiscale telewerkregeling voor grensarbeiders als onwenselijk kan worden gekwalificeerd en (iii) dat de strijd om het heffingsrecht over grensoverschrijdende pensioeninkomsten tussen Nederland en België verontrustende proporties begint aan te nemen.

Onder voorzitterschap van Ivan Cools waren de gastsprekers van dienst Nancy Slegers (BDO Belgium), Kurt Van Heerewaarden (Van Oers International) en mr. Chantal Hendrickx (Hendrickx Tax-Law). Muzikale omlijsting werd verzorgd door de wereldvermaarde dirigent en violist Sigiswald Kuijken. Een bijzonder woord van dank werd gericht aan erevoorzitter Fons Meesters. Voorzitter Ivan Cools hecht eraan ook via deze weg al de relaties en leden van Nederlands-Belgisch Centrum / Stichting grensarbeid nogmaals van harte te danken voor de jarenlange steun.

58


59


60


FISCAAL & JURIDISCH II __________________

61


Dubbele belastingheffing voor grensoverschrijdend werkende hoogleraar Hof ‘s-Hertogenbosch heeft geoordeeld over de fiscale situatie van een in België wonende en in Nederland werkende grensarbeider die in Nederland had verzocht om gedeeltelijke voorkoming van dubbele belastingheffing. De grensarbeider heeft de Belgische nationaliteit en woonde geheel 2016 in België. Hij was in 2016 werkzaam voor een in Nederland gevestigde stichting. Daarnaast was hij werkzaam als hoogleraar aan een Nederlandse universiteit. België betrok belanghebbende in 2016 in de heffing voor 40% van de som van het loon betaald door de universiteit en de stichting. Belanghebbende was het daar evenwel niet mee eens en betwiste of hij in Nederland voor een deel van zijn inkomen recht heeft op aftrek ter voorkoming van dubbele belasting en zo ja, voor welke deel. Hof ‘s-Hertogenbosch oordeelde hieromtrent (zaak 21/01059) dat er onderscheid moet worden gemaakt tussen beide werkzaamheden Hoewel beide werkzaamheden verband hielden met elkaar, was het dienstverband met de universiteit van publiekrechtelijke aard en het dienstverband met de stichting van privaatrechtelijke aard. Het hele heffingsrecht voor beide dienstbetrekkingen komt daarom toe aan Nederland, ook omdat belanghebbende niet aannemelijk kon maken dat hij deels thuis in België had gewerkt. Het hoger beroep van belanghebbende is daarom ongegrond.

Inwoner Bulgarije tijdens detachering naar België premieplichtig in Nederland Op 30 augustus 2023 heeft Hof 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een zaak (22/00572) omtrent het toepasselijk sociaalverzekeringsrecht van een inwoner van Bulgarije die vanuit Nederland werd gedetacheerd naar België. In deze (zeer) Europese kwestie betrof het een man met de Duitse nationaliteit die woonde in Bulgarije en die van 1 januari 2017 tot 31 juli 2017 in dienst was van een in Nederland gevestigde onderneming, die hem detacheerde bij een bedrijf in België. Voor deze periode beschikte de man over een A1-verklaring waarin het Nederlandse sociale verzekeringsstelsel op hem van toepassing was verklaard. In geschil kwam of de man van 1 januari 2017 tot 31 juli 2017 premieplichtig was voor de Nederlandse Wet langdurige zorg (Wlz) en de Algemene nabestaandenwet (Anw). In zijn aangifte stelde de man immers niet verplicht verzekerd te zijn voor de Nederlandse volksverzekeringen. Bij de voorlopige aanslag werden de betreffende premies aan hem terugbetaald, maar bij de definitieve aanslag werd dit gecorrigeerd. Daar was de man het niet mee eens en kwam in beroep bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, die op haar beurt stelde dat het standpunt van de inspecteur wel degelijk correct was. Echter, ook hiermee was de man het niet eens, waarop hij in hoger beroep kwam bij Hof ’s-Hertogenbosch, stellende dat hij in Bulgarije een ziektekostenverzekering had en zodoende in Nederland niet verzekerde diende te zijn. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt daarop nu dat de A1-verklaring wel degelijk was opgelegd in overeenstemming met art. 12 lid 1 van Vo. 883/04 EU. Bij het opleggen van de definitieve aanslag werden daarom alsnog terecht premies Anw en Wlz geheven. De inspecteur had bij het opleggen van de voorlopige aanslag een minder verstrekkende onderzoeksplicht en mocht in beginsel uitgaan van de gegevens die belanghebbende had verstrekt. Het hof oordeelt overigens voorts dat de verschuldigde premies, anders dan belanghebbende betoogde, geen betrekking hebben op een ziektekostenverzekering. Het hof verklaart het beroep van de man dan ook terecht ongegrond.

62


In Ierland gestationeerde piloot belastingplichtig in woonland Nederland Belanghebbende is als piloot werkzaam voor een Ierse vennootschap en was tot medio 2016 in Ierland gestationeerd. Vanaf medio 2016 is zij in Duitsland gestationeerd. In geschil zijn de woonplaats en het restant PGA, dat 101.126 bedroeg per eind 2014. Hof 's-Hertogenbosch heeft nu geoordeeld (21/00291 en 21/00292) dat belanghebbende tijdens haar stationering in Ierland (fiscaal) inwoner van Nederland is en dat haar inkomen terecht in de Nederlandse belastingheffing werd betrokken. Uit de feiten en omstandigheden die bij het boekenonderzoek zijn vastgesteld volgt dat belanghebbende een duurzame band van persoonlijke aard had met Nederland. Vervolgens stelt het hof vast, mede naar aanleiding van de uitspraak van het hof van 7 september 2022 (21/00277), dat voor de kostenvergoedingen sprake was van een gerichte vrijstelling van de werkkostenregeling. Omdat belanghebbende geen inzicht gaf over hoe de kostenvergoedingen in 2015 en 2016 waren samengesteld, volgt het hof de inspecteur in zijn stelling dat de gerichte vrijstelling voor 4.332 euro in aanmerking kan worden genomen. Een en ander leidt er uiteindelijk toe dat het restant PGA 2015 wordt verhoogd met 4.332 euro en dat de inkomens voor 2015 en 2016 worden verlaagd. Daarnaast herberekent het hof de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting in verband met de stationering in Duitsland. Het restant PGA was dan ultimo 2016 nihil.

In België belast pensioeninkomen terecht betrokken in afbouw Nederlandse algemene heffingskorting Hof ‘s-Hertogenbosch heeft geoordeeld in een zaak (22/00141) van een Belgisch inwoner die in 2017 in Nederland werd aangemerkt als kwalificerend buitenlands belastingplichtige, aangaande de wijze waarop de algemene heffingskorting door de Nederlandse belastingdienst toegepast werd. Belanghebbende had in het jaar 2017 een gering bedrag aan pensioeninkomen uit Nederland ontvangen. In de definitieve aanslag inkomstenbelasting 2017 betrekt de inspecteur het pensioeninkomen in de afbouw van de algemene heffingskorting, daar waar belanghebbende van mening is dat, gezien het feit dat het pensioeninkomen aan België ter heffing is toegewezen, deze afbouw in strijd is met het Nederlands-Belgisch dubbelbelastingverdrag. Hof ‘s-Hertogenbosch oordeelt nu in navolging van de rechtbank dat de berekening van de algemene heffingskorting niet in strijd is met het Nederlands-Belgisch dubbelbelastingverdrag, omdat het Verdrag slechts bepaalt welke inkomensbestanddelen door de landen in de grondslag mogen worden betrokken. De algemene heffingskorting vormt een onderdeel van de tariefstructuur en valt niet onder de toepassing van het Verdrag. Ook bevat het Verdrag geen regels over de verdeling van het recht om premies te heffen. Het hof oordeelt daarom dat het door belanghebbende ingestelde hoger beroep ongegrond is.

Ondanks buitenlands pensioen toch verzekeringsplicht voor Nederlandse AOW Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 19 juni 2023 geoordeeld in een zaak (BRE 22/6059 en 22/6061) van een in Nederland wonende en tot 1 december 2018 voor een Duitse werkgever tewerkgestelde vrouw, die in 2019 haar pensioeninkomsten uit Duitsland ontvangt en aansluitend vanaf 10 augustus 2019 ook een Nederlandse AOW-uitkering. De vrouw is van mening dat zij, omdat zij in Duitsland pensioen heeft opgebouwd, in 2019 niet langer premieplichtig is voor de AOW. Die aanname is evenwel onjuist en Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dan ook dat de vrouw tot en met 9 augustus 2019 nog premieplichtig is voor de AOW, omdat ze in 2019 nog niet de (Nederlandse) pensioengerechtigde leeftijd had bereikt. Bovendien is ze nog premieplichtig voor de WLZ en de Anw. Verder heeft de inspecteur de heffingskorting juist vastgesteld, maar wordt de bijdrage Zvw verminderd. Het beroep is daarom wel deels gegrond.

63


Gepensioneerd echtpaar niet aan te merken als kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen Er heerst heel wat onduidelijkheid omtrent het al dan niet naar Nederlands fiscaal recht in aanmerking komen voor het zogenoemde statuut van kwalificerend buitenlands belastingplichtige. Daaromtrent vindt dan ook heel wat (onrechtmatige) rechtsgang plaats. Zo ook in het geval van een Nederlands gepensioneerd echtpaar dat in 2017 in Zweden woonde. Ook zij meenden claimden te kunnen maken op een voordeliger behandeling in de Nederlandse fiscaliteit, maar de inspecteur van de Nederlandse belastingdienst legde de aanslag IB 2017 op in afwijking van de door de belanghebbenden ingediende aangifte. Het gevolg daarvan is dat belanghebbenden voor inkomstenjaar 2017, anders dan zij veronderstelden, niet aangemerkt worden als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige met als gevolg dat onder meer geen rekening kan worden gehouden met de aftrek uitgaven specifieke zorgkosten. Belanghebbenden kwamen vervolgens in beroep bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant. De rechtbank oordeelde op 15 juni 2023 (zaak BRE 22/908 en 22/911) dat belanghebbenden inderdaad niet kunnen worden aangemerkt als kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen op grond van art. 7.8, lid 6, Wet IB 2001. Zij voldoen in 2017 immers niet aan het zogenoemde 90%-criterium. De omstandigheid dat als gevolg van toepassing van regels ter voorkoming van dubbele belasting feitelijk geen inkomstenbelasting in Zweden is verschuldigd, brengt volgens de rechtbank niet mee dat belanghebbenden alsnog kwalificeren op grond van art. 21bis, lid 1, onderdeel c, Uitv.besl. IB 2001. Belanghebbenden hebben immers niet aannemelijk gemaakt dat zij in Zweden zonder toepassing van die regels feitelijk geen inkomstenbelasting zijn verschuldigd. Bij de toetsing aan het Unierecht werpt de rechtbank het gebrek aan het geven van inzicht in gegevens door belanghebbenden tegen, waardoor het Unierecht Nederland niet verplicht tot het verlenen van tegemoetkomingen die samenhangen met de persoonlijke en gezinssituatie. De rechtbank oordeelt dan ook dat het beroep van belanghebbenden ongegrond is.

Geen kwalificerend buitenlandse belastingplichtige in Nederland, omdat woonstaat heft over AOW Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 14 juni 2023 geoordeeld omtrent de positie van een niet-inwoner die meende in aanmerking te komen voor het statuut kwalificerend buitenlands belastingplichtige in Nederland.

Belanghebbende en zijn vrouw wonen in Duitsland en genoten een AOW-uitkering uit Nederland. Daarnaast geniet hij ook nog een ouderdomspensioen. Belanghebbendes woonstaat, i.c. Duitsland, is heffingsbevoegd ten aanzien van de AOW-uitkeringen en Nederland ten aanzien van het ouderdomspensioen. Belanghebbende claimde in zijn Nederlandse IB-aangiften dat hij kwalificerende buitenlandse belastingplichtige is. De inspecteur was evenwel van mening dat hij geen kwalificerende buitenlandse belastingplichtige is, aangezien Duitsland bevoegd is belasting te heffen over de AOW en daardoor het totale inkomen van belanghebbende en zijn vrouw niet nagenoeg geheel (90%-criterium) in Nederland belast. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt nu dat er geen sprake is van een gering inkomen in de zin van art. 21 Uitv. besl. IB 2001. Uit de wetsgeschiedenis van deze bepaling volgt namelijk dat rekening moet worden gehouden met het wereldinkomen. Daarbij is niet van belang dat belanghebbende in Duitsland geen belasting hoeft te betalen, omdat Duitsland geen belasting heft over de AOW-uitkering. Bij de vraag of Duitsland rekening kan houden met de persoonlijke aftrekposten van belanghebbende gaat het om de vraag of Duitsland dat kan doen, uitgaande van het daar geldend belastingsysteem, niet of Duitsland dat feitelijk ook doet. Belanghebbende heeft naar Nederlands recht dan ook geen recht op persoonlijke tegemoetkomingen. Een en ander is volgens de rechtbank ook in overeenstemming met het EU-recht en het gelijk is dan ook aan de inspecteur.

64


Wordt één dag afwezig zonder ziektebriefje in België verder uitgebreid? Belgisch federaal minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke (Vooruit) heeft er in de zomer van 2023 opnieuw voor gepleit om het ziektebriefje voor minder dan vier dagen af te schaffen. Volgens de minister zouden huisartsen zo meer tijd kunnen besteden aan patiënten die het echt nodig hebben. Zowat twee jaar geleden werd het ziektebriefje voor één dag al afgeschaft, waardoor werknemers in België die één dag afwezig zijn door ziekte geen doktersattest meer aan hun werkgever dienen te bezorgen. De regel geldt zowel voor één dag arbeidsongeschiktheid als voor de eerste dag van een langere periode van arbeidsongeschiktheid. Het systeem is van toepassing op bedrijven met vijftig of meer werknemers en elke werknemer kan de vrijstelling maximum drie keer per jaar gebruiken. Inmiddels is gebleken dat het korte ziekteverzuim in Belgische bedrijven in de eerste helft van 2023 met vijf procent iss afgenomen. De afschaffing van het ziektebriefje voor één dag veroorzaakt dus niet meer ziekteverzuim. Daarom wil de minister de termijn verder verlengen. De minister is naar eigen zeggen voorstander van de afschaffing van het medisch attest voor een korte periode, meer bepaald minder dan vier dagen. Hij volgt daarmee het standpunt van de huisartsen, die erop wijzen dat de meeste mensen niet op één dag herstellen van een virus en daarom nog steeds naar hun huisarts moeten voor een medisch attest. De tijd die een arts daaraan besteedt zou hij beter kunnen gebruiken, bijvoorbeeld voor mensen met ernstige gezondheidsproblemen die vanaf de eerste dag medisch advies nodig hebben. Maar er zijn ook tegenstanders van deze gedachte. Zij stellen dat het fout is te denken dat een patiënt niet naar een huisarts zou moeten wanneer die enkele dagen ziek is en dat het zeker niet aan de minister is om te oordelen dat dit niet nodig zou zijn. Werkgeversorganisaties stellen dat zelfs als de overgrote meerderheid van de werknemers correct zou handelen, het toch de deur openzet voor misbruik. Zij stellen voorts dat ziekteverzuim nu al een plaag is en dat elke afwezigheid ongelegen komt en duur is, omdat de werkgever de zieke moet blijven betalen.

België op weg naar 600.000 langdurig zieken tegen 2035 Voor zover het beleid niet wordt gewijzigd, dan stevent België tegen 2035 af op 600.000 langdurig zieken. Dat blijkt uit berekeningen van het Federaal Planbureau. Actueel telt België een half miljoen langdurig zieken. Uit cijfers van het Riziv bleek onlangs nog dat 80 procent van de toename van langdurig -zieken ouder is dan 55 jaar. Echter ook bij jongeren blijft de -stijging zich doorzetten.

Ook de Onafhankelijke Ziekenfondsen trekken aan de alarmbel over de toenemende cijfers. Zij zien dat het aantal geestelijke gezondheidsproblemen, zoals depressies en burn-outs, explodeert, doordat werknemers steeds minder zingeving zouden vinden in hun werk. De ziekenfondsen wijzen ook op de grote impact van die extra langdurige zieken op de maatschappij en de sociale zekerheid. Zij menen dan ook dat Bovenkant formulierOnderkant formulier

bedrijven extra inspanningen zouden moeten doen voor aangepaste uurroosters en langer verantwoordelijk gehouden moeten worden voor hun langdurig zieke werknemers.

Actueel dragen Belgische werkgevers slechts één maand de kosten van een langdurig zieke, waarna die doorstromen naar de ziekteverzekering. In Nederland dragen werkgevers de kosten gedurende 24 maanden, waardoor ze financieel zwaarder geresponsabiliseerd worden.

65


Gaat Belgisch werkgever ook tweede maand ziekte betalen? Belgisch federaal minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke (Vooruit) heeft een voorstel klaar om Belgische werkgevers ook te laten betalen voor de tweede maand ziekte van hun werknemers. De opbrengst wil hij naar de bedrijven laten terugvloeien via een algemene verlaging van de patronale bijdragen en naar een sterkere prikkel om zieken opnieuw aan te werven. Volgens de sociaaldemocraat is er een sterkere responsabilisering nodig in het begin van de afwezigheidsperiode. Hij stelt dat België actueel, anders dan Nederland, de kosten voor arbeidsongeschikte werknemers maar voor een relatief beperkte periode ten laste van de werkgevers legt. Voor bedienden betalen werkgevers een maand gewaarborgd inkomen, voor arbeiders twee weken. Daarna komt de ziekteverzekering tussen. Vandenbroucke wil met zijn voorstel dat naar schatting 420 miljoen euro zou opbrengen, niet de Belgische schatkist belonen, maar het geld laten terugvloeien naar werkgevers middels verlaging van de patronale bijdragen voor de sociale zekerheid. .

De Belgische en Vlaamse werkgeversorganisaties VBO en Voka zijn alvast geen voorstander van het voorstel, behoudens het onderdeel ‘verlagen van de patronale bijdragen’.

Elektronische uitwisseling van socialezekerheidsgegevens tussen Nederland en België via EESSI Burgers van de Europese Unie hebben het recht zich vrij te verplaatsen binnen de Europese lidstaten en te blijven genieten van socialezekerheidsrechten. Om een doeltreffende sociale bescherming te garanderen worden socialezekerheidsgegevens ook tussen Nederland en België in die zin inmiddels ook uitgewisseld via een Europees beveiligd elektronisch systeem. Dit systeem, genaamd EESSI (Electronic Exchange of Social Security Information) verbindt zowat 10.000 socialezekerheidsinstellingen in Europa en laat de uitwisseling van gegevens toe over de diverse sociale zekerheidssectoren, zoals ziekte, toepasselijke wetgeving, arbeidsongevallen, beroepsziekten, werkloosheidsuitkeringen, pensioenen en gezinsbijslag.

De wettelijke basis voor deze elektronische uitwisseling werd vastgelegd in twee Europese verordeningen, te weten Vo. 883/04 EU en Vo. 987/09 EU. Dankzij deze elektronische uitwisseling kan vertrouwelijke informatie op een beveiligde, meer betrouwbare en vlottere manier uitgewisseld worden tussen lidstaten. Net zoals voor de andere lidstaten is het voor Nederland en België wettelijk verplicht om documenten die in het kader van de sociale zekerheidscoördinatie met andere landen worden uitgewisseld elektronisch te behandelen via EESSI. Daartoe moeten de Europese reglementeringen op technisch, juridisch en administratief gebied worden nageleefd.

66


Uitkeringen uit Duits pensioen volgens A-G niet zonder meer aan te merken als loon uit vroegere dienstbetrekking Advocaat-generaal Pauwels van de Nederlandse Hoge Raad heeft op 6 oktober 2023 geconcludeerd in een zaak (22/04928) aangaande de belastbaarheid in Nederland van een Duitse pensioenuitkering. In deze zaak betrof het een belanghebbende die tussen 1980 en 1997 in Duitsland heeft gewoond. In 2018 woonde hij in Nederland en ontving hij uitkeringen uit een Duitse Rentenversicherung (pensioen), waarvoor hij in Duitsland premies betaalde. De premies voor dit pensioen waren in Duitsland slechts voor 45 procent aftrekbaar. Over het overige deel van de premies werd Duitse loonbelasting geheven. Nu belanghebbende in 2018 uitkeringen ontving uit het pensioen, stelt hij dat Nederland geen inkomstenbelasting mag heffen over het deel van de uitkeringen, waarvoor geen recht op aftrek bestond in Duitsland. De inspecteur van de Nederlandse belastingdienst weigerde evenwel de gevraagde aftrek ter voorkoming van dubbele belasting ten aanzien van het deel van de uitkering waarvoor geen aftrek was genoten. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelde al dat geen inkomstenbelasting kon worden geheven over het deel van het pensioen waarvoor geen recht op aftrek bestond. Volgens het hof moet op grond van art. 3.82 onderdeel b Wet IB 2001 een splitsing plaatsvinden, de uitkeringen uit het Duitse pensioen zijn belast in box 1 voor zover zij voortkomen uit het gedeelte van de aanspraak dat voortvloeit uit in Duitsland aftrekbare premies, en voor het overige deel is de aanspraak een box 3-bezitting. Tegen de uitspraak van het ging de staatssecretaris vervolgens in cassatieberoep bij de Hoge Raad. Advocaat-generaal Pauwels concludeert nu dat de uitkeringen uit het Duitse pensioen niet zonder meer als loon uit vroegere dienstbetrekking zijn aan te merken voor de toepassing van art. 3.81 Wet IB 2001. De uitkeringen uit het Duitse pensioen zijn slechts als zodanig aan te merken voor zover zij voortvloeien uit aanspraken die onder de omkeerregel vallen naar de maatstaven van de wettelijke bepalingen van de loonbelasting in de jaren waarin de aanspraken tot stand zijn gekomen. Volgens de A-G heeft de inspecteur echter in dit opzicht, ten aanzien van zijn stelling dat de uitkeringen uit het Duitse pensioen zijn aan te merken als loon uit vroegere dienstbetrekking, niet aan zijn stelplicht voldaan aangezien uit de processtukken niet blijkt dat de inspecteur ter zake stellingen heeft betrokken. De A-G adviseert de Hoge Raad dan ook om het cassatieberoep ongegrond te verklaren.

Pensioenen inwoner België zijn tijdsevenredig belast in Nederland Hof 's-Hertogenbosch heeft op 23 augustus 2023 uitspraak gedaan in een zaak (22/00519 tot en met 22/00526) omtrent de wijze waarop Nederland belasting kan en mag heffen over een pensioenuitkering van een Nederbelg. In deze zaak betrof het een belanghebbende die sinds 2004 in België woont en vanaf 2007 een eindloonpensioen van de Stichting Douwe Egberts Pensioenfonds geniet. Het betreft een ouderdoms- en een excedentenpensioen, die volgens de inspecteur van de Nederlandse belastingdienst deels in Nederland zijn belast. Belanghebbende is het daarmee niet eens, in geschil komen de (navorderings)aanslagen in de inkomstenbelastingsfeer over 2010 tot en met 2017, alsmede de verzuimboete van 369 euro voor inkomstenjaar 2016. Voor 2010 en 2013 was eerder al een bezwaarprocedure doorlopen. Vanwege de afwikkeling in België beruste belanghebbende aanvankelijk in de betreffende uitspraken op bezwaar. Echter belanghebbende tekent nadien opnieuw bezwaar aan tegen de aanslagen, waarop alleen de aanslag over 2016 nog wordt verlaagd. Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant was er immers geen sprake van verschoonbare termijnoverschrijdingen. Belanghebbende komt evenwel in hoger beroep bij Hof ’s-Hertogenbosch, stellende dat de inspecteur van de Nederlandse belastingdienst hem beter had moeten informeren. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt nu dat de pensioenen op basis van de tijdsevenredige methode (HR 8 juli 1996, 29.655)) niet te hoog zijn belast. Beslissend is daarbij de verhouding van de diensttijd in Nederland met de totale diensttijd. De inspecteur is volgens het hof niet verplicht om vóór het opleggen van een aanslag contact op te nemen met belanghebbende voor vooroverleg en belanghebbende had gewoon tijdig bezwaar kunnen maken. Belanghebbende stelt ook tevergeefs dat in het dubbelbelastingverdrag tussen Duitsland en Nederland overgangstarieven voor pensioen zijn opgenomen. Gelet op het feit dat belanghebbende in België woont, is dat dubbelbelastingverdrag niet van toepassing en in Duitsland woonachtig gepensioneerden bevinden zich bovendien in een feitelijk en rechtens andere situatie dan belanghebbende, wiens beroep ook voor het overige ongegrond wordt verklaard.

67


Nederlandse belastingheffing bij overdracht pensioenkapitaal migrerende werknemers in strijd met EU-recht Op 16 november 2023 heeft het Hof van Justitie van de EU arrest gewezen in een zaak (C-360/22) die de Europese Commissie middels een infractieprocedure aanhangig had gemaakt. In deze zaak oordeelt het Hof van Justitie van de EU dat Nederland in strijd met het EU -recht handelt door belasting te heffen bij de overdracht van pensioenkapitaal door migrerende werknemers. Op grond van de Pensioenwet en de Wet LB 1964 is een waardeoverdracht van pensioenaanspraken aan een pensioenverzekeringsinstelling in een andere lidstaat alleen belastingvrij als de mogelijkheden om deze aanspraken als een kapitaal af te kopen, dezelfde zijn als of beperkter zijn dan naar Nederlands recht. De Europese Commissie was evenwel van mening dat de bepalingen over de belasting op waardeoverdrachten van pensioenaanspraken door migrerende werknemers onverenigbaar zijn met het EU-recht. Het Hof van Justitie van de EU oordeelt nu dat Nederland wel degelijk in strijd met het EU-recht handelt door belasting te heffen bij de overdracht van pensioenkapitaal door migrerende werknemers. Dat de Nederlandse regeling geldt voor waardeoverdrachten van pensioenaanspraken aan een Nederlandse pensioenverzekeringsinstelling en aan een buitenlandse pensioenverzekeringsinstelling is niet van belang. De regeling kan een werknemer er volgens het Hof van Justitie van de EU namelijk van weerhouden om een nieuwe dienstbetrekking in een andere lidstaat dan Nederland te aanvaarden. Voorts kan het een werknemer er ook van weerhouden om zijn pensioenaanspraken over te dragen aan een buitenlandse pensioenverzekeringsinstelling. Het Hof van Justitie van de EU merkt daarbij op dat de ongunstige fiscale behandeling niet het gevolg is van verschillen tussen de wettelijke regelingen van de lidstaten, maar rechtstreeks voortvloeit uit de toepassing van de Nederlandse regeling, die een beperking vormt van het vrije verkeer van werknemers.

Geen hypotheekrenteaftrek voor Belg omdat gezamenlijk Nederlands inkomen minder dan 90% bedraagt Hof ‘s-Hertogenbosch heeft op 13 september 2023 uitspraak gedaan in een zaak (22/00904) van een inwoner van België die hypotheekrenteaftrek claimde in Nederland. Belanghebbende woonde samen met zijn partner in België in een eigen woning die is gefinancierd met een hypothecaire lening. Belanghebbende genoot in 2015 Nederlands inkomen dat in Nederland was belast. De partner heeft inkomen dat enkel in België werd belast. In geschil was de vraag of belanghebbende hypotheekrente in mindering mocht brengen op zijn inkomen uit werk en woning. Hof ‘s-Hertogenbosch oordeelt daarover nu dat belanghebbende geen recht heeft op hypotheekrenteaftrek. Volgens de nationale wet was hij immers geen kwalificerende buitenlandse belastingplichtige. Ook volgens het Unierecht heeft belanghebbende geen recht op hypotheekrenteaftrek, omdat het gezamenlijk wereldinkomen van belanghebbende en zijn partner niet voor meer dan 90 procent in Nederland werd genoten. Dat belanghebbende en zijn partner in België afzonderlijk belastingplichtig waren voor de personenbelasting, is daarbij niet relevant. Er is immers geen sprake van een standaard Schumacker-situatie. Ook maakt belanghebbende niet aannemelijk dat België onvoldoende rekening hield met de persoonlijke en gezinssituatie van hem en zijn partner. Het hoger beroep van belanghebbende is dan ook ongegrond.

68


Gepensioneerde EU-ambtenaar niet verplicht verzekerd in België Het Hof van Justitie van de EU heeft op 16 november arrest gewezen in een zaak (C-415/22) van een gepensioneerde voormalige EUambtenaar tegen de Belgische Staat omtrent het toepasselijk sociaalverzekeringsrecht. In deze zaak betrof het een man met de Britse nationaliteit die tot aan zijn pensionering in 2006 werkzaam was voor de Europese Commissie te Brussel. Hij was vervolgens werkzaam geworden als zelfstandig consultant. Het Belgische Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen (RSVZ) onderwierp belanghebbende verplicht aan het sociaal statuut van zelfstandigen, maar belanghebbende was het daarmee niet eens. De Belgische rechter stelde in deze kwestie een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie van de EU. Het Hof van Justitie van de EU oordeelt nu dat België in strijd met het EU-recht handelt door een voormalige gepensioneerde EU-ambtenaar, die als zelfstandige werkzaamheden is gaan verrichten, te onderwerpen aan het verplichte Belgische socialezekerheidsstelsel. België moet volgens het Hof van Justitie van de EU bij de inrichting van haar socialezekerheidsstelsel het EU-recht eerbiedigen. Dit geldt ook voor de bepalingen van het Protocol en het Statuut die betrekking hebben op de sociale zekerheid en de rechtspositie van de EU-ambtenaren regelen, zowel tijdens hun werkzaamheden in dienst van een instelling als na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. Ook merkt het Hof van Justitie van de EU nog op dat de overige inkomsten van de ambtenaren onderworpen zijn aan de belastingheffing van de lidstaten.

Woonlandfactoren 2024 vastgesteld De Nederlandse minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft de woonlandfactoren vastgesteld voor het jaar 2024. Op grond van de Zorgverzekeringswet en de Wet op de zorgtoeslag worden jaarlijks deze woonlandfactoren vastgesteld voor de bijdragen die verdragsgerechtigden betalen. De woonlandfactoren zijn van belang voor de berekening van de bijdrage als bedoeld in art. 69 van de Zorgverzekerinsgwet die het CAK aan een verdragsgerechtigde in rekening brengt in verband met zorgprestaties die op grond van de Vo. 883/04 EU voor rekening van Nederland komen. Heeft een verdragsgerechtigde recht op zorgtoeslag, dan is de hoogte van die toeslag ook afhankelijk van de woonlandfactor. Met ingang van 1 januari 2023 is de berekeningsmethodiek van de woonlandfactor overigens vereenvoudigd. Om de effecten van de invoering van de nieuwe methodiek te matigen, gaat deze ook dit jaar gepaard met twee mitigerende mechanismen. In de eerste plaats is gebruik gemaakt van een driejaarlijkse gemiddelde van zorgkosten in plaats van een kostenvergelijking met betrekking tot één jaar. De wijzigingen in de woonlandfactoren zijn daardoor wat kleiner in het geval de zorgkosten in een bepaald land in één jaar snel stijgen of dalen. Dit betekent dat de factorbepaling voor 2024 bestaat uit het berekenen van het gemiddelde van de woonlandfactoren van 2022, 2023 en 2024. De woonlandfactoren voor 2022 zijn berekend met de oude indexeringsmethode. De woonlandfactoren voor 2023 en 2024 zijn met de nieuwe methode berekend. In die nieuw geïntroduceerde methode wordt de verhouding uitgerekend tussen de kosten in het woonland en in Nederland van zorg die publiek wordt gefinancierd. In de categorisering volgens de System of Health Account die door de WHO wordt gebruikt, gaat het dan om kosten die vallen onder ‘Gezondheidszorg’ en gefinancierd worden uit algemene middelen of via verplichte sociale en private verzekeringen. Vanuit Nederland gaat het om zorg in de zin van de Zvw, het grootste deel van zorg in de zin van de Wlz, een deel van de publieke gezondheidszorg, medische diensten van het Ministerie van Defensie en een deel van zorg en hulp in de zin van de Jeugdwet. Hierdoor wordt volgens de minister dichter aangesloten bij de zorg die onder de reikwijdte van de basisverordening en bilaterale verdragen vallen. De woonlandfactor voor België is vastgesteld op 0,7663 voor 2024. Daarmee stijgt de woonlandfactor voor België wederom, wat zal leiden tot hogeren bijdragen voor de verdragsgerechtigden.

69


Het pensioenartikel in het nieuwe Nederlands-Belgisch dubbelbelastingverdrag Oude wijn in nieuwe zakken

Chantal Hendrickx Advocaat Chantal.Hendrickx@hendrickx-taxlaw.be

Het nieuw Nederlands-Belgisch dubbelbelastingverdrag werd ondertekend op 21 juni 2023. Aan dit nieuwe belastingverdrag gingen zes jaren van onderhandelingen vooraf. Het verdrag moet nu nog worden goedgekeurd door de parlementen van beide landen en zal dan het huidige verdrag, dat dateert van 2001, vervangen. Het is de verwachting dat het nieuwe verdrag pas ten vroegste op 1 januari 2025 in werking zal treden (mede gelet op de nakende verkiezingen in België lijkt het immers dat de goedkeuring van het verdrag vóór het einde van de legislatuur geen prioriteit zal krijgen). Het nieuwe dubbelbelastingverdrag schrapt enkele artikels (o.m. artikel inzake sporters) en bevat enkele nieuwigheden (o.m. bestuurdersartikel). Het opvallendste is echter het feit dat het pensioenartikel niet werd gewijzigd.

Artikel 16: pensioenen, lijfrenten, socialezekerheidsuitkeringen en alimentatie-uitkeringen Het meest opvallende aan het nieuwe verdrag is wel dat het pensioenartikel, artikel 16 van het nieuwe verdrag (artikel 18 in het huidige verdrag), NIET is gewijzigd. Het complexe pensioenartikel, dat in de afgelopen jaren voor héél wat discussies tussen belastingplichtigen en de Belgische belastingdienst, tussen belastingplichtigen en de Nederlandse belastingdienst en tussen de Belgische en Nederlandse belastingdienst zorgde, blijft dus ongewijzigd bestaan. Principe: woonstaat is heffingsbevoegd Het (huidige en nieuwe) pensioenartikel voorziet in principe dat de woonstaat heffingsbevoegd is over pensioeninkomsten. Er wordt echter voorzien in een heffingsbevoegdheid van de bronstaat wanneer cumulatief voldaan is aan volgende drie voorwaarden:

belastingdienst acht zich heffingsbevoegd zodra het Nederlandse pensioen méér dan 25.000 euro op jaarbasis bedraagt, ook al is slechts een gedeelte ervan in België niet betrokken in de progressieve heffing. In de Belgische rechtspraak wordt immers sinds enkele jaren een opsplitsing gemaakt van het pensioen op het vlak van de fiscaliteit. Het gedeelte van het Nederlandse pensioen dat werd opgebouwd na 1 januari 2004 wordt in de regel progressief belast in België. Enkel het gedeelte van het pensioen dat werd opgebouwd tot 1 januari 2004 komt in aanmerking voor een gunstige taxatie. Echter, de Nederlandse belastingdienst houdt géén rekening met een dergelijke opsplitsing.

Indien en voor zover In de aanvang van voormelde bepaling zijn de tekstuele woorden ‘indien en voor zover’ niet zonder belang. De ‘indien’-voorwaarde heeft met betrekking tot artikel 16, §2 a) als gevolg dat (indien de andere voorwaarden vervuld zijn) enkel de pensioenuitkeringen die voorheen in Nederland I. Het pensioen werd in Nederland fiscaal gefacilieerd fiscaal gefacilieerd werden opgebouwd, aan de Nederlandse opgebouwd, met andere woorden de pensioenbijdraheffing kunnen worden onderworpen. Tegelijkertijd heeft de gen behoorden niet tot het belastbaar loon van de ‘voor zover’-voorwaarde met betrekking tot artikel 16, §2, b) begunstigde werknemer; tot gevolg dat de pensioenuitkeringen die in België belast II. De pensioenuitkering wordt in België niet belast teworden tegen het algemeen van toepassing zijnde belastinggen progressieve tarieven of wordt niet voor ten tarief voor inkomsten verkregen uit niet-zelfstandige beroeminste 90% in de heffing betrokken; pen, niet in aanmerking komen voor de 25.000 euro-grens en III. De pensioenuitkering bedraagt minstens 25.000 euro niet aan de Nederlandse heffing kunnen worden onderworper jaar. pen. Dit betekent dat de woorden ‘indien en voor zover’ niet zomaar opzij mogen worden gezet. Nederland is pas heffingsDe Belgische en Nederlandse belastingdienst hebben echter bevoegd indien én voor zover de pensioenuitkeringen die in een uiteenlopende lezing van dit artikel. De Nederlandse Nederland gefacilieerd werden opgebouwd én in België niet

70


in de progressieve heffing zijn betrokken, méér dan 25.000 euro op jaarbasis bedragen.

Belgische belastingdienst is het oneens met Belgische rechtspraak Daarnaast blijft de belastingheffing in België over Nederlandse aanvullende pensioenen een bron van conflict tussen belastingplichtigen en de Belgische belastingdienst. In weerwil van een inmiddels massale en constante rechtspraak blijft de Belgische belastingdienst van oordeel dat Nederlandse aanvullende pensioenuitkeringen in België progressief belastbaar zijn. Indien de Nederlandse pensioenen in België progressief worden belast, kan er ook géén toepassing gemaakt worden van artikel 18, §2 huidige verdrag (artikel 16, §2 nieuwe verdrag) en kan Nederland géén heffingsbevoegdheid claimen. Zoals eerder al door federaal minister van Financiën Vincent Van Peteghem (CD&V) aangekondigd is de Belgische belastingdienst het ‘fundamenteel oneens’ met de rechtspraak, die nochtans de wettelijke bepalingen correct toepast.

Nederlandse zienswijze De Nederlandse belastingdienst bekijkt het anders en stelt dat wanneer het totale pensioen méér bedraagt dan 25.000 euro (ook al is een deel ervan progressief belast in België) én in Nederland fiscaal gefacilieerd werd opgebouwd en in België (al was het slechts deels) gunstig belast, de heffingsbevoegd toekomt aan Nederland. De Nederlandse belastingdienst houdt dus géén rekening met het feit dat een deel van het pensioen in België progressief wordt belast. Nochtans staat in de aanhef van artikel 18, §2 van het Verdrag zeer duidelijk ‘indien en voor zover’.

Nederland is pas heffingsbevoegd indien én voor zover de pensioenuitkeringen die in Nederland gefacilieerd werden opgebouwd én in België niet in de progressieve heffing zijn betrokken, méér dan 25.000 euro op jaarbasis bedragen

Met de Wet van 21 januari 2022 houdende diverse fiscale bepalingen heeft de Belgische wetgever in een gewijzigd artikel 39, §2, 2° WIB 1992 bepaald dat Nederlandse aanvullende pensioenen niet meer kunnen worden vrijgesteld als uitgesteld bedrijfsinkomen. In artikel 39, §2 wordt een passage toegevoegd op grond waarvan de vrijstelling als beroepsinkomen niet van toepassing is op ‘inkomsten die voortkomen uit pensioenen, aanvullende pensioenen, kapitalen, renten en afkoopwaarden, die zijn opgebouwd in het kader van een al dan niet buitenlands pensioenstelsel, ongeacht of de aangeslotene al dan niet individueel is toegetreden tot het pensioenstelsel en ongeacht of de opbouw van het pensioen, het kapitaal of de rente al dan niet in het definitief en uitsluitend voordeel van de aangeslotene gebeurt’. Op grond van de nieuwe wet zullen de Nederlandse aanvullende pensioenen voortaan in België altijd belastbaar zijn tegen progressieve tarieven. Deze nieuwe wet, die al van toepassing is op de pensioenen ontvangen vanaf 1 januari 2021, verschalkt de belastingplichtigen. De wet gaat immers regelrecht in tégen de Belgische rechtspraak én ondergraaft de heffingsbevoegdheid die op grond van artikel 18, §2 van het Belgisch-Nederlands dubbelbelastingverdrag aan Nederland toekomt.

In een vonnis van 4 maart 2021 heeft Rechtbank ZeelandWest-Brabant de Nederlandse belastingdienst in het gelijk gesteld. Daartoe verwijst de rechtbank naar de tekst van de Overeenkomst van 5 maart 2018 die volgens de rechtbank suggereert dat ‘voor de grens van 25.000 euro uit het tweede lid van artikel 18 het totale brutobedrag van alle uit de bronstaat afkomstige pensioenen en lijfrente-uitkeringen in aanmerking moet worden genomen’. Daarmee wordt de betekenis van de woorden ‘indien en voor zover’ evenwel volledig miskend. De betrokken belastingplichtige tekende hoger beroep aan tegen het vonnis van Rechtbank Zeeland West-Brabant, waarop Hof ‘s-Hertogenbosch vervolgens overweegt in zijn arrest van 1 februari 2023 dat de heffingsbevoegdheid van de woonstaat (artikel 18, §1 Verdrag) de hoofdregel is en de heffingsbevoegdheid van de bronstaat (artikel 18, §2 verdrag) de uitzondering. Met verwijzing naar een arrest van 6 november 2020 van de Hoge Raad stelt het hof daaromtrent dat ‘het in de rede ligt dat een uitzondering op die hoofdregel nauwkeurig wordt geformuleerd en alleen wordt geschreven voor gevallen die bij een strikte lezing van de uitzonderingsbepaling onder de werkingssfeer ervan kunnen worden gebracht’. Het hof vindt de tekst van artikel 18, §2 Verdrag onduidelijk en is van oordeel dat de onduidelijkheid van de verdragstekst voor rekening en risico dient te komen voor de verdragsluitende staten en niet ten nadele van de belastingplichtige kan worden uitgelegd. Het hof bevestigt de interpretatie van artikel 18, §2 Verdrag zoals die door de belastingplichtige gemaakt wordt. Dit betekent dat niet is voldaan aan de drie voorwaarden van artikel 18, §2 Verdrag zodat Nederland niet kan heffen. De Nederlandse zienswijze wordt hiermee (voorlopig) onderuit gehaald, maar inmiddels heeft de Nederlandse belastingdienst een cassatievoorziening ingediend tegen de uitspraak van Hof ’sHertogenbosch. Het moge duidelijk zijn dat deze onverkwikkelijke procedureslag vooralsnog nog niet ten einde is gekomen.

Tegen deze nieuwe wet, meer bepaald artikel 28 van de Wet van 21 januari 2022 houdende diverse fiscale bepalingen werd in juli 2022 een vernietigingsberoep bij het Grondwettelijk Hof ingediend. Een vernietigingsberoep heeft tot doel een wet of wetsbepaling door het Grondwettelijk Hof nietig te laten verklaren, omdat die wet of wetsbepaling in strijd is met de Grondwet. Het Grondwettelijk Hof heeft nog geen uitspraak gedaan over het vernietigingsberoep. Nu het verdrag niets wijzigt aan het pensioenartikel, wordt het belang van de uitspraak van het Grondwettelijk Hof voor de in België wonende Nederlandse pensioengenieters des te groter.

71


Omkeerregel leidt tot Nederlandse heffing pensioenuitkeringen na emigratie naar België Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 8 september uitspraak gedaan in een zaak (22/3001 t/m 22/3003 en 23/1328) over het toepasselijk fiscale heffingsrecht over de Nederlandse pensioenuitkeringen van een naar België geëmigreerde Nederlander. De belanghebbende emigreerde op 1 november 1993 naar België. Vóór zijn emigratie, van 1984 tot 1990, bouwde hij pensioen op via een polis bij Nationale-Nederlanden. Na de emigratie, van 2016 tot en met 2019, ontving hij vervolgens pensioenuitkeringen van Nationale-Nederlanden. Deze uitkeringen bedroegen samen met andere pensioenuitkeringen meer dan 25.000 euro per jaar en werden in België voor minder dan 90% tegen het progressieve inkomstenbelastingtarief belast. In geschil kwam of Nederland dan alsnog het heffingsrecht mocht claimen over deze pensioenuitkeringen. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt nu dat belanghebbende geen bewijsmiddelen heeft aangedragen voor zijn stelling dat de pensioenpremies tijdens de opbouwperiode van 1984 tot 1990 niet in aftrek zijn gebracht. Dit betekent dat de omkeerregeling van toepassing is en de uitkeringen volledig in Nederland belastbaar zijn. De (navorderings)aanslagen IB/PH 2016 tot en met 2019 blijven in stand, de beroepen van belanghebbende zijn ongegrond.

Exclusief heffingsrecht Nederland leidt tot dubbele premieheffing Hof ‘s-Hertogenbosch heeft op 23 augustus 2023 uitspraak gedaan in een zaak (22/00578 en 22/00579) van een inwoner van Nederland die uitsluitend Belgisch pensioeninkomen geniet, maar in Nederland geen ontheffing genoot van socialeverzekeringsbijdragen. De belanghebbende in deze zaak is een Belg die in de jaren 2017 en 2018 in Nederland woonde. Hij heeft de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet bereikt, maar vanuit België ontving hij pensioeninkomen, waarop Belgische inkomstenbelasting en premies werden ingehouden. In zijn Nederlandse aangiften IB/PH 2017 en 2018 gaf belanghebbende aan dat hij niet premieplichtig zou zijn in Nederland. De inspecteur van de Nederlandse belastingdienst ziet dit anders en merkte belanghebbende aan als premieplichtige voor de AOW en Anw. Daarentegen stelde belanghebbende dat de Nederlandse premieheffing in strijd is met Europees recht en derhalve sprake is van onterechte dubbele premieheffing. Hof ‘s-Hertogenbosch oordeelt nu dat op basis van Vo. 883/04 EU de Nederlandse socialezekerheidswetgeving van toepassing is waardoor Nederland een exclusief heffingsrecht heeft over de Belgische pensioeninkomsten. Voor zover belanghebbende in België premies heeft betaald voor verzekeringen die elementen van een ouderdoms- of nabestaandenregeling bevatten moet hij zich tot de Belgische autoriteiten wenden voor eventuele teruggaaf van aldaar onverschuldigde bijdragen.

72


Geen bronstaatheffing voor kleine Nederlandse pensioeninkomsten Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 23 oktober 2023 uitspraak gedaan in een zaak (22/3913) van een in België wonende belanghebbende met pensioeninkomsten uit Nederland. De reguliere inkomsten van belanghebbende in 2018 bedroegen 23.817 euro. Daarnaast werd in dat jaar een afkoopsom van 7.371 euro ontvangen als gevolg van de afkoop van een niet-ingegane lijfrentepolis.

In geschil kwam of het heffingsrecht over de reguliere pensioeninkomsten is toegewezen aan Nederland. Volgens de inspecteur van de Nederlandse belastingdienst bedroeg het totaal meer dan de 25.000-grens die in het Nederlands-Belgisch dubbelbelastingverdrag staat en was het heffingsrecht daarom toegewezen aan Nederland. Volgens belanghebbende was alleen de afkoopsom in Nederland belast en komen de reguliere pensioeninkomsten niet boven de 25.000 euro grens uit.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt nu dat in het Nederlands-Belgisch dubbelbelastingverdrag een expliciete bronstaatheffing is opgenomen voor afkoopsommen van niet-ingegane pensioenen en lijfrenten. Uit de gezamenlijke toelichting bij het dubbelbelastingverdrag en de parlementaire geschiedenis wordt afgeleid dat de 25.000 euro grens dus alleen ziet op ingegane pensioenen en lijfrenten. De omstandigheid dat dit onderscheid elders niet in de parlementaire geschiedenis staat, maakt dat niet anders. De 25.000 euro grens maakt inbreuk op de hoofdregel dat de woonstaat het heffingsrecht over pensioenen en lijfrenten heeft, zodat die beperkt wordt uitgelegd. Het heffingsrecht over de reguliere pensioeninkomsten wordt daarom exclusief toegewezen aan België, omdat het bedrag lager is dan de grens van 25.000 euro. Het beroep van belanghebbende is daarom gegrond.

Door lage belastingheffing over Aegon-uitkering in België is Nederland heffingsbevoegd Op 5 oktober 2023 heeft Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak (22/3427, 22/3429 en 22/3430) van een in België wonende Nederlandse pensioengenieter. Belanghebbende woonde tot 21 juni 2018 in België en ze ontving in de jaren 2016, 2017 en 2018 een Nederlandse AOW-uitkering, een klein pensioen en een uitkering van Aegon. In haar Nederlandse IB-aangiften gaf ze aan dat de uitkeringen niet in Nederland mochten worden belast. Echter, naar aanleiding van door België verstrekte informatie legde de inspecteur van de Nederlandse belastingdienst alsnog IB-navorderingsaanslagen 2016, 2017 en 2018 op. Belanghebbende was echter van mening dat de inspecteur dit niet meer kon, aangezien hij niet over een nieuw feit beschikte. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt nu dat de inspecteur voor het jaar 2017 wél over een nieuw feit beschikt. Hij wist namelijk, vóór het opleggen van de aanslag, niet dat de Aegon-uitkering in België niet voor minimaal 90% in de belastingheffing werd betrokken en/ of niet tegen het progressieve tarief werd belast. Uit de door België verstrekte informatie blijkt dat Nederland toch heffingsbevoegd is ten aanzien van de uitkering. Voor het jaar 2018 is sprake van een kenbare fout, zodat ook voor dat jaar terecht een navorderingsaanslag is opgelegd. De rechtbank verwerpt de stelling van belanghebbende dat de inspecteur het bij de aangifte gevoegde rapport had moeten raadplegen.

73


Procedure Grondwettelijk Hof

Chantal Hendrickx Advocaat Chantal.Hendrickx@hendrickx-taxlaw.be

In het Belgisch Staatsblad van 28 januari 2022 werd de Wet van 21 januari 2022 houdende diverse fiscale bepalingen gepubliceerd. Artikel 28 van deze wet wijzigde artikel 39, §2, 2° WIB 1992, en dit met ingang van 1 januari 2021, oftewel met terugwerkende kracht. Samen met het Nederlands-Belgisch Centrum werd beslist in naam van de benadeelde inwoners van België met een Nederlandse pensioenuitkering, naar het Grondwettelijk Hof te stappen.

De wetswijziging is er gekomen op vraag van de Belgische belastingadministratie die het oneens is met de rechtspraak inzake het fiscaal regime in België van in Nederland opgebouwde pensioenen. De rechtspraak bevestigt, al sinds de jaren 80 van vorige eeuw, zeer consequent het toepasselijk fiscaal regime in België van in het buitenland opgebouwde pensioenen:

voordeel van de werknemer is gebeurd, waarvoor géén belastingvermindering in België is genoten, is voldaan de vrijstellingsvoorwaarden van artikel 39, §2, 2° WIB 1992. Met de wetswijziging van artikel 39, §2, 2° WIB 1992, doorgevoerd bij wet van 21 januari 2022 houdende diverse fiscale bepalingen, probeert de Belgische regering de vrijstelling (die in artikel 39, §2, 2° WIB 1992 wordt vermeld) uit te sluiten voor collectieve aanvullende pensioenregelingen en dus de rechtspraak inzake Nederlandse aanvullende pensioenen schaakmat te zetten.

Ofwel is de aanvullende pensioenopbouw in hoofde van de werknemer of bedrijfsleider als beroepsinkomen (belastbaar voordeel van alle aard) belastbaar, en is de latere pensioenuitkering vrijgesteld als pensioen; Ofwel is de aanvullende pensioenopbouw vrijgesteld in hoofde van de werknemer of bedrijfsleider en is de latere pensioenuitkering belastbaar als pensioen.

Het hoofddoel van de wetswijziging is gelegen in het teniet doen van de onwelgevallige rechtspraak, hetgeen geenszins een dwingende reden van algemeen belang is

Hierbij moet opgemerkt worden dat pas in 1996 een eerste kaderwetgeving inzake aanvullende pensioenen in België werd ingevoerd. Het is pas met de WAP (Wet op de Aanvullende Pensioenen), die in werking trad op 1 januari 2004, dat in de Belgische fiscale wetgeving een uitdrukkelijke vrijstelling van de premie werd voorzien (artikel 38, §1, eerste lid, 18° WIB 1992).

Op initiatief van het Nederlands Belgisch Centrum en namens 31 belanghebbende gepensioneerden werd op 23 juli 2022 een vernietigingsverzoek tegen artikel 28 en 60, vierde lid van de wet van 21 januari 2022 houdende diverse fiscale bepalingen ingediend bij het Grondwettelijk Hof. De zaak is bij het Grondwettelijk gekend onder rolnummer 7841.

Dit betekent dat vanaf 2004 de voordelen die voor werknemers/bedrijfsleiders voortvloeien uit de betaling van werkgeversbijdragen en -premies in het kader van een aanvullende pensioenopbouw niet langer beschouwd worden als een voordeel van alle aard.

Vooreerst werd de retroactieve inwerkingtreding van de wetswijziging aan de kaak gesteld. Het is immers vaste rechtspraak van het Grondwettelijk Hof dat de niet-retroactiviteit van wetten een waarborg is ter voorkoming van rechtsonzekerheid. Die waarborg vereist dat de inhoud van het recht voorzienbaar en toegankelijk is, zodat de rechtszoekende in redelijke mate de gevolgen van een bepaalde handeling kan voorzien op het tijdstip dat die handeling wordt verricht. Het is duidelijk dat nu de wet van 21 januari 2022 van toepassing is verklaard op feiten vanaf 1 januari 2021, retroactief is en dus niet voldoet aan de kwaliteitsvereiste van een wet.

De premies die tot 2004 werden gestort in een Nederlandse pensioenregeling zijn in principe op dat moment belastbaar indien de verzekerde/werknemer bewijst dat de premies in zijn individueel en definitief verworven voordeel zijn betaald. In dat geval moet de latere uitkering worden gelijkgesteld met de uitvoering van een individuele levensverzekering. Wanneer kan aangetoond worden dat de opbouw van de pensioenreserves in het individueel en definitief verworven

Voorts wordt er in het vernietigingsverzoek ook ten gronde

74


geargumenteerd dat de wetswijziging in strijd is met de Grondwet. Er is sprake van een buitensporige afbreuk van het vertrouwensbeginsel zonder dat er een dwingende reden van algemeen belang aan de grondslag ligt. Het hoofddoel van de wetswijziging is gelegen in het teniet doen van de onwelgevallige rechtspraak, hetgeen geenszins een dwingende reden van algemeen belang is.

eens bevestigd aan de hand van de cassatie-arresten van 27 januari 2023. In deze arresten heeft het Hof van Cassatie zeer duidelijk verwoord dat de WAP niet retroactief kan worden toegepast. Welnu, aangezien de wetswijziging van artikel 39, §2, 2° WIB 1992 hetzelfde doel voor ogen heeft, moet het worden vernietigd. Op de website van het Grondwettelijk Hof wordt aangekondigd dat we uitspraak kortelings mogen verwachten.

De verzoekende partijen enerzijds en de Ministerraad anderzijds hebben memories ingediend waarbij het door hen ingenomen standpunt werd geargumenteerd. Midden september 2023 berichtte de griffie van het Grondwettelijk Hof dat het onderzoek door de rechterverslaggever werd afgerond. De partijen werden uitgenodigd voor een hoorzitting, die vervolgens plaatsvond op 8 november 2023. Op deze zitting werden de argumenten nog

75


Belgische opzegtermijn voortaan beperkt tot 13 weken voor alle werknemers die ontslag nemen De maximale wettelijke opzeggingstermijnen ingeval de werknemer ontslag neemt, zoals voorzien in het zogenoemde ‘eenheidsstatuut’, werden per 28 oktober 2023 aangepast door een wet van 20 maart 2023. Met de inwerkingtreding van de wet betreffende het eenheidsstatuut op 1 januari 2014, werd een overgangsregeling ingevoerd voor de berekening van opzeggingstermijnen die van toepassing zijn op de arbeidsovereenkomsten die toen reeds lopende waren. Deze overgangsregeling vereist dat er twee opzeggingstermijnen worden berekend: 1.

een opzeggingstermijn voor de periode die loopt vanaf het sluiten van de arbeidsovereenkomst tot 31 december 2013; en

2.

een termijn voor de periode vanaf 1 januari 2014 (inwerkingtreding van het eenheidsstatuut) tot het einde van de arbeidsrelatie.

Deze twee perioden moeten dan bij elkaar worden opgeteld om de totale opzegtermijn te bekomen die in acht moet worden genomen. Een bepaling van deze overgangsregeling was in de praktijk onduidelijk en beperkte de totale duur van de opzegtermijn bij ontslag van de werknemer. De overgangsregeling voorzag al in een beperking van de totale opzegtermijn – tot 13 weken – in geval de werknemer ontslag nam wanneer het eerste en tweede deel van de opzegtermijn bij elkaar werden opgeteld. In de praktijk was deze bepaling van de overgangsregeling echter onduidelijk. Met ingang van 28 oktober 2023 verdwijnt de overgangsregeling bij opzegging door de werknemer wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd die uitdrukkelijk bepaalt dat de opzeggingstermijn, wanneer zowel arbeiders als bedienden zelf hun ontslag geven, nooit langer mag zijn dan 13 weken. Bijgevolg zullen de nieuwe opzeggingstermijnen – die voorzien in een maximum van 13 weken voor werknemers met minstens 8 jaar anciënniteit – steeds van toepassing zijn in geval een werknemer zelf ontslag neemt. Daarenboven schrapt de wet de overgangsbepalingen voor opzeggingstermijnen bij ontslag voor zogenoemde ‘hogere’ werknemers, omdat ze, onder meer op grond van arresten van het Grondwettelijk Hof, in strijd worden geacht met het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel. Deze overgangsbepaling bepaalde dat de opzeggingstermijn voor bedienden waarvan de jaarlijkse bezoldiging op 31 december 2013 de grens van 32.254 euro overschreed, anderhalve maand bedroeg per periode van vijf jaar anciënniteit, met een maximum van vier en een halve maand. Voor werknemers met een jaarlijkse bezoldiging van meer dan 64.508 euro op 31 december 2013, was de maximale periode vastgesteld op zes maanden. Hierdoor moesten bedienden in sommige gevallen een opzeggingstermijn respecteren van meer dan 13 weken wanneer ze zelf ontslag namen.

Geen LIMOSA-melding openbare universiteiten? Nederlandse openbare universiteiten die medewerkers uitzenden naar België of in België laten thuiswerken, zouden geen LIMOSA-melding hoeven te doen. Dat is opmerkelijk, nu de Belgische overheid daaromtrent eerder heeft gemeld dat Nederlandse openbare universiteiten wel onder de verplichte LIMOSA melding vielen. Onduidelijkheid alom, maar volgens bepaalde bronnen zouden openbare universiteiten onder de uitzondering overheidswerkgevers vallen die de Belgische wetgeving kent.

76


Het oneigenlijk gebruik van het concurrentiebeding in Nederland In de vorige editie van het magazine besteedden we al aandacht aan de hervormingen in Nederland ter zake van het concurrentiebeding in arbeidsovereenkomsten, waarover in de praktijk heel wat discussie bestaat. De minister van Sociale zaken en Werkgelegenheid liet in 2021 onderzoek doen naar de praktijk en daaruit kwam naar voren dat concurrentiebedingen veelal standaard worden opgenomen in arbeidscontracten. Of dit in de praktijk ook zo maar kan en of sprake is of kan zijn van oneigenlijk gebruik van deze bedingen, is nog maar de vraag.

een maximumduur (waarschijnlijk een jaar); verplicht specificeren en motiveren van het geografisch bereik; verplichte motivatie van het zwaarwichtig bedrijfsbelang voor een beding in elk type arbeidsovereenkomst; en de werkgever moet een bepaalde vergoeding (een percentage van het laatstverdiende salaris) aan de werknemer betalen bij handhaving van het beding

Het concurrentiebeding wordt in de praktijk namelijk niet (alleen) gebruikt ter bescherming van de bedrijfsbelangen, maar wordt ook geregeld ingezet om - in de huidige krappe arbeidsmarkt - werknemers te binden. Hierdoor wordt er voor werknemers een drempel opgeworpen om de overstap naar een concurrent te maken. Deze ingrijpende beperking van de ‘vrije arbeidskeuze’ kan oneigenlijk zijn. Daarbij komt dat uit het onderzoek blijkt dat de stap naar de rechter niet snel wordt gemaakt en er mede daarom inmiddels (juridische) mist rondom het concurrentiebeding is ontstaan.

Vooralsnog blijft het evenwel afwachten wat er met dit voornemen gebeurt. De mist rondom het concurrentiebeding blijft dus helaas nog even hangen. Tot die tijd lijkt het nuttig dat werknemers bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst steeds goed bedenken wat de gevolgen op termijn kunnen zijn van een concurrentiebeding en goed te (laten) beoordelen of ze behoren tot de zogenoemde ‘key’ medewerkers, waarvoor een concurrentiebeding noodzakelijk kan zijn en in voorkomend geval de inhoud van een dergelijk beding zo specifiek mogelijk te laten ver(ant)woorden in de arbeidsovereenkomst.

Gelet op het voorgaande werkt de minister aan een wetswijziging voor het concurrentiebeding, waarin hiernavolgende wijzigingen worden beoogd:

77


Vlaanderen blijft handelen in strijd met EU-regels in kader van toekenning Vlaamse jobbonus In vorige edities van het magazine besteedden we al aandacht aan de wijze waarop het Vlaamse Gewest omspringt met toekenning van de Vlaamse jobbonus in grensoverschrijdende situaties. Kort gezegd komt het erop neer dat de Vlaamse Overheid meent dat de Vlaamse jobbonus niet exporteerbaar dient te zijn naar een ander land. Wij menen evenwel dat dit strijdigheid oplevert met het vrij verkeer van werknemers en dat ook inwoners van Nederland die worden tewerkgesteld bij een werkgever in het Vlaams Gewest, mits ze aan de overige voorwaarden voldoen, aanspraak moeten kunnen maken op de Vlaamse jobbonus.

Vlaanderen zet in op verhoging van de werkzaamheidsgraad en daartoe werd ingezet op invoering van de zogenoemde Vlaamse jobbonus. De mosterd werd, zoals wel vaker, gehaald in Nederland, want de Vlaamse jobbonus is eigenlijk een variant op de Nederlandse arbeidskorting. Waar het in Nederland specifiek gaat om een korting op de verschuldigde inkomstenbelasting, kwalificeert Vlaanderen de jobbonus als een premie om het verschil tussen lagere lonen en een uitkering te vergroten en zo werken aantrekkelijker te maken. Echter, in de regelgeving is bepaald dat wie in aanmerking moet komen, zijn woonplaats dient te hebben in het Vlaams Gewest.

kan geen aanspraak maken op de jobbonus. Daarbovenop kende de Vlaamse Overheid in 2022 éénmalig een extra bedrag van 100 euro toe. Zo kon de premie in 2022 oplopen tot maximaal 700 euro.

De mosterd werd, zoals wel vaker, gehaald in Nederland, want de Vlaamse jobbonus is eigenlijk een variant op de Nederlandse arbeidskorting

De premie werd een eerste keer uitbetaald eind 2022 op basis van de arbeidsprestaties en het gemiddeld brutoloon van de gerechtigde werknemer in het refertejaar 2021. De maximale jobbonus bedroeg 600 euro op jaarbasis in 2022 voor wie gemiddeld minder dan 1.800 euro verdiende en voltijds werkte gedurende het volledige jaar 2021. Het bedrag neemt af naargelang het loon stijgt. Iemand met een brutoloon van gemiddeld 2.500 euro of hoger per maand,

De berekening en toekenning van de jobbonus in 2023 gebeurt op vergelijkbare wijze als vorig jaar, waar inkomstenjaar 2022 nu het refertejaar is voor de berekening. Wél wordt het refertejaar verdeeld in twee delen. Per semester gelden immers aangepaste loongrenzen en een verhoogd minimumbedrag.

Prestaties van 1/01/2022 tot en met 30/06/2022

gemiddeld maandelijks brutoloon

max jobbonus per jaar

max 1.950 euro

600 euro degressief bedrag van 600 tot 50 euro volgens berekeningsformule

tussen 1.950,01 en 2.699,99 euro > 2.699,99 euro

0 euro

Prestaties vanaf 1/07/2022 gemiddeld maandelijks brutoloon

max jobbonus per jaar

max 1.950 euro

600 euro degressief bedrag van 600 tot 50 euro volgens berekeningsformule

tussen 1.950,01 en 2.899,99 euro > 2.899,99 euro

0 euro

78


Wat nu bij wonen in Vlaanderen en werken in Nederland De grensarbeider die woont in Vlaanderen, maar werkt in Nederland, kan aanspraak maken op de Vlaamse jobbonus. Omdat die evenwel geen werkgever in het Vlaamse Gewest heeft, dient de grensarbeider zelf een aanvraag in te dienen via het digitale loket van het Vlaamse Departement Werk & Sociale Economie.

lijk te erkennen dat het algemeen omhelsde werkstaatprincipe tegen haar grenzen aanloopt. Wederom CD&V als de boeman Grensarbeiders kennen de Vlaamse politieke partij CD&V als de partij die zich graag op de voorgrond plaatst als het gaat om belangen van grensarbeiders. Echter al te vaak moeten diezelfde grensarbeiders vaststellen dat het kennelijk toch een partij is met een dubbele moraal. Zo benadrukte minister Hilde Crevits (CD&V) dat het met de Vlaamse jobbonus louter de bedoeling is te focussen op mensen die in het Vlaamse Gewest wonen en dat het niet haar bedoeling is onder meer grensarbeiders uit Nederland te mengen in het Vlaams activeringsbeleid.

Wat nu bij wonen in Nederland en werken in het Vlaanderen De grensarbeider die in Nederland woont en in het Vlaamse Gewest wordt tewerkgesteld bij een aldaar gevestigde werkgever, kan géén aanspraak maken op de jobbonus. Naar het oordeel van de Stichting grensarbeid levert dat evenwel strijdigheid op met het vrij verkeer van werknemers en lijkt de Vlaamse Regering de inwoner van Nederland te discrimineren. Het principe van belasting- en premieheffing in de werkstaat wordt daarmee op zijn kop gezet en lijkt door de Vlaamse Regering enkel te worden gehanteerd voor zover het haar past. Voorstellen in het Vlaams parlement om deze discriminatie op te heffen door zowel woon- als werkplaats als principe te hanteren, klinkt sympathiek, maar lijkt eigen-

Hoe verder Het blijft voorlopig nog even wachten op de uitkomst van klachten die werden ingediend bij de Europese Commissie opdat, naar verwachting, Vlaanderen de jobbonus zal moeten bijsturen en exporteerbaar zal moeten stellen. Wordt vervolgd…

Wanneer Nederland niet heft, mag België niet automatisch wél heffen Het Belgische Hof van Cassatie heeft geoordeeld over een kwestie (0231026.1N.3) in het kader van het Nederlands-Belgisch dubbelbelastingverdrag. Meer in het bijzonder betrof het een kwestie die conform artikel 15 §3 van het Nederlands-Belgisch dubbelbelastingverdrag handelt de beloning verkregen ter zake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een schip, binnenschip of luchtvaartuig. In dit artikel is bepaald dat niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel, die beloningen slechts belastbaar zijn in de Verdragsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding is gelegen van de onderneming die dat schip, binnenschip of luchtvaartuig exploiteert. Uit de tekst van deze bepaling en de wetsgeschiedenis blijkt dat artikel 15 §3 aldus een exclusieve bronstaatheffing inhoudt ten gunste van de Verdragsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding is gelegen van de onderneming die het schip, binnenschip of luchtvaartuig exploiteert.

Overeenkomstig artikel 23 §1 van het dubbelbelastingverdrag wordt in voorkomend geval in België dubbele belasting over deze beloningen vermeden indien een inwoner van België inkomsten verkrijgt (andere dan dividenden, interest of royalty's als zijn bedoeld in artikel 12 §5, of bestanddelen van een vermogen bezit die ingevolge de bepalingen van dit verdrag), die in Nederland zijn belast, door deze inkomsten (of deze bestanddelen van vermogen) vrij te stellen van belasting. Echter om het bedrag van de belasting op het overige inkomen of vermogen van die inwoner te berekenen mag België het belastingtarief toepassen dat van toepassing zou zijn indien die inkomsten of die bestanddelen van het vermogen niet waren vrijgesteld. Uit vorenstaande volgt dat indien een inwoner van België voor bedoelde activiteiten in Nederland inkomsten heeft behaald waarop belasting werd geheven, België deze inkomsten niettemin in aanmerking neemt voor de berekening van het belastingtarief dat van toepassing zou zijn indien die inkomsten niet waren vrijgesteld. Deze verdragsbepaling kent aan België echter niet het recht toe om op inkomsten die in Nederland niet effectief werden belast, alsnog belasting te heffen. De appelrechters oordelen daarom dat de Belgische fiscus, in het geval het heffingsrecht aan Nederland toekomt, maar Nederland niet daadwerkelijk overgaat tot heffing, niet kan heffen, doch met toepassing van artikel 23 van het dubbelbelastingverdrag, dient vrij te stellen met progressievoorbehoud.

79


De valkuilen bij uitkering van Belgisch aanvullend pensioen aan inwoner van Nederland

Chantal Hendrickx Advocaat Chantal.Hendrickx@hendrickx-taxlaw.be

Dat het fiscaal regime in België van aanvullende pensioenen die worden genoten vanuit Nederland al enkele tientallen jaren zorgt voor discussies tussen de Belgische (soms ook Nederlandse) belastingdienst en de betrokken gepensioneerde, is bekend. Maar ook in de omgekeerde grensoverschrijdende situatie, met name een Nederlands rijksinwoner die een aanvullend pensioen vanuit België geniet, is de fiscaliteit problematisch. We zien in de praktijk immers dat Belgische groepsverzekeraars in strijd met het Belgisch-Nederlands dubbelbelastingverdrag bedrijfsvoorheffing inhouden. Artikel 18, §1 Verdrag Overeenkomstig artikel 18, §1 van het Belgisch-Nederlands dubbelbelastingverdrag is de woonstaat in principe heffingsbevoegd over de aanvullende pensioenen die worden verkregen vanuit de andere verdragsstaat. Dit betekent dat wanneer een Nederlands rijksinwoner een aanvullend pensioen ontvangt vanuit België, Nederland dit aanvullend pensioen kan belasten. Een aanvullend pensioen is een Box 1-inkomen in Nederland (belastbaar inkomen uit werk en woning).

aanvullend pensioenkapitaal wordt opgenomen, is een afzonderlijk tarief van toepassing. In principe bedraagt dit afzonderlijk tarief 16,5%. Wanneer het pensioenkapitaal pas wordt opgenomen op de pensioenleeftijd en de betrokkene tot die pensioenleeftijd effectief actief is geweest, bedraagt het afzonderlijk tarief 10% Belgische groepsverzekering – Nederlandse fiscaliteit Wanneer het aanvullend pensioenkapitaal wordt uitgekeerd aan een Nederlands rijksinwoner, is de toepasselijke fiscaliteit nadelig voor de betrokkene. Immers, aangezien Nederland heffingsbevoegd is zal toepassing gemaakt worden van de Box 1-tarieven. Dit betekent dat het aanvullend pensioenkapitaal dat de Nederlandse rijksinwoner tijdens zijn tewerkstelling in België heeft opgebouwd als sneeuw voor de zon verdwijnt. Het kapitaal zal worden belast tegen 49,50% !

Het tarief voor het belastbaar inkomen uit werk en woning is een oplopend tarief met 2 schijven. Dit is een progressief tarief, dit wil zeggen dat u naar verhouding méér belasting gaat betalen als uw inkomen hoger wordt. Het toepasselijk tarief is afhankelijk van de leeftijd van de belastingplichtige (al dan niet AOW-leeftijd bereikt in het jaar van belastingheffing) en bedraagt maximaal 49,50%. In 2023 is over het belastbaar inkomen uit werk en woning tot 37.149,00 euro ook premie volksverzekeringen (wanneer de AOW-leeftijd is bereikt, betaalt men géén AOW-premie meer) verschuldigd.

Belgisch aanvullend pensioen opnemen in periodieke uitkeringen Aangezien het voor een Nederlands rijksinwoner bijzonder nefast is om het Belgisch aanvullend pensioen in kapitaal op te nemen, rijst de vraag of het pensioen ook in periodieke uitkeringen kan worden uitgekeerd.

Belgische groepsverzekering – Belgische fiscaliteit Karakteristiek voor Belgische aanvullende pensioenregelingen is dat zij standaard voorzien in een uitkering op pensioenleeftijd van een aanvullend pensioenkapitaal. Het uitkeren van het aanvullend pensioen in kapitaal in plaats van in periodieke uitkeringen is vrij uniek in Europa. De meeste andere Europese lidstaten kennen dit niet, al is er recent een tendens in de andere lidstaten om een beperkt deel van het aanvullend pensioen (bijv. 25%) als een kapitaal uit te keren (uitkering ineens). De fiscaliteit in België is ook afgestemd op de ‘traditie’ om het aanvullend pensioen als kapitaal op te nemen. Afhankelijk van de leeftijd waarop het

Zoals hoger gemeld, voorzien de Belgische pensioenregelingen standaard in een aanvullend pensioen in de vorm van een kapitaal. Slechts in zéér oude pensioenregelingen wordt nog voorzien in een aanvullend pensioen in periodieke uitkeringen. Met de Wet op de Aanvullende Pensioenen (WAP) werd voorzien in een mogelijkheid voor de aangesloten werknemer om het aanvullend pensioen om te zetten in rente (artikel 28 WAP).

80


De werknemer kan dus aan de pensioeninstelling vragen om het aanvullend pensioenkapitaal om te zetten in periodieke uitkeringen. Die omzetting gebeurt, op grond van de Belgische wetgeving, in twee etappes. 1) Vermits de aangesloten werknemer op grond van het pensioenreglement recht heeft op een pensioenkapitaal, moet over dit kapitaal toch belasting worden betaald. Het kapitaal is belastbaar tegen het afzonderlijk tarief alsof het kapitaal effectief zou worden uitgekeerd. Ook al doet de aangesloten werknemer afstand van het kapitaal (en wordt het kapitaal niet effectief betaald) om een rente te krijgen, toch wordt het kapitaal belast. 2) Het aldus verkregen netto-kapitaal wordt herbelegd om een lijfrentecontract te financieren. Op basis van dat contract ontvangt de aangesloten werknemer een periodieke uitkering die bestaat uit 2 elementen : - Een deel dat de kapitaalsaflossing vertegenwoor digt - Een deel dat het deel ‘interest” vertegenwoordigt Het fiscaal regime in België van de periodieke uitkeringen leidt dan tot een belastbaar inkomen dat is beperkt tot 3% van het vestigingskapitaal. Dat bedrag is vervolgens afzonderlijk belastbaar tegen 30%

‘Niettegenstaande het bepaalde in de paragrafen 1 en 2, mag een in paragraaf 1 bedoeld pensioen, andere soortgelijke beloning, lijfrente of uitkering, indien dit pensioen of deze andere soortgelijke beloning, lijfrente of uitkering geen periodiek karakter draagt en uitbetaling plaatsvindt vóór de datum waarop dit pensioen of deze andere soortgelijke beloning, lijfrente of uitkering in zou moeten gaan, ook in de verdragsluitende Staat waaruit dit pensioen of deze andere soortgelijke beloning, lijfrente of uitkering afkomstig is worden belast.’ Dit betekent dat wanneer het aanvullend pensioenkapitaal wordt uitgekeerd vóór het tijdstip waarop het normaal zou worden uitgekeerd, de bronstaat (in casu België) heffingsbevoegd is. Naast de voorwaarde dat het moet gaan om een uitbetaling met niet periodiek karakter is er de voorwaarde dat het moet gaan om een vroegtijdige uitbetaling. Met andere woorden, de inkomsten worden uitbetaald vóór het tijdstip waarop zij normaal in zouden gaan. Wanneer het Belgisch aanvullend pensioenkapitaal aan de Nederlandse rijksinwoner wordt uitgekeerd vóór de normale expiratiedatum van de groepsverzekering, zal het kapitaal dus belastbaar zijn in België. De gunstige afzonderlijke tarieven (16,5% dan wel 10%) zijn van toepassing. Nederland kan geen belasting heffen over dit pensioenkapitaal.

Toegepast op de situatie van een Nederlands rijksinwoner die aan de Belgische pensioeninstelling van zijn Belgische werkgever vraagt om het opgebouwde aanvullende pensioen in periodieke uitkeringen te betalen, zorgt dit systeem in de praktijk voor heel wat problemen.

In de praktijk zal dus moeten worden nagegaan of de betrokken werknemer zijn pensioenkapitaal vervroegd, dit wil zeggen vóór de normale expiratiedatum, kan opnemen. Hierbij moet vooral het sociaalwettelijk kader als het pensioenreglement worden geanalyseerd.

In de praktijk houden de Belgische verzekeraars immers een bedrijfsvoorheffing van 16,5% (dan wel 10%) in wanneer zij het pensioenkapitaal omzetten in een lijfrentecontract. Mijns inziens is deze inhouding in strijd met artikel 18, §1 van het Belgisch-Nederlands dubbelbelastingverdrag. België kan als bronstaat géén belasting heffen over het pensioen. Het is ook onduidelijk of de Nederlandse belastingdienst de omzetting van het pensioenkapitaal naar een lijfrentecontract als een belastbare handeling kwalificeert, ook al wordt het kapitaal niet effectief betaald aan de betrokkene. Mocht dit het geval zijn, dan schiet de Nederlandse rijksinwoner niets op met de omzetting in periodieke uitkeringen. Hierover werd een vraag gesteld aan de Nederlandse belastingdienst, doch voorlopig is hierop géén antwoord gekomen. De periodieke uitkeringen zijn, zoals hoger gemeld, in Nederland belastbaar tegen de Box 1-tarieven. Het bijzonder belastingregime (3% van het vestigingskapitaal afzonderlijk belastbaar tegen 30%) dat in België van toepassing zou zijn, geldt immers niet in Nederland.

Met de wet van 18 december 2015 heeft de wetgever de mogelijkheden om het pensioenkapitaal vervroegd op te nemen, beperkt. Met ingang van 1 januari 2016 geldt het principe dat het aanvullend pensioen pas wordt uitbetaald bij de pensionering van de aangeslotene. Het aanvullend pensioen zal dus in principe worden vereffend naar aanleiding van de effectieve ingang van het wettelijk pensioen. Dit ongeacht of het wettelijk pensioen ingaat op de wettelijke pensioenleeftijd (met name 65 jaar, geleidelijk aan opgetrokken tot 66 jaar vanaf 1 februari 2025 en tot 67 jaar vanaf 1 februari 2030), vóór die leeftijd (in het kader van een vervroegde pensionering) of na die leeftijd. Er is in een uitzondering voorzien op het principe dat het aanvullend pensioen niet kan worden uitgekeerd vóór de opname van het wettelijk pensioen. Met name voorziet artikel 63/2 van de WAP in de mogelijkheid voor de aangeslotenen die vóór 1962 geboren zijn, de uitbetaling van het aanvullend pensioen, los van hun pensionering, te verkrijgen vanaf een bepaalde leeftijd (met name vanaf 60 jaar indien de aangeslotene geboren is in 1958 of vroeger, vanaf 61 jaar indien geboren in 1959, vanaf 62 jaar indien geboren in 1960 en vanaf 63 jaar indien geboren in 1961). Er moet wel worden opgemerkt dat deze mogelijkheid ook expliciet moet worden voorzien in het pensioenreglement.

Artikel 18, §3 Verdrag Aangezien het fiscaal regime in Nederland van Belgische aanvullend pensioenen nefast is voor de Nederlandse rijksinwoner indien het wordt uitgekeerd als kapitaal en er onzekerheid is over het totale fiscale plaatje bij een omzetting in periodieke uitkeringen, kan heil gezocht worden in artikel 18, §3 van het Belgisch-Nederlands dubbelbelastingverdrag. Artikel 18 van het Belgisch-Nederlands dubbelbelastingverdrag bepaalt in § 3:

81


Anderzijds kan ook de mogelijkheid van vervroegde pensionering een mogelijkheid bieden om vóór de contractuele expiratiedatum het aanvullend pensioenkapitaal uit te keren, althans als ook het pensioenreglement dit toelaat. In België kan in principe het wettelijk pensioen vervroegd worden opgenomen ten vroegste vanaf de leeftijd van 63 jaar

mits een loopbaan van minstens 42 jaren. Het verdient aanbeveling om de modaliteiten en de fiscale behandeling van het vervroegd uitkeren van het aanvullend pensioenkapitaal vooraf door te spreken met de pensioeninstelling.

In België belast pensioeninkomen terecht betrokken in afbouw algemene heffingskorting Op 10 november 2023 heeft Hof ’s-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een zaak (23/00019) omtrent de berekening van de algemene heffingskorting in relatie tot het Nederlands-Belgisch dubbelbelastingverdrag. In deze zaak betrof het een in België woonachtige belanghebbende die in Nederland werd aangemerkt als kwalificerende buitenlands belastingplichtige. In 2017 had ze een gering bedrag aan pensioeninkomen uit Nederland ontvangen. In de definitieve aanslag IB/PH 2017 betrok de inspecteur het pensioeninkomen in de afbouw van de algemene heffingskorting. Belanghebbende was evenwel van mening dat deze afbouw, gezien het feit dat het pensioeninkomen ter heffing aan België was toegewezen, in strijd was met het Nederlands-Belgisch dubbelbelastingverdrag. Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt nu in navolging van de rechtbank dat de berekening van de algemene heffingskorting niet in strijd is met het dubbelbelastingverdrag met België. Het verdrag bepaalt slechts welke inkomensbestanddelen de landen in de grondslag mogen betrekken. De algemene heffingskorting vormt een onderdeel van de tariefstructuur en valt niet onder de toepassing van het verdrag. Ook bevat het verdrag geen regels over de verdeling van het recht om premies te heffen. Belanghebbendes hoger beroep is daarom ongegrond. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering eveneens ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

Belgische aanvullende pensioenen via de werkgever, meer transparantie op komst? Het is voor werknemers in België niet altijd even eenvoudig om duidelijke en transparante informatie te bekomen omtrent hun aanvullende pensioenrechten. Er zijn de laatste jaren al wel wat stappen gezet, maar met ingang van 1 januari 2024 zou er meer transparantie moeten komen via een aantal wijzigingen in de pensioenwetgeving (Transparantiewet Tweede Pensioenpijler van 26 december 2022). In het kader van pensioenopbouw bestaat er de verplichting om jaarlijks informatie te geven over de stand van zaken van de reeds opgebouwde reserves. Er gelden momenteel verplichtingen voor de pensioeninstelling en voor de werkgever. Vanaf 1 januari 2024 wordt de spilfiguur voor communicatie de overheidsinstelling Sigedis, de beheerder van de Databank Aanvullende Pensioenen. De informatie over aanvullende pensioenen zal vanaf dan gebundeld worden door Sigedis, bezorgd worden in de digitale mailbox van de werknemer (e-box) en vermeld worden op Mypension.be. De pensioeninstelling en de werkgever blijven echter ook zelf informatieverplichtingen behouden. In het kader hiervan zal een standaarddocument worden gebruikt, waarin melding zal worden gemaakt van onder meer de verworven reserves, de bijdragen, de berekeningsdetails, het actuele financieringsniveau en de bedragen die bij uitkering nog onderhevig zijn aan belastingen en sociale bijdragen. Of deze info ook toegespitst zal zijn op de positie van niet-inwoners (grensarbeiders) is evenwel nog maar de vraag. Actueel stellen we alleszins vast dat het met de gegevens die worden vermeld via Mypension.be, niet steeds accuraat zijn. Zo bestaat er onder meer het risico dat loopbaaninformatie of de bedragen van opgebouwde reserves niet accuraat zijn, laat staan dat buitenlandse gegevens betrokken zouden worden bij het vaststellen van het totale arbeidsverleden. Het is dus nog maar afwachten in welke mate vanaf 1 januari 2024 de informatie zoals verwerkt door Sigedis wél accuraat zal zijn. De wetswijziging heeft een arbeidsrechtelijke impact. Zo zullen in het kader van een beëindiging van de arbeidsovereenkomst, de werkgeverspremies voor pensioenopbouw meegenomen dienen te worden in de berekeningsbasis van het jaarloon voor de bepaling van de opzeggingsvergoeding. Tot op heden, met fiches opgesteld door een pensioenverzekeraar die informatie geeft over de door haar ontvangen premies, gaan we er vanuit dat deze informatie correct is. De vraag stelt zich evenwel in welke mate de informatie via Sigedis vanaf 1 januari 2024 in die zin al accuraat zal zijn? Het zal dus vanaf 1 januari 2024 raadzaam zijn om de werkgeverspremies voor een aanvullende pensioenopbouw goed op te volgen, zodat er geen misverstanden kunnen ontstaan bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Bijkomende wijzigingen zijn een nieuwe verplichting om vanaf 1 januari 2025 voorafgaand, dan wel uiterlijk bij aansluiting bij een pensioenregeling een informatiedocument te bezorgen met een duidelijke en beknopte uitleg omtrent de belangrijkste elementen van het pensioenplan. Vanaf 1 januari 2026 moeten pensioeninstellingen dan weer ieder jaar een verslag opstellen omtrent het pensioenplan. Dit transparantieverslag wordt ter beschikking gesteld van de aangeslotenen en de personen die gekozen hebben voor uitbetaling van het pensioen via een jaarlijkse rente.

82


83


84


CULTUUR __________________

85


Het grote misverstaan Nadenken over de hereniging van de Nederlanden Van de hand van Karel Luyckx verscheen onlangs het boek ‘Het grote misverstaan’ en dit naar aanleiding van de quote die Antwerps burgemeester Bart De Wever (N-VA) lanceerde: ‘Mocht ik kunnen sterven als Zuidelijke Nederlander, ik zou gelukkiger sterven dan als Belg’.

Vlaanderen en Nederland ééngemaakt, is dat een utopie of kan het morgen realiteit zijn? De redactie was enigszins terughoudend met het besteden van aandacht aan het boek, precies omwille van het feit dat de op 3 oktober 2023 overleden auteur zich doorheen zijn leven situeerde in voor velen bedenkelijke (extreemrechtse) nationalistische middens, zoals de Vlaamse Militanten Orde. Desalniettemin wilden we onze lezers enige reacties op de ‘wensdroom’ van de Antwerpse burgemeester niet onthouden.

Professor Marita Mathijsen verwoordt het als volgt: ‘Bij de Pacificatie van Gent in 1576, leek de droom van Willem van Oranje werkelijkheid te worden, een eenheid van zeventien gewesten, waarbij er respect voor elkaars geloof zou zijn, of, om het in hedendaagse termen te zeggen: gedoogsteun’. Nederbelgisch voetbalcoach Henk Houwaart hoopt op zijn beurt dat alles bij het oude blijft: ‘Ze dronken een glas, ze pisten een plas en alles bleef zoals het was’. Oud-journalist Jan Neckers meent op zijn beurt dat de sluiting van de Schelde het enige is wat de meeste Vlamingen uit het vroegere Belgicistische geschiedenisonderwijs meekregen, maar dat in de werkelijkheid de Schelde nooit vrij is geweest.

Het was inderdaad Bart De Wever, nooit verlegen om een sterke uitspraak, al was het maar om de Walen te jennen, die zijn wensdroom – Nederland en Vlaanderen tot één staat samensmelten – hardop uitsprak. Maar hij is lang niet de eerste met zulke sympathieën. Zo waren en zijn er wel meer Vlamingen die orangistisch of Groot-Nederlands denken.

En ook Marleen Tollenaere ziet weinig heil in een samengaan: ‘Na het einde van de Eerste Wereldoorlog eisten de Belgische staat en sommige dolgedraaide Belgische patriotten Zeeuws-Vlaanderen en Nederlands-Limburg op onder het mom dat Nederland Duitsland bevoorrecht zou hebben door keizer Wilhelm onderdak te geven na het beëindigen van de vijandelijkheden. In Nederland wisten ze meteen wat ze van het officiële België konden verwachten’.

Zo uitten in het verleden de sociaaldemocraten Louis Tobback en Herman Balthazar zich al als orangistisch geïnspireerd. Tobback noemde de scheiding van Nederland in 1815 eerder al een grote vergissing. In Nederland spelen deze gevoelens heel wat minder, al beschouwde CDA’er Andries Postma zowat 25 jaar geleden Vlaanderen als een zeer attractieve bruid.

Ook vanuit Rijsel klinkt het weinig hoopvol. Thierry Butez ziet dat we ‘aan een nostalgisch streven naar eenheid vertrekkend vanuit een verkeerd denkbeeld van het verleden, geen boodschap moeten hebben. Nederlanders komen op daguitstap in Antwerpen tegen de achterkant van de kathedraal pissen, maar zouden zoiets in eigen land nooit doen’.

Hieronder geven we daarom alvast een overzicht van opmerkelijke quotes van betrokkenen die in het boek van Luyckx werden opgenomen. Zo stelde de eerder dit jaar overleden cabaretier Paul Van Vliet desgevraagd nog steeds weinig te voelen voor een onnatuurlijk huwelijk, gewoon omdat de landen te verschillend zijn. Als vanouds zong hij tot aan zijn dood: ‘Als ik weg wil zijn, ga ik naar Vlaanderen’.

Professor Marinel Gerritsen vindt op zijn beurt dat men er ten onrechte stilzwijgend van uit gaat dat mensen die dezelfde taal spreken, het goed met elkaar zouden kunnen vinden.

Redacteur bij het christelijke opinieweekblad Tertio, Kelly Keasberry, weet op haar beurt dat de droom dikwijls te mooi is om waar te zijn, maar dat de Groot-Nederlandse droom zelfs een nachtmerrie zou kunnen blijken. Professor Matthias Storme stelt dat die vereniging de mooiste droom was die Koning Willem I ooit gedroomd had. ‘Een droom dus…’

En tenslotte, partijgenoot van Bart De Wever en gewezen Vlaams parlementsvoorzitter Jan Peumans: ‘Ik heb mij gedurende tien jaar als voorzitter van het Vlaams Parlement sterk verwonderd over onze contacten op parlementair vlak met de Tweede kamer; de pogingen daartoe heb ik opgegeven, want ze waren teleurstellend en allesbehalve uitnodigend’.

Professor Alexander Evrard, onder meer bekend als ijveraar voor het standbeeld van Willem I in Gent, meent dat Nederland en Vlaanderen nooit van elkaar afgescheurd mochten zijn. ‘Die gelukkige samenloop heeft maar vijftien jaar mogen duren, vooral door gestook vanuit Frankrijk werden de Verenigde Nederlanden opgeblazen’.

86


Wim van de Donk, Annick Schramme en Simon Weeda ontvangen Visser-Neerlandiaprijzen 2023 In het Hollands College van de KU Leuven werden op vrijdag 13 oktober 2023 de Visser-Neerlandiaprijzen uitgereikt aan Wim van de Donk en Annick Schramme. Zij kregen de prijs als beloning voor hun inzet voor de Nederlands-Vlaamse samenwerking. De lofredes werden gehouden door Geert Bourgeois en Joop Daalmeijer. Op dinsdag 17 oktober werd op het Filmfestival Gent de VisserNeerlandiaprijs voor Scenario uitgereikt aan Simon Weeda. Prof. dr. Wim van de Donk is rector magnificus van Tilburg University en was van 2009 tot 2020 commissaris van de Koningin respectievelijk de Koning in de provincie Noord-Brabant. Hij onderhield veelvuldig contact met het uitgebreid netwerk dat hij in Vlaanderen had opgebouwd en met de diplomatieke Vlaamse vertegenwoordiging in Nederland om de samenwerking met Vlaanderen te versterken. Dankzij zijn overtuigende rol waarmee hij het belang van de Nederlands-Vlaamse samenwerking wist aan te tonen, droeg hij bij aan het fundament om deze structureel te maken en blijvend uit te bouwen. Prof. dr. Annick Schramme is hoogleraar aan de Universiteit Antwerpen en de Antwerp Management school. De Vlaams-Nederlandse culturele samenwerking loopt als een rode draad door haar loopbaan. Zo was zij lid van de Commissie Cultureel Verdrag Vlaanderen-Nederland, voorzitter van de Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren van de Taalunie en lid van de Raad voor Cultuur in Nederland. Samen met de Universiteit Utrecht heeft zij het Leiderschap in Cultuur (LINC) Lage Landen-programma ingericht, een uniek leiderschapsprogramma waarmee de opleiding investeert in de toekomstige leiders in cultuur in Vlaanderen en Nederland. Simon Weeda schrijft proza, poëzie, drama, film en beschouwende teksten. Met zijn inzending ‘Vuur’ won hij de Visser-Neerlandiaprijs voor Scenario 2023. Het scenario gaat over een jongen die door Noord-Europa reist op zoek naar wildernis, maar als hij die eindelijk heeft gevonden wordt hij overvallen door een bosbrand en moet hij tot het uiterste gaan om te overleven.

Belgisch theatermaker Ivo van Hove na 22 jaar gestopt als artistiek directeur van het Internationaal Theater Amsterdam De Belgische theatermaker Ivo Van Hove heeft op 1 september 2023 de fakkel als artistiek directeur van het Internationaal Theater Amsterdam (ITA) doorgegeven. Hij krijgt zo meer ruimte voor zijn internationale regieprojecten. Helemaal weg bij ITA is van Hove niet, hij zal nog altijd regisseur en adviseur van het theatergezelschap blijven. Zelf stelde van Hove zich voortaan volledig te willen richten op zijn artistieke rol voor het ITA. Daarnaast biedt het hem naar eigen zeggen de ruimte om andere werkzaamheden buiten ITA, zoals internationale regies en de Ruhrtriennale te blijven vervullen.

87


Voormalig Belgisch ambassadeur in Nederland publiceert boek over Nederlands-Belgische verschillen Nederland en België lijken in veel aspecten op elkaar, maar ze zijn ook totaal verschillend. Nederland lijkt zijn ruimtelijke ordening goed op orde te hebben, maar de woningnood is al jaren schrijnend. In het slordig volgebouwde Belgische landschap is het ook geen rozengeur en maneschijn, maar structurele woningnood is er dan weer niet. Het is natuurlijk maar hoe je er naar kijkt. Vraag aan een Belg pakweg of zijn land slecht bestuurd wordt en je kent eigenlijk het antwoord al. De vele ministers, de ingewikkelde structuur, het onvermogen om echt keuzes te maken. Stel evenwel dezelfde vraag aan een Nederlander en het antwoord zal wellicht heel anders luiden. Natuurlijk vinden ook veel Nederlanders dat het niet echt lekker loopt in hun land, denk maar aan de stikstofcrisis, de woningcrisis, de toeslagenaffaire, … Maar door de band genomen geloven ze wel dat de vaderlandse boel best op orde is, zeker in vergelijking met andere landen. Wat naar voren komt is een nadrukkelijk verschil in bestuurscultuur, waar Nederland bol lijkt te staan van regelneverij en België eerder een paradijs voor eigengereide arrangeurs lijkt. Voormalig Belgisch ambassadeur in Nederland Dirk Achten schreef er het boek ‘Ligt het aan ons?’ over. De redactie had het genoegen de auteur persoonlijk te spreken. In je boek probeer je op basis van de uiteenlopende geschiedenis een verklaring te vinden voor de verschillen tussen beide landen, waarin je in eerste instantie ingaat op de identiteit van beide volkeren. Uit onderzoek van het Nederlandse Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) blijkt dat Nederlanders de taal zien als eerste kenmerk van hun identiteit, wat bij mij toch wel als een relatieve verrassing overkwam, zeker in een context waar het Engels, of in sommige gevallen iets wat erop lijkt, zo gretig mogelijk wordt omarmd. Verder, en minder verrassend, zien ze zichzelf als tolerant, zeer direct, goed georganiseerd, individualistisch, transparant en egalitair. Ze voelen zich ook dichter bij de Angelsaksische en Scandinavische landen staan dan bij West-Europa. Nederland is in vele opzichten een uniek land, maar op basis van de gangbare waarden en normen goed te karakteriseren als het meest zuidelijke Scandinavische land dat zich graag spiegelt aan Angelsaksische landen.

dat betekent eigenlijk ook dat het moeilijk is om alles wat voor de Belgische onafhankelijkheid aan schitterend erfgoed werd geproduceerd, als Belgisch te omschrijven. Zo kun je de vraag stellen of Van Eyck Belgisch is? Of het erfgoed van Vlaamse steden als Gent en Brugge die zo machtig waren in de middeleeuwen, als Belgisch kan worden beschouwd? Antwerpen was vóór de verschrikkingen van 1585 dan wel het financiële hart van Europa, maar als onderdeel van de Nederlanden.

En inmiddels lijkt het in dat jonge landje alleen maar moeilijker geworden In de glorietijd van de 19e eeuw tot begin 20e eeuw zagen we een exclusief Franstalige poging tot identiteitsvorming en nu zien we vanuit het inmiddels welvarender Vlaanderen een alternatieve poging tot natievorming en is er een breuklijn ontstaan tussen twee taalkundig homogene gebieden in noord en zuid met een totaal verschillend referentiekader. Franstalige Belgen identificeren zich in grote meerderheid en onverkort nog steeds met België, hoofdzakelijk geënt op een Franstalige identiteit en cultuur, met Brel, Magritte, Maeterlinck, De Gerlache en ga zo maar door. De Vlaamse vraag naar respect voor hun taal en cultuur zien ze als iets kinderlijks, een vraag van mensen die niet zo doorgegroeid zijn tot de grote cultuur.

Dat kan van de gemiddelde Belg niet gezegd worden Identiteit is in België een ronduit beladen begrip, grotendeels precies vanwege de gespletenheid en de institutionele gelaagdheid van het land. Het krijgt bij gebrek aan een afgelijnde Belgische identiteit, al heel snel een Vlaamsnationalistische connotatie toegedicht, wat maakt dat praten over identiteit op zich al als ‘een verdachte activiteit waar weinig goeds van kan komen’ wordt gezien.

Zo werd onlangs het Nederlandse koningspaar ontvangen door de federale parlementsvoorzitter, die zich ternauwernood verstaanbaar wist te maken in het Nederlands, waarop Koning Alexander warempel aanbood het gesprek dan maar verder te zetten in het Frans

Nederlanders zijn terecht trots op hun land? Nederland ziet zichzelf in grote mate als uitzonderlijk. ‘Wat zijn we toch een gaaf landje’ hoorde ik minister-president Mark Rutte regelmatig zeggen. Voormalig SCP-directeur Paul Schnabel schreef zelfs ‘Nederland is bijna klaar’, het land is vrij vertaald bijna af, de perfectie lonkt, nog even doorduwen en we zijn er. Het idee van een hecht en vooral uitzonderlijk land wordt geloofd en gedragen door een groot deel van de bevolking. De Vlaamse hoogleraar in Utrecht Geert Buelens stelde zelfs dat je in Nederland struikelt over het nationalisme. Het gaafste landje, het beste dit en het beste dat, geen discussie. Met een open, vriendelijke uitnodiging om de buitenwereld te tonen hoe het moet, want dat weet Nederland als geen ander.

De Franstalige hogere cultuur versus de ‘onderontwikkelde’ Vlaamse tegenhanger. Dat doet onwillekeurig denken aan de uitvaartplechtigheid van toenmalig Koning Boudewijn. Zorgvuldig werd er gekozen om twee ‘grote’ artiesten, een Franstalige en een Vlaming tijdens de plechtigheid een lied te laten zingen. De Franstalige wereldvermaarde bas-bariton José Van Dam versus de Vlaamse schlagerzanger Will Tura…

Belgen missen op hun beurt dan weer identiteitsbewustzijn? België is in staatkundige termen nog een erg jong land en

88


Ja dat was wel tekenend. Van Vlaanderen wordt kennelijk niet teveel cultuur verwacht vanuit het Franstalig landsgedeelte. Dat is evenwel een misvatting en zegt weinig over de Vlaamse cultuur. Het zegt meer iets over een totaal gebrek aan nieuwsgierigheid bij de Franstaligen. Ze doen ook nauwelijks moeite om de Nederlandse taal machtig te worden. Zo werd onlangs het Nederlandse koningspaar ontvangen door de federale parlementsvoorzitter, die zich ternauwernood verstaanbaar wist te maken in het Nederlands, waarop Koning Alexander warempel aanbood het gesprek dan maar verder te zetten in het Frans. Ook de federale ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie spreken geen Nederlands. Er geldt bij de Franstaligen in België een groot gebrek aan lotsverbondenheid met de Vlamingen.

den, meestal met Amsterdam als eindbestemming. De Zuidelijke Nederlanden bleven, zeker na de val van Antwerpen in 1585, in Spaanse handen. Amsterdam was er niet rouwig om dat Antwerpen niet bevrijd werd en zo een eventuele concurrent los te laten op de markt. Antwerpen kwijnde weg onder het Spaanse katholicisme en Amsterdam floreerde onder een dominant protestantisme.

De regelmatig gehanteerde botte bijl, het gebrek aan inlevingsvermogen speelt Nederland parten Uit die tijd dateert ook de regenteske bestuurscultuur in Nederland Willem van Oranje was inderdaad een vooraanstaande edelman, maar moest voortdurend praten en overleggen met provincies en steden, want daar lag de macht en, vooral, daar zat het geld. Die steden en provincies werden bestuurd door een relatief kleine groep mensen, die regenten werden genoemd. Ze kwamen uit min of meer welgestelde families, vooral kooplieden. Johan van Oldenbarnevelt legde de hand aan het begin van de Nederlandse natievorming, vanuit zijn belangrijkste werktoneel, de Staten-Generaal. Die afvaardiging van de provincies en de steden fungeerde daarbij als voorafbeelding van het latere parlement, dat ook nu nog in zijn geheel de Staten-Generaal wordt genoemd. Bepaald democratisch waren die overigens niet. Alleen zij wisten hoe een stad, provincie of staat te besturen. De regenten wantrouwden het volk, dat zijn plaats moest kennen in het belang van de handel en kooplieden. De handel koste wat koste veilig stellen was een absolute prioriteit. Zo bleven Hollandse

Nederlanders gaan er dan weer prat op transparant te zijn Ja, maar wie een beetje verder kijkt moet toch vaststellen dat die transparantie toch zeer beperkt blijkt. Zo heb ik moeten vaststellen dat het ‘old boys’-netwerk er bijzonder goed ontwikkeld is en dat verdraagt per definitie geen transparantie. En kijk hoe burgemeesters, die niet worden verkozen, worden benoemd. Meestal hebben ze wel een politieke achtergrond, maar laat ons wel wezen, hun aanstelling verloopt toch middels een wat ik zou noemen ‘duistere procedure’. Ook is die legendarische transparantie er nergens te bekennen als het over de lijstvorming voor de parlementsverkiezingen gaat. Doorgaans gaat er zelf niet in het minste een democratische procedure aan vooraf. Het is een puur interne aangelegenheid, waarbij een uiterst beperkt clubje bepaalt wie wel en wie niet op een verkiesbare plaats komt. Actueel zou ik durven stellen dat dit in België niet bepaald anders is, zo werd de partij van premier De Croo (Open VLD) stevig onder vuur genomen door de eigen leden omwille van enkele opmerkelijke toewijzingen van ministerposten. Die kwestie met Gwendolyn Rutten dateert al van voor de regeringsvorming. Rutten was de gedoodverfde kandidaat om premier te worden, maar De Croo vond de voorgestelde samenstelling van regering veel te links. Hij name het heft in handen, schoof Rutten opzij en werd vervolgens zelf premier van nota bene precies dezelfde regering.

FOD Buitenlandse Zaken

Nederlanders zien zichzelf ook als individualistisch Ja, maar ook dat is bij Belgen niet anders, alleen is het een ander soort individualisme, niet de zeg maar Haagse of Hollandse variant van de hoge poten en de grote bek, waarbij het uitermate belangrijk is dat je luid je mening kan geven. Nederlanders geven graag hun mening, maar als daar vervolgens bestuurlijk geen rekening mee wordt gehouden, wordt hij niet meteen ongelukkig. ‘Ze hebben er geen rekening mee gehouden, maar ik heb toch wel mijn zegje kunnen doen’ zei een min of meer tevreden buurtbewoner na een inspraakprocedure in Amsterdam, waarna het project toch gewoon zoals gepland doorging. De Nederlander wordt na eindeloze inspraaksessies doorgaans gewoon verplicht zich neer te leggen bij de gang van zaken onder het motto ‘Dit hebben we toch met zijn allen goed beslist’… Het Belgisch individualisme is daarentegen veel meer geworteld in een cultuur van wantrouwen jegens de bestuurlijke laag. ‘Ja, ze hebben het al lang beslist en ze komen nu nog even mijn mening vragen…’. Een Belg onttrekt zich dan liever aan die goed opgezette poppenkast, om vervolgens toch doodleuk zijn eigen ding te doen. Het historische economische succes van Nederland is mede te danken aan de sluiting van de Schelde onder het Spaans absolutisme en dus de wurging van Antwerpen Dat zorgde inderdaad voor een massale migratie van rijke handelaars en goed opgeleide ambachtslui naar het noor-

89


steden ten tijde van de opstand tegen Spanje graan verkopen aan de Spaanse troepen. Hun motto was dat als zij het niet verkochten, anderen het wel zouden doen. Geld verdienen stond voorop.

aal overleg, vindt dat plaats in de zogenaamde Groep van Tien, het overlegorgaan waarin de top van werkgevers- en werknemersorganisaties is vertegenwoordigd. Opmerkelijk daarbij is dat werkgevers en bonden afspraken maken met elkaar om de factuur vervolgens doodleuk door te schuiven naar de federale regering. Je kan dus gerust stellen dat het ‘heilige overleg’ weinig maatschappelijke verantwoordelijkheid toont. Je hoort werkgevers dan regelmatig klagen over de veel te hoge belastingdruk in België, maar dat ze het probleem op die manier zelf mee veroorzaken, mag niet ter sprake komen.

België etaleert zich als een groot voorstander van de EU, dat het ziet als hoeksteen van Europese veiligheid, waar Nederland eerder een luis in de pels lijkt Nederland was van in het begin niet zo enthousiast over de Europese idee, al was het een van de zes stichtende landen. Europa was, anders dan voor België, nooit een politiek project, maar niet meedoen leek, zeker uit economisch oogpunt, niet lonend. Die economische motivatie was vanaf het begin leidend voor Nederland, een mogelijkheid om de afzetmarkt voor Nederlandse producten veilig te stellen. De kritiek op zuiderse landen is ook nooit veraf. Zo vond toenmalig minister van Financiën Jeroen Dijsselbloem het nuttig om op het hoogtepunt van de financiële crisis in Griekenland te zeggen dat men niet al zijn geld aan drank en vrouwen kan uitgeven om vervolgens om hulp en bijstand te vragen. Geopolitiek erkent Nederland schoorvoetend wel de noodzaak van samenwerken, maar emotioneel is het nauwelijks betrokken, zeker nu de geliefde Britten de deur achter zich dicht hebben geslagen en stilletjes verkommeren aan de overzijde van het Kanaal. De regelmatig gehanteerde botte bijl, het gebrek aan inlevingsvermogen speelt Nederland parten. Ze lijken nauwelijks te beseffen dat ze zonder die arrogantie een nog belangrijker land op het EU-schaakbord zouden kunnen zijn.

Maar ook de vakbonden hebben boter op het hoofd? De bonden vragen op automatische piloot bovenop de factuur van het sociaal overleg steevast nog veel hogere sociale uitgaven, zonder zich ooit te bekommeren over waar al die miljarden vandaan moeten komen. Als er geld bij moet schreeuwen ze uit volle borst dat het dan maar bij de grote bedrijven en de rijken gehaald moet worden. Het verantwoordelijk denken op lange termijn is volstrekt afwezig. De bonden zijn niet begaan met het algemeen belang, maar met de eigen machtspositie. De gebrekkige Belgische natievorming leidt tot een weinig ontwikkeld gevoel voor lotsverbondenheid en een schier onophoudelijk routinematige opeenvolging van kortzichtigheid. Is dat in Nederland écht anders dan? Dit alles is gewoon ondenkbaar in Nederland. Polderen betekent er draagvlak zoeken tot je het gevonden hebt. Bonden moeten in Nederland liefst niet teveel actievoeren, maar vooral meedenken, want ze zijn medeverantwoordelijk en zien hun rol ook zo. Een staking is dan een bewijs van mislukking. Het land besturen vereist collectieve verantwoordelijkheid, besef van het algemeen belang, en de bonden gaan daar volledig in mee. En ofschoon de bonden in Nederland veel zwakker staan qua ledenaantallen, lijken me Nederlandse werknemers niet slechter af dan Belgische werknemers. Ze zijn zelfs beter beschermd als het om ziekte of ontslag gaat.

In België overheerst daarentegen wel het pro-Europese gevoel Er is ook geen beter alternatief. Het is een geopolitieke keuze na twee verwoestende wereldoorlogen. Dat de EU voor de Nederlanders vooral een goed gereguleerde afzetmarkt is en liefst niet meer dan dat, is voor Belgen een bevreemdende gedachte. De welhaast aangeboren neiging tot het overbruggen van louter nationale belangen, staat voorop. Misschien is dat ook een van de redenen dat Belgische politici regelmatig terechtkomen in Europese topfuncties.

Het moet in Nederland dus vooral, al is het maar voor de vorm, ‘met zijn allen’ gebeuren? Eindeloze onderhandelingen, gesprekken, werkgroepen en procedures moeten ‘landen’ om het met zijn allen eens te zijn en het vervolgens samen, haast op religieuze basis uit te voeren. Dat ‘met zijn allen’ wordt overigens zo dikwijls gebruikt dat het een tweede natuur wordt. De samenleving is in Nederland, anders dan in België, een groepsgebeuren waaraan niet te ontsnappen valt.

De gebrekkige Belgische natievorming leidt tot een weinig ontwikkeld gevoel voor lotsverbondenheid en een schier onophoudelijk routinematige opeenvolging van kortzichtigheid Anderzijds, wanneer we kijken naar het Belgisch versus het Nederlandse poldermodel, dan lijken de Belgen heel wat minder verantwoordelijkheid aan de dag te leggen In België wordt, net zo goed als in Nederland, uitgebreid overlegd over om het even wat. Waar het gaat om het soci-

Maar wat dan te denken van de boerenprotesten? Het boerenprotest kende in Nederland een ongekend heftig verloop. De Nederlandse staat belooft zowat het allerbeste bestuur ter wereld te brengen en komt vervolgens met collectieve en op de lange termijn gerichte oplossingen die voor grote groepen mensen onverteerbaar zijn. Denk daarbij ook aan de toeslagenaffaire, waarbij logaritmes en koele starheid geen millimeter toegaven aan de realiteit van elke dag. Het bestuur blijkt er dan onvoldoende in te slagen te leveren wat het belooft. Het is weliswaar efficiënt, maar té

90

FOD Buitenlandse Zaken


gestandaardiseerd, te procesmatig. De strakke regel is en blijft dé regel, rekening houden met specifieke omstandigheden lukt niet, maatwerk is onmogelijk. Het plan is heilig, de bevolking veel minder. De bestuursculturen van beide landen verschillen, historisch verklaarbaar, sterk van elkaar. Een mooi voorbeeld daarvan is ook de wijze waarop België en Nederland hun pensioenstelsel inrichtten België koos na de oorlog, onder Franse invloed, voor een repartitiestelsel. De belastingplichtigen van nu betalen de pensioenen van hun ouders en grootouders. Het is de Zuid-Europese optie, waarbij vooruitschuiven altijd beter is dan sparen voor de toekomst. En dat lukt ook zolang de bevolking jong blijft, de ouderen niet te lang leven en de economie goed draait. De Nederlandse ‘kooplieden’ van het noorden geloofden daar helemaal niet in. Daarom kozen ze wijselijk voor een kapitalisatiestelsel. Je betaalt voor je eigen pensioen, zoals ook in de Scandinavische landen.

De Wever poneerde ‘Mocht ik kunnen sterven als Zuidelijke Nederlander, ik zou gelukkiger sterven dan als Belg’, maar zijn partijgenoot en gewezen parlementsvoorzitter Jan Peumans reageerde met ‘Ik heb mij gedurende tien jaar als voorzitter van het Vlaams Parlement sterk verwonderd over onze contacten op parlementair vlak met de Tweede kamer; de pogingen daartoe heb ik opgegeven, want ze waren teleurstellend en allesbehalve uitnodigend’ De Wever is een doorwinterd historicus die naar mijn gevoel vooral een grote drang voelt om in een normaal land te wonen. Waar een gezamenlijke lotsverbondenheid centraal staat en waar besturen werkelijk tot iets leidt. Maar Nederland daarbij op een schavotje plaatsen is mijns inziens onjuist. De Nederlandse bestuurscultuur kopiëren gaat niet werken in Vlaanderen.

Zou een mix van beide bestuursculturen een optie kunnen zijn, of is België gewoon de logische, geografische buffer tussen noord- en zuid Europa, tussen protestantisme en katholicisme? Nederland kan best wel wat politieke en democratische input gebruiken om de koude, technocratische regentencultuur te temperen, en België heeft behoefte aan een serieuze shot langetermijndenken en het opwaarderen van kennis en kunde. Antwerps burgemeester en N-VA-partijvoorzitter Bart

Mark Rutte topkandidaat NAVO-leiderschap Volgens het Amerikaanse persbureau Bloomberg is de Nederlandse ontslagnemende premier Mark Rutte koploper in de race om het leiderschap van de NAVO als opvolger van Jens Stoltenberg, die volgend jaar aftreedt. Bloomberg benadrukt dat het nog geen uitgemaakte zaak is, omdat zich meer kandidaten kunnen melden, maar over de 56-jarige Rutte zou al brede overeenstemming zijn bij veel van de 31 bondgenoten. De Nederlandse en Amerikaanse regering hadden contact over de kansen van Rutte als NAVO-secretaris-generaal rond de tijd dat hij vorige maand zei dat hij openstond voor de baan, aldus een ingewijde.

Onlangs meldde Bloomberg nog dat NAVO-bondgenoten kandidaten zouden overwegen uit andere regio’s en met een ander profiel dan de recente NAVO-leiders, die Scandinavische of Nederlandse mannen waren. De beslissing moet unaniem zijn, maar het standpunt van Washington weegt altijd het zwaarst.

91


De Pacificatie van Gent De Pacificatie van Gent was in 1576 groot Europees nieuws. Zelden kreeg een verdrag uit de Nederlanden een dergelijke aandacht van de internationale gemeenschap. De kracht van de Pacificatie van Gent lag in de wil om een bindend akkoord tot stand te brengen en in de grote interpretatieruimte die ze toch nog bood. Drijfveer van alle partijen rond de tafel was de wil om een einde te stellen aan de oorlog en terug aan te knopen bij de tijd van vrede, voorspoed en eenheid in de Nederlanden. Hiermee vloeiden een vernieuwende en een reactionaire tendens op een bijna natuurlijke wijze samen.

In de jaren 1570 bevonden de Nederlanden zich in een politiek machtsvacuüm. Bovendien zorgden onbetaalde Spaanse soldaten vooral in Brabant, Vlaanderen en Henegouwen voor een voortdurende dreiging van plunderingen en muiterij. Op Brabants initiatief werden de staten van de verschillende Nederlandse gebieden opgeroepen om een gezamenlijke ‘Staten-Generaal’ samen te stellen. Deze vorm van volksvertegenwoordiging werd in normale situaties op initiatief van de vorst samengeroepen, niet op initiatief van de vergadering zelf. In essentie was de samenkomst van de Staten-Generaal in 1576 dus een revolutionaire daad. Toch was er niet meteen sprake van een revolutie die het staatsbestel helemaal wilde veranderen. De bekommernis van de Staten-Generaal was om vrede te sluiten in de Nederlanden en de jarenlange ellende in de Lage Landen een halt toe te roepen. De gesprekken binnen de Staten-Generaal mondden vrij snel uit in de Pacificatie van Gent.

Ondanks de problemen die later zouden ontstaan, bleven alle partijen geloven in deze kerngedachte van de Pacificatie van Gent. Men was het eens over het feit dat de Spaanse troepen de Nederlanden moesten verlaten, dat de Staten-Generaal een vrije vergadering moest worden die op eigen initiatief samen kwam, dat er amnestiemaatregelen moesten komen, dat de oude privileges van wereldlijke én kerkelijke instanties moesten hersteld worden, en dat voor het bestuur van de Nederlanden geen Spanjaarden maar inheemse edelen moesten instaan. Het heikele punt van de godsdienstkwestie werd vooruit geschoven tot de eerste vergadering van de nieuwe Staten-Generaal. Alle partijen wilden daar een bevredigende oplossing bereiken.

Die nieuwe Staten-Generaal werd dus ook meteen geconfronteerd met het hete hangijzer van de godsdienstkwestie. In de ogen van de calvinistische stads- en nijverheidsgewesten was de Staten-Generaal een vergadering waarin beslissingen bij unanimiteit moesten genomen worden, maar de katholieke plattelandsgewesten hadden een vergadering op het oog die bij meerderheid zou beslissen, en dus in de hele Nederlanden het katholicisme zou herinvoeren. De Pacificatie van Gent bood geen eenduidig antwoord op deze uiteenlopende institutionele visies en dit zorgde er meteen voor dat ze in praktijk niet toepasbaar werd. De hieruit voortvloeiende discussies maakten van het verdrag wel een werkdocument en een symbool voor idealisten. Ook vandaag dus nog.

Permanente uitdagingen voor de Pacificatielezing vzw De Pacificatielezingen vzw doet meer dan alleen de Pacificatie van Gent herdenken. Ze houdt de symboolwaarde van de Pacificatie in ere en ze gebruikt de historische idealen van de Pacificatie als een actuele inspiratiebron. De vereniging stelt dat de geschiedenis een dynamisch gegeven is en alleen vanuit deze dynamiek het maatschappelijke gebeuren van ruim vier eeuwen geleden ook vandaag nog zin kan worden gegeven. Die historische dynamiek moet er dan voor zorgen dat de historische waarden van de Pacificatie van Gent voortdurend hernieuwd en geactualiseerd kan worden.

De leden menen dat alleen een dynamische visie op het verleden, een maatschappelijk verantwoorde houding in het heden mogelijk maakt. Daarbij geldt niet één exclusieve interpretatie van de Pacificatie van Gent, die er overigens historisch ook nooit is geweest. Ze stellen dat er van zodra het verleden in een strak keurslijf wordt gedwongen, en van zodra één exclusieve interpretatie van het verleden als de alleenzaligmakende wordt beschouwd, er geen ruimte meer is voor integratie, verdraagzaamheid, democratie, vrede, samenwerking, solidariteit, enz…

De Pacificatielezingen vzw promoten zowel eigenheid als verscheidenheid en er wordt gesteld dat dit alleen kan wanneer met respect en verdraagzaamheid alle culturen, religies, leeftijden, klassen, standen, geslachten, talen, etc…, binnen en buiten de Nederlanden laten deelnemen aan die eigenste verscheidenheid. Alleen dan is een vreedzame samenleving mogelijk. Alleen dan blijft de Pacificatie leven.

92


De 39e Pacificatielezing De 39e Pacificatielezing vond op 4 november 2023 plaats in de pacificatiezaal van het Gentse Stadhuis. Gastspreker van dienst was de Nederlands journaliste, columniste en schrijfster Caroline De Gruyter, bekend van onder meer de bestseller ‘Beter wordt het niet’, over Europese politieke ontwikkelingen.

Ook de opkomst van extreme(re) politieke strekkingen in meerdere EU-lidstaten, die in beginsel afkerig staan tegen Europese inmenging, lijkt een motor te kunnen zijn voor een meer uitgespreken politieke rol voor de EU. Waar extreme (re) politieke partijen eerder standpunten tegen het afstaan van nationale soevereiniteit propageerden, lijken die in toenemende mate wél in Europa te geloven, maar dan wél een Europa waarin ze van binnenuit invloed op verandering teweeg willen brengen.

De nadruk van de lezing lag met name op het toenemend politieke belang van Europa. Zoals bekend is de EU in beginsel slechts een economische en monetaire unie en zijn er nogal wat Lidstaten die hierin ook niet verder willen gaan. Meer bevoegdheden afstaan aan Europa is uit den boze. Maar, zo stelde Caroline De Gruyter, door de recente uitdagingen op het terrein van onder meer veiligheid (de Oekraïne -oorlog), energietransitie en de Covid-pandemie, lijkt ook steeds meer een politieke dimensie te worden toevertrouwd aan Europa.

Na de lezing werd tijdens de receptie nog uitvoerig van gedachten gewisseld.

Ivan Cools met Caroline de Gruyter

Ivan Cools met Sophie in ‘t Veld

93


Belgische rulingcommissie oordeelt over hervormd auteursrechtregime In vorige edities van dit magazine besteedden we al enkele malen aandacht aan het hervormde auteursrechtregime in België. Inmiddels heeft de Dienst Voorafgaande Beslissingen zich een eerste maal uitgesproken over de toepassing van dit hervormde wettelijke kader voor de belasting van inkomsten uit auteursrechten.

Inkomsten uit de overdracht van of licentieverlening op auteursrechten vallen in België in beginsel onder een bijzonder belastingregime. Dit regime houdt in dat dergelijke inkomsten, onder bepaalde voorwaarden, worden aangemerkt als een roerend inkomen dat afzonderlijk wordt belast aan 15 procent en dit na aftrek van werkelijke of forfaitaire kosten. Dat is vanzelfsprekend veel gunstiger dan wanneer de inkomsten zouden worden betrokken als progressief belastbaar beroepsinkomen.

De DVB bevestigt dat de fiscale artikels originele werken van letterkunde of kunst zijn en dat de overdracht gebeurt met het oog op de uitgave of exploitatie van de rechten. Verder wordt op basis van de auteursovereenkomst vastgesteld dat de artikelen in het vaktijdschrift aan een breed publiek worden aangeboden. Het inkomen valt dus onder het materiële en personele toepassingsgebied van het bijzondere belastingregime.

Omdat de afgelopen jaren steeds meer belastingplichtigen meenden gebruik te kunnen maken van deze fiscaal aantrekkelijke optie, werd met de Programmawet van 26 december 2022 het wettelijke kader van het bijzondere belastingregime grondig hervormd, het materiële en personele toepassingsgebied werd gewijzigd en er werden nieuwe financiële drempels toegevoegd.

Financiële drempels Auteursrechtvergoedingen worden slechts onweerlegbaar als een roerend inkomen gekwalificeerd voor zover zij bepaalde drempels niet overschrijden. Sinds de inwerkingtreding van de Programmawet moet rekening worden gehouden met volgende drie drempels: Een absolute drempel van het gemiddelde van de vier vorige belastbare tijdperken;

In de thans door de Dienst Voorafgaande Beslissingen (DVB) behandelde aanvraag betrof het een schrijver van fiscale artikels die geregeld worden gepubliceerd in een Belgisch vaktijdschrift. Belanghebbende wou bevestiging dat zijn vergoedingen (forfaitair, per gepubliceerde pagina) voor de overdracht van de auteursrechten op zijn werken integraal als een roerend inkomen uit auteursrechten kunnen worden aangemerkt. De DVB onderzoekt daarbij het materiële en personele toepassingsgebied van het bijzondere belastingregime, en de toepasselijkheid van de financiële drempels.

Een relatieve drempel van 30 procent van de totale vergoeding; Een absolute drempel van 37.500 euro. In de voorafgaande beslissing gaat de rulingcommissie uitgebreid in op de relatieve beperking. De relatieve drempel geldt enkel indien de overdracht van of licentieverlening op de rechten gepaard gaat met een geleverde prestatie. Wat een ‘geleverde prestatie’ fiscaal gezien precies inhoudt, wordt niet gedefinieerd. Volgens de parlementaire voorbereiding zal dit hoogstwaarschijnlijk die situaties betreffen waar de auteur werkt ‘onder het gezag’ of ‘in opdracht’ van de uitgever. Indien dat het geval is, geldt het vermoeden van rechtswege dat het om roerende inkomsten gaat slechts als en in de mate dat het onderdeel ‘auteursrecht’ niet hoger is dan een bepaald percentage van de totale vergoeding. Met name 50 procent in 2023, 40 procent in 2024 en 30 procent vanaf 2025.

Materieel en personeel toepassingsgebied hervormd auteursrechtenregime De rulingcommissie herhaalt de voorwaarden waaraan een royalty moet voldoen opdat het een auteursrechtvergoeding zou zijn die in aanmerking komt voor het bijzondere belastingregime: 1.

2.

3.

4.

Er moet sprake zijn van originele werken van letterkunde of kunst zoals bedoeld in artikel XI.165 WER, beschermd door het auteursrecht bedoeld in boek XI, titel 5 WER; De belastingplichtige oorspronkelijke rechthebbende moet de auteursrechten overdragen of in licentie geven; De overdracht of licentieverlening moet gebeuren met het oog op de exploitatie of het daadwerkelijk gebruik door de verkrijger, de licentiehouder of een derde; De belastingplichtige die niet over een kunstwerkattest beschikt, moet voormelde rechten overdragen of in licentie geven aan een derde voor mededeling aan het publiek, voor openbare uitvoering of opvoering, of voor reproductie.

De relatieve drempel geldt dan weer niet als de overdracht of licentieverlening niet gepaard gaat met een geleverde prestatie. De drempel is evenmin van toepassing wanneer de auteursrechtvergoedingen naderhand worden verkregen, losstaand van de initiële vergoeding die ook een vergoeding voor de geleverde prestatie omvat. Volgens de voorafgaande beslissing blijkt uit de aanvraag dat de schrijver inkomsten uit auteursrechten zal verwerven buiten het kader van de beroepsactiviteit van de verkrijger en dus niet onder het gezag of in opdracht van de uitgever werkt. De DVB is dan ook van oordeel dat in casu de overdracht van of het verlenen van een licentie op de rechten

94


niet gepaard gaat met een geleverde prestatie, waardoor de relatieve drempel geen toepassing vindt.

en in zover de absolute jaarlijkse drempel en de absolute drempel voor de vier vorige belastbare tijdperken niet worden overschreden.

De rulingcommissie concludeert dat de vergoedingen die de schrijver ontvangt voor de ingeleverde artikels integraal kunnen worden beschouwd als een roerend inkomen uit auteursrechten dat tegen een afzonderlijk tarief van 15 procent belastbaar is. Zij voegt hier nog aan toe dat dit geldt indien

95


Nederlandse en Belgische literaire genootschappen houden ontmoetingsdag in Antwerpen In het Letterenhuis te Antwerpen vond op 27 oktober 2023 een grensoverschrijdende ontmoetingsdag plaats onder het motto ‘Onze Klassieken Leven’. In verscheidene werkgroepen werden door ruim 120 deelnemers uit Vlaanderen en Nederland ideeën uitgewerkt om voortaan meer samen te werken. Gastspreker van dienst was burgemeester van Antwerpen Bart de Wever.

Met bezoeken aan de depotschatten van het Letterenhuis en aan de Erfgoed Bibliotheek Hendrik Conscience, werd de basis gelegd voor een ontmoetingsplatform en de talloze voorstellen om, met behoud van de eigen identiteit, te gaan bouwen aan incidentele en vooral ook gestructureerde nieuwe verbanden.

Het al decennialang wijdverbreide vooroordeel dat literaire genootschappen langzaam maar zeker de palliatieve fase in zouden sukkelen, werd als een vervelend misverstand gezien. Volgens de deelnemers is er met de juiste, deels gezamenlijke aanpak, niet slechts een gisteren of vandaag, maar ook een overmorgen voor literaire organisaties. Het dreigende gevaar dat vele van hen hetzelfde lot beschoren zou zijn als rijdende melkboeren en gezellige buurtwinkels kan volgens hen zonder enige twijfel worden afgewend.

NPO en VRT versterken samenwerking De Vlaamse presentator en acteur Tom Waes is de komende drie jaar exclusief te zien bij de publieke omroep in Nederland en België. Dat is het eerste resultaat van de in 2022 aangekondigde samenwerking tussen NPO en VRT. De komende periode werkt Tom Waes voor KRONCRV aan een vervolg op zijn reisprogramma Reizen Waes en een nieuwe fictieserie. De samenwerking tussen NPO en VRT ziet toe op het maken en uitwisselen van programma’s, het delen van technologie en innovaties, maar bijvoorbeeld ook tot het ontwikkelen van technieken om desinformatie te detecteren (en tegen te gaan), de gezamenlijke productie van educatief materiaal en het delen van strategisch onderzoek. .Remco van Leen, directeur video NPO stelt trots te zijn een getalenteerde maker als Tom Waes door de samenwerking met VRT de komende jaren aan de Nederlandse publieke omroep te kunnen binden. Zijn collega bij de VRT, Ricus Jansegers, stelt op zijn beurt in uitdagende financiële tijden de handen in elkaar te kunnen slaan met NPO, om zo hoogwaardige programma’s te kunnen blijven produceren met lokaal talent. Tom Waes zelf stelt zeer vereerd te zijn dat hij de komende jaren niet enkel programma’s voor de Vlaamse, maar ook de Nederlandse kijkers mag maken. Hij stelt uit te kijken naar deze nieuwe samenwerking, waarbij volgens Waes enkele heel mooie projecten op stapel staan.

96


97


98


SPORT __________________

99


Nederlands staatssecretaris van Financiën nuanceert beeld Monaco als belastingparadijs voor topsporters Nederlands Staatssecretaris van Financiën Marnix Van Rij (CDA) heeft vragen van het Tweede Kamerlid Folkert Idsinga (VVD) beantwoord omtrent de status van Monaco als belastingparadijs voor topsporters. Volgens Van Rij heeft de Nederlandse belastingdienst actueel geen totaalbeeld hoeveel Nederlanders fiscaal woonachtig zijn in Monaco, omdat deze informatie niet systematisch wordt bijgehouden. Binnen het programma ‘Verhuld Vermogen’ zouden wel 125 gevallen bekend zijn van personen met een Nederlands burgerservicenummer die volgens het systeem van ‘Beheer van Relaties’ een Monegaskisch woonadres hebben (gehad), terwijl mogelijk hun fiscale woonplaats niet Monaco is. Bij 12 gevallen is geconstateerd dat sprake is van in Nederland verschuldigde belasting. De totale correctieopbrengst van deze 12 gevallen bedraagt ruim 31 miljoen euro aan belastingen, rente en boeten. Nederland hanteert historisch gezien al een lange tijd het uitgangspunt dat het land waar een persoon feitelijk woont mag heffen over diens wereldinkomen. Vrijwel alle andere landen hanteren een vergelijkbare methode. Het inkomen van een persoon wordt belast op basis van inwonerschap en niet op basis van nationaliteit. Het is niet mogelijk om in te schatten hoeveel inkomstenbelasting de Nederlanders die woonachtig zijn in Monaco zouden betalen als hun inkomen in Nederland belast zou zijn. Binnen de OESO en de Europese Unie zijn op dit moment geen initiatieven om een wereldwijde minimum inkomstenbelasting te ontwikkelen waarbij Nederland kan ‘bij heffen’ als een ander land dat onvoldoende doet. Dat zou volgens Van Rij overigens ook haaks staan op het internationaal breed gedragen uitgangspunt van belastingheffing op basis van inwonerschap, waardoor het internationaal lastiger realiseerbaar lijkt en in die zin minder voor de hand ligt als primaire oplossing.

Naar Nederland geëmigreerde sporter kan deel van vergoeding niet activeren op balans Op 21 september 2023 heeft Hof Amsterdam geoordeeld in een zaak (22/00624) van een naar Nederland geëmigreerde sporter die een bedrag van 90.000 euro niet op zijn beginbalans kon activeren. De kwestie betrof een belanghebbende die op 1 september 2016 vanuit Duitsland naar Nederland emigreerde. Hij beoefende sport op topniveau. In 2015 had hij een overeenkomst gesloten met een derde partij voor deelname aan een toernooi in 2016 en 2017. Het toernooi vond plaats tussen januari en maart. In 2017 ontving belanghebbende daarvoor 80.000 euro van de derde partij. Belanghebbende was van mening dat de helft van dat bedrag buiten zijn winst viel. Hof Amsterdam oordeelt daaromtrent nu dat belanghebbende in verband met zijn immigratie naar Nederland het bedrag van 90.000 euro niet op zijn beginbalans kon activeren. Het is niet aannemelijk dat bij de start van de onderneming in Nederland aan de overeengekomen rechten en plichten van de spelersovereenkomst (per saldo) een waarde kon worden toegekend. Aangezien de spelersovereenkomst met een derde partij is gesloten, bedroeg de waarde in het economische verkeer van de daaruit voortvloeiende rechten en verplichtingen per saldo nihil. Tegenover het contractuele recht van belanghebbende op een financiële beloning stond een even grote contractuele verplichting om de overeengekomen prestaties te verrichten. Het hof oordeelt daarom dat de inspecteur van de Nederlandse belastingdienst een bedrag van 180.000 euro dan ook terecht als winst heeft aangemerkt in het jaar 2017.

100


Reisdagen voor wedstrijden tellen mee in dagenbreuk Hof Amsterdam heeft op 24 augustus 2023 geoordeeld in een zaak (23/00182) over toewijzing van fiscaal heffingsrecht en het belang daarbij van zogenoemde reisdagen. Belanghebbende in deze zaak was een in Nederland woonachtige keeperstrainer, die in 2018 in Saoedi-Arabië werkzaamheden verrichtte voor de Saudi Arabian Football Federation (SAFF) en daarvoor ook een loon ontving. Belanghebbende reisde evenwel met het voetbalteam naar andere landen voor het spelen van wedstrijden. In welke mate Nederland in dat geval belasting kon heffen over de inkomsten van belanghebbende, die dus nog steeds inwoner van Nederland was, hangt af van hoe de dagenbreuk conform het toepasselijke dubbelbelastingverdrag moest worden uitgelegd. Hof Amsterdam oordeelt daaromtrent dat belanghebbende geen overheidsdienst verrichtte en dus niet onder art. 19 van het betreffende dubbelverdrag viel. Ook komt het zogenoemde sportersartikel niet van toepassing, zodat het werknemersartikel aan de orde was. Volgens het hof was dan alleen nog de toepassing van de dagenbreuk in geschil. Volgens het hof tellen de dagen waarop belanghebbende voor de SAFF vanuit of naar Saoedi-Arabië is gereisd voor wedstrijden in andere landen, mee in de teller van de dagenbreuk. Het gelijk is op dat punt aan belanghebbende, die daarom in Nederland recht heeft op voorkoming van 73/158e deel van het loon.

Nederlands meest succesvolle coach Louis Van Gaal begon voetbalcarrière in Antwerpen Louis van Gaal is wellicht een van de meest succesvolle voetbalcoaches van Nederland. Hij heeft wellicht ook wel wat tegenstanders, maar over het algemeen wordt de emotionele Amsterdammer op handen gedragen. Voetbal is oorlog maar ook theater en niemand begrijpt dat beter dan Louis, zijn persconferenties zijn eenakters die met luttele aanpassing zo in het Toneelhuis opgevoerd kunnen worden. Bij Manchester United was Louis op zijn excentrieke toppunt. Gek werden de Engelsen van hem. Op het jaarlijkse kerstfeest kregen de spelers van hem een cadeau, en waar zij tot voorheen traditioneel een duur Gucci-of Vuittontasje kregen, gaf de grijnzende trainer iedereen een paar op maat gemaakte Hollandse klompen. Eerst kon Wayne Rooney er nog mee lachen, maar toen verplichtte Louis hem bij de eerstvolgende training om die krengen ook aan te doen, omdat dat goed zou zijn voor de bloeddoorstroming van de achillespees. Drie maanden lager lag Louis buiten.

Wat weinigen weten is dat hij in de jaren zeventig als speler zijn profcarrière in België startte bij Royal Antwerp, de club waar oranje actueel weer hoogtij viert met Marc Overmars, Mark Van Bommel, Vincent Janssen, Jurgen Ekkelenkamp en Gyrano Kerk. Een van de grappen die nog bij herhaling te horen valt in de ‘Hel van Deurne-Noord’ is de woordenwisseling met zijn toenmalige coach Guy Thys:

‘Waarom speel ik zo weinig?’, vroeg hij de Antwerpse coach, ‘met de bal aan de voet ben ik je beste speler…’ Waarop Thys, kurkdroog, sigaartje in de mond, antwoordde: ‘Ik weet het, Louis, maar het probleem is dat je zo traag bent dat je de bal nooit hebt...’

101


102


GRENZELOOS ONDERNEMEN __________________

103


Papierfabrikant Sappi in Lanaken gaat dicht, tal van grensarbeiders verliezen hun baan Papierfabrikant Sappi in Lanaken sluit de deuren. Daardoor verliezen naar schatting zowat 600 werknemers volgend jaar hun baan, waaronder ook een groep grensarbeiders. In eerste instantie werd verwacht dat de productie in Lanaken zou worden teruggeschroefd, maar het besluit van de directie gaat dus veel verder. Er wordt immers gesteld dat de fabriek verlieslatend is, waardoor er de afgelopen jaren al periodes van economische werkloosheid golden. De medewerkers zagen de sluiting dus niet meteen aankomen, omdat ze onlangs nog werden uitgeroepen tot best functionerend bedrijf en er ook nog een aantal investeringen waren gebeurd. Ook plaatselijk burgemeester Marino Keulen (Open VLD) reageerde verbaasd, omdat er de afgelopen jaren net veel financiële inspanningen werden gedaan om de fabriek te redden.

Veel kleine bedrijven in Nederland worstelen met coronabelastingschulden Er kloppen in toenemende mate bedrijven aan bij de Nederlandse belastingdienst, die worstelen met betaling van hun belastingschuld. De verwachting is dat in de komende periode mogelijk meer bedrijven een saneringsverzoek zullen indienen en dat het aantal faillissementen zal stijgen. Betaalachterstand komt het meeste voor bij het kleinbedrijf. De uitstaande schuld binnen de betalingsregeling is per 25 september 2023 nog 13,2 miljard euro, oftewel zowat 28 procent van het totale bedrag waarvoor oorspronkelijk uitstel is verleend. Er zijn inmiddels ruim 27.000 betalingsregelingen ingetrokken. De groep van 27.000 bestaat onder meer uit ondernemers die nog steeds niets hebben afgelost, en die tot nog toe geen concrete hulpvraag hebben gesteld aan de Nederlandse belastingdienst. Naast de niet-betalers bevat deze groep ook ondernemers die meerdere betaaltermijnen hebben gemist en een kleinere groep die wegens het niet bijhouden van de lopende verplichtingen de regeling heeft verloren. Bij saneringsverzoeken van ondernemingen met betalingsproblemen ziet de Nederlandse belastingdienst dat in veel gevallen niet alle benodigde gegevens worden verstrekt. Hoewel de belastingdienst bij de beoordeling van een saneringsverzoek een soepele houding stelt te betrachten, kan ze naar eigen zeggen niet meewerken aan verzoeken als bedrijven niet (kunnen) voldoen aan de gestelde voorwaarden in de regelgeving.

Nederlandse Kamer van Koophandel ziet minder starters en meer stoppers Ook in het derde kwartaal van 2023 waren er in Nederland minder startende ondernemingen en juist meer bedrijven die ermee stopten. De Kamer van Koophandel spreekt dan ook van een trendbreuk. Er stopten bijna 7 procent meer bedrijven dan in juli, augustus en september vorig jaar. Het aantal starters was het afgelopen kwartaal 3 procent minder dan in dezelfde periode vorig jaar. Vooral in de detailhandel, ICT, media en persoonlijke dienstverleners zoals kappers, schoonheidssalons en uitvaartondernemers werden in het afgelopen kwartaal ondernemingen opgericht. Er stopten juist veel ondernemers in de horeca, bouw, zorg en groothandel. Ook het aantal faillissementen neemt al meer dan een jaar toe. Die toename werd al langer verwacht, onder meer door de gevolgen van de Covid-19-pandemie.

104


Heffingsrecht België bij door Belgische dermatoloog opgezette constructie voor verkoop Nederlandse ab-aandelen Op 2 oktober 2023 heeft Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak (22/4710) van verkoop aanmerkelijk belang aandelen door een inwoner van België. Belanghebbende is dermatoloog en geboren in België. Hij verrichtte zijn werkzaamheden in Nederland via een bv, waarvan hij enig aandeelhouder is. In de loop van 2015 maakte hij gebruik van de hem geboden mogelijkheid om zich in België als dermatoloog te vestigen. Hij droeg daarbij onder andere de aandelen in zijn bv over aan een vennootschap van een andere dermatoloog, na afsplitsing van de lijfrenteverplichting. Bij de overdracht werd overeengekomen dat de koper de schuld van belanghebbende van 885.000 euro aan de vennootschap overneemt. De inspecteur van de Nederlandse belastingdienst komt daarbij tot het oordeel dat dan sprake was van verkapt dividend en dat Nederland heffingsbevoegd was ten aanzien van dit dividend. De inspecteur belaste dit in box 2 bij belanghebbende en beriep zich daarbij op drie juridische leerstukken, te weten (i) relatieve simulatie, (ii) zelfstandige fiscale kwalificatie en (iii) fraus tractatus. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt nu dat geen sprake is van onaanvaardbare fiscale gevolgen in strijd met de (Nederlandse) belastingwet. Er is sprake van een naar Nederlandse maatstaven belaste verkoop van aandelen, waarbij herkwalificatie niet aan de orde is. Daarbij geldt dat het een belastingplichtige vrij staat om de fiscaal voordeligste weg te kiezen. De rechtbank volgt de inspecteur dan ook niet in zijn stelling dat sprake is van een regulier voordeel in de vorm van een ‘verkapt dividend’ waarvan het heffingsrecht aan Nederland toekomt. Volgens de rechtbank is het voordeel aan te merken als een vervreemdingswinst, waarbij de heffing over dit voordeel aan België moet worden toegewezen. De rechtbank stelt de inspecteur in het ongelijk en de navorderingsaanslag wordt dan ook vernietigd.

Vlaams-Nederlandse handelsdag 2023 Op 27 november 2023 stond het Chassé Theater in Breda volledig in het teken van grensoverschrijdend ondernemen. De zevende editie van de Vlaams-Nederlandse handelsdag bood Vlaamse en Nederlandse bedrijven de kans om kennis op te doen over de buurmarkt. Na de officiële plenaire opening in aanwezigheid van Burgemeester van Breda Paul Depla en Diplomatiek Vertegenwoordiger van Vlaanderen in Nederland Filip D’havé, vonden verdiepende sessies plaats in de backstage ruimtes van het theater, waaronder de artiestenfoyer, dansstudio en pruikenwasstraat. Voorts bestond het programma uit inhoudelijke informatiesessies over de verschillende aspecten van grensoverschrijdend zakendoen.

105


Nederlands ondernemersvertrouwen eerder somber gestemd Het Nederlandse ondernemersvertrouwen is sedert de tweede helft van 2023 negatief gestemd. Dat blijkt uit rapportage van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) samen met de Kamer van Koophandel, het Economisch Instituut voor de Bouw en de werkgeversverenigingen MKB-Nederland en VNO-NCW. Volgens de zogeheten Conjunctuurenquête Nederland staat de stemmingsindicator op een stand van 8,3 negatief. Daarmee is de stemming vrijwel hetzelfde gebleven als eerder in 2023. De onderzoekers stellen dat het vertrouwen in evenveel bedrijfstakken is gestegen als gedaald, maar dat de stemming in bijna alle bedrijfstakken nog steeds negatief is. Daarnaast zijn de verwachtingen over de inkooporders en de investeringen lager dan een jaar geleden. Alleen ondernemers in de bedrijfstakken informatie en communicatie, cultuur, sport en recreatie zijn volgens de peiling licht positief gestemd. In deze bedrijfstakken en in de detailhandel is de stemming zelfs verbeterd. In de bouwnijverheid en de verhuur en handel van onroerend goed is het vertrouwen het sterkst gestegen, maar nog steeds het laagst van alle bedrijfstakken. In de autohandel, de groothandel en handelsbemiddeling is het vertrouwen het sterkst gedaald. De verwachtingen over de te plaatsen orders zijn volgens het CBS voor het eerst sinds begin 2021 negatief. Ook de investeringsverwachtingen zijn sinds begin 2021 niet meer zo laag geweest.

Nederlandse uitzendgroep verzet zich tegen miljoenen aan belastingclaims België De Nederlandse uitzendgroep Randstad verzet zich tegen meer dan 72 miljoen euro aan belastingclaims in België. De Belgische fiscus heeft tal van claims opgelegd aan bedrijven van Randstad vanwege het wegsluizen van winsten. Volgens een woordvoerder van de Nederlandse uitzendgroep overweegt Randstad in beroep te gaan tegen een gerechtelijke uitspraak hierover waarin de Belgische fiscus gelijk kreeg. De Belgische Bijzondere Belastinginspectie (BBI) vervolgde Randstad voor fiscaal misbruik. Randstadbedrijven betaalden volgens de BBI maar 1,87 procent belasting op de rentes die de bedrijven van België naar Zwitserland sluisden dankzij een zeer gunstige deal met de Zwitserse fiscus. In België betalen de Randstadbedrijven geen belasting op die bedragen, omdat ze al in Zwitserland worden belast. De bedrijven zouden een groot deel van de ruim 72 miljoen euro inmiddels wel al hebben betaald. Desalniettemin betwist Randstad de gerechtelijke uitspraak en zou Randstad volledig voldoen aan zaken gerelateerd aan haar belastingverplichtingen. Randstad meldt daarnaast dat het uitzendconcern alle relevante informatie met de lokale autoriteiten heeft gedeeld.

106


Belastingontwijking door bedrijven via Nederland lijkt nog steeds toe te nemen Het zou de afgelopen jaren moeilijker geworden moeten zijn om via Nederland belasting te ontwijken, maar desondanks lijkt het alsof het aandeel van Nederland in de wereldwijde belastingontwijking toch nog verder groeit. Dat blijkt uit onderzoek door de ngo Tax Justice Network. Overheden lopen wereldwijd jaarlijks 472 miljard dollar (427 miljard euro) mis door belastingontwijking, heeft het Tax Justice Network berekend. Volgens de organisatie, die de ontwijking monitort. Zo zouden bedrijven voor 301 miljard schade berokkenen aan overheden door winst elders op te geven. En in die 301 miljard is Nederland met een aandeel van 17 procent een van de hoofdverantwoordelijken. Een opvallend percentage, aangezien Nederland volgens een berekening van twee jaar geleden nog 6,3 procent van de belastingontwijking door bedrijven zou hebben gefaciliteerd. Dat is aanzienlijk lager dan deze nieuwe schatting, hoewel het Tax Justice Network Nederland ook toen omschreef als deel van een ‘as van belastingontwijking’ die gezamenlijk verantwoordelijk is voor de helft van alle ontwijking door bedrijven. Het Tax Justice Network baseert zich vooral op cijfers van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) over de behaalde winst van multinationals per land. De ngo zet die af tegen het aantal medewerkers dat de bedrijven er hebben, plus de loonkosten. Over de omvang van belastingontwijking en de beste manier om die vast te stellen, bestaat echter discussie onder onderzoekers. Het Nederlandse Ministerie van Financiën bestrijdt in een reactie de onderzoeksmethode van Tax Justice omdat de OESO-gegevens betrekking hebben op de commerciële winst van bedrijven, terwijl de belasting afhankelijk is van de fiscale winst. Bovendien zou het onderzoek niet op basis van werknemersaantallen en de loonsom gedaan moeten worden, omdat de winst daar slechts voor een klein deel van afhankelijk zou zijn.

België moet vele miljoenen aan belasting innen van multinationals na Europees vonnis België moet alsnog honderden miljoenen euro's aan belasting opeisen bij ongeveer 55 multinationals. De vrijstellingen die het land aan de bedrijven gaf kwamen neer op verboden staatssteun, oordeelt de Europese rechter. Met de uitspraak komt een einde aan een slepende kwestie. De Europese Commissie maande België in 2016 aan om 700 tot 900 miljoen euro te innen bij de bedrijven, omdat die onrechtmatig zouden hebben geprofiteerd van de belastingmaatregelen. België vocht dat aan en kreeg aanvankelijk gelijk, maar na een terug verwijzing via hoger beroep verwerpt het Hof van Justitie van de EU alle argumenten die België heeft aangevoerd. België bood bedrijven zoals brouwer AB Inbev, BASF en Siemens belastingvoordelen aan als ze bijvoorbeeld voor banen zouden zorgen of in het land zouden investeren. Ze konden vrijstelling krijgen voor de belasting op het deel van de winst dat ze maakten, omdat ze deel uitmaakten van een multinational. De afspraken met bedrijven daarover, zogeheten rulings, schenden volgens het Hof van Justitie van de EU evenwel de Europese regels, zodat de Europese Commissie alsnog in het gelijk werd gesteld. Het Hof wijst er onder meer op dat concurrenten die bijvoorbeeld geen deel uitmaken van een multinational of niet in België investeerden, werden benadeeld door de Belgische regels.

107


Vluchten Nederlandse bedrijven de grens over vanwege mogelijk verdwijnen 30%-regeling? Er heerst wel eens een beeld van bedrijven die door knellende regelgeving en een guur belastingklimaat massaal de grens over vluchten. Maar dat blijkt in de praktijk toch net iets anders te zijn. Althans dat valt op te maken uit een rapport van Buck Consultants International (BCI), dat daar op verzoek van het Nederlandse Ministerie van Economische Zaken onderzoek naar heeft gedaan. Het aantal bedrijven dat daadwerkelijk vertrekt, zou zeer beperkt zijn volgens de onderzoekers. Toch zou volgens de onderzoekers het versoberen of afschaffen van de 30%-regeling voor bedrijven zo maar een omslagpunt kunnen worden.

BCI sprak voor het onderzoek met zeventien, niet nader genoemde ondernemingen in uiteenlopende bedrijfstakken die deels of geheel uit Nederland zijn vertrokken. In deze groep zat maar één bedrijf dat al zijn activiteiten naar het buitenland heeft verplaatst. Het consultantbureau heeft daarnaast eerdere onderzoeken naar het onderwerp nageplozen.

viewde bedrijven, naast Nederlandse werknemers, een ruim beroep op buitenlandse werknemers. Er wordt echter een aantal aspecten gemeld die belemmerend zijn in het aantrekken van voldoende (buitenlandse) arbeidskrachten die daarmee bijdragen aan de push van activiteiten uit Nederland. Een daarvan is de 30%-regeling. Rond de 30%-regeling, die door ruim twee derde van de geïnterviewde partijen is genoemd, wordt ten eerste het belang van het bestaan ervan genoemd. Er werd echter ook gewezen op onzekerheid over het voortbestaan van de regeling, en de vorm waarin. Deze factor kan omslaan van een pullfactor naar een pushfactor als voor bedrijven niet duidelijk wordt hoe bestendig de regeling is. Bedrijven zeggen hierover dat ze grote behoefte hebben aan hoogopgeleid en goedbetaald talent en dat ze dit alleen kunnen invullen door een beroep te doen op buitenlandse werknemers, waarbij de 30%-regeling cruciaal is omdat de internationale markt voor toptalent zeer competitief is.

Dat veruit de meeste ondernemingen honkvast zijn, komt volgens de onderzoekers doordat vaak de continuïteit van de operatie een vertrek niet toelaat. Met andere woorden, bedrijven kunnen het werk dat zij doen niet zomaar naar een ander land verplaatsen. Bedrijven die wel vertrekken, doen dit vrijwel altijd om redenen die bedrijfsspecifiek zijn, en niet wegens het algemene vestigingsklimaat. Vaak gaat het daarbij om strategische keuzes die een buitenlands moederbedrijf maakt. Ook de beperkte beschikbaarheid van geschikt personeel wordt genoemd, met als bijvoorbeeld hoge arbeidskosten en het overvolle elektriciteitsnet. 30%-regeling Over de krapte op de arbeidsmarkt doen de meeste geïnter-

Steeds luidere roep om afschaffing 30%-regeling Uit welbepaalde politieke hoek en vakbonden wordt de roep om afschaffing van de 30%-regeling steeds luider. Zo zou volgens deze protagonisten van de ‘algehele gelijkheid op de werkvloer’ sprake zijn van discriminatie van Nederlandse werknemers ten overstaan van uit het buitenland geworven werknemers. Het Nederlands-Belgisch Centrum betreurt deze ongefundeerde standpunten. Immers de 30%-regeling, die de voorbije jaren al enkele malen werd versoberd, is niet zo maar een netto beloning voor de buitenlandse werknemer. Die ontvangt inderdaad 30% van het salaris onbelast in de vorm van een extraterritoriale kostenvergoeding. Zo’n extraterritoriale kostenvergoeding ziet op het forfaitair neutraliseren van de vaak hoge kosten die een buitenlands werknemer maakt wanneer die zich in Nederland vestigt om er te werken. Denk daarbij aan kosten voor dubbele huisvesting (woning in land van herkomst en woning in Nederland), verhuiskosten, kosten voor studerende kinderen die van school of universiteit moeten veranderen, taalcursussen, enz… Bovendien gebeurt het niet zelden dat de partner van de ‘expat’ een baan in het land van herkomst beëindigd om aan (soms) minder gunstige voorwaarden in Nederland te werken. Kortom, stellen dat de in de tijd beperkte extraterritoriale kostenvergoeding louter een ‘bonus’ zou zijn, is écht wel te kort door de bocht. Bovendien was het de Nederlandse fiscus zelf die ooit opteerde voor een forfaitaire regeling, precies om een halt toe te roepen aan de toenemende rechtsgang ter zake van te bewijzen ‘werkelijk gemaakte kosten’ door de expat.

108


Gelijkheid op de werkvloer en de 30%-regeling Een ‘belangenbehartiger’, eerder verbonden aan een Nederlandse vakbond en in die zin steeds weer strijdend voor zogenoemde ‘gelijkheid op de werkvloer’ had zich op 21 juni 2023 bij de Europese Commissie beklaagd over het door hem veronderstelde discriminatoire karakter van de Nederlandse 30%-regeling. De Commissie maakte evenwel komaf met de achterhaalde gedachte van klager dat die gewenste gelijkheid op de werkvloer, gestaafd aan de hand van op zijn zachtst gesteld behoorlijk bevreemdende argumentatie, ook in deze geen thema is.

De diensten van de Commissie onderzochten de klacht en oordeelde begin november 2023 dat op basis van de door de klager verstrekte informatie zij niet zou overgaan tot een zogenoemde inbreukprocedure wegens niet-naleving van het Unierecht door Nederland. De Commissie stelt daaromtrent dat bij de huidige stand van het EU-recht de directe belastingen in wezen onder de bevoegdheid van de lidstaten vallen, die dan ook vrij zijn hun eigen belastingstelsel in te richten. Zij kunnen derhalve beslissen wie en wat wanneer, naar welk tarief en op welke wijze worden belast. Wél moeten de lidstaten bij de uitoefening van die bevoegdheid rekening houden met hun verplichtingen op grond van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Hun belastingregels mogen dus niet discrimineren op basis van nationaliteit of woonplaats jegens de onderdanen van een lidstaat, waaronder hun eigen onderdanen, of jegens personen die hun verdragsrechtelijke vrijheden uitoefenen. Evenmin mogen zij de uitoefening van deze vrijheden beperken, tenzij de beperking gerechtvaardigd en evenredig is. De lidstaten beschikken dus over een aanzienlijke autonomie op het gebied van directe belastingen.

verd. Bijgevolg lijkt het lagere percentage voor sociale bijdragen, dat kan leiden tot lagere uitkeringen, als de berekening of opbouw van deze uitkeringen wordt gebaseerd op ofwel het bedrag van de betaalde bijdragen ofwel het belaste loon, eenvoudigweg het resultaat van een gezamenlijke overeenkomst tussen de werkgever en de werknemer uit het buitenland, die geen hoger loon zijn overeengekomen. Aangezien dit verschil dus niet voortvloeit uit de Nederlandse wetgeving zelf, maar uit een louter contractuele regeling tussen twee particuliere partijen, kan dit Nederland niet worden tegengeworpen. Bovendien heeft het Hof van Justitie van de EU eerder al geoordeeld dat artikel 45 VWEU zich niet verzet tegen een nationale wettelijke regeling waarbij een lidstaat ten gunste van werknemers die, alvorens een dienstbetrekking op zijn grondgebied te aanvaarden, woonachtig waren in een andere lidstaat, voorziet in de toekenning van een belastingvoordeel, bestaande in de forfaitaire belastingvrijstelling van een vergoeding wegens extraterritoriale kosten tot ten hoogste 30% van de grondslag.

Aangezien de klager ook verwees naar Vo. 883/04 EU betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels, deelt de Commissie mee dat de EU-wetgeving op dit gebied voorziet in de coördinatie en niet in de harmonisatie van de nationale socialezekerheidsstelsels van de lidstaten, wat betekent dat elke lidstaat vrij is om de details van zijn eigen socialezekerheidsstelsel te bepalen, onder meer welke uitkeringen worden verstrekt, hoe deze uitkeringen worden berekend en welke bijdragen moeten worden betaald. De Commissie benadrukt dat er op dit vlak dus geen harmonisatie op EU-niveau van toepassing is en elke lidstaat in zijn wetgeving soeverein kan vaststellen wat de specifieke voorwaarden zijn voor het recht of de plicht om zich bij een socialezekerheidsstelsel aan te sluiten en hoe deze stelsels moeten worden georganiseerd.

Voorts stelt de Commissie dat er slechts sprake kan zijn van discriminatie wanneer verschillende regels worden toegepast op vergelijkbare situaties of wanneer dezelfde regel wordt toegepast op verschillende situaties (zie ook arrest C279/93). Bovendien stelt de Commissie dat bij de vergelijking van een interne situatie met een grensoverschrijdende situatie rekening moet worden gehouden met het doel dat met de bestreden wettelijke bepalingen wordt nagestreefd. De klager was van mening dat naar zijn oordeel de 30%regeling leidt tot een ongelijke behandeling, waarbij een migrerende EU-werknemer in feite een hoger nettoloon krijgt dan een nationale werknemer, en dat de werkgever hogere loonkosten draagt voor nationale werknemers dan voor migrerende EU-werknemers. Maar, zo stelt de Commissie, dergelijke gevallen van ‘omgekeerde discriminatie’ zijn niet verboden door het EU-recht, zoals bevestigd door het Hof van Justitie.

Tenslotte merkt de Commissie op dat wat sociale bijdragen betreft, de doorslaggevende factor voor de toepassing van Vo. 883/04 EU op sociale premies is dat er een rechtstreekse en voldoende relevante samenhang moet zijn tussen de nationale bepaling en de wetten die de in artikel 3 van Vo. 883/04 EU genoemde takken van de sociale zekerheid regelen. De Nederlandse 30%-regeling zelf valt voor een goed begrip niet onder het toepassingsgebied van Vo. 883/04 EU aangezien zij een belastingvrijstelling- of voordeel van meer algemene aard betreft.

In een tweede reeks overwegingen voerde de klager aan dat in het kader van de 30%-regeling de werkgever minder sociale bijdragen betaalt voor de migrerende werknemer, wat leidt tot een lagere werkloosheidsuitkering dan voor nationale werknemers en dat de werkgever minder pensioenbijdragen betaalt, wat leidt tot lagere pensioenrechten dan voor nationale werknemers. De Commissie stelt daaromtrent niet te betwisten dat de 30%-regeling, zoals de onbelaste vergoeding, moet worden beschouwd ‘als vergoeding voor extraterritoriale kosten’ en dat deze regeling wordt toegekend op uitdrukkelijk ‘gezamenlijk verzoek van de werknemer en de inhoudingsplichtige’, namelijk de werkgever. Het is mitsdien ook niet zo dat, zoals klager stelde, tegenover een forfaitaire onkostenvergoeding een arbeidsprestatie is gele-

De Commissie concludeert daarom dat in het licht van het bovenstaande de zaak van de klager kan worden gesloten.

109


En hoe zit het met het Belgische expatstelsel? Expats worden in België aangemerkt als ‘ingekomen belastingplichtigen’ en ‘ingekomen onderzoekers’, waarvoor sinds 2022 ook in België nieuwe belastingregels van toepassing zijn. Die nieuwe regels waren evenwel niet steeds duidelijk, zodat de Belgische fiscus twee omzendbrieven uitvaardigde om de nieuwe bijzondere belastingstelsels uitgebreider toe te lichten. Hierna een kort overzicht van de verduidelijkingen.

Zowel werknemers als bedrijfsleiders kunnen kwalificeren als ‘ingekomen belastingplichtigen’, terwijl een ‘ingekomen onderzoeker’ enkel een werknemer kan zijn. Ze komen in aanmerking voor het nieuwe statuut onder volgende voorwaarden:

‘vervaltermijn’. De fiscus onderstreepte dit nog eens in haar nieuwste circulaire, laattijdige of onvolledige aanvragen zijn definitief en onomkeerbaar onontvankelijk. Bovendien begint de vervaltermijn al te lopen vanaf de dag waarop de beroepswerkzaamheden in België worden gestart.

De aanwerving is gelinkt met het buitenland (rechtstreekse aanwerving in het buitenland of aanwerving via een buitenlandse onderneming); De aangeworven belastingplichtige of onderzoeker had in de loop van 60 maanden voorafgaand aan de indiensttreding geen band met België; De ingekomen belastingplichtige zal een minimum jaarlijkse bruto bezoldiging ontvangen van 75.000 euro; De ingekomen onderzoeker bezit een specifiek wetenschappelijk master- of doctordiploma of ten minste 10 jaar relevante beroepservaring in dezelfde vakgebieden en moet ten minste 80 procent van de werktijd besteden aan onderzoeksactiviteiten.

Onder het oude stelsel beschouwde de fiscus de expats als zogenoemde ‘niet-inwoners’. Voortaan gelden echter de gewone verblijfregels voor zover de betrokkene ook daadwerkelijk op Belgisch grondgebied hoofdverblijfplaats kiest. De meeste ingekomen belastingplichtigen en onderzoekers zullen dan ook aan de gewone Belgische personenbelasting onderworpen worden. Om toch als ‘niet-inwoner’ aangemerkt te blijven, zal een attest van fiscaal inwonerschap van een ander land moeten worden voorgelegd. De bevoegde minister liet weten dat hij soepel zal omgaan met buitenlandse woonplaatsattesten die niet binnen de aanvraagtermijn worden ingediend. De nieuwe expatregeling is geldig voor een periode van vijf jaar die start bij het begin van de opdracht van de expat in België. Een eenmalige verlenging van drie jaar is mogelijk onder bepaalde voorwaarden.

Enerzijds werd via een nieuwe wet het toepassingsgebied licht uitgebreid waardoor nu ook stichtingen in aanmerking komen voor het nieuwe belastingregime en, anderzijds, stelt de fiscus formeel dat de pro-rata berekening inzake de minimumbezoldiging niet geldt bij de overschakeling naar een deeltijdse tewerkstelling.

De werkgever kan een belastingvrije forfaitaire onkostenvergoeding toekennen tot een bedrag van 30 procent van de bruto bezoldiging met een maximum van 90.000 euro per jaar. Het eventuele excedent zal belast worden als bezoldiging. Daarnaast kunnen nog een aantal uitzonderlijke vrijgestelde onkostenvergoedingen toegekend worden, denk daarbij aan verhuiskosten, kosten voor inrichting en schoolkosten. Voor deze uitzonderlijke onkostenvergoedingen moeten wel werkelijke bewijsstukken worden voorgelegd.

De werkgever moet een elektronische aanvraag indienen bij de belastingadministratie binnen drie maanden vanaf de effectieve aanvang van de tewerkstelling in België. Reageert de belastingadministratie positief, dan zal het expatstatuut van toepassing zijn vanaf de indiensttreding in België. Een laattijdige indiening van het verzoek heeft evenwel gevolgen, omdat de driemaandstermijn ook aan te merken is als een

110


Tweede Kamer versobert 30%-regeling De 30%-regeling (extraterritoriale kostenvergoeding) is door het Nederlandse kabinet verder versoberd. Met ingang van 1 januari 2024 wordt de regeling de eerste 20 maanden gesteld op ten hoogste 30% van het belastbare loon. Daarna nog 20 maanden 20% en daarna 20 maanden 10%. De partiële buitenlandse belastingplicht wordt helemaal afgeschaft. Er is wel sprake van een overgangsregeling. Tegenstanders van de regeling ijverden al enige tijd nadrukkelijk voor een versobering van de regeling, omdat ze de regeling zien als een ongeoorloofde bevoordeling van in het buitenland geworven hoog opgeleide werknemers. Vooral Pieter Omtzigt (NSC) maakte zich via een motie sterk voor de afbouw van de regeling.

Buitenlands belastingplichtige moet op vraag inspecteur wel degelijk informatie verstrekken die kan leiden tot Nederlandse belastingplicht Een niet-inwoner van Nederland, oftewel buitenlands belastingplichtige, kan zich niet zonder meer onttrekken aan het verstrekken van informatie omtrent zijn persoonlijke situatie wanneer de inspecteur van de Nederlandse belastingdienst daarom verzoekt. Hof Arnhem-Leeuwarden deed daarover op 17 oktober 2023 uitspraak in een zaak (22/714) van een belanghebbende die met ingang van september 2017 ingeschreven stond als inwoner van Duitsland. De belanghebbende was bestuurder van een stichting, die op haar beurt bestuurder was van een Nederlandse vennootschap (bv). De inspecteur stelde vragen omtrent de eventuele belastingplicht in Nederland en over de stichting, maar belanghebbende ging daar niet op in en kwam in beroep. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt nu dat de inspecteur terecht een informatiebeschikking oplegde aan belanghebbende, omdat de inspecteur op basis van bekende feiten, zoals de inschrijving van belanghebbendes echtgenote en dochter in Nederland, bankrekeningen in Nederland, en betrokkenheid bij Nederlandse rechtspersonen, in redelijkheid kon aannemen dat de gevraagde informatie over de belastingplicht relevant was voor de belastingheffing in Nederland. Ook de informatie over de stichting was relevant, omdat belanghebbende via de stichting mogelijk een aanmerkelijk belang had in de Nederlandse bv en op grond daarvan een gebruikelijk loon in aanmerking zou moeten nemen. Het hof stelt de termijn waarbinnen belanghebbende alsnog de gevraagde informatie moet verstrekken op zes weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de uitspraak onherroepelijk is geworden.

Wettelijke verankering vermeldingen op fiche 281.10/281.20 voor ingekomen belastingplichtigen en onderzoekers Het belastingregime dat in België sinds 2022 bestaat voor ingekomen belastingplichtigen en onderzoekers, voorziet een plicht tot het indienen van een jaarlijkse nominatieve lijst van alle ingekomen belastingplichtigen en onderzoekers die genieten van dit regime. Deze plicht werd nooit effectief uitgevoerd, omdat het noodzakelijke uitvoeringsbesluit ontbrak. De plicht tot het opstellen van een nominatieve lijst wordt nu opgeheven en vervangen door bijkomende vermeldingen op de fiches 281.10/281.20. Aan de hand hiervan kan de Belgische fiscus de nodige controles uitvoeren. De fiche moet volgende vermeldingen bevatten: het bedrag van de in aanmerking komende bruto jaarbezoldiging, voor aftrek van sociale zekerheidsbijdragen. Zo kan de belastingadministratie controleren of de drempelvoorwaarde als de maximale kostenvergoeding van 30% is nageleefd; het bedrag van wederkerende kostenvergoeding; het bedrag van de eenmalige kosten naar aanleiding van de verhuis en de inrichting van de woning in België en het schoolgeld in België voor de kinderen. De kostenvergoedingen moesten reeds op de fiche vermeld worden, maar de nieuwe wet verankert nu deze plicht hetgeen de afdwingen sanctioneerbaarheid versterkt in het voordeel van de fiscus.

111


112


FINANCIEN & VASTGOED _________________

113


A-G Wattel stelt dat wet Rechtsherstel box 3 ook het discriminatieverbod en eigendomsrecht schend De wet Rechtsherstel box 3 schendt bij bezitters van ander vermogen dan spaargeld nog steeds het discriminatieverbod en het eigendomsrecht, omdat nog steeds zeer verschillend renderende of negatief renderende beleggingen belast worden naar één uniform positief rendement. Dat stelt Advocaat-Generaal (A-G) Wattel in een conclusie die op 19 september 2023 werd gepubliceerd.

De Wet Rechtsherstel box 3, die met terugwerkende kracht over de periode 2017-2022 de Wet Inkomstenbelasting in overeenstemming zou moeten brengen met het Kerstarrest van de Hoge Raad, beantwoordt daardoor behalve bij spaarders niet aan zijn doel. Immers ondergemiddeld fortuinlijke beleggers betalen dan nog steeds teveel belasting en bovengemiddeld fortuinlijke beleggers nog steeds te weinig. Een gemiddelde belasting op vermogensinkomsten is juridisch een onbegaanbare weg omdat de werkelijke inkomsten van belastingplichtigen niet of onvoldoende worden benaderd.

worden en een lager gemiddeld percentage krijgen dan overige bezittingen. De heterogeniteit van het rendement op overige bezittingen (beleggingen) is waarschijnlijk groter dan die van het rendement op het gehele vermogen, omdat spaarrente een veel kleinere heterogeniteit heeft dan beleggingsresultaten. Weliswaar belast de herstelwet spaarrendement realistischer (lager), maar daardoor vergroot die wet waarschijnlijk juist de willekeur bij de bezitters van ander vermogen. De herstelwet schendt daardoor volgens de A-G – behalve voor spaargeld - het discriminatieverbod en het eigendomsgrondrecht minstens evenzeer en even systemisch als de te herstellen oude box 3-regeling.

In de aanhangige zaak betreft het een echtpaar met een eigen woning en een box 3-vermogen bestaande uit banktegoeden, vorderingen, een tweede woning die incidenteel verhuurd wordt en twee verhuurde appartementen.

Voor het concrete geschil betekent dit dat het vermogen van het echtpaar veel groter is dan alleen de VvE-reservesaandelen en het hof had zich daarom volgens de A-G niet moeten beperken tot de vraag of die aandelen ‘banktegoeden’ of ‘overige bezittingen’ zijn, maar had het verschil tussen het wettelijke en het werkelijke nettorendement op het totale vermogen moeten vaststellen.

De wet Rechtsherstel box 3 onderscheidt drie soorten vermogen in box 3, namelijk (i) banktegoeden, (ii) schulden en (iii) overige bezittingen. Het geschil gaat over de aandelen van het echtpaar in de reserves van de drie verenigingen van eigenaren (VvE’s) van in totaal 10.807 euro. De Inspecteur heeft dat bedrag ingedeeld bij ‘overige bezittingen’ (beleggingen) en heeft er daarom voor 2018 een rendement van 5,38 procent op berekend en belast. Het echtpaar meent dat die aandelen ‘banktegoeden’ zijn omdat VvE’s hun reserve verplicht op een bankrekening moeten aanhouden en dat er daarom maar 0,12 procent (spaar)rendement op mag worden belast.

De herstelwet moet volgens de wetgever immers het werkelijke vermogensrendement van de belastingplichtige beter benaderen. Alleen als het wettelijke en het werkelijke totale rendement te ver uit elkaar liggen in het nadeel van de belastingplichtige, is rechtsherstel geboden. De A-G geeft de Hoge Raad dan in overweging om een tolerantiemarge tussen het werkelijke en het wettelijke rendement te bepalen en de zaak terug te sturen naar het hof om het werkelijke nettorendement van het gehele vermogen van het echtpaar in 2018 te laten vaststellen en dat te vergelijken met het rendement 2018 volgens de herstelwet.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelde op grond van het Kerstarrest dat bij het bieden van rechtsherstel aan het echtpaar in 2018 voor hun aandelen in de VvE-reserves het banktegoedenpercentage van 0,12 geldt. Het baseert zich daarbij op het werkelijke op de VvE-reserves behaalde rendement en het feit dat VvE’s wettelijk verplicht zijn hun reserves aan te houden op een bankrekening. Echter, volgens de staatssecretaris van Financiën heeft de wetgever een ruime beoordelingsvrijheid bij het bieden van het vereiste rechtsherstel en mocht er binnen die vrijheid mede om uitvoerbaarheidsen budgettaire redenen voor kiezen om ‘overige bezittingen’ niet uit te splitsen in verschillende vermogenstitels met elk een eigen rendement.

De Hoge Raad zal naar verwachting begin 2024 uitspraak doen.

Belastingheffing naar een gemiddeld beleggingsrendement leidt echter volgens conclusie (HR-2023/655) A-G Wattel altijd – per definitie van ‘gemiddelde’ - tot discriminatie van de ondergemiddelden en privilegiëringvan de bovengemiddelden. De feitelijke heterogeniteit van individuele vermogensrendementen in de jaren 2017-2022 wordt niet anders als met terugwerkende kracht een ander gemiddelde wordt berekend of als banktegoeden en schulden afgezonderd

114


Nederlandse box 3-heffing over buitenlands vastgoed houdt stand Rechtbank Den Haag heeft recent geoordeeld in een zaak (AWB – 22/707) in relatie tot de Wet rechtsherstel box 3 en de wijze waarop voorkoming van dubbele belasting wordt verleend voor buitenlands onroerend goed. In deze kwestie betrof het een belanghebbende inwoner van Nederland die samen met haar familie een appartementsrecht en een aandeel in een vakantiewoning bezit in het buitenland, die niet worden verhuurd. Daarnaast bezit belanghebbende een wél verhuurd pand in België. Voor al deze onroerende zaken met een totale waarde van 768.585 euro is door belanghebbende een verzoek gedaan om vermindering te verlenen wegens aftrek elders belast. De grondslag van box 3 is 915.744 euro en het aandeel van belanghebbende hierin bedraagt 780.102 euro. Voor 2017 is in geschil gekomen of de heffing over haar box 3-inkomen juist is vastgesteld, of voldoende rechtsherstel is geboden en of de aftrek elders belast juist is berekend.

Rechtbank Den Haag oordeelt daaromtrent nu dat zowel de Wet rechtsherstel box 3 als compensatie op basis van het werkelijk behaalde rendement niet leidt tot vermindering van de aanslag. Bij compensatie op basis van het werkelijk behaalde rendement tellen de ongerealiseerde waardestijgingen van ruim 60.000 euro mee. Er is ook geen sprake van een individuele en buitensporige last. Nederland mag de buitenlandse onroerende zaken in de grondslag van box 3 betrekken en het voordeel daaruit bepalen aan de hand van een (progressief) forfaitair rendement tot 10.376 euro. Nederland is als woonstaat bevoegd, alvorens voorkoming van dubbele belasting te verlenen, de inkomsten uit de onroerende zaken in de heffingsgrondslag te betrekken. De wijze waarop Nederland aftrek ter voorkoming van dubbele belasting verleent, leidt niet tot een verschil in behandeling tussen buitenlandse en Nederlandse onroerende zaken. De rechtbank verklaart het beroep van belanghebbende ongegrond.

Nederlandse box 3-heffing over overige beleggingen ook nog steeds te hoog Ook Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft inmiddels op 22 september 2023 geoordeeld dat de heffing volgens de Wet rechtsherstel box 3 met betrekking tot overige beleggingen nog steeds het eigendomsrecht schendt.

In de betreffende zaak (20/6766) gaat het om een getrouwde vrouw die in haar aangifte inkomstenbelasting 947.268 euro aan spaartegoeden, 486.508 euro aan effecten en een tweede woning ter waarde van 180.000 euro heeft opgegeven. De vrouw verhuurt haar tweede woning niet.

Naar aanleiding van de aangifte stelt de inspecteur van de Nederlandse belastingdienst het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van de vrouw op 71.644 euro. De box 3-belasting hierover bedraagt 21.468 euro. Met toepassing van het Besluit rechtsherstel box 3 verlaagt de inspecteur het belastbare inkomen uit sparen en beleggen tot 35.581 euro. De vrouw stelt echter dat deze verlaging niet ver genoeg gaat en komt daarom in hoger beroep bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant.

De rechtbank stelt nu vast dat het geschil vooral ziet op het forfaitaire rendement over de effecten en de tweede woning. Het forfaitaire rendement op bank- en spaartegoeden is al voldoende naar beneden bijgesteld, maar de heffing over de overige vermogensbestanddelen botst nog steeds met het eigendomsrecht en daarvoor bestaat volgens de rechtbank onvoldoende rechtvaardiging.

Finaal past de rechtbank daarom zelf rechtsherstel toe door het werkelijk rendement in aanmerking te nemen. Daarbij volgt de rechtbank de benadering van Hof ’s-Hertogenbosch (22 maart 2023, zaak 2023/820) en ‘Rechtsherstel box 3 voor niet-verhuurde tweede woning’. Dat leidt uiteindelijk tot een inkomen uit sparen en beleggen van 5.677 euro.

115


Belgische vastgoedprijzen stabiel, Nederland ziet daling In Nederland werd in het derde kwartaal van 2023 een waardedaling van vastgoed vastgesteld van goed 5 procent. Er is daarom sprake van een lichte correctie van de vastgoedprijzen na jaren van aanhoudende stijging. In België zien we deze correctie (nog) niet. Ondanks de hoge rente en de afkoeling van de vastgoedmarkt, dalen de woningprijzen er niet. Wie in 2023 jaar een huis kocht, zal daar ongeveer evenveel voor hebben betaald als in 2022. Een appartement kopen wordt daarentegen wel steeds duurder in België. Volgens de vereniging van notarissen wordt het in België wel rustiger op de vastgoedmarkt. Zo werden van januari tot september 2023 zowat 5 procent minder huizen en appartementen verkocht. Huizen en appartementen staan gemiddeld ook langer te koop. De prijzen blijven dus stabiel, al dient gezegd dat daarbij wel enige nuance geldt. Immers met een inflatie van circa 4 procent, kan eigenlijk worden gesproken van een relatieve daling. Bovendien laat de markt ook een toenemend onderscheid zien tussen energiezuinige en nietenergiezuinige woningen. Kopers lijken steeds meer belang te hechten aan een goed EPC-attest.

Nederland blijft spil bij belastingontwijking via belastingparadijzen Wereldwijd is volgens het eerste Global Tax Evasion Report van het EU Tax Observatory belastingontwijking via belastingparadijzen de afgelopen tien jaar met een factor drie afgenomen, maar Nederland (met bijna 180 miljard dollar) is de meest gebruikte bestemming geworden van multinationals om hun winsten naar toe te sluizen. Nederlandse belastingvoordelen blijven actueel niet alleen een magneet voor bedrijven die er hun winsten naartoe leiden, maar ook voor expats die er fiscaal verwend worden. Andere landen lopen via Nederland 51 miljard dollar mis aan belastinginkomsten, bijna een vijfde van de totale toegebrachte belastingverliezen. Volgens schattingen van EU Tax Observatory was een jaar of vijftien geleden nog 90 tot 95 procent van het vermogen dat stond geparkeerd in belastingparadijzen niet aangegeven in het land van de eigenaar. Sinds meer dan honderd landen ruim vijf jaar geleden afspraken automatisch bankgegevens te delen, is het verstoppen van bezittingen over de grens veel moeilijker geworden. In 2022, toen zo'n 12 biljoen dollar in offshore locaties geparkeerd stond, was nog zo'n 25 procent niet aangegeven.

Belgische fiscus kijkt mee op vastgoedsites De Belgische fiscus kijkt mee wanneer uw woning online te koop staat, als je een eigendom verhuurt of verbouwt. En daar heeft ze naar eigen zeggen een goede reden voor, want controles op het kadastraal inkomen maken duidelijk dat 30 tot 65 procent van de woningen niet correct geregistreerd staan. Het kadastraal inkomen (KI) is een oud zeer. Het zou in theorie de huurwaarde van een woning moeten zijn, maar in realiteit is het een bedrag dat vastgesteld werd in 1975 en dan louter werd geïndexeerd. Dat de woonwijk ondertussen erg in trek is, of het sanitair niet meer op een buitenplaats staat, wordt er niet altijd in opgenomen. Nochtans is dat KI niet onbelangrijk. Het bedrag bepaalt namelijk mee de onroerende voorheffing, voor de Nederlandse lezers de onroerende zaakbelasting, die ieder jaar betaald moet worden op een woning. Het is voor gemeentebesturen en de Vlaamse overheid een grote bron van inkomsten. De FOD Financiën controleert daarom steeds nadrukkelijker op de juistheid van het KI. Bij steekproeven blijkt 30 tot 40 procent van de woningen een foutief kadastraal inkomen te hebben. In 2022 verstuurde de FOD Financiën mede daardoor bijna 260.500 nieuwe kadastrale inkomens, zowel nieuwe KI’s voor nieuwbouw als herzieningen voor bestaande woningen. Het is dan ook niet onlogisch dat de fiscus nakijkt of het KI voor een woning nog wel correct is. Zo zouden eigenaars in eerste instantie melden welke aanpassingen er gebeurd zijn, wat onder meer kan via een aangevraagde bouwvergunning. Echter voor verfraaiingswerken zonder bouwvergunning is dat niet het geval. Daarom zijn er ook ambtenaren bij gemeenten die de ronde doen en nagaan waar er nog werken zijn die niet aangegeven werden. Daarbovenop wint de fiscus voortaan ook zelf informatie in, door via vastgoedsites te kijken welke verkoop- of verhuurwaarde wordt geafficheerd. Dat kan leiden tot een plaatsbezoek van de fiscus die dan zelf vaststellingen komt doen. De vakbond ACV wil overigens ook haar duit in het zakje doen. Die bond pleit er immers voor om het kadastraal inkomen voor eens en voor altijd te hervormen, omdat de overheid volgens die bond miljoenen aan inkomsten zou mislopen. De vakbond lijkt zich daarmee (eens te meer) niet aan de zijde te bevinden van de hardwerkende Belg.

116


Nederland kent weer meer miljardairs De 500 rijkste Nederlanders zijn volgens het magazine ‘Quote’ in 2023 weer rijker geworden. Het totale vermogen van de rijkste Nederlanders nam in totaal met 4,7 procent toe tot bijna 241 miljard euro, een recordbedrag. Nederland telt 51 miljardairs, ook dat waren er nooit eerder zoveel. Op de eerste plaats staat nog steeds Heineken-erfgename Charlene de Carvalho-Heineken. Haar vermogen is met 12,6 miljard euro wel iets gedaald ten opzichte van het jaar voordien. Pas veel later volgen de nummer twee en drie van de lijst, Luxaflex-oprichter Ralph Sonnenberg (raamdecoratie) en Frits Goldschmeding, oprichter van uitzendbureau Randstad, met vermogens van respectievelijk 6,2 miljard en 5,8 miljard euro. De hoogste nieuwe binnenkomer in de lijst van 500 is op plek 151 Hans de Haard met een vermogen van 350 miljoen euro. Hij maakt met het Belgische bio-techbedrijf Argenx onder andere medicijnen voor mensen met een spierziekte. Mediamagnaat John de Mol is nog steeds de rijkste bekende Nederlander op plek 19 met een vermogen van 2 miljard euro, hetzelfde als een jaar eerder. Andere bekende Nederlanders in de lijst zijn mediamagnaat Joop van den Ende (plek 30 met 1,6 miljard euro) en het jongste Quote 500-lid is nu Max Verstappen. De 26-jarige Formule 1-piloot staat op plek 428 met 150 miljoen euro.

Nederlandse politieke partijen uiten in hun verkiezingsprogramma’s nagenoeg unaniem wens voor miljonairsbelasting De meeste Nederlandse politieke partijen namen in hun programma voor de verkiezingen van 22 november 2023 op de belastingen voor mensen met veel geld te willen verhogen. De extra miljonairsbelasting was een wens van in totaal elf partijen, te weten D66, GL/PvdA, PVV, CDA, SP, PVDD, CU, VOLT, Denk, Bij1 en BBB. Klinkt in verkiezingstijd altijd ‘aardig’, zo’n miljonairsbelasting, maar de kans dat die er überhaupt komt lijkt eerder gering. De twee grootste partijen in de peilingen, NSC (Omtzigt) en de VVD, zijn immers tegen.a Volgens de laatste cijfers van het CBS waren er in 2021 zowat 317.000 huishoudens miljonair. Dat is vier procent van de huishoudens in Nederland. Twee derde van die miljonairs was toen werkzaam als zelfstandige. De meeste miljonairs zijn te vinden in de financiële dienstverlening, landbouw en verhuur en handel van onroerend goed.

Verzwegen buitenlands vermogen leidt tot navorderingsaanslagen en boetes Rechtbank Den Haag heeft op 5 september 2023 uitspraak gedaan in een zaak (AWB - 22 _ 5545- over verzwegen buitenlandse vermogensbestanddelen door een inwoonster van Nederland. Vanaf begin 2014 correspondeerde de inspecteur van de Nederlandse belastingdienst met belanghebbende over de door haar in het buitenland aangehouden bankrekeningen. Eind 2021 legde hij vervolgens IB-navorderingsaanslagen voor de periode 2008 - 2017 op aan belanghebbende, verhoogd met boetes van 150 procent. Rechtbank Den Haag oordeelt nu dat de inspecteur een redelijke schatting heeft gemaakt van de door belanghebbende verzwegen vermogensbestanddelen. De correcties met betrekking tot de cash withdrawals zijn gebaseerd op de bankafschriften van de Luxemburgse bankrekening bij de UBS van belanghebbende. Omdat de navorderingsaanslag 2008 te laat is opgelegd, vermindert de rechtbank wel de aanslag voor dat jaar en wordt ook de boete vernietigd. Daarnaast wordt voor de jaren 2008 - 2013 rekening gehouden met de te verrekenen bronbelasting. De aanslagen voor die jaren worden dus ook verminderd. Verder worden ook de boetes voor de jaren 2009 - 2017 verminderd. De rechtbank acht een boete van 75 procent passend en geboden. Na matiging in verband met overschrijving van de redelijke termijn komt deze finaal uit op 71,25 procent.

117


Is niet-aangifte buitenlandse roerende inkomsten in België aan te merken als fraude? Zoals bekend draait de internationale gegevensuitwisseling op volle toeren. Dit betekent dat de niet-aangifte van buitenlandse roerende inkomsten c.q. buitenlandse rekeningen zeer eenvoudig kan worden opgespoord door de Belgische fiscus. In die zin ontvangen belastingplichtigen in toenemende mate in het kader van een fiscaal onderzoek een zogenoemde ‘vraag om inlichtingen’, die dan vervolgens weer kan resulteren in een fiscale navordering. Op zich is dat niet abnormaal, echter de fiscale navordering gaat in de praktijk doorgaans ook gepaard met een stevige belastingverhoging van 50 procent, aangezien de fiscus er al snel van uitgaat dat er kwaad opzet in het spel is. Wat nuttig is om weten is dat de bewijslast voor dit zogenoemde ‘kwaad opzet’, anders dan vaak wordt gedacht, niet bij de belastingplichtige maar bij de fiscus ligt. In de praktijk blijkt de fiscus doorgaans gebruik te maken van een standaardargumentatie waarbij wordt verwezen naar ‘het mechanisme waarbij kapitalen naar het buitenland werden gebracht zonder er de opbrengsten van aan te geven’. De rechtbank gaat hier in beroepszaken overigens ook mee akkoord. Echter, voor zover de fiscus zich beperkt tot deze standaardargumentatie zonder concreet aan te tonen dat de belastingplichtige zich in een dergelijke situatie bevindt, vervult zij de op haar rustende bewijslast volgens Rechtbank Antwerpen niet. Dat bleek alvast in een zaak (A.R. 20/1393/A) die op 3 mei 2021 voorlag. Inmiddels bevestigde ook het Hof van Beroep te Gent op 13 juni 2023 (2022/AR/628) dat deze bewijslast ernstig moet worden genomen. Concreet hadden de belastingplichtigen in deze zaak een fiscale regularisatie van hun niet-aangegeven buitenlandse roerende inkomsten afgerond en tijdens de navolgende jaren hadden zij zich evenwel beperkt tot de vermelding van de buitenlandse bankrekening in de belastingaangifte, waarop de fiscus het standpunt innam dat sprake was van kwaad opzet. Maar, anders dan de fiscus, volgde het Hof de belastingplichtigen in hun verdediging dat de vermelding van de buitenlandse bankrekening net in hun voordeel pleitte. Immers, zo werd gesteld, indien men de bedoeling had om de belasting te ontduiken, waarom zou men dan überhaupt melding hebben gemaakt van de buitenlandse bankrekening… Bovendien oordeelde het Hof dat de belastingplichtigen zich mogelijk niet eens bewust waren van de aangifteplicht van de buitenlandse roerende inkomsten in de Belgische aangifte, onder meer omdat deze inkomsten in eerste instantie al werden belast in het buitenland. Het Hof erkent daarmee feitelijk dat de fiscale regelgeving niet altijd even duidelijk is en gaf de belastingplichtigen het voordeel van de twijfel indien zij zich vergisten bij de toepassing ervan.

Europese Commissie wil snelle terugvordering bronbelasting mogelijk maken De Europese Commissie stelt nieuwe procedures voor om de terugbetaling of vrijstelling van bronbelasting voor investeerders, banken en belastingdiensten in de EU te versnellen en vereenvoudigen. Zo wil de Commissie een gemeenschappelijke digitale woonplaatsverklaring invoeren waarmee beleggers die in verschillende EU-landen actief zijn meerdere teruggaven kunnen terugvorderen. Bronbelasting wordt in de meeste lidstaten ingehouden over bepaalde rente-, royalty- of dividendbetalingen. Om dubbele taxatie te voorkomen hebben veel EU-lidstaten verdragen met andere landen. Voor een aanvraag tot vrijstelling of terugbetaling is steeds weer een woonplaatsverklaring van de belastingdienst nodig, die moet worden toegevoegd aan het aanvraagformulier van het desbetreffende land. Beleggers hebben volgens de commissie nu te maken met honderden verschillende procedures en formulieren om hun teveel betaalde belasting terug te krijgen. Daardoor worden investeerders ontmoedigd om de grens over te gaan. Europees Commissaris voor Economie Paolo Gentiloni wil middels gestandaardiseerde procedures komaf maken met deze al te complexe regels. Beleggers zouden daardoor naar schatting zo'n 5,17 miljard euro per jaar kunnen besparen. Ook blijkt de verscheidenheid aan verschillende regels actueel eerder fraudegevoelig. De Commissie wil de richtlijn op 1 januari 2027 van kracht laten worden.

118


Nieuw formulier inhoudingsvrijstelling Nederlandse dividendbelasting voor niet-inwoners De Nederlandse belastingdienst heeft een nieuw formulier ontwikkeld om inhoudingsvrijstelling van de dividendbelasting aan te vragen voor (gedeeltelijk) vrijgesteld beleggingsdividend. Het gaat om een in Nederland gevestigde vennootschap die beleggingsdividend uitkeert aan een aandeelhouder die niet gevestigd of woonachtig is in Nederland. Beleggingsdividend of portfoliodividend is dividend dat een in Nederland gevestigde vennootschap ter beschikking stelt aan een aandeelhouder die doorgaans minder dan 5 procent van de aandelen in de vennootschap bezit. Als dit een aandeelhouder is die niet gevestigd of woonachtig is in Nederland, kan dit beleggingsdividend soms (gedeeltelijk) vrijgesteld zijn van dividendbelasting. Dat hangt af van de afspraken die tussen Nederland en het vestigingsland van de aandeelhouder zijn gemaakt. Op de website van de Nederlandse belastingdienst staat een geactualiseerde toelichting waarmee begunstigde of diens belastingadviseur kan nagaan of aanspraak kan worden gemaakt op deze (gedeeltelijke) vrijstelling en kan dan worden aangevraagd met het nieuwe formulier dat eveneens beschikbaar is op de website van de belastingdienst.

Nederlanders verplaatsen zowat 100 miljoen euro per week naar aantrekkelijker buitenlandse spaarrekeningen Nederlandse spaarders zoeken actief naar meer rente op hun spaargeld. Zo zou er wekelijks zowat 100 miljoen euro naar buitenlandse spaarrekeningen worden overgemaakt. In mei van dit jaar ging er dagelijks zowat 10 miljoen euro Nederlands spaargeld naar buitenlandse banken via het spaarplatform Raisin. In Juli was dit al opgelopen tot zowat 100 miljoen per week. Via Raisin kunnen spaarders hun spaargeld op tientallen buitenlandse banken zetten. Die geven een veel hogere rentevergoeding dan de Nederlandse grootbanken. Voor een spaarrekening zonder voorwaarden krijgen spaarders zo ruim het dubbele van wat ze in Nederland zouden kunnen krijgen bij pakweg Rabobank, ING of ABN Amro. Belangrijk is wel dat het woonland Nederland fiscaal heffingsbevoegd blijft over dit vermogen.

Nederlanders weer dieper in de schulden Nederlanders hebben vaak een, in vergelijking met Belgen, relatief hoge schuld over de eigen woning. Dat is al vele jaren zo, mede omdat de betaalde hypotheekrente in belangrijke mate fiscaal aftrekbaar is. In de eerste helft van 2023 ontleenden Nederlanders gemiddeld nogmaals 10 procent meer dan in dezelfde periode een jaar eerder en 13 procent meer dan in 2021. Dat blijkt uit een rapportage van de Independer. Deze vergelijkingssite onderzocht tienduizenden leenaanvragen op zijn platform. Vooral gezinnen met kinderen steken zich steeds dieper in de schulden. Zij vormen bijna de helft (46 procent) van de aanvragen en wilden gemiddeld 16.140 euro lenen. Overigens lenen Nederlanders niet enkel voor de eigen woning, maar wordt de overwaarde op de hypotheek ook nog vaak aangewend voor het aanschaffen van een auto, caravan, vakantiehuis of boot.

119


Belastingheffing in Nederland over werkelijk rendement box 3 eerst in 2027 haalbaar In België betalen spaarders en beleggers belasting over het werkelijk genoten rendement. Banken en beleggingsinstellingen leveren daartoe jaarlijks fiscale overzichten aan. In Nederland daarentegen wordt belastingheffing nog steeds gebaseerd op een verondersteld forfaitair rendement. Dat heeft al geleid tot massale bezwaarprocedures en rechtsgang, maar staatssecretaris van Financiën Marnix van Rij (CDA) acht het desalniettemin eerst mogelijk dat per 2027 een fiscaal stelsel kan worden gerealiseerd op basis van reëel behaald rendement.

De staatsecretaris stelt daaromtrent dat er daartoe dan wél al in de periode april-mei 2024 een nieuw kabinet zou moeten zijn, dat het conceptwetsvoorstel voor een nieuwe vermogensbelasting dan ook nog dient over te nemen. Als er in april-mei een nieuw kabinet zou zijn, en ze zouden het wetsvoorstel overnemen, dan kost het wetgevingstraject - Raad van State, Tweede en Eerste Kamer - nog anderhalf jaar. En dan is er nog anderhalf jaar nodig voor de invoering, aangezien banken en verzekeringsmaatschappijen daartoe ook het nodige op orde moeten stellen. Het demissionaire kabinet publiceerde begin september 2023 een voorstel voor een nieuwe manier om verdiensten uit vermogen te belasten. Het oude systeem werd eind 2021 onrechtmatig verklaard. Het kabinet wil daarom een stelsel optuigen waarin belasting wordt betaald over daadwerkelijk rendement uit vermogen. Hiervoor wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende vormen van kapitaal. Jarenlang moesten vermogenden belasting betalen over een vast en fictief rendement. Dat was oneerlijk volgens de Hoge Raad, omdat spaarders bijvoorbeeld over 4 procent bedachte rente belasting moesten betalen, terwijl zij nauwelijks verdien-

den aan hun spaargeld door de lage rente. Om tot een eerlijk systeem te komen, wil het kabinet nu onderscheid maken. Vermogenden betalen niet alleen belasting over rendement en inkomen uit vermogen, maar ook over de waardetoename ervan. Denk daarbij aan aandelen op de beurs die meer waard worden. Dit wordt de vermogensaanwasbelasting genoemd. Voor enkele vormen van vermogen, bijvoorbeeld woningen die verhuurd worden en aandelen in niet-beursgenoteerde bedrijven geldt dat alleen belasting over de vermogensaanwas moet worden betaald op het moment van verkoop. Onderdeel van het voorstel is dat vermogensverlies juist verrekend kan worden met de belastingaanslag. Voor een eerste vakantiewoning waar mensen zelf gebruik van maken geldt onder voorwaarden een uitzondering. De afgelopen jaren is veel gepuzzeld aan het voorstel voor vermogensrendementsheffing. Het plan dat nu voorligt, is het resultaat van een compromis tussen de coalitiepartijen. Hoewel pas een nieuw kabinet met de hervorming van de box 3-heffing aan de slag kan, wilde het huidige demissionaire kabinet het voorstel wel al in consultatie laten gaan.

120


Belgen zijn rijkste mensen ter wereld De Belgen blijken de rijkste mensen ter wereld, nergens ligt het mediaan vermogen hoger, op 228.594 euro om precies te zijn. Dat betekent dat de helft van alle volwassenen in België méér dan 228.594 euro bezit en de andere helft minder. Het geeft eigenlijk aan dat de rijkdom in België eerder goed verdeeld is. Dat blijkt uit cijfers van het Global Wealth Report, één van de belangrijkste rapporten over rijkdom ter wereld. Australië staat op de tweede plaats met een mediaan vermogen van 226.310 euro, Hong Kong op de derde plaats met 185.118 euro. Nederland staat op de elfde plaats met een mediaan vermogen van 112.450 euro, wat de minder dan de helft is van de Belgen. Wanneer wordt gekeken naar de werkelijke vermogens dan bekleedt Zwitserland de eerste plaats met een werkelijk vermogen per volwassene van 685.230 euro. In de Verenigde Staten is dat 551.350 euro en in Hong Kong 551.190 euro. Nederlanders prijken dan op de tiende plaats (358.230 euro) en Belgen op de elfde plaats (352.810 euro).

Maakten Belgische banken afspraken met Belgische overheid om geen aantrekkelijker producten aan te bieden? Dertien Belgische banken spraken met de Belgische overheid af om in de periode waarin de Belgische staatsbon werd uitgegeven niet rechtstreeks in concurrentie te treden met die staatsbon. Dat is op zijn minst opmerkelijk, aangezien de federale minister van Financiën Vincent Van Peteghem (CD&V) met de lancering van die staatsbon net de concurrentie tussen banken wou aanzwengelen. Inmiddels is gebleken dat tijdens de uitgifte ervan, dertien banken niet in concurrentie mochten treden met kasbons of gelijkaardige producten.

Hogere boetes voor wie verbouwingen niet of te laat aangeeft bij Belgische fiscus Wie in België een woning verbouwt of renoveert, moet de fiscus daarvan op de hoogte brengen zodat die het kadastraal inkomen (KI) kan wijzigen. Wie dat niet of te laat doet, riskeert sedert 22 oktober 2023 een boete die kan oplopen tot 3.000 euro.

121


Nieuwe gemeentelijke verordening treft Belgen met tweede verblijf in Sluis Met ingang van 1 januari 2024 geldt in de gemeente Sluis, net over de grens, een veel strenger beleid voor wie er een tweede verblijf bezit.

Eigenaren van een woning in de woonkern met een WOZwaarde tot en met 355.000 euro moeten een (persoonsgebonden) vergunning aanvragen voor het gebruik van de woning als tweede woning. Het is dan verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders een woonruimte te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken als tweede woning. Onder het gebruiken, in gebruik geven of laten gebruiken wordt in elk geval verstaan het beschikbaar hebben of houden van een woonruimte ten behoeve van zichzelf of een ander zonder dat hij, zij of die ander zijn hoofdverblijf in deze woonruimte heeft.

In de gemeente Sluis staan ruim 14.000 woningen. Daarvan is 80% (bijna 11.500 woningen) in gebruik als reguliere woning. Een kleine 2.000 woningen (13%) is in gebruik als tweede woning. De gemeente stelt signalen te ontvangen die direct of indirect druk zetten op de leefbaarheid. Het gaat daarbij (niet-uitputtend) om: De druk op de woningmarkt doordat woningzoekers voor permanente bewoning minder hoge prijzen kunnen bieden dan beleggers; Een steeds groter aantal woningen dat structureel wordt gebruikt voor toeristische verhuur. Omwonenden ervaren minder binding van de verhuurder met de omgeving en ervaren meer overlast; Verkeers- en parkeeroverlast, door grotere groepen, veel laad- en losactiviteiten in de vaak smalle dorpsstraten die daar niet op zijn berekend; Overlast als gevolg van het dag/nachtritme van toeristen dat niet altijd synchroon loopt met vaste inwoners (geluid); Faciliteiten voor afvalinzameling die niet zijn berekend op steeds wisselende groepen toeristen.

Als criterium voor de vaststelling of iemand zijn hoofdverblijf in een woonruimte heeft, geldt dat hij of zij op het betreffende adres een woonadres heeft als bedoeld in de Basisregistratie Personen, terwijl uit het geheel van feiten en omstandigheden blijkt dat het betreffende adres ook daadwerkelijk als zijn of haar hoofdverblijf fungeert. De aanvraag bevat in ieder geval de persoonsgegevens van de aanvrager, een bewijs van inschrijving in (een buitenlands equivalent van) de BRP van de gemeente waar hij zijn hoofdverblijf heeft, een bewijs van eigendom van de woonruimte waarvoor vergunning wordt aangevraagd en de motivering van de aanvraag. De vergunning kan onder meer worden geweigerd voor zover naar het oordeel van burgemeester en wethouders het belang van behoud van de woonruimte voor permanente bewoning met het oog op schaarste en leefbaarheid groter is dan het belang van de aanvrager om de woonruimte als tweede woning te gebruiken.

De leefbaarheid van de gemeente staat volgens de lokale politiek teveel onder druk, vooral omdat veel huizen worden verhuurd aan toeristen of tweede woning zijn, waardoor de prijzen steeds verder stijgen en veel ‘eigen inwoners’ geen betaalbaar huis meer vinden. De gemeente heeft daarom uitgestippeld hoe Sluis meer vaste inwoners wil krijgen. Het aantal huishoudens moet in 2032 met 845 gestegen zijn. Welke huizen er gebouwd of gesloopt mogen worden, waar huizen mogen komen, wonen in combinatie met zorg en de verhouding tussen permanente en tweede woningen, alles hangt af van deze plannen. Als dat allemaal goed geregeld is, hoopt de gemeente dat de steden en dorpen leefbaar blijven, met genoeg huizen voor starters, ouderen en in het middensegment.

Wél zal de gemeente een vergunning verlenen indien de aanvrager aannemelijk heeft gemaakt dat de woonruimte waarvoor vergunning wordt aangevraagd de dag voorafgaande aan inwerkingtreding van de nieuwe regeling, reeds als tweede woning wordt gebruikt door die aanvrager. Met name Belgen die in die actueel een tweede verblijf hebben in de gemeente klagen dat ze zich niet meer welkom voelen in de gemeente. Belangrijk om weten, wie de regels overtreedt riskeert een boete die kan oplopen tot 22.500 euro per overtreding.

122


Nederlanders die in het buitenland wonen Volgens de meest recente cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) wonen naar schatting ruim 600 duizend Nederlanders in het buitenland, waarvan begin 2023 net geen 151.000 in België. De grote meerderheid van de Nederbelgen woont in het Vlaams Gewest. Zij vormen daar dan ook in totaal de grootste groep buitenlanders en de grootste groep in de provincies Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant en Antwerpen. Vooral in de grensstreek wonen er velen. De gemeente Brasschaat heeft de reputatie veel rijke Nederlanders aan te trekken. De vermogende Nederbelgen zijn er actueel met zowat 1.800. De meeste vermogende Nederbelgen, zowat 11.000, wonen echter in Antwerpen. Andere landen waar relatief grote aantallen Nederlanders wonen zijn het Verenigd Koninkrijk, Spanje en Frankrijk. De Nederlandse gemeenschap in België is ook vanuit Belgisch perspectief relatief omvangrijk, zo vormen ze inmiddels 21 procent van alle inwoners van België met een buitenlandse nationaliteit. In andere landen is dat percentage veel lager. In Duitsland heeft maar 1,2 procent van alle niet-Duitsers de Nederlandse nationaliteit. Andere landen waar Nederlanders een relatief groter aandeel van de buitenlandse gemeenschap vormen, maar op ruime afstand van België, zijn Denemarken, Hongarije, Noorwegen, Portugal en het Verenigd Koninkrijk (ieder circa 1,6%).

Belgen die in het buitenland wonen Uit de meest recente cijfers (2022) van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken wonen bijna een half miljoen Belgen in het buitenland, 492.147 om precies te zijn. Dat zijn er 15.494 meer dan een jaar voordien.

Frankrijk is veruit het meest populaire land (139.962), op afstand gevolgd door Nederland (40.480), het Verenigd Koninkrijk (32.227), Spanje (31.796) en Duitsland (29.027). De VS weten 28.234 Belgen te bekoren, Canada 15.983. Ook Luxemburg (24.275) en Zwitserland (23.569) behoren tot de toppers. In Afrika vinden we de Belgen vooral terug in Zuid-Afrika (7.814), Marokko (4.618) en DR Congo (2.746). Een vrij populaire plek is ook Australië (6.126). In Nieuw-Zeeland toeven er 1.288 Belgen en in Zuid-Amerika wonen de Belgen vooral in Argentinië (5.497), Bolivia (3.942) en Brazilië (1.826).

123


124


HET ZUIDEN _________________

125


Van Costa Blanca Zuid naar Costa Almería Noord De voorbije jaren bezocht de redactie onze Spaanse lezers aan de Costa del Sol en de Costa de la Luz. Twee heel verschillende regio’s waarover kort kan worden gesteld dat de Costa del Sol rondom Málaga heel druk wordt bezocht door gasten uit alle windstreken en waar Belgen en Nederlanders in grote getalen thuis zijn, waar de Costa de la Luz rondom Cádiz met zijn prachtige stranden lang niet zo overlopen is door toeristen en zelfs hoofdzakelijk wordt bezocht door Spanjaarden. In haar ontdekkingstocht trok de redactie dit keer naar de regio tussen Almería en Alicante.

Cartagena is een havenstad met zowat 215.000 inwoners aan de Costa Cálida. De natuurlijke haven is een zeer diepe baai waar de voornaamste marinebasis van Spanje ligt. Twee vooruitstekende kapen, met daarop vestingen, beschermen de stad. Bezienswaardig zijn de kathedraal Santa María Veja uit de dertiende eeuw en het uitzicht vanaf de ruïne Castillo de la Concepción. De stad Cartagena werd gesticht in 221 VC door de Noord-Afrikaanse legeraanvoerder Hasdrubal de Schone uit Carthago, die de stad strategisch vond liggen om meer Spaanse binnenlandse gebieden te veroveren. De stad werd ‘Qart chadast’ (Nieuwe Stad) genoemd, net als Carthago. Twaalf jaar later veroverden de Romeinen de stad en maakte het onder de naam Carthago Nova onderdeel van het Romeinse Rijk. Een herinnering aan deze roerige periode is de stadsmuur met acht poorten. Wij bezochten onder meer het Teatro Romano, een van de grootste amfitheaters van het Romeinse Rijk, waar zowat 11.000 toeschouwers aanwezig konden zijn.

Via de luchthaven van Alicante laten we de bekendste stad van de noordelijke Costa Blanca ditmaal nog even links liggen. Via de kustweg gaat het richting Santa Pola, een wat minder bekende kustplaats met een aantal geweldige stranden, een middeleeuws kasteel in het centrum, en een van de beste boulevards van de Costa Blanca. Ten westen van Santa Pola ligt het grote natuurpark Parque Natural De Las Salinas, een gebied dat voor een groot deel onder water ligt en waar we talloze wilde flamingo’s spotten. In het natuurgebied wordt al honderden jaren zout gewonnen, wat belangrijk is geweest voor de groei van de stad. We vervolgen onze route verder langs de kust tot aan Torrevieja, al tientallen jaren een toeristische trekpleister, waar meer dan de helft van de lokale bevolking leeft van inkomsten die buitenlandse zonaanbidders genereren. Ook hier zien we evenwel nog steeds de alom aanwezige zoutmeren, de Salinas van Torrevieja en La Mata. De zoutwinning blijft er nog steeds van een behoorlijke omvang. We verblijven er slechts kort, omdat we dezelfde dag via de regio van de Mar Menor nog willen arriveren in Cartagena.

De avond is al een eind gevallen wanneer we onze weg vervolgen naar Cuevas del Almanzora, de plek met de treffende naam ‘Dessert Springs’ waar we ook overnachten. We zijn dan meteen in de noordelijke regio van Almería beland in een woestijnachtig landschap dat veel weg heeft van het Wilde Westen en waar, naar we vernemen, heel wat ‘spaghettiwesterns’ werden opgenomen.

De regio van de Mar Menor, waar nogal wat Belgische en Nederlandse makelaars actief landgenoten willen verleiden tot het aankopen van ‘goedkoop’ vastgoed, oogt op het eerste zicht weinig aantrekkelijk. De ‘gouden bergen’ worden eerder beloofd enkele kilometers het binnenland in, maar de plaats die we bezoeken ‘San Pedro del Pinatar’ kan ons maar matig bekoren. Een Belgisch makelaar omschreef San Pedro del Pinatar als ‘het nieuwe Marbella’, maar daar kunnen we vooralsnog enkel een keer fijntjes om lachen…

126


Na een stevig ontbijt vertrekken we een dag later weer richting kust, waar we de plaatsen Mojácar, Garrucha en Vera Playa willen ontdekken. De Pueblo de Vera kan ons niet bijzonder bekoren en aan de kust is het in november in Vera Playa bijzonder rustig. De plaats staat sedert 1990 bekend om zijn uitgebreide naturistische accommodaties, waar in de zomermaanden vele duizenden Adam en Eva’s van de zon komen genieten, maar lijkt nu een beetje uitgestorven.

traditionele Pueblo de Mojácar, met typisch smalle, steile straatjes, gezellige barretjes, tavernes en pleintjes en het met een middagtemperatuur van 28°C inmiddels zonovergoten en evenzo aantrekkelijke Mojácar Playa. Deze regio heeft ons alles bij elkaar meer kunnen charmeren dan wat we de dag voordien mochten ontdekken en is naar onze mening zonder meer een bezoek waard. Zeker wanneer we aansluitend onze route weer verder zetten doorheen het nog onbedorven landschap van het prachtige natuurgebied Cabo de Gata. Onze tijd is helaas beperkt want via de luchthaven van Almería moeten we (helaas) de novemberzon achter ons laten en alweer inruilen voor de onophoudelijk stromende regen van de lage landen…

Een Belgisch makelaar omschreef San Pedro del Pinatar als ‘het nieuwe Marbella’, maar daar kunnen we vooralsnog enkel een keer fijntjes om lachen… We vervolgen onze route richting de nabijgelegen (vissers) haven van Garrucha, waar tal van restaurants dagverse vis op het menu hebben staan. Even verderop bezoeken we vervolgens Mojácar, bestaande uit de op een heuvel gelegen

127


Costa Blanca Zuid, bestemming van vele Belgen en Nederlanders, wederom negatief in het nieuws door vervuiling In dit magazine schreven we al enkele malen over vervuilingsproblemen aan de Costa Blanca Zuid, meer bepaald de regio van de Mar Menor, die kampt met ernstige watervervuiling. De Costa Blanca Zuid staat bekend als een goed betaalbare regio, waar ook tal van Nederlanders en Belgen de afgelopen jaren eigenaar werden van een huis of appartement.

Deze regio kampt, anders dan de (veel) welvarender Costa Blanca Noord, evenwel met heel wat problemen. Zo wordt ook de kustplaats Orihuela Costa geteisterd door een groot probleem met overvolle straten met achtergelaten afval. Een bijzonder onaangename aanblik voor de inwoners en toeristen, maar ook een ernstige situatie die de hygiëne en gezondheid in gevaar brengt. Nochtans beloofde de Partido Popular (PP), die samen met Vox de gemeente bestuurt, om een beter ophaalschema op te zetten, maar in de praktijk blijft dit project bij mooie woorden.

Bewoners die het afval achterlaten wijzen op de complexiteit van de bureaucratische procedures in Orihuela, die het voor inwoners en bedrijven haast onmogelijk maken om toestemming te krijgen om onder meer snoeiafval af te voeren. Die procedure ontmoedigt hen naar eigen zeggen om de juiste stappen te nemen en resulteert in het achterlaten van afval op straat. De gemeente wijst er op haar beurt op dat inwoners zich ten onrechte beroepen op de procedure om met name op een goedkope wijze van hun afval af te komen. De gemeente is naar eigen zeggen wel bereid een gemeentelijk bedrijf op te richten om alvast het snoeiafval op te halen, maar dat zou zich dan gaan vertalen in hogere gemeentelijke belastingen, waar de inwoners op hun beurt niet mee gediend zijn.

Vliegen vanuit Nederland wordt fors duurder door stapeling vlieg- en milieubelastingen Vliegtickets in Nederland dreigen fors duurder te worden door de stapeling van allerlei vlieg- en milieubelastingen en de krimp van Schiphol. President-directeur Marjan Rintel van KLM luidt daarover de alarmbel en vreest dat Nederlanders de grens over zullen trekken. Alle Nederlandse politieke partijen stellen dat de prijs van een vliegticket fors hoger moet, maar gaan volgens Rintel voorbij aan de miljarden die Nederlandse vliegtuigmaatschappijen investeren in een stillere en zuinigere vloot. Zij wil dan ook dat politici ophouden met het stapelen van nationale belastingen, omdat dat volgens haar de duurzaamheid van de vloot niet vooruithelpt.

128


Het Spaanse wonder van Empel Jaarlijks herdenken enkele honderden Spanjaarden het ‘Wonder van Empel’ in het gelijknamige Brabantse plaatsje. Ofschoon deze gebeurtenis voor de meeste Nederlanders en zelfs de inwoners van Empel een onbekend fenomeen blijkt, is het voor de Spanjaarden nog altijd een belangrijke historische gebeurtenis. Ook recent op zaterdag 2 december 2023 was Empel weer het middelpunt voor enkele honderden Spanjaarden om er het ‘Wonder van Empel‘ te herdenken. De herdenking refereert aan een gebeurtenis die plaatsvond in 1585, tijdens de Tachtigjarige Oorlog. Op dat moment was het Brabantse plaatsje Empel bezet door Spaanse troepen, die omsingeld waren door Hollandse schepen op de rivier de Maas. De situatie leek hopeloos voor de Spanjaarden, die als ratten in de val zaten. Echter, toen gebeurde er iets bijzonders. In één nacht vroor de Maas dicht, waardoor de Hollandse schepen niet meer konden varen en de Spanjaarden konden ontsnappen. Volgens de overlevering was dit een wonder dat gebeurde dankzij het bidden van de Spaanse soldaten tot de Heilige Maagd Maria. Hierdoor konden ze hun leven redden en verder strijden in de Tachtigjarige Oorlog.

geldt het Wonder van Empel als een voorbeeld van de jarenlange relatie tussen Spanje en Nederland, ondanks de geschiedenis van conflicten. De relatie tussen Spanje en Nederland gaat terug tot de middeleeuwen, toen de Spaanse koning Filips II ook heerste over de Nederlanden. Deze periode staat bekend als de Tachtigjarige Oorlog, waarin de Nederlanden zich uiteindelijk losmaakten van het Spaanse rijk en de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden vormden. Sindsdien hebben de Spanjaarden en Nederlanders een gedeelde geschiedenis.

In de 16e en 17e eeuw was Nederland een belangrijke handelspartner voor Spanje, vooral door de handel in specerijen en textiel. Maar na de Tachtigjarige Oorlog verslechterde de relatie tussen beide landen, wat finaal leidde tot de Spaanse Successieoorlog in de 18e eeuw, waarbij de Nederlanden weer onder Spaans gezag kwamen te staan. Eerst in de 19e eeuw, na de Napoleontische oorlogen, werden de Nederlanden definitief onafhankelijk van Spanje.

Voor de Spanjaarden is het Wonder van Empel dan ook meer dan alleen een historische gebeurtenis. Het is een symbool van hoop en geloof, dat nog altijd relevant is in de hedendaagse samenleving. Het feit dat ze dankzij hun geloof en het bidden tot de Heilige Maagd Maria konden ontsnappen aan de dood, geeft hen kracht en vertrouwen. Daarnaast

129


Europees Parlement wil einde aan extra kosten handbagage vliegtuigen Wanneer je naar of vanuit Spanje met handbagage vliegt, moet je er rekening mee houden dat niet alle luchtvaartmaatschappijen hetzelfde beleid hebben. In sommige gevallen, vooral bij budgetvluchten, moet je een toeslag betalen voor een koffer die niet onder de stoel voor je past. In het bijzonder het Ierse Ryanair en het Nederlandse Transavia voeren ter zake een beleid dat vele reizigers tegen de borst stoot.

immers als een ‘onmisbaar element’ voor de passagier en mag daarom niet tegen extra kosten worden aangeboden. Om deze reden roept de resolutie landen op om de beslissing van het Hof te respecteren. Ook moet worden gegarandeerd dat luchtvaartmaatschappijen transparante informatie verstrekken over de prijs en het tijdschema van de vlucht. Voorlopig moeten we echter afwachten wat de reactie van de Europese Commissie zal zijn op deze kwestie.

In september heeft de Commissie verzoekschriften (PETI) van het Europees Parlement evenwel unaniem een resolutie aangenomen die luchtvaartmaatschappijen oproept om ervoor te zorgen dat passagiers gratis handbagage kunnen meenemen. Ze hebben ervoor gezorgd dat de tekst een uitdrukkelijk verzoek aan de Europese Commissie en de lidstaten bevat om een uitspraak van het Hof van Justitie van de EU uit te voeren. Deze uitspraak beschouwt handbagage

Afgelopen zomer weer Nederlandse politieagenten in Spanje Net als in de zomer van 2022 patrouilleerden ook afgelopen zomer weer Nederlandse agenten samen met de Spaanse Policia Nacional op Spaans grondgebied. Buitenlandse agenten in Spanje zijn onderdeel van het zogenoemde ‘Comisarías Europeas’ project waarbij in meerdere populaire bestemmingen in Spanje de nationale politie begeleid wordt door buitenlandse collega’s. In 2023 ging het om Alicante, Benidorm, Estepona, Granada, Ibiza, Madrid, Málaga, Marbella, Palma de Mallorca, Playa de Palma, Santiago de Compostela en Vigo. Deze internationale politiesamenwerking in populaire Spaanse zomerbestemmingen vindt eigenlijk al sinds 2008 plaats. In dat jaar begon de Spaanse politie samen te werken met de Franse politie, gevolgd in 2012 door Portugese agenten, in 2014 door Italiaanse agenten en in 2020 door de Duitse politie. In 2022 kwamen daar Nederlandse agenten bij.

130


Telewerken onder de Spaanse zon De digitale revolutie en de pandemie hebben de mogelijkheid gecreëerd om te leven en werken vanuit elke plek ter wereld, al is dat voor Nederlands-Belgische grenswerkers wél aan voorwaarden gebonden. Dit ‘nieuwe normaal’ heeft inmiddels wel al geleid tot een toename van het aantal digitale nomaden, mensen die hun werk online kunnen doen en daarom niet aan een specifieke locatie zijn gebonden. In Spanje blijkt dat, volgens de Executive Nomad Index, vooral te gebeuren vanuit Málaga, Barcelona en Palma (Mallorca). Digitale nomaden zijn niet langer alleen een exclusieve groep van technici. Ze komen inmiddels uit zowat alle sectoren en rangen, zo blijkt uit de Executive Nomad Index, een ranglijst van de aantrekkelijkste steden ter wereld voor hooggekwalificeerde thuiswerkers. Málaga is een opmerkelijke nieuwkomer op deze lijst. De stad staat op de tweede plaats, na Dubai. Barcelona en Palma (Mallorca) zijn de andere Spaanse steden die in de lijst zijn opgenomen. Wellicht heeft de komst van Google en andere grote bedrijven naar Málaga de stad op de kaart gezet als een aantrekkelijke bestemming voor digitale nomaden. Málaga biedt een combinatie van factoren die deze groep mensen aanspreekt, waaronder een aangenaam klimaat, lage kosten van levensonderhoud, een rijke cultuur en een sterke zakelijke omgeving. Málaga wordt in het rapport geprezen als een belangrijke economische, culturele en toeristische bestemming, heeft een rijke geschiedenis en cultuur, met een aantal beroemde musea en een prachtig oud centrum. Het is ook een relatief betaalbare stad om te wonen en te werken. De prijzen van restaurants, huur en het uitgaansleven zijn lager dan in andere grote Europese steden en bovendien wordt de stad als veilig ervaren door de bewoners.

De duurste straten om een huis te kopen zijn aan de Costa del Sol te vinden Volgens een onderzoek van het vastgoedportaal Idealista zijn de drie straten waar de woningen het duurst zijn in Spanje gelegen aan de Costa del Sol. De urbanisatie Coto Zagaleta in Benahavís voert deze lijst aan met een gemiddelde vraagprijs van 10.763.937 euro. De tweede plaats wordt ingenomen door de Calle Mozart in Marbella met een gemiddelde woningprijs van 7.940.375 euro. De Calle Osa Menor, eveneens gelegen in Marbella, staat op de derde plaats met een gemiddelde woningwaarde van 7.175.888 euro en op de vierde plek staat de Avenida Tomás Pascual (Benahavís), gevolgd door Camino de la Fuente (Madrid) en de Paseo de los Lagos (Madrid). Op de zevende plek vinden we de urbanisatie Los Flamingos Golf (Benahavís), op acht De Paseo del Conde de los Gaitanes (Madrid), op negen en tien staan respectievelijk de Paseo del Mar en de Riu Guadiana (beiden Mallorca).

Spanje spant de kroon met vaderschapsverlof Het is bekend dat Spanjaarden heel wat vrije dagen genieten, met onder meer tal van nationale en regionale feestdagen. Spaanse vaders mogen zich bovendien gelukkig prijzen met het gegeven dat Spanje het beste land ter wereld is voor vaderschapsverlof, met Nederland op de tweede en België op de negende plaats. In Spanje hebben vaders het veel gemakkelijker dan in andere landen, aangezien veel vaders over de hele wereld gedwongen worden om direct weer aan het werk te gaan, zelfs als ze een langer vaderschapsverlof hebben aangevraagd. In Spanje echter overtreffen de uitkeringen voor vaderschapsverlof die van elk ander land. Van de 43 landen die in een onderzoek van Reassured zijn geanalyseerd, staat Spanje op de eerste plaats ter wereld voor vaderschapsverlof, omdat het vaders een gemiddelde van 16 weken betaald verlof biedt met 100 procent van hun salaris. Op de tweede plaats staat Nederland met een gemiddelde van 6 weken verlof, minder dan de helft van Spanje, en dat met een vergoeding van 79,90 procent van het gemiddelde salaris. De top-3 wordt vervolledigd door Portugal. België staat op de negende plaats met drie weken vaderschapsverlof en een vergoeding van 70,50 procent van het gemiddelde salaris.

131


Spaanse dorpen zoeken digitale nomaden om te overleven Om het verlies van inwoners in het binnenland van de provincie Málaga tegen te gaan, wordt er gezocht naar inwoners voor 36 dorpen in het binnenland. Op de website ‘Vente a Vivir a Un Pueblo’ worden deze dorpen aangeboden. Een van hen is Benarrabá, een klein dorp met slechts 450 inwoners waar men op zoek is naar digitale nomaden. Benarrabá is een dorp in de provincie Málaga dat bekend staat om de natuurlijke schoonheid en de ambachtelijke varkensvleesproducten. Het dorp ligt in de bergen, omringd door kastanjebomen, dennen, eiken en steeneiken. Dit maakt het een populaire bestemming voor toeristen die de stad willen ontvluchten en genieten van de rust en de natuur. Benarrabá wil het verlies van inwoners in het binnenland van Málaga tegengaan door zich aan te bieden als een bestemming voor digitale nomaden. In de afgelopen jaren heeft het gemeentebestuur geïnvesteerd in technologie en ruimtes om thuiswerken mogelijk te maken. Eo opende in 2021 het ‘Centro de Innovación Social Digital’, een ruimte voor co-working en telewerken. Het centrum bevindt zich in een gerenoveerd huis uit 1789. Bovendien zijn de woningprijzen er nog goed betaalbaar, wat vooral jongeren zou moeten aantrekken. Huurprijzen zouden er tussen 200 en 300 euro per maand bedragen.

Beroemde Spaanse beeldhouwer exposeerde in het Belgische Mons In september en oktober 2023 werd in het Belgische Mons, de stad van de bekende Waalse politicus Elio di Rupo, een bijzondere openluchttentoonstelling gehouden gewijd aan de Spaanse beeldhouwer Jaume Plensa. Zijn werk wordt internationaal erkend van Rio de Janeiro, New York en Chicago tot Salzburg. Vijftien sculpturen van de kunstenaar waren in de openbare ruimte van Mons te zien zijn. Het was voor het eerst in de geschiedenis van Mons dat er in het hart van de ‘Cité du Doudou’ een kunsttentoonstelling plaatsvond van monumentale sculpturen. Van de Grote Markt en de collegiale Sint-Waltrudiskerk tot de burgemeesterstuin en de Sint-Joriszaal, ontwijde kapel die recent gerenoveerd en heropend werd voor deze unieke tentoonstelling. De buurt omvat het heilige historische centrum van Mons zoals de stad zich door de eeuwen heen heeft ontwikkeld tussen religieuze en burgerlijke macht; een centrale lijn doorheen de stad met een sterke symboliek. De sculpturen van Jaume Plensa zijn juist zo bijzonder omdat de kunstenaar er een spirituele energie mee opwekt, buiten het religieuze kader. Deze authentieke ontmoeting tussen de Catalaanse beeldhouwer en het uitzonderlijke erfgoed heeft tot doel het heilige deel van deze buurt, die de oorspronkelijke kern van Mons vormt, naar voren te brengen. Dankzij zijn beheersing van vorm, ruimte, licht en het gebruik van verschillende materialen zoals brons, staal, marmer of plastic, slaagt Jaume Plensa erin om het publiek over de hele wereld te inspireren en te boeien met werken die eer betuigen aan de natuur en de liefde, terwijl ze het belang van stilte en reflectie benadrukken.

132


Barcelona is de populairste stad voor Nederlandse studenten De wereld ontdekken, nieuwe mensen leren kennen of een andere taal leren, jaarlijks vertrekken er vele studenten vanuit België en Nederland naar het buitenland. Voor Belgen zijn Bilbao, Parijs en Amsterdam de populairste Europese steden om te gaan studeren. Voor Nederlandse studenten is dat Barcelona, gevolgd door Parijs en Berlijn. De Universitat de Barcelona (UB) is een openbare universiteit in Barcelona die werd opgericht in 1450 en daarmee een van de oudste universiteiten van Spanje is. Ze biedt een breed scala aan opleidingen aan, van bachelor- tot doctoraatsniveau en heeft een sterke internationale focus, waarmee ze jaarlijks duizenden buitenlandse studenten mag verwelkomen. Het programma voor buitenlandse studenten van de UB biedt een aantal voordelen, zoals de mogelijkheid om in een internationale omgeving te studeren en te wonen, toegang tot hoogwaardig onderwijs van wereldklasse, de kans om taalvaardigheden te verbeteren en de mogelijkheid om de culturele horizon te verbreden.

De universiteit biedt een aantal Engelstalige bachelor- en masterprogramma’s aan, waaronder Business Administration, International Relations en Law. Daarnaast heeft ze een uitgebreid netwerk van partneruniversiteiten over de hele wereld, waardoor studenten de mogelijkheid hebben om deel te nemen aan uitwisselingsprogramma’s. tevens zijn er een aantal ondersteuningsprogramma’s voor buitenlandse studenten, waaronder taalcursussen, culturele activiteiten en begeleiding.

Spanje, Portugal en Marokko organiseren samen het WK-voetbal van 2030 De FIFA heeft de organisatie van het WK van 2030 toegewezen aan de kandidatuur van Spanje, Portugal en Marokko. De openingswedstrijden van het toernooi zullen echter worden gespeeld in Uruguay, Argentinië en Paraguay. De aanwezigheid van de Zuid-Amerikaanse landen, waar drie wedstrijden van de competitie zullen worden gespeeld, heeft als doel het eeuwfeest van het WK te herdenken, waarvan de eerste editie in 1930 in Uruguay werd gehouden. De beslissing moet nog worden bekrachtigd door een buitengewoon congres van de FIFA dat in december 2024 zal plaatsvinden. Er wordt nog protest verwacht van milieuorganisaties, omdat heel wat vliegverkeer zal moeten plaatsvinden. Voor zover goedkeuring wordt bereikt zal Spanje de organisatie van deze competitie leiden en ook het land zijn met de meeste speelsteden, in totaal tien, vergeleken met de drie van Portugal en de vier of vijf van Marokko.

Na Ferrovial verhuist nu ook FC Barcelona haar media hoofdkantoor naar Nederland ‘vanwege Nasdaq’ In de vorige editie van dit magazine besteedden we uitgebreid aandacht aan de verhuis van het Spaanse spoorwegbedrijf Ferrovial naar Amsterdam, zogenaamd om te kunnen noteren op de Amerikaanse Nasdaq-beurs. Ferrovial kreeg daarvoor veel kritiek in Spanje, onder meer omdat het van de Spaanse overheid al miljarden subsidies ontving. Medio 2023 heeft nu ook voetbalclub FC Barcelona om dezelfde reden besloten om de zetel van zijn mediatak, Barça Media, te vestigen in Nederland. De beslissing komt nadat FC Barcelona in augustus een overeenkomst aankondigde met Mountain Partners, een bedrijf dat gespecialiseerd is in investeringen in technologiebedrijven en opkomende sectoren. De overeenkomst omvat de oprichting van een spac (beursvennootschap) om een deel van Barça Media op de Amerikaanse beurs te kunnen noteren. De waarde van Barça Media wordt geschat op 1 miljard dollar, ongeveer 910 miljoen euro. De overeenkomst met Mountain & Co. en Acquisition Corp. moet Barça Media toegang geven tot financiering op Amerikaanse kapitaalmarkten. FC Barcelona wil met de beursgang zijn digitale initiatieven versnellen en de content van Barça Media kunnen verspreiden naar nieuwe doelgroepen in strategische markten over de hele wereld.

133


Handelaar met reizend bestaan woont in Nederland en niet in Duitsland of Spanje Hof ’s-Hertogenbosch heeft op 18 augustus 2023 geoordeeld in een zaak (21/02310) van een man die claimde niet in Nederland te wonen, maar uit de feiten bleek het tegendeel. De zaak betrof een maan met een zogenoemd ‘reizend bestaan’. Hij was op jonge leeftijd gaan ‘venten’ in het buitenland en verbleef nagenoeg het gehele jaar op campings buiten Nederland. Vanaf eind 2001 tot eind 2013 stond hij ingeschreven in Duitsland en Spanje. Naar aanleiding van een onderzoek legde de inspecteur van de Nederlandse belastingdienst evenwel diverse aanslagen inkomstenbelasting én premieheffing op. Ook werden er BTW-aanslagen opgelegd. Belanghebbende was het daarmee niet eens en kwam in hoger beroep. Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt daarop dat belanghebbende, anders dan die beweert, wel degelijk in de jaren 2009-2013 een voldoende sterke band met Nederland had om vast te stellen dat hij in Nederland woonde. Zo heeft hij de Nederlandse nationaliteit en zijn zoon, dochter en twee kleinkinderen wonen in Nederland. Verder beschikte hij over een Nederlandse bankrekening, waarop hij contante stortingen deed en waarmee hij betalingen verrichtte voor het verbruik van energie en water in Nederland en voor Nederlandse gemeentelijke heffingen. Hij huurde in Nederland ook auto’s en betaalde er verkeersboetes. Kortom, het hof stelt dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in dezelfde periode ook fiscaal inwoner is geweest van Duitsland en/of Spanje.

Bronstaatbeginsel van toepassing op lijfrente-uitkering Nationale Nederlanden aan inwoner Filipijnen Waar in de Nederlands-Belgische relatie pensioengenieters niet ongelukkig zouden zijn geweest met een wijziging van het dubbelbelastingverdrag aangaande het toepasselijk heffingsrecht over pensioeninkomsten van woonstaat naar bronstaat, lijkt dat in de verhouding tussen Nederland en de Filipijnen minder gunstig uit te pakken. Zo ontving een belanghebbende in 2016 als inwoner van de Filipijnen een lijfrente-uitkering van Nationale Nederlanden waarop Nederlandse loonheffing werd. Belanghebbende meende evenwel dat de lijfrenten in de Filipijnen belast zouden mogen worden en vroeg daarom in Nederland aftrek ter voorkoming van dubbele belasting voor de uitkering. De inspecteur van de Nederlandse belastingdienst achtte de uitkering evenwel belastbaar in bronstaat Nederland. Eerder al volgden Rechtbank Zeeland-West-Brabant en Hof ’s-Hertogenbosch het standpunt van de inspecteur, maar daarop gind belanghebbende in cassatieberoep. Advocaat-generaal Wattel oordeelde alvast dat het dubbelbelastingverdrag met de Filipijnen Nederland toestaat een lijfrente-uitkering van Nationale Nederlanden aan een inwoner van de Filipijnen te belasten. Art. 18 lid 1 van het verdrag wijst het heffingsrecht over pensioenen en lijfrenten weliswaar toe aan de woonstaat, maar lid 2 geeft ook de bronstaat heffingsbevoegdheid - ‘voor zover de uitkering als zodanig ten laste komt van de winst die in die andere staat is behaald door een onderneming van die andere staat’. Zowel rechtbank als hof achtten Nederland op grond van deze bepaling als bronstaat heffingsbevoegd en de A-G kan zich hierin vinden. Dat de lijfrente-uitkering via een voorziening van Nationale Nederlanden loopt neemt niet weg dat deze ten laste van de winst van Nationale Nederlanden in Nederland is gekomen. Die uitleg strookt immers met tekst (en de vermoedelijke bedoeling) van art. 18 van het verdrag. Het beroep van belanghebbende op een beleidsopvatting van de staatssecretaris over de beperking van bronstaatheffing faalt dan ook, omdat die beleidsopvatting betrekking heeft op pensioenen in plaats van lijfrente-uitkeringen.

134


Slechts zeven procent Spanjaarden werkt regelmatig thuis Ondanks dat tijdens de Covid-19-pandemie ook in Spanje massaal thuis werd gewerkt, blijft daar in 2023, met nog amper 7 procent thuiswerkers, amper iets van over. Het gemiddelde in de ganse EU ligt niet boven de 10 procent. Spanje is daarmee een van de landen in de Europese Unie waar het minst thuisgewerkt wordt. Uit cijfers van Eurostat blijkt het vaakst te worden thuisgewerkt in Ierland, waar een kwart (25%) van de mensen thuis werkt. Andere landen met een hoog percentage thuiswerkers zijn Finland (23%), Zweden (18%), Nederland (18%) en België (16%). Aan de andere kant van de lijst staan Roemenië (1%), Bulgarije (2%), Hongarije en Griekenland (beide 3%). In Spanje werkte in het tweede kwartaal van dit jaar (2023) 7,3% van de werkenden meer dan de helft van de dagen thuis. Dit zijn in absolute termen 1.527.800 mensen. Daarnaast werkte 6,6% van de werkenden af en toe thuis, wat neerkomt op 1.381.200 mensen. Thuiswerkers in Spanje zijn over het algemeen jonge, hoogopgeleide professionals die in grote steden wonen. Ze verdienen meer dan het gemiddelde loon en werken vaak in de sector informatietechnologie en telecommunicatie.

Nederland en Zwitserland spreken fiscale arbitrageregeling af Zwitserland en Nederland hebben een arbitrageregeling afgesproken, overeenkomstig paragraaf 5 van artikel 25 van het NederlandsZwitsers dubbelbelastingverdrag om de wijze van toepassing van het arbitrageproces vast te stellen.

Een arbitrageverzoek moet schriftelijk worden ingediend en naar één of beide bevoegde autoriteiten worden gestuurd. Het verzoek moet ook vergezeld gaan van een schriftelijke verklaring van elke persoon die het verzoek heeft gedaan of direct wordt getroffen door de zaak, waarin wordt verklaard dat er geen beslissing over dezelfde kwesties is genomen door een rechtbank of administratief tribunaal van de Verdragsluitende Staten.

Binnen 30 dagen na ontvangst van het verzoek zal een bevoegde autoriteit die het verzoek heeft ontvangen zonder enige aanduiding dat het ook naar de andere bevoegde autoriteit is gestuurd, een kopie van dat verzoek en de bijbehorende verklaringen naar de andere bevoegde autoriteit sturen.

Een verzoek tot arbitrage kan pas worden ingediend na drie jaar vanaf de datum waarop een zaak die aan de bevoegde autoriteit van de ene Verdragsluitende Staat is voorgelegd ook aan de bevoegde autoriteit van de andere Verdragsluitende Staat is voorgelegd.

135


Inwoner van Nederland? Vergeet dan niet je Spaanse banktegoeden aan te geven in Nederland Een inwoner van Nederland is in Nederland aan te merken als binnenlands belastingplichtige. In de Nederlandse aangifte IB/PH dienen dan ook de in een ander land aangehouden bank- en spaartegoeden te worden aangegeven. Zo ook in het geval van een inwoner van Nederland die in zijn aangiften IB/PH 2015 t/m 2019 ‘vergat’ zijn Spaanse inkomsten uit sparen en beleggen aan te geven. De inspecteur van de Nederlandse belastingdienst verzocht daarop in 2020 om inlichtingen van de man over tien in Spanje aangehouden bankrekeningen. De inspecteur was hiervan op de hoogte gesteld door de Spaanse autoriteiten, die de gegevens op grond van de automatische gegevensuitwisseling hadden verstrekt. De inspecteur van de Nederlandse belastingdienst legde daarop prompt navorderingsaanslagen op waarbij hij de bank- en spaartegoeden van de Spaanse rekeningen tot de rendementsgrondslag rekende. Bovendien legde de inspecteur bijkomend verzuimboeten op wegens grove schuld van belanghebbende. Die was het daar evenwel niet mee eens, omdat hij meende dat de Spaanse regelgeving vermogensbestanddelen van niet-ingezetenen tot een bedrag van 700.000 euro vrijstelt van belastingheffing. Belanghebbende kwam daarop in beroep bij Rechtbank Den Haag. De rechtbank oordeelde inmiddels (zaak AWB – 22/1204) dat de navorderingsaanslagen wel degelijk terecht werden opgelegd met inachtneming van de door belanghebbende aangehouden Spaanse bank- en spaartegoeden. Dat de Spaanse regelgeving bepaalt dat vermogensbestanddelen van niet-ingezetenen tot een bedrag van 700.000 euro zijn vrijgesteld van belastingheffing, kon belanghebbende niet baten nu deze regelgeving niet in Nederland van toepassing is. Nederland is in dit geval de woonstaat en mag op basis van het Nederlands-Spaanse dubbelbelastingverdrag heffen over de vermogensbestanddelen. Volgens de rechtbank heeft de inspecteur bovendien voldoende doen blijken dat sprake was van grove schuld en dat daarom de boetebedragen passend en geboden zijn.

Koningen van Spanje en Nederland en groene waterstofcorridor project Felipe VI van Spanje en Willem-Alexander van Nederland waren in juni 2023 aanwezig bij een ceremonie in de haven van Algeciras (Cadiz), waar Spaanse (Cepsa) en Nederlandse (Yara en Gasunie) bedrijven zijn betrokken bij een project dat tot doel heeft de eerste groene waterstofcorridor in Europa op te zetten. Deze corridor, die de haven van Algeciras in het zuiden van Spanje met de haven van Rotterdam in Nederland verbindt, wordt gezien als een cruciale stap in de richting van de decarbonisatie van Europa en het streven naar energieonafhankelijkheid. Door deze samenwerking zal de in Andalusië vervaardigde groene waterstof zijn weg vinden naar de haven in Nederland. Vervolgens kan het via leidingen worden verspreid naar industriële zones in het midden en noorden van Europa. De koningen hebben zich ingelicht over het project en hebben geposeerd voor een foto naast een van de schepen die een rol zullen spelen in deze waterstofcorridor. Het betreft het meest omvangrijke groene waterstofproject dat tot nu toe in Europa is geïntroduceerd. Met een investering van 3 miljard euro zal het leiden tot de creatie van 10.000 banen en heeft het een jaarlijkse productiecapaciteit van 300.000 ton groene waterstof, waarmee de uitstoot van 6 miljoen ton CO2 wordt vermeden.

136


Burgemeester Marbella is best betaalde politicus van Spanje Schamper wordt weleens gesteld dat politici in toenemende mate van burgers financiën of fiscale inspanningen verwachten terwijl ze zichzelf eerder goed zouden bedienen. Het lijkt er op dat dit beeld ook in Spanje opgang doet. Recent kwam daardoor de burgemeester van Marbella in het nieuws, nadat ze als eerste daad na haar herverkiezing, prompt haar eigen salaris verhoogde. Het gaat in deze om Maria Ángeles Muñoz (Partido Popular) die op jonge leeftijd al verhuisde uit haar geboortestad Córdoba naar luxestad en miljonairsbastion Marbella. Sinds 1998 is ze voorzitter van de Volkspartij van Marbella en San Pedro. Bij de algemene verkiezingen van maart 2000 werd ze verkozen tot afgevaardigde van het congres, waar ze de woordvoerder was voor sociale zaken en migratiebeleid. Drie jaar later werd ze verkozen tot raadslid van de stad Marbella, nadat ze had besloten haar verantwoordelijkheden in de nationale leiding van de partij op te geven om zich te concentreren op haar werk als gemeentelijke woordvoerder van de Popular Group in de gemeente Marbella. In 2004 werd ze herkozen als afgevaardigde in het Congres van het district Malaga. Later, in 2007, 2011, 2019 en 2023 werd Ángeles telkens herkozen als burgemeester van Marbella. Momenteel bekleedt ze ook het voorzitterschap van de Andalusische federatie van gemeenten en provincies en het Spaanse netwerk van steden voor klimaat. Door haar recente salarisverhoging bezorgde ze zichzelf het maximale bedrag dat een burgemeester van een stad met meer dan 150.000 inwoners kan ontvangen. Een salaris dat boven het salaris uitkomt van de Spaanse premier Pedro Sánchez en Juanma Moreno, de regionale premier van de Junta de Andalucía. Tijdens een korte toespraak in de raadsvergadering legde de burgemeester uit dat de salarisverhoging voortkomt uit de bepalingen van de Algemene Staatsbegroting, en in lijn is met het proportionele systeem van de Provincie. Ze voerde ook aan dat Marbella nu eenmaal een grote stad is...

Marbella steeds meer dé bestemming voor de happy few De Spaanse badplaats Marbella is haar plaats als bestemming voor de superrijken helemaal aan het terugwinnen. Lange tijd was de Franse Côte d’Azur de geliefkoosde woonplaats van de happy few, maar het aantrekkelijke klimaat van de Costa de Sol heeft het oostelijke deel van de Franse en Monegaskische Middellandse Zeekust na vele jaren terug van de troon gestoten. Wie er een eigendom wenst te verwerven moet evenwel steeds dieper in de geldbuidel tasten. Lange tijd was het landgoed van Julio Iglesias veruit het duurste vastgoed dat te koop stond in de regio, maar daarvoor werd, zij het niet officieel bevestigt, een gegadigde uit het Midden-Oosten gevonden. Actueel is het duurste huis dat in Spanje te koop aangeboden wordt eveneens te vinden in de ‘Golden Mile’ van Marbella en dit voor 55 miljoen euro. Het huis is onmiddellijk aan het strand gelegen op een perceel van 9.000 vierkante meter met een bebouwde oppervlakte van bijna 4.000 vierkante meter. Het huis heeft twee etages, twaalf slaapkamers, negentien badkamers, een privéfitnessruimte en een overdekt verwarmd zwembad. Voorts beschikt de woning over een buitenzwembad, luxueuze tuinen met fonteinen en een zelfstandig appartement om gasten te ontvangen. Voor wie 55 miljoen euro net iets teveel van het goede is, kan voor het tweede duurste aangeboden huis in Spanje eveneens terecht in Marbella. Voor goed 35 miljoen euro krijg je een vrijstaand huis, met zestien slaapkamers en zestien badkamers, gebouwd op een perceel van 8.799 vierkante meter met een bebouwde oppervlakte van 2.000 vierkante meter. Maar er is misschien wel een minpuntje, de woning is immers niet direct aan het strand gelegen, maar in die andere luxe-enclave Benahavís. Tja,, een mens kan ook niet alles hebben…

137


Amsterdamse Kalverstraat net iets drukkere winkelstraat dan Madrileense Gran Vía

De échte ‘shopaholics’ zullen het vast weten, de Amsterdamse kalverstraat is de drukste winkelstraat van Europa en dit op de voet gevolgd door de Madrileense Gran Vía. Op plaats

drie prijkt de Champs Elysées in Parijs, op vier de Vittorio Emanuele II in Milaan en op paats vijf Oxford Street in Londen. Volgens een ranking van de meest iconische hoofdstraten in Europa is het bezoekersaantal met een hoge koopkracht gestegen in de grootste winkelstraten van Spanje. Uitblinkers hierin zijn de Passeig de Gràcia in Barcelona (34%), de Gran Vía in Madrid (31%), de Portal del Àngel in Barcelona (30%), de Calle Tetuán in Sevilla (28%) en de Calle Marqués de Larios in Málaga (19%).

Shakira schikt voor 7,3 miljoen euro zaak over Spaanse belastingfraude De Colombiaanse zangeres Shakira heeft een regeling getroffen met het Spaanse parket. Kort voor het begin van haar proces over belastingfraude op 20 november 2023 in Barcelona heeft de 46-jarige popster schuld bekend. Ze krijgt een boete van 7,3 miljoen euro en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaar. Shakira werd aangeklaagd omdat ze tussen 2012 en 2014 haar inkomstenbelasting van 14,5 miljoen euro niet zou hebben betaald. Ze riskeerde een gevangenisstraf van meer dan acht jaar en een boete van bijna 24 miljoen euro. Shakira heeft steeds volgehouden onschuldig te zijn. Tijdens die periode woonde ze in de Bahama's en kwam ze alleen naar Spanje om haar partner, de voetballer Gerard Piqué, te bezoeken, zei ze tot nu toe. De twee zijn intussen gescheiden. Nu komt ze terug op haar eerdere uitspraken om een veroordeling te vermijden

138


Nederlandse verzekeraars waarschuwen voor dure Spaanse zorg Een groeiend aantal Nederlanders komt in het buitenland in problemen door torenhoge zorgkosten. Naar eigen zeggen zien Nederlandse zorg- en reisverzekeraars meerdere dossiers van Nederlanders die in het buitenland medische hulp nodig hebben, maar niet goed verzekerd zijn. De facturen die ze zelf moeten betalen zouden daarbij oplopen tot tienduizenden euro’s. Via het basispakket van de Nederlandse zorgverzekering krijgen mensen tot het Nederlandse tarief vergoed. Echter in heel wat landen zijn de zorgkosten vele malen hoger. Bijvoorbeeld in Spanje zijn vooral tarieven in privéklinieken hoger. Zorg rond de Middellandse Zee is voor niet-inwoners doorgaans sterk gericht op privéklinieken.

Om de buitenlandse zorg volledig vergoed te krijgen, is een aanvullende zorgverzekering of reisverzekering met medische kosten nodig. Nederlands verzekerden denken vaak ten onrechte dat de zorgverzekering de kosten dekt, maar dat is lang niet altijd het geval. Volgens Nederlandse zorgverzekeraars denken mensen bij landen als Spanje dat de zorg niet zo duur is, maar dat klopt dus niet. De verzekeraars waarschuwen daarom dat het steeds vaker gebeurd dat Nederlandse patiënten er ook nogal eens anders worden behandeld dan in Nederland. Zo gebeurt het dat een Nederlander die door de zon verbrand is, meteen naar het ziekenhuis worden gestuurd en aan de hartbewaking komt, terwijl een receptje genoeg is. Het lijkt er dus op dat Spaanse zorginstanties vooral munt willen slaan uit de onwetendheid van Nederlands verzekerden. Bovendien kan ook repatriëring naar Nederland behoorlijk duur zijn. Het kost al snel tienduizenden euro’s om met een ‘Air Ambulance’ naar huis te vliegen. Soms moeten patiënten liggend worden vervoerd en zijn meerdere vliegtuigstoelen nodig.

Opening koning Boudewijn museum in Granada In Motril (Granada) is afgelopen zomer het koning Boudewijn museum geopend. Motril is de Andalusische gemeente waar de Belgische koning meer dan 30 jaar zijn vakanties doorbracht. Koning Boudewijn overleed 30 jaar geleden op 31 juli 1993. Sinds 1 augustus 2023 is dit museum open voor bezoekers. De expositie bevindt zich in Villa Astrida, de zomerresidentie van de Belgische koninklijke familie in Motril, waar de koning aan een hartaanval overleed. Deze woning was zijn favoriete bestemming voor zomervakanties, evenals voor de Kerst- en Paasperiodes. De tentoonstelling toont persoonlijke voorwerpen en herinneringen aan de Belgische koning, waaronder de stoel waarop koning Boudewijn dertig jaar geleden overleed. Hij zat graag in alle rust op deze stoel op het dak van het huis om te bidden. Bij de opening van het ‘Koning Boudewijn Herdenkingsmonument’ werd de nadruk gelegd op de meest menselijke aspecten van deze Belgische vorst. Bij de opening werd huidig Koning Philippe de hele dag begeleid door Doña Sofía, die daartoe haar zomerresidentie in Palma de Mallorca achter zich liet en naar Granada afreisde om samen met de Belgische monarchie eer te betonen aan koning Boudewijn.

139


Beste Chef-kok ter wereld is wederom dezelfde Spanjaard Voor de derde keer op rij is de Spaanse kok Dabiz Muñoz uitgeroepen tot beste kok ter wereld tijdens de uitreiking van The Best Chef Awards 2023 in Mérida, Mexico. Naast Muñoz deden nog vier andere Spaanse koks het erg goed tijdens de uitreiking. De belangrijkste daarvan is Albert Adrià van restaurant Enigma in Barcelona, die tweede werd in de ranglijst. Winnaar Dabiz Muñoz is bekend van verschillende restaurants in Madrid, die stuk voor stuk bekroond zijn vanwege hun innovatieve aanpak. Het paradepaardje van Muñoz is DiverXO, dat al jarenlang tot de beste restaurants ter wereld behoort. DiverXO combineert Aziatische en Spaanse invloeden tot een unieke, eigentijdse keuken met verrassende smaakcombinaties en presentaties. Het restaurant heeft drie Michelinsterren. Naast DiverXO heeft Muñoz nog twee andere succesvolle restaurants in Madrid. StreetXO serveert Aziatisch geïnspireerde gerechten in een informele setting en GoXO is een combinatie van gastronomie en entertainment. Restaurant Enigma van Albert Adrià staat bekend om zijn creatieve keuken en het gebruik van moderne technieken en ingrediënten. Het restaurant serveert een degustatiemenu dat klanten telkens weer verrast met vernieuwende gerechten en opmerkelijke presentaties. Enigma heeft twee Michelinsterren. Een van de handelsmerken van Enigma is het gebruik van moleculaire gastronomie: het creëren van nieuwe texturen, smaken en ervaringen door de eigenschappen van ingrediënten op moleculair niveau te manipuleren. Ook de Spaanse koks Andoni Luis Aduriz (Mugaritz) en Eneko Atxa (Azurmendi) deden het goed met respectievelijk een vijfde en zevende plek in de rangschikking van beste koks. Beide restaurants staan bekend om hun creatieve keuken op topniveau en hebben drie Michelinsterren. De plaatsing van deze Spaanse topkoks in de prijzen onderstreept de absolute wereldtop positie van de Spaanse gastronomie.

Portugal is in 2023 het beste land om van je pensioen te genieten De ‘Global Retirement Index’ is een studie die de beste landen voor gepensioneerden wereldwijd beoogt te rangschikken. De studie houdt rekening met verschillende factoren, waaronder het klimaat, de kosten van levensonderhoud, de kwaliteit van de gezondheidszorg en de veiligheid. Dé ideale plaats om met pensioen te gaan, ook als je moet rondkomen met een modale pensioenuitkering, blijkt ook in 2023 nog steeds Portugal te zijn. Dit eerder kleine land biedt grote, kosmopolitische steden en charmante dorpjes, zowel in het noorden als in het zuiden. Naast Lissabon, Porto en Sintra zijn er ook minder bekende plaatsen zoals Lagos, Vilamoura en Tavira. De dagelijkse kosten van het leven zijn lager dan in andere landen in de regio, zoals Spanje of Frankrijk. Volgens het rapport kan een stel leven van ongeveer 2.500 euro, inclusief huur en andere uitgaven.

Spanje is een land met een uitstekende kwaliteit van leven, vooral in het zuiden, waar ook de zon de winter doorbrengt. Veel gepensioneerden uit Noord-Europa kiezen voor Spanje om hun pensioenjaren door te brengen. Hoewel de kosten van levensonderhoud het afgelopen jaar zijn gestegen, blijven ze relatief laag en hangt de prijs af van de locatie. In een kleine stad kun je met ongeveer 1.200 euro per maand leven, inclusief huur en kosten, als je een huis deelt. Als je onafhankelijk wilt zijn, stijgt dit bedrag tot ongeveer 1.800 euro. Het rapport wijst er echter op dat de prijs van verse producten, de stijging van de energieprijzen en de brandstofprijzen het budget iets verhogen of verlagen. Griekenland is dan weer een steeds populairdere bestemming voor gepensioneerden. De kosten van levensonderhoud zijn relatief laag, en het land biedt een rijke cultuur en geschiedenis. Een stel kan comfortabel leven in Griekenland voor ongeveer 1.800 euro per maand. Dit omvat huur, eten, vervoer en andere uitgaven. Een alleenstaande kan comfortabel leven met een pensioen van 1.500 euro. De beste plaatsen om in Griekenland te wonen voor gepensioneerden zijn de eilanden en Athene. De eilanden bieden een prachtig landschap en een ontspannen levensstijl. Athene is een levendige stad met een rijke geschiedenis. Frankrijk en Italië zijn duurder dan Portugal, Spanje en Griekenland. Zowel in Frankrijk als Italië zijn de kosten van levensonderhoud aanzienlijk hoger, vooral voor voedsel. Ook de huurprijzen voor woningen of appartementen zijn er gemiddeld genomen een stuk hoger.

140


Portugal beëindigt het speciale belastingregime voor nieuwe inwoners in 2024 Om het tekort aan betaalbare woningen aan te pakken, heeft de Portugese regering besloten een tienjarige belastingverminderingsregeling voor nieuwe bewoners te beëindigen. Portugal zal daartoe volgend jaar haar speciale belastingregime voor nieuwe niet-gewone inwoners beëindigen. De maatregel in kwestie biedt tien jaar lang belastingvoordelen voor mensen die naar Portugal verhuizen, waarbij in Portugal verdiende inkomsten worden belast tegen een tarief van 20 procent. Inkomsten uit het buitenland zijn doorgaans vrijgesteld, met uitzondering van pensioenen, die worden belast tegen een tarief van 10 procent.

Met deze regeling trok het land de afgelopen jaren heel wat gepensioneerde Nederlanders en Belgen naar de Portugese zon. Uitgangspunt van de Portugese regering hierbij was dat die immigranten doorgaans ruimere inkomsten genieten dan de doorsnee Portugees en hun middelen welkom waren in de Portugese economie. Portugese staatsburgers die niet van de regeling profiteren, kunnen niet van deze gunstregeling genieten en betalen over hun inkomen tot 48 procent belasting. De Portugese regering maakte begin oktober 2023 bekend dat ze heeft besloten het fiscale gunstregime te beëindigen, waarbij minister-president António Luís Santos da Costa (Partido Socialista) meedeelde komaf te willen maken met de bestaande fiscale onrechtvaardigheid. Hij gaf daarbij aan dat de buitenlanders heel wat zuurstof in de Portugese economie hebben gebracht, maar dat als keerzijde geldt dat de prijzen op de Portugese huizenmarkt inmiddels voor de gemiddelde Portugees onbetaalbaar zijn geworden.

Portugees belastingtarief voor buitenlandse rente in strijd met EU-recht Portugal is voor velen het gedroomde land om zich fiscaal gunstig te vestigen. Echter, hier en daar gelden wel wat aandachtspunten. Zo lijkt het er sterk op dat buitenlandse pensioeninkomsten met ingang van 2024 niet langer het voordeeltarief zullen genieten. Daarenboven heft Portugal ook fors over uit het buitenland genoten rente-inkomsten. Het Hof van Justitie van de EU heeft een zaak dienaangaande behandeld en heeft het land hiervoor nu wel veroordeeld. In de aanhangige zaak (C-312/22) betrof het een belanghebbende inwoner van Portugal die rente ontving van een Zwitserse bank in verband met obligaties en schuldbewijzen. Portugal belast deze rente tegen een tarief van 40 procent, waar het vergelijkbare inkomsten uit Portugese bron slechts belast aan 20 procent. De Portugese rechter stelde daaromtrent een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie van de EU. Het Hof van Justitie van de EU oordeelde daarop op 12 oktober 2023 dat Portugal in strijd met het EU-recht handelt door een IB-tarief van 40 procent toe te passen op uit Zwitserland ontvangen rente. Volgens het Hof is er sprake van schending van het vrij verkeer van kapitaal.

141


Belgium-Holland Business Community De Belgium-Holland Business Community is de exclusieve crossborder kennis- en netwerkorganisatie waar professionals en bedrijfsleiders/managers elkaar ontmoeten, en richt zich in het bijzonder op het terrein van: Company directors HR-managers Crossborder tax law experts Crossborder social security law experts Crossborder labour law experts Crossborder payrolling experts Crossborder corporate law experts Crossborder estate planning experts Jaarlijks komen deze professionals enkele malen samen om kennis en ervaringen te delen en te netwerken. De bijeenkomsten van de Belgium-Holland Business Community hebben een vast patroon, waaronder: Inhoudelijke lezingen door deskundigen omtrent grensoverschrijdende fiscaliteit, sociale zekerheid, arbeidsrecht, ondernemingsrecht, etc… Kennis– en ervaringsuitwisseling Uitgebreide warme lunch Netwerken

Hebt u belangstelling voor de werking en eventueel toetreding tot de Belgium-Holland Business Community, neemt u dan gerust even contact op met secretariaat@nederland-belgisch-centrum.be. 142


Vorige edities Belgium-Holland international magazine

143


NEDERLANDS-BELGISCH CENTRUM

Nederlands-Belgisch Centrum Abtsdreef 10 B – 2940 Stabroek Tel. +32 (0)3-295 55 95 info@nederlands-belgisch-centrum.be www.nederlands-belgisch-centrum.be 144


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.