Museum De Lakenhal

Page 27

Anderhalve eeuw bestuurders Commissie voor de bewaring van voorwerpen van waarde of belangrijk voor de oudheidkunde en de geschiedenis der kunst Op 16 augustus 1866 stelde de gemeenteraad van Leiden de ‘Commissie voor de bewaring van voorwerpen van waarde of belangrijk voor de oudheidkunde en de geschiedenis der kunst’ samen. Het doel van de commissie was om de stedelijke verzameling te inventariseren, te restaureren, tentoon te stellen en waar mogelijk uit te breiden. Daarnaast moest de commissie adviserend optreden in het belang van het behoud van de voorwerpen van kunst en geschiedenis in Leiden. De eerste museumcommissie bestond uit stadsarchivaris jonkheer W.I.C. Rammelman Elsevier (secretaris, en tevens beheerder van de collectie), mr. C.W. Hubrecht (voorzitter) en jhr. mr. J.N. van Puttkammer (bestuurslid). Twee leden van de gemeenteraad, B.W. Wttewaall en mr. K.J.F.C. Kneppelhout van Sterkenburg, waren lid van de commissie en tot slot namen twee ingezetenen uit Leiden deel als lid: J.L. Cornet en mr. S.C. Snellen van Vollenhoven. De commissie bereidde de eerste catalogus voor (verschijning 1870) en deed af en toe aankopen, ondanks het kleine budget dat hun ter beschikking stond. Boven­­dien vonden zij in het gebouw de Lakenhal een goede bestemming als stadsmuseum. Op 1 mei 1874 opende het museum haar deuren. De commissie nam schenkingen en legaten dankbaar aan, zodat de collectie gestaag groeide. De eerste secretarissen (tevens beheerders van de collectie) en conservatoren waren historici: dat had veel invloed op de vorming van de collectie. Zij legden veel nadruk op het historisch belang van de voorwerpen die werden aangekocht, die ze als schenking aanvaardden of in bruikleen aannamen.

Willem Pleyte (Hillegom 1836 – Leiden 1903) Bestuurslid van de museumcommissie van 1878 tot 1898 Aanvankelijk studeerde Willem Pleyte theologie, om net als zijn vader predikant te worden, maar hij studeerde uiteindelijk af in de egyptologie. Gedurende dertig jaar, tussen 1862 en 1892, deed hij onderzoek naar en vertaalde hij teksten op papyrusrollen. Van zijn hand verschenen verschillende publicaties. Vanaf 1869 was hij conservator bij het Archeologisch Kabinet van Leiden (tegenwoordig het Rijks­museum van Oudheden), later werd hij er directeur.

Anderhalve eeuw bestuurders – door Aukje Vergeest

In 1878 trad Pleyte toe tot de museumcommissie van Museum De Lakenhal. Samen met Rammelman Elsevier maakte hij een nieuwe catalogus: de collectie was verviervoudigd sinds de eerste versie uit 1870. Ze deelden de collectie in twaalf delen in, geschiedkundig gerangschikt. Op één onderdeel na, de ‘Schoone kunsten’ (184 stuks), dat was ingedeeld op naam van de kunstenaar. De nieuwe collectiecatalogus verscheen in 1879. In 1880 kreeg Pleyte een assistent: Paulus du Rieu jr. In 1886 publiceerden zij samen weer een nieuwe catalogus. Pleyte reorganiseerde het museum door de inhoud te rangschikken en alles te inven­tariseren en te nummeren. In 1898 deed hij afstand van zijn functie als secretaris van de commissie. Dr. W. Pleyte was lid van de Koninklijke Academie van Wetenschappen en benoemd tot ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw. Hij legateerde enkele kunstnijverheidsobjecten aan Museum De Lakenhal.

Paulus du Rieu jr. (Leiden 1859 – Leiden 1892) Conservator van 1886 tot 1892 Paulus du Rieu studeerde rechten en volgde het voorbeeld van zijn vader, die van 1879 tot zijn dood in 1882 lid was geweest van de museumcommissie. Vanaf 1880 werkte hij al met Pleyte aan de samenstelling van de nieuwe museumcatalogus (verschijning 1886), en aan de inventarisatie en etikettering van alle objecten alsmede de ordening van de kaarten, prenten en portretten in de collectie. In 1886 werd Du Rieu benoemd tot eerste conservator van het museum. Hij notuleerde de vergaderingen van de commissie en regelde alles wat op het museum betrekking had. Ook voerde hij soms restauraties uit en richtte de zalen in. Onder Du Rieu groeide de wetenschappelijke belangstelling voor kunst. Het museum sloot zich in 1891 bijvoorbeeld aan bij de net opgerichte Vereeniging Rembrandt, die Nederlandse musea ondersteunde bij het aankopen van belangrijke kunstwerken. Du Rieu jr. stierf op 33-jarige leeftijd aan

tuberculose; ‘een jong en nuttig leven is voorbijgegaan’, schreef Pleyte bij diens dood in 1892. Du Rieu liet het museum geld voor aankopen na en enkele kunstnijverheidsobjecten, waaronder een zilveren broederschapsblazoen.

Cornelis Willem Hendrik Verster van Wulverhorst (Leiden 1862 – Driebergen 1920) Conservator van 1893 tot 1898 Cees Verster studeerde af in de geschiedenis, en meer specifiek in de heraldiek. Hij was daarnaast tekenaar en lithograaf en werkte als kunstrecensent. Hij was de jongere broer van de schilder Floris Verster. Sinds zijn aanstelling als conservator van Museum De Lakenhal in 1893, initieerde Verster als eerste tijdelijke tentoonstellingen in de net verbouwde kunstzaal. Vooral van moderne kunst: Verster was progressief in het wat ingeslapen Leiden. Hij organiseerde bijvoorbeeld een expositie met tekeningen van Van Gogh (die nog maar drie jaar daarvoor was overleden), Théophile de Bock en Jan Toorop, en een overzicht van eigentijdse Franse prentkunst. Met deze tentoonstellingen groeide het aantal bezoekers en de bekendheid van Museum De Lakenhal, ook buiten Leiden. De aankopen in Versters periode betreffen voornamelijk historische voorwerpen en de zeventiende-eeuwse schilderkunst. De tentoongestelde eigentijdse kunst werd door hem niet aangekocht. Wegens onenigheid met de museumcommissie werd Verster in 1898 eervol ontslag verleend.

299


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.