HET OUD ARSENAAL
VERHALEN VAN KROEG, WIJK EN ‘T STAD
100 JAAR · 3 GENERATIES
HET OUD ARSENAAL
VERHALEN VAN KROEG, WIJK EN ‘T STAD
Stadskronieken Stadskronieken
MAURICE HILAIRE STEPH
Alice, Maria, Lucia. De echtgenotes van respectievelijk Maurice, Hilaire en Stephan: drie generaties Erauw. Alice, Maria en Lucia spelen allesbehalve een bijrol in dit boek. Integendeel, zonder dit trio sterke vrouwen zou er van café Het Oud Arsenaal in de Maria Pijpelincxstraat in Antwerpen al lang geen sprake meer zijn. In 2024 is het café precies 100 jaar in handen van de familie Erauw. Dat heuglijke feit alleen al maakt dit kleine café bijzonder. Honderd jaar, dat laat je natuurlijk niet onopgemerkt voorbijgaan. Feesten, drinken, samenzijn: zeker, dat moet je aan de klanten van het café geen twee keer vragen. Er is ook dit boek. Om samen terug te kijken op een unieke geschiedenis: op de eerste plaats die van de familie, maar het gaat hier ook over de kleurrijkste klanten, over de wijk met de schouwburg en de markt voor de deur van het café. Je leest hier ook verhalen over een tijd van werken en vertier in een Antwerpen dat nu niet meer bestaat. Centraal in dit boek staat het café, de bruine kroeg, het estaminet, een tweede thuis voor velen. Wij kunnen ons een leven zonder Het Oud Arsenaal niet meer voorstellen. Op naar de 200 jaar!
MAURICE EN ALICE
1924 - 1952
Maurice, 1914.
Een sjotterkas in het Arsenaal?
Ja, lang geleden.
Het café, eind 1942, vuil en verwaarloosd.
HET STERREKEN
De eerste vermelding over het café die Steph vindt, is in een boek van de Antwerpse schrijver Amand de Lattin. Daarin staat dat er in 1822 een café is in de Rue du Canal, genaamd ‘het Sterreken’, bij weduwe Van Der Nooten. In 1822 is er dus de Rue du Canal, ook Vaartstraat en Oudevaartstraat genaamd. In 1946 krijgt de straat de naam ‘Maria Pijpelincxstraat’ ter ere van de moeder van Peter Paul Rubens, ter gelegenheid van de restauratie van het Rubenshuis.
WAT IS HET OUD ARSENAAL?
Waar nu Grand Café Horta en de Stadsschouwburg zijn, staat tot de Franse tijd een klooster. De nonnen worden tijdens de antiklerikale Franse bezetting verdreven. Het klooster wordt aanvankelijk een militair hospitaal voor Franse soldaten. Daarna wordt het een gevangenis voor opstandelingen.
Het Arsenaal, gezien van op de Graanmarkt.
Tijdens het bewind van Napoleon is het gebouw een wapenopslagplaats, een arsenaal. Dat blijft zo tot het begin van de 20ste eeuw. Door de uitbreidende stad wordt het te gevaarlijk om explosieven in het stadscentrum te bewaren. Het arsenaal wordt verplaatst en het vervallen klooster wordt afgebroken.
De vrijgekomen ruimte vormt een groot plein: het Arsenaalplein. Vandaar komt de naam van het café: Het Oud Arsenaal.
Door de uitbreidende stad wordt het te gevaarlijk om explosieven in het stadscentrum te bewaren.
VAN GERAARDSBERGEN OVER SCHOTLAND NAAR ANTWERPEN
De stamboom van de Erauws gaat terug tot 1622. Ze komen uit de streek rond Wetteren en Geraardsbergen.
Stephs grootvader Maurice Hypolite Erauw wordt geboren in Nederzwalm op 27 maart 1894. Hij heeft de enorme pech om in 1914 twintig jaar oud te zijn. Met zijn militiepapieren in de hand wordt hij bij de karabiniers ingelijfd
Maurice (links) in de wapenfabriek in Aberdeen.
om bijna onmiddellijk ‘Den Grooten Oorlog’ in te trekken. Maurice is een plantrekker. Later spreekt hij nooit over wat hij die vier verschrikkelijke oorlogsjaren heeft meegemaakt. Alleen wanneer er een klant iets zegt dat niet klopt of over de oorlog aan het liegen is, wat men in Antwerpen een ‘blageur’ noemt, kan hij heel kwaad worden.
Het verhaal van stamvader Maurice Erauw leest als een roman. In 1917 raakt hij zwaargewond. Hij wordt getroffen door een kogel in de long.
Maar hij overleeft en mag revalideren aan de Schotse kust, in Aberdeen. Alleen maar stilzitten, dat is te weinig voor bezige bij Maurice. Nog tijdens zijn revalidatie begint hij te werken
in een munitiefabriek, waar hij algauw onmisbaar is door zijn kwaliteiten als technicus. Wanneer Maurice voldoende hersteld is, vragen de bazen van de Schotse munitiefabriek aan de Belgische militaire overheid of Maurice niet in de fabriek mag blijven werken tot het einde van de oorlog. De Belgen stemmen in en Maurice blijft in Aberdeen tot Wapenstilstand, op 11 november 1918.
Vanuit Aberdeen terug naar België reizen kan via verschillende routes. Ofwel kom je aan in Oostende, ofwel in Antwerpen. Maurice komt aan in ’t Stad, rond februari 1919.
Het begint voor hem daar al direct op de kaaien, waar veel auto’s staan die door de Duitsers in beslag zijn genomen. De auto’s die niet door de eigenaars zijn opgehaald, worden geveild. En daar ziet handige Maurice zijn kans. Hij koopt auto’s op en maakt er opnieuw rijwaardige auto’s van. Maurice is niet alleen een uitstekend technicus, hij heeft ook een neus voor zaken. Hij vraagt aan de stadsdiensten een licentie voor een taxibedrijf. Vervolgens vraagt Maurice aan enkele vrienden of ze voor hem met de taxi’s willen rijden…
Zijn vaste taxistandplaats is Café Harwich, tussen het Station aan de kaaien en Petroleum Zuid. Daar arriveren de Engelsen die Antwerpen aandoen voor zaken. Of schrijnender: Britse ouders die naar Vlaanderen komen om het graf van hun gevallen kind te bezoeken. Maurice heeft een grote troef: als een van de weinige taxichauffeurs in de stad spreekt hij Engels, dankzij zijn verblijf in Schotland. Heel wat van zijn Britse taxiklanten zoeken een slaapplaats in de stad, en dus brengt Maurice ze naar de Antwerpse hotels. Zakenman Maurice ziet alweer een kans: een eigen hotel openen. Dat wordt ‘Hotel Tokio’, een pand dat hij in de Coquilhatstraat huurt, en tot B&B ombouwt. Intussen heeft Maurice zijn oog laten vallen op een jonge dame uit Hoboken:
Alice Vervloed. Maurice en Alice worden een koppel. Maurice runt het taxibedrijf, Alice het hotel. Op 22 september 1921 trouwen Alice en Maurice. Stephs tante José wordt op 6 oktober dat jaar geboren.
Meteen na de oorlog kan je veel zaken doen. Zo laat Maurice zijn oog vallen op café ‘Het Sterreken’, aan het Arsenaalplein. Maurice verkoopt zijn taxibedrijf aan zijn vriend en zakenpartner. In 1924 neemt Maurice ‘Het Sterreken’, op nummer 4 van de Vaartstraat, over. Na enkele berekeningen op de achterkant van een postkaartje – in die tijd is dat voldoende om een ‘businessplan’ te schrijven - komt hij tot de conclusie dat het café rendabel kan zijn. Daar begint de familieman met een liefde voor horeca een nieuw hoofdstuk in zijn leven. Maurice verandert het café van naam. ‘Het Sterreken’ wordt ‘Het Oud Arsenaal’. Dat is de start van ‘100 jaar Arsenaal’ onder leiding van Maurice, zijn zoon Hilaire en zijn kleinzoon Stephan. Honderd jaar Het Oud Arsenaal, in drie generaties…
DE GOUDEN JAREN 30
In de jaren dertig van de vorige eeuw is er geen tv en de meeste mensen hebben geen radio. De belangrijke voetbalmatch België-Holland op de Bosuil kan niet alleen in het stadion gevolgd worden. Dat kan ook op het plein voor de deur van Het Arsenaal. Er staat een reuzegroot bord met de contouren van een voetbalveld. Een commentator in het stadion geeft via een zender door waar de bal is op het veld. De ontvanger op het plein wijst met een lange stok naar het bord. Aan het uiteinde van de stok zit een balletje. Zo kunnen de mensen op het plein de match ook volgen.
Op het plein vindt de Vogelmarkt plaats. Jan en alleman komt er. Geliefd zijn de volkszangers, artiesten die bij populaire deuntjes een nieuwe tekst schrijven en die zingen op de markt, meestal begeleid door een accordeonist.
Die zangers hebben niet alleen nen hoed voor kleingeld, maar ook gedrukte bladen met de tekst van het lied. Die verkopen ze voor ne frang aan mensen die het lieke plezant vinden en het ook willen zingen.
De jaren 30 tot 1940 zijn gouden jaren voor het café. Dat verandert in mei 40 wanneer onze oosterburen nog eens het land binnenvallen. De miserie van de Eerste Wereldoorlog is Maurice niet vergeten. Hij vlucht met zijn gezin.
WAARD MAURICE EN BAZIN ALICE
Alice, de vrouw van Maurice, laat zich niet doen, door niets of niemand. De klanten moeten zich netjes gedragen, ze worden gedrild. “Gene zever”, is haar motto. Ja, zelfs Maurice moet braaf zijn. En ook oplossingen zoeken, bijvoorbeeld voor al die marktkramers die op de vroegmarkt hun marchandise hebben verkocht en komen uitrusten in het café met een mengeling van koffie en … jenever.
Wat is het probleem? Die mannen vallen naast de kolenstoof in slaap, verteren niets meer en nemen bovendien de plaats in van andere klanten die hun pintje willen komen drinken. En daar moet Maurice met zijn technische geest dus een oplossing voor bedenken, vindt Alice. Die oplossing komt er in de vorm van … een stroomstootje.
Als je de zitbanken in het café bekijkt, zie je rond de zitting spijkers. Extra lange spijkers voor de zitplaatsen in de buurt van de kolenstoof is een deel van Maurice zijn plan. Waarom extra lang? Omdat Maurice al die spijkers aan de onderkant van de zeteltjes met elkaar wil verbinden met een koperen draadje. Langs de muur wordt die draad naar een kast links aan de toog geleid. Daar heeft Maurice een bijzonder kastje geïnstalleerd. Een duwtje op de knop is genoeg voor een stroomstootje, net voldoende om de slapende klanten even op te laten schrikken, zodat ze opnieuw een koffie-jeneverke kunnen bestellen, of plaats kunnen maken voor andere klanten.
DE MEEST LEGENDARISCHE WEDDENSCHAP OOIT…
… is er een tussen twee marktkramers. Een van hen zegt dat hij in Het Arsenaal een pint gaat drinken én dat hij zijn paard mee binnen zal nemen, want het beest heeft ook dorst. “Ja, dat zal wel”, zegt zijn collega, “dat zal Alice wel goed vinden, die er zelfs op let dat de klanten haar vloerke niet beschadigen.” Wedden voor duizend frank? “Ja, hoor”.
Waarop de man met zijn paard richting café trekt, en vraagt of hij Maurice kan spreken. Hij legt de weddenschap uit, zegt dat het om een zeer rustig
paard gaat en stelt voor de buit te delen. Elk vijfhonderd frank. Goed idee, vindt Maurice. Waarop de man zijn paard het café binnen leidt. Het paard blijft rustig, tot het het café moet worden uitgeleid. Dan gebeurt het. Het beest wordt zenuwachtig en stampt met een hoef op de stenen vloer. Twee tegels beschadigd. Een ervan kan Maurice vervangen. De andere heeft minder averij opgelopen en Maurice besluit de licht beschadigde tegel niet te vervangen. Nu kun je nog altijd zien waar het paard precies de steen heeft geraakt.
Nu nog kun je zien waar het paard precies de steen heeft geraakt.
DE VLUCHT NAAR FRANKRIJK
1940: Duitsland valt Polen binnen, daarna ook Noorwegen. Maurice ziet dat de geallieerden het niet kunnen halen. Hij besluit om, indien Duitsland ook België binnenvalt, te vluchten naar Frankrijk. Maurice heeft ervoor gezorgd dat een klant, een VNV’er, het café overneemt tot de oorlog voorbij is. VNV staat voor Vlaamsch Nationaal Verbond, een partij die sympathiseert met nazi-Duitsland. Maurice wedt op twee paarden. Winnen de geallieerden, dan komt hij terug. Winnen de Duitsers, dan is het café veilig en gevrijwaard van vernieling. Maurice weet nog dat veel huizen in de Eerste Wereldoorlog door de Duitsers zijn vernield of beschadigd.
10 mei 1940: Duitse troepen trekken België binnen. Ze zijn nog niet in Antwerpen, dat is pas 10 dagen later, maar Maurice begint onmiddellijk in te pakken. Hij heeft zijn wagen al omgebouwd om op houtskool te rijden. Eerst, zoals in 1914, naar de kust, achter den IJzer. Dan naar Duinkerken om te logeren bij vrienden. De Duitsers zijn snel, te snel. Dus gaan Maurice en zijn gezin dieper en verder Frankrijk binnen tot ze uiteindelijk in Vrij Frankrijk aankomen, in Pont de Menat, in de Auvergne.
Daar hoort de lokale veldwachter hen Nederlands spreken. Hij kent het verschil niet met Duits. Maurice heeft ook nog eens een Philipsradio bij en daarom roept de veldwachter versterking op van de gendarmerie. Hij denkt dat het Antwerpse gezin Duitse spionnen zijn. “Ce sont des boches.” (“Het zijn moffen.”)
Wanneer die affaire van de baan is, blijft het gezin in Frankrijk tot oktober 1942. Dan beslist Maurice terug naar huis te gaan, want de centen zijn bijna op en de Duitsers gaan de oorlog toch winnen, denkt hij. Thuis aangekomen moet Maurice
onmiddellijk zijn wagen aan de Duitsers afgeven. Ook heeft hij last om zijn café terug te krijgen want de VNV’er wil er niet uit. Het café ziet er niet uit. Alle reclameborden zijn weg. Het pand is niet onderhouden en vuil. Het plafond met zijn schilderingen is in gebroken wit overschilderd. Pas na zes maanden heeft Maurice eindelijk zijn café terug.
Voor de terugkeer naar Antwerpen kan Maurice in Frankrijk nog heel wat kilo’s koffie kopen.
Wanneer hij na sluitingstijd met die koffie bezig is, staat de Duitse militaire politie aan de deur van het café. “Sie mussen verdunkeln!”
De Duitsers hebben op zolder licht gezien. Hilaire is op zolder met kaarsen aan het spelen. De Duitsers komen binnen om te zien wat er gaande is. Ze zien de koffie en Maurice kan niet verklaren waar deze vandaan komt.
Koffie kwijt en een boete van 5000 frank! Dat zal Hilaire zijn beste dag niet geweest zijn.
Hilaire op de vlucht. Maurice heeft zijn auto omgebouwd om op houtskool te rijden. 1940
DE GROTE INBRAAK
In 1948 wordt er ingebroken in het café. De kassa in de toog is op slot en de dieven krijgen ze niet open. Dan verschuiven ze maar het marmeren blad tot ze in de kassa kunnen. Na de inbraak kan Maurice het marmer niet helemaal terugschuiven en dat zie je nog altijd. Het marmeren blad ligt niet meer perfect op de toog.
DE BARST IN HET PLAFOND
In het plafond van het Oud Arsenaal zit een barst. Die barst is het gevolg van een investering: een uitbreiding van de gelagzaal. Het geeft een idee van de kleine ruimteongeveer de helft van het huidige café - waar Maurice zijn eerste pintjes tapt. In 1929 verkoopt de eigenaar het pand en verbouwt Maurice het café op een manier die dan heel modern is: een mix van art deco en art nouveau. Het symbool van de bloeiende jaren 20… Na de beurscrash en de daaropvolgende economische ellende raakt de stijl uit de mode.
De zaken lopen goed. Achteraan in de gelagzaal staat een ‘pianola’. De vroege klanten komen van de markt, de avondklanten vaak van de schouwburg om de hoek, de Bourla. In augustus van het jaar 1927 wordt Hilaire geboren, de tweede spruit van het echtpaar Erauw–Vervloed. Maurice kan dan nog niet weten dat Hilaire zijn opvolger achter de toog zal worden…
Je kan de barst
in het plafond nog altijd zien...
TWEE KEER HETZELFDE LIEDJE
Ongeveer een week voor de bevrijding stapt een Duitse sergeant het café binnen en vraagt een pint. Hij ziet de pianola staan en vraagt of hij eens mag spelen. Maurice kan en wil niet weigeren, want de spanning in de straten is te snijden. Hij speelt een liedje en drinkt zijn pint uit en gaat door.
Ongeveer een week na de bevrijding stapt een Canadese sergeant het café binnen om legermateriaal te verkopen, onder meer koffie, confituur en chocolade. Tijdens de onderhandeling over de prijs, geeft Maurice hem een pint. Dan ziet die Canadees de pianola en vraagt of hij eens mag spelen. Speelt hij toch wel hetzelfde liedje als de Duitser twee weken geleden!
GEEN KOKOSMAT? GEEN LEVERING
Aanvankelijk zijn de houten biervaten niet geijkt. In sommige zit 96 liter, in andere 105. De exacte inhoud staat op de vaten geschreven. Dat houdt Alice allemaal nauwgezet in de gaten. De levering moet correct zijn. Alice eist van de brouwersgasten dat ze eerst een kokosmat op de stenen vloer van het café leggen, waarop de vaten kunnen worden gerold. Anders beschadigen de ijzeren riemen van de vaten de nieuwe tegelvloer. Alice let er streng op dat er niets wordt beschadigd. En Alice is principieel: “Geen mat, geen levering”.
OVER PINTEN GESPROKEN
Omdat het Derde Rijk in de oorlogsjaren steeds meer goederen in bezette gebieden opeist, wordt de kwaliteit van de bieren in het café slechter, want er is te weinig gerst. Een bier dat in Het Arsenaal als gewone pils wordt verkocht, heet ‘Zeeberg’. Hoe langer de oorlog duurt, hoe meer de naam door de klanten wordt veranderd in ‘Zeepberg’.
VLUCHTEN VIA DE RUIEN
De op twee na bloedigste V-bominslag in Antwerpen is de raket die in de vroege avond van 28 oktober 1944 valt op de volkse wijk rond Het Oud Arsenaal. De schade in de smalle Bonte Mantelstraat is enorm. Hele gezinnen sterven onmiddellijk. Er zijn 71 doden en 81 gewonden. De verwoesting is zo groot dat niet aan heropbouw wordt gedacht. De Bonte Mantelstraat en de Kanonstraat worden geschrapt bij de aanleg van het Theaterplein.
In de periode van de V-bommen heeft Maurice een schop, voorhamer, bijl, zaag, pikhouweel en beitels in de cafékelder liggen. Weinig mensen weten dat het café voor drie vierde gebouwd is op de ruien. De cafékelder ligt gelijk met de ruien. Mocht het café gebombardeerd worden, kan de familie via een gat in de keldermuur in de ruien vluchten.
Churchill komt naar Antwerpen om de Britse soldaten te bedanken voor de snelle inname van de stad, en om de havenarbeiders te feliciteren voor hun bewezen diensten bij de bevrijding van Antwerpen. Speciaal voor hem komen ook de Royal Guards, die een show opvoeren op het Arsenaalplein.
Na de oorlog komt de Belgische bierproductie stilaan terug op gang. In Het Arsenaal kiest Maurice voor ‘Perle Caulier 28’ als pils. Engelse bieren zijn ook populair omdat ze met de bevrijder meekomen. De Britse stijl - pale ale - wordt onmiddellijk door onze brouwers overgenomen en zo ontstaat de biersoort ‘Speciale Belge’. Stilaan komt er, door onze grote haven, meer koopwaar op de markt en redelijk snel wordt het kopen met bonnetjes afgeschaft.
Hilaire reist in 1947 naar Londen om er met het Antwerpse rollerskatingteam een wedstrijd te rijden. Hij is verwonderd dat er in Engeland nog op de bon wordt gekocht. In België is dat dan al voorbij. en 81 gewonden.
TWEEDE GENERATIE
HILAIRE EN MARIA
1952 - 1992
Hilaire met Guilliaume, uitbater van café Scaldis.
VAN RETIE NAAR ANTWERPEN
Maurice en Alice runnen het café tot Hilaire klaar is om het over te nemen. Dat is rond 1952, Hilaire is dan 25 jaar. Alleen kan je het café niet laten draaien, dus helpen de ouders hun zoon nog mee. Tot Hilaire een meisje uit Retie leert kennen.
Maria Cools is geboren in 1932. Ze is pas 14 jaar wanneer ze bij kleermaker Krols, in de Leopoldstraat 8, gaat werken als kinderoppas. Wekelijks komt ze van Retie met de stoomtram via Turnhout en Oostmalle naar Antwerpen.
Bij de familie Krols doet ze huishoudelijke taken en is ze au pair voor de dochter. In het weekend gaat ze terug naar Retie. Dan moet ze, op weg naar de Victoriaplaats, voorbij het café gaan om haar tram te nemen. Na een tijdje weet Hilaire precies wanneer ze voorbij komt. Hij staat haar dan aan de deur op te wachten. Tot hij haar eens vraagt “om mee te mogen wandelen naar de tram”. Van het een komt het ander en in 1954 trouwen ze. Stilaan gaat Maria aan de slag in het café.
Na acht jaar geeft ze haar werk bij Krols op en komt ze voltijds in de zaak meedraaien. In 1955 wordt Erwin geboren, de eerste zoon van Maria en Hilaire.
Het leven is niet gemakkelijk voor het pas getrouwde koppel. Met zijn vijven - want ook Maurice en Alice zijn er nog - boven het café wonen leidt al eens tot ongemakken. Al heel jong moet Erwin naar het pensionaat. Maurice ondervindt nog veel ongemak van een verwonding die hij heeft opgelopen in WO I en krijgt er nog een beroerte bovenop. Alice krijgt borstkanker en weigert elke medische behandeling. Hilaire en Maria vangen alles zo goed mogelijk op.
Maria als kinderoppas.
Na een tijdje weet Hilaire precies wanneer Maria voorbij komt.
HET OUD ARSENAAL
ZAL
WORDEN AFGEBROKEN
“Deze buurt krijgt een andere invulling met een aantal onteigeningen tot gevolg.” Begin jaren 60 staat dat zo - in heuse stadhuiswoordenin de brief van het stadsbestuur die Hilaire in de bus vindt.
Het café zal dus worden afgebroken, want het stadsbestuur wil een soort van brede corridor maken vanaf de Meir tot aan de Frankrijklei. De huizen op de Wapper worden tussen 1966 en 1969 gesloopt. Daardoor wordt de Wapper een open ruimte. Die open ruimte moet worden doorgetrokken tot aan en over de Frankrijklei, zo helemaal naar de Ring. Er zal een brede invalsroute komen van de Ring tot aan de Meir.
Voor die invalsweg moet ook de Maria Pijpelincxstraat wijken. Ook de Bontemantelstraat, waarvan het grootste deel al stadseigendom is na het bombardement in de Tweede Wereldoorlog, wordt gesloopt. De onteigeningsplannen zijn niet allemaal uitgevoerd: de invalsweg komt er uiteindelijk toch niet. De Maria Pijpelincxstraat en het café mogen blijven.
Drie uur ’s nachts: Hilaire staat op om het café te kuisen.
PISTOLETS EN VEEL PINTEN
Drie uur 's nachts: Hilaire staat op om het café te kuisen. Vier uur: hij gaat naar de Oude Vaartplaats waar hij bij de bakker pistolets voor de klanten koopt. Vijf uur: de eerste boeren en fruittelers komen aan op het Arsenaalplein voor de dagelijkse Vroegmarkt. Zij die met paard en kar komen en van Linkeroever vertrekken, moeten wel rekening houden met de getijden van de Schelde. Bij laag tij kunnen de paarden met de volgeladen kar de brug van het ponton aan Het Steen niet omhoog, want dan is de helling te steil.
Het café gaat elke dag om 5 uur open en de koffie staat klaar op de Fobrux-kolenkachel. Pistolets belegd met kaas of hesp worden gegeten en het bier vloeit rijkelijk. De Vroegmarkt begint dagelijks rond zes uur en wordt om acht uur ‘afgebeld’.
De handelaars, meestal lokale boeren, stallen uit wat ze seizoensgebonden aan te bieden hebben. De kopers komen kijken en zoeken dan de handelaars in de cafés om op de koopwaar te bieden. De verkoop in 't café vindt vooral plaats in de winter. In de zomer staan de handelaars buiten.
Zaterdag en zondag moet alles snel worden opgeruimd na acht uur, want om negen uur begint dan de Vogelenmarkt. Die vindt nu nog elk weekend plaats.
Na de Vroegmarkt verandert het plein op weekdagen in een grote parking. In 1968 verhuist de Vroegmarkt naar de Waalse- en Vlaamsekaai tot het nieuwe complex op het Kielsbroek in gebruik wordt genomen.
BEKENDE OVERBUUR
Over het café staat de Stadsschouwburg. Een goede buur, want de mensen die er werken - technici, acteurs en directie - vinden bijna allemaal hun weg naar Het Arsenaal. De cultuurtempel, die de wijk domineert, heeft een bewogen geschiedenis.
De Antwerpse gemeenteraad beslist in december 1958 een nieuwe schouwburg te bouwen op het Kipdorp. De oude Stadsschouwburg waar sinds 1945 het Jeugdtheater onderdak heeft, wordt afgebroken. Maar de site op het Kipdorp blijkt te klein. Het nieuwe gebouw moet de KNS (Koninklijke Nederlandse Schouwburg), het RVT (Reizend Volkstheater), de Studio Herman Teirlinck, waar toneelspelers worden opgeleid, en het KJT (Koninklijk Jeugdtheater) huisvesten. Daarop weet gewezen KNS-directeur Bert Van
Kerkhoven, destijds gemeenteraadslid, van het stadsbestuur gedaan te krijgen dat de Vroegmarkt en de Vogelenmarkt - over het Arsenaal - moeten wijken. Zo komt er een terrein vrij van 150m x 150m om de prestigieuze cultuurtempel in te planten.
Na goedkeuring van het definitieve ontwerp door de gemeenteraad in 1965, starten de ruwbouwwerken in de zomer van 1968.
De bouwput voor het café is een avontuurlijke speeltuin voor kleine Steph en de kinderen uit de buurt.
Er komt een enorme bouwput voor het café.
De kleine Steph is blij. Na de werkuren wordt het een enorme, avontuurlijke speeltuin voor de kinderen uit de buurt.
De ruwbouw is klaar in 1973. Door politieke, economische en administratieve omstandigheden duurt het nog tot juni 1977 voor de afwerking kan starten.
De schouwburg opent op 4 oktober 1980, net op tijd om aan te sluiten bij de viering van 150 jaar België. De KNS pakt uit met ‘Tijl’ van Gorin en het KJT met ‘Leven en Streven van Polleke
Den Belg:150 jaar Belgische spoorwegen’ van Pierre Van Rompaey.
Het plein voor de schouwburg is dan nog een parking, maar die moet in september 1986 wijken voor het kunstwerk ‘Vrijheid op het
De gevel van de schouwburg, het uitgevoerd ontwerp van 1961.
Theaterplein, een ruimtelijk gedachte sculptuur’ van Jan Dries (1925-2014), een kunstenaar die in Mol is geboren. Dit werk - in feite een grote put van 30 op 30 meter met trappen - op die plaats is geen goed idee. Om de haverklap rijdt een marktkramer zich er met zijn kraam in vast. Nu en dan moet er zelfs een bus met toeristen uit de put getakeld worden. Er moet worden ingegrepen.
De architecten Bernardo Secchi en Paola Viganò
worden aangeduid het plein te herzien. In 2007 verdwijnt het kunstwerk en wordt de grote luifel opgeleverd.
Nu zijn er plannen om de Stadsschouwburg af te breken. “Het is een lelijk gebouw in het hart van de stad”, zegt burgemeester Bart De Wever. Maar niet alle plannen van het stadsbestuur worden uitgevoerd. En trouwens: des goûts et des couleurs…
FEEËRIEK GLASRAAM
Vanuit het café kijk je op de westelijke gevel van de Stadsschouwburg. Wie goed kijkt ziet bovenaan rechts een reuzegroot glasraam. En dat is heel bijzonder. De Antwerpse glaskunstenaar Herman Wauters, geboren in 1929, maakte het kunstwerk tussen 1970 en 1974. Het is in feite geen glasraam, het is glas in beton. Het non-figuratieve meesterwerk is maar liefst 8 meter hoog en 32 meter lang. Met zijn 256 vierkante meter is dat het grootste werk dat Wauters in zijn lange carrière heeft gemaakt. De kunstenaar beschouwt dit werk als zijn magnum opus.
Jarenlang is het kunstwerk een echte blikvanger, vooral ’s avonds wanneer het langs de binnenkant heel mooi wordt uitgelicht. De jongste jaren blijft het glas helaas donker, want er werden wanden voorgezet.
CHAREL'S SEKSLEVEN
Het is vroeg, nog heel vroeg op de dag. Maar Charel en Jef staan al te wachten voor de deur. Ze zijn steevast de eerste klanten op zondagmorgen. Hilaire opent vroeg, want het is marktdag en dan passeert er veel volk en komen er veel klanten.
Jef en Charel nemen hun vaste plaatsen in. Van hier kunnen ze alles zien en horen in het café.
Hun dag kan beginnen.
Er komt een jong koppeltje binnen. Ze zijn de hele nacht op stap geweest en komen nog een laatste drinken voor ze gaan slapen. Het meisje bestelt een cola zero. Charles wijst naar het flesje cola en zegt tegen het meisje: "Cola, dat is zoals mijn seksleven. Het begint met een gewone, daarna wordt het een light. En nu is het een zero geworden."
PLAATS VOOR TWEEDE KIND
Hilaire en Maria beginnen stilaan met z’n tweeën het café uit te baten. Dat geeft Maurice en Alice eindelijk de tijd om na zoveel jaren eens vakantie te nemen. De eerste reis gaat naar de Auvergne, waar ze de oorlog doorgebracht hebben. De tweede reis naar Engeland en Schotland waar Maurice in WO I heeft verbleven.
De gezondheid van Maurice en Alice gaat jaar na jaar achteruit. In 1962 gaan ze beiden naar een zorgcentrum waar ze twee jaar verblijven.
Ze overlijden kort na elkaar. Alice sterft begin 1964 en Maurice in maart 1964. Na het overlijden van Maurice en Alice is er in huis plaats voor een tweede kind. Steph wordt in januari 1965 geboren.
Nu hebben Maria en Hilaire meer tijd om zich te concentreren op de zaak en het familieleven.
STUDEREN VOOR LOODGIETER
Wanneer er begin jaren zestig bij Hilaire een brief in de bus valt met de boodschap dat alle panden in de Maria Pijpelincxstraat zullen worden onteigend, zit hij enige tijd in zak en as. “Wat moet ik doen?”, denkt Hilaire. “Ik kan niks anders dan een café uitbaten.”
Maar hij laat het hoofd niet hangen. Hij besluit om loodgieter te worden en gaat naar de avondschool voor een opleiding loodgieterij.
Maar wanneer hij zijn diploma net heeft behaald, komt er een onverwachte wending. Op de Oudevaartplaats 12 is de winkel Antverpia Zaadhandel, waarvan de uitbaters stoppen. Ze zetten het pand te koop. Hilaire springt direct op de kar en koopt het huis om daar het café in over te brengen. Hij laat een aannemer komen die het andere pand zo moet inrichten dat het interieur van het café in de Maria Pijpelincxstraat perfect past in het gelijkvloers van de Oudevaartplaats 12.
Maar die verhuizing komt er uiteindelijk niet, het café blijft waar het is. Het stadsbestuur zet de plannen voor de onteigening van de Maria Pijpelincxstraat uiteindelijk niet door. Het Oud Arsenaal mag blijven. De visie van het stadsbestuur op dit stuk van de binnenstad is veranderd. Het café is gered.
Antverpia Zaadhandel, na de herinrichting tot café.
TONSPEL WORDT VESTIAIRE
Maurice verbouwt het café in 1929, maar verder zorgt de familie ervoor dat aan het interieur niets of toch niet al te veel verandert. Soms zijn er wel zaken die nodig moeten worden aangepakt. Dingen verslijten en technieken dienen aan de nieuwe tijd te worden aangepast. Zo moet, vanaf de jaren 50, de ijsventer niet meer komen, want Maurice laat frigo’s met een koelgroep installeren. Door klanten die hun broek in Het Arsenaal komen verslijten, moeten de zitvlakken op de banken weleens vervangen worden. Wanneer Steph in 2016 bij de laatste verandering een origineel zitvlak vervangt, staat op de onderkant ervan nog duidelijk te lezen dat het in Lithouwenia (Litouwen) is gemaakt, in de tijd dat dat land tussen de twee Wereldoorlogen even onafhankelijk is.
In 1962 is het marmer op de tafels danig versleten of zelfs kapot door al het dansen op de tafels. Hilaire beslist om het marmer te vervangen door rode formica tafelbladen. Hij laat twee nieuwe stoelen maken door de zoon van de oorspronkelijke maker. Het enige verschil zijn de koperen nagels in plaats van nagels in nikkel. De rekening bedraagt maar liefst 17.100 Belgische frank, een waanzinnig bedrag in die tijd. Maar ja, kwaliteit heeft zijn prijs: de originele stoelen staan er nu al bijna 100 jaar. Ook de luster en de zijlichten worden door Hilaire van het plafond en de wand gehaald en vervangen door TL-buislampen. Mooi? Nee, mottig. Het glasraam boven de deur gaat eruit om plaats te maken voor een ventilator. Waar de pianola staat, komt een flipperkast. Dit alles omdat het café in de jaren zestig en zeventig met het verdwijnen van de vroegmarkt een reorganisatie nodig heeft, vindt Hilaire.
In 1968 verdwijnt door de strengere wetgeving de eenarmige dief of jackpot die naast de flipperkast staat. Zelfs de flipperkast raakt op de duur oubollig en verdwijnt in 1981 om plaats te maken voor een tonspel. Voor wie het tonspel niet kent: zo gaat het eraan toe. De ton is een hoge, vierkante tafel. In het tafelblad, dat lichtjes schuin naar voren helt, zijn gleufjes gemaakt. De speler stapt een paar passen naar achter en probeert kleine, metalen schijfjes - ze lijken op een dik twee-eurostukin die gleufjes te mikken.
Iets nieuws in de zaak slaat aan en er wordt heftig en veel op de ton gespeeld. Uiteraard gebeurt dat voor een pint! Maar ook dat spel raakt uit de mode en nu is de ton de vestiaire van de vaste klanten.
Verder zorgt de familie ervoor dat aan het interieur niets of toch niet al te veel verandert.
LOTTO IN HET CAFÉ
Bij Hilaire en Maria spelen de klanten op de lotto. Niet voor de grote pot, maar, zoals in veel cafés in die tijd, voor het reservegetal. Veertig klanten die ieder een nummer kiezen, zetten 20 frank in op een van de 40 nummers. Wie het reservegetal juist heeft, wint 800 frank. Is het nummer niet gekozen door iemand, dan blijft de pot staan tot de volgende trekking.
IN ONS SAS
We schrijven begin jaren 70. In het café wordt alweer een clubje in het leven geroepen. Dit keer door de acteurs van het KJT, het Koninklijk Jeugdtheater. Na de repetities wordt keer op keer verzameld in Het Arsenaal.
Ruud De Ridder, die de meeste mensen kennen als de bezieler van Het Echt Antwaarps Theater, staat dan aan het begin van zijn carrière. Hij blikt graag even terug.
“In 1970 kreeg ik een vast contract als acteur bij het KJT. In 1971 deed ik mijn legerdienst. Daarna, in 1972, kwam ik terug naar het KJT. Ik maakte er kennis met collega-acteur Dirk De Batist. Het klikte tussen ons. Acteren en samen pinten pakken was ons leven.
We speelden toen in De Bourla. De mannen van de KNS hadden ‘De Duifkens’ als stamkroeg.
Dirk vond dat wij ook een eigen stamkroeg verdienden: Het Arsenaal.
We zouden er een club oprichten: ‘In ons Sas’.
Een goeie naam, want in het café voelden we ons goed, op ons gemak. In ons sas, dus. Hoewel, soms was er tussen de collega’s wel eens even ambras. Maar dan riep Dirk meteen: ‘Genen ambras!’ Wij antwoordden dan in koor: ‘In ons sas!’”
“We repeteerden dikwijls op dinsdagavond, van 18 tot 23 uur. Hilaire sloot normaal om 20 uur. Maar voor ons deed hij om 23 uur de deur weer open. Zo werd Het Arsenaal onze tweede thuis. Om Hilaire te bedanken, hebben we hem het ‘Diploma van erkende biertapper’ uitgereikt op 11 december 1973.”
“Het werd soms heel, heel laat die dinsdagavonden, maar we speelden altijd een schitterende première op woensdag.”
Niet alleen voor de acteurs, maar ook voor de techniekers van het KJT wordt Het Arsenaal een thuishaven. Door die mannen wordt het café den bureau genoemd. Zo leert ook Pascal Braeckman, de klankman van Tom Waes, het café kennen.
DE TIEN VRIENDEN
Elke zondag, tijdens de markt, nemen 10 mannen plaats aan de toog. Ze trakteren elkaar en vertellen verhalen en weetjes over hun leven en werk. Zelfs na hun pensionering blijven ze komen en als iemand afvalt, is er altijd wel vervanging. Van de 10 is er nu nog 1 over. De Rik komt al meer dan 55 jaar elke zondag van Hove naar het café.
Wanneer Rik net bij de groep komt, rond 1968, zegt een ouder lid: “Als je erbij wilt horen, is het nu aan u om er een te geven.
” De man wenkt Hilaire om te bestellen.
“Wat is jouw naam?”, vraagt Hilaire.
“Rik.”
“We hebben al een Rik in de groep”, zegt Hilaire. “Wat doe je in het leven?”
“Ik werk bij Renault in Vilvoorde en thuis heb ik zelf een garage voor onderhoud.”
“Awel”, zegt Hilaire, “dan ben jij ‘Rik Otto’.”
Zo worden namen in het café gegeven en tot op vandaag heet de Rik in Het Arsenaal nog altijd Rik Otto.
FLIPPERFEESTEN
Alle klanten die dagelijks op de flipperkast spelen, worden in een groep ingedeeld. Jaarlijks wordt er een competitie georganiseerd. De flipperclub is populair, en op het tweede feest mogen de dames ook meekomen. De flipperfeesten groeien uit tot gezellige avonden.
FIETSEN EN BROUWERIJBEZOEK
Tegenwoordig hebben heel wat cafés een eigen wielerploeg. Het Arsenaal organiseert in de jaren 70 al fietstochten voor en met de klanten. Is er goed weer aangekondigd voor een feestdag, dan wordt er met de fiets een flinke tocht gemaakt in de provincie Antwerpen. De afstand ligt altijd ergens tussen 60 en 100 kilometer.
Geregeld organiseert Hilaire ook bezoeken aan brouwerijen, overal in Vlaanderen. Heel wat klanten zijn er keer op keer weer graag bij.
DRIE
VOOR LOUIS, EENTJE
VOOR DUC
Sommige klanten bezoeken hun stamcafé in het gezelschap van hun huisdier. Zo ook Louis. Louis stapt Het Arsenaal altijd binnen samen met zijn hondje Duc. Het is een cockerspaniël, maar wel eentje met een bijzondere eigenschap. Het beestje lust namelijk ook pintjes. Zo bedenkt zijn baas, die altijd Ginder Ale drinkt, een regeling. Per drie consumpties van Louis mag Duc er een meedrinken. De pint voor Duc wordt uitgeschonken in een bakje dat klaarstaat aan de toog. Louis houdt het gemiddeld op negen Ginder Ales. Duc mag er dus drie opslurpen. Daarna stapt het olijke duo, perfect synchroon, over de Graanmarkt, op weg naar huis.
OOK MUZIKANTEN
HEBBEN DORST
Jarenlang worden er op het einde van het schooljaar prijzen uitgereikt aan de beste scholieren van de vele stadsscholen. De plechtige uitreiking vindt plaats in de Stadsfeestzaal en wordt steevast opgeluisterd door het Filharmonisch Orkest van Antwerpen. De muzikanten hebben geen zin om er urenlang speeches te aanhoren van de schepen van Onderwijs en de directeurs van de scholen. Tijdens de talrijke pauzes komen ze naar het café om er snel, snel een klepke te drinken. Hoe zal de Filharmonie geklonken hebben bij de uitreiking van de allerlaatste prijzen?
WINTER IN ANTWERPEN
In die tijd werkt Steph nog als bediende bij zijn ouders. Het KJT heeft een Russisch gezelschap uitgenodigd: een jeugdtheater uit Leningrad (vandaag Sint-Petersburg). Het speelt een kerstvoorstelling in Antwerpen. Na de repetitie komt het ensemble naar het café. Het is midden december. Het is winter, buiten is het koud, zo rond het vriespunt.
De Sovjets zijn met 22. Ze willen sterk bier. Er worden 22 flesjes Gordon Scotch uitgeschonken. Steph is druk en geconcentreerd bezig met de grote bestelling. Wanneer hij klaar is en opkijkt, ziet hij nog net een Rus met de laatst geschonken pinten naar buiten wandelen. Het café is leeg.. Alleen de jassen van de Russen hangen aan de kapstok. Waar zijn ze naartoe?
Naar buiten! De Russische theatermakers staan allemaal voor het café te drinken, want min 1 of min 2 is toch een heerlijke temperatuur om even buiten te staan? “Bij ons is het meestal min 20 graden”, zeggen ze.
DEBUUT TUSSEN KOFFIEFILTERS
Huidig cafébaas Steph debuteert in 1977 in het café. Hij is twaalf en heeft net zijn plechtige communie gedaan. Tijd om een handje toe te steken, meent Hilaire. Stephan mag/moet wekelijks één keer helpen, op zondag tussen 10 en 13 uur wanneer de markt voor de deur staat opgesteld. Hij is verantwoordelijk voor de koffie-filters en de afwas.
Steph wordt betaald voor zijn werk. Het begint met 100 frank per zondag. Elk jaar verhoogt Hilaire het zondagsloon met 100 frank. Als dertienjarige verdient Steph 200 frank per zondag. Nihil sin labore is het principe van Hilaire: niets zonder te werken. Steph moet zijn centen zelf verdienen. Als zestienjarige heeft hij 12.000 frank gespaard. Hij wil samen met zijn vriend Tjerk en diens ouders op reis gaan naar Oostenrijk. De 12.000 frank blijkt net genoeg voor het treinticket en het logement.
“Manneke”, vraagt Hilaire, “weet je dan niet dat je tijdens je vakantie ook nog geld nodig hebt voor eten en drinken?” Nee, daar heeft Steph nog niet echt aan gedacht. “Dan kunt ge niet op vakantie gaan”, zegt Hilaire. Steph is helemaal van de kaart. Maar dan haalt Hilaire zijn portefeuille boven en geeft hij zijn zoon 10.000 frank extra. “Ik zie dat ge uw best hebt gedaan. Vertrek maar en zie dat ge u amuseert in Oostenrijk”, zegt Hilaire.
“Dat was typisch Hilaire”, zegt Steph nu.
Huidig cafébaas Steph debuteert in 1977 in het café. Hij is twaalf.
LUNCHPAUZE, MET BIER
In de jaren 70 zijn de drukste tijdstippen in het café de middag en rond half vijf op weekdagen. Tijdens hun lunchpauze komen de kantoormensen hun boterhammen opeten, met een paar glazen bier. Na het werk wordt er nog even met de collega’s een pintje gedronken. Soms duurt even toch wat langer en dan krijgt Hilaire telefoon van boze huismoeders.
Het is de tijd dat er nog vele banken en grote firma’s in het stadscentrum zijn gevestigd. Er is de Generale Bank, de Gas, de Ippa Bank, de Lloyds Bank, het Maison de Commerce Bunge en andere. Maar dan al vertrekken bedrijven en banken stilaan naar de rand van de stad. Het wordt stiller op de middag in het café. Toch zijn er collega’s, zoals die van Ippa en de Gas, die ook nu nog geregeld in het café bijeenkomen. Niet alleen dagelijkse klanten trekken weg.
Ook de buurt verandert. Naast het café is er jarenlang een Total-garage en een frietkot. Ook die verdwijnen uit het straatbeeld.
Prijslijst uit 1976.
Naast het café is er een garage en een frietkot.
KLANTEN UIT NEDERLAND
Het Arsenaal telt onder de vaste klanten heel wat Nederlanders. De meeste noorderburen
die Antwerpen bezoeken zijn dagjestoeristen. In de jaren 70 en 80 zijn er meer Nederlanders die op regelmatige basis naar de stad komen. Op zaterdagavond gaan ze uit: lekker eten en drinken. Op zondagmorgen bezoeken ze De Vogeltjesmarkt en zo belanden ze in Het Arsenaal.
BETALEN MET BIERKAARTJES
In de jaren 90 wordt tijdens de drukke zaterdagmarkt het ‘systeem Hilaire’ ingevoerd. Traktaties aan de toog volgen elkaar die dag heel snel op. Maar tragere drinkers worden nooit vergeten. Zoals elke dag, staan er aan de toog bij Hilaire
jonge, snelle drinkers en oudere mensen die wat trager drinken. Daarom legt Hilaire na elke traktatie een blanco bierkaartje (een bierviltje, voor de Nederlandse klanten) bij het nog niet geledigde glas van de tragere drinkers. Piet de dokwerker heeft dat snel door en zo legt hij soms zelf een blanco kaartje bij zijn glas. Wanneer Hilaire niet goed heeft opgelet, heeft Piet zo een extra pint in de wacht gesleept.
Al snel heeft Hilaire het trucje van Piet door.
Nu nog zie je Steph bij een hoog drinktempo aan de toog bierkaartjes leggen bij glazen die nog niet leeg zijn.
Hij vertelt het aan Steph. Die zegt zijn vader dat het beter is om een stempel van het café op de bierkaartjes te zetten. Nu nog zie je Steph bij een hoog drinktempo aan de toog bierkaartjes leggen bij glazen die nog niet leeg zijn. Wanneer je glas dan even later toch leeg is, leg je het kaartje op dat glas. Dat is het teken voor Steph dat je weer klaar bent voor de volgende pint.
Klanten mogen de kaartjes ook mee naar huis nemen. Bij een volgend cafébezoek gelden de officiële kaartjes als een legaal betaalmiddel in Het Arsenaal.
Het is al een paar keer gebeurd dat enkele klanten afspreken om op hetzelfde moment al hun opgespaarde bierkaartjes mee te brengen naar het café. Die worden dan in een schoendoos gelegd en die dag worden de officiële kaartjes alsnog ingeruild voor drank.
Met de nadruk op officiële kaartjes, want het ‘systeem-Hilaire’ is doorheen de jaren verfijnd. De caféstempel van Hilaire is goed, maar waarvoor is dat kaartje geldig: voor een pint of voor een trappist? Daarom komen er kleurcodes op de kaartjes. Geel is een pint, oranje een De Koninck… Maar wat dan na een prijsverhoging?
Na de coronaperiode doet Steph het zo: “Ik gebruik nog altijd bierkaartjes met de stempel van ons café. Daarnaast staat het bedrag van de pint die iemand tegoed heeft. Ik kan het elke cafébaas aanraden. Het werkt bijna perfect.”
Naast de bierviltjes, heb je ook nog de tramkaart van Het Oud Arsenaal. “Dat is een 15 rittenkaart voor 15 dezelfde pinten”, legt Steph uit. “Je betaalt 14 consumpties en de 15de is gratis. Die kaart heb ik niet zelf bedacht. Ik heb het voor de eerste keer gezien in studentencafé Het Kroegske op de Ossenmarkt.”
HILAIRE DOET BOODSCHAPPEN
Zo gaat het elke dag in de jaren 70 en 80. Nadat Hilaire in de vroege ochtend het café gekuist heeft, neemt Maria het over tot de middag. ’s Middags houden ze de zaak samen open. In de namiddag neemt Maria het terug over, tot de school uit is en ze begint aan haar huishoudelijke taken.
Het wordt gevaarlijk op de dagen dat Hilaire boodschappen moet doen. Dan vertrekt hij met zijn fiets en komt hij altijd wel iemand tegen om samen één pint te gaan drinken. Maar het stopt niet met die ene pint. Op zo een boodschappendag wordt een dronken Hilaire door een politiepatrouille naar het politiekantoor in de Blindestraat gebracht. Wanneer hij er zit te wachten voor een verhoor, komt de commissaris binnen. “Hilaire! Wat zit gij hier te doen?” “Ik weet het niet”, zegt Hilaire. “Ze hebben mij hier binnengebracht.” “Kom mee”, zegt de commissaris. “Het is lang geleden dat ik je nog gezien heb, we gaan samen een pint drinken.” Even later zitten ze terug in het café waar Hilaire die namiddag al eerder is geweest.
Maar Maria is slim. Wanneer Hilaire zegt dat hij alweer boodschappen moet gaan doen,
zegt Maria: “Prima, maar doe dat dan op woensdagnamiddag, dan kan je ons Stephke meenemen.” Zo leert Steph al van jongs af de Antwerpse kroegen kennen. En daar wordt hij een kenner van gele limonade. Steph ziet alles. “Op een dag zitten wij bij Bolleke in een café op de Waalsekaai. Ik herinner me dat daar een fantastische spreuk ophing: Toen Mozes op de rotsen klopte, geschiedde het wonder dat er water klotste. Klop je hier, dan komt er bier!”
Hilaire kent ook alle verdoken cafés. Die zijn al jaren dicht, maar het interieur staat er nog. Zo is er Café De Ton, op de hoek van de Schermers- en de Louizastraat. Wanneer je er op de deur klopt en Tonneke, dan al ruim 80, is thuis, gaat de deur open voor een pintje van ’t fleske en natuurlijk een gele limonade voor de kleine. Hilaire heeft ook de gewoonte om een souvenir te vragen in elk café dat gaat sluiten. Liefst van al is dat een reclamebordje of asbak. Op de achterkant schrijft hij van waar het komt en zo wordt Het Arsenaal het reclamebord-kerkhof van de verdwenen Antwerpse cafés.
cafés. Die zijn al jaren dicht, maar het interieur staat er nog.
LISETTE DRINKT
We zullen haar om privacyredenen Lisette noemen. Lisette is de secretaresse van een politiecommissaris van den Oudaan. Ze drinkt haar talrijke vin blancs in Het Arsenaal. Een van haar beste vrienden, Bruno, is een homo. Op een dag brengt Bruno zijn nieuwe vriend mee en Lisette gaat bij het nieuwe koppel zitten. Tot Bruno en zijn vriend ruzie krijgen en Bruno het afbolt. “Amai, het is al zo laat, waar moet ik nu slapen?”, vraagt de vriend. “Bij mij mag je op de sofa”, antwoordt Lisette. De volgende ochtend staat
OSKAR WEIGERT HET CAFÉ VOORBIJ
TE LOPEN
Baasjes die met hun honden geregeld naar Het Arsenaal komen, hebben wel eens een probleem. De honden zijn het zo gewend dat ze een bakje water of een koekje krijgen als ze binnen komen, Maar wanneer het café gesloten is en de baasjes met hun viervoeter gewoon willen voorbijwandelen, begint de ellende. Talrijke honden van goede klanten weigeren om voorbij het café te gaan. Ze willen hun traktatie! De échte keikoppen houden de poten letterlijk stijf. Zo is er Oskar, de hond van Jacques en Paula. Oskar stopt voor het café en weigert verder te gaan. Keer op keer moet hij dan opgepakt worden tot op de hoek van de straat.
Amai, het is al zo laat, waar moet ik nu slapen?
Lisette slaapdronken op en drinkt ze een glas water dat op tafel staat. Op dat moment herinnert ze zich dat er een gast op de sofa ligt te slapen. Wanneer de man wakker wordt, vraagt hij waar zijn glas water is. “Dat heb ik net opgedronken”, zegt Lisette. “Verdorie, mijn lenzen zaten er in”, klinkt het wanhopig.
WIM, ROSI EN LADY
In 1981 verhuizen de laatste KJT-techniekers van de Bourla naar de Stadsschouwburg. Leider van de bende is Wim Kessels. Wim werkt als technieker samen met zijn vrouw Rosi in de schouwburg. Hij komt net als veel andere personeelsleden van de schouwburg graag zijn pintje drinken in Het Arsenaal. Wim houdt ervan andere klanten in de maling te nemen. Als ze hem vragen naar zijn job, antwoordt hij: “Ik verdeel de rollen in de Stadsschouwburg.” Sommige klanten zijn vol bewondering. Waarop Wim steevast repliceert: “Dat is niet moeilijk, hoor. Op elk toilet één rol in de houder en twee als reserve.”
Wim en Rosi hebben een klein hondje, Lady. Wim heeft Lady altijd bij wanneer hij Rosi afhaalt van haar werk. Soms staat hij aan de toog te praten met een onbekende klant. “Wilde
gij mijn hondje eens vasthouden? Ik moet gaan wateren”, vraagt hij dan plots. Wanneer de man dat doet, gaat Wim van het toilet rechtstreeks naar buiten. “Hey, uw hondje”, roept de man. “Ge meug het hemme, ik moet het ni meer”, antwoordt Wim dan.
Op het einde van zijn carrière zit Wim als portier in de lege, gesloten Bourlaschouwburg. Wanneer er beslist wordt deze toch te renoveren, komt er iemand van de telefoonmaatschappij langs om alle lijnen terug aan te sluiten. “Ja, dan moet je in de kelder zijn”, zegt Wim. “Maar ik ga in ieder geval niet mee, want de kelder is vergeven van de ratten. Maar als je wil, mag je de stok gebruiken.”
Wim toont de stok die wordt gebruikt bij de aanvang van elke voorstelling: er wordt hard mee op de de planken van de scène geklopt. “Met de stok moet je tegen de muren kloppen om de ratten weg te jagen.” Even later hoort Wim hoe een bange telefoontechnieker heel hard met de stok op de keldermuren aan het kloppen is.
PIET EN DOLF, DE DOKWERKERS
In Het Arsenaal komt jong en oud, rijk en niet rijk. Iedereen met een goed karakter is welkom. Piet is een dokwerker. Hij is een van de oudste en meest bekende klanten. Piet is een vat vol verhalen. Over die keer dat hij de gangway onder handen neemt. Dat is de ladder die de bemanning gebruikt om van het schip naar de kaai te gaan. Wanneer het hoogtij is, staat de ladder heel schuin. Plezant, want dan gebruikt de bemanning de gangway als schuifaf. Met pretlichtjes in de ogen vertelt Piet hoe vaak hij de leuningen van de ladder aan de onderkant met paardenstront van de natiepaarden heeft ingesmeerd. Een bemanningslid dat niet op tijd kan stoppen wordt op die manier letterlijk te kakken gezet. De dader is nooit gevonden…
En er is Dolf, nog een dokwerker. Een beer van een vent. Hij is een dagelijkse klant die met de fiets van de Ziegler naar het café komt. Hij drinkt er zijn fluitjes pils tot hij genoeg op heeft. Ofwel fietst hij daarna naar Berchem ofwel vraagt hij Steph, die net zijn rijbewijs heeft gehaald, om de fiets in de auto te leggen en hem naar huis te
doen. “Zet mij maar af op den hoek, dan kan ik er nog ene pakken in De Zwaan.”
’s Zaterdags komt Dolf naar de markt om fruit en groenten te kopen. Na zijn pintjes neemt hij op een dag zijn zakje met drie kilo persappelsienen en stapt naar de halte van tram 8 in de Lange Gasthuisstraat. Maar eerder die week is die halte verplaatst. De tram komt er aan en rijdt
Dolf voorbij. Boos stapt Dolf naar de nieuwe halte. Hij neemt dan maar de volgende tram. Bij het opstappen werkt hij zijn frustratie uit op de wattman. Die is niet onder de indruk en wanneer het betaaltoestel de tramkaart van Dolf weigert, zegt hij hem om de kaart aan te bieden aan het toestel in het midden van de tram. Dolf waggelt naar het andere toestel. Hij zet zijn zak met appelsienen neer en tikt. Precies op dat moment vertrekt de tram en drie kilo appelsienen rollen door het rijtuig.
Alle reizigers helpen Dolf om ze op te rapen. Tot er nog één sinaasappel voor de voeten van Dolf ligt. Hij geeft er een schop tegen en zegt: “A moettekik ni mier hemme.” Hoe wij dit allemaal weten? Dolfs vrouw Marie Louise zit ook op die tram. Wanneer Dolf afstapt, staat zijn vrouw plots achter hem: “En? Heeft Dolfke zich geamuseerd op het trammeke?” De stoere dokwerker is dan even heel klein.
“IK BEN ER NIET, HILAIRE”
Al een paar dagen is Hilaire slechtgezind. De telefoon in het café, die onderaan de trap hangt, is kapot. Iedereen weet dat het dagen, ja zelfs weken kan duren vooraleer de mannen van de Regie voor Telegraaf en Telefoon (R.T.T.) langskomen om het mankement op te lossen. In de volksmond heten de mannen van de R.T.T dan ook de mannen van Rap Tegen den Toog, of ook de mannen van Rap Terug Thuis. Het dienstgebouw van de R.T.T. staat in de Jezusstraat en daar werkt een man die na zijn uren wel eens een pint komt drinken in Het Arsenaal. Hilaire doet zijn beklag bij hem: “Hoelang moet ik nog wachten?” De man vraagt waar de telefoonaansluiting is. Hij opent het kastje, neemt een schroevendraaier en vraagt wat het telefoonnummer van het café is. Hij prutst nog even en zegt: “Klaar. Probeer je toestel eens, Hilaire.” Ja, het doet het weer. Hilaire kan terug lachen en de R.T.T.-man drinkt die avond gratis.
Nu heeft iedereen een telefoon op zak, maar jarenlang is het de gewoonste zaak om te vragen om even te mogen bellen vanuit het café. Mannen die blijven plakken, bellen met de grootste smoezen naar het werk of naar hun vrouw die thuis met het eten op hen wacht. Wanneer de telefoon gaat in het café is er altijd wel iemand die zegt: “Als het voor mij is: ik ben er niet, Hilaire.” Dan laat Hilaire de deur van de traphal openstaan en kan iedereen hem horen. “Dag, madame, nee die heb ik hier al een hele tijd niet meer gezien. Ja, madame, een goeieavond en doe uw man de groeten als u hem ziet.”
Deze lijst met telefoonnummers hangt naast het telefoontoestel onderaan de trap.
DE FANFARE VAN WIEKEVORST
Ergens op een regendag rond kerstmis 1990 komt een groepje mannen met instrumenten de zaak binnen om zich op te warmen. Ze komen van de Kempen, uit Wiekevorst, een gehucht van Herentals. Ze hebben de hele dag op de Meir en Groenplaats gespeeld en ze zijn op weg naar het station.
Het is een vrolijke bende en na een tijdje vraagt Hilaire wat er in die koffers zit.
Als ik jullie een rondje betaal, wil je dan eens wat muziek spelen?”
“Muziekinstrumenten”, luidt het antwoord. “Als ik jullie een rondje betaal, wil je dan eens wat muziek spelen?”
Die namiddag is het begin van het jaarlijkse optreden in december van de fanfare van Wiekevorst. Je moet het minstens één keer zelf meemaken: vrolijke, lichtjes dronken blazers en alle klanten die uit volle borst meezingen met Sweet Caroline, De lichtjes van de Schelde, Op de purperen heide en Schele Vanderlinde.
EEN BERG BOEKENTASSEN
Wie op vrijdag, even na 4 uur in de namiddag, het café binnenstapt, valt meteen de grote berg boekentassen op. De mannen van Sint-Jan zijn er!
Nog voor Steph in september 1992 het café overneemt van Hilaire is het traditie dat de scholieren van het Sint-Jan Berchmanscollege op de Meir op vrijdag afzakken naar Het Oud Arsenaal. De eersten arriveren iets na 4 uur en gooien hun boekentassen in de hoek. Schoolen klasgenoten die even later aankomen, zetten hun boekentassen er bovenop. Het resultaat: een berg van boekentassen.
Heel wat scholieren blijven plakken tot 6 uur. Ze weten dat een pint in Het Arsenaal goedkoper is dan in de meeste cafés in de wijk. Ze amuseren zich en de vaste vrijdagavondklanten leren sommigen van hen wat beter kennen. Er vinden legendarische avonden plaats: vieringen van de laatste honderd dagen, bijvoorbeeld. Op zo’n vrijdag kan je over de koppen lopen. Maar het cafébezoek van de jongelui valt niet goed in de school. Ouders klagen bij de directie dat hun kinderen te lang op café blijven hangen. Ze mogen niet meer naar Het Arsenaal komen. Toch zijn sommige scholieren blijven komen. Ze hebben ondertussen kinderen die ook klant geworden zijn. Plezant om te zien dat ook generaties van klanten elkaar opvolgen.
DERDE GENERATIE
STEPH EN LUCIA
Het Arsenaal, door Willy Vandekerchove
Erik: stijf van de dorst
Mosselen!
De bel
Pascal schenkt een reclamebord voor de collectie in het Arsenaal.
STEPH STAAT KLAAR, MAAR
NIET DIRECT
Wanneer Steph stopt met studeren, heeft hij direct een job in de kerncentrale van Doel. Voor korte duur maar, want het is enkel voor de revisies van Doel 3 en Doel 4. Hij verdient er goed geld en woont nog thuis, dus heeft hij geen kosten.
Alles wordt gespaard, voor later. Dan komt de oproep voor de dienstplicht. Steph wil graag naar de Luchtmacht. In september 1988 gaat hij voor dertien maanden binnen. Eerst zes maanden opleiding in Sint-Truiden, daarna voor zeven maanden naar Duitsland.
Steph kan zijn legerdienst soldij sparen, want hij heeft plannen. Hij plant een wereldreis. Hij wil er graag even tussenuit, want er is al met Hilaire en Maria afgesproken dat Steph het café met hulp van zijn ouders gaat verderzetten.
Steph weet dat er in het café van verlof weinig in huis zal komen. Daarom wil hij in december 1989 vertrekken naar India, Nepal, Singapore, Australië, Nieuw-Zeeland en Fiji.
LUCIA IS JARIG
Eindelijk zwaait Steph af van het leger. Het is dan de gewoonte om je legermakkers en andere kameraden een vat bier te trakteren in je stamcafé. Voor Steph is dat Het Kroegske op de Ossenmarkt, bij de Patt’n. Normaal komt Steph daar alleen in het weekend, maar nu is het een dag in de week. En op weekdagen is er ook een juffrouw, die wel eens in dat café komt. Een meisje uit Beringen: Lucia. De das van Stephs legerkostuum wordt afgeknipt en achter de toog gehangen. Daarop krijgt Steph onmiddellijk een glas van twee liter bier en wordt het vat aangesloten.
Ge moet uw marchandise maar in het oog houden, zegt Lucia.
Steph bekijkt het glas aan de toog en ziet dat de juffrouw naast hem ook een reuzegroot glas heeft, van één liter Rodenbach. “Zwaai jij ook af vandaag?”, vraagt Steph haar. “Nee, ik ben jarig”, zegt ze. Steph doet zijn best om zo snel mogelijk van dat verdomde tweeliterglas af te geraken. Het is bijna leeg, maar dan moet hij dringend gaan plassen. Wanneer hij terugkomt, is zijn glas weer voor de helft gevuld. “Wie heeft mij dat geflikt?”, vraagt Steph aan de patron. Die wijst naar Lucia. “Waarom heb je dat gedaan?”, vraagt Steph haar. “Ge moet uw marchandise maar in het oog houden”, antwoordt Lucia. Even later, wanneer Lucia druk in gesprek is met een vriendin, slaagt Steph erin om ook haar glas opnieuw te laten vullen. Ze raken weer in gesprek. Wanneer het vat van Steph leeg is, willen zijn kameraden naar de Paradox, op de Waalsekaai, om verder te feesten. “Ik zal jou wel brengen met de auto”, zegt Lucia. Van het feest in de Paradox weet Steph alleen nog dat Lucia hem bruiswaters brengt en hem ook veilig thuis heeft afgezet. Stilaan leren ze elkaar beter kennen en groeit hun relatie. Maar Stephs wereldreis zit eraan te komen. Hij zal haar drie maanden niet kunnen zien. In maart 1990 is Steph terug in het land. Hij landt op Zaventem, waar Lucia hem staat op te wachten. Enkele dagen later start Steph als bediende in het café.
“DAT IS DAN NUL EURO”
In september 1992 gaan Maria en Hilaire met pensioen. Veertig jaar hebben ze het café gerund. Nu zal Steph het café overnemen. Alles moet administratief worden geregeld. Het café gaat over van vader op zoon. Eenvoudig toch? Zo moet er bijvoorbeeld geen overnametaks worden betaald. Als nieuwe eigenaar krijgt Steph een factuur voor de betaling van het ophalen van het huisvuil. Hij betaalt die factuur. Wanneer Hilaire die rekening ziet, zegt hij: “Dat heb ik al betaald.” Daarop trekt Steph naar de Hofstraat, naar het loket van de stedelijke administratie, om de terugbetaling van die factuur te vragen. “Nee, mijnheer, dat gaat niet. Maar volgend jaar zullen we een nul-factuur sturen.” Een jaar later valt die factuur in de bus. Te betalen: nul euro. Drie maanden later krijgt
Steph een eerste betalingsherinnering, even later volgt de tweede en daarop een brief met de dreiging van een deurwaarder die invorderingskosten zal komen opeisen. “Pure Kafka”, vindt Steph, maar hij gaat toch naar de bank om nul euro te betalen aan de Stad. Met dat stortingsbewijs trekt Steph opnieuw naar de Hofstraat. “Prima, alles is nu in orde, mijnheer”, zegt de loketbediende.
Er is ook nog de ‘Vergunning sterke drank’. De wet is pas versoepeld en je kunt nu een vergunning kopen voor 10% van de door de douane geschatte huurwaarde van de zaak . Steph gaat naar het douanekantoor in de Collegelaan voor zijn vergunning. Aan het loket vragen ze de locatie van de zaak. Omdat het café altijd van vader op zoon is overgegaan, staat de huurwaarde nog op naam van Stephs grootvader. De douanier ziet dat die dateert van 1929 en 200 frank bedraagt. Steph krijgt zijn ‘Vergunning sterke drank’ dan ook voor 20 frank.
EEN GELUK BIJ EEN ONGELUK
Dat Lucia in het Arsenaal mee voor de bediening en de goede sfeer zorgt, hebben we te danken aan een perte totale. Lucia werkt als boekhoudster. Ze rijdt naar het werk met haar oude Opel Corsa. Op een dag wordt ze aangereden, door een taxichauffeur. Lucia is in haar recht, maar wat krijgt een mens nog voor een oud autootje dat in de prak wordt gereden? Zo goed als niks dus. Daarop vraagt Lucia aan haar werkgever of ze geen goedkope bedrijfsauto krijgt. Er volgt botweg een nee. “Dan ben ik hier weg”, zegt Lucia.
Even later werkt ze in Het Arsenaal. En uiteindelijk is het vaste stamgast Rik Otto die een fijn tweedehandswagentje op de kop kan tikken voor Lucia. Een Peugeot 205, waarmee Steph en Lucia in 1992 hun eerste grote reis samen maken, naar Portugal. Maria en Hilaire verhuizen naar de Oude Vaartplaats. Het huis boven het café komt volledig ter beschikking van Steph. Lucia komt boven het café wonen. Hilaire komt nog elke ochtend de zaak kuisen. Steph zegt hem dat dat niet hoeft en dat hij dat zelf wel zal doen. Waarop Hilaire zegt: “Steph, als je de avonden doet, dan kan dat altijd uitlopen. Dan heb je te weinig slaap en ben je ’s ochtends geen mens meer. Ik zal wel kuisen. Maar als jij echt wilt dat ik dat niet meer doe, moet je me 500 frank per dag geven, want dan moet ik een fitnessabonnement kopen om in conditie te blijven.”
TROMMELAARS IN DA HOUSE
In 1993 is Antwerpen Culturele Hoofdstad van Europa. De Stadstrommelaars Antwerpen worden opgetrommeld om op het Theaterplein voor de Stadsschouwburg, het theaterseizoen officieel en trommelsgewijs te openen. Van al dat getrommel krijgen die mannen natuurlijk dorst. En nee, ze vertrekken niet met de stille trom. Integendeel: nooit eerder is er zo enthousiast getrommeld in het café. De Stadstrommelaars en Het Arsenaal passen bij elkaar als twee trommelstokken.
MAURICE TREKT AAN DE BEL
Op 4 januari 1994 trouwen Lucia en Steph in het Stadhuis op de Grote Markt. Negen maanden later, op 7 oktober, is Maurice er: de eerste zoon. Lucia wil per se thuis bevallen, met hulp van Rietje, haar hartsvriendin, die vroedvrouw is. Daardoor is Maurice geboren in ‘2000 Antwerpen’, een zeldzaamheid in deze moderne tijden.
Maurice wordt om 16.35 uur geboren. Al om klokslag 17 uur staat fiere papa Steph met zijn eerstgeborene in het café. Maurice, als 20 minuten oude baby, is er de jongste caféganger ooit. In naam van zijn zoon trekt Steph aan de bel: een rondje voor iedereen in het café. Nog jarenlang heeft Maurice op 7 oktober om 17 uur aan de bel getrokken in het café. “Schol, op Maurice!”
1 augustus 1996: Lucia is hoogzwanger. Die avond komt vriendin-vroedvrouw Rietje poolshoogte nemen. De weeën beginnen. Een tweede keer thuis bevallen, zit er niet in voor Lucia. Ze wil dat wel, maar door de renovatie van het café - wat veel lawaai, stof en stress meebrengt - is dat onmogelijk. Steph dringt aan om direct naar de kraamafdeling van het Erasmusziekenhuis te vertrekken. Maar Lucia en Rietje zijn niet onder de indruk. Ze blijven rustig samen kletsen. Steph strest: “We moeten nu vertrekken!” Enfin, nog heel wat later krijgt Steph de twee eindelijk in zijn auto. Net op tijd halen ze het ziekenhuis. Twintig minuten later wordt tweede zoon William geboren.
Maurice, Lucia en baby William
BIERCAFÉ, GEKEND TOT IN HET BUITENLAND
Bij Hilaire en Maria staan er ongeveer zestien bieren op de kaart. Maar dat verandert snel. Na de overname door Steph en Lucia komen er meer bieren op de bierkaart. Die komen vooral van lokale kleinere brouwerijen. Steph is lid van ‘De Objectieve Bierproevers’ en vindt dat er een niche is voor minder gekende kwaliteitsbieren. De meeste horecazaken rondom Het Theaterplein zijn eigendom van een brouwerij of een biersteker. Ze zijn verplicht de gangbare dranken van hen af te nemen. Bij de overname zegt Hilaire aan Steph “dat onafhankelijkheid de grootste kracht is van het café. Jij beslist zelf welke bieren je in huis neemt”.
Steph en Lucia halen eerst hun favoriete bieren in huis: de krieken en de geuzen. Daarvoor rijden ze het hele Pajottenland af. Vervolgens komen de trappisten op de kaart. Verder nog heel wat speciaalbieren die ze altijd op donderdag - hun vrije dag, want het café is dan gesloten - in heel het land gaan ophalen. Hilaire vindt het eerst maar niks: “Al die bieren in huis, dat komt niet goed. Daar hebben we geen plaats voor.” Maar in 1992 vallen alle puzzelstukjes samen. Steph is al even op zoek naar een groter huis. Hij vindt een voormalige schrijnwerkerij in Deurne. Het pand telt twee ruime appartementen aan de straatkant en een groot magazijn achter. Hilaire en Maria kopen het magazijn: het stockageprobleem is in één klap opgelost. Steph en Lucia kopen de appartementen: ze kunnen nu veel ruimer gaan wonen. Jaren later koopt Steph nog een garage met ruime opslag in de Otto Veniusstraat, vlakbij het café. Het magazijn
in Deurne is nu Stephs mancave, de stock verhuist naar de binnenstad. Momenteel heeft het café ongeveer negentig bieren. Sommige ervan komen en gaan. In de jaren 80 verschijnen de eerste bierboeken. Het Arsenaal wordt af en toe eens vermeld, maar niet als speciaal biercafé. Dat verandert met een artikel in ‘Der Feinschmecker’, een Duits culinair magazine. Iets later schrijft Tim Webb in zijn ‘Belgium Good Beer Guide’ over Het Arsenaal. Dat brengt een toevloed van Duitse en Engelse bierliefhebbers naar het café.
GEEN WIN FOR LIFE
Hij is 92, zij amper een paar jaar jonger. Ze komen binnen en gaan aan een tafel zitten. Wanneer Lucia hun bestelling op tafel zet, ziet ze dat het koppel kraslotjes aan het krassen is. "Dat is toch geen Win for Life zeker?", vraagt Lucia. De twee kunnen er mee lachen: "Nee, juffrouw, dit is een 21-spel, geen Win for Life."
FAMILIEZAAK VIERT 75 JAAR
In 1999 bestaat Het Oud Arsenaal 75 jaar. Alle vaste klanten worden uitgenodigd in de foyer van HETPALEIS, de nieuwe naam van het Jeugdtheater. Elke klant mag gratis drinken: drie consumpties uit naam van Alice en Maurice, drie uit naam van Maria en Hilaire en drie uit naam van Lucia en Steph.
HELP, WE HEBBEN HULP NODIG
De erg drukke zater- en zondagen zijn te zwaar geworden voor Steph en Lucia. Dus zoeken ze hulp. Die komt er met Sam, die als gelegenheidskelner wel wat wil bijverdienen. Hij is een scholier van het Sint-Jan Berchmanscollege en de zoon van de bakker op het Sint-Jansplein. Bij die bakker is Linda weekendhulp. Sam vraagt of ook Linda geen zin heeft om in het café te komen werken. “Ik kom alleen als mijn vriendin Margot mee mag komen”, zegt Linda. Naast het duo Linda en Margot - die tot de Covidperiode blijven - doen ook Dora, Krisje, Nathalie, Deborah en Pieter weekendwerk in het café.
Deborah, afkomstig van Ieper, moet wel even wennen aan het Antwerpse dialect. Haar eerste zaterdagdienst vraagt ze aan Steph: “Verkopen wij ook broodjes?” “Maar nee”, antwoordt Steph. “Ja, maar een klant vraagt een trappist met smos. Hebben wij smoskes?” Deborah wist niet dat een trappist met smos bier is met daarin een scheutje grenadine.
De zaterdag- en zondaghelpers leren de trouwe weekendklanten al snel kennen. En de klanten hebben ook hun favorietjes. Zo krijgen de weekendhelpers geregeld flinke fooien.
Margot en Linda.
Dora NathalieNOOIT AMBRAS OF TOCH?
Lucia is net gestart in het café. Ze wordt direct in de armen gesloten door de klanten. In een goed café is de samenhorigheid groot. “Een volkscafé is de sociale cement van onze maatschappij”, zo luidt een van de wijsheden van Steven, een vaste klant die zich na een paar pinten steevast ontpopt tot toogfilosoof. Iedereen steunt elkaar in lief en leed en als iemand je kan helpen, doet-ie dat.
Na een nachtje zwalpen in de stad, walsen er twee koppels op zondagmorgen het café binnen. Ze zijn beschonken en bestellen koffie. Ze blijven nog uren hangen met de vaste klanten.
Na enige tijd beginnen ze bier te drinken, wat hun toestand natuurlijk niet verbetert. Ze blijven drinken en kleineren de klanten.
Op vraag van Lucia gaat Steph naar de koppels en zegt dat ze er nog eentje mogen drinken en dat ze dan moeten opstappen. Maar nadat die laatste is gedronken, bestellen ze nog een rondje. “Nee”, zegt Lucia. “Jullie hebben net de laatste gedronken. Het is tijd om door te gaan.” Lucia heeft net haar handen vol met koffietassen die ze afgeruimd heeft. De man van één van de koppels neemt Lucia bij de kraag, duwt haar en zegt dat ze nog bier willen. De tassen vallen stuk op de grond. Voor Steph achter zijn toog uit is om Lucia bij te staan, hebben drie klanten de man al vast en een ervan geeft de man een koek oep zijn bakkes met de woorden: “Van Lucia blijfde af. Verstoan, vriendeke?” Een andere klant heeft al een stoel vast en zegt: ”A che na ni mokt da ge buite zijt, klop ik die stoel oep awe kop kapot.”
Daarop gaan de koppels naar buiten. Op de markt zien ze een politieagent en willen ze klacht neerleggen tegen het café. De agent komt binnen en vraagt aan Steph wat er gebeurd is. Uit ervaring weet hij dat er nooit problemen zijn in het café. Hij vraagt dan ook of Lucia en Steph klacht willen neerleggen tegen de dronken koppels.
Lucia, die nog wat aangedaan is, zegt: “Nee, maar ze moeten weg, ik wil ze niet meer zien.”
Even later ziet een rijkswachter de twee dronken koppels naar hun auto waggelen. In plaats van in hun auto mogen de vier na een ademtest in de combi stappen.
Pieter tapt
KAN IK HIER OOK BIER VOOR THUIS KOPEN?
De variëteit aan speciale bieren blijft groeien. Meer en meer vragen klanten waar ze die lekkere bieren kunnen kopen, om thuis te drinken. Steph en Lucia maken plannen om zelf te starten met een bierwinkel. Op de Oudevaartplaats 12 bezitten ze een pand dat nog door Hilaire is gekocht, toen er sprake was van een mogelijke onteigening. Het is perfect geschikt. Daar, op 150 meter van het café, opent in 1999 ‘Den Dorstvlegel’, de bierwinkel van Het Arsenaal.
Lucia en Steph moeten nu twee zaken uitbaten en dat kan niet met maar twee personen. Daarom vraagt Steph aan Linda of ze mee in de zaak wil stappen. Linda heeft net een goede job in de haven te pakken en dankt vriendelijk voor het aanbod. Pieter, die zaterdag en zondag mee in de zaak werkt, ziet het plan wel zitten. Zo wordt, met drie vennoten, een bvba opgericht. Met z’n drieën baten Lucia, Steph en Pieter het café en de bierwinkel uit.
De bierwinkel kent een droomstart en draait vanaf het begin al direct break-even. Helaas blijft de werkdruk ook met drie groot, te groot. Lucia ziet het niet meer zitten om de twee zaken open te houden. De bierwinkel wordt in 2006 stopgezet. In 2009 wordt Pieter ziek. Hij stapt uit de vennootschap. Lucia en Steph vallen terug op gelegenheidswerknemers en flexi-jobbers.
Kunstschilder Willem Dolphyn (1935-2016) is een klant van het café. Hij ontwerpt het logo van ‘Den dorstvlegel’.
VAN DE LUSTER EN DE PARAPLU
Het is een woensdag, want Jef Coca Cola - een man uit Beerse - komt die dag altijd naar Antwerpen. Hij drinkt bollekes en rookt sigaren. Tegen de avond komt Diane, zijn vrouw, hem halen en dan gaan ze samen terug naar huis.
Het regent die avond. Jef, die al wat gedronken heeft, doet zijn paraplu open in het midden van het café. Hij zingt ‘Singin’ in the rain’ en zwaait Gene Kelly-gewijs met zijn paraplu. Iedereen roept: “Pas op voor de luster!” Te laat. Hij raakt met zijn paraplu één van de kapjes van de art deco-luster. Het glas valt op de grond, in wel duizend stukken. Jef is geschrokken en biedt zijn excuses aan.
Steph en Lucia beseffen op dat moment nog niet dat de zoektocht naar een nieuw glas heel lang zal duren. De luster is een echte ‘Muller Frères’, van een beroemde Franse glazenmakersfamilie. “We hebben langer dan een jaar gezocht naar dat lampenkapje”, zegt Steph. “We zijn er zelfs een weekend voor naar Parijs gegaan. Na een tip van een klant hebben we uiteindelijk een soortgelijke luster en twee wandlampen gevonden in Breda. De kapjes van die luster passen op de luster in het café.”
Hij zingt ‘Singin’ in the rain’ en zwaait Gene Kelly gewijs met zijn paraplu.
Diane en Jef
BETER EEN GOEDE BOVENBUUR…
In 2008 verhuizen Lucia en Steph met hun zonen naar Deurne. Hun woning boven het café komt leeg te staan. Enkele jaren later plannen goede vrienden een flinke verbouwing van hun woning. Met hun gezin zoeken ze in Antwerpen naar een verblijfplaats voor enkele jaren. Wanneer Steph en Lucia dat horen, stellen ze het gezin voor om die periode boven het café te komen wonen. Zo gezegd, zo gedaan. De nieuwe bovenburen arriveren in februari 2012. In augustus 2014 vertrekken ze weer naar hun eigen, piekfijn gerenoveerde woning in het stadscentrum.
TEGEN 250 KM/U
Steph is fan van ‘De 24 uur van Le Mans’, de legendarische uithoudingsrace voor snelle bolides in Frankrijk. Daarom koopt hij voor zijn twee zonen een speelgoedracebaan. De sfeer zit er meteen in bij de kinderen, en het racevirus bekruipt ook Steph.
Wanneer hij dat vertelt aan enkele klanten, zeggen sommigen dat ze ook nog een racebaan thuis hebben liggen. Zo komt Steph op het idee om een race te organiseren in het café. Hij koopt een gigantische racebaan. Alle tafels van het venster tot aan de kachel vormen de ondergrond voor een viervaks ‘Scalectrix’-autoracebaan waar acht deelnemende duo’s officieel van acht uur ‘s avonds tot de volgende ochtend om acht uur tegen elkaar zullen strijden.
Supporters zijn ook welkom om de onvermoeibare autopiloten aan te moedigen.
‘De 24 uur van Het Oud Arsenaal’ vindt 5 keer plaats, meestal van 31 oktober tot 1 november, een feestdag. Even na 8 uur wordt het winnende duo met gepaste eerbied gelauwerd en zijn er voor iedereen die nog wakker is boterhammen met spek en eieren. Na de laatste race is de baan te gehavend om nog een keer te worden gebruikt. In het heetst van de strijd wordt er al eens woedend op de tafels geklopt wanneer een auto uit de bocht vliegt. En occasioneel valt er - uiteraard geheel per ongeluk - wel eens een vol glas bier op het circuit.
Wie ooit deel heeft genomen aan deze legendarische wedstrijden, spreekt er nu nog over. Wie er zich heel veel van herinnert, is er wellicht niet bij geweest want alle deelnemers krijgen een zuipkaart waarmee ze die nacht ongelimiteerd gratis mogen drinken.
Wie ooit deel heeft genomen aan deze legendarische wedstrijden, spreekt er nu nog over.
De winnaars
SPREEK JIJ AL ARSENAALS?
In dit café hoor je soms rare woorden. Deze lijst kan je helpen.
Een boerke
Pils van het vat in een glad glas (25 cl.)
Ne groten boer = Pils van het vat in een groot glad glas (33 cl.)
Ne kadet
Pils van het vat in een glas met een geribbelde onderkant (25 cl.)
Ne grote Stella
Pils van het vat in een groot glas met een geribbelde onderkant (33 cl.)
De kleine aftap
Wanneer één keer per maand de leidingen van de tap gereinigd moeten worden, schenken Lucia en Steph het bier dat nog in de leidingen zit gratis weg. Dat gebeurt op zondag rond sluitingstijd. Uit elke leiding die moet worden gereindigd komen dan nog drie gratis consumpties.
De grote aftap
Wanneer het café langer dan twee weken sluit, worden alle vaten leeg getapt. Anders zou het bier toch maar slecht worden. Tijdens de grote aftap, moeten klanten zelf hun pint tappen. Plezant, en zo krijgt iedereen eens de kans om achter de toog een pint te tappen.
Kasseibrand
Wanneer een klant in dronken toestand valt en schaafwonden heeft. (een woord van Hilaire)
Tafel 1
De tafel aan het venster aan de lange kant van het café, de kant tegenover de toog. Zo tellen we door naar de kachel toe. Die tafel is dan tafel 5. De tafel aan het venster aan de kant van de toog is dan tafel 6 en tegen de toog dus tafel 7. Tafel 8 zijn de klanten aan de toog en tafel 9 zijn de mensen achter den toog. Eentje voor den acht en de negen? Hoera, de cafébaas mag meedrinken!
Eentje voor den acht en de negen? Hoera, de cafébaas mag meedrinken!
WORSTENBROODLIEDJE
Voor doorgewinterde Antwerpse cafégangers is Verloren maandag een hoogdag.
Uiteraard geldt dat ook voor de klanten van Het Arsenaal.
Op de eerste maandag na de eerste zondag volgend op Driekoningen (6 januari), is het traditie om in het café aan de vaste klanten een worstenbrood te presenteren. Vandaag zijn maandag en dinsdag de sluitingsdagen van Het Oud Arsenaal. Maar jarenlang is het café enkel gesloten op donderdag. In die tijd wordt Verloren maandag steevast opgeluisterd door ‘Het worstenbroodliedje’, een eigen, hoogst originele compositie van Johnny, de kapper. De man zingt en begeleidt zichzelf op accordeon. En of een worstenbrood dan nog beter smaakt.
Johnny de kapper, zingt en begeleidt zichzelf op accordeon.
RENOVATIE BETAALD MET BIER
In 2016 is er alweer een groot onderhoud van Het
Oud Arsenaal nodig. De rode formicabladen op de tafels geraken na vijftig jaren dienst versleten. Ze worden vervangen door houten panelen die prachtig beschilderd zijn met een marmermotief, net zoals het origineel was.
De toog moet 30 centimeter naar voren worden opgeschoven. Omdat er in de loop der jaren meer speciale bieren worden geschonken en omdat elk bier zijn eigen glas heeft, is er extra plaats nodig achter de toog voor al dat glaswerk. De wand met glazen en de toog worden in een ruk door ook nog een stuk verlengd. Achter de toog is bovendien een heel nieuw marmeren blad nodig. Dat specifieke marmer - roodgrijs Belgische - blijkt heel moeilijk te vinden. De mijn in Henegouwen is al sinds de jaren 50 gesloten.
Maar bij renovatiewerken in oude gebouwen worden er soms stukken gerecupereerd en zo vindt Steph toch nog een geschikt marmerblad. Hoewel hij nu authentiek lijkt, stond de koperen voetensteun aan de onderkant van de toog er niet in de beginjaren van het café. Die voetensteun komt er pas eind jaren 90, tot grote tevredenheid van de klanten aan de toog. Maar eigenlijk komt de steun er op vraag van Hilaire. Die klaagt dat de onderkant van de toog altijd extra poetswerk oplevert omdat de klanten met hun schoenen strepen maken op het hout. Bovendien raakt het houtwerk zo beschadigd. Steph polst enkele werklui die voor ’t Stad werken. “Komt in orde, maat”, krijgt hij te horen. En ja hoor, een maand later staat er een koperen voetensteun. Kostprijs? Een 50-litervat Stella, een 30-litervat De Koninck en eeuwigdurende discretie. Daarom ook geen herkenbare foto’s van die mannen in dit boek, “want ont Stad moge ze da ni wete da we da na ongs ure doeng.”
Zie je de twee kwispedoors, op de grond aan de linkeren rechterkant van de toog? Dat zijn authentieke spuugbakjes of spuwpotjes. Nee, geen drinkbakjes voor viervoeters, zoals sommige mensen denken.
OP CAFÉ MET MAGGIE EN BART
Zaterdag 14 maart 2020 sluiten Steph en Lucia Het Arsenaal. De sluiting is verplicht. Er heerst een pandemie in het land. De avond voor de lockdown wordt er nog een ‘Aftap’ georganiseerd in het café. Alle dan aangesloten vaten worden leeggemaakt.
In de stad is er nergens nog een horecazaak open. Antwerpen lijkt leeg. Iedereen zit thuis of op het werk. Het sociale leven is stilgevallen. Maar dat houdt de trouwe klanten niet tegen. Ze spreken af op het terras, voor het café. Ze brengen zelf hun drankjes mee en praten er met elkaar, netjes op de verplichte afstand van 1,5 meter gezeten.
De samenkomsten op zaterdagmiddag worden populair. Altijd is er wel iemand bij die blikjes bier uitdeelt aan de andere klanten. Er wordt iemand op wacht gezet, want deze bijeenkomsten zijn eigenlijk verboden. Het is dus uitkijken naar de politiepatrouilles. Op een keer zijn er 10 klanten: ze drinken en praten, maar ze staan daarbij te dicht bij elkaar. Een politieman geeft het groepje een verwittiging. Daarop trekken de klanten naar de brede trappen van de Stadsschouwburg. Daar is meer plaats en worden de gesprekken verdergezet.
Op woensdag 3 juni mag de horeca terug open, met beperkte zitplaatsen. Elke klant moet in zijn eigen bubbel blijven met minstens 1,5 meter tussen de cafétafels. Maar dat duurt niet lang. Op 19 oktober gaat de horeca opnieuw op slot, dit keer tot 9 mei 2021. Dan volgt nog een periode waarbij klanten zich telkens verplicht schriftelijk moeten registreren wanneer ze een horecazaak bezoeken. Wanneer Lucia en Steph ’s avonds
Café gesloten, klanten op post.
de registratieformulieren bekijken, zien ze dat er die dag alweer enkele Maggie De Blocks en Bart De Wevers in het café zijn geweest. Tijdens de verplichte sluitingsperiode haken de flexi’s één na één af. Zo staan, na de coronaperiode, Lucia en Steph alweer alleen met zijn tweeën in het café. Wanneer Lucia ziek wordt en tijdelijk een stapje terug moet zetten, aarzelt zoon William geen moment. Hij geeft onmiddellijk zijn werk op om Lucia te helpen en rolt zo in de zaak.
STEPH WIL STOPPEN
Vanaf 10 oktober 2014 mag er in geen enkele horecazaak nog worden gerookt.
Na die dag ziet Steph het niet meer zitten. Hij en Lucia zullen het café sluiten en zelf werk gaan zoeken. “Ons café had veel klanten die op hun werk niet meer mochten roken, maar hier ’s ochtends vroeg bij een koffie een sigaret opstaken en dan naar kantoor trokken”, vertelt Steph. “Op de middag zaten die hier weer en soms ook nog even na het werk. Al die klanten waren we in één klap kwijt.”
Lucia en Steph vertrekken op vakantie en denken na over hun toekomst. Gelukkig overtuigt Lucia Steph dat het wel zal lukken. De kogel is door de kerk: het café blijft open. Er komen wel twee sluitingsdagen: maandag en dinsdag.
Voor Het Arsenaal leidt het rookverbod aanvankelijk tot een omzetverlies van ongeveer 15%. Geleidelijk is die omzet teruggekomen.
De kogel is door de kerk: het café blijft open.
10 MILESWEDDENSCHAP LEVERT VAT OP VOOR DE KLANTEN
De 10 Miles is een erg populair loopevenement op de beide Antwerpse Scheldeoevers. In 2012 zegt een niet zo sportieve klant aan de toog: “Ik heb me ingeschreven voor de Ten Miles van volgend jaar.” Steph, zelf ook geen geoefend loper, wedt met de man dat hij een betere tijd kan lopen.
“Ik zei tegen de Wiele - de cafénaam van de klant - dat ik niet geloofde dat hij die afstand van 16 kilometer aankon”, vertelt Steph. “Ik ga me ook inschrijven, zei ik hem. En ik wed voor een vat bier dat ik een betere tijd zal lopen.”
Maanden later: wedstrijddag. Steph is die ochtend in het café aan het werken. Boven zijn loopsloefkes draagt hij zijn jeans en een T-shirt van het biermerk Troubadour. Zo verschijnt hij aan de start op Linkeroever. Steph ziet flink af. Hij is niet getraind, loopt zolang hij kan, wandelt dan een stukje en loopt weer wat. Op die manier bereikt hij de finish. “Ik ben een vat bier kwijt”, denkt Steph na de eindmeet, “maar ik heb het toch gehaald.”
Wie heeft nu dat vat betaald? Steph niet. Na acht kilometer van de 10 Miles geven twee zwaantjes - politie op de motor - de Wiele de keuze: “Ofwel stop je hier, ofwel loop je nu eindelijk eens wat sneller, want met dit veel te trage tempo vallen wij van onze motor.” De Wiele stopt. Hij is gelukkig vlak bij café Het Chauffeurke, op de Sint-Jansvliet, waar hij terug op krachten kan komen. Zijn vat hebben Steph, de Wiele en de andere klanten samen met veel plezier uitgedronken.
TOILET IS WASHANTSCHIE
Lange tijd hangt de deur naar de toiletten vol met bierkaartjes. Daarop staat het woord ‘toilet’ in de taal van klanten uit het buitenland. Waarom in godsnaam? “Omdat ik het beu was om buitenlanders, die ik soms amper versta, de weg naar het toilet te wijzen”, zegt Steph. Op een mooie zomerdag drentelt een man met een trolley heen en weer voor het café. Een klant vraagt of hij hem kan helpen. “Ik zoek
Het Arsenaal”, zegt de man. Hij blijkt Kim te heten en hij is een Koreaanse zakenman. Hij is speciaal gekomen voor een Westmalle van het vat. Die krijgt hij prompt voorgezet. De man vraagt om een zakje chips erbij.
De sympathieke man raakt al snel met andere klanten aan de praat. Kim wordt rondje na rondje getrakteerd. Na vijf sterke bieren is hij uitgeteld. Hij rekent af en wil vertrekken. Erik, een vaste klant, vraagt Kim of hij op een bierkaartje het Koreaanse woord voor ‘toilet’ wil schrijven. Hij kribbelt het neer. “Hoe spreek je dat uit?”, vraagt Erik. “Was-han-tschie”, zegt Kim.
SPAREN IN HET
CORRECTE GLEUFJE
Ja, er zijn andere Antwerpse cafés waar een spaarkas hangt. Maar alleen in Het Arsenaal hangt ‘De Spaarkas’.
Dit bijzondere, oude en erg kostbare meubel schrijft tot op de dag van vandaag mee aan de glorieuze geschiedenis van dit eerbiedwaardige Antwerpse estaminet. Er is zelfs een club ontstaan met ‘De Spaarkas’ als middelpunt. De clubleden mogen zich Spaarkassers, of soms ook wel eens Spaarders, noemen.
Van deze Spaarkassers wordt verwacht dat zij zich eens per week van hun plicht komen kwijten en dat is sparen. In ruil hiervoor mogen zij reikhalzend uitkijken naar uitstapjes en een jaarlijks terugkerend mosselfestijn. Maar het allerbelangrijkste is natuurlijk het lidmaatschap van een van de meest exclusieve Antwerpse verenigingen. Want het is namelijk zo dat het aantal leden van de Spaarkas strikt beperkt is tot het aantal zitplaatsen in het Oud Arsenaal. Deze beperking is er omdat de waard van mening is dat iedereen, comfortabel zittend, de mosselen tot zich moet kunnen nemen.
Al vlug na de oprichting van de club is duidelijk dat een clublid over bepaalde manuele vaardigheden en een minimale geestelijke aanwezigheid moet beschikken om op ordentelijke en veilige manier de wekelijkse bijdrage in het correcte gleufje te kunnen deponeren. Het is dan ook dankzij proefondervindelijk onderzoek van de allereerste Spaarkassers dat ontdekt is dat er wel degelijk een verband bestaat tussen de tijd die een Spaarder staande aan de toog doorbrengt, en diens sparend vermogen.
Natuurlijk kan je niet eindeloos geld in de kast blijven stoppen. Het moet geteld, geboekt en gebankt worden. Elke woensdagavond om acht
uur worden vaak nietsvermoedende klanten van tafel 5 gejaagd om plaats te maken voor de Tellers, twee door de voorzitter aangeduide Spaarkassers. Terwijl de waard het geld uit de spaarkast haalt en per bakje met luide stem het bedrag verkondigt, noteren beide Tellers alles zorgvuldig. Het is de bedoeling dat beiden, onafhankelijk van elkaar, op hetzelfde totaalbedrag uitkomen. Tot grote verbazing van velen lukt dat soms vanaf de eerste keer! Elk jaar lokt het beter wordende weer de Spaarkassers naar buiten. Een bus wordt voorgereden en een belangrijke dag in het Spaarkasjaar is aangebroken: de uitstap. Meestal een bestemming in het binnenland, soms wat ambitieuzer naar het buitenland. Van Limburg tot Londen heeft men de Spaarkas zien voorbijkomen. Altijd in die bekende en speciale Oud Arsenaal-mix: cultureel en volks, spits en gevat of soms toch net iets langer van stof. Gezellig samen onder vrienden wat keuvelen, een hapje eten en, ach ja, wat drank. Maar boven alles: plezier!
Passe, voorzitter voor het leven van
Geconcentreerd tellen
HARTCHIRURG OP CAFÉ
Anton Winkler, den Toon, is een dagelijkse klant. Een man op leeftijd. En vandaag wat nerveus, want morgen moet hij een hartoperatie ondergaan.
Den Toon heeft nog in de eerste film van ‘De Witte van Zichem’ gespeeld. In zwart-wit. Zo oud dus. Vandaag drinkt hij alleen koffie en water. “Morgen is mijn operatie”, legt hij uit. “Ik moet nuchter blijven.”
Hij is duidelijk gestrest en ongerust. Wanneer hij buiten gaat, wenst iedereen hem het beste en sterkte voor zijn hartoperatie van de volgende dag. Die nacht kan Toon maar niet in slaap geraken. Hij is te nerveus. Hij houdt het niet meer uit en staat weer op. Hij kleedt zich terug aan om buiten een wandeling te maken. Hij wandelt voorbij een café dat nog open is. Hij gaat binnen voor wat afleiding.
In het café zit Toon in gedachten verzonken. Hij wordt herkend door een klant: “Toon, drinkt er eentje van mij”. De bazin vraagt: “Toon, wat drink je nog?” Toon hoort het niet. De bazin opnieuw, luider: “Mijnheer Winkler, wat drinkt u nog?” Aan de toog staan een paar mannen kelkjes jenever te drinken. Een van hen kijkt op: “Toon? Winkler? Anton Winkler?” Toon knikt. “Man, zie maar dat je morgenvroeg op tijd bent, want jij bent mijn eerste patiënt.” Toon heeft die nacht geen oog meer dichtgedaan.
Toon heeft nog in de eerste film van ‘De Witte van Zichem’ gespeeld.
HOE RONALD DE WINTER
EEN
EI EET
Jaren geleden stapt een opmerkelijke man het café binnen. Vanaf dan komt hij geregeld. Hij kan niet stilzitten en zit de hele tijd op bierkaartjes te tekenen. Wanneer hij vertrekt, neemt hij die kaartjes altijd mee.
Op een dag komt hij betalen en laat de kaartjes, waarop hij alweer heeft zitten tekenen, liggen. Klanten vertellen Steph dat die man Ronald De Winter is. Hij is een beeldhouwer, die onder meer beelden heeft gemaakt voor de Zoo. Die bierkaartjes koesteren Steph en Lucia, want het zijn de eerste ontwerptekeningen voor het levensgrote beeld van het olifantje Kai-Mook.
Het komt weleens voor dat Ronald platzak is. “Ik kan vandaag niet betalen”, zegt hij dan. Op zo een dag geeft hij Steph zijn rijbewijs als onderpand.
Ronald komt nu soms nog in het café. Hij eet dan meestal een hardgekookt ei. Dat pelt hij nooit, hij eet het op, mét de schaal.
William keurt het huisbier
HUISBIER ‘HET ARSENAALTJE’
Op een dag, rond het jaar 2000, stapt de pas afgestudeerde brouwingenieur Stefaan Soetemans binnen in ‘Den Dorstvlegel’, de bierwinkel van Steph en Lucia. Hij heeft samen met drie andere studenten een bier gemaakt voor zijn eindwerk in Gent. Stefaan vraagt of het bier van zijn brouwerij The Musketeers in de winkel mag worden verkocht. Steph en Lucia proeven en zijn allebei overtuigd. Ze verkopen het bier in de winkel, maar zetten het ook in het café op de kaart. Lucia en Steph leren Stefaan beter kennen. “Wij zijn vrienden geworden.” The Musketeers brouwen intussen al enkele jaren ‘Het Arsenaaltje’, het populaire en heerlijk smakende huisbier van het Oud Arsenaal. Geregeld zijn er in het café ook tijdelijk speciale bieren van de jonge, ambitieuze brouwerij uit Sint-Gillis-Waas te degusteren.
BEHANGPAPIER UIT DE JAREN 30
Het behangpapier in het café vergeelt en moet om de zoveel jaren terug worden opgefrist. Er moet dan opnieuw worden behangen. Jarenlang wordt het papier dan ook nog eens door de nicotine aangevreten. Weg daarmee. Maar waar haal je papier met het gepaste jaren 30-motief? Het café telt veel klanten uit de theaterwereld die aan decors werken. Ze sturen Lucia en Steph naar Gent. Daar is, op de Kraanlei, een mooie, oude behangpapierwinkel met het grootst denkbare assortiment. De winkel wordt uitgebaat door twee zussen van respectabele leeftijd. Steph en Lucia vinden daar bijna onmiddellijk hun goesting.
DIRIGEREN MET EEN PREI
Wat is het nationaal symbool van Wales? Steph weet dat. Op een zaterdagnamiddag komt Willy, een kunstschilder, het café binnen en zegt dat hij een geweldig koor uit Wales op de markt heeft horen zingen. Even later wandelen de koorleden voorbij het café. Ze twijfelen even, maar komen toch binnen. Willy vraagt of ze nog een keer willen zingen, maar de koorleden zijn gekomen om te drinken, niet om te zingen.
Dan ziet Steph de boodschappentas van een klant naast een tafel staan. Er steekt een prei uit. “Willy, neem die prei en zwaai er mee in de lucht”, zegt Steph. De al licht aangeschoten
Oeps, Willy laat net zijn prei vallen.
Willy doet dit. Hij begint enthousiast te dirigeren, wanneer de mannen beginnen te zingen. Want op het moment dat de Welshmen de prei zienhun nationale symbool! - barsten ze los en zijn ze niet meer te houden.
Alle klanten zijn op slag gecharmeerd en sporen de koorleden aan, om nog een lied, en nog eentje... Na de prei, wordt er nog heftig met selder, peterselie, appels en appelsienen gezwaaid. Aan het einde van de geïmproviseerde zangstonde liggen de cafétafels dan ook vol groenten en fruit. En is Willy officieel de eerste dirigent die een koor heeft laten zingen met een prei.
BIERSCHAKEN MET SZUKALSKI
De Antwerpse kunstenaar Albert Szukalski (1945-2000), vooral bekend van zijn spooks culpturen, zit vaak in het café. Op een dag komt hij binnen met de wiskunde- en fysicaprofessor Lucas Lathouwers.
De twee hebben elkaar uitgedaagd: wie van ons is de beste schaker? “Steph, wij willen nu schaken, heb jij een schaakbord?” Nee, dat is er niet in het café. Ze schuiven twee tafels tegen elkaar en maken zelf een schaakbord, met recto-verso bierkaartjes. Colaflesjes doen dienst als pionnen, de andere stukken zijn bierflessen. Zo zal de koning wel een flesje De Koninck geweest zijn. Wie een stuk slaat, moet dat flesje drinken. Behalve de colaflesjes, die blijven dicht. Wie wint de partij? “Dat herinner ik me niet precies”, zegt Steph. “Ik denk dat Szukalski won.”
Albert Szukalski komt graag in het café, al van in de tijd van Hilaire. Vanuit Nevada, waar hij geregeld naartoe trekt om te gaan werken, stuurt hij altijd trouw een kaartje. Wanneer Lucia en Steph trouwen, krijgen ze een mooi kunst werk van Szukalski.
RUGBYVRIENDEN
In de jaren 80 speelt Steph enkele jaren rugby bij Rubes in Edegem. Omdat de wedstrijden altijd op zondag worden gespeeld, moet hij stoppen. Op zondag moet hij in het café staan, niet op het veld.
Begin jaren 90 komt er een rugbyploeg uit Londen om tegen Rubes te spelen. De Londenaars logeren in het hotel in de Arenbergstraat. Op vrijdagavond willen ze in Het Arsenaal één aperitiefje drinken. Daarna trekken ze verder de stad in. Althans, dat is het plan. Maar ver zullen ze die avond niet meer geraken. Wanneer Steph vertelt dat hij zelf rugby heeft gespeeld, ontstaat er direct een vriendschap.
Ze zijn erin geslaagd om dat weekend de hele stock van De Koninck op te drinken.
En worden er straffe verhalen verteld. “Wereldwijd is de band tussen rugbyspelers groot”, vertelt Steph.
Die avond blijven de mannen van de club Old Dunstonian plakken in het café. Ze bestellen de hele tijd bollekes en zijn erin geslaagd om dat weekend de hele stock van De Koninck op te drinken. Tot 2005 komen de Old Dunstonians elk jaar een weekend naar Antwerpen. Nu nog bezoeken twee of drie van de (voormalige) spelers jaarlijks Het Arsenaal.
HOGE OGEN GOOIEN OP CEES
MEMORIAL
Op 28 november 2022 is Cornelis Hagens overleden. In het café kent iedereen deze sympathieke man als Cees. Elk jaar wordt hij herdacht met de Cees Memorial, het pietjesbaktornooi van Het Oud Arsenaal.
Pietjesbak (ook: pitjesbak) is een populair caféspel. Twee tot acht spelers gooien om beurt met drie dobbelstenen in een achthoekige houten bak van 30 centimeter
doorsnede, die bekleed is met vilt. Wie het hoogste aantal ogen (pietjes/pitjes) gooit, wint. Zeven is de kleinst mogelijke worp. De speler die de ronde verliest, wordt geacht zijn medespelers te trakteren.
Op 28 november 2023 vindt de eerste Cees Memorial plaats. Shana wint het tornooi.
In november 2024 is de tweede editie, daarna zal er jaarlijks in november gedobbeld worden. In 2019 is er ook al een Pietjesbaktornooi in het café. Bob Verselder gooit de meeste zevens. Hij is de pechvogel van de dag, maar krijgt wel een pietjesbak mee naar huis. Misschien is hij daar al aan het oefenen voor de komende edities van de Cees Memorial?
PINGUÏN STUURT
EEN KAARTJE
Klanten in het café die als Zoo-gids werken, vertellen op een dag over de sponsoracties van de dierentuin.
“Met het café zijn wij dan peter geworden van een Humboldtpinguïn”, vertelt Lucia. Het blijkt een welopgevoede vogel te zijn. Want rond nieuwjaar komt in het café een kaartje aan met de beste wensen én een schone foto van de trotse zwemvogel.
Het Arsenaal heeft ook de restauratie van De Roma in Borgerhout gesponsord. En er gaat
ook wel eens een bedrag naar ArmenTekort en Artsen zonder grenzen.
Wanneer Steph en Lucia een feest geven omdat ze 25 jaar café houden, vragen ze de klanten uitdrukkelijk om geen cadeaus te geven.
“Onze klanten en wij hebben toen een mooi bedrag bijeengebracht voor de Witte Paters.”
Nog altijd worden de kroonkurken achter de toog bijgehouden, gesorteerd en opgehaald door een vrouw die ze aan een goed doel geeft.
GRIJSEMAN EN GRIJSEMAN
Misschien heb jij ze ooit in het café gezien? Twee keurige heren, netjes in het pak. Zakenmannen, maar wel heel bijzondere.
Op 13 juni 1992 duiken de heren Grijseman en Grijseman van de firma ‘Koninklijke Grijseman & Grijseman’ voor het eerst op in het Arsenaal.
“Eentje drinken, voor we zometeen wat gaan eten in de buurt van de Grote Markt.” Die avond zijn ze daar niet meer geraakt. De twee zijn de baas van een bedrijf gespecialiseerd in het verhandelen
van artificiële fecaliën. Oftewel: plastieke strongt, in ’t Antwaarps.
Sindsdien komen ze hier op geregelde tijdstippen: meestal het 2de of 3de weekend van juni en het weekend voor kerstmis. De heren komen netwerken in wat ze “het mooiste volksestaminet van Europa” noemen. Wie weet, loop jij ze volgende keer zomaar tegen het lijf. Vraag ze zeker om een naamkaartje.
DE EERSTE IS GRATIS VOOR
TANTE GABY
Tante Gaby hoort bij het Antwerpse cafe Oud Arsenaal zoals Suske bij Wiske. Ze drinkt haar eerste Palm altijd gratis. De weduwe komt al vijftig jaar lang haar Palmkes drinken in haar favoriete café in de Maria Pijpelincxstraat. “Alleen de dagen dat ik in het gasthuis lag, sloeg ik over”, zegt Gaby. Lucia en Steph schenken hun gouden jubilaris in mei 2001 een hoogstpersoonlijke bierkaart, een soort abonnement zodat Gaby voor de rest van haar dagen haar eerste pint gratis drinkt. “Ik overdrijf niet, bestel drie of vier palmkes in drie uur tijd”, vertelt Gaby. “Maar er zijn toch dagen geweest dat ze een taxi moest bestellen om nog thuis te geraken”, grapt een andere stamgast. Vuige roddels of waarheid?
DORSTVLEGEL
VAN DOLPHYN
De Antwerpse kunstenaar Willem Dolphyn (1935-2016) is een graag geziene klant in het café. De kleinzoon van Willem Elsschot en de zoon van schilder Vic is een indrukwekkende verschijning. Willem wordt vooral herinnerd als schilder. Tussen zijn stillevens en Schelde- en zeezichten zitten talrijke meesterwerken. Maar Dolphyn is meer dan een schilder. Hij is ook graficus, striptekenaar, cartoonist en ontwerper. Wanneer Lucia en Steph het plan hebben om een bierwinkel te beginnen, vragen ze de kunstenaar om een logo te tekenen. Dolphyn komt met de dorstvlegel. Nee, geen tikfout. Het is een man in werkkledij met in zijn ene hand een dorsvlegel en in zijn andere hand een grote stenen bierpul. De dorser heeft dorst. En dat is de enige, echte dorstvlegel van Willem Dolphyn.
HET STRAATNAAMBORD SPREEKT
Hallo, hallo… Hier hang ik. Hierboven. Ja, ik ben het straatnaambord.
Jarenlang hang ik op de hoek van de Kloosterstraat en de Arsenaalstraat. Niet plezant! Het is te warm, of te koud. Te nat of te droog.
Op een nacht stopt er plots een fiets onder mij. Een fiets met twee heren. De ene rijdt, de andere zit achterop met een ladder in de hand. Voor ik precies begrijp wat er gebeurt, staat de ladder tegen de gevel waarop ik hang.
Een van de mannen begint mij van de muur te schroeven. Ik ruik bier en pita met te veel looksaus… De mannen lispelen traag iets over “een reddingzzakzzie…”
Nu hang ik hier. Bij de toog. Op een ereplaats. Plezant. Mijn twee redders komen hier nog geregeld. Schol, mannen!
Mijn twee redders komen hier nog geregeld. Schol, mannen!
SIGARETTEN BEVRIJD
De bevrijding van Antwerpen, in september 1944, wordt 50 jaar later overal in de stad gevierd. Aan de toog van het café gebeurt dat op een bijzondere manier.
Een paar dagen na de bevrijding van Antwerpen koopt Maurice een kist met voedsel, snoep, sigaretten en verbanddozen van een Engelse soldaat. Eén blik sigaretten wordt al die jaren door zijn zoon Hilaire achter de toog bewaard. “Geregeld vroegen wij Hilaire wat er nu eigenlijk in dat rare blikje zat”, herinnert een klant zich.
“Hilaire nam het blikje, met het verweerde en bijna vergane etiket, en toonde het trots aan iedereen die het wilde zien.” Op een dag ontstaat het idee om het blik eindelijk open te maken.
Maar wanneer precies?
Hilaire hakt de knoop door. Bij de viering van 50 jaar bevrijding zal hij het blik openmaken. Iets na de middag, op zondag 4 september 1994, is het zover. Met een blikopener opent Hilaire het blik. Steph gaat rond en biedt iedereen die wil, een 50 jaar oude sigaret aan. Hijzelf en sommige van de stamgasten waren niet eens geboren toen deze sigaretten werden gemaakt. De tabak is nog opmerkelijk goed. Ietwat onwennig staan de klanten met hun sigaret in de hand. Op een teken van Hilaire steekt iedereen de zijne aan. Zelfs klanten met een grote mond, als Dirk en Gerard, worden er stil van. Het voelt als een plechtig ogenblik. Enkelen maken hun rokertje al na een of twee trekken uit, ze vertrouwen het niet. Anderen roken dapper door. Een klant beweert dat er stimul in de tabak is gedraaid, “zodat de soldaten beter zouden vechten”. Niemand vindt het echt lekker, maar dat is bijkomstig. Het is een bijzondere en onvergetelijke middag die samen gedeeld wordt.
Sommige stamgasten waren niet eens geboren wanneer deze sigaretten werden gemaakt.
MERCI, PASCAL
Wat is er gebeurd? Achter de tafel naast de kachel hangt normaal gezien toch een mooie oude, geslepen spiegel aan de muur? De spiegel is weg. Op die plek staat Merci, Pascal op de muur geschreven.
Pascal is Pascal Braeckman, bij tv-kijkend Vlaanderen bekend als de geluidsman van Tom Waes. In 2012 wordt Pascal vijftig. Dat wordt op 14 april gevierd in Het Oud Arsenaal. Pascal is een muziekliefhebber en er worden voor die ene avond geluidsboxen opgesteld in het café. Een goede klank is belangrijk. Na het feest wil Pascal de box die bij de kachel staat, demonteren. Het gaat mis. De box valt tegen de spiegel. Kapot! De spiegel verbergt een stukje muur dat niet is behangen. Op die kale plek schrijft Steph Merci, Pascal met een dikke zwarte stift. Alle klanten vragen Steph wat die cryptische boodschap betekent.
Pascal is er het hart van in. Hij biedt Steph aan om een nieuwe spiegel te betalen. Na een tijdje
hangt die er. Je moet al heel goed kijken om het verschil te zien met de andere échte oude spiegels.
“Het was wel even zoeken om een spiegelmaker te vinden die een exacte kopie kon maken”, vertelt Steph. “Daarom heb ik meteen twee stuks besteld. Ik heb dus nog een reservespiegel.”
THE ‘OUD ARSENAAL’ AN
ENGLISHMAN’S VIEW
Belgium; Flanders; Antwerp. Names and places so familiar after several years living and working in the region with the locals, and yet in a manner always slightly opaque, somehow forever a little distant. For centuries the crossroads of Europe; the architecture, history on display; the very cobbled streets themselves, echoing a thousand untold stories; the cuisine, French with more than just a sprinkling of local flavour. And central to the Renaissance metropolis: the Arsenaal, a microcosm of the people, concurrently ancient and modern, friendly but frank, down to earth yet with obvious depth. There is no
There may be tourists during summer days, but in the evenings and the winter months, locals gather there to drink and talk, to drink and talk with you, in your language as if they spoke no other. Hours fly by, their flight encouraged by the many pintjes that line up in front of you, provided by friends made within minutes of entry.
So many subjects covered, flowing from one to the other, connected by dubious threads and often bursts of hilarity. Wisdom with injections of crass stupidity; but was it stupid, or are you? No offence, only humour, bright smiles and a feeling of bonhomie unlike anywhere else.
To spend an evening in the Arsenaal is to spend it with your best friends, whether or not you’ve met them before or will ever meet them again. Invariably a headache in the morning. And accompanied by the horrible thought: did I not actually buy a round?
The Oud Arsenaal: happy one hundredth
WAT BRENGT DE TOEKOMST?
Reken maar dat de viering van 100 jaar Het Oud
Arsenaal niet onopgemerkt is gebleven. Na het onvergetelijk feestgedruis blijft die ene vraag: “Wat nu? Wat brengt de toekomst?”
De slotalinea van het artikel ‘100 jaar Oud
Arsenaal: waarom het bruin volkscafé het beste café ter wereld is’ in Gazet van Antwerpen van zaterdag 13 januari 2024 doet veel klanten dromen. Dit is letterlijk wat er die dag in de krant staat: “Nog twee jaar willen Steph en Lucia het café openhouden. Hun ogen zijn gericht op zoon William als de gedoodverfde opvolger. “Hij draait al mee”, zegt Steph. “In het begin liep het stroef tussen ons. Maar dat is normaal tussen de regerende cafébaas en de kroonprins. Maar ik zou erg graag hebben dat hij de zaak overneemt. Dan is hij de baas en word ik hier een vaste klant.”
Met William zou de vierde generatie Erauw aantreden. Lucia tempert het hoera-gevoel bij de klanten. “Een overname is deze dagen erg ingewikkeld, een berg administratie, tientallen formulieren. Ik heb geen glazen bol: maar kan een bruin café nog overleven in deze tijden? Bovendien is er eigenlijk alweer een renovatie nodig. Dat zijn allemaal elementen die meespelen in onze beslissing over de toekomst van dit café. We hebben nog tijd om knopen door te hakken.” Wat brengt de toekomst voor Het Oud Arsenaal? Wie het weet, mag het zeggen.
Kroonprins
Na het feestgedruis blijft die ene vraag: Wat nu?
"Steph, de rekening. 'k Gon nor huis, want ik krijg koppijn van mijn eige gezaag."
(De Felix)
"Mensen, 't zal minder gezellig worden want ik ga naar huis."
(Cees)
"Moest Zjuul Cezaar hier in 't café komen, zou hij zeggen: veni, vidi, velpon. Ik kwam, ik zag, ik bleef plakken."
(Herman De Prins)
BELANGRIJK BERICHT
Dames en heren, beste lezer, dit is de laatste bladzijde van dit boek. Wat mij ertoe brengt u op de hoogte te stellen dat het boek hierna stipt stopt. Al wat u nog niet gelezen hebt, mag u nu nog lezen voor u het boek sluit. Maar gelieve dit te doen vooraleer u het boek sluit. Dank voor uw aandacht.
Steph Erauw
P.S. En doe nu niet alsof u het niet gelezen hebt.
Colofon
Oud Arsenaal100 jaar · 3 generaties
Verhalen van kroeg, wijk en ‘t Stad
Stadskronieken zijn erfgoedverhalen over Antwerpen en de Antwerpse districten, verzameld en geschreven door een groep bewoners of een vereniging. In een Stadskroniek tekenen zij zelf een stukje stadsgeschiedenis op. ErfgoedLab Antwerpen begeleidt hen daarbij.
Meer informatie?
Kijk op antwerpen.be/stadskronieken
Auteurs: Steph Erauw, Lucia Theunis, Roger Pottier, Erik Nielandt, Chris Van den Abeele, Olivier Withouck, Pascal Braeckman, Paul Scannell, Dirk Peeters, Filip Marsboom, Ruud De Ridder.
Eindredactie: Matthias Van Milders
Lay-out: Lander De Coster
Wettelijk depot: D/2024/0306/53
V.U.: Steph Erauw, Maria Pijpelincxstraat 4, 2000 Antwerpen
Druk: Albe de Coker
Foto’s FelixArchief: pagina’s 15, 16, 17, 21, 28, 40, 41
Disclaimer: De meningen die in de interviews worden geuit, zijn die van de geïnterviewden en niet noodzakelijk die van de redactieleden of de uitgever van deze kroniek.