Inkijkexemplaar Hard werken, heel zachtjes rimpelen

Page 1

Hard werken

Heel zachtjes rimpelen Monique Jansen

0


1


Hard werken Heel zachtjes rimpelen

Selectie van 15 verhalen uit het onderwijs.

2


Inhoudsopgave

Voorwoord Het verhaal van de draak. Vergaderen met Piet Van 0 naar 100 Tarzan en de mammoet Ich bin kein Berliner Het verhaal van de slak Leraar door de ogen van een puber De ik doe niet mee dag Bruggertjes Boerengolf Mooi-weer wiskunde Duizend bommen en granaten Blue Wednesday Flubbelen Over de streep

3

6 8 15 21 25 29 33 37 42 45 48 51 54 57 60 64


Copyright Š 2018 Monique Jansen/Mind@scapes Auteur: Monique Jansen Uitgeverij: in eigen beheer Grafisch ontwerp: Monique Jansen Tekeningen: Allard Budding Drukwerk: Printenbind Amsterdam Website: www.mindescapes.nl contact: mindescapes@coaching.nl Niets in deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of gepubliceerd, of openbaar worden gemaakt op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande toestemming van de auteur.

4


5


Voorwoord

Na precies 15 jaar voor de klas zijn er veel verhalen te vertellen. Mooie verhalen en minder mooie verhalen. Kleurrijke verhalen. Verhalen met een gouden randje en soms ook met een rafelig randje. Vijftien jaar herinneringen aan leerlingen en collega’s, aan klassen, aan gebeurtenissen en aan bijzondere momenten op het Lentiz Maasland VMBO. Soms en waar nodig of gepast zijn namen van leerlingen of collega’s fictieve namen. De schrijfsels zijn niet chronologisch, ze staan willekeurig en los van een tijdlijn doorelkaar. Dank aan mijn collega’s en (oud)leerlingen door de jaren heen voor de inspiratie en het materiaal om deze verhalen te kunnen schrijven. Deze beknopte uitgave bevat 15 verhalen. De volledige uitgave bestaat uit 41 verhalen en is te lezen als online versie via de website van Mind@scapes. Als gedrukt boek te verkrijgen in het formaat 21 x 21 cm, of in A5 formaat. Voor meer informatie of bestellen, mail met Monique Jansen, mindescapes@coaching.nl

6


7


Het verhaal van de draak

Het schooljaar is weer begonnen en de afgelopen week zijn alle lesgroepen langs geweest voor de eerste les LOB van mij, en met uitzondering van mijn mentorklas die ik al twee jaar beeldende vorming heb gegeven, zijn ze allemaal nieuw voor mij en ben ik dat voor hen. Het is altijd weer bijzonder als je ze voor het eerst hebt als derdeklassers. Je hebt ze rond zien lopen als tweedeklassers, soms als ongeleide projectielen, stuiterballen, zo kenmerkend voor klas 2. Een leerjaar in toenemend zelfbewustzijn, met soms ook toenemend verzet en onaangepast gedrag, grenzen zoekend, overschrijdend, maar nog niet goed weten hoe. Onhandig. Een aantal van hen, merendeels jongens, zag je bij wijze van spreken meer op de gang zitten, werken en staan, dan dat je ze in het lokaal zag zitten, en je nam je voor die gezichten te onthouden, met de gedachte “dat wordt nog wat volgend jaar”….. En zo hebben ze natuurlijk ook naar mij gekeken als ik door de gangen ging. “Die Jansen”. Ze, weet ik, vinden me een beetje eng en raar soms; ‘die heks, die in draken gelooft’.

8


“Hallo Hans, goedemorgen Grietje, telefoon graag in de bak, doe je kauwgom even uit, pet af, ga lekker zitten”. Of ze zien me als erg streng, want bij ongepast gedrag in de gangen pak ik ze regelmatig in hun kraag. En ik heb een type gezicht wat er erg streng uit kan zien als ik niet glimlach. Lengte en meer doen de rest. Kortom: ze weten niet zo goed wat ze kunnen verwachten als ze mij krijgen, tenzij het broertjes of zusjes van oud leerlingen zijn. Het drakenverhaal gaat al járen rond met als oorsprong dat ik in klas 1 vroeger draken met ze boetseerde bij Beeldende Vorming en dan altijd vertelde over onze schooldraak én dat draken bestaan. Zo overtuigend dat de klas ademloos luisterde en ik sommige monden een beetje open zag hangen onder verbaasde ogen. Onze schooldraak, vertelde ik dan, zie je maar weinig buiten (en dan wees ik naar een veldje naast de school), want het is een héél gevoelig dier. Alleen op kalme, stille, herfst- en voorjaarsdagen, in de vroege ochtendnevel en bij een lekkere temperatuur, kan je hem daar zien staan, maar dat is maar héél af en toe. Als je geluk hebt kun je hem zien. Moet je wel vroeg naar school komen. Natuurlijk geloofden ze het uiteindelijk niet. Maar er was altijd een moment van twijfel. Of dat over het bestaan van de draak was of twijfel aan mijn verstandelijke vermogens ... wie zal het zeggen. Toen er een keer een leerlinge voor de zoveelste keer de les verstierde en toevallig tijdens de drakenkop boetseerles, heb ik haar een uitstuur gegeven. Vanaf dat moment gaat het verhaal rond dat als je mij tegenspreekt op het geloven in draken, je subiet een uitstuur krijgt. Oppassen geblazen dus.

9


Dat is al vele jaren geleden, maar het gerucht blijft gaan en sommige van mijn jonge collega’s beleven er veel plezier aan het verhaal van de draak in stand te houden. In klas 3 vertel ik ze hoe het werkelijke verhaal is onder het motto “Jullie zijn nu grote kinderen, nu kan ik het wel vertellen”, en zij bewaren het als een gedeeld geheim. Dus daar zitten ze dan, in de eerste les LOB. Grote drukke groepen van 28 kaderberoeps, groepjes van 15 basisberoeps. Groepen van 22, Gemengd theoretische leerweg. Veertien, vijftien jaar zijn ze. En na één-achtste eeuw voor de klas, vloeien de nieuwe leerlingen over in leerlingen uit voorgaande jaren; een lange, lange rij pubers die allemaal komen, en allemaal gaan. Jaar in, jaar uit. Allemaal uniek, maar ook allemaal hetzelfde. De prototypes ken je na al die jaren wel. De opstandige, de bitch met de felle ogen die eigenlijk heel lief is maar dat liever niet laat merken, de rustige beschouwer, de vroegwijze, de ‘de kat uit de boom kijker’, de leerling die altijd commentaar heeft, de hardwerkende en de ambitieuze. De achterover leunende “meuh”-zegger die met zo min mogelijk uitvoeren probeert alles te halen, de voetballertjes die in de pauzes in de hal met blikjes voetballen, de zuigers die altijd net buiten beeld de grenzen verkennen en er overheen gaan, de zeer ernstigen waar nauwelijks een lachje afkan, de huilers die hun tranen altijd paraat hebben voor de gelegenheid, de sjaggo’s, en de macho’s die jouw autoriteit als Alpha willen uittesten. De haren borstelende meisjes, het vriendinnenduo wat probeert elkaars kloon te zijn in alles, de onderuitzakkende ‘boefjes’ zoals een collega ze zo mooi noemt. De grijze muizen, de brede Harries, de beweeglijken en stuiterballen die niet stil kunnen zitten, de verklikkers (“oooh juf, hij/zíj deed het! Ik deed écht niks!”), de snel aangebrande met

10


regelmatige driftaanvallen, compleet met geschreeuw en slaande deuren en de sloompies die maar net aan wakker weten te blijven. De sonore bromtollen met de baard al in de keel, en de krassende jongens die daar nog net niet zijn, de kwetteraars, de mompelaars, de “ik schreeuw gewoon lekker altijd door alles heen” types, de Donald Duckjes, de “praat eens iets duidelijker ik kan je niet verstaan als je zo zacht praat” dames, de eeuwige kletskousen, de smoezers en de zwijgende kijkers. De open, onschuldige blikken, vriendelijke blikken, nieuwsgierige blikken, terughoudende en afwachtende blikken en de ronduit wantrouwende blikken. En soms de boze, zo niet woedende ‘waag het niet in mijn buurt te komen’ blik. Bij binnenkomst zijn ze al voorspelbaarder dan ze zelf kunnen weten: een deel van de jongens duikt weg, zo ver mogelijk bij me vandaan, achterin het lokaal, en zakken daar zo diep mogelijk weg onder hun tafel, liefst met nog stiekem iets te eten of drinken in de hand. Hun stijf van de gel staande kuifjes en glinsterende oogjes pieken nog net olijk boven de rand van de tafel omhoog, ‘ziet ze me nog?’ Bijna onzichtbaar, denken ze, maar zeker niet onhoorbaar. Gebrom afgewisseld met krakend raspend stemgeluid, of Donald Duck- achtige klanken komen naar me toe zweven. De meiden zitten meer vooraan, nieuwsgierig en peilend, maar soms ook met een chagrijnige “kom maar op”-blik als het om de meer bijdehante dames gaat. Vaak half omgedraaid, één been nonchalant opgetrokken op de stoel, kauwgom kauwend, zwierend met zijdezachte lange lokken en nog net even doorbabbelend als ik klaarsta om te beginnen met vervolgens een zogenaamd verrast ”Oh, sorry! Ik had écht niet gezien dat u wilde beginnen!” Natuurlijk.

11


En het schaakspel is begonnen, zij mochten openen en ik zet mijn zwarte pionnen prikkend naar voren, mijn paard doet verrassende sprongen en uit het niets zien ze hem opduiken, mijn loper slaat dwars over het veld in de verrassingsaanval, de toren houdt kalm het overzicht en schuift traag eens wat naar links of rechts, of overweegt een verrassende rokade. De koning en de koningin kijken vanaf de achterlijn voorlopig nog rustig toe en wachten de ontwikkelingen af. De eerste fase van het spel kunnen de andere stukken het prima zonder hen af. Een enkele les is het nodig dat de koningin even een kleine waarschuwende manoeuvre maakt, maar dat was weinig. En ik begin met mijn les. Ik stel me voor, vertel wie ik ben, wat mijn hobby’s zijn, waar ik woon, een beetje hoe mijn privéleven er uit ziet, dat ik een dochter van 15 heb die net naar het MBO Grafisch is gegaan en eindig met: “Zijn er nog vragen? Willen jullie nog iets van me weten? Je mag alles vragen, misschien geef ik niet overal antwoord op, maar vragen staat vrij.” Stilte. “Hebben jullie helemaal geen vragen, weet je het zeker?” Een vinger gaat omhoog, dapper, en daar komt de vraag: “Gelooft u in draken?” Aan het einde van de eerste les weten ze veel meer over mij, over wat we gaan doen bij LOB, en waarom, en heb ik op mijn beurt hen geobserveerd. Ik heb wat mild waarschuwend geschoven met posities in het lokaal als dat nodig was, heb mijn zichtlijnen op de kuifjes achterin opengegooid zodat ze goed in mijn beeld zitten en een enkeling mag lekker dicht bij mij vooraan komen zitten. Ik heb sommigen zien ontdooien tijdens deze les, en zie anderen nog halsstarrig in verzet blijven zitten. Een enkeling is licht weggedommeld bij zoveel moois.

12


Als ik aan het eind van de les vraag of er nog vragen of opmerkingen zijn zegt er in één van de groepen een leerling: “Juf, we dachten dat u véééél strenger! Maar dat valt écht heel erg mee!” De groep knikt instemmend. Het waren de afgelopen week stuk voor stuk leuke lessen met ze, al had ik aan de D groep wel mijn handen vol, maar dat is ieder jaar. En zoals een collega tegen me zei: “Dat moet voor een door de wol geverfde docent als jij toch geen probleem zijn?” Twaalf en een half jaar, laat de koperblazers maar schallen en wie had dat ooit gedacht. Al biedt door de wol geverfd geen 100% garantie. Iedere jaargroep is anders, en toch hetzelfde. En altijd komen er in het jaar de verrassingen, de uniciteit van de kinderen komt in beeld, de authenticiteit, de ontwikkeling die ze als derdeklasser doormaken van kind naar jong volwassene, de verrassende onderstromen die ik te zien mag krijgen door het vak wat ik geef, de achtergronden die voor een deel bepalen wie ze zijn en hoe ze handelen, en hun namen krijgen een gezicht. Of andersom. Door de jaren heen vervagen die gezichten grotendeels weer, maar een enkeling vergeet je nooit meer. Soms, en steeds vaker, ben ik zélf mijn verrassing, verras ik mezelf. Zeker een stuk kalmer dan vroeger toen ik op mijn veertigste voor de klas ging en heetgebakerder was. Mijn temperament in volle galop door alles heen denderde en soms zelfs als een olifant in een porseleinkast. Toen mijn vuist nog wel eens op de tafel belandde in zowel de klas als in vergaderingen met collega’s, ik vaker bulderde (en met enig plezier, dat kan ik niet ontkennen) en sneller een uitstuur gaf. Ik ook ambitieuzer was, en naïever, en me de “poten uit mijn lijf liep” voor schoolzaken en de schoolorganisatie, hart en ziel in volle vaart op weg naar de vervulling van mijn onderwijsdromen.

13


Aangepaster en milder nu, liefdevoller wellicht, vrolijker en lichter zeker. Trager, zachter, rustiger en ook; laconieker. Maar ook door de wol geverfd, teleurgesteld hier en daar, ontmoedigd en vermoeider. Ouder en wijzer, en een tikkie grijzer. Met soms nog een kleine temperamentvolle oprisping. Nog veertien jaar te gaan tot ik moet stoppen met onderwijzen. Een zilveren jubileum met onvermijdelijk zilveren haar is, met wat aanpassingen, haalbaar; draken hoedend, verhalen vertellend, toekomstperspectieven schetsend, met kuikens in mijn kielzog door de gangen als moeder gans, “Sjoe-sjoe, hop je toekomst in kleintje... Je kunt het.” Dag Hans, het ga je goed! Dag Grietje, maak er wat moois van! En ja: ik geloof in draken…..

14


Vergaderen met “Piet”

Op een school werken, of deel uitmaken van een teamorganisatie, is iets waar ik als solistisch werkend beeldend kunstenaar aan heb moeten wennen. In de kunsthal waar ik parttime in teamverband werkte, was het eenvoudig: de taken waren verdeeld, ieder deed zijn werk en waar nodig hielp je elkaar, daar hoefde niet over gesproken te worden, dat deed je gewoon. De te dragen verantwoordelijkheid was erg overzichtelijk en afgebakend, de communicatie prima. De pauzes waren gezellig, de gesprekken wisselend luchtig of diepgaand en er was nauwelijks een wanklank te horen. Iedereen was gelijk en de baas werkte zelf ook mee met het team, hij was één van ons. En om 5 uur stapten we allemaal vrolijk op de fiets op weg naar huis of naar het café voor een afsluitende borrel. In het onderwijs is dat een heel ander verhaal. Er is veel overleg, vergadertijd, en je hebt het gevoel dat je op een werkdag achter de feiten aan loopt te hollen, er altijd nog iets “moet” wat je over het hoofd hebt gezien. De mensen en de taken zijn complexer, de belangen groter, de drijfveren anders, hiërarchie speelt een rol, er zijn verschillen in opleiding en achtergrond.

15


Ik ben gefascineerd geraakt door teamprocessen in het onderwijs. Wat er gebeurt tijdens de bijeenkomsten. Hoe mensen zich daarin profileren en waarom. Dat waarom weet je vaak pas nadat je een tijdje in zo’n organisatie hebt gewerkt en de achtergronden en karakters van collega’s hebt leren kennen. Dat verklaart soms veel van het getoonde gedrag tijdens bijvoorbeeld vergaderingen, maar ook aan tafel tijdens de lunch of in de wandelgangen. Jarenlang hadden we op de onderbouw te maken met een oudere collega die niet meer als docent werkzaam was en die door omstandigheden nog wel in de school werkzaam was, maar nauwelijks nog verantwoordelijkheden had of kreeg. Hij zelf had daar duidelijk andere ideeën over, moeite mee en bracht zichzelf in beeld waar en wanneer de mogelijkheid zich maar voordeed. Deze collega “pakte” ook tijdens vergaderingen zijn moment en was dan ook niet meer te stoppen. Het signaal “Hé, ik ben er nog en dat zullen jullie weten ook!” werd onbewust, maar luid en duidelijk afgegeven en hoe dat voor zijn collega’s en de lopende vergadering was, boeide hem niet echt. Docenten, collega’s in vergaderingen en bijeenkomsten: een blauwdruk van hoe de organisatie er voor staat? Er is de ervaren, sceptische docent die altijd blijft staan tijdens vergaderingen, bij de deur, armen over elkaar, een afkeurende, maar strijdlustige blik in de ogen, CAO boekje losjes in de hand en met soms een bijtende korte vraag die iedereen weer op doet kijken. Er is de docent die altijd een weerwoord heeft, commentaar moet leveren op ongeacht wat er gemeld wordt. Er is de docent die altijd een niet relevante vraag wil stellen en daar lang over uitweidt. Er is de docent die zijn “15 minutes of fame” neemt, doorspekt met veel uitgerekte “uhm” klanken, en op een toon die zegt

16


“allemaal opletten nu, dit is belangrijk”. Er zijn collega’s die gaan zitten ginnegappen, en leerlinggedrag vertonen. Het gros reageert niet, zit het uit, kijkt heimelijk naar de klok en er hangt een bijna zichtbare denkwolk boven de hele goegemeente “Het zal mijn tijd wel duren”.... De zogenoemde Stille Staking, leerden we een keer op een studiedag. En vanzelf zijn er de collega’s die wel opletten en relevante vragen stellen of opmerkingen maken die iets bijdragen aan de vergadering en die het lef hebben een discussie die van niks naar nergens gaat door het stellen van een kritische vraag af te kappen. Ik reken ik mezelf het liefst tot die laatste groep, maar de les is wel geweest niet overal op te reageren en dat de toon de muziek maakt. Proactief deelnemen is namelijk ook niet altijd nodig, al heeft het wel een tijdje geduurd voor ik me dat bewust was. En toe kon passen. Ik was niet te beroerd de zwarte denkhoed van de Bono op te zetten, of de groene en daar mijn zegje over te doen. Er niet bij stilstaand of dat wel in de situatie paste, nodig was. Ik deed dat gewoon. Impulsief. Hop, daar ging die vinger weer omhoog. Tegenwoordig vraag ik soms een collega mij er van te weerhouden welke vraag dan ook te stellen als dat dreigt te gebeuren…. Dat geleerd hebbende, ben wel ik meer gaan zwijgen, doe ik af en toe mee aan de stille stakingsmentaliteit en kies ik mijn momenten dat ik iets zeg zorgvuldiger. Ik heb ook geleerd mijn ergernissen niet meer ter plekke te ventileren en ze beter te beheersen, en om ontploffingsgevaar tijdens de vergaderingen uit te stellen naar een later moment, of zelfs te voorkomen. Ik kon voorheen af en toe van pure frustratie, vermoeidheid en ergernis over de gang van zaken, een uitbarsting krijgen die de zaal en alles wat zich daarin bevond, deed schudden. Waarbij de

17


vuist soms letterlijk met een klap op de tafel belandde…. Vaak beende ik daarna het lokaal uit om even af te koelen. Wat overigens wel effect had, en door een enkele collega’s zelfs als verhelderend en verfrissend werd aangemerkt, want “not done” volgens de ongeschreven wetten die er golden Maar wat toch niet de manier was. Kortom: ik heb geleerd me enigszins te conformeren aan de etiquette van de vergadercultuur. De schoolcultuur. Het lijkt er op dat goed vergaderen onder andere stevig in de weg wordt gezeten door persoonlijke belangen, agenda’s en frustraties, die het proces vertroebelen en traineren. En mensen zich te vaak onbewust zijn van hun eigen rol of aandeel in dit proces. Vaak heb ik me verbaasd op hoe er niet werd ingegrepen op zaken door de voorzitter. Hoe het maar voortsudderde, kostbare tijd opslokte en een tijdlang begreep ik dat niet, was een kwestie van kordaat voorzitten naar mijn idee, maar zo eenvoudig ligt het niet. Ik heb de afgelopen jaren in wisselende samenstelling veel voorzitters (waaronder ikzelf) vergaderingen zien leiden, van zeer wisselende kwaliteit. En ben ik wel degelijk gaan inzien wat een wespennest het voorzitten van een vergadering soms kan zijn. De kunst van het voorzitten van een vergadering komt soms in de buurt van het strategisch kunnen leiden van een leger op missie. Maar het valt ook niet mee. Hoe doe je het nou goed? Je kunt niet zeggen “hé Piet, lullig voor je dat je ordeproblemen hebt en het thuis ook niet lekker loopt, maar hou dat lekker bij jezelf en projecteer dat niet op deze vergadering?” Nee, we geven Piet zijn zo gewenste moment, zwijgen en halen stilletjes opgelucht adem als hij of klaar is, of er een collega of de voorzitter de monoloog op tactische wijze weet te beëindigen.

18


Piet met een goed gevoel van een punt gedrukt te hebben en de borst vooruit weer het mannetje zit te wezen, en we over kunnen gaan naar het volgende agendapunt. En daarmee op naar de volgende Piet.... “Piet” als teamlid en kwetsbaar en feilbaar menswezen hoort er namelijk wel bij en is in de verschijningsvorm die hij op dat moment op tafel legt, voor het hele team een leermoment. Of zou dat kunnen zijn als de cultuur al zover was dat we daar op die manier naar kunnen kijken én mee om zouden kunnen gaan. Piet moet Piet kunnen zijn, maar het zou wel héél prettig zijn als hij zich bewust zou zijn van hoe zijn eigen aandacht vragende gedrag keer op keer op tafel legt in de bijeenkomsten, hoe het een truc is verworden die niet meer in het teken staat van het algemeen belang en de gevoerde agenda. En hij dus kostbare tijd van en voor het collectief, voor zichzelf opeist. Hoe hem zover te krijgen dat hij dat gaat inzien en ander gedrag gaat tonen? Het lijkt bijna onmogelijk.... In een schoolorganisatie kennen we vele Pieten en ze komen prominent in beeld op het strijdtoneel wat vergaderen heet. En natuurlijk manifesteren ze het niet alleen maar daar, maar ook elders op de werkvloer, maar dan minder zichtbaar en de verschijningsvorm en camouflage die (onbewust?) gekozen wordt, is soms van hoge kwaliteit en nauwelijks te traceren, tenzij je heel goed kunt waarnemen. De Pieten zijn talrijk, en gevarieerd. De Pieten zijn voor een organisatie een factor om serieus rekening mee te houden, want: als je één Piet corrigeert; je hebt zo alle andere Pieten over je heen en dan worden ze een sterk en hongerig organisme wat de val van een schoolleider in een mum van tijd tot stand weet te brengen.

19


In dit proces ontpopt er één zich tot Alphawolf en bijna de hele roedel volgt maar al te graag en het ‘Wij-zijn-samen-één’ gevoel viert hoogtij. Het is etenstijd, de groep gaat op jacht. Het gedrag van “Pieten” en de groep zijn ook een serieus signaal wat afgegeven wordt over hoe “het” er voor staat in een school. Voelt iedereen zich gehoord en gezien? Wórdt men wel gehoord en gezien? Serieus genomen? Dat zou er zomaar wel eens aan kunnen ontbreken bij tijd en wijle. Het vraagt bijna om een opleiding tot psychiater, met grootse coaching kwaliteiten en strategisch inzicht, om dit in goede banen te leiden. Het vraagt om gedegen kennis van individuele- en groepsprocessen, van organisatievormen en -modellen, kennis van jezélf, van denkhoeden, van tactiek, van kwaliteit. Het vraagt om een heldere analyserende geest die zaken kan waarnemen, anticiperen, ordenen, overzien en strategieën uit kan zetten. Het vraagt om een plan, bonding met gelijkgestemde zielen, invoelend vermogen en empathie, vertrouwen in eigen kunnen, persoonlijk leiderschap, en vertrouwen in het team. Een open mind, en het je oprecht kwetsbaar kunnen opstellen. Het vraagt om het vermogen creatief-lateraal te denken, authenticiteit en om autonomie, het moet gezien en gespeeld worden als een (schaak)spel, maar de belangen die hier een rol spelen, inclusief de persoonlijke belangen van iedereen in de organisatie, zijn iets om niet, nóóit, te onderschatten!

20


Van 0 naar 100

Op de dinsdagochtend heb ik dit jaar iedere week het genoegen klas 1A beeldende vorming te geven. Een hele grote klas zoals we die al jaren niet meer hebben gehad sinds de A klas altijd een theoretische leerwegklas is, en niet meer de kaderklas. A klassen zijn altijd druk en niet op hun mondje gevallen. B klassen zijn óók druk, maar vaak wat gemoedelijker, gewoon anders. Ik heb al heel wat A en B klassen langs zien komen door de jaren heen en altijd is er een opmerkelijk verschil. In de loop van klas 1 naar klas 4 tonen A klassen zich mondiger, meer vragen stellend, assertiever, en soms rebelser. Ik heb daar al een paar mooie voorbeelden van langs zien komen. Deze A klas is een hele leuke en gevarieerde klas, een mondige klas met wel het nodige karakter- Ên niveauverschil in de club die het is. Redelijk half om half jongens en meiden. Ze lesgeven is wel een klus, zeker bij een vak als beeldende vorming; ze zijn levendig druk en hebben veel pret. Beetje te veel pret soms, voor zover je dat kunt zeggen natuurlijk, maar al die bewegelijke pret geeft wel een hoop chaos.

21


Ze staan (nou staan….) áltijd al zeker 15 minuten voor we beginnen voor het lokaal te wachten. Duwend, trekkend, buitelend, vallend, rollend, lachend, kletsend. Als ik om 10 voor half negen bij het lokaal aankom roepen ze blij: “He he, bent u daar éindelijk!!”…. en willen gelijk naar binnen stormen. “Momentje jongens!”, roep ik terwijl ik me door al die kleine vrolijke lichamen heen naar binnen pers met mijn tas en koffie in de hand, want aan de kant gaan komt niet bij ze op. Bij de deur staand schuiven er vooral blije gezichten naar binnen en is als de 28e binnen is, de bak met telefoons tot de rand toe gevuld en loodzwaar. Dat is bij derdeklassers wel even anders. Na maanden zijn we redelijk in balans, wat niet betekent dat ik niet meer hoef in te grijpen zo af en toe, maar het gaat goed, ik ken hen (zo ongeveer want al die namen en mijn afnemende geheugenkwaliteit gaat niet altijd goed samen), en zij kennen mij. Dat is niet geheel zonder slag of stoot gegaan en ik heb er wel een stel al meerdere malen even bij me gehad na schooltijd voor een kort babbeltje, met bijbehorende alternatieve straffen als dat uiteindelijk nodig was. Zoals: op een te klein vel, te veel, 28 om precies te zijn, rare beestjes tekenen en dat aan de klas laten zien. Voor het begrip van wat er gebeurt als je met zo veel druk doet in een net niet passende ruimte. Dat werkte wel. Ze vonden het ook niet echt een straf: “Maar dat is geen stráf juf! Dat is léuk!” Of in de drukte gooien met een potlood is een potlood natekenen, mét schaduw, en de week erna inleveren. Mij herhaaldelijk napraten is een papagaai natekenen. En ook hierop klonk weer een enthousiast “Oh, leuk!!”

22


Tijdens een gesprek een keer met de hele klas over hoe het wat rustiger te krijgen, wierp de komiek in de klas, Thomas de Zeeuw, zich op om uit te beelden hoe sommige andere docenten dat aanpakten met hen, en het beeld was klip en klaar duidelijk. Een amusante vertoning waar ik oprecht om moest lachen. De klas knikte instemmend tijdens zijn performance; want zo was het écht wel... Vandaag zijn we begonnen met de opdracht maskers, een opdracht met de ultieme chaos: ballonnen, behangerslijm en kranten. Na een speedstart was het hele zooitje lekker bezig, en nam de pret en het volume toe. Als een vliegtuig wat zijn motoren op volle toeren laat draaien om op te stijgen, als een formule 1 wagen uit de pitstop weer de baan op, als de menigte in een arena; een aanzwellend brullend geluid waarvan je weet dat de snelheid enorm zou worden, het geraas immens. Ik kijk om me heen en haal héél diep adem voor de lage waarschuwende brul en daar komt ‘ie dan: JONGENS EN MEISJES!”. Het valt stil…. Op normale toon zeg ik: “jullie mogen heus lekker kletsen met elkaar, maar ga nou niet met z’n 28-en zitten schreeuwen tegen elkaar (en ik kijk de hoofddaders priemend aan), want dat is níet te doen voor een ouder wordende juf”. Zacht knikkende hoofdjes. Enigszins vermoeid van zoveel gevarieerde activiteiten op de vroege ochtend en mijn maximum aan lateraal flexvermogen ingezet hebbend, zak ik achter mijn bureau en overzie ik mijn krioelende, door behangerslijm en kranten geregeerde koninkrijk.

23


Dof klinken de kreten als : “Dit is lekker juf” in de verte, maar ze dringen even niet echt door. Ik lurk aan mijn inmiddels koude bekertje koffie en zucht even. En bedenk me dat mijn dinsdagochtenden erg veel weg hebben van accelereren van 0 naar 100 kilometer per uur, en ik de formule 1 racewagen ben die op het punt staat om op te stijgen. Wie de bestuurder is mag Joost weten, ik ben het niet in elk geval. Gelukkig zit er genoeg benzine in de tank, is de accu opgeladen en zijn de banden nieuw. Vroem…..

24


Tarzan en de mammoet

Vandaag kwam het LWT bij mij thuis, ze kwamen mijn bomen snoeien en zagen. Het LWT, het klinkt als een geldwisselkantoor, één of ander reintegratieproject, of een munteenheid. Maar dat is het allemaal niet. Het LWT is het leerwerktraject van het Lentiz Maaslandcollege en zij zijn een onderwijsconcept binnen onze school, gerund door Siem en Ton, de docenten. Twee eigenheimers met eigen ideeën over onderwijs aan jongens (vooral jongens bemannen het LWT) en meiden die doeners zijn, die een broertje dood hebben aan leren, maar graag met hun handen werken. En bij dat laatste krijgen ze alleen de meest noodzakelijke theorie aangeboden. Gezien het feit dat het vaak hele drukke leerlingen zijn met een korte aandachtsboog, zijn het kleine klassen van ca 10 leerlingen. Het LWT is een volkje apart en je kunt niet om ze heen binnen de school. Een tijdje geleden hadden we voor klas 3 een CKV dag met o.a. een tattooworkshop. Ik had bedacht dat de LWT-ers dat vast ook leuk zouden vinden en het een aansprekende workshop voor ze zou zijn, want normaalgesproken nemen ze geen deel aan dit soort culturele activiteiten. Dus Siem voorgesteld dat zijn jongens

25


ook mee zouden doen en zo was het, met onze getatoeëerde gymdocent Dennis als hun persoonlijke begeleider: een rolmodel voor de jongens. Want de LWT-ers zijn wel een slag apart. Je hoort ze van verre, ze hebben zo hun eigen favoriete onderwerpen waarover ze praten en dat is niet de hogere wiskunde…, ze roken veel en ook; overal waar het niet mag, houden van hakkuh, hebben op andere tijden pauzes, zijn en gedragen zich als een “gang”, maar zijn o zo (gezagsge-)trouw aan de 2 docenten. Wie het voor het zeggen heeft, de Alfawolven zijn, daarover bestaat geen twijfel. Jongens van het slag “recht zo die gaat”, de broek vaak nog verder afgezakt dan wat gemiddeld is voor pubers, jongens die heel hard “BIER!! en NEUKUH!!” roepen en waarvan sommigen een hoog “oh oh Gerso” gehalte hebben. En eerlijk is eerlijk, sommigen zijn niet het type wat ik ’s nachts op straat graag tegen zou komen, of waarvan ik zou willen dat mijn dochter ze tegenkomt. Maar omdat ik ze in klas 1 les heb gegeven, weet ik wie ze zijn, en ook hóe ze zijn, maar als je dat niet weet ga je als je ze in het donker aan ziet komen een blokje om. Ze echter nu zo een beetje kennende weet ik dat ze ten eerste niet allemaal zo zijn, en dat zag ik vandaag ook weer, en ten tweede ze gewoon een klein hartje hebben. Tijdens de tattooworkshop hield ik wel een extra oogje op ze, want toch een volkje apart en ze kunnen een tikkie storend en ongezeglijk aanwezig zijn. En inderdaad: met veel misbaar kwamen ze binnen, niemand kon er omheen dat het LWT “in tha house” was, daar zorgden ze wel voor. Maar de workshopgever ging daar enorm goed mee om, toonde zich alfawolf en kreeg daarmee het gepaste ontzag en respect en het aansprekende onderwerp deed de rest. Tijdens de workshop zag ik dat het goed ging. Ze hadden het erg naar hun zin en werden langzaamaan tijdens het werken rustiger, al is het rustig van hun nog steeds erg druk van een andere groep. Een relatief begrip.

26


Maar ook: als je vergeten was waar je geslachtsdelen ook alweer zaten, wat de mogelijkheden daarvan zijn en waar ze voor dienen, dan ben je na een sessie met hen wel weer helemaal bij! Gisteren waren ze buitengewoon braaf. Keurig zelfs bij binnenkomst. Ik vermoedde een instructie vooraf. Ik had koffie, Cola en stroopwafels gehaald en ze gingen direct aan het werk, Siem vooral, de docent. Hij deed het echte zaagwerk, de jongens assisteren. Langzaamaan kwamen de tuinen van de buurvrouw en mijzelf vol te liggen met takken. De concentratie echter nam na een tijd wel af, de jongens zaten voor een deel lekker te roken en te kletsen aan mijn tuintafel en terwijl ik zelf meehielp de takken klein te snoeien, luisterde ik naar de gesprekken. Over mogelijke verkeringen, één was er voor het eerst bij een meisje thuis geweest (“wat zei d’r ouwe toe ie je zag?!”) Eén van de moeders had zoonlief het geluid van hun huilende hond opgestuurd en dat werd een keer of 10 geluisterd en als ringtone ingesteld, een gesprek over dat er in de fabriek gaatjes worden geprikt in de condooms en hoe je met spaarpunten een gratis rood/wit/blauwe dildo kon verdienen, model Tarzan. Over ’s avonds uitgaan (het is kermis in Maassluis) en hoe laat iedereen thuis moest zijn, over alleen mogen fietsen of niet. Of ik christelijk was want een Jezusbeeld in mijn tuin, maar ook een Boeddha en één wist te vertellen dat als je een dikke Boeddha over zijn buik wrijft, dat geluk brengt. De nodige respectvolle platte opmerkingen naar Siem toe droegen bij aan de gemoedelijke sfeer van mannen onder elkaar op mammoetjacht. Waarbij sommigen aanzienlijk harder op jacht waren dan anderen (iemand moet het overzicht houden), maar dat mag de pret niet drukken: een dagje samen op stap. Ondertussen verdwenen de jongens ook in tweetallen naar de Albert Hein voor Shag en drinks. Een lekker loopje, een fijne escape en ze namen hun tijd.

27


Bij terugkomst van het eerste duo werd er verteld hoe ze bijna onder die ‘bovengrondse metro’ waren gekomen ‘of hoe dat ding ook heet’, en daar werd hartelijk om gelachen: een tram heet dat. Nog nooit gezien en ze liepen nog wel op het zebrapad! Ja, daar stopt een tram niet voor nee…… Ze waren zich helemaal lam geschrokken! Ik was verbaasd: nog nooit een tram gezien, meen je dat nou? Hoe is het mogelijk, zo dicht bij de stad. “Ja, die hebben we in Maassluis niet hoor!” Ook geen metro, maar wel de trein! Bij ieder duo wat vertrok om versnaperingen te halen klonk het: “Pas op hè, voor die bovengrondse metro!!” Om drie uur was de klus geklaard, tijd om te gaan. Twee tuinen vol met takken en boomstammen, ik heb weer genoeg hout voor een zomer vuurtjes stoken en de zon kan weer volop schijnen in mijn tuin. “Zullen we even helpen de koffiespullen naar binnen te brengen?” kwam er nog heel attent langs, en daar gingen ze weer. Op grote schoenen klotsten ze door mijn huis, met alle spullen (waaronder een grasmaaier, maar ik heb helaas geen gras), naar het busje. En het hele zooitje stapte douwend en trekkend weer in, Siem stoïcijns achter het stuur, niks nieuws onder de zon, business as usual. Ik heb ze uitgezwaaid. We zullen de LWT pot spekken voor een etentje bij een fastfood restaurant. De mammoet is succesvol neergehaald.

28


Ich bin (k)ein Berliner…

Onlangs heb ik mijn mentorklas de 360 graden feedback laten doen op mijn docentschap aan deze klas. In alle vertrouwen dat daar een goed cijfer voor mij uit zou rollen, want deze klas en ik gaan heel goed door de bocht met elkaar. Vind ik. En mijn eigen onvolkomenheden als docentmens zijn mij goed bekend, dus waar ik minder zou scoren zou geen verrassing zijn. Dacht ik. Het werken met deze klas is een genoegen voor me, ik heb ze 8 uur per week, de sfeer is goed, we gaan veel op stap, er wordt gelachen, gehuild, ze werken goed (voor pubers dan…) en ik meen te mogen zeggen dat we een team zijn, waarbinnen ik de docent ben, en zij de leerlingen. De uitslag werd me aan het eind van de middag toegestuurd en ik had pas ’s avonds laat tijd om die door te nemen. Met wat verbazing nam ik de uitslag door met als eindcijfer een 6.9. Dat is niet zo hoog als ik gedacht had te krijgen en ik moest eigenlijk gewoon even slikken. Een krappe zeven, dat viel me tegen. En ik nam de scores en de vragen uitgebreid door. Daarnaast was er ruimte in de enquête om een losse opmerking te plaatsen en dat hadden er heel wat gedaan.

29


Dat was positief, op één na, die een uitgesproken hekel aan mij aan de dag legde en ik meen wel te weten wie dat was. En geeft ook niet, want dat mag. Vraag 1: Kent de docent alle leerlingen bij naam? Nou, dat dacht ik toch wel en meer dan dat. Maar geen 100% score. Goh. Hoe kan dát nou? En zo zag ik er nog wel een paar waarvan ik dacht ‘hè?’ De volgende dag heb ik de enquête doorgenomen met de klas, want vanzelf wil ik, als docent die zichzelf eigenlijk diep in haar hart een 8 geeft, weten hoe hun beleving op mij is en waar er te verbeteren valt. Vertel het mij maar, anders kan ik er niks mee. Want je kunt vanalles bedenken, maar de beleving van pubers is nooit helemaal te voorspellen. Vraag voor vraag heb ik de lijst met ze doorgenomen, ze uitgelegd waarom ik die feedback van ze wil, met als startvraag: Is er hier iemand in de klas die het idee heeft dat ik niet weet hoe je heet? Want de score geeft geen 100% op deze vraag. Nou, ze moesten lachen, iedereen had natuurlijk wel het idee dat ik hem/haar bij naam ken, maar, zeiden sommigen, ze hadden vaak niet het maximale ingevuld, maar net die daaronder. Want voor veel vragen gold dat iets nooit altijd zo was. Nou, dat vind ik ook en dat kan ik begrijpen. Hoewel ik dat dan bij de vraag of ik je naam ken een beetje verbazend vind, maar vooruit. Zo’n vragenlijst met je klas doornemen en er over praten is goed om te doen, en ook: ze de openheid (veiligheid?) bieden om op een goede manier kritiek te geven waar je als docent iets mee kunt. Of waardoor je uit kunt leggen waarom je iets doet of laat. Luisteren en gehoord worden zijn best belangrijke aspecten van je docentschap. En meer dan dat: er ook iets mee doen, maar met als aantekening dat niet alles van de ene op de andere dag te

30


verbeteren is. En wat één leerling als aantekening schreef: niemand is perfect. Zo is het. Als ze je maar geloven. Ik ben weer wat wijzer, heb wat punten waarmee ik aan de slag kan, heb over sommige zaken iets gezegd waarom ik ze niet zal veranderen, andere zaken een verrassing voor me waren en ze beloofd minder en compacter te mailen. Ze vinden dat ik soms boos wordt, al vind ik zelf dat ik extreem weinig boos op ze ben geweest en indien als, dan toch met goede reden? Dat vinden ze dan ook wel weer, en belangrijk: áls ik boos wordt, komt het niet onverwacht en is het terecht. Ook vonden ze dan “prettig” dat als ik boos was geworden, het daarna ook weer klaar is, ik niet boos blijf. En ze vinden dat ik erg smakelijk om mijn eigen grapjes lach, en veel met mijn armen zwaai en soms raar naar mijn beeldscherm zit te staren, alsof ik helemaal van de wereld ben. Maar niet op een manier die stom is, wel leuk eigenlijk vonden ze. Controle op het werk: het grootste deel van de klas vond dat ik dat consequent doe, een paar niet. Maar dat doe ik eigenlijk veel te matig, steekproefsgewijs. Blijkbaar geeft dat het beeld af dat ik strak hun werk controleer bij de meesten. Maar de slimmeriken gaven aan dat ik helemaal niet zo strak controleer, dus een paar hebben het wel in de gaten en voor mij is het interessant om te zien wie dat zijn: die zijn opmerkzaam en dat is goed om te constateren. En zo nog veel meer. Ook gaf het interessante discussies, want misschien overschatten wij onze rol als docent en de invloed die je hebt soms wel. Maak je jezelf te belangrijk? Ik? De klas had daar een uitgesproken, maar toch ook dubbele mening over.

31


Enerzijds zeggen ze dat wij niet zo veel invloed hebben op hoe de sfeer in de klas is, want dat is zoals het is. Maar anderzijds zeggen ze ook dat bijvoorbeeld een teambuildingsdag een groot verschil heeft gemaakt hoe ze zijn met elkaar, omdat ze daardoor een team zijn geworden en elkaar zijn gaan vertrouwen. Maar misschien zegt dat het wel al: zij zijn een team geworden, niet “wij”, en ik faciliteer dat. Zo simpel. Voor hen ben ik er en als het goed gaat tussen de klas en de docent, denken ze er eigenlijk helemaal niet zo over na hoe jij bent met hen? Gaan ze zich er pas mee bezig houden als het niet goed gaat? Het lijkt er wel een beetje op. Nou, goed nieuws dus. Ze houden zich helemaal niet zo met mij bezig en dus gaat het goed. En dat is er voor mij wel één om goed in de gaten te houden. Mezelf niet belangrijker maken dan ik ben, me niet meer “in” de groep zetten dan ik sta. Zij zijn zichzelf, ik faciliteer ze daarin, dat maakt als geheel een klas met hun mentor en samen zijn wij een organisme wat werkt. Dat doe ik als docentmens met een tikkie idealistische insteek over wat ik voor jongeren wil betekenen en dat is mijn keuze, niet die van hen. Ich bin ein Berliner? Mooi niet.

32


Het verhaal van de slak

Aan het begin van het schooljaar gaan we altijd op kamp met onze leerlingen uit klas 3 en dat is als mentor een mooie gelegenheid om je nieuwe klas beter te leren kennen, en zij elkaar. Mijn nieuwe mentorklas dit jaar bestaat uit negen instromers, een leerlinge die autistisch is, de nodige ADHD-ers, een jongen met een progressieve spierziekte en alle andere pubers met zo hun eigen dingen. In totaal 25 stuks. Leerlinge Manouk uit mijn klas heeft als diagnose Asperger gekregen. Ze leeft in een net andere wereld dan anderen en raakt de alledaagse realiteit net voldoende om mee te kunnen draaien in het reguliere systeem van alledag. Maar dat ze “anders� is, daarover geen twijfel. In haar ogen altijd die stille, teruggetrokken afwezigheid, en tegelijk ook drukte van het bezig zijn met haar eigen beleving op zaken. Ze kijkt je aan en tegelijk langs en door je heen, alsof ze in meerdere werkelijkheden tegelijk vertoeft. Ze heeft veel te melden vanuit haar andere wereld; daar wordt veel nagedacht, beleefd, ervaren en onderzoek gedaan. Ze komt dan ook vaak

33


naar me toe om dat te delen, al is dat niet precies wat ze werkelijk doet: het is meer mede-delen. Ze praat niet zozeer met je, meer tegen je. Maar luistert wel naar wat er dan terugkomt, geconcentreerd, haar hoofd net iets schuin. Dan valt ze even stil, neemt het in zich op, transformeert en na enig nadenken volgt dan haar reactie. Manouk tekent, schrijft verhalen en gedichten en doet dat goed. Een wereld van elfen en draken, van sprookjes. Ze droomt van en werkt aan haar eerste grote speelfilm. De gesprekken met Manon zijn trage gesprekken die soms nogal wat geduld vragen. Manouk leeft niet in tijd. En dat jij daar wel aan gebonden bent, dat zit niet in haar beleving. Is totaal niet relevant voor haar. Op kamp betrok ze een overgebleven kamer, helemaal alleen. Door ruimtegebrek kwamen daar twee meiden bij: bijdehandte dames uit één van de basisberoepsklassen die niet op hun mondje gevallen zijn en goed in beeld zijn in de menigte. Wij als docenten keken ernaar en zeiden tegen elkaar: “Een boeiende combinatie, benieuwd of dat goed gaat.” Zodra de kamers ingericht waren vertrok Manouk naar het omliggende bos, een oud stukje bos met grote beuken, kreupelhout, stralende open plekken met zonlicht, stonehedgeachtige door de bliksem getroffen bomen die fier gebroken rechtop zo’n lichtplek bezetten. Avalon. En Manouk ging een hut maken. Bij de lunch ontdekte haar kamergenote Cici dat Manouk er nog niet was, en ze ging haar roepen. Een collega en ik gingen mee. Op het geroep kwam ze in de verte het bos uit dwalen, en sloot rustig zwijgend aan bij de andere 60 leerlingen voor de lunch. Tevreden en in zichzelf gekeerd.

34


Het middagprogramma deed ze gewoon mee, en ook alle andere programmaonderdelen, maar als er even tijd was, vertrok ze naar haar hut in het bos, met haar tekenboekje en het potlood. De tweede dag vroeg ik haar of ik haar hut mocht zien en samen liepen we er naartoe. Het was een prachtig plekje met uitzicht op de “Stonehedgeplek”, met een bankje van stammen, een drempel van takken, tot een koepel omgebogen takken van de struiken, een gevonden rood-wit lint om af te bakenen, een aan oud touw hangend tafeltje van een doorgezaagde boomstam, met daarop haar tekenspullen. En de kleine vuurplaats maakte het compleet. Ze ging zitten “Kijk juf, zo zit ik hier dan en dan luister ik naar de vogels en de bomen”. Ik vroeg of ik erbij mocht komen zitten, toestemming is belangrijk want het geheel straalde iets sacraals uit waar je bijna alleen maar inbreuk op kon maken. Dat mocht. En daar zaten we, terwijl ze de betekenissen van de diverse onderdelen van de hut aan me uitlegde. Traag, zonder tijd. Daarna gingen we samen wandelen door het stukje bos en ik vertelde haar dat ik in dit soort bossen altijd naar stukken boomstronk zoek die ik dan mee naar huis neem. Ik dat fijn vond om te doen. Ook vroeg ik haar wat ze voelt als ze zo in het bos is. Ze vertelde dat ze daar rustig van wordt, de drukte in haar hoofd dan verdwijnt. Maar ze wilde me nog vanalles laten zien, en zo kuierden we door het bos; een moment van rust en stilte, van ‘weg uit de tijd’, van ziel en bezieling. Later die dag kwam Manouk naar me toe met de vraag of ik even mee wilde komen naar haar hut. Ze had voor mij stukken stronk verzameld, voor mee naar huis. Prachtige stronken die hier bij mij thuis staan nu. Eén staat er nog op school, in de entree van de hoofdingang. Hij was te groot om gelijk mee te nemen en is later

35


in het busje mee teruggekomen. Een grote stronk in de vorm van een slak, althans, min of meer. Manouk was ook voor de anderen iets bijzonders. Iedereen wist van haar hut, en ze lieten haar met rust in haar anderszijn. ’s Avonds bij het kampvuur verzamelde ze een klein groepje om zich heen en ze luisterden naar haar verhalen over wat en waarover ze schrijft. Er was bewondering voor haar tekenkunsten en als er voor iets groepjes moesten worden gemaakt, kwamen er meiden naar haar toe: ”Heb je al een groepje Manouk? Anders kun je bij ons komen hoor”. En uiteindelijk zijn er op de laatste dag leerlingen bij haar hut gaan kijken “Heb je de hut van Manouk al gezien?” Anderszijn. In het project “Wie ben ik?” is er Manon, authentiek in haar anderszijn en als het zo gewoon mag zijn dat je “anders” bent, en tegelijk zo bijzonder, als dat tot acceptatie en zelfs integratie kan leiden met en bij zestig andere leerlingen op een kamp klas 3 VMBO TL, kader en basisberoeps, dan gaat er iets heel erg goed. Dan slagen wij er in om voor de leerlingen een veilig klimaat te creëren waarin ze anders of uniek mogen en kunnen zijn. Dat geldt niet alleen voor Manouk, maar ook voor alle anderen in hun eigen-zijn, want alleen zo kunnen ze worden wie ze zijn. In onze hoofdingang staat nu “De slak”. Manouks slak. Als symbool dat het goed is als we soms even vertragen in de waan van de dag. Even stilstaan, transformeren en de tijd nemen om informatie tot ons te nemen, alert en vol verwondering om ons heen te kijken met oogjes op steeltjes, die vervolgens naar binnen kunnen keren voor wat contemplatie op wat we zien en horen. Zodat we soms ook zelf even “anders” kunnen beleven én zijn. En daar tijd voor maken.

36


De leraar door de ogen van een puber.

Sinds mijn dochter Puck in klas 2 van het VO zit krijg ik weer een nieuwe kijk op hoe pubers tegen hun docenten aankijken. Geen grote verrassingen, wel kleine en veel glimlachmomenten, en soms schaterlachen waarbij ik me in een diepe onderlaag afvraag : Hoe doe ik dat en hoe kijken mijn leerlingen naar mij?” Want wat ze thuis over je vertellen, je zou eens moeten weten….. Gisteren kwam ze weer eens thuis met een verhaal. Haar mentrix is zwanger, daar soms wat humeurig van lijkt het, maar het wordt haar graag vergeven vanwege de (zo schattig) baby in haar buik. Puck vertelde laatst dat de juf een les een heel slecht humeur had gehad en tegen haar klasje iets had gezegd over “Stelletje rotkinderen en dan ook nog dat rotkind in mijn buik”. Of dat helemaal zo gezegd is is trouwens maar de vraag, pubers overdrijven graag en voor de goede orde; ze is volgens mij heel blij met de op komst zijnde baby, en een slechte dag hebben we allemaal wel eens. Het was niet lelijk bedoeld, gewoon zo’n dag die je wel eens hebben kunt en zin hebt om eens iets ongepasts te zeggen. Het was haar dan ook niet aangerekend, pubers snappen dat wel en als ze je mogen, mag er een hoop gezegd

37


worden. Puck had het erg grappig gevonden dat ze dat had gezegd. Niemand had het de juf kwalijk genomen. Gisteren had één van de leerlingen gevraagd hoe lang ze nu zwanger was. Dat was door een andere leerling niet helemaal goed verstaan en die loeide door het lokaal: “Hóe ze zwanger is geworden!!?” Dat gaf het nodige gegiechel, rumoer en volgens Puck had de juf voor de klas gestaan met een gezicht van “Tsja…”. Net als ouders hebben leraren namelijk geen seks. Dat is ‘Gatver’. Het idee. Dat ze zwanger is vinden ze allemaal erg leuk, maar hoe ze zwanger geworden is, dat is nog een hele smerige ‘ver van mijn bed’ toestand. Bespaar ze de details… Er is veel gatver in de puberbeleving….. Waar kijken ze naar? Naar alles! Je leeftijd: en je bent al snel stokoud in hun ogen, een fossiel. Hoogstens een leuk fossiel. Je haar: als fossiel mag je je haar niet meer lichtblond verven en in een jeugdig staartje doen, dat is dodelijk. Je kleding; je moet je passend kleden, geen te korte rokjes, niet te bloot, ook dat is “Stom” of “gatver”. Je kleding: op tijd schone kleren aan anders ben je ook weer ‘gatver’. twee dagen hetzelfde is max. Je make-up: niet te overdadig en goed verzorgd, anders vinden ze je belachelijk. Ben je niet zo knap en gebruik je geen make-up, dan begrijpen ze wel dat je nóóóóit aan de man komt….eigen schuld. Je gedrag, dat is een hele ingewikkelde: niet te popi Jopie, niet te streng, niet te makkelijk, je moet consequent zijn, geen grapjes maken die zij helemaal niet leuk vinden maar jij enorm, want dan ben je ook weer dûh ‘belachelijk’. Je moet wel iets over jezelf en privéleven vertellen, dat vinden ze leuk en maakt je een mens.

38


Je moet jezelf kunnen relativeren, goed opletten wat er gebeurt in de klas en je mag er niet per ongeluk één overslaan die al een tijdje met zijn vinger in de lucht zit, want dan ben je een hele slechte leraar. Het mag “los” zijn in de klas, maar geen bavianentroep worden want dan heb je geen natuurlijk overwicht en ben je een sukkel, je moet altijd zien wie er tussenuit knijpen als er iets gedaan moet worden. Je mag dreigen met straf, maar dan moet je het wel uitvoeren anders ben je een joker waar ze een loopje mee kunnen nemen, je moet en publiek je ongelijk toe kunnen geven en een genomen maatregel terug kunnen draaien als dat nodig is, maar ook weer niet te snel, want dan laat je je in de maling nemen door krokodillentranen of smoesjes en ben je weer de loser, enzovoorts. Ze kijken naar de auto waar je in rijdt; hoe groot, klein, nieuw, oud, breed, lang, de lengte van je rokken, vlekken op je shirt, je BH, hoe hoog of laag je broekband is en hoe dik de billen die er in wonen, of er een bullebak in je neusgat hangt, er haren uit je oren groeien, of je een pukkel hebt, een nagelbijter bent, hoe je loopt, sjokt of door de gangen beent, hoe je kijkt en uit welke eeuw de bril komt die je draagt. Je schoenen; merk, soort, kleur, hoe hip of uit de tijd ze zijn, en in het slechtste geval zijn dat leren wandelsandalen met daarin mogelijk uitstekende tenen met kalknagels en haren er op. Je haar: de kleur, volume, kaalheid, vetgehalte en het kapsel. Ook: ze ruiken je en gokken hoe vaak je doucht en welke deo je wel of niet gebruikt, je parfum, of je spuugt tijdens het praten en hoeveel, of je uit je mond stinkt, je tanden poetst, net gerookt hebt, ze zien hoe je met je collega’s bent en of je daar wel of geen contact mee hebt en wat voor contact dat dan wel of niet is.

39


Ze kijken naar werkelijk alles met al hun zintuigen en het wordt genadeloos gewogen en beoordeeld. Of veroordeeld. Ben je o.k. bevonden na door de strenge selectieprocedures gekomen te zijn, dan zit je goed en zijn ze bovenmatig vergevingsgezind. Ben je eerlijk en authentiek, dan is het ook goed, want als ze ergens een hekel hebben is het wel aan docenten die een ‘wannabee’ zijn. Doe normaal mens, gevalletje interessanteritus en de leukste thuis: “dat is écht zo’n sukkel mam!!” en dan volgt er een lange monoloog waarom dan precies. Ook hebben wij geen privéleven, want we zijn er als ze op school komen en we zijn er ook nog als ze weggaan: daartussen kan onmogelijk een privéleven plaatsvinden. Partnerloze docenten zijn wel het toppunt van zielig, en dat zijn er in haar ogen nogal wat, maar met de wrede aantekening dat vaak ook niet zo verwonderlijk is gezien hoe ze “zijn”. Ze voelen haarfijn aan wanneer je echt bent. Een mens bent, en dat mag je zijn, maar wel met de juiste timing, op hun voorwaarden en het wisselt ook nog per vak hoeveel je mag laten zien van je ‘menszijn’. Je mag blunderen, fouten maken, slecht lesgeven, knorrig en onredelijk zijn, noem maar op, want dat snappen ze best. Hebben ze zelf ook vaak last van op die leeftijd. Maar kies je moment. Zorg dat ze je bulderpartij aan zien komen en al wat waarschuwingen binnen hebben voor je “ontploft” én; je basisverstandhouding met de klas moet in orde zijn. Het pedagogisch klimaat dus. Als ze je maar geloven. En je verstand hebt van je vak. En misschien wel het allerbelangrijkste van alles: als ze het gevoel hebben dat je ze ziet, kent, naar ze luistert en ze serieus neemt. Dan doen ze dat namelijk ook met jou en krijg je hun respect. Maar dat moet je eerst verdienen.

40


Ik wist het allemaal al, maar het uit de mond van mijn dochter horen in de vorm van verhalen, dat is toch weer anders. Vaak hilarisch en we lachen heel wat af om wat ze over haar leraren vertelt (en dat is soms vrij wreed in haar observaties maar altijd bijzonder humorvol), waarbij ik vaak denk: “hoe doe ik dat zelf met mijn leerlingen?� Wat vertellen ze thuis wel niet over mij? Wil ik het eigenlijk wel weten?

41


De “ik-doe-vandaag-niet-mee” dag

Buiten in het zonnetje pratend met collega’s, mijn eigen vermoeidheid wegdrukkend met de vier tussenuren die ik moet overbruggen, blijk ik niet de enige te zijn die last heeft van lamlendigheid. Ik ben in gevecht met een diep verlangen naar een bed, een dutje, een slaapkuur. Ik ben een soort van chronisch moe, “iets” onder de leden met hoest, snot en nies, maar net niet genoeg om voor thuis te blijven. Je voelt je wel ziek, maar bent het niet. Je ene oog hangt wat sneu net iets af, en onder het bruin door schemert een grauwe vaalheid, maar niet genoeg dat anderen het echt zien en je vragen “Joh, voel je je wel goed? Ga lekker naar huis joh” Bijna jammer… Misschien gewoon de bekende voorjaarsmoeheid en een “het wil maar niet zomeren” gevoel. Ik hoor een vrouwelijke collega zich afmelden voor de middagvergadering, iets zeggen over doktersbezoek, zich niet fit voelen, algeheel onwel zijn, even na laten kijken. Nog zo één dus. Ik ben al een tijdje een voorstander van het invoeren van legitieme baaldagen voor leerlingen.

42


Twee dagen per jaar hoef je niet mee te doen, kun je een baaldag opnemen, mag je wegblijven, want soms heb je gewoon zo’n dag dat je niks wilt, eigenlijk baalt. En moet je toch vanalles.. Maar dat geldt natuurlijk niet alleen voor leerlingen, ook wij als docenten zouden die regeling wel kunnen gebruiken en als die bestond, zou ik vandaag één van mijn “ik doe niet mee” dagen hebben opgenomen. Thuis blijven, met chocoladetruffels onder de wol kruipen, de dekens over mijn hoofd trekken, wat mok-en gromwerk, misschien even een kleine huilbui gewoon omdat dat soms oplucht en het kán, en vooral slapen, slapen en nog eens slapen. Lekker ongegeneerd stinken in je bed, met de ramen en de gordijnen dicht, helemaal donker ondanks de prachtige zonnige lentedag. Gewoon de boel de boel laten, en extra lekker omdat het eigenlijk juist een drukke dag zou zijn geweest met veel verplichtingen en werkzaamheden; voor een maximaal rendement... Volgens mij zou het als arbeidsvoorwaarde niet misstaan, naast je reiskostenvergoeding, een verhuisdag en je andere CAO gebonden zaken is er nu de “ik doe vandaag niet mee” dag. Je belt ’s ochtends je teamleider op en zegt gewoon heel opgewekt: “Hallo, ik doe vandaag niet mee”. No questions asked, je hoeft niet stil te staan bij de rooster technische chaos die jouw instant beslissing veroorzaakt, geen schuldgevoel (voor vrouwen), nee niets van dat al: de “Ik doe niet mee dag” mag volkomen onredelijk, onlogisch en onverwacht zijn. En je teamleider zegt: “Geniet er van, we kunnen prima een dagje zonder jou! Tot morgen.”

43


Eén van mijn manlijke collega’s, Ton, vertelde net buiten dat hij ter ontspanning graag dingen doet met ballen: bowlen, jeux de boule, enz. Samen met andere mannen, met flauwe grappen en belangrijke inhoudsloze gesprekken. Hij lijkt mij inderdaad niet zo’n “hoofd onder de dekens” type. En misschien dat de manlijke collega’s zich meer in zijn concept kunnen vinden: iets met mannen en ballen doen. Of op een opgevoerde tractor zinloos rond rijden door de Vinex wijk, de tuin omploegen tegen de uitdrukkelijke wens van je vrouw in, doelloos een grote stapel stoeptegels verplaatsen van de ene naar de andere kant waar ze daar weer een paar jaar in de weg kunnen gaan liggen. Of de barbecue aanmaken terwijl je niet gaat BBQ-en. Dat soort dingen. Want ook dat kan natuurlijk een prachtige invulling zijn van een “Ik doe niet mee” dag! Ik ga vast m’n elektrische deken aanzetten en de truffels kopen, de bel saboteren en de telefoon uitzetten en regelen dat Puck een dagje langer bij paps doorbrengt. Vandaag doe ik niet mee…

44


Bruggertjes

Ik heb een hele grote klas 1 TL dit jaar waar ik beeldende vorming aan geef, en ik heb er mijn handen aan vol. Leuke vrolijke kinderen, ze hebben het erg gezellig met elkaar, en zijn dus als muizen in een te kleine kooi ook érg druk in de “vrije” les die beeldende vorming is. Al weken probeer ik de groep jonkies in het gareel te krijgen zonder al te veel op straf te gaan zitten, maar wel duidelijk te zijn. We hebben een naamkaartje gemaakt, zijn nu bezig met portretten waarbij je de ander tekent en wat hebben ze het leuk met elkaar….. En wat maken ze daarbij zonder er erg in te hebben een lawaai. Het kwettert, het grapt, het draait en woelt, het kletst, het ‘muist’ en bruist dat het een lieve lust is. Met daarin een paar opvallende figuren die de boventoon zingen en al kwetterend steeds vrolijker en harder, de rest volgt als het koor dat inzet na die eerste tonen. Ik moet om ze glimlachen. Maar het moet wél rustiger, en iedere les weer is dat iets wat speelt. Ik probeer van alles, en merk met het ouder worden, dat een zekere mildheid mij eigen begint te worden en ik veel met creatief straffen en humor op probeer te lossen. Stemverheffing is echter niet altijd te voorkomen.

45


De les gisteren zijn we gestart met de presentatie van drie tekeningen, strafwerk, met als thema: teveel beestjes in een te kleine ruimte. De drie boosdoeners die de vorige les te veel onrust veroorzaakten hadden dat als thuisopdracht meegekregen en waren stralend vertrokken na aanvankelijk afwachtend verschrikte blikken, want bij het terugkomen voor straf bij die lange juf met dat zwarte haar en die groene ogen en dan deze opdracht krijgen had er één uitgeroepen: “Maar dat is geen straf hoor juf!! Dat LEUK!”. Waarop ik zei: “Nou, dit is écht wel straf hoor.” Gisteren had ik de hele klas na schooltijd terug laten komen, dan maar even zo. Ik zat op de tafel, 28 verschrikte blikken, grote ogen, afwachtend op mij gericht. Wat zou ik gaan doen, hoe lang zou het gaan duren….. oei. En ik zeg: Nou, vertel het me maar, hoe gaan we dit oplossen? Daar hadden ze wel ideeën over en de meest bijdehandte, Thomas de Zeeuw, nam theatraal het woord. Nou juf, u moet het doen zoals mw. A, daar zijn we héél stil! Hoe doet mw. A het dan? Vraag ik. Nou, juf, en hij gaat er bij staan, kijk, dat doet ze zo (en hij staat strak rechtop met zijn kleine lichaam), dan waarschuwt ze ons met héééle strenge stem en dan kijkt ze ons heel boos aan!” De klas knikt instemmend, en eentje zegt: “We zijn echt heel bang voor haar”. Of zoals mw. B, zeggen ze, zoals die het doet, dát werkt ook!” “En wat doet die dan?” Vraag ik. “Nou, die roept héél hard 1…..2…..3!! Een demonstratie van hóe hard en op welke toon, waarop volgt “En dan zijn we bij 1 al stil juf! “Zó, dat is mooi”, zeg ik.

46


“Of”, zegt een derde, “u moet doen zoals in die reclame van de Jumbo” en er volgt weer een demonstratie van hoe ik dat dan zou moeten doen. U moet dan heel hard roepen: Jóngens!! Ik ken de reclame, een moeder in een mannenhuishouden die alles laten slingeren, waarbij ze telkens enigszins vermoeid gelaten zegt: “Jongens…..” en uiteindelijk als ze uitglijdt over de bananenschil, komt er een heel hard en ferm “Jóngens!!” uit. Ik moet lachen. En aangemoedigd door mijn lach en de ontstane goedmoedige sfeer, worden ze een tikkeltje overmoedig: tijd om de rust weder te laten keren en eindafspraken te maken. Want ik meen het natuurlijk wel en dat moet goed duidelijk zijn. Ik vertel ze hoe ik het ga doen en waarom. Omdat er in deze klas veel kinderen zitten die gewoon lekker aan het werk zijn en goed resultaat hebben. Zij baat hebben bij een goede werksfeer, waarbij het niet doodstil hoeft te zijn, maar het wel prettig is, en dus rustig. “Jongens”….

47


Boerengolf

In een weiland lopen 42 jongeren van een jaar of vijftien rond te banjeren met een stok in de hand met daaraan een klompje. Her en der liggen verspreid ballen van verschillende kleuren, de koeien in dezelfde wei grazen onverstoorbaar door en de schapen scharrelen ertussendoor. Een mengeling van Engels, Nederlands en Spaans schalt over de uitgestrekte weidelanden, vergezeld van een dof geluid als de klomp aan de stok een bal raakt en hem meters verderop met een beetje geluk in een verse koeienvlaai doet belanden. Of een plons als hij in de sloot belandt. Gelach. De zon schijnt, stapelwolken tegen de blauwe lucht, molens in de verte, weilanden, boerderijen en vaarten zover de horizon strekt: we zijn in Holland en we doen aan educatieve recreatie. Ik kijk uit over het hele gebeuren, de camera in de hand en zie in de verte 3 jongens met hun klomp aan stok fanatiek op de grond slaan. Wat zijn ze nou toch aan het doen?

48


Het gebeurt met een (zelfs op de zeer grote afstand waarneembare) fanatieke overgave en ik kijk met argusogen toe, want de kans dat er een klompstok breekt lijkt me niet onwaarschijnlijk. Het gaat zeker 10 minuten door en ik heb geen idee wat ze aan het doen zijn. Ze hebben het er in elk geval heel druk mee en het lijkt met volle overgave en veel plezier te worden gedaan. Na 10 minuten fluit ik op mijn vingers in de hoop ze te bereiken, alle andere leerlingen komen langzaamaan alweer terug scharrelen van dit sportieve boeren evenement, al dan niet schone kleren nodig hebbend door bevuiling door losgeslagen koeienvlaai of andere boerenproducten die er in zo’n weiland rond kunnen vliegen als je de bal raakt. Het groepje kijkt even op, en voor een kort moment staakt het woeste hakken. Dan gaan ze weer vrolijk door, blijkbaar besluitend dat “de baas” op voldoende veilige afstand staat om werkelijk in te kunnen grijpen op hun net aan ongeoorloofde oorlog met de bodem, of wat het ook is wat ze aan het doen zijn. Bij terugkomst meldt leerling Gio dat hij veel plezier heeft beleefd aan het opdrijven van de schapen, het een echte uitdaging was geweest de hele kudde eigenhandig één richting op te drijven. Het een soort jachtgevoel had gegeven, “Wat u altijd zegt over dat we eigenlijk op mammoetjacht zouden moeten kunnen gaan juf”. Dat vind ik inderdaad. Als de drie hakkers arriveren, vraag ik wat ze nou toch eigenlijk aan het doen waren daar in de verte.

49


Het antwoord is dat ze met de klompstok een diepe kuil aan het hakken waren in het weiland voor als ze achtervolgd zouden worden door een koe, die zou dan in de kuil vallen met zijn poten (en ze zou breken neem ik aan) en ze zo zouden kunnen ontsnappen aan het zo gevaarlijk op hol geslagen wildebeest. Het wordt me hijgend van de opwinding verteld als zijnde wel een echte prestatie die goed overdacht was en niet gespeend van vernuft als het gaat om inventief omgaan met mogelijke gevaren die de natuur anno 2012 ons mogelijk te bieden heeft. Toch mis ik de mammoeten voor net dat beetje extra uitdaging!

50


Mooi-weer wiskunde

De eerste mooie lentedagen zijn een feit en dan is het goed toeven op onze voormalige land- en tuinbouwschool, tegenwoordig VMBO groencollege geheten. Onze lerarenkamer ligt op het zuiden, met een deur naar het terras. Bankjes in de zon, schapen met hun lammetjes in het weiland voor de deur, een specht in de verte, een slechtvalk op ons dak, buizerds in de lucht, uitzicht over het Groene Hart tot aan Delft aan toe en enkel geluiden van de natuur. In de verte hebben de leerlingen pauze en die hebben het heel druk bij de sloot; het wachten is op de eerste natte broekspijpen. Ze hebben dikke pret, en vanuit de verte zijn de eersteklassers net vrolijke jonge veulens. Bovenbouwers hangen in hun pauzes loom blackberry-end in de zon, één en al milde vriendelijkheid. We hebben een fijne lieve school. Ik zit met een paar collega’s, waaronder een nieuwe wiskundedocent. We praten natuurlijk over het weer en het gesprek komt op lesgeven. Ik zeg tegen hem; “Maar je kunt ook lekker naar buiten gaan met je klas. Kijk, die sloot, daar kun je toch een hele leuke wiskundeopdracht aan verbinden voor ze?

51


Brug bouwen, de hoek van de walkant meten, uitrekenen hoe lang de brug moet zijn. Er kan van alles hier.” Hij lacht wat gereserveerd. Ik probeer hem er van te overtuigen dat dat echt een optie is bij ons op school, mits met mate toegepast. Hij reageert niet erg enthousiast. Ik vraag hem of hij soms denkt dat dat niet mag, en dat bevestigt hij. Het verbaast me soms dat met zo’n fantastische omgeving als wij hebben bij onze school, de wiskundedocenten en hun klassen elkaar niet staan weg te ellebogen om de theorie eens op zo’n leuke manier aan de praktijk te verbinden en het onderwijs zoals dat zo mooi heet ‘ervaringsgericht’ te maken. De biologiedocenten met hun klassen elkaar niet het Heemkruid en de madeliefjes wat gevonden is uit de handen staan te trekken, de klassen die Nederlands, Engels, Duits hebben niet associatief woordspelletjes aan het doen zijn in een kring in de zon met de omgeving als uitgangspunt. Nask niet meet hoe het volume in de sloot toeneemt als je er met de hele klas inspringt…. Zoveel kansen, zoveel onbenut. En de ervaring heeft me geleerd dat dat ook niet gaat gebeuren, want slechts een enkeling neemt zijn klas mee naar buiten om daar onderwijs te plegen. Die cultuur, die is er niet. De praktijkvakken, ja die zijn al heerlijk buiten en er wordt geschoffeld en gespit dat het een lieve lust is. De meisjesleerlingen op hun hakjes, in witte broeken en elegante hemdjes, ploegen met een muziekje op vrolijk onze tuintjes op orde, zetten de violen in de grond en de lente straalt er af. De jongens sjouwen met kruiwagens rond, waar ze bij voorkeur natuurlijk een klasgenoot (of meerdere) in vervoeren, één en al pret en spierballenvertoon.

52


Bij dierverzorging worden de jonge dieren geknuffeld tot er een rood label aan gehangen wordt; een teken van dat het maximum aan knuffelen en oppakken voor die dag bereikt is. En de ramen van de lokalen staan natuurlijk wel open en verlangende hoofden, handen en geluiden komen uit het raam. In de pauzes stormen zowel de leerlingen als de docenten massaal naar buiten om de eerste lentezon te genieten. En natuurlijk zou het een onoverzichtelijke chaos worden als we met 500 leerlingen ervaringsgericht onderwijs zouden plegen buiten, allemaal tegelijk bloemen plukken, kevers rapen, lammetjes wegen, bruggetjes bouwen, in sloten duiken. En het spelen van associatieve woordspelletjes zou een kakofonie van jewelste geven als we dat allemaal tegelijk zouden doen. Maar nu is het misschien wel erg stil‌‌

53


Duizend bommen en granaten

Soms heb je van die dagen dan heb jij zelf ‘het’ niet, maar je leerlingen ook niet. Soms ben je alert en weet je als je aan de dag begint dat het zo’n dag is. Je eigen antennes laten je weten dat je heel erg kalm zaken tegemoet moet treden, want het lontje is kort en je bent een wandelend vaatje buskruit. Soms weet je het wel, maar voer je de juiste maatregelen niet in, en kijk je een paar uur later wat beteuterd voor je uit op weg naar huis; dat ging niet helemaal goed vandaag…. Gisteren had ik zo’n dag. Na een hele lange dinsdag van lesgeven, vergaderen en een oudervoorlichtings-avond toe, was mijn emmertje wel leeg. Vooral het avonddeel met ouders kan net even dat beetje too much zijn als dessert van je werkdag. Bleek en afgetrokken stap je dan na een lange dag in je auto, zwaaiend naar andere collega’s die hetzelfde traject hebben afgelegd die dag: lekker naar huis. De volgende ochtend lijkt het wel te gaan, maar in de eerste les beeldende vorming, altijd een blokuur, vind ik mezelf halverwege

54


ineens bulderend, en met veel misbaar een grote platte hand op mijn tafel plantend, terug. Duizend bommen en granaten, Captain Haddock is in the house! Mijn 3A mentorklas staat muisstil en in de stand waarin ze stonden toen mijn plotselinge uitbarsting startte, bevroren. Kwasten vol verf wijzen verdwaald omhoog, vastgehouden door bewegingsloze handen die ergens halverwege ooghoogte en op weg naar het schilderij zijn blijven hangen van de schrik. Grote ogen kijken me aan, sommige monden hangen half open en ik hoor een heel zachtjes “Zo hé…” Niemand durft iets te zeggen, te bewegen of te lachen. Ik tier mijn bekende riedeltje uit op volle orkaankracht, een echt weeralarm code rood en ze hebben het door. “En nu als de sodemieter aan het werk” bulder ik als afsluiting, “en wee degene die het woord scooter nog in de mond durft te nemen!!” Als in een film komt er in slow motion weer beweging in de groep en hoor je in eerste instantie enkel het schuiven van de kwasten over het doek. Langzaam gaan ze weer wat actiever bewegen en ze praten fluisterend met elkaar. Het is een samenwerkingsopdracht en praten is dus nodig. Ik kijk rond, zucht eens diep en zeg; “Jullie mogen wel gewoon praten hoor, je hoeft niet te fluisteren, maar hou je gewoon vooral bezig met je werk… Waarom de uitbarsting? Feitelijk omdat ik te moe was. Deze week voor het project al enorm heb lopen sleuren en trekken aan ze om het werk goed ingeleverd te krijgen voor het aanstaande rapport. Omdat ik dat werk, meer dan 200 cijfers voor deze klas alleen al, nog moet gaan zitten nakijken en invoeren, ik 18 websites met het werk na moet gaan lopen, zaken uitgesteld heb, voor mijn

55


gevoel te soepel ben geweest voor ze en ik nu gewoon, kinderachtig bijna, wil dat ze braaf en goed werken in deze les. Omdat ze aan het begin van de les met chagrijnige gezichten over de tafels hangen, me verveeld en ongeïnteresseerd aankijken en niet vooruit te branden zijn zonder een lichte dreiging van mijn kant over of nu minstens een pink gaan bewegen, of om half 4 terugkomen. Ze na zoveel lessen beeldende vorming nog steeds schilderen zonder een pot water op de tafels te hebben staan en kwasten liggen te verdrogen. Er met kleine kwastjes tergend langzaam grote vlakken worden ingeschilderd, ze met zwart beginnen waar ik duidelijk heb verteld dat zwart het láátste is wat je doet… Ze er, eenmaal op gang, een gezellige bende van maken waarbij er óók gewerkt wordt, maar zeker net zoveel tijd besteed wordt aan op een kluitje, te ver van het werkstuk vandaan, praten over bijzaken zoals scooters, make-up, chillen, sms-en en andere belangrijke bijzaken. Ik werd boos omdat ik een makkelijke les wilde met een ijverige, geïnspireerde, goed getrainde klas, die luistert naar de instructies die ik geef, die aanwijzingen toepast en roept: wát een fijne leuke opdracht juf! Konden we dit altíjd maar doen!! Met bijbehorende adembenemende resultaten, en enkel harmonie, engelengezang en blije, dankbare gezichtjes. Werken we hard genoeg juf? Bent u tevreden over ons? Wij zijn ook blij met u hoor, u bent de beste! In Utopia vallen soms bommen en granaten….

56


Blue Wednesday

Binnen een half uur na het starten van de dag tik ik aan in het derde lokaal met een drukke klas in mijn kielzog en de dringende wens mijn les te kunnen draaien zoals ik dat voor ogen had. We kijken een video deze twee weken, en daarvoor heb je een DVD speler nodig en wel één die het ook doet. In lokaal 0.51 waar ik sta ingeroosterd doet hij het niet. Al een tijdje niet meer ook trouwens. Collega Marc is bereid van lokaal te wisselen, dus verkas ik met mijn leerlingen, alle stencils, mappen, tassen en mobiele telefoons naar 0.59. Na opgestart te zijn blijkt de beamer het nét begeven te hebben: wel beeld maar geen verbinding én ondersteboven. De DVD speler doet het hier wel. Ik rommel wat aan de kabels en alles lijkt in orde. Ik roep de hulptroepen in en collega Ed klimt op de tafel om te kijken wat er loos is, maar ook hij krijgt hem niet goed. De lamp lijkt het grootste deel van zijn levensduur er op te hebben zitten en dan raakt het hele apparaat van streek. Een rondje door de school dan maar, waar vind ik op woensdagochtend een leeg lokaal, met een werkende DVD speler, een werkende beamer en geluid....? Ik vraag de klas rustig te wachten, ik móet even weg om dit te regelen.

57


Om de hoek mopper ik even bij collega Marrie, zoveel chaos op de vroege ochtend is me een beetje teveel. Ik knor van ongenoegen en denk geobsedeerd aan bamboe: wuif mee, buig mee. Ik schuif nogmaals een lokaal op: naar 0.60 en we gaan na het gebruikelijke gesjouw met alles, zitten. Ik start voor de derde keer in een half uur de boel op. De klas is ondertussen opmerkelijk rustig en ze werken en leven geweldig mee. Ik weet dat klassen dat doen als ze zien dat je je in het zweet loopt om zaken te regelen, schatjes zijn het dan. Dan hebben ze namelijk met je te doen. “De beamer doet het juf!” roept de klas opgewekt als het scherm oplicht. Ik mompel: “Niet te vroeg juichen, eerst checken of het geluid het ook doet....”Alles doet het! We kijken de film, al komen we niet zo ver als ik hoopte. Maar dat is niet erg, dat halen we volgende week wel weer in. Blij dat ik zit en alles werkt. Wél gaat er even een mail uit naar alle betrokkenen in de school die op dit facilitair haperen invloed uit kunnen oefenen! Repareren a.u.b. De laatste twee lesuren van die dag breng ik door in 0.45. De batterijtjes van de afstandsbediening van de beamer zijn op, al een jaar of twee schat ik zo. “Waar is de bezem jongens?” vraag ik. Hij wordt me aangereikt en ik prik licht zuchtend met de steel de beamer aan. Wel fijn dat er in dit lokaal een bezem is en ik niet op een tafel hoef te klimmen om hem aan te zetten. Met als bonus van de dag dat de deur van dit lokaal (en niet alleen dit lokaal) hopeloos klemt.

58


Als het pauze is en de klas het lokaal verlaten heeft, sluit ik de deur voor zover mogelijk ‘normaal’, doe een stap opzij en knal met een ferme schouderworp en mijn volle 85 kilo de deur waar hij hoort te zijn: in zijn sponning. Die is dicht en kan op slot, hoewel dat bij zoveel klem eigenlijk niet echt nodig is. Het schijnt, vertelde een collega me later op de dag, dat dat niet gerepareerd gaat worden omdat als de kachels weer gaan branden, de boel vanzelf weer in zijn sponning krimpt. En deuren weer gewoon met de hand in plaats van met het lichaam, geopend en gesloten kunnen worden. Klinkt goed! Misschien gaan weigerende beamers, afstandsbedieningen en haperende DVD spelers het ook wel weer gewoon doen als de kachel in de school weer aan gaat? Ik ga op weg naar een welverdiend bakkie koffie. De lesdag is bijna om. Alleen de klemmende deur straks nog open zien te krijgen.

59


Flubbelen

Iedere woensdagmiddag geef ik het keuzevak teken, schilderen, illustreren aan derdeklassers KBL en BBL die dat vak gekozen hebben. Nou, gekozen is misschien een groot woord. Ze hebben ergens in klas 2 op een formulier ingevuld dat ze dat wel wilden doen, niet gehinderd door al te veel besef van wat dat precies inhoudt. Ik begin de eerste les altijd met een rondje ‘waarom heb je het gekozen, wat verwacht je er van en wil je later iets gaan doen in de grafische sector?’ Enigszins ontmoedigend is dan dat in de groep van negentien leerlingen er slechts vijf zitten die het echt bewust gekozen hebben en er ook zin in hebben, en de rest er met een hoog ‘Mwah’ gehalte voor gekozen heeft. Dat mwah wordt expressief ondersteund door lichaamshouding en gezichtsuitdrukking, en laat niets aan de verbeelding over. Uitspraken als: “Nou, ik wist niet wat ik anders moest kiezen” en ‘Ach, leek me wel leuk….’ En zelfs “Leek me het minst vervelend” komen dan het meest langs.

60


Tsi is geen beeldende vorming, zeg ik dan, en ik zie de nodige snuitjes teleurgesteld kijken, dat is een tegenvaller, want ze hadden zich erg verheugd op kleien. “Het bereidt je voor op een MBO als het Grafisch Lyceum of een andere opleiding die over vormgeving gaat, zoals interieurontwerp” vervolg ik, en ik zie dat ik driekwart van de groep kwijt ben. Geen enkele leeftijdsgroep kan zo verveeld uit z’n ogen kijken als derdeklassers. Dûh. Talk to the hand. En het blijft daar niet bij; ze spreken, en verzuchten, zeuren, protesteren en klagen het ook recht voor z’n raap, luid en ongenuanceerd uit. Wat twee weken geleden tot een prachtige clash leidde waarbij ik drie pittige dames kordaat het lokaal uitgebonjourd heb met de krachtig gesproken woorden: “Vertrek nu héél snel uit mijn lokaal, ga lekker ergens anders de boel vervelen, kies iets wat je wél enigszins interesseert of desnoods wat je niet stomvervelend vindt, maar niet meer hier want ik ben er helemaal klaar mee!” en met opgeheven hoofd vertrokken ze, woedend. Stampend. Tierend. Op mij. Ik ging even in mijn ‘adem in, adem uit’ stand. Is allemaal weer helemaal goed gekomen en gaf drie mooie gesprekjes achteraf. En ze zijn gewoon weer in de les en sterker nog, ze werken en zelfs met enig plezier lijkt het wel! Je peinst je gek wat je ze aan gaat bieden zodat het toch ook voor de niet-gemotiveerden aantrekkelijk is. Of downgradend gedacht: niet al te vervelend, toch gezellig, dat ze er toch nog íets van oppikken…. Je investeert, verzamelt materiaal, besteedt uren aan het maken of aanpassen van powerpointpresentaties over kleur, vorm,

61


structuur, licht, en noem het maar op. Ik zoek aansprekend beeldmateriaal op Pinterest, en heb stapels met gelamineerd beeldmateriaal voor ze gemaakt, wat ik ze tijdens de les aanbiedt. En dat ligt daar mooi te wezen, al mijn voorbereidingswerk, maar geen hond die er naar kijkt, wat ik ook aan aanmoedigende dingen zeg. Of het uitdeel, ze onder hun eigenwijze neus duw en iets verzucht als “Goed dat ik hier tot gisterenavond 11 uur mee bezig ben geweest om het te maken…” Daar glimlachen ze dan wel om. Dat is lief van ze. Je wilt ze toch dingen aanbieden waarvan je weet; dat is belangrijk om te weten of zien als je iets gaat ontwerpen en zo is het ook nog inspirerend voor ze. Maar je weet het niet. Je weet misschien wel niets. Als docent denk je dat alleen maar. De werkelijkheid haalt je soms links en rechts in en op een zeker moment vind je jezelf terug aan je tafel, tussen je prachtige voorbeeldbladen, om je heen kijkend naar je bijenkorf, je hoofd ondersteunend met twee handen. Zuchtend, maar met een kleine glimlach. Beter maar met een glimlach. Je bent de docent in een scene van Koefnoen, Draadstaal, De Luizenmoeder, het is niet anders. Ze willen eigenlijk alleen maar ‘mooie dingen’ maken en moeten erg lachen als ik zeg dat ze flubbels moeten tekenen, lelijke dingen okay zijn, ik wil dat ze ‘rommelen’ en ‘fiedelen’. Mijn woordenschat leidt tot veel vrolijke momenten want ze vinden mijn woordkeuze wel heel raar…. Flubbel je wel genoeg? Dus zijn we nu met typografie bezig en sleep ik ze door de voorbereidende onderzoeks- en studieopdrachtjes heen. Met soms een succesje met verrassende resultaten maar ineens zie ik

62


dan ook dat één van de meest getalenteerde leerlingen uit de groep op het raam iets over staat te trekken wat ze ‘mooi’ vindt en wat ver, héél ver, buiten de opdracht is. Ik neem haar apart, spreek haar streng toe, ook met het oog op wat er van haar verwacht gaat worden op het Grafisch Lyceum. Wees origineel. Dit meisje heeft veel last van ‘puberteit’. Ik geef haar aan het eind een aai over haar bol en noem haar nog even ‘stomme puber’. En ik volhard in het klassikaal herhalend iets zeggen over flubbelen, rommelen, maak iets wat lelijk is, wees vrij, dans, in de hoop dat er een paar het oppakken en met een opmerkelijk lelijke maar boeiende voorstudie op de proppen komen. En dat gebeurt dan ook, ik prijs diegenen en ze kijken me verbaasd aan. Begrijpen het niet zo goed, want het is toch gewoon lelijk? Niet mooi als in mooi zoals zij denken dat mooi is? En ik zeg: over een paar jaar begrijp je het, let maar op. Ik overweeg om de volgende les te starten met op grote vellen, met houtskool, blind te tekenen op muziek. Op míjn muziek. Uit de jaren ’80. De Mercyseat van Nick Cave bijvoorbeeld. Of iets van de Sisters of Mercy. Hard, donker, recht uit de ziel en rauw, lekker lelijke dingen maken die overtuigend gekrast en geflubbeld zijn, waar rommelen centraal staat, je tot je enkels in de houtskoolresten staat en ook zelf een wandelende houtskoolveeg bent geworden en het geluid zo hard staat dat je het woord ‘mooi’ helemaal vergeet…. Dan gaan ze flubbelen op een heel nieuw level wat ze hopelijk nooit meer zullen vergeten.

63


Over de streep

De allermooiste en meest bijzondere lessen die ik met mijn klassen heb, zijn de lessen dat we de documentaire “Over de streep” kijken én in de kring napraten. “Als je me echt zou kennen, zou je weten dat….” Delen is het, ervaringen delen, elkaar beter leren kennen, weten waar iemand vandaan komt en daardoor elkaars gedrag ook beter kunnen begrijpen. Onbegrip wegnemen. Elkaar in vertrouwen (durven) nemen. Aan wederzijds vertrouwen en begrip voor elkaar bouwen en zo veiligheid in de groep creëren. Ik doe dat nu denk ik sinds zeven jaar met mijn klassen. Ooit begonnen met mijn eigen mentorklas waarmee ik ook altijd het jaar startte met een teambuildingsdag op het veld voor de school, om te ‘bonden’, elkaar te leren kennen, elkaar te gaan vertrouwen. “Over de streep kijken” was toen ik het ging doen vooral een ‘wild’ idee, en ik had geen idee wat dat teweeg zou brengen in de groep. Wat de impact zou zijn. Leek me wel goed en niet

64


gehinderd door al te veel voorkennis deed ik zoiets dan gewoon, enigszins impulsief. De emoties die het de eerste keer losmaakte kwamen voor mij dan ook totaal onverwacht; huilende leerlingen die volkomen overstuur raakten, elkaar in de armen vielen. Ach wat een tranen kwamen er los. Dát had ik niet voorzien. Ik schrok er van. En ook wat het deed met de groep in het moment, hoe verbonden ze waren in het delen, het herkennen en ervaren dat ze niet de enige waren die al het nodige had meegemaakt, en soms al hele erge dingen hadden meegemaakt. Gebeurtenissen waarvan je niet wilt dat ze het al hebben meegemaakt op zo’n jonge leeftijd. En hoe mooi om te zien wat het doet met een groep als ze er voor elkaar kunnen zijn, een knuffel, een aangereikte zakdoek, een onhandige aai over een rug, een hand die vastgehouden wordt. Iets kunnen betekenen voor elkaar. Die eerste keer moest ik improviseren met wat er gebeurde, ik was onvoorbereid en had het onderschat. Maar dat dit waardevol was stond buiten kijf en ik ben het blijven doen. Heb het uitgebreid en ben beter voorbereid. Na een paar jaar alleen met mijn mentorklas ben ik het met alle derdeklassers gaan doen. Met hun eigen klas, ergens in oktober. En is ‘Wie ben jij in de groep?’ een vast onderdeel van het programma Loopbaanorïentatie en -begeleiding geworden bij ons op school. Een belangrijk onderdeel, vind ik. Ik heb door de jaren heen schokkende verhalen gehoord en mijn hart gaat uit naar de leerlingen die deze verhalen vertellen, hun leven zo op tafel durven te leggen en de groep, en mij, daarmee in vertrouwen nemen.

65


Ik heb groepen zien veranderen, in elk geval voor een tijdje, en de leerlingen waren er altijd positief over. Vroegen me ook of we niet een ‘echte’ Over de streep konden doen met heel jaarlaag drie, een vraag die ieder jaar weer terugkeert. En dan is het antwoord: “Nee, helaas, dat doen we op deze school niet.” Maar wat zou ik het graag willen….. Vandaag heeft klas 3F, een ingewikkelde basisberoepsklas, deze les gehad. Een klas waar wij als docenten onze handen aan vol hebben, en zeker ook ik. Met mijn vak en met wie ik ben als docentmens. Met mijn verwachting en wens van wat ik wil dat ze zijn met elkaar, met ons, met zichzelf. Met mij…. Vorige week een ontzettend moeilijke les met ze gehad en waarvoor ik in samenspraak met Peter Wubben tot een ongewone oplossing ben gekomen, en we die hebben uitgevoerd. Het hebben nabesproken ook, samen. Een groep die me raakt, die me soms met de handen in het haar doet zitten, tot wanhoop drijft, die me uitdaagt en ook; die me uitput. Zoals vorige week. Want ze raken me en maken dat ik me als docent af en toe onmachtig voel. Op het onbekwame af zelfs soms. Een groep waar de mentoren Siem en Bas ontzettend veel inspanningen op zetten; deze groep is met recht “Hard werken” te noemen. En na de les van vorige week en het gesprek met Peter dacht ik: “Wat nu? Hoe verder?”

66


Dus hebben we vandaag “Over de streep” gekeken, want deze klas had dat als enige nog niet gedaan. Mentor Bas was er bij en dat was fijn. Om dit samen met hem te gaan doen. Ik had geen idee hoe het zou gaan lopen en het voelde toch als een risico, wat kon ik verwachten? Hoe zouden ze reageren? Zouden ze rustig worden? Durfden en konden ze het wel aan, juist ook met elkaar? Het was een prachtige les. Gestart met de uitleg; waarom doen we dit en wat verwachten we van je? En dan laat ik de ijsberg zien: dit is je gedrag, maar wie ben jij nou eigenlijk echt? Wat zijn de redenen van je getoonde gedrag? Ben je verdrietig en doe je daarom boos? Ben je gepest in het verleden? Zijn je ouders gescheiden? Heb je een dierbare verloren? Wie ben jij en wat is jouw verhaal? Wat weten we van elkaar? Een aantal leerlingen was onrustig, zoals altijd, en toonden storend gedrag direct al bij binnenkomst en tijdens het kijken van de aflevering. En dat vroeg enig correctiewerk van de mentor. Maar beter nog: klasgenoten gingen corrigeren, iets wat je in deze klas (te) weinig ziet, maar nu wel. En dat was door één leerling stevig en ronduit. En met resultaat. Eén leerlinge raakte geëmotioneerd tijdens het kijken, en moest even weg naar de gang. Een klasgenote ging met haar mee. Het werd gezien door de klas, genoteerd, en droeg bij aan meer rust in de groep. Na het kijken even een kwartiertje pauze, en daarna verder met het kringgesprek.

67


We zijn in de kring gaan zitten, een grote rol tissues net even achteraf, maar wel aanwezig. Weer een korte uitleg en het waarborgen van veiligheid: alles wat hier besproken wordt, blijft hier. Dat beloven we aan elkaar. En ook: we vragen van jullie om iets te delen, en doen dat zelf ook. Open je hart? Dus ik startte met: Als je me echt zou kennen, zou je weten dat….”. En vertelde mijn verhaal. Na mij volgde mentor Bas, met zijn verhaal. En het was rustig in de groep, en stil. Ze luisterden. En in de ronde langs alle leerlingen, vertelden zij zelf hun persoonlijke verhaal, ze deelden hun ervaringen met hun klasgenoten. Met tranen soms. Met stiltes. Met rust. Met troost. Verbonden met elkaar. Deze complexe klas die bekend staat als erg lastig, met leerlingen met gedrag waar je soms niet meer weet hoe er nog mee om te gaan en goeie oplossingen voor te vinden; ze waren samen, ze waren een team. Ze namen risico’s en durfden hun hart te openen, eerlijk te zijn én naar zichzelf te kijken. En dat te benoemen naar hun klasgenoten toe. En naar ons.. En zelfs excuses aan te bieden voor hun gedrag aan de klasgenoten in een enkel geval. Het was een dag van groot vertrouwen in de setting van deze les. En daar ben ik altijd, en iedere keer weer, zo ontzettend blij mee. En durf ik het te zeggen? Dankbaar voor.

68


69


‘Alle verhalen eindigen gelukkig, als je maar op tijd stopt’

Annie M. G. Schmidt

70


Monique Jansen

www.mindescapes.nl

71


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.