13 minute read

De gebroeders Van het Reve in de kinderverhalen van hun vader

De gebroeders Van het Reve in de kinderverhalen van hun vader

Karel en Gerard als ‘Jaapje’ en ‘Jantje’

Het gebeurt niet vaak dat twee broers als schrijver allebei grote bekendheid krijgen en ook nog allebei de P.C. Hooftprijs ontvangen, de hoogste literaire onderscheiding in Nederland. Het overkwam Karel van het Reve en Gerard Kornelis van het Reve. Hun talenten hebben ze ongetwijfeld meekregen van hun in 1892 in Enschede geboren vader, Gerardus Johannes Marinus van het Reve. Zij waren echter niet alleen zijn kinderen van vlees en bloed, maar figureerden ook als zijn geesteskinderen. Als ‘Jaapje’ en ‘Jantje’ waren de gebroeders jarenlang de hoofdrolspelers in de kinderverhalen van hun vader.

Van het Reve senior, Gerard genoemd, is vooral bekend geworden als een communistische journalist en schrijver van politieke pamfletten, autobiografische, geschiedkundige en journalistieke werken. Maar hij schreef ook kinderboeken, verhalen en gedichtjes, waarbij de vroege jeugd van Karel en Gerard voor hem een bron van inspiratie vormde. Tijdens zijn leven, dat in 1975 eindigde te Laren, bevond hij zich vaak midden in het politieke en literaire rumoer. Tegenwoordig is zijn werk min of meer vergeten.

In de pen en op de bres

Gerard van het Reve werd reeds als jong textielarbeider lid van de Communistische Partij Holland. Hij groeide op in Enschede in een rooms-katholiek gezin met tien kinderen. Zijn vader, Herman van het Reve, werkte als wever in de fabriek, verdiende af en toe bij als muzikant en kelner en dronk zich op zondag een stuk in de kraag. Na een ontmoeting met Ferdinand Domela Nieuwenhuis, kort na de eeuwwisseling, stopte Herman met de drank en haalde hij zijn kinderen van de rooms-katholieke lagere school. Gerard moest twaalf jaar oud, net als veel van zijn leeftijdgenoten, aan het werk in de textielfabriek. En

Schrijver ‘Gerard Revers’ en illustrator Harry van Kruiningen: een ijzersterk duo.

Echo’s

De kinderboeken echoën nog steeds na in het werk van andere schrijvers. Zoon Gerard Reve heeft zich ook laten inspireren door De avonturen van Mopen Strop. In de sprookjesachtige roman Wolf uit 1983 trekt een jongen die graag zingt en danst, na het overlijden van zijn oom Victor, die hem een woonwagen en wat geld nalaat, ook de wijde wereld in en laat zijn ouders achter. Eveneens in het begin jaren van de jaren tachtig haalde Wim de Bie in een uitzending van het Simplistisch Verbond herinneringen op aan: ‘een dik, gebonden boek met heel veel plaatjes … gedurende jaren was het mijn fijnste en leukste boek.’ Dat favoriete jeugdboek was De avonturen van Mop en Strop,dat een tante hem in mei 1946 had toegestuurd. Hij vroeg zich wel af of de stereotiepe portrettering van negers in het boek nog wel door de beugel kon. De negerinnen dragen in het boek namelijk rieten rokjes, negers spreken een vreemde brabbeltaal en zijn ‘zoo pikzwart als glimmend gepoetste schoenen.’ De kijker moest zelf maar uitmaken of hij het echt meende of dat Van het Reve een parodie opvoerde tegen de modieuze opvoeders van toen, die ten strijde trokken tegen de verderfelijke invloed op de ontwikkeling van kinderen door Sjors en Sjimme, Zwarte Piet, Jip en Janneke en vele andere boekfiguren.

geplaatst, in afwisseling met die van Henriëtte Roland Holst en Herman Gorter. Gerard settelde zich. Op 22 juli 1916 trouwde hij in Almelo met Jannetta Jacoba Doornbusch en het echtpaar ging in Amsterdam wonen. Daar kreeg Gerard een baan bij De Tribune; eerst als manusje-van-alles, maar al snel als vakbekwaam journalist. Het echtpaar raakte bevriend met Jan en Annie Romein uit Amsterdam en andere linkse intellectuelen. Ze waren actieve partijgenoten, maar werden geen dogmatische ‘hardliners’. Van het Reve botste regelmatig met zijn leidinggevenden. Zijn rol als redacteur buitenland van De Tribune werd teruggebracht naar die van verzorger van ‘Het Kinderhoekje’. In die tijd werden de twee zoontjes Karel (1921) en Gerard Kornelis (1923) geboren.

meteen maar liefst zes dagen per week, van ‘s morgens half zeven tot twaalf uur en van half twee tot zeven uur ‘s avonds. Daarnaast ging hij ook nog naar de avondschool, want hij wilde journalist worden. Vanaf 1907 verschenen onder allerlei pseudoniemen artikelen van zijn hand in Recht door Zee, Orgaan gewijd aan de belangen van de Verdrukten en Miskenden. Ook schreef hij artikelen in De Vrije Textielarbeider. Orgaan van de Landelijke Federatie van Textielarbeiders. Als zeventienjarige secretaris van de SociaalDemocratische Partij haalde hij in 1909 Herman Gorter van de trein toen die Enschede bezocht en raakte onder de indruk van diens werk. Later schreef hij: ‘Ik moest eerst nog wat ouder worden, een heel tijdperk van oorlogen en revoluties doorleven, de uitwerking van de zielskracht van mensen als Gandhi aanschouwen, vóór ik werkelijk zou kunnen beseffen dat “gevoelsargumenten” in de zin zoals Gorter die hanteerde, tenslotte de belangrijkste, zo niet de enige argumenten zijn die tellen.’ Toen Gerard in 1915 als soldaat in Brabant was gelegerd, stuurde hij zijn eerste stukjes naar De Tribune, een dagblad met een sterk communistisch stempel. Zijn artikelen werden al snel als hoofdartikel

‘Oom Jaap’ en ‘Tante Nel’

Bijna acht jaar lang, van 1922 tot 1930, schreef Van het Reve als ‘Oom Jaap’ wekelijks een stukje voor de kinderpagina van De Tribune. Daarin kregen gebeurtenissen uit het gezinsleven een hoofdrol. In de figuurtjes Jaapje en Jantje zijn duidelijk Karel en Gerard te herkennen. Als ‘Tante Nel’, nam Helena Petronella Stam-

Pseudoniemen

Van het Reve schreef niet alleen onder de pseudoniemen Oom Jaap en ‘Gerard Revers’. Toen het boek De avonturen van Mop en Strop een groot succes bleek te zijn, verzocht de uitgever hem ‘een lekker schuin boek’ te schrijven. Daarop kwam hij als George van Buuren in 1931met Marijke de preutsche. Onder het pseudoniem ‘Gerard Vanter’ schreef hij in 1930 De Voorsten,een sterk autobiografische roman, die in 1967 opnieuw werd uitgegeven als Mijn rode jaren.Als ‘Rinko Wiersma’ schreef hij een aantal geschiedkundige werken. Ook gebruikte hij de pseudoniemen ‘Ru Vahé’ en ‘De Uitgeefster’.

Moeilijk te vinden boeken

De kinderboeken van Gerard van het Reve worden slechts sporadisch aangeboden en dan vlot verkocht voor tachtig tot honderdvijftig euro. Ze zijn wel te vinden in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag, maar daar worden ze niet uitgeleend. De avonturen van Mop en Strop,De wonderlijke avonturen van jonkheer Stribbelen ook De apen van mijnheer Pimpermeijerzijn mooi uitgegeven boeken, in royaal formaat en voorzien van veel tekeningen, die prachtig aansluiten op de actie en humor van de verhalen. Zoon Karel heeft niets teveel gezegd over de openingszin van De avonturen van Mop en Strop.Ook de andere boeken zijn een verrassing. Vlot lopende,

Ponsen in de verhaaltjes de versjes voor haar rekening. Meestal gingen de stukjes over de dagelijkse belevenissen van de jongetjes; de spelletjes met het hondje, de zorg voor het zieke poesje, het oplaten van een vlieger, tranen bij de kapper; vertrouwde onderwerpen, zoals die ook een generatie later in Jip en Janneke door Annie M.G. Schmidt werden beschreven. Karel kreeg een hondje toen hij twee jaar oud werd en meteen verscheen daarover een rijmpje in de krant:

‘Jaapje en zijn kleine hond Rennen overal in ‘t rond; Eerst komt Jaapje in een draf, ‘t Hondje er achteraan: woef, waf!’

Op 22 december 1923, kort na de geboorte van Gerard Kornelis schreef Oom Jaap: ‘Een leuke geschiedenis, jongens! Tante Nel heeft een zoontje gekregen. Oom Jaap heeft ook een zoontje gekregen en kleine Jaap heeft een broertje gekregen. Jullie begrijpt wel allemaal dat we er blij mee zijn.’t Is een snoezig klein kereltje zijn vingertjes lijken wel garnaaltjes en hij kan al zulke leelijke gezichten trekken! Nou maar je zult zien, dat wordt nog een grooter rakker dan kleine Jaapje, die heel, heel erg blij is met z’n broertje, dat kun je wel aan hem zien.’ In 1924 kwam Van het Reve naar Twente, nadat daar opnieuw stakingen waren uitgebroken. Door zijn toespraak over de ‘inhaligheid en het onmenselijke’ van de textielfabrikanten werd hij gearresteerd en in Almelo ruim drie weken in preventieve hechtenis genomen. Later belandde hij daarvoor in de gevangenis van Zutphen. Ook die gebeurtenis kreeg aandacht in ‘Het Kinderhoekje’. Jaapje in gesprek met zijn hondje Bas: ‘Zeg Bas, verlang jij, net als ik, naar Pappie... / Vindt jij ‘t ook eng, dat hij is weggegaan... / De buurvrouw zegt, pa zit in

Gerard Kornelis

Gerard Kornelis van het Reve (1923-2006) was schrijver en dichter. Er ontstond vaak veel rumoer rond de publicatie van zijn nieuwe, baanbrekende literaire werk. Met Harry Mulisch en Willem Frederik Hermans wordt hij tot de ‘Grote Drie’ van de naoorlogse Nederlandse schrijvers gerekend. Hij vereenvoudigde zijn naam tot Gerard Reve, mede om zich te onderscheiden van zijn schrijvende vader en broer. pakkende zinnen, verhalen vol humor en met een heerlijke, speelse fantasie en wonderbaarlijke avonturen die zich als vanzelfsprekend ontwikkelen en steeds, na verloop van tijd en wonderlijke gebeurtenissen, goed aflopen. Woordgrapjes, associatief denken, melodieuze invallen, zoals ‘Ze maken hier een heel goed plan Om weg te gaan zoodra het kan’. Oplopende spanning wordt afgewisseld met geruststellende huiselijke zinnen uit de vertrouwde wereld van de doelgroep; ongeveer tienjarige lezertjes. De boeken passen prima in het genre van Dr. Doolittle, Peter Pan, Gullivers reizen en Mijnheer Prikkebeen. Van en over de uitgever van de boeken, Mulder & CO, waar hij in 1931 ook nog het spannende boek De fortuinvinderuitgaf, is weinig terug te vinden. Deze uitgeverij stond waarschijnlijk ook bekend als communistisch en daarom werd waarschijnlijk niet onderkend, dat de boeken van ‘Revers’ niets met politieke ideologieën te maken hadden. In de literaire tijdschriften uit die tijd, waarin ook jeugdboeken werden besproken, worden ze wellicht om die reden niet genoemd. Als de schrijver voor een algemene, maatschappelijk geaccepteerde uitgever als Ploegsma, Meulenhoff of Van Goor had gekozen, zou er zeker veel meer aandacht naar zijn werk zijn uitgegaan, maar dat paste natuurlijk totaal niet bij zijn maatschappijvisie.

Vergankelijkheid

Over de vergankelijkheid van de roem was zoon Gerard Reve zich wel bewust. In 1983 constateerde hij met een zekere nuchterheid: ‘Na mijn dood word ik op de scholen tien jaar vrijwillig gelezen en daarna nog eens tien jaar verplicht. Dan noemen ze een straat naar me. En dan ben ik helemaal vergeten. Niemand weet toch meer wie Tweede van der Helst was?’

de bajes/ In Almelo, dat is hier ver vandaan.// Ze zegt ook: Pappie is een oproerkraaier.../ Hij stookt de Twentsche stakers al maar op! / Hoe kan dat nou, daar heeft-ie toch geen kachel? / En hier heeft hij er houtjes in gestopt...’ Als pa weer vrij is klaagt hij: ‘Nou het was er erg saai en vervelend en het is Oom Jaap wel een beetje tegengevallen. Hij dacht toen ze hem oppakten, dat hij wel diep in een onderaardsche kerker zou worden opgesloten. Maar dat is niks, zei Oom Jaap bij zichzelf, misschien is er wel een rat en dan ga ik die fijn tam maken net als je in boeken leest. Maar och heden, het is in de gevangenis niet half zo gezellig-griezelig als je je voorstelt.’ De lieve en onderkoeld humoristische verhaaltjes lieten zich blijkbaar moeilijk rijmen met het karakter van een communistische krant in die tijd. Hoe dan ook: Van het Reve werd tijdens een van de vele zuiveringen bij De Tribune op straat gezet. ‘Omstreeks 1930 werd mijn vader ontslagen als redacteur van het communistische dagblad De Tribune’, schreef zoon Karel daarover later in Achteraf (Van Oorschot 1999).

‘Hij probeerde toen door het schrijven van boeken aan de kost te komen. Hij was bevriend met de schilder Harry van Kruiningen (pseudoniem van Henri Adelbert Janssen) , met wie hij samen een kinderboek maakte: de tekst was van “Gerard Revers”, de illustraties waren van Harry van Kruiningen. Het boek heette De avonturen van Mop en Strop en begon met de zin: “Toen Mop en Strop het schoolgaan begon te vervelen, besloten ze bij een baas in de leer te gaan.” Geen slechte zin. Hij zou bij Elsschot kunnen staan. Als negenjarige maakte ik de ontstaansgeschiedenis van het boek mee. Een van de avonturen van Mop en Strop was de ontmoeting met een soort struisvogel, die voor de aardigheid door de twee jongens helemaal kaalgeplukt werd. Iemand (uitgever Mulder?) heeft toen bezwaar aangetekend tegen dat barbaarse kaalplukken, waarop dit avontuur werd teruggebracht tot een ontmoeting met “een adelaar”, die door onbekenden (hij “had zeker ruzie gehad”) helemaal kaal geplukt was. Toen hij Mop en Strop ontmoette, “ging hij met grote stappen de woestijn in, want hij schaamde zich voor de andere vogels, omdat hij zo kaal was.” Het boek moet in 1930 verschenen zijn. Sommige tekeningen zijn door Harry gesigneerd en van het jaartal 1930 voorzien. Op een van de tekeningen hangt een kalender aan de muur met de datum 14 december 1929 – de zesde verjaardag van mijn broer Gerard.’

Net als in de populaire strip Max und Moritz uit 1865, van Wilhelm Busch, koos ‘Gerard Revers’ als hoofdfiguren twee kwajongens, die door klunzig gedrag steeds weer in moeilijkheden komen en zich daar ook weer uit redden. Waarschijnlijk vond vader Van het Reve het leuk voor de twee broertjes Karel en Gerard om twee kwajongens een hoofdrol te laten spelen in de avonturen die hij bedacht. Dat hij daarin slaagde, is aannemelijk, want Gerard had de boeken van zijn vader zelfs op zijn verlanglijstje staan. Ook in de jongensboeken die hij daarna schreef is er sprake van twee hoofdfiguren. In De wonderlijke avonturen van jonkheer Stribbel (1931) wordt de jonkheer, een vreemde snoeshaan, op zijn tochten door de lucht, in het land van de vetganzen en de Chinezen vergezeld door een wonderlijk duo: Karel, een dichtende zebra, en een hondje met de naam Bas. In De apen van mijnheer Pimpermeijer (1932) adopteren de Heer en Mevrouw Pimpermeijer drie jonge apen, die leren spreken en als mensenkinderen worden opgevoed. De ‘jongens’ halen op school en bij hun baas veel streken uit en belanden per ongeluk bij Jonkheer Stribbel in Oempama. Hun ‘ouders’ komen hen weer ophalen.

Karel

Karel van het Reve (1921-1999) was hoogleraar in de Slavische letterkunde aan de Rijksuniversiteit van Leiden en vertaler van veel Russische literatuur. Hij werd zeer gewaardeerd om zijn essays over uiteenlopende onderwerpen en wist met zijn uitgesproken meningen menig literatuurwetenschapper tegen zich in het harnas te jagen.

Na Jaapje en Jantje

Al vanaf 1933 verzette Van het Reve zich tegen het nationaal socialisme. In 1941 werd hij gearresteerd. Daarna zat hij op veel plaatsen ondergedoken en nam hij actief deel aan het verzet. In 1944 en 1945 schreef hij, opgesloten in een kamertje in Rotterdam, voor het illegale Parool. Na de oorlog ging hij weer naar Enschede om daar als hoofdredacteur de Enschedese en Almelose editie van het Parool vakmatig ‘op poten te zetten’. Na zijn terugkeer naar Amsterdam werkte hij op de redactie buitenland. In 1958 brak Van het Reve met de Communistische Partij Nederland. Maar hij behield zijn geloof in een betere wereld en stemde daarom op de Kabouterpartij, die opkwam voor de minst betaalden. In 1965 beëindigde hij, inmiddels 73 jaar oud, zijn carrière als schrijver met een boek voor jongens. Het verloren vuur.Een verhaal van jagende holbewoners in het stenen tijdperk. In het verhaal ontdekt een groep holbewoners bij het naderen van een ijstijd hoe ze zelf met stenen vuur kunnen maken, waardoor ze in barre omstandigheden kunnen overleven. Het boek is voorzien van een opdracht: ‘Voor David van het Reve, aan wie dit verhaal reeds werd verteld, toen hij nog een kleine jongen was.’ David is de zoon van Karel van het Reve. In 1973 werd Gerardus Johannes Marinus van het Reve opgenomen in sanatorium Hooglaren te Laren, waar hij op 18 februari 1975 overleed. ■