6 minute read

Joodse werkkampen in Staphorst en Rouveen

Vanaf begin 1942 werden vanuit het gehele land duizenden joodse mannen naar zogeheten werkverruimingskampen in de noordelijke en oostelijke provincies gestuurd. Daar moesten zij vooral ontginningswerkzaamheden verrichten. Om het werk ging het echter niet, zo bleek. Hun verblijf maakte deel uit van het streven van de Duitsers om alle Joden in Nederland te verzamelen, te deporteren en te vernietigen. Tien van de kampen lagen binnen Overijssel. Over de in totaal ongeveer veertig werkkampen, voor de meeste mannen het voorportaal van de hel, was tot voor kort weinig bekend. Eén ervan, Kamp Conrad, was gelegen aan het gelijknamige kanaal van Rouveen naar Zwartsluis. De laatste jaren is hiernaar veel onderzoek gedaan, wat resulteerde in diverse educatieve projecten en tentoonstellingen. Op 3 oktober 2012 verschijnt bij de IJsselacademie een boek over de geschiedenis van dit kamp en zijn bewoners.

Auteur van Dwangarbeid in Staphorst is GertJan Westhoff, onderwijzer aan de Prins Mauritsschool in Staphorst, die over het onderwerp ook onderzoek deed in het kader van zijn studie geschiedenis. Met leerlingen van groep 7 startte hij in 2008 een klassenproject waarbij zij hun grootouders of buren bevroegen over de drie joodse werkkampen – Conrad, Beugelen en het Wijde Gat –binnen de gemeente. Zo kon, in zijn woorden, informatie worden opgezogen ‘vanuit de haarvaten van de Staphorster samenleving.’

Dichtbij huis

De gesprekken leverden een schat aan verhalen op die nog nooit waren verteld of opgetekend. ‘De Holocaust blijkt wel heel dicht bij’, aldus Westhoff. ‘Eigen familie weet als ooggetuige van de eerste stappen in de wegvoering van deze joodse mannen.’ Met werkstukken, foto’s, een kadasterkaart en een maquette van Kamp Conrad werd het onderwerp in de klas concreet gemaakt. Hoog op de boekenplank torende een stapel oude reiskoffers en achter in de klas verrees een barak van 2 x 4 meter. De leerlingen verwerkten, met medewerking van Kunst en Cultuur Overijssel, hun materiaal tot een aansprekende expositie rond thema’s als het ontstaan van de werkkampen – ook in andere plaatsen in het land – de herkomst van de bewoners, het werk en de deportatie. Tijdens de voorbereidingen kwam zelfs

Joodse mannen, vermoedelijk allemaal uit Assen, in Kamp Conrad in Rouveen. Achter, van links naar rechts: onbekend, B. Levie, S. van Oosten, M. Roos, onbekend, onbekend, H. Elshof. Voor van links naar rechts F. Cohen, onbekend, Stern (?), onbekend, Stern.

Leerlingen van de Prins Mauritsschool uit Staphorst, poserend bij de expositie in het Historisch Centrum Overijssel in 2009.

Coenraad Rood met kampjas op en kampnummer in zijn arm.

een originele kast uit Kamp Conrad tevoorschijn. De expositie was eerst te zien in het gebouw van de plaatselijke historische vereniging en daarna in het Historisch Centrum Overijssel en het Herinneringscentrum Kamp Westerbork. Heel bijzonder was het contact met de voormalige Amsterdammer Coenraad Rood, die na zijn verblijf van april tot oktober 1942 in het werkkamp aan de Conrad negen concentratiekampen overleefde. Vanuit Amerika beantwoordde Rood per mail vragen die hem werden voorgelegd en ook begon hij op bijna negentigjarige leeftijd nog aan skype en de webcam. Van de gesprekken met Rood, die in oktober 2011 overleed, waren tijdens de expositie delen te zien. Voor Westhoff vormden de resultaten van al het werk aanleiding om door te gaan met het onderwerp van de joodse werkkampen en daarover een boek te gaan schrijven.

Een nieuw boek

Het boek handelt niet alleen over de joodse werkkampen in Staphorst en Rouveen. Andere plaatsen worden eveneens bij het verhaal betrokken. Ook wordt geschetst hoe de werkkampen langzaam van karakter veranderden. Aanvankelijk lag de leiding vooral in Nederlandse handen. Nadat de nazi’s begin 1942 definitief hadden besloten tot deportatie en vernietiging van alle Joden, kregen de kampen een meer Duits karakter en werd het regime zwaarder. De rantsoenen werden kleiner, de lonen gingen omlaag, verlof en bezoek werden beperkt. Op de brieven kwam censuur en straffen werden vaker uitgevoerd. De eerste deportaties naar kamp Westerbork – en vervolgens naar Oost-Europa – zorgden voor toenemende onzekerheid en angst onder de bewoners van de werkkampen. Sommigen van hen namen brutaalweg de benen, anderen meldden zich vrijwillig voor transport naar Westerbork; hopend op een weerzien met hun familie. De opengevallen plaatsen werden opgevuld met nieuwe arbeidskrachten, die vaak nog minder geschikt waren voor het werk. Kamp Conrad kreeg eind juli 1942 aanvulling vanuit Staphorst, Steenwijk en Zwartsluis. Uit de laatste plaats bijvoorbeeld kwamen de rijwielhersteller Salomon Brest en de gebroeders Jacob en Wolf Aronius, beiden manufacturiers. Geen van drieën zouden zij de oorlog overleven. Gaandeweg werden de omstandigheden in de kampen slechter. Rond eind juli moesten de beheerders een speciale opleiding volgen in het beruchte strafkamp Erica in Ommen. Ze kregen daarna de titel van ‘commandant’ en moesten veel harder gaan optreden. Voortaan vonden de exercities en de appèls plaats onder Duitse bevelen en werd het toezicht van de bezetter veel strenger. Alle deze acties maakten deel uit van één groot vooropgezet plan. Op vrijdagmiddag 2 oktober 1942 verscheen in alle kampen de Ordnungspolizei en steeds kregen de bewoners hetzelfde verhaal te horen: de kazernes waren vol en daarom moesten Duitse soldaten de nacht doorbrengen in het betreffende kamp. De Joden mochten hun barakken niet verlaten. In de vroege ochtend van 3 oktober – in 1942 de dag van Jom Kipoer of Grote Verzoendag, de heiligste dag van het joodse jaar, waarop God beslist over het lot van de mensen in het komende jaar – werden de joodse mannen van al deze werkkampen in colonnes afgevoerd naar Westerbork. De dood tegemoet. ■

Joodse werkkampen krijgen een gezicht

Sinds 2002 houdt het Herinneringscentrum Kamp Westerbork zich intensief bezig met de geschiedenis van de joodse werkkampen in Nederland en hun bewoners. In de afgelopen tien jaar zijn er exposities gemaakt, artikelen geschreven en lezingen gehouden. Ook werd de website www.joodsewerkkampen.nl online geplaatst. Er blijft echter nog een doelstelling over. Namelijk het markeren van de plekken die nog niet aangeduid zijn. Gekozen is voor een stilistische vorm om de herinnering aan de geschiedenis van deze historische plekken een gezicht te geven. Een ontwerp-monument en een infopaneel zijn reeds gemaakt. Begin oktober 2012 – zeventig jaar, nadat een grote groep Joden vanuit deze kampen werd gedeporteerd – zal het eerste van de ruim vijfentwintig beoogde gedenktekens worden geplaatst. Zo is althans de bedoeling. Voorwaarde is wel dat het geheel financieel en logistiek voldoende wordt ondersteund door de betreffende gemeentes en bovendien door bedrijven, eigenaren, instellingen en, niet in de laatste plaats, dat ook de plaatselijke bevolking eraan meewerkt.

Onderzoek naar de werkkampen

Op basis van foto’s, getuigenverklaringen en geschreven bronnen kan met zekerheid worden vastgesteld dat zich in de provincies Groningen, Friesland, Drenthe, Overijssel en Gelderland 38 kampen bevonden. Er bestaat niet alleen onduidelijkheid over het exacte aantal joodse werkkampen, maar ook ontbreekt vaak de kennis over de juiste locatie, het aantal dwangarbeiders per kamp en wanneer de kampen werden bewoond door joodse dwangarbeiders. Over met name enkele Overijsselse kampen verschenen boeken. In 1999 verschenen de brieven uit Molengoot van dwangarbeider Flip Slier, in 2003 kwam een boek uit over Twilhaar en in 2005 over Balderhaar en Kloosterhaar. In 2003 verscheen een 365 pagina’s tellend overzichtswerk van Niek van der Oord. Herinneringscentrum Westerbork opende de site www.joodsewerkkampen.nl.