609 cultuur en media #16

Page 1

#16 maart 2014 cultuur en media

Woord.nl Met bijdragen van Pieter Steinz, Bert Kommerij, Jeroen van Kan, Maartje Smits, Bente Hamel, James Cridland, Erik Jan Harmens, Gawie Keyser, Kevin Toma en anderen


609#16 – een uitgave van het Mediafonds

2

Eendracht maakt macht Dries Muus

4

De gouden dagen Pieter Steinz

6

Tijdloze delicatessen Bente Hamel – column

7

Weg uit het reservaat Jeroen van Kan

9

De oren wassen Kevin Toma – column

10

Echt Gebeurd Nina Polak

12

Zelf wandelen door de ether Maartje Smits

14

Hoorspelhaat Bert Kommerij

21

Gelispel in de nacht Erik Jan Harmens – column

26

Een douche voor de ziel Sam de Jong – column

19

Een nieuwe radiodefinitie James Cridland

24

28

Luisteren naar de dingen Koen Kleijn

Mediafonds Mededelingen

16

Het archief als zender Marjolein van Trigt

22

Gevaarlijke stemmen Gawie Keyser

27

Een soort sadisme Edzard Mik – column

29

Bekroonde programma’s

De Nieuwe Reporter Een selectie van artikelen uit 609 wordt doorgeplaatst op De Nieuwe Reporter, teneinde de lezer gelegenheid geven te reageren en debat op te wekken. Wij nodigen u uit te reageren op alle artikelen in dit blad. Er moet meer mislukken van Marc Schmidt lokte reactie uit. ‘Te veel Nederlandse documentaires zijn onverdraaglijk braaf omdat Nederlanders voornamelijk oog hebben voor de inhoud en niet voor filmische concepten. We zullen een spannende mislukking moeten verkiezen boven een aanvaardbare maar saaie film,’ schrijft Schmidt. Daarop antwoordt ‘Jochem’: ‘Juiste observaties. Ik vrees dat het ontbreken van een discussie over beeldinhoudelijke keuzes niet alleen voor documentairefilms geldt, maar ook voor beeldende kunst. Waarom dat is, wordt me ook na dit stuk niet duidelijk. Dat kan niet alleen komen door voorzichtigheid voor het halen van een deadline met een acceptabel resultaat, dat ligt ook aan de fora en de angst

voor een zogenaamd elitair gesprek over beeldanalyse.’ Marc Schmidt reageerde: ‘de beeldende kunst heeft zo haar eigen problemen: enerzijds een hardnekkige erfenis uit de jaren ’60 en ’70 die de verhalende elementen uit het zintuigelijke kunstwerk zelf heeft losgesneden. Herkenbaarheid is voor deze dogmatische conceptualisten taboe. Een doodlopende weg. Anderzijds de luchtbel van de kunsthandel. Maar dit alles staat tenminste ter discussie. Er zijn Nederlandse kunsttijdschriften, er wordt zo nu en dan een opinieartikel in een dagblad gepubliceerd, etc. En al worden deze discussies misschien niet op de best denkbare manier gevoerd, het lijkt mij een heerlijkheid vergeleken bij de intellectuele stilte die in Nederland rondom documentaire (en film in het algemeen) heerst’. Reacties naar: www.denieuwereporter.nl

Coverbeeld: De presentatoren van Radiolab, op de voorkant Jad Abumrad en op de achterkant Robert Krulwich. Foto: Marco Antonio


Europe in 8 bits, Javier Polo (2013)

Woorden, woorden, woorden Het is een wijdverbreid misverstand dat we in een beeldcultuur zouden leven. Er is nog nooit zoveel gepraat, geluisterd, geschreven, gelezen, verzonden en ontvangen als vandaag de dag. Die enorme hoeveelheid woorden en klanken zegt natuurlijk nog niets over de kwaliteit. Maar er is goed nieuws. In een klein hoekje van de mediawereld waar artistieke kwaliteit en zelfs een zekere diepgang niet bij voorbaat verdacht zijn, hebben de publieke omroepen, het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid en het Mediafonds elkaar nu gevonden om samen het platform Woord.nl te lanceren. Voor luisteraars die verrast willen worden en die het waarderen dat een enkel woord hele werelden kan oproepen; werelden die in een beeld al helemaal geregisseerd zijn – en daardoor veel minder aan de verbeelding overlaten. Het project heeft een lange aanloop gehad. Al in 2009 organiseerde het fonds de conferentie Woord.nl om aandacht te vragen voor de benarde positie van serieus gesproken woord op de reguliere zenders, die steeds strenger geformatteerd werden (en worden) zodat er voor kunst nauwelijks meer plaats is. We hebben het dan over documentaires en drama (‘hoorspelen’). Maar ook poëzie en experimenten met geluid en ruimte zoals stadswandelingen, of het spel met de krakende en zuchtende geluiden van ons zwaar door historie beladen gebouw dat Cilia Erens ter gelegenheid van de ingebruikneming maakte horen bij de audio-ervaringen die een beter lot verdienen. Het Mediafonds koos niet voor de klaagzang maar voor het alternatief. Voor het eerst in zijn bestaan investeerde het niet alleen in inhoud maar ook in software en hardware, in de techniek van het platform dat iedereen thuis – via laptop en andere schermen – of elders – via telefoon en oortjes – in staat stelt om zelf te kiezen wanneer, wat en hoe je wilt luisteren. Naar gesprekken, naar

Illustratie: Milo

audiodrama, naar poëzie, naar echtgebeurde verhalen, naar alles wat er te ontdekken valt in en door de taal. De aanloop verliep na de al genoemde conferentie langs een voor ongeduldige types zoals ondergetekende tergende reeks expertmeetings, interimrapporten, aanbestedingen, notities, presentaties, evaluaties en vergaderingen, vergaderingen, vergaderingen waarin taal niet zozeer gevierd maar eerder mishandeld werd. Maar zoals dat gaat: het is vergeten op de dag dat het schip te water wordt gelaten en het avontuur van de vaart begint. (Merk op hoe makkelijk je in woorden van de ene scène naar de andere kunt schakelen; in een speelfilm waren we nu al honderdduizenden euro’s kwijt). Om in de nautische vergelijkingen te blijven: het kabinet van VVD en PvdA heeft een ijsberg klaargezet waar het Mediafonds op 1 januari 2017 tegenaan dient te botsen. Wij proberen nog altijd dat te voorkomen. Maar wat er ook gebeurt: tot die tijd speelt ons scheepsorkest met volle inzet en zo welluidend mogelijk. Natuurlijk omdat het daartoe verplicht is. Maar ook en vooral omdat die muziek de moeite waard is. Hulde aan iedereen die in het kader van Woord.nl daarbij helpt: de NPO, Beeld en Geluid, de omroepen. Wat zou het mooi zijn als we samen het fundament gelegd hebben voor een kleine audio-renaissance, waaruit binnenkort de 21steeeuwse pendant van Under Milk Wood ontspruit, of een stroom van echtgebeurde verhalen die luisteraars elkaar vertellen… Dit nummer van 609 biedt, onder meer, een aantal beschouwingen over de rol van tekst en geluid, van omroep en kunst en staat daarmee nog steeds in dienst van de gedachte die ruim 25 jaar geleden leidde tot de oprichting van het fonds: het verbinden van de werelden – in beleidstaal: de domeinen – van cultuur en media. Hans Maarten van den Brink, directeur Mediafonds Mediafonds maart 2014 609 – cultuur en media 1


Eendracht maakt macht Het platform Woord.nl vormt een combinatie van zorgvuldig geselecteerd archiefmateriaal en nieuwe artistieke producties, bedoeld voor de echte luisteraars. Door Dries Muus

In oktober 2009 bracht het Mediafonds bezorgde liefhebbers van het gesproken woord bij elkaar. Programmamakers, luisteraars en sommige omroepbazen waren het erover eens dat verhalende radio – niet op actualiteit gericht – bedreigd werd. Nu is er Woord.nl: een initiatief van de Nederlandse Publieke Omroep (NPO), het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid en het Mediafonds, ontwikkeld en uitgevoerd door de VPRO. Een platform voor verhalende radio, met historische én nieuwe verhalen. Niet een archief, maar een zender.

Volgens Van den Brand heeft Woord.nl grote toegevoegde waarde: ‘Het is fijn om alle verhalende radio op één plek te hebben, zowel oude als nieuw geproduceerde content. Vanuit de archiefzijde is het sowieso makkelijk: er is heel veel wat een keer is uitgezonden bij de publieke omroep. Dat ligt dan wel opgeslagen in een archief maar daar kun je niet echt bij. Het is geen luisterplek. Er zijn verder wel veel podcasts en sites van omroepen. Maar dat is allemaal versnipperd.’ De gezamenlijkheid

Het is niet verwonderlijk dat de VPRO de uitvoerende rol heeft: de VPRO heeft een reputatie op het gebied van verhalende radio, bijvoorbeeld in de vorm van documentaires en marathoninterviews. Remy van den Brand is eindredacteur van Woord.nl. Er is een vijfkoppige redactie die de radioprogramma’s samenstelt, de inhoud bepaalt, beoordeelt wat er actief wordt uitgelicht op de voorpagina, en kiest welke labels daaraan worden gegeven. Van den Brand: ‘Heel kort gezegd ga ik over de inhoud. Voorheen was ik programmamaker. Ik deed de eindredactie van Studio Idzerda. Dat is overleden. Helaas. Zoals meerdere programma’s. Dat is ook een van de redenen voor het ontstaan van Woord.nl. Woord.nl is een zender, maar ook een plek waar je zelf bepaalt wat je luistert. Het is een combinatie van zenden en zelf uitzoeken. Je kunt zelf kiezen, je kunt suggesties van de redactie opvolgen, je kunt je door het systeem laten verrassen. Je kunt eindeloos door blijven luisteren als je dat wilt.’

Syb Groeneveld is hoofd Nieuwe Media van het Mediafonds, en liaison tussen de verschillende partijen. Groeneveld: ‘We hebben de invulling gezamenlijk verzorgd. Voor ons stond van het begin af aan vast dat het platform meer moest zijn dan een groot, overzichtelijk archief. Radiomakers krijgen steeds minder plek om hun werk te plaatsen. Er zijn minder timeslots voor radiodocumentaires. Dat heeft erg veel te maken met herprofilering van de zenders. Vaak zijn de meer verhalende producties ook duurder. Maar wij wilden die rijke traditie niet laten verdwijnen en ook ruimte bieden voor experiment.’ Ook Erik van Hengstum heeft een coördinerende functie bij Woord.nl, maar dan vanuit de NPO, waar hij manager Innovatie is. Van Hengstum: ‘Met name in het begin was belangrijk om te bepalen: wat wordt het precies, hoe gaan we het aanpakken. Daar is dit het resultaat van. Een zelfstandige portal, met een duidelijke link naar een radioprogramma op Radio 1.’ In dat programma, Woord, staat verhalende radio vijf uur lang

2 609 – cultuur en media maart 2014 Mediafonds

centraal: van twee tot zeven uur ’s nachts. Het hele project is voor een groot deel learning by doing, zegt Van Hengstum: ‘We moeten geleidelijk aan ontdekken hoe dit werkt. Daar is veel overleg voor nodig. Er is een andere werkwijze dan voor andere sites. Doorgaans maken omroepen programmasites, er staat een programmatitel bovenaan, de omroep bouwt en onderhoudt de sites. Nu is het echt iets van de gezamenlijkheid. Elke partij heeft net iets andere belangen, maar uiteindelijk willen we allemaal hetzelfde: een succesvol platform opzetten, en leren van deze manier van audio presenteren.’ Van Hengstum zorgt ervoor dat de opgedane kennis van Woord. nl gebruikt wordt voor de audioportfolio binnen de NPO. Waken voor pluriformiteit is een meer algemene taak. Van Hengstum: ‘Daarom is er een redactieraad ingericht waarin meerdere omroepen zijn vertegenwoordigd. Deze raad zorgt dat het niet één bepaalde kant opgaat. Dat is belangrijk, maar in zo’n verkennende fase staat dat nog niet altijd op de voorgrond. Je bent vooral bezig met vragen: welk materiaal is beschikbaar? Hoe gaan we dit presenteren?’ Duurzaam en simpel

Welk materiaal is beschikbaar? – die vraag is vaak het startschot voor de specialisten van Beeld en Geluid, de derde partner. Hans van der Windt, curator Collecties: ‘Binnen de kaders van Woord.nl zoeken wij naar parallellen in het verleden. Vaak bepaalde radiomakers of series. Wij proberen vervolgens om content van die maker aan te bieden. Iets kan thematisch interessant zijn. In de aanloop naar de Winterspelen is een van de thema’s bijvoorbeeld ‘In de kou’. Dan zoeken we naar items uit het verleden die daar bij passen.’ Elk programma roept weer nieuwe associaties op. Bij de specialisten van Beeld en Geluid, en als het goed is ook bij de luisteraar: ‘Het is de bedoeling dat de luisteraar kan blijven doorklikken. Van maker naar maker, van omroep naar omroep.’ De komst van Woord.nl is ook een goede aanleiding om oude programma’s te digitaliseren. Hoorspelen. Documentaires. Van den Brand: ‘Die staan soms niet eens op DAT-bandjes, maar op nog veel oudere banden. Wij zoeken ook in de archieven van Beeld en Geluid. Soms zijn er series die niet compleet zijn. Luisteraars die fan waren hebben misschien cassettebandjes op zolder liggen. Daar moet je dan naar op zoek.’ Van der Windt verwacht dat Woord.nl aan zal slaan bij het publiek, ‘dat sowieso’, maar hij heeft één verwachting die belangrijker is dan alle andere. ‘Er wordt nu heel


Open Woorden Eind 2013 begon het Mediafonds met de Open Woordenregeling voor mooie, nieuwe, onafhankelijke, toegankelijke en ongecoördineerde verhalende radio. Aanleiding was het veranderende radiolandschap, dat steeds minder ruimte biedt voor verhalende radio. Programma’s als Plots, Studio Idzerda en De Avonden zijn van de radio verdwenen. Onafhankelijke radiomakers kunnen via deze regeling subsidie krijgen voor kleine producties, variërend van radiodocumentaires tot reisverslagen, van poëzie en bijzondere interviews tot hoorspelen, van gesproken cartoons tot radioboeken. Open Woorden geeft makers de mogelijkheid om in een periode van maximaal vier maanden kleine, maar kwalitatief hoogwaardige verhalende radioproducties te realiseren, met een begroting van maximaal 8.000 euro en een duur van maximaal twintig minuten. Dit bedrag maakt het mogelijk om alle bij de productie betrokken professionals een redelijke vergoeding te betalen. Gerealiseerde producties zijn onder een open contentlicentie beschikbaar voor het nieuwe audioplatform Woord.nl. Uit twintig aanvragen zijn inmiddels tien voorstellen geselecteerd. Een voorbeeld daarvan is Vetplant Liefde van maker Bente Hamel. Dit verrassende, suspense-volle radioverhaal gaat over mensen die in een innige relatie met een vetplant belanden. Het zal in april voor het eerst te beluisteren zijn op Woord.nl.

veel materiaal online gedistribueerd. Mijn verwachting is dat het materiaal nu ook online blijft. Vaak zijn het tijdelijke publicaties – een programma verdwijnt, dus ook de website verdwijnt langzaam. Of de omroepwebsite wordt vernieuwd, en dan verdwijnt er wéér een deel van de uitzendingen. Daar kan Woord.nl verandering in brengen.’ Dat is een ontwikkeling die ook door makers zal worden toegejuicht. Van der Windt: ‘Veel makers hebben voor verschillende omroepen gewerkt. Die willen heel graag dat hun eigen werk op één plek terug te vinden is. Vaak staat er maar een klein deel online, omdat de omroep nog niet is gefuseerd of omdat de website nog niet is vernieuwd. Woord.nl kan ervoor zorgen dat werk duurzaam, en simpel, terugvindbaar is.’ Technologie

Geert-Jan Strengholt is projectmanager Digitaal bij de VPRO en nu tweeënhalf jaar betrokken bij Woord.nl. Hij houdt zich namens de VPRO bezig met de technologie en met de grote lijnen. ‘In eerste instantie wilden we een service ontwikkelen die de radiocollectie uit het archief doorzoekbaar

Een maand later brengt Hard//Hoofd De Dubbelganger naar Woord.nl. Een waargebeurd verhaal over twee mannen die op dezelfde dag, in dezelfde stad, met exact dezelfde naam worden geboren. Naar verwachting zal Open Woorden het platform voeden met zo’n twintig producties per jaar. De regeling richt zich op onafhankelijke makers. Bijzonder aan de regeling is dat de makers rechtstreeks bij het Mediafonds aankloppen. Het fonds besluit binnen drie weken na indiening over toe- of afwijzing. Makers van Open Woorden bieden hun producties aan de redactie van Woord.nl aan. De redactie neemt binnen twee weken een besluit of het de productie geschikt acht voor plaatsing op Woord.nl. Na publicatie heeft Woord.nl twee weken exclusiviteit. Hierna komt het werk onder een open content licentie en kan de maker zijn verhaal bijvoorbeeld ook op SoundCloud kwijt. Om een werk onder een open content licentie te kunnen publiceren moeten makers in principe over alle auteurs- en naburige rechten beschikken en die bijvoorbeeld niet overgedragen hebben aan een collectieve rechtenorganisatie zoals Buma/Stemra of Lira. Zo is toegankelijkheid voor het publiek tot deze publiek gefinancierde producties gegarandeerd. Informatie over Creative Commons-licenties is te vinden op creativecommons.nl/wie-zijn-we/bumapilot/. Op de website van het Mediafonds staat een overzicht van alle ondersteunde Open Woorden projecten. Neem voor meer informatie contact op met Syb Groeneveld, syb.groeneveld@mediafonds.nl.

en afspeelbaar kon aanbieden. Op basis daarvan kwamen er prototypes van applicaties die het publiek kan gebruiken.’ Aan zo’n omvangrijk project zitten bijzondere eisen vast. ‘Er is geavanceerde technologie nodig, bijvoorbeeld op het gebied van zoeken. Bij audio worden er ook nog eens speciale eisen gesteld aan metadatering.’ En dan is er nog de uitdaging van wat Strengholt ‘de nieuwe technologische wegen’ noemt: ‘Er komen steeds meer diensten bij, waardoor je audio op allerlei manieren kunt beluisteren. We hebben Woord.nl zodanig vormgegeven dat het op mobiele telefoon, tablet en computer dezelfde ervaring oplevert.’ De bedoeling is dat je Woord.nl er overal bij kunt pakken – ook onderweg. ‘Er zijn veel mensen die dagelijks in de trein of auto zitten. Forenzen die liever naar een mooi verhaal luisteren dan naar de zoveelste update van het laatste nieuws. Die bieden we nu een groot platform met oude en nieuwe radioverhalen, lange interviews, minidocumentaires van één minuut en radioboeken. Dat is echt vrij uniek. Je ziet dat er hier en daar projecten ontstaan rond uitsluiting van archieven. Maar die hebben niet die combinatie met recent en nieuw.’

De voor de hand liggende vergelijking met Uitzending Gemist wordt dan ook door alle betrokkenen verworpen. Strengholt: ‘Woord.nl is een levende omgeving – het archief wordt weer actueel in de context van de nieuwe radioverhalen.’ Woord.nl zal nadrukkelijk ook een plek zijn voor nieuwe audioproducties. Radiomakers kunnen hun verhalende werk – losse producties, maar ook series met meerdere afleveringen – nu ook via Woord. nl aanbieden. Het Mediafonds heeft daar een speciale regeling voor geïntroduceerd, getiteld Open woorden [zie kader]. Woord.nl is, kortom, een heel nieuwe manier van luisteren. ‘We richten ons op mensen die spannende dingen willen horen. Natuurlijk proberen we het zo goed mogelijk aan te bieden. Daarom willen we ook heel graag commentaar horen,’ besluit Van den Brand. ‘Alle suggesties zijn welkom.’ Dries Muus is journalist. Hij was redacteur van VPRO’s literaire radioprogramma Duizend Woorden en medewerker van De Avonden.

Mediafonds maart 2014 609 – cultuur en media 3


De gouden dagen Bonita Avenue, een deel van de cast: Jeroen Spitzenberger, Georgina Verbaan en Waldemar Torenstra. Foto: Lilian van Rooij

Ontworstelt het Nederlandse hoorspel zich aan zijn oubollige imago? Buitenlandse voorbeelden laten zien dat het een volwaardig literair genre kan zijn. Door Pieter Steinz ‘I love old radio stories,’ zegt de voice-over in Radio Days (1987), Woody Allens terugblik op de gouden dagen van de radio. En dus komen die oude radioverhalen in al hun glorie een filmlang voorbij. Om te beginnen de avonturen van The Lone Ranger, The Shadow en The Masked Avenger (‘Beware evildoers, wherever you are!’). Daarna de onwaarschijnlijke sportverslagen van Bill Kern en de spionagehoorspelen van Biff Baxter; en als kers op de taart Orson Welles’ radiobewerking van de sciencefictionroman The War of the Worlds. Gasexplosies op Mars

Welles’ hoorspel verpest een vrolijk avondje van de eeuwig ongetrouwde tante Bea. Het is 30 oktober 1938 en ze is eindelijk mee uit gevraagd – door een schijnbaar ideale partij. Maar wanneer over de autoradio het bericht komt dat er in New Jersey Marsbewoners zijn geland, vlucht de begeerlijke vrijgezel uit zijn auto en moet tante Bea op haar mooiste hakken alleen naar huis. Tante Bea’s date was niet de enige die zich een beroerte schrok. Toen nietsvermoedende radioluisteraars tijdens een zapmoment in een populair NBS-programma overschakelden naar de CBS-uitzending van Welles, hoorden ze hoe een vrolijk dansmuziekje werd onderbroken door het

nieuws dat een ‘meteoriet’ was ingeslagen bij het plaatsje Grovers Mill in New Jersey. Niet veel later volgde een angstaanjagend ooggetuigenverslag van het opengaan van de meteoriet en van de allesverwoestende opmars van octopusachtige monsters met drievoetige gevechtsmachines naar New York. De meeste luisteraars tussen Grovers Mill en New York City waren toen al niet meer thuis. Ze waren de straat op gevlucht met natte doeken voor hun gezicht tegen de giftige ‘Zwarte Rook’ die de machines van Mars uitbraakten. Ze bestormden politiebureaus met verzoeken om evacuatie. Ze zochten steun in kerken en in kroegen, en organiseerden daar zelfs burgermilities om de Marsmannetjes tegen te houden. Weinigen hoorden nog hoe na een uurtje hoorspel de sonore stem van Orson Welles verklaarde dat het gruwelijke toekomstvisioen een vroege Halloween-grap was geweest. Kapotgecheckt

‘The night that panicked America’ wordt die gedenkwaardige zondagavond genoemd. De laatste tijd worden daar flink wat vraagtekens bij gezet. Het blijkt dat de paniek nogal is overdreven door de Amerikaanse kranten, die hun concurrent (de radio) graag in diskrediet brachten als nieuwsbron. Slechts een kleine drie miljoen

4 609 – cultuur en media maart 2014 Mediafonds

Amerikanen luisterden en ongeveer twintig procent daarvan geloofde wat Welles hun voorschotelde; bijna niemand ging de straat op. Jammer, weer een goed verhaal kapotgecheckt. Maar het doet allemaal niets af aan de kracht van het hoorspel van Welles, die de veertig jaar oude sciencefictionklassieker van zijn bijna-naamgenoot H.G. Wells verrassend nieuw leven gaf en zo het hoorspel der hoorspelen produceerde. Een symbolische markering van de hoogtijdagen van de verhalende radio in de jaren twintig en dertig. Sprong in het heelal

De Nederlandse hoorspelgeschiedenis, die in 1924 begon met het historiespel Het turfschip van Breda van Avro-coryfee Willem Vogt, heeft geen opschudding van dit formaat opgeleverd. En dat terwijl een van de beroemdste hoorspelseries, Sprong in het heelal (een vertaling van de BBCserie Journey into Space, 1953-1956) zich ook omstandig met Marsmannetjes bezighield. Het dichtst dat Hilversum bij een hoorspelrel kwam was in 2008, toen het satirische nieuwsprogramma Binnenland 1 (‘het ene oor in, het andere oor uit’) een aflevering liet onderbreken door het bericht van de dood van Paul McCartney. Hoewel het programma overduidelijk een parodie


was – met krankzinnige interviews (‘Wat doet de NS?’ ‘NS zet bussen in’), voxpopjes en muziek van alle Beatles behalve McCartney – waren er toch veel luisteraars in verwarring gebracht, om niet te zeggen geschokt. Programmamakers Ronald Snijders en Fedor van Eldijk zijn er nog steeds van overtuigd dat ze na één seizoen moesten stoppen omdat de netcoördinator not amused was. Binnenland 1 rekte de grenzen van het genre op, ook door aan de vooravond van Dodenherdenking een ‘live-verslag’ van een stille tocht voor Goede tijden slechte tijden te brengen (inclusief rouwkransen van IKEA en Joop van den Ende, twee minuten stilte en The Last Post). Dat mocht ook wel, want het Nederlandse hoorspel had een slechte naam; sterker nog, was een synoniem voor oubolligheid. Nog maar twintig jaar geleden was het begrip ‘hoorspelkern’ (radiocoryfeeën van alle gezindten die samen de hoorspelen in Nederland opnamen) genoeg voor gegniffel en flauwe grappen; de grintbak (waarin lopen op een tuinpad werd nagebootst) gold als het hilarisch symbool voor de gedateerdheid van radiodrama. En altijd kwam iemand wel aanzetten met ‘Ina, kindje’, de legendarische catchphrase van Nederlands succesrijkste hoorspel Paul Vlaanderen, naar de Britse Paul Templemysteries van Francis Durbridge die vanaf 1938 in dertig series werden uitgezonden. Radiodrama

In Groot-Brittannië werd wat minder minachtend tegen het hoorspel aangekeken. Misschien omdat men daar in de jaren dertig begon met het dramatiseren van de grote toneelschrijvers: Shakespeare, Ibsen, Strindberg, Tsjechov, de oude Grieken. In 1941 stelde de BBC zelfs een dichter van naam aan om radiodrama te schrijven: Louis MacNeice, die binnen tien jaar meer dan honderd hoorspelen over literaire en culturele onderwerpen maakte, waaronder een zesdelige bewerking van Goethes Faust. Zijn pionierswerk werd voortgezet. In de jaren vijftig en zestig bloeide het oorspronkelijke radiodrama; de carrières van beroemde dramaturgen en toneelschrijvers als Tom Stoppard, Joe Orton en Anthony Minghella begonnen bij de BBC, net als de successen van dichter Brendan Behan en schrijfster Angela Carter. De legendarische filmkomedie Alfie (1966), met Michael Caine, en de tv-series over de Londense advocaat Rumpole, naar scenario’s van John Mortimer, hadden hun oorsprong op de radio. De in Parijs wonende absurdist Samuel Beckett schreef een groot aantal mini-toneelstukken, waarvan All That Fall (1957) en Embers (1959) tot de BBCradiocanon zijn gaan behoren.

Opdrachten Radiodrama Met de Opdrachten Radiodrama willen het Mediafonds en het Nederlands Letterenfonds schrijftalent voor het medium radio interesseren en de totstandkoming van kwalitatief hoogstaand drama daarvoor stimuleren. Zo willen de fondsen ook het publieksbereik voor literaire teksten in de vorm van audiodrama vergroten en radio als podium voor dit soort drama onder de aandacht brengen. Zes schrijvers krijgen opdracht een hoorspel van 30 minuten te schrijven, dat door een radiomaker verklankt zal worden en geproduceerd zal worden voor Radio 1 en Woord.nl. Begin 2015 zijn de resultaten te beluisteren. De fondsen zijn ervan overtuigd dat deze opdrachtregeling een kwaliteitsimpuls zal betekenen voor het Nederlandstalig hoorspel.

Zelf heb ik goede herinneringen aan The Day of the Triffids, een BBC-bewerking van de sciencefictionroman van John Wyndham die begin jaren zeventig in een Nederlandse versie werd uitgezonden. Bloedspannend, geheimzinnig en bovenal sfeervol, wat nog werd versterkt doordat de afleveringen na kinderbedtijd werden uitgezonden en dus met het oor aan de transistor onder de dekens beluisterd moesten worden. Luisteren naar een boek, mits goed bewerkt tot hoorspel, was nóg indrukwekkender dan zelf het boek lezen, misschien omdat het je deed denken aan de tijd dat je door je ouders werd voorgelezen. The Day of the Triffids was overigens een ervaring die voor mij maar één keer door een hoorspel geëvenaard werd – zij het in minder romantische omstandigheden – en dat was toen in de Engelse les op de middelbare school een bandopname van het 35 jaar oude Under Milk Wood werd afgespeeld. Dylan Thomas’ Play for Voices, over het barokke leven in een Welsh vissersdorp, had als belangrijkste troeven de taal van de dichter en de stem van Richard Burton, die net daarvoor bij de schooljeugd bekend was geworden omdat hij de stem van de verteller had ingesproken in Jeff Wayne’s muzikale hoorspelbewerking van The War of the Worlds (1978). Ik denk dat het de eerste keer was dat mijn klasgenoten en ik met moderne Britse poëzie werden geconfronteerd, en de wetenschap dat Thomas’ meesterwerk in 1954 live in première was gegaan voor miljoenen Britten, maakte de kennismaking nog bijzonderder. Doorsnee

Het was niet allemaal Shakespeare, Beckett en Dylan Thomas wat de klok sloeg bij de BBC; zoals ook in ons andere buurland Duitsland de grote literaire projecten van

radioschrijvers als Heiner Müller en Peter Handke niet opkonden tegen populaire soaps en detectiveseries. Hoewel de programmadirecteuren zich lang hadden verzet tegen het verschijnsel soap opera, dat op de Amerikaanse radio mateloos populair was, werd in Engeland op 29 mei 1950 de pilot uitgezonden van The Archers, een feuilleton over een dorpje in de Midlands. Vanaf 1 januari 1951 zijn meer dan 17.200 afleveringen gemaakt; het is sinds een paar jaar officieel de langstlopende soap ter wereld. Vergelijk dat eens met de populairste radiostrip op de Nederlandse radio, het door Annie M.G. Schmidt geschreven In Holland staat een huis, beter bekend als ‘De familie Doorsnee’. De enigszins gedateerde komedie liep van oktober 1952 tot april 1958, en werd slechts twee keer per maand uitgezonden. Zoals gezegd, ook het Nederlandse hoorspel is volwassen geworden. Vooral doordat het terug is gegaan naar de bron die onuitputtelijk is gebleken voor radiobewerking: de literatuur. Een doorbraak waren de 475 afleveringen van de NTRhoorspelbewerking van Het Bureau, die in 2005 en 2006 werden uitgezonden. De bestseller van J.J. Voskuil, een ‘soap voor intellectuelen’, leende zich door de vele scherpe dialogen goed voor de radio en werd in partjes van veertien minuten dagelijks uitgezonden. Op een incourante tijd helaas (kwart voor een ’s nachts), maar in een tijd van podcasts en Uitzending gemist, was dat geen belemmerende factor meer. Na Het Bureau volgden op dezelfde tijd en dezelfde zender (Radio 1) onder meer 440 afleveringen van de avonturen van Heer Bommel en Tom Poes, naar de boeken van Marten Toonder. En op dit moment loopt, op een wekelijkse basis, het hoorspel dat is gemaakt naar de bestseller Bonita Avenue van Peter Buwalda. Een puur literaire roman, opgediend in twintig delen van een half uur. En over veertig jaar ongetwijfeld voer voor nostalgie – net als de radioverhalen uit de jeugd van Woody Allen. Pieter Steinz is directeur van het Nederlands Letterenfonds.

{ { { { { {

Orson Welles’ The War of the Worlds is te beluisteren op YouTube. Voorbeelden van Binnenland 1 zijn te vinden op www.npo.nl/binnenland-1 en in het gelijknamige boek, uitg. De Harmonie, 2009. De sprong in het heelal verscheen als luisterboek bij uitgeverij Rubinstein. De dag van de Triffids: archive.org/details/ DeTriffids. Het Bureau is in zijn geheel te beluisteren: archive.org/details/ JJVoskuil-20052006-hetBureau Bonita Avenue iedere vrijdag na midder­nacht te horen op Radio 1; oude afleve­ringen op programma.ntr.nl/10594/bonitaavenue.

Mediafonds maart 2014 609 – cultuur en media 5


Bente Hamel Tijdloze delicatessen COLUMN

Geplas van riemen in het water. Piepende dollen. Een roeiboot komt langzaam dichterbij. Er schreeuwt een vogel. Dan: een harde knal. Knappend hout, knisperende vlammen. Het geluid van een groot vuur. Nee, dit is geen uitzending van National Geographic, dit is wat ik hoor terwijl ik loop door een mistig Amsterdam-Oost. Ik heb mijn handen diep in mijn zakken, hoofdtelefoon op. Op de iPod speelt Reptiles and Wildfire van Gregory Whitehead. Gregory Whitehead is een in New York wonende geluidskunstenaar, schrijver en maker van tientallen radio plays, documentary essays, castaways and acoustic adventures, zoals hij ze zelf omschrijft. Een collega tipte me om hem eens te beluisteren, een jaar of tien geleden. Sindsdien grijp ik naar Whitehead als ik zin heb in Slow Radio. Dat wil zeggen: radio als delicatesse, gemaakt met zorg en smaak. Radio die zich niet meteen prijsgeeft. Radio waar je lang op wilt zuigen. Ik dobber in de roeiboot. Ik ben in een moeras, omringd door vlammen. Er is een bosbrand. Een man, type ranger, zit ook in de boot. Hij spreekt met gedempte stem, vertelt dat hij eens ‘s nachts op deze plek was, hoe zwart alles was, er was niets behalve de gloed van het vuur op de oevers. Plotseling zag hij een paar meter van de boot, grotendeels verborgen onder de oppervlakte, een alligator. Hij en het beest keken elkaar aan. In de oogbol van de alligator weerspiegelden de vlammen, alsof er daarbinnen ook een vuur woedde. ‘His eyes were blazing with fire.’ Harde knip. Een sensuele vrouwenstem begint te spreken. Dubbelzinnige teksten die nu eens afkomstig lijken uit een padvindersgids, dan weer uit de Playboy. ‘I feel the flow of the everglades inside my grassy organs, soaking wet and on fire... Wet grass burns slowly, but the rest of me is ready to give it up.’ Behalve soft porno op onverwachte locaties (luister ook naar The Pleasure of Ruins) gaat het in de duistere wereld van Whitehead veel over dood, samenzweringen en missende lichaamsdelen. Zoals in King Hammer, een verzonnen documentaire over een hedgefund manager die aankondigt een grote schenking te willen doen aan een eliteschool nabij Boston. Hij zal de cheque persoonlijk per parachute komen overhandigen, maar valt ten overstaan van de verzamelde gasten te pletter op het schoolgazon. Tot ieders ontsteltenis mist zijn hoofd. In The Bone Trade volgen we Walter Scully, handelaar in ‘corporeal memorabilia’, oftewel lichaamsdelen van beroemdheden. ‘Think about how excited people get about owning an autograph, say a Judy Garland autograph. Then imagine the excitement if you could own the hand that wrote that autograph!’ Gregory Whitehead is zo ongeveer wat je krijgt als je Werner Herzogs fabuleerlust kruist met de mystieke rariteitenkabinetten van David Lynch. Zijn verzinsels

6 609 – cultuur en media maart 2014 Mediafonds

zijn zo verleidelijk dat je ze wilt geloven, nooit weet je precies waar de feiten ophouden en de fictie begint. Whiteheads universum heeft een volstrekt eigen logica, soms niet te volgen, hoewel dat verrassend genoeg niet stoort. Misschien komt het doordat Whiteheads ‘earplays’ zo morbide en komisch zijn, doordat zijn taal wemelt van de grappige vondsten, en doordat zijn personages balanceren op de grens van gestoordheid en genialiteit. Misschien ook doordat het, hoe langer je luistert, altijd wel duidelijk wordt waar Whitehead heen wil. Ja Gregory, natuurlijk zijn de natte wereld van het moeras en de droge hitte van een bosbrand het perfecte liefdeskoppel. Natuurlijk laat je ze samensmelten in een broeierige vrouwenstem. Logisch. Radio is een fantastische machine. Geluidsgolven zijn uitermate geschikt voor het oproepen van verhalen, van het imaginaire. Misschien komt het door de beperktheid van geluid, de afwezigheid van beelden, waardoor er meer ruimte open blijft voor de verbeelding. De kracht van radio schuilt in haar bescheidenheid, en dat weet Whitehead. Hij tovert een complete wereld tevoorschijn met een paar geluiden en een enkele stem. De mist wordt dunner, een waterig zonnetje schijnt op de stoeptegels. De moerasvogels roepen, het vuur knapt en ik hoor stoom hoog fluitend ontsnappen uit een nat stuk hout. De vrouwenstem vraagt: ‘What’s this reptile inside my head?’ Waar vind je als Nederlandse luisteraar Slow Radio à la Whitehead? Je moet steeds beter zoeken om dit soort luisterervaringen tegen te komen op de Nederlandse radio. Het is geen straf om te snoepen van de prachtig gemaakte podcasts uit Amerika, en dat is iets wat steeds meer liefhebbers doen. Maar ondertussen wordt de verhalende radio op de Nederlandse zenders steeds schaarser. En dat vind ik een gemis. Ik mis de verbeelding op onze zenders, ik mis de stem die je meeneemt, het tijdloze verhaal. Laat Woord.nl een plek zijn waar de Nederlandse Gregory Whiteheads floreren. Want wij willen ook in een wankel bootje het moeras in. Laat ons het vuur zien razen in het oog van de alligator. En toon ons de raadselachtige, magische plek die de wereld is. Bente Hamel maakt radio, soundwalks en installaties. Ze werkt aan Vetplant Liefde, een kort radioverhaal over mens en plant in onderlinge verstrengeling. www.bentehamel.nl www.radiomakersdesmet.nl

{

Het werk van Gregory Whitehead wordt frequent uitgezonden bij BBC, NPR en vele andere radiostations. www.gregorywhitehead.net www.ubuweb.com/sound/whitehead


Ziener van Bente Hamel, 2009. Foto: Bente Hamel

Weg uit het reservaat Het komt maar zelden voor dat een romanauteur een scenario voor een televisie- of radiodrama schrijft. Kunnen ze het niet of worden ze niet gevraagd? En hoe zit het met de dichters? Door Jeroen van Kan

Wie een boek schrijft kan doorgaans rekenen op een uitnodiging van een cultureel radio- of televisieprogramma, maar zelden wordt een auteur gevraagd een hoorspel te schrijven, of een dramaserie te bedenken voor televisie, of zelfs verzocht iets te schrijven om voor te lezen in een uitzending. Radio, televisie en literatuur hebben weliswaar een relatie met elkaar, maar die is zelden zonder problemen. Het gelukkigste huwelijk dat literatuur en omroep ooit hebben kunnen sluiten was waarschijnlijk dat met Annie M.G. Schmidt. Een groot deel van het werk dat Schmidt schreef was bestemd voor radio of televisie. Ze kón geen onheldere zin schrijven, en ook geen stroef lopende dialogen. Annie M.G. Schmidt vormt een uitzondering. Een toneeltekst kan wel wat opgeblazen taal verdragen, geconditioneerd als we zijn door de klassieken, maar een tekst die is geschreven voor radio of televisie valt onmiddellijk door de mand als de schrijver ervan al te zeer op z’n literaire trommeltje heeft willen roffelen. De stille kracht van Couperus, Max

Havelaar van Multatuli, Merijntje Gijsen van De Jong, Bij nader inzien van Voskuil: ooit hadden we een traditie in grote dramaproducties die waren gebaseerd op klassieke Nederlandse romans. Die traditie is helaas ter ziele. Dat zoveel televisiedrama niet is gebaseerd op een roman, maar op een

Bomans schreef veel van zijn korte teksten voor radio en televisie (wat hem volgens sommigen heeft afgehouden van het echte werk), Simon Carmiggelt schreef zijn cursiefjes voor de krant, maar las ze ook voor op televisie. Kippetje

Het veertiende kippetje behoort niet tot het beste werk van Arnon Grunberg oorspronkelijk scenario, zegt wel iets over hoe het scenarioschrijven als discipline volwassen is geworden, maar het is wel een discipline buiten de literatuur. Je schrijft scenario’s of je schrijft romans. Maria Goos moet haar eerste roman nog publiceren, Arnon Grunberg zijn eerste televisiedrama nog schrijven. Er is nog een andere literaire discipline: die van de voordracht. Godfried

Het komt eigenlijk zelden voor dat een schrijver een scenario voor een televisiedrama schrijft, of voor een hoorspel. Meestal wordt gekozen voor het bewerken van een roman of het inschakelen van een scenarist. Niet geheel zonder reden misschien, want het gaat vaak mis - de getalenteerde romancier is zelden even bedreven in het schrijven van een scenario voor een radio- of televisiedrama. Het scenario voor Het veertiende kippetje behoort niet tot het beste werk van Arnon Grunberg. Deel van de oorzaak is een gebrek aan traditie. Geen van de toneelteksten die Hermans, Reve en Mulisch schreven behoren tot hun beste werk. Vlaanderen had Hugo Claus, heeft Tom Lanoye, maar

Mediafonds maart 2014 609 – cultuur en media 7


Arnon Grunberg en Wim Noordhoek tijdens De Avonden. Foto: Paul Weijenberg

wie had en heeft Nederland? Voor radio en televisie geldt hetzelfde. Het Bureau van Voskuil, Bonita Avenue van Buwalda, het werden weliswaar hoorspelen, maar het waren niet de auteurs zelf die de boeken bewerkten. Schrijvers die zelf een hoorspel schrijven, het is hoogst zeldzaam. Het is een gemis dat literatuur zelden nog wordt bewerkt voor televisie. Literatuur is teruggedrongen op het terrein van het hoorspel. Een prachtig terrein, daar niet van, maar toch blijft het spijtig dat recente romans als (ik noem er maar een paar) Euforie van Christiaan Weijts, De vernietiging van Prosper Morèl van Jamal Ouariachi en IJstijd van Maartje Wortel niet voor televisie worden bewerkt. Natuurlijk, er is veel geld mee gemoeid, de teksten moeten in de vorm van het nieuwe medium worden geslagen en ook dat is een lang en geldverslindend proces, maar dat maakt het niet minder betreurenswaardig. Vooral ook jammer omdat een schrijver van romans ons vaak op een andere manier in de spiegel laat kijken dan een scenarist. De langste traditie in het schrijvers oorspronkelijk werk laten leveren ten behoeve van de radio heeft de VPRO. Die omroep zond, op instigatie van programmamaker Wim Noordhoek, achtereenvolgens Pandemonium, Music Hall en Voetlicht uit, programma’s waarin schrijvers voordroegen uit speciaal voor de gelegenheid geschreven werk. Remco Campert, Maarten Biesheuvel, Johnny van Doorn, recenter Thomas Verbogt, Arnon Grunberg, Gerbrand Bakker, Ester Naomi Perquin, ze leverden allemaal korte verhalen voor (één van) de drie programma’s. Wegens krimp van het culturele speelveld is ook in die traditie de klad gekomen, maar gelukkig is

voordracht aanmerkelijk minder prijzig dan hoorspel of televisiedrama. Kruidentuin

Een genre dat er bekaaid afkomt is de poëzie. De publieke omroep heeft nauwelijks een gouden periode gekend als het gaat om voordragende dichters. Natuurlijk waren er programma’s die iets probeerden te betekenen. In de jaren vijftig en zestig de VPRO met Dichters van deze tijd, later Garmt Stuiveling bij de VARA met Boekenwijsheid. Er was poëzie in te beluisteren, maar de geest van de jaren zestig was nog niet gaan waaien: één van de afleveringen bevat een gesprek met de Vlaamse dichteres Julia Tulkens over ‘de inspirerende invloed van de kruidentuin van haar man’ op haar werk. Criticus Hans Gomperts maakte een hele reeks interviews met Nederlandse schrijvers, getiteld Literaire ontmoetingen. Tien gasten, twee dichters, althans, als je definitie van een dichter heel scherp is. Claus, Elsschot, Reve, Vestdijk, ook die werden door Gomperts geïnterviewd. Ook dichters, zou je kunnen zeggen, maar dan is Mulisch ook een dichter, en Carmiggelt ook. Tot de nieuwe programmering van Radio 1 zijn intrede deed hield de EO er een sympathieke traditie op na: de Dichter bij de Dag. De rubriek was alleen geschikt voor dichters die snel konden dichten en gewend waren niet al te hermetisch werk voort te brengen, maar niettemin een mooi initiatief. Ooit bestond er ook een Levende Dichtersalmanak, in het helaas verdwenen radioprogramma De Avonden, als pendant van het intussen ook opgedoekte televisieprogramma De Dode Dichtersalmanak, dat werd gemaakt door Hans Keller (de man

8 609 – cultuur en media maart 2014 Mediafonds

die voor literatuur op televisie meer heeft betekend dan de paus voor overbevolking). Ook voor de dichter wordt het speelveld dus aanmerkelijk kleiner. Zolder

Veel opnamen uit de archieven zijn verdwenen, maar ook nu valt er nog van alles te redden. Er waren programmamakers die de archieven niet vertrouwden en alles zelf bewaarden. Wat te denken van het gesprek dat H.U. Jessurun d’Oliveira voerde met Gerrit Achterberg (gepubliceerd in de bundel Scheppen riep hij gaat van Au). De magneetband met het gesprek ligt op zijn zolder stof te vergaren, en dat terwijl opnamen van Achterberg nogal zeldzaam zijn. Misschien ligt de toekomst bij Woord. nl, het nieuwe gesproken-woordvehikel van de publieke omroep en het Mediafonds, niet alleen gezegend met een gelijknamige website, maar ook met een bijna gelijknamig radioprogramma, natuurlijk wegens niet passend in de dagprogrammering van één van de zes zenders uitgezonden in de nacht. Zou dat niet beter kunnen? Reserveer een mooi daluur naar keuze voor voorlezende schrijvers en dichters. Mediafonds, Letterenfonds, smeedt een alliantie. Nu de meeste literaire tijdschriften ook al in doodsnood verkeren, zou het heel fijn zijn als ergens bij de publieke omroep een wak in de programmering geslagen kan worden waarin schrijvers en dichters, als een soort overwinterende watervogels, de komst van een nieuwe lente af kunnen wachten. Jeroen van Kan is journalist. Hij was presentator van het VPRO-programma De Avonden en redacteur van de literaire tijdschriften De Tweede Ronde en Tirade.


Kevin Toma De oren wassen COLUMN

Hondsmoeilijk is het, om secuur naar filmgeluid te luisteren. Zelfs wanneer je film keurig netjes als een audiovisueel medium beschouwt, blijft het lastig om verder te kijken dan zaken als camerawerk, montage, belichting en kleurgebruik. Hoezeer je ook je best wilt doen, steeds weer laat je je door de beelden meeslepen. Het oor blijkt voortdurend passiever, minder scherp en minder sceptisch dan het oog. En zelfs wanneer je bewust je oren extra spitst, blijft het ene filmgeluid nog altijd makkelijker onder de radar dan het andere. Het gesproken woord is zo’n ondergeschoven kindje. De precieze werking van de dialoog – niet zozeer wat er gezegd wordt, maar hóe het gezegd wordt, op welk moment, op welke toon, in samenspraak met welke beelden en geluiden – gaat al snel volledig aan de aandacht voorbij. Dat komt misschien vooral doordat dialoog vaak alleen maar inhoudelijk lijkt mee lijkt te tellen, als een verbale container van de plot: wie wie is, wat er moet gebeuren, dát is waar de dialoog om draait. Het enige wat hoogstens nog meeweegt, is of de acteurs haar geloofwaardig of ‘levensecht’ oplepelen. Verder kun je je blik beter op andere dingen richten, op zaken die duidelijk tot het cinematografische instrumentarium behoren, en niet als restjes theater kunnen worden afgedaan. Geen wonder dat filmcritici, ikzelf incluis, het gesproken woord vaak links laten liggen, behalve als de dialoog opmerkelijk authentiek of geïmproviseerd aanvoelt, of juist veel te houterig klinkt. En dan zit je als recensent ook nog eens met dat hardnekkig visuele idioom. Ondoenlijk om het voortdurend over een toeschouwer-toehoorder te hebben, om steeds om het cliché heen te schrijven dat je films vooral kijkt en ziet, en daarna pas luistert. Teksten zouden er veel te taai en prekerig van worden. Smoesjes, natuurlijk, om niet verder te hoeven kijken (en luisteren) dan je neus lang is. Alleen al de timing van een filmdialoog kan net zo weloverwogen zijn als het camerawerk of de montage, en verdient dus in principe net zoveel belangstelling. Bovendien moet de betekenisvolle interactie tussen het gesproken woord en de andere middelen die de cineast ter beschikking staan, niet worden onderschat – zeker niet door filmcritici en -wetenschappers. ‘Veel van de manieren waarop een verhaal wordt gecommuniceerd, empathie wordt gewekt, thema’s worden overgebracht en beelden worden geïnterpreteerd, komt voort uit de wisselwerking tussen woord en beeld,’ schrijft filmtheoreticus Sarah Kozloff in haar boek Overhearing Film Dialogue (2000). ‘Door de rol van woorden te negeren, is men te veel waarde gaan hechten aan wat toeschouwers puur op basis van de beelden en de montage begrijpen.’ Je hoeft er maar een simpele scène bij te halen om te zien (sic) dat Kozloff gelijk heeft. In Man on Fire (Tony Scott, 2004) wordt voormalig CIA-agent Creasy (Denzel Washington) de bodyguard van de tienjarige Pita (Dakota Fanning): elke dag rijdt hij haar naar

school, dwars door de gevaarlijke chaos van Mexico City. Tijdens hun eerste rit gaat Pita naast Creasy zitten en probeert ze vriendschap met hem te sluiten. Tony Scott wordt altijd omschreven als een man van visueel vuurwerk, en ook de autorit-scène uit Man on Fire is een messcherp gemonteerde opeenvolging van beelden: het gesprek in de auto wordt op soms collage-achtige wijze afgewisseld met flitsen van verkeerslichten, auto’s, ramenwassers, voetgangers, enzovoort. Gemakkelijk om in dat tumult de dialoog uit het oog/oor te verliezen, maar bij herhaald luisteren/kijken blijkt Scott juist die dialoog als uitgangspunt voor de montage te nemen. Als de twee nog redelijk vriendelijk met elkaar praten, duren de afgewisselde close-ups van Pita en Creasy net zo lang als hun zinnen: ‘Was je ongelukkig als kind?’, vraagt Pita. ‘Ongelukkig zijn, Pita dat is een staat van bewustzijn die ik me niet eens meer herinner,’ antwoordt Creasy, en van het eerste tot het laatste woord is hij in close-up in beeld. Vanaf dat moment reageert hij steeds afstandelijker op wat Pita zegt en duren de shots ook alsmaar korter, tot ze worden afgekapt nog voordat Creasy of Pita is uitgepraat. En terwijl aan het begin van het gesprek de akoestische intimiteit van de autocabine overheerst, dringen na verloop van tijd steeds meer agressieve buitengeluiden de geluidsband binnen – scheurende banden, autoclaxons, een ramenwasser die op de motorkap van de auto springt. De dialoog, de opdringerige buitenwereld en de montage schuren langs elkaar, tot de scène zijn climax bereikt: Pita stapt boos uit, gaat achterin zitten en zegt niets meer. En pas dan zet componist Harry Gregson-Williams zijn muziek in: droefgeestige violen die bij Pita’s vraag (‘Was je ongelukkig?’) zeker te sentimenteel zouden hebben geklonken, maar nu de stilte tussen de personages tragischer maken. Creasy, denk je bovendien, is echt een heel eenzame man. De betekenis van de scène kun je makkelijk tot een plotbeschrijving reduceren: Pita en Creasy zitten in de auto, en hij wijst haar vriendschappelijke avances bruut af. Voor die conclusie zou je alleen maar naar de dialoog hoeven luisteren. Maar pas als je aan de hand van de dialoog de kluwen van beelden en geluiden ontrafelt, kun je begrijpen waaraan het fragment zijn emotionele effect en zeggingskracht ontleent. Natuurlijk is er in de meeste filmrecensies en -besprekingen geen plek voor zulke gedetailleerde analyses. Natuurlijk wil je als bioscoopbezoeker onbezorgd een filmpje kunnen pakken, zonder de constructie achter het kunstwerk bloot te leggen. Niettemin is het gezond om af en toe zo’n scène (of een hele film) uit elkaar te pluizen en jezelf, als al dan niet professioneel filmliefhebber, de oren te wassen. Je staart je al snel genoeg weer doof op het beeld. Kevin Toma is freelance filmjournalist voor de Volkskrant en filmcolumnist voor de Gelderlander. Daarnaast maakt hij als componist/pianist muziek bij zwijgende films.

Mediafonds maart 2014 609 – cultuur en media 9


kerrode kelder van theatercafé Toomler, onder het Amsterdamse Hilton-hotel, krijgen vertellers elke twee weken de kans om mooie, grappige of bijzondere verhalen te vertellen die ze zelf hebben meegemaakt. Het is een initiatief van cabaretiers Paulien Cornelisse en Micha Wertheim. Op een nevelige zondagmiddag is het diepe, lage Toomler tot aan de deur gevuld met publiek aan ronde tafeltjes. Het is er warm, over het hele plafond hangen rode lampjes, klassieke nachtclubsfeer, alleen de rook ontbreekt. De toeschouwers hebben strookjes papier uitgereikt gekregen met daarop een vraag. ‘Ik had ontslag moeten nemen toen... (vul in).’ Het thema van deze editie: werk. Als de antwoorden zijn opgehaald klinkt de piano en begint de show. Paulien Cornelisse leidt op het kleine podium in de hoek de middag in. Ze begint met een disclaimer: niet alle vertellers die we zullen zien hebben podiumervaring, voor sommigen van hen is het eng. Of we lief publiek willen zijn. Dat willen we wel. De verhalen, niet de show

Echt Gebeurd Paulien Cornelisse tijdens een van de Echt Gebeurd middagen in Toomler. Foto: Eva Boeter

Ook in Nederland is live storytelling snel populair aan het worden. Alle reden om de verhalen ook via media te verspreiden. Door Nina Polak

De Amerikaanse dichter George Dawes Green is zich altijd de zomeravonden blijven herinneren van zijn jeugd in het zuidelijke Georgia; met vrienden zat hij op de veranda en terwijl er motten op het licht van de lantaarn afkwamen vertelden ze elkaar verhalen. Uit die nostalgie kwam in 1997 The Moth voort, een in New York gebaseerde groep die zich wijdt aan de kunst van het verhalen vertellen. Inmiddels organiseren ze door de hele VS razend populaire liveshows, waar amateurs en professionals hun waargebeurde verhalen mogen vertellen.

De podcasts worden wereldwijd beluisterd. The Moth zorgde ervoor, zo schreef de New York Times een paar jaar geleden, dat ‘storytelling’ een florerend genre werd, waarin ook schrijvers, dichters, acteurs en komieken hun ei kwijt kunnen. Gelijksoortige evenementen schoten in alle grote Amerikaanse steden als paddenstoelen uit de grond. Toomler

Sinds 2008 heeft Nederland met Echt gebeurd een vergelijkbaar podium; in de don-

10 609 – cultuur en media maart 2014 Mediafonds

Het niveau van de vertellers varieert inderdaad erg. Het blijkt nog niet zo makkelijk te zijn de spanning goed te verdelen. Vooral tegen het einde van sommige verhalen voel je in de zaal een soort anticipatie groeien. Het gaat hier volgens de organisatoren dan wel niet om punchlines, zoals bij stand up comedy, maar een sterk einde lijkt een belangrijk element. Niet alle sprekers blinken daarin uit. Maar het publiek is uitermate welwillend, blijft aandachtig luisteren en klapt steeds bewonderend. Een enkele spreekster – met een zeer persoonlijk verhaal – lijkt haast opgelucht als ze het podium weer af mag. Dat niet iedereen de show steelt hoort erbij. Het publiek komt voor echte verhalen, niet voor show. ‘Je hoort het verhaal zoals de verteller dat zelf wil vertellen,’ zegt Cornelisse over de meerwaarde van deze opzet. ‘Het is een nieuwe ‘theater’-vorm (theater tussen heel veel aanhalingstekens) waar veel mensen in terecht kunnen, dat vind ik er mooi aan. Bij stand-up comedy tref je nauwelijks vrouwen aan. Wij hebben juist veel vrouwelijke vertellers. Of mensen die nog niet goed Nederlands spreken. Of heel oude vertellers: de oudste was 91 en vertelde over zijn ervaringen in Sobibor.’ Ook de aard en toon van de verhalen verschillen. Dan weer lijkt een spreker erop uit zijn gehoor aan het lachen te maken, dan weer is er geen ironie te bespeuren. Wertheim en Cornelisse, die de vertellers van tevoren begeleiden, proberen ervoor te zorgen dat het geen cabaret wordt. Cornelisse: ‘Wat we bijvoorbeeld verbieden is dat vertellers de microfoon uit de stan-


daard halen, want dan kan er zo’n macho stand-up sfeertje ontstaan. We hebben vertellers gehad die te veel grappen maakten, dat werkt niet goed bij Echt gebeurd. Het publiek voelt dat dat minder echt is. Er zijn natuurlijk verhalen die grappig zijn, maar we vinden het ook heel goed als er ongrappige, mooie of – excusez le mot – ‘heftige’ verhalen verteld worden.’ Eerlijkheid

Tussen de bedrijven door leest Cornelisse de anonieme briefjes voor die opgehaald zijn uit het publiek. ‘Ik had ontslag moeten nemen toen ik het nog leuk had met mijn baas’; ‘Ik had ontslag moeten nemen voordat ik ontslagen werd bij snackbar ’t Haantje’: ‘..toen ik gedwongen werd te roddelen over mijn collega’s.’ Simpel, maar het werkt: er wordt gegniffeld, ge-oóoh’t en -aàah’t en het versterkt de sfeer van collectieve openhartigheid. Zulke eerlijkheid is een belangrijk onderdeel van een goed verhaal. ‘Een verhaal is vaak het beste als iemand het over zichzelf heeft,’ zegt Cornelisse. ‘Verder moet er in het verhaal iets gebeuren waardoor de verteller anders naar zichzelf is gaan kijken. Hij vervult meestal geen heldenrol – nuanceert die in elk geval. Het zijn immers de verschillende kanten die een verhaal interessant maken. James Bond, de held, zou ik een saaie verteller vinden – tenzij hij iets zou vertellen over waarom hij de noodzaak voelt gevaarlijke dingen te doen, of over de grootste blunder die hij ooit maakte bij een vrouw.’ Of het daarentegen allemaal écht gebeurd moet zijn, is weer een ander verhaal. Cornelisse: ‘In Amerika, bij The Moth, zeggen ze zoiets als: “true stories, as perceived by the person who tells them”. Ik denk wel dat een echt verhaal aan kracht wint en dat je het toch merkt als het nep is. Maar we hebben geen fact checking department.’ Bitterballen

Halverwege de avond, daarin onderscheidt Echt gebeurd zich van The Moth, wordt de openhartigheid op de spits gedreven: een speciale gast leest voor uit zijn oude tienerdagboek, zoals bij elke editie. Gezeten aan een bureautje reciteert hij passages die in detail zijn ontkiemende seksualiteit beschrijven; te aandoenlijk om gênant te zijn. Het publiek is volkomen geamuseerd. De beste vertellers lijken voor het einde bewaard te zijn. Als een van de laatsten krijgt onderzoeksjournalist Linda Polman de microfoon en vertelt een strak, geestig en goed getimed verhaal over hoe ze eens een ijskoude winter doorbracht in een slecht verwarmd caravannetje, schrijvend, genietend van de eenzaamheid, maar langzaam

Live Storytelling

Storytelling geniet groeiende populariteit en voorstellingen zijn overal te vinden, maar net als stand-up comedy en de pub quiz zijn de initiatieven vaak tijdelijk. Amsterdam kent een Storytelling Festival, dat in november vorig jaar met succes werd gehouden. De makers Tjitske Mussche en Maartje Duin organiseren voor de Stichting Grenzeloos Geluid ‘luisteravonden’ waar bijzondere radioproducties uit binnen- en buitenland in een theaterzaal worden gepresenteerd, de laatste edities in samenwerking met theater De Brakke Grond in Amsterdam. Ook werken zij samen met de Belgische tak van de internationale radiogemeenschap In the dark. Bijzonder zijn de Mezrab-avonden van de Iraanse verteller Sahand Sahebdivani. Hij organiseert maandelijks in Pakhuis Wilhelmina in Amsterdam zowel een Nederlandse als een Engelse verhalenavond en heeft tegenwoordig ook een True stories-avond.

doordraaiend door zuurstofgebrek omdat de luchtgaten van de caravan dichtvroren. Polman is een vaker geziene gast bij Echt gebeurd; dat is merkbaar, ze vertelt ervaren. ‘Inderdaad,’ zegt ze desgevraagd, ‘als journalist versta je als het goed is het vak van het verhalen vertellen, weet je hoe je een spanningsboog aanbrengt, dat soort dingen. Maar ik geloof dat ieder mensenleven bomvol zit met goede verhalen en ik heb hier eigenlijk nog nooit een slechte verteller gehoord.’ Zelf vindt ze het vooral leuk om ‘op dat podium te staan in zo’n klein rotzaaltje, in zo’n donkere kelder, zo dicht bij het publiek dat daar bitterballen en nacho’s zit te eten. Je ziet meteen het effect van wat je vertelt. Ik geef veel lezingen en Echt gebeurd leent zich er heel goed voor om veilig het publiek te leren aanvoelen. Het voordeel hier is namelijk dat iedereen je een warm hart toedraagt, je kunt haast niet stuk als je daar staat, iedereen wacht handenwrijvend op je verhaal. Ik zou eigenlijk iedereen aanraden het eens te proberen.’ Luisteren

Ook Cornelisse denkt dat er bij Echt gebeurd anders geluisterd wordt dan op andere plekken. ‘Ik heb het idee dat het publiek aandachtiger is en minder verwachtingen vooraf heeft. We zeggen van tevoren ook altijd dat niet iedereen vertelervaring heeft, dus dat het eng kan zijn. Dat maakt de luisteraars empathischer, denk ik. Er hangt

In het kader van de lancering van Woord.nl vindt een speciale aflevering plaats van Echt Gebeurd op zondag 9 maart om 16.00 in Toomler, Amsterdam, getiteld Tussen de Regels - Verhalen achter de verhalen. Soms gaan verhalen met ons op de loop. Je schrijft een verhaal en een week later overkomt het je zelf. Je ontmoet een schrijver en een paar jaar later lees je jezelf terug in een roman. Je bent psychiater en iemand vertelt je een persoonlijk verhaal dat je nooit had mogen weten. Je bent journalist die over het nieuws schrijft, maar plots ben je zelf nieuws. Tussen de Regels gaat over de verhalen die in het verhaal zelf niet voor komen, maar die door een verhaal bestaan. Reserveren en aanmelden (van harte uitgenodigd) via echtgebeurd.net.

meestal een heel softe sfeer. Maar mensen zijn ook heel erg lachbereid.’ Dat er blijkbaar veel interesse bestaat voor live vertellen – de zaal zit haast altijd vol – heeft volgens Cornelisse onder meer te maken met het zeer goed georganiseerde The Moth. ‘Daardoor is het bij mensen op de radar gekomen. Als ze het niet zo professioneel hadden opgezet was het niet zo groot geworden. Verder denk ik dat mensen in deze tijd, zonder het altijd door te hebben, overvoerd worden met media en meningen. Luisteren naar een verhaal is misschien gewoon waar ze behoefte aan hebben, juist nu je verder zo gebombardeerd wordt door een snelle, gemonteerde werkelijkheid. Het sterkste verhaal wat Cornelisse ooit gehoord heeft bij Echt gebeurd? ‘Moeilijk, de verhalen zijn heel verschillend. Ons redactielid Eva Maria Staal heeft een prachtig verhaal verteld over hoe ze bijna op halflegale wijze een Chinese baby had geadopteerd, recht uit de handen van ouders die Nederland uitgezet zouden worden. We hebben ook eens een verhaal gehad van iemand die in een Amerikaanse cel per ongeluk terecht kwam bij een gevaarlijke gek die al jaren geïsoleerd zat. Maar ik kan ook genieten van lichtere verhalen: een man die groepsleider was op een busreis naar Praag, of de jongen die zonder rijbewijs op de lijst kwam voor Mokum Mobiel.’ Nina Polak is journalist. Ze schrijft onder meer voor De Correspondent en De Groene Amsterdammer.

Mediafonds maart 2014 609 – cultuur en media 11


Illustratie: Milo

Zelf wandelen door de ether Maartje Smits luistert zes uur per week naar podcasts, maar nooit naar radio. Sinds ik een klein jaar geleden werd gevraagd te spreken op een avond over radiokritiek en het ontbreken daarvan, worstel ik met de vraag waarom ik geen Nederlandse radio luister. Iets ‘niet-doen’ is alleen een probleem als je het eigenlijk wél wilt. Denk aan niet snoepen, niet drinken, niet in slaap vallen tijdens een lezing. Naar een scherp interview of een absurd hoor­ spel luisteren vind ik een fijne bezigheid, en mijn iPod staat vol met dit soort audio­ producties, maar naar de radio luister ik bijna nooit. Moeras

Stel je het internet voor zonder zoekmachines. Een almaar uitdijend moeras waar je, als je niet weet waar je naartoe wilt, gemakkelijk in weg kunt zakken. Je dwaalt door gebieden waarvan je het bestaan niet had

kunnen vermoeden, en in eerste instantie is dat nog warm en comfortabel, maar hoe dieper je naar beneden wordt gezogen, hoe benauwender de overdaad aan pagina’s aanvoelt. Verlamd door de eindeloosheid kun je alleen nog maar apathisch doorklikken. Zo ervaar ik radio. Als ik denk aan alle interviews, audiodocumentaires en reportages die dagelijks door de ether suizen, word ik gek. Panisch schakel ik tussen frequenties op zoek naar dat ene gesprek dat ik niet mag missen. Het overweldigende aanbod aan radioprogramma’s geeft me het gevoel dat ik de realiteit niet bij kan benen. Gelukkig zijn er podcasts. Podcasts

Podcasts zijn audiofragmenten die je kunt downloaden. Op de meeste podcasts kun je je gratis abonneren waardoor je iedere

12 609 – cultuur en media maart 2014 Mediafonds

week automatisch een nieuwe aflevering ontvangt, als een tijdschrift in audio. Zo heeft ook elke podcast zijn eigen lay-out, een vaste structuur en zijn eigen niche. De podcasts die ik gedurende de week beluister vormen samen een gevarieerd menu. Iedere dag heb ik de keuze uit mediakritiek, reportages, analyses van het nieuws, een serie lezingen over bijvoorbeeld microbiologie, maar ook hoorspelen, documentaires, voorgelezen fictie en interviews met schrijvers, boekbesprekingen. Gemiddeld beluister ik wekelijks zes uur aan podcasts, voornamelijk tijdens het hardlopen, maar ook wel op de fiets, ’s avonds in bed of tijdens de afwas. Het grote voordeel van audio is dat je tegelijkertijd nog iets anders kunt doen. Dat is ook de valkuil. Het betekent dat de luisteraar nooit al zijn aandacht hoeft te geven. Ik denk dat ik mij daarom vaak zo


verloren voel als ik ergens binnenkom waar de radio aan staat. Ik val halverwege in een programma dat zonder mij vertrokken is en ook zonder mij verder kan, net zoals ook ik verder ga met mijn dagelijkse bezigheden terwijl de radio op de achtergrond speelt. Het klinkt egocentrisch, maar ik heb graag het gevoel dat ik belangrijk ben als luisteraar. Niet omdat ik mezelf zo interessant vind, maar omdat het programma alleen dán urgentie heeft. Het moet voor de uitzending noodzakelijk zijn dat ze beluisterd wordt, ik moet het gevoel hebben dat ik iets mis als ik even wegloop. Dit heeft alles te maken met concentratie. Live-gevoel

Het grote verschil tussen podcasts en de meeste radioprogramma’s is dat podcasts niet live zijn. Wat hierdoor verloren gaat aan actualiteit compenseert de podcast met precisie en duiding. De onvoorspelbaarheid die een live-uitzending zo spannend maakt, werkt in de meeste podcasts zelfs storend. Elke aflevering is zeer nauwkeurig gemonteerd, waardoor audio opeens veel belangrijker wordt. Elke stilte, iedere aarzeling is bewust, want die had immers ook weggeknipt kunnen worden. Dit dwingt de luisteraar om op te letten. En dit is precies de reden waarom maar weinig radioprogramma’s automatisch ook als podcast kunnen worden aangeboden. Een podcast beluister ik op een door mij gekozen moment, van het begin tot het einde. Ik verwacht daarom eenzelfde concentratie in de opbouw, spanningsboog en compositie van het fragment waarnaar ik luister. In veel sterke podcasts zoals Love + Radio, 99% invisible, The Truth en The Memory Palace is instrumentale audio even belangrijk als gesproken tekst. Hierdoor wordt de audio driedimensionaal. Het verhaal wordt verteld vanaf verschillende sporen die de gesproken tekst niet alleen inkleuren maar vaak zelfs meevoeren en overstemmen. Andere podcasts zijn soberder, maar juist sterk in hun expertise. De Fiction Podcast waarin Deborah Treisman, fictieredacteur van The New Yorker, samen met een schrijver een kort verhaal dat deze schrijver heeft voorgelezen analyseert, is zo leerzaam en interessant dat ik regelmatig stop met waar ik mee bezig ben. Een goede podcast eist dat. De enige podcasts die wél een livegevoel geven, zijn voor een publiek opgenomen. Denk aan The Moth waarin net als in het Nederlandse Echt Gebeurd mensen waargebeurde verhalen vertellen voor een publiek. In zijn Lovecast geeft Dan Savage liefdes- en seksadvies aan mensen die vragen op zijn voicemail hebben ingesproken.

Hier werken de live-opnames wel, zoals ook goede live-concerten een mindere geluidskwaliteit hebben dan studioalbums maar wel interessanter zijn om naar te luisteren. Soundwalks

Als je niet weet waar je naar moet luisteren hoor je niets. Dan dwaal je, net als ik, apathisch door de ether, en als niemand je bij de hand neemt, zal je uiteindelijk omkeren en weglopen. Eind jaren zestig initieerde de Canadese componist en onderzoeker R. Murray Schafer het World Soundscape Project om mensen bewuster te maken van de geluiden in hun omgeving. Je moet luisteren naar je omgeving om de akoestische kwaliteit ervan te waarderen. Daarom organiseerde Murray Schafer soundwalks. Tijdens lange wandelingen werden omgevingsgeluiden opgenomen en in kaart gebracht. Dit inspireerde kunstenaars en componisten tot het schrijven van composities die als wandelingen moesten worden uitgevoerd.

ik heb graag het gevoel dat ik belangrijk ben als luisteraar In Nederland had het project een parallel in de fantastische hoorspelen van Willem de Ridder. In de nacht van 10 januari 1978 nodigde hij luisteraars uit om ‘te veranderen van een passieve luisteraar naar een actieve deelnemer’. De Doodsangst escapade was, net als het later uitgezonden hoorspel Grote Oto Derby, een speurtocht waarbij luisteraars werden opgeroepen om in het holst van de nacht in de auto te stappen. Overgeleverd aan de opdrachten die Willem hun via de autoradio toefluisterde reden er die nacht duizenden mensen naar Woudrichem, waar zij de instructie kregen de auto te verlaten en zich met een veerpontje te laten over zetten naar slot Loevestein waar de puzzeltocht ten einde kwam. Wereldwijd worden er ieder jaar nog steeds nieuwe soundwalks georganiseerd, maar tegenwoordig brengen mensen misschien wel meer tijd door in de virtuele wereld dan in de buitenlucht. De Soundwwwalks van geluidskunstenaar Bernhard Garnicnig zijn live geluidsperformances, waarbij het publiek een audiotour krijgt langs YouTubekanalen, vertaalwebsites, online radio en internetsynthesizers. Net als tijdens de traditionele soundwalk word je door de componist meegevoerd langs plekken die tot het virtuele publieke domein behoren en die je al eerder zou kunnen hebben bezocht. Je wordt je bewust van de akoestische kwaliteiten van het internet.

Verkeersleider

Hoewel ik houd van de Nederlandse taal luister ik vooral Britse en Amerikaanse podcasts. Behalve enkele hoorspelen, de Marathoninterviews en sommige afleveringen van Plots, vind ik weinig wat kan tippen aan het Engelstalige aanbod. Ik weet echter ook niet zeker waar ik moet zoeken. Mijn zoekacties zijn te vergelijken met een middag struinen over de rommelmarkt, iedere mooie vondst lijkt een toevalstreffer. Er zijn geen vaste onderdelen die ik aan mijn weekmenu van podcasts kan toevoegen. Ik mis een curator of een gids die me de weg kan wijzen, voor ik de radio voorgoed de rug toekeer. Radio en luisteraar kunnen niet zonder elkaar, maar soms moeten beide partijen daar even aan herinnerd worden. In de eerste plaats kan dat door programma’s te maken van uitzonderlijke kwaliteit, programma’s die vragen om een actieve luisteraar, uitzendingen waar je geen seconde van wilt missen of afleveringen waarvan je niets hoeft te missen omdat je zelf kiest wanneer ze worden afgespeeld. Daarna is het slechts een kwestie van logistiek. Met een goede verkeersleider komt iedere boodschap uiteindelijk wel op de plaats van bestemming. Op hun websites presenteren National Public Radio en de BBC een mooi overzicht van hun beste radioprogramma’s, compleet met beschrijvingen en tijdsduur. Zo kan de radioluisteraar, net als de podcastluisteraar, zelf kiezen wanneer hij wat luistert, zonder te laveren tussen websites van verschillende programma’s. Ook Woord.nl toont schatten van de Nederlandse radio die ik nooit in mijn eentje gevonden zou hebben omdat ik niet wist dat ik ze zocht. Het geeft me de handvatten die nodig zijn om zelf een weg te vinden door dat moeras. Woord.nl gaat de radio naar de voorgrond duwen en van luisteren weer een actieve, individuele keuze maken. Dit past bij deze tijd. Eigenlijk is het gek dat de website nu pas online komt, terwijl televisie deze stap allang gemaakt heeft. We zitten niet meer collectief aan de radio gekluisterd voor dat éne hoorspel, maar abonneren ons op podcasts die we ieder via onze eigen koptelefoon beluisteren wanneer dat ons uitkomt. Het is minder gezellig, maar wel praktisch. Misschien wilde radio wel gewoon te gezellig zijn, misschien wilde het medium niet geloven dat de meesten van ons het grootste deel van de dag alleen (willen) zijn.

Maartje Smits is dichter, kunstenaar en adjuncthoofdredacteur van hard//hoofd, online tijdschrift over kunst en journalistiek.

Mediafonds maart 2014 609 – cultuur en media 13


Bert Kommerij over hoorspelhaat

Beeld uit het MediaMe-project van Bert Kommerij. Links Francesco Sambo, rechts Bert Kommerij

Ik klopte er op, ik haalde het uit elka Zodra een hoorspel uitgezonden wordt op de radio staat er in de krant: ‘Het hoorspel is terug! Een revival!’ Journalisten vinden het leuk om te schrijven dat het hoorspel terug is. Dan wordt na enige tijd weer een hoorspel uitgezonden en staat er in de krant: ‘Het hoorspel is terug! Een revival!’ Het heeft iets dementerends. De lezer wordt iedere keer weer blij gemaakt met hetzelfde nieuws. Er is geen traditie. Of inmiddels wel dus, met al die revivals. Toch, een ontwikkeling heeft het hoorspel in Nederland nauwelijks doorgemaakt. Als hoorspelmaker moet je hier niet mismoedig van worden, maar er je voordeel mee doen. Het gebrek aan traditie betekent dat je vrij bent. Met de codes die er zijn kan gespeeld worden. Alles is mogelijk, mits goed uitgevoerd. Het eerste hoorspel dat ik hoorde kwam uit Duitsland. Een vriend gaf me een cassette. Ik draaide Schatten/Landschaft mit Argonauten van Heiner Goebbels grijs. Begin jaren negentig. Teksten van Heiner

Müller en Edgar Allen Poe. Ik wist niet wat ik hoorde, zo mooi. Een collage van stemmen, straatopnames en muziek kwam op en verdween in een aantrekkelijk sound design. Een enorme vrijheid schalde mij tegemoet. Ik dacht, als dit een hoorspel is, dan ben ik vanaf nu hoorspelmaker. Alleen tekst, muziek en geluid was voor mij genoeg. Een onzichtbaar publiek. Het werd mijn baan. Wist ik veel. Ik probeerde het genre op allerlei manieren uit. Onder het motto: met fictie kan je dingen laten horen die in ‘de realiteit’ niet mogelijk zijn of genegeerd worden klopte ik het hoorspel uit, zette het op de kop, ik sloeg erop, keerde het binnenstebuiten, haalde het uit elkaar, en voegde er uiteindelijk foto’s en filmpjes aan toe. (Dank je internet.) Het onderwerp kon van alles zijn. Een achttienjarige Amerikaanse tiener verslaafd aan Flickr, een oude straatfotograaf uit Den Haag, een gewoon, gemiddeld gezin, een nietszeggend plantsoen aan de rand van de Jordaan, een klein bedrijf tijdens een reorganisatie.

14 609 – cultuur en media maart 2014 Mediafonds

Allemaal ogenschijnlijk onbelangrijke zaken, die ik op een voetstuk plaatste. Spot erop. Inzoomen. Het werd mijn specialiteit. En we noemen het een hoorspel. Je moet het breed zien. ‘Wat doe jij?’ ‘Ik maak hoorspelen.’ ‘Oh, Paul Vlaanderen!’ Dat hoorde ik vaak. Zo vaak dat het me begon te irriteren. Ik had nog nooit een echte Paul Vlaanderen gehoord, maar ik begreep, er is wel degelijk een hoorspeltraditie en die heet Paul Vlaanderen. Door de AVRO uit Engeland gehaald, waar hij Paul Temple heette. Mysteries. Detective. Razend populair in de jaren zestig. Bel Paul Vlaanderen en het komt goed, was de slogan. Pelpinda’s. Hoe dan ook, voor Radio 5 maakte ik een serie waar Paul Vlaanderen uit het jaar 1963 wakker werd in 2011. Voor de research kocht ik op Marktplaats drieduizend oude hoorspelen van een verzamelaar uit Zutphen, waaronder alle Paul Vlaanderens. Het viel mee. Of, het had erger gekund. Pauls vrouw Ina Kindje klonk verrassend


Links Luciana Urtiga, rechts Bert Kommerij

ar en zette er foto’s en filmpjes bij wulps, de telefoonscènes met Charlie, de butler, hadden iets realistisch en de nep die je eraan afhoorde was oprecht. Zo ging ik van Paul Vlaanderen houden. Verdwaald en huilend liet ik hem door een wereld lopen die hij niet kende. Op de vraag: ‘Hoe keer ik terug naar het jaar 1963?’ kreeg hij geen antwoord. Sommige mensen haten het hoorspel. Je komt ze tegen op internet. Ze hebben het hoorspel ontdekt en reageren zich af. ‘Sodemieter op met je kuthoorspel!’ De hoorspelhaat hoort bij de huidige kunsthaat. Iets wat niet direct economisch nut heeft of wat niet meteen begrepen wordt door de mondige massa, moet eerst ter verantwoording worden geroepen en daarna geëlimineerd. Uit betrouwbare bron heb ik vernomen dat de leiding van Radio 1 helemaal niet blij is met het nieuwe wekelijkse hoorspelhalfuur. ‘Hoe moeten we dat dan onderbreken als er een nieuwsflits is?’ Heel belangrijk. ‘Het hoort niet thuis op de zender,’ zegt de coördinator. Fictie en nieuws gaan niet

samen. De mensen zouden er van in de war raken. Andere zenders smijten de deur dicht voor het genre. Voegt niets toe. Het wekelijkse hoorspeluur op de zondagmiddag op Radio 4 zou eigenlijk weer terug moeten komen, met veel nieuw hedendaags werk. En dan niet alleen monsterseries en boekbewerkingen, maar vooral ook nieuw werk. Genoeg makers die zich aan vernieuwende radio zouden willen wagen. Zonder gezwollen stemmen. Gaat niet gebeuren. Geeft niet. Nu hebben we Woord.nl op internet. Radio heet daar audio. Maar ook dat geeft niet. Hoorspelen, portretten, marathoninterviews, documentaires, etc. Het is een zeer gecoördineerd media-aanbod, met zoekmachine. En de mogelijkheid beelden toe te voegen en te delen. Creative Commons. Kortom. Een levendig reservaat, klaar voor de toekomst. Een uitdijend archief waar ook nieuwe producties kunnen ontstaan en waar de maker centraal staat. Een droomstation. Radio zoals het hoort.

Geen van bovenaf opgelegde playlists, geen onnavolgbare zendercoördinatoren en marktaandeeleisen etc etc. Met echte zendtijd in de nacht. Mooier kan niet. Mijn vaste baan zit er inmiddels op. Ik ben uitgehoorspeld. Voor Woord.nl ga ik mij bekwamen in het luisterboek, met hoorspelelementen. Thema erotiek. Als er iets erotisch is, dan is het radio. Het zit tussen je oren. Eerst wilde ik De Sade in zijn geheel voorlezen, maar daar wacht ik nog mee. (Zoekt producent.) Ik verzin iets anders. Au revoir Hilversum. Hello Woord.nl!

Bert Kommerij is programmamaker/schrijver/ regisseur/voice-over en voorzitter van de Stichting Grenzeloos Geluid. Hij werkte van januari 2000 tot april 2014 bij de NTR. www.bertkommerijmedia.wordpress.com

Mediafonds maart 2014 609 – cultuur en media 15


Het archief als zender Digitalisering maakt de online ontsluiting van archieven en databases mogelijk. Collecties hebben geen fysieke grenzen meer. Moet daarom de gebruiker meer betalen? Door Marjolein van Trigt In 2005 werd het idee voor Beelden voor de Toekomst geboren. Het grootste digitaliseringsproject van Europa ging op 1 juli 2007 van start. Als het dit jaar wordt afgesloten zijn de 91.183 uur video, 22.086 uur film, 98.734 uur audio en 2,5 miljoen foto’s uit de archieven van het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid, EYE Film Instituut Nederland en het Nationaal Archief gerestaureerd, geconserveerd en gedigitaliseerd. Het Ministerie van OCW en het consortium van archieven geloofden dat het immense project zichzelf zou terugverdienen. Op online platforms als ED*IT, Dutch Footage en Ximon konden de beoogde doelgroepen (respectievelijk het onderwijs, commerciële partijen en het brede publiek) tegen betaling gebruikmaken van het digitale aanbod. YouTube

Eveneens in 2005 lanceerden drie jongens vanuit een garage in het Amerikaanse San Mateo een gratis online videodienst, YouTube, die binnen twee jaar ook tot de Nederlandse huiskamers en klaslokalen

was doorgedrongen. Beelden voor de Toekomst leverde een schat aan audiovisueel materiaal op, dat anders grotendeels verloren zou zijn gegaan, maar het terugverdienmodel dat aan de basis stond van het digitaliseringsproject werd in 2010 noodgedwongen losgelaten. De bereidheid om te betalen voor beeld en met name geluid bleek veel geringer dan men in 2005 voorzag. Er zijn partijen die wel het volle pond betalen, zoals buitenlandse commerciële zenders op zoek naar bijzondere oorlogsbeelden. Maar slechts een klein deel van het archief is zo uniek dat het een hoge marktwaarde vertegenwoordigt. Het grootste deel van de collectie is bovendien niet in het bezit van de archieven en kan niet zonder licenties worden ontsloten. Het achterhalen van de rechten is zo arbeidsintensief, dat de kosten onmogelijk op de consument kunnen worden verhaald. Tom de Smet, hoofd Collecties en Beschrijving van het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid: ‘In plaats van interactie te zoeken met alles en iedereen kiezen

16 609 – cultuur en media maart 2014 Mediafonds

we nu voor partnerships met communities, uitgeverijen, de zakelijke markt en andere erfgoedinstellingen. Het is onze missie om ons materiaal in een gepaste context naar buiten te brengen. Waar de collectie wordt beheerd, zal de consument worst wezen. Neem WikiMedia Commons. Tik je daar ‘Mother’s Day’ in, dan krijg je een filmpje uit 1925 te zien over moederdag. Je moet alleen weten waar je moet klikken om te zien dat de bron Sound & Vision is.’ Het verdienmodel achter zulke partnerships is beperkt. In het beste geval worden de gemaakte kosten gedekt. Beeld en Geluid werkt bijvoorbeeld samen met Aangepast Lezen om de hoorspelen in de collectie beschikbaar te maken voor blinden en slechtzienden. ‘We zien dat als een onderdeel van onze maatschappelijke taak,’ stelt De Smet. ‘Dan kun je daar toch niet het volle pond gaan vragen? Tegelijkertijd moeten we vergoeding voor de rechthebbenden regelen, want ook dat is onze verantwoordelijkheid.’ Openbaar maken

Dat een collectie, eenmaal gedigitaliseerd,


Het nieuwe publiekscentrum van het Nationaal Archief. Foto’s: Anne Reitsma

geld op zal brengen blijkt dus te makkelijk gedacht. En bewaren is duur, ook van digitale bestanden. Walter Swagemakers, senior projectleider Collecties bij EYE: ‘Een filmblik kon je op de plank laten liggen, mits gekoeld en droog bewaard. Digitale media worden op servers opgeslagen, continu gemonitord, er moet overal een back-up van zijn en om de zoveel jaar vindt er datamigratie plaats naar de volgende generatie tapes en software. Door betere beeldkwaliteit worden de data steeds zwaarder.’ De collectie analoge films blijft bovendien bewaard. Zo kan er altijd worden teruggegrepen op de analoge masters. Volgens Swagemakers is niet de schijfruimte, maar het managen en het openbaar maken van content het meest kostbaar. Net als Beeld en Geluid is EYE is veel tijd kwijt met het toestemming vragen voor openbaarmaking aan rechthebbenden. Is het dan niet beter niet zelf te zenden, maar gewoon te wachten tot de vraag zich aandient? ‘We werken al vraaggericht,’ antwoordt Swagemakers. ‘De bestanden met een hoge resolutie bewaren we in deep storage. Voor het internet gebruiken we goedkopere afgeleiden van die bestanden. De consument moet nu eenmaal kunnen browsen in je col-

lectie. Anders weet hij niet waar hij naar op zoek is.’ Een bestand in hoge resolutie kan on demand worden geleverd. Inkomsten

Samenwerkingen, partnerships, Europese projecten, museum- en filmbezoek, verkoop van films en fragmenten, zaalverhuur en zakelijke evenementen. Het zijn voor EYE en Beeld en Geluid de belangrijkste manieren om inkomsten te genereren. Beide participeren in Europeana.eu, het Europese portal voor cultureel erfgoed. Audio, video en tekst worden er als open data aangeboden, beschikbaar voor wie het wil (her-) gebruiken. Europa vergoedt de helft van de projectkosten. EYE brengt het liefst zo veel mogelijk materiaal gratis openbaar, bijvoorbeeld op openbeelden.nl en op filminnederland.nl, een platform over de Nederlandse filmgeschiedenis. Maar als cultuurproducerende instelling wordt EYE mede afgerekend op het aandeel eigen inkomsten. Om die reden is het een tegenvaller dat het het video on demand-platform Ximon.nl per 29 januari 2014 is gestopt. De oorspronkelijke initiatiefnemers, waaronder EYE, onderzoeken hoe de catalogus van Ximon

voor het publiek toegankelijk kan blijven. Swagemakers vindt een abonnementsvorm, bijvoorbeeld via de bibliotheek, nog steeds het meest veelbelovende model voor het aanbieden van culturele content aan consumenten. De Smet van Beeld en Geluid is er zeker van dat consumenten steeds meer bereid zullen zijn om te betalen voor beeldmateriaal van hoge kwaliteit, zeker als het in pakketten wordt aangeboden. Dat Ximon het niet heeft gered, is volgens hem onder andere een kwestie van schaalgrootte. ‘Het Nederlands heeft met een taalgebied van 22 miljoen een heel beperkte afzetmarkt. Er is een groeiend aanbod aan nationale en internationale VOD-aanbieders. De erfgoedinstellingen zouden gezamenlijk, met de rechthebbenden en liefst op internationaal niveau, met hen rond de tafel moeten gaan zitten.’ Knippen en plakken

Hans van Keulen is conservator en teamleider Uitvoerende kunsten binnen Bijzondere Collecties van de UvA. Volgens hem is het gevaarlijk om te focussen op datgene wat commercieel het meest interessant is. ‘Er is veel gedigitaliseerd in de afgelopen

Mediafonds maart 2014 609 – cultuur en media 17


tien jaar, maar vooral datgene dat altijd al beschreven en redelijk toegankelijk was. Nu de fondsen opdrogen, blijven de achterstanden en de bijzonderheden liggen. Voor audiobronnen is het extra lastig om fondsen te vinden. Gebruikers zijn al helemaal niet gewend om voor geluid te betalen.’ Als voorbeeld noemt Van Keulen audioopnamen uit de collectie van het Theater Instituut Nederland, gemaakt door Theater Klank en Beeld. ‘Bijna niemand wil daar nog uren naar luisteren. Daar zou je dus extracten van moeten knippen en plakken, maar daar is geen geld voor. Daardoor missen, in het spectrum van de theatergeschiedenis, de jaren vijftig tot en met zeventig.’ Van Keulen spreekt uit hoofde van de kleinere organisaties, die veel audio en video in het archief bewaren, maar financieel niet in staat zijn om alles zelf te digitaliseren. ‘We zouden de audiovisuele collecties kunnen overdragen aan Beeld en Geluid,’ zegt hij. ‘Bij veel kleine instellingen bestaat daar echter weerstand tegen. Waar je voorheen als onderzoeker in je eigen bibliotheek naar een VHS kon kijken, moet je dan een dure viewingruimte bij Beeld en Geluid huren om de digitale versie te bekijken.’ Volgens De Smet is dat een achterhaald beeld. ‘Onderzoekers kunnen veelal gratis in de viewingruimtes terecht. Voor gedigitaliseerd materiaal hoeven ze de deur niet eens meer uit.’ Auteursrecht

Gevraagd naar het belangrijkste struikelblok voor het ontsluiten van archieven, noemt iedereen het auteursrecht, dat niet aansluit bij de eenentwintigste eeuw. Er is een oplossing: er zou een uitzondering moeten komen op het auteursrecht voor non-profit- en erfgoedinstellingen. ‘Houd per digitaliseringsproject een vast bedrag achter voor rechthebbenden. Spreek af dat de rechten daarmee zijn afgekocht,’ stelt Van Keulen voor. ‘Het is zo jammer om miljoenen te investeren in digitalisering en er vervolgens bijna niets mee te kunnen.’ Er geldt al een uitzondering op het auteursrecht voor bibliotheken en musea. EYE zou graag zien dat er een meer algemene uitzondering voor archieven en musea komt, die ook online ontsluiting van de collectie mogelijk maakt. Dat zou moeten worden gezien als een verlengstuk van de fysieke bibliotheek, waar bezoekers de gedigitaliseerde beeldcatalogus kunnen raadplegen. Het besluit van het Rijksmuseum om de hele collectie in hoge resolutie online te zetten wordt door meerdere geïnterviewden aangehaald als het ultieme voorbeeld van hoe een collectie zich tegenwoordig uitstrekt voorbij de fysieke grenzen. Maar het Rijksmuseum heeft met zijn oude collectie

dan ook geen last van het auteursrecht. Publiek-private samenwerking

Om kwesties rond het auteursrecht te omzeilen, richt de Koninklijke Bibliotheek zich bij de digitalisering van de collectie op werken van vóór 1870. Al vanaf de jaren negentig is de KB betrokken bij verschillende digitaliseringsprojecten. Hiermee is onder meer Het Geheugen van Nederland gerealiseerd, een beeldbank van gedigitaliseerd erfgoed. ‘Metamorfoze’, het nationale programma voor conservering van papieren erfgoed, wordt gefinancierd door het ministerie van OCW. De ambities van de KB zijn flink: alles voor en over Nederland wordt gedigitaliseerd. Dat zijn ongeveer 720 miljoen pagina’s. Ongeveer tien procent is nu gerealiseerd. Google Books digitaliseert de collectie van 1700 tot 1870. Het Brits-Amerikaanse bedrijf ProQuest maakt de digitalisering van oudere en unieke materialen mogelijk. Beide bedrijven bieden hun diensten gratis aan, al maakt hoofd Marketing en Diensten Mireille Kok van de KB daar meteen een kanttekening bij. ‘We moeten de collectie voorbereiden voordat het naar Google kan. Daar hebben we een heel distributiesysteem voor opgezet, dat ook mankracht kost.’ Door de publiek-private samenwerkingen is de KB in de positie om al het digitale materiaal gratis aan alle Nederlanders beschikbaar te stellen. ‘Het zou mooi zijn als de creatieve industrie er nieuwe producten of diensten mee kan creëren,’ zegt Kok. ‘Daarvoor kunnen ze wat ons betreft wel geld vragen.’ De KB levert ook gedigitaliseerde collecties en metadata aan Europeana.eu. Zelf ‘zenden’ doet de bibliotheek minder. ‘We concentreren ons op het leveren van de basisvoorziening. Dat is al een enorme stap.’ Samen met partners, zoals de universiteitsbibliotheken ontwikkelt de KB diensten voor de wetenschap. Op Delpher.nl staan ongeveer 30 miljoen doorzoekbare pagina’s aan gedigitaliseerde kranten, boeken en tijdschriften. Gratis, want tot stand gebracht met publiek geld. Born digital

De digitalisering van grote delen van het Nationaal Archief staat nog in de kinderschoenen, al zijn ook hier de ambities groot. Samen met de regionaal-historische centra startte het NA recent een programma om tien procent van de Rijkscollectie te digitaliseren, met name de meest geraadpleegde archieven. ‘De archieven die door de ministeries worden overgebracht zijn nu nog hybride,’ vertelt Irene Gerrits, directeur Collectie en Publiek van het Nationaal Archief, ‘maar

18 609 – cultuur en media maart 2014 Mediafonds

vanaf 2016 produceren de beleidsdepartementen geen papieren archief meer. Alles is vanaf dan born digital archiefmateriaal.’ Het NA vraagt geld voor digitale scans. Gerrits: ‘Met scanning on demand leveren we een service. Vanwege de aard van het materiaal, dat vaak kwetsbaar en daardoor lastig te ontsluiten is, is er soms meer onderzoek nodig, maar de tijd die dat kost berekenen we slechts ten dele door aan de aanvragers. We proberen kostendekkend te werken, maar als iemand een aanvraag doet voor één archiefstuk, scannen we meteen de hele doos. Voor ons is dat een investering, waarvan andere klanten kunnen gebruikmaken.’ Krenten uit de pap

Mocht de politiek de erfgoedinstellingen in de toekomst ooit dwingen volledig zelfbedruipend te worden, dan heeft De Smet heeft nog wel een voorstel: ‘Je kunt best snoeien in het collectiebeleid. Dan is de collectie niet langer vlakdekkend, maar wel representatief. Maar dan moet de wettelijke taak van al die instellingen wel opnieuw worden bekeken. Zijn we als maatschappij bereid om bewust lacunes in ons erfgoed te laten ontstaan? Dan zou er, in combinatie met partnerships en de toegenomen bereidheid van consumenten om te betalen voor content, een kostendekkende situatie kunnen ontstaan.’ ‘Je kunt businessmodellen ontwikkelen voor bepaalde gebundelde collecties,’ zegt Keller, vicevoorzitter van Kennisland. Kennisland experimenteert samen met de erfgoedinstellingen met nieuwe vormen van online toegankelijkheid. ‘Musea doen dat al veel langer. Niemand koopt een totale museumcatalogus, maar voor een mooie tentoonstellingscatalogus is genoeg interesse.’ ‘Een archief bevat dingen die op de markt hebben gefaald. Het zijn boeken die niet meer worden uitgegeven, films die niet meer worden vertoond, beelden die niet meer op de televisie te zien zijn. Waarom niet? Omdat er niet genoeg vraag naar is. Dat een archief opeens digitaal beschikbaar is, wil niet zeggen dat het daardoor wel commercieel rendabel wordt.’ Keller zoekt samen met de instellingen de krenten uit de pap en bedenkt nieuwe manieren om die voor het voetlicht te brengen. Een groot deel van de fotocollectie van het Nationaal Archief kreeg in het kader van Beelden voor de Toekomst bijvoorbeeld een tweede leven op Wikipedia. Daardoor werden ze 17.000 keer meer gezien dan wanneer de beelden alleen op de eigen website waren vertoond. Marjolein van Trigt is freelance journalist en schrijfster. Ze schrijft over film, nieuwe media en culturele trends.


Een nieuwe radiodefinitie

Beeld uit Charlie bit my finger. Bron: YouTube

Over de langzame maar onvermijdelijke dood van het uitzendschema. Door James Cridland Technologie heeft de neiging de dingen grondig op zijn kop te zetten. Bij ‘een boodschap doen’ denken we niet meer automatisch aan een snelle wandeling naar de winkelstraat: de komst van internet-shopping maakt dat het veel handiger is om je web browser te openen of je mobiele telefoon, en je boodschap online te doen. Bestaande winkels moeten hun aanbod dus veranderen of, helaas, de deuren sluiten. Vroeger was een grote platenverzameling een gewaardeerd bezit. Nu heb je voor tien euro per maand toegang tot zo ongeveer elk stuk muziek dat je kunt bedenken. Muziekverzamelaars zijn nu muziekcuratoren, uitgevers van playlists. Ze helpen anderen bij het ontdekken van nieuwe songs en nieuwe artiesten. Platenzaken worden zeldzaam en raken steeds verder gespecialiseerd. Voorheen vereiste goede fotografie allerlei specialistische apparatuur, veel oefening, en daarna veel tijd, inspanning én chemicaliën. Digitale fotografie en beeldbewerking brachten verandering in de workflow van de fotograaf. Het digitaal verzenden van die foto’s verandert hun waarde. De aanhouding van Justin Bieber ging vergezeld van smartphonekiekjes en -filmpjes, die direct over de hele wereld werden verspreid. Zo verandert technologie ook de omroep, de zenders en het zenden zelf. Het internet maakt van ons allemaal een broadcaster, en nogal wat van ons verdie-

nen nog geld ook met onze content. Zo’n YouTube-videootje als ‘Charlie bit my finger – again!’ is meer dan 648 miljoen keer gezien en zou de maker meer dan 185.000 euro hebben opgeleverd. Wie de clip ziet weet dat het geheim niet zit in de ambachtelijke productie op hoog technisch niveau. Het geheim zit ‘m in de inhoud, die op een menselijk niveau aanspreekt en, meer dan ooit, in het aanmoedigen van mensen om die inhoud tot zich te nemen. Het oude model van radio omvatte de functies van bibliothecaris, poortwachter en zender tegelijk. Radiostations bepaalden wat er uitgezonden zou worden, wie dat zou uitzenden en wanneer, en vaak beheerden ze ook nog de zendapparatuur zelf. Technologie heeft radio echter volkomen op zijn kop gezet. Ondergang van het uitzendschema

Het uitzendschema begint langzaamaan uit te sterven. Nog altijd luistert de overgrote meerderheid van de luisteraars live, maar on-demand content heeft onmiskenbaar vaste voet aan de grond gekregen. De producers van Radiolab, een programma gemaakt door WNYC voor de Amerikaanse publieke radio, zeggen dat de meerderheid van hun 1,8 miljoen luisteraars- het programma hoort via een podcast. Je kunt je zelfs afvragen of de luisteraars eigenlijk wel weten dat het een radioprogramma ís: Radiolab wordt automatisch gedownload naar hun draagbare media player of hun mobiele telefoon en

zij luisteren ernaar wanneer het ze uitkomt. De BBC maakt via de BBC iPlayer service alle radio-output beschikbaar tot zeven dagen na de uitzending,. De omroep bericht dat in november vorig jaar 17 procent van al hun online-luisteraars niet live luisterden, maar die on-demand programmering gebruikten. De BBC is inmiddels begonnen haar programma’s langer te bewaren. Van In Our Time, een discussieprogramma over onderwerpen variërend van Robin Hood tot pseudotoevalsgetallen, zijn alle uitzendingen op de BBC website gearchiveerd. Het interviewprogramma Desert Island Discs is ook in zijn geheel gearchiveerd: meer dan 1500 programma’s, van 1942 tot vandaag. Podcasts en archiefsites als die van de BBC veranderen de manier waarop radio wordt gemaakt, althans volgens de mensen die radio maken. De programma’s van Radiolab worden gemonteerd en geproduceerd voor herhaald beluisteren. De producenten zeggen dat het weinig zin zou hebben zo veel tijd en moeite te besteden aan de programma’s als ze maar één keer zouden worden uitgezonden – en dan zouden verdwijnen. Robert Krulwich, een van de twee presentatoren van Radiolab, zei in 2011 tegen de New York Times: ‘Tot tien jaar geleden verdwenen programma’s altijd na de uitzending.’ Een show werd gemaakt, hopelijk door een heleboel mensen gehoord, en ging dan in rook op. Zijn co-presentator

Mediafonds maart 2014 609 – cultuur en media 19


Jad Abumrad voegde er aan toe: ‘Waarom zou je daar al die tijd aan besteden?’ Door radiocontent minder vluchtig te maken wordt deze interessanter voor websites die gesproken woord archiveren. Het microschema

Als je denkt aan een programmaschema dan denk je gewoonlijk aan opeenvolgende programma’s van een uur. Daarin worden echter kleinere items samen geprogrammeerd om tot één uur te komen, en het is dat onderliggende schema, die lijst van losse programma-elementen, die een andere visie op programmeren biedt. Binnen muziekradiozenders verdwijnen zulke schema’s het snelst. In Pandora, een muziekservice in de VS, bijvoorbeeld. Met een aandeel van 8% in de radiomarkt is het duidelijk dat muziekliefhebbers in opstand komen tegen lineaire, schematisch geprogrammeerde muziekradio. Voor Pandora-luisteraars is de skip-knop een integraal onderdeel van hun muzikale ervaring. Sommigen noemen het luisteren naar traditionele muziekradio zoiets als ‘luisteren naar iemand anders’ iPod’, met het extra nadeel dat je niet snel kan doorspoelen naar het volgende liedje. Ook voor het gesproken woord heeft dat in de praktijk consequenties. De Infinite Player van National Public Radio is een interessant experiment van de publieke radio-omroep in de VS: neem losse verhalen uit de output van NPR en behandel ze net zo als Pandora zijn muziektracks behandelt. Luisteraars kunnen de verhalen die ze interessant vinden ‘liken’; de player treedt op als zender en kiest automatisch verhalen die passen bij het profiel van de luisteraar. Die worden dan achter elkaar, non-stop afgespeeld – als bij een radiozender. Dat is mogelijk omdat NPR-nieuwsprogramma’s in microschema’s worden gepresenteerd. Elk afzonderlijk item staat op zichzelf en wordt in het NPR-systeem als apart verhaal opgeslagen, met bijbehorende metadata. Het gebruik van gesproken-woord content wordt erdoor getransformeerd. De programmamakers weten nu zeker dat de luisteraars ook het begin van het stuk zullen horen; luisteraars krijgen de garantie dat ze geen content krijgen aangereikt waar ze niet op zitten te wachten. Tenminste: als ze dat zo willen. Ook de BBC experimenteert met ‘chapterisation’ – ‘verhoofdstukking’, zoals ze het daar noemen – al is hun werk vooral beperkt tot het redigeren van programma’s na uitzending. Luisteraars kunnen afzonderlijke interviews uit nieuwsprogramma’s selecteren, of stukken van programma’s overslaan en doorklikken naar specifieke onderdelen. Oude en nieuwe broadcasters maken daarnaast gebruik van de Britse service Audioboo, om kortere, hapklare brokken

Radiodays Europe James Cridland is nauw betrokken bij Radiodays Europe, de grootste internationale conferentie over radio, dit jaar in Dublin. Vorig jaar trok de conferentie 1200 deelnemers uit 50 landen. De conferentie behandelt een enorm veld aan onderwerpen, van nieuwe programma­formats tot digitale uitdagingen en innovaties. De line-up in Dublin omvat onder andere een key-note speech van Helen Boaden, directeur radio van de BBC. Verkoop van radiozendtijd daalt, het aantal radioluisteruren daalt, met name onder 15- tot 30-jarigen – en dat is alleen de top van de ijsberg. Paul Johnson (adjunct-hoofdredacteur vanThe Guardian) belicht de onthullingen van Edward Snowden in The Guardian, die leidden tot ernstige politieke druk, en intimiderende bezoekjes van geheime diensten.

van gesproken-woord programmering te maken. Als er geen vast schema is, dat moet worden gevuld, dan kunnen programma’s net zo lang of kort zijn als de broadcaster wil – ze hoeven niet in een kunstmatige vorm te worden geforceerd. Met gedetailleerde metadata, die de stukken audio vergezelt, is het mogelijk om zeer persoonlijke gesprokenwoord diensten te bouwen, die in staat zijn om traditionele radiostations te vervangen. Op die manier worden archiefwebsites zelf zenders, en niet alleen maar conservatoren, bewakers en bibliothecarissen. Gesproken woord: de toekomst

De toekomst van radio is volgens sommigen ongewis. De meeste mensen kijken daarbij echter vooral naar muziekradio. Cijfers tonen aan dat het luisteren naar muziekradio wordt bedreigd door diensten als Spotify, Deezer en YouTube, zeker bij de jongere luisteraar. Muziekradio zal dan ook een belangrijke catharsis doormaken. Bijvoorbeeld: Pure, een producent van radio-ontvangers in Groot Brittannië, voegt een extra ‘feature’ aan muziekradio toe. Luisteraars kunnen – wanneer ze maar willen – een knop indrukken om meer te ontdekken over een song die ze horen. Als de luisteraar dat wil dan kan hij of zij doorgaan en het complete oeuvre van de muzikant ontdekken, via Pure’s eigen abonnementendienst, allemaal op hetzelfde device. De relatie van de luisteraar met de radiozender verandert daardoor ingrijpend; als ze een nieuwe track horen, dan is het nu mogelijk dat ze het station belonen door… ervan weg te lopen. Muziekradiozenders zijn de laatste twintig jaar bezig geweest met een geleidelijke erosie van de verantwoordelijkheden en het belang van de presentator. Muziek is op zichzelf makkelijk te vinden en te programmeren – computeralgoritmes kunnen tegenwoordig (Pandora bewijst

20 609 – cultuur en media maart 2014 Mediafonds

Cridland zelf presenteert The World’s Greatest Radio Apps: hoe kunnen mobiele telefoons en tablets in een nieuwe radio-ervaring voorzien? Welke omroepen hebben het voortouw, hoe past radio zich aan? Chris Bannon, Vice President van WNYC, New York vertegenwoordigt ‘Radio Lab’, met vier miljoen luisteraars live en viereneenhalf miljoen via podcast één van de meest succesvolle publieke radioprogramma’s in de VS. WNYC gebruikt een breed scala aan nieuwe digitale middelen, waaronder verschillende apps. Ook Catherine Burns en Sarah Austen Jenness van The Moth zijn in Dublin aanwezig, en te beluisteren. Radiodays Europe, Dublin, 23-25 maart. www.radiodayseurope.com

het) bij de meeste muziekstations het ‘Hoofd Muziekprogrammering’ volkomen overbodig maken. Muziek is makkelijk. Presentatoren van muziekprogramma’s niet. Die zijn ‘onbetrouwbaar’, praten te veel, ze zitten de muziek als het ware in de weg. De Amerikaanse radioconsultant Valerie Geller maakt in haar boeken en haar trainingen echter duidelijk dat – wat het format ook is – publiek wordt veroverd door krachtige persoonlijkheden en storytelling. Krachtige radio, zegt zij, wordt bereikt door risico, originaliteit en creativiteit. Voor Geller is de ‘gastheer’ – de mens – de belangrijkste factor van de toekomst van de radio. En dat brengt ons onvermijdelijk terug naar het gesproken woord, in plaats van de muziek. De technologie en de functie­ omschrijving zullen veranderen, maar de positie van de radioprogrammamaker als meester-verhalenverteller zal nog altijd zeer belangrijk blijven. Het herdefiniëren van radio is cruciaal voor de toekomst van het medium en de komst van een dienst als Woord.nl is dan ook prachtig. Op die manier kunnen veel verhalen worden ontsloten. Als ze vergezeld gaan van overvloedige data, en als ze in handige formats en tijdsblokken worden gegoten, hebben audioplatforms de kans om radio opnieuw te definiëren en luisteraars én zenders een weg te bieden naar nieuwe, oorbetoverende audio. James Cridland is een ‘radio futurologist’. Hij werkte voor de BBC en Virgin Radio, en runt media.info, een media-informatie site.

{ { { {

Charlie bit my finger: Devon Glenn, How Much Money Do YouTube Stars Make?, mei 2013, socialtimes.com. Pandora: Jacob Siegal, Pandora market share grows in the wake of the iTunes Radio launch, 5 november 2013, news.yahoo.com. Valerie Geller: Beyond Powerful Radio: A Commun­ic­ator’s Guide to the Internet Age. Elsevier/Focal Press. Interview Krulwich en Abumrad: New York Times, 7 April 2011.


Erik Jan Harmens Gelispel in de nacht COLUMN

Ik ben nogal druk met van alles, pieker veel en ben voortdurend vervuld van sterke gevoelens van melancholie. Om die reden heb ik vaak moeite met slapen, of zoals Van Dale het definieert: met het komen tot een ‘toestand van algehele rust, waarbij de zintuigen niet werken en het bewustzijn ophoudt’. JC Bloem schreef zijn beroemde regels: ‘Denkend aan de dood kan ik niet slapen,/En niet slapend denk ik aan de dood’, maar aan het onvermijdelijke einde denk ik dan weer helemaal niet als het donker is geworden en ik gestrekt lig te wachten tot mijn oogleden dichtvallen. Wel aan de aangifte omzetbelasting over het vierde kwartaal die ik nog moet indienen. En ook over zeer specifieke zaken die een literair schrijver kunnen kwellen.

horen. Als je heel erg je best doet kun je een aantal woorden verstaan, maar lang niet alles. Als ik er voor mijn doen vroeg inlig beginnen we met Met het oog op morgen. Het is jammer dat Eva Jinek daar vertrokken is als presentator, want haar stem op lispelstand bracht me weliswaar niet in slaap maar wel in een algeheel aangename staat. Er waren nachten bij dat ze na twaalf uur, als haar programma allang afgelopen was, in mijn beleving gewoon doorpraatte, ineens in persoon aan mijn bed gezeten, met een hand teder op mijn dij gelegen, onverstaanbare woorden sprekend tot ik niet meer dacht aan mijn omzetbelasting en niet meer dacht aan teksten in dichtbundels op titel- of strofehoogte, maar mijn ogen gesloten hield zonder te knijpen en wegzakte in een weldadige waas.

Zo is er een bevriende collega die binnenkort debuteert bij een toonaangevende uitgeverij en mij naar mijn mening vroeg over hoe zijn wijdlopige dichtwerk nou eigenlijk zou moeten worden gelayout. Meer specifiek was zijn vraag of in een poëziebundel bij een tekst die meerdere pagina’s beslaat, de regels op de volgende bladzijde op ‘titelhoogte’ of op ‘strofehoogte’ moeten doorlopen. Natuurlijk heeft u geen idee waar ik het nu over heb, maar het gaat nu even om het effect dat die vraag op mij heeft. Ik ben onmiddellijk bang dat ik mijn vriend het verkeerde advies geef en dan straks mede-verantwoordelijk ben voor een of ander échec. Daarbij is belangrijk dat ik een keuze heb tussen A en B en daar zoveel stress over krijg dat ik dan maar B kies, terwijl ik wéét dat het A is (en dan is het dus ook A).

Overdag weet ik heel goed dat ik niet alleen ben. Aan dat besef word ik voortdurend herinnerd, bijvoorbeeld als, terwijl ik net lekker aan het schrijven ben aan mijn roman, de postbode aanbelt om weer een pakket af te leveren voor de buren, die graag telewinkelen maar niet de moeite nemen thuis te blijven om de bezorger op te wachten. Ook word ik wekelijks opgebeld door goede doelen, aanbieders van goedkope energie en de uitbater van het schaatsbaantje bij mij om de hoek, die achterstallige contributie komt opeisen, terwijl ik nooit schaats – maar als inwoner van het dorp waar ik woon moét je het schaatsbaantje financieel ondersteunen, anders word je niet geholpen bij de bakker en voeren ze je hondje vergiftigde worst. De hele dag door sta ik zo in contact met anderen, maar als de nacht is gevallen twijfel ik er wel eens aan: of ik niet alleen op de wereld ben, of niet iedereen in rook is opgegaan, of ik niet als enige ben overgebleven.

Vervuld van dit soort over elkaar heen tollende gedachtenopeenvolgingen kan ik natuurlijk niet inslapen. Vroeger stapte ik dan uit bed en maakte ik warme melk met daarbij zo’n grote bel cognac dat zelfs een olifant ervan tegen de vlakte zou slaan, mocht ie erin slagen het breekbare glaasje heelhuids onder de slurf te krijgen. Die spreekwoordelijke emmer dronk ik dan in één keer leeg en na een korte incubatieperiode tolde ik zo mijn mandje in. Maar ik drink al een tijd geen alcohol meer en om nou helemaal uit bed te stappen voor een glas warme melk, dat is me dan weer te veel moeite. Dus dan heb ik een andere oplossing: ik tast op mijn nachtkastje naar de wekkerradio en druk de ‘sleep’knop in. Vroeger heette die knop nog ‘snooze’. Waar het om gaat is dat als je die knop indrukt, de radio 59 minuten lang aan blijft staan en dan vanzelf uitgaat, ervan uitgaande dat je dan inmiddels bent ingeslapen. Er zijn nachten bij dat ik die knop drie of vier keer opnieuw moet indrukken.

Omdat ik ook niet langs de snelweg woon, heb ik de radio nodig om er zeker van te zijn dat dat allemaal maar inbeelding is. Ik luister naar Met het oog op morgen en hoor Eva Jinek, of tegenwoordig dan Chris Kijne of Lucella Carasso, en het maakt niet uit wat ze zeggen – ze kunnen net zo goed een uur lang namen uit het telefoonboek voorlezen. Als ik maar weet: jullie zijn er nog. En dus ben ík er nog. Want ieder mens bestaat bij de gratie van de anderen. Erik Jan Harmens is dichter en romanschrijver. Bij Lebowski Publishers verscheen onlangs zijn vierde poëziebundel Open mond.

Mijn radio staat standaard afgestemd op Radio 1, maar het volume staat zo laag afgesteld dat je de stemmen van de mensen die met elkaar praten nauwelijks kunt Mediafonds maart 2014 609 – cultuur en media 21


Gevaarlijke stemmen Ted Williams. Foto: Doral Chenoweth III /AP/Reporters

Wat maakt radio tot een ‘theater van de geest’? Door Gawie Keyser Wereldroem wachtte drie jaar geleden op de dakloze drugsverslaafde Ted Williams – dankzij zijn stem. Deze 57-jarige exmilitair zwierf jarenlang door de straten van Columbus, Ohio, waar hij een bestaan bijeenschraapte als bedelaar bij verkeerslichten. Toen een plaatselijke videoverslaggever op een dag een filmpje van Williams maakte waarin hij ogenschijnlijk in ruil voor wat geld een radiojingle reciteerde, veranderde zijn hele leven in een klap. Zijn stem werd een viral fenomeen; over de hele wereld werd het stukje video bekeken waarin Williams, onverzorgd, met woest haar, zijdezacht sprak, haast verleidelijk: ‘When you’re listening to nothing but the best of oldies, you’re listening to Magic 98,9… ’ Binnen de kortste keren bevond Williams zich voor het voetlicht; hij werd uitgenodigd bij alle talkshows van de Amerikaanse networks; kreeg een baantje als stem-personality in een reclame voor een pastamerk, en verzorgde

de voice-over voor een film over daklozen. Williams werd een visuele-media celebrity, maar zijn faam dankte hij aan zijn nieuwe status als ‘de man met de gouden stem’. Een stem is beeld

Het verhaal van Ted Williams illustreert dat de stem vooral ook beeld betekent. Met zijn intonatie in loepzuivere bariton vertelt hij in interviews dat hij een grote liefde voor radio heeft, dat het medium een ‘theater van de geest’ is. Het zijn clichés – meer dan een stem is Williams zeker niet – maar ze tonen wel aan dat radio een visueel medium kan zijn door de unieke eigenschappen van de stem. De stem heeft iets wezenlijks, dat de luisteraar in het onderbewustzijn raakt. Dat is de reden waarom mensen over de hele wereld in de ban raakten van Williams. Het is alsof de stem poorten opent naar ruimten die de grenzen tussen droom en werkelijkheid doen verdwijnen. De stem brengt je in

22 609 – cultuur en media maart 2014 Mediafonds

een soort hypnose of een staat van zijn die nodig is om beelden te creëren daar waar ze niet daadwerkelijk bestaan. Stemmen zijn als geesten in het verhaal, zoals de mysterieuze verteller in Lars von Triers film Europa (1991) die nooit de vertelling betreedt, nooit zichtbaar wordt, maar ze zijn cruciaal in het maken en sturen van de betekenis van beelden die, ook al gaat het in dit geval om een film, zelf door de luisteraar-kijker worden gefabriceerd. De stem, die van Max von Sydow, is een aanwezigheid, een hersenschim in Von Triers vreemde verhaal over een Amerikaanse conducteur die dienst doet bij een spoorlijn in het naoorlogse Duitsland. En we luisteren, gevangen door de stem: ‘Every time you hear my voice, with every word and every number, you will enter into a still deeper layer, open, relaxed and receptive. I shall now count from one to ten.’ Het is een film, maar het visuele is slechts de op-


pervlakte. Het auditieve graaft nog dieper, nog verder in de geest van wie kijkt. Een trance, dat is het. Zie het beeld van iemand die in de ban van de stem luistert naar auditieve fictie. Deze luisteraar beweegt niet, een en al concentratie, ogen gericht op iets in de verte wat alleen hij of zij kan zien. The Fall of the City

De beroemdste en meest onvergetelijke radiostem is die van Orson Welles. In de jaren dertig maakte Welles voor CBS Radio een serie hoorspelen gebaseerd op literaire klassiekers onder de titel The Mercury Theatre On Air, met als hoogtepunt een bewerking van H.G. Wells’ The War of the Worlds uitgezonden op 30 oktober 1938. De realistische stijl die dit legendarische media-event kenmerkte leidde tot paniek in de straten doordat mensen dachten dat het allemaal echt was. Maar Welles vestigde zijn reputatie een jaar eerder al met The Fall of the City gebaseerd op een stuk van Archibald MacLeish, geschreven in vrije verzen. Het verhaal gaat over een verslaggever, Welles, die het gebeuren op een plein in een niet nader genoemde stad beschrijft waar een menigte zich verzamelt in afwachting van de komst van een dictator. Het is een spannend werk waarin plot afhankelijk lijkt van soundscapes, maar in werkelijkheid is de stem van Welles álles. Welles was een fysiek grote man met een stem die erbij paste, maar in The Fall of the City zit de hypnotische kracht van zijn vertelling of verslaggeving in de wijze waarop intonatie en uitspraak ‘klein’ worden. Stil, maar helder hoorbaar. Ieder woord, iedere zin zichtbaar als lichtstralen in het donker. De stem maakt beelden die alleen voor het geestesoog bestaan. De trilling in de stem reflecteert en stuurt de psychologie van de luisteraar. Al luisterend word je onzeker, ogenschijnlijk in je eentje getransporteerd naar dat plein in de stad die vallen gaat en waar chaos heerst. De spanning stijgt

De stem als tegenwoordige-tijdverteller neemt niet alleen waar, hij versmelt met wie luistert. Hij staat duidelijk alleen ergens in de stad met zijn microfoon, maar toch is hij ín de huiskamer naast ons, de luisteraars. Hij is deel van de verhaalwerkelijkheid, maar net als wij apart van de personages, die gevangen zijn in hun plaats in het geheel. Wanneer de bewoners van de stad wild schreeuwen, ‘de stad is gevallen, dit is de eeuw van de overheerser’, is het effect onmiddellijk. De stem die tegelijk dichtbij als ver weg is, daar in de stad en hier naast ons, draagt angst en wanhoop over. De stem schetst op subjectieve en objectieve wijze.

Een ijzeren figuur komt de stad binnen, een mens in een soort stalen pak. Nu is het stil, er is alleen de stem die beschrijft. Zinnen in staccato. Ongeordende woorden, opeens onbegrensd door het lyrisch vrije vers. De stem breekt verder op, wordt nog kleiner als de spanning stijgt wanneer de figuur het vizier van zijn helm opent. De stem, kwetsbaar: ‘There’s no one, no one at all.’ De shock van de leegte echoot in de stem en ook in het hoofd van de luisteraar. Dan verandert de stem. De onzekerheid is weg, de toon is aanzienlijk lager. Nu geen observatie meer, maar commentaar, angstig, verdoemend en didactisch. ‘The people invent their oppressors, they wish to be free of their freedom.’ Nog dieper drijft Welles met zijn stem het bewustzijn binnen met zijn Dracula uit hetzelfde jaar, een stuk dat als vele andere die zouden volgen de benaming ‘first person singular’ kreeg. Dat verwijst naar de grammaticale term, maar meer nog gaat het om een specifieke radiovorm waarin authenticiteit en onmiddellijkheid centraal staan, een literair-auditieve versie van de achttiende-eeuwse realistische roman. De stem is almachtig en betrouwbaar en draagt alle betekenis in zich, van interpunctie tot stijlfiguur. Welles’ monsterjager Van Helsing en de anderen worden in het verhaal vervuld van angst door de stem van Dracula. Door het praten met een zwaar Oost-Europees accent brengt hij Lucy in vervoering, verleidt hij haar, zijn stem brengt de dood. Welles’ radio-Dracula blijft ongeëvenaard, en de reden hiervoor ligt verborgen in de mysterieuze kwaliteiten van de stem. Buchenwald

Met werken als deze voor Mercury bracht Welles een mediarevolutie teweeg. Niemand snapte de relatie tussen stem en radio beter dan hij. In zijn Welles-biografie uit 2003 merkt Peter Conrad op dat Welles het medium aanvankelijk gebruikte als een podium voor politieke redevoering. Maar al gauw ging het veel verder dan dat. Conrad: ‘Radio was voor hem een psychologisch arglistig medium. De stem alleen al, resonerend vanuit een lichaam dat altijd onzichtbaar blijft, was als een geest die fluisterde in het oor van de luisteraar.’ Met zijn stem als ‘aanwezigheid’ legde Welles het fundament voor de klassieke vorm van radioverslaggeving zoals die in de jaren daarna in de oorlog verder werd ontwikkeld door onder anderen Edward R. Murrow voor CBS. Murrow had net als Welles door dat de stem het ijkpunt vormt. De stem is ter plaatse, even geruststellend als ontregelend. Murrow was een van de eerste journalisten die Buchenwald binnengingen. Zijn stem: ‘I pray you to believe

what I have said about Buchenwald. I have reported what I saw and heard, but only part of it. For most of it I have no words.... If I’ve offended you by this rather mild account of Buchenwald, I’m not in the least sorry.’ De stem, die zelfs in de stilte klinkt (‘I have no words’) vertelt de waarheid. De stem beschrijft levensgevaarlijke situaties, maar de stem brengt ook hoop. Het ondenkbare wordt hanteerbaar doordat de stem visualiseert. Maar in dat laatste schuilen nachtmerries. Tussen grondlegger Orson Welles en volgelingen als Murrow en moderne stemmen als Ted Williams ligt een kloof: Welles was een genie dat met zijn stem de cultuur veranderde, Williams is een zwerver met een bovennatuurlijk mooi klinkende stem. Maar gemeen hebben ze de magie van een stem die mensen uit alle lagen van de bevolking raakt. Welles bereidde de weg voor beroemde stemmen die in de massamedia tot leven kwamen: Mel Blanc, die in de cartoons van Warner Bros. iedereen speelde, van Bugs Bunny tot Foghorn Leghorn, Casey Casem, Shaggy in Scooby Doo, maar meer nog decennia lang de stem van de Top 40 in Amerika; Garrison Keillor die radio op eigenzinnige wijze opnieuw uitvond met ironische sketches vol bitterzoete humor en fijnzinnig politiek commentaar in A Prairie Home Companion. Netwerk van pijpen

Stemmen als deze dringen door tot gemeenschap én individu. Toen zwerver Williams internationaal beroemd werd, kwam dat niet alleen door het internet. Zelfs al was er geen internet, maar slechts radio, dan nog zou Williams ‘viraal’ zijn gegaan, om het anglicisme te gebruiken. Dat dekt wel de lading: infectie op grote schaal. De stem, geruststellend, betrouwbaar, brengt in eerste instantie de belofte van een gemeenschappelijke ervaring. Bertold Brecht voorspelde begin jaren dertig dat radio een platform voor ‘echte, sociale communicatie’ zou bieden, bijna als een ‘netwerk van pijpen’ dat mensen verbindt. Hier staat tegenover dat de stem gevaarlijk is, de stem heeft een spookachtig karakter (Welles), de stem spreekt tot de mens, tot zijn diepste angst, ironisch genoeg als een afluisteraar die alles wil weten en uiteindelijk ook alles weet van wie luistert. De stem is een potente entiteit die beelden creëert die zich op willekeurige wijze vermenigvuldigen; weerstand bieden tegen de stem die alle grenzen met de voeten treedt, heeft uiteindelijk geen zin. I shall now count from one to ten. Gawie Keyser schrijft over film en cultuur in De Groene Amsterdammer. Ook verzorgt hij filmrubrieken voor het radioprogramma OBA Live van HUMAN.

Mediafonds maart 2014 609 – cultuur en media 23


Luisteren naar de dingen

en die haalden dan ook spectaculaire bezoekcijfers, maar ik denk dat de meeste Nederlanders toen eigenlijk maar één keer in hun leven oog in oog stonden met het reëel bestaande kunstwerk, en dat was dan nog vaak tijdens de verplichte schoolreis. Het kunstbezit bestond, maar je zag het zelden in levenden lijve. Openbaar Kunstbezit hing dan ook bescheiden foto’s van kunstwerken in de trein, één per compartiment, met titel en verblijfplaats erbij. Dáár zag je Jasper Johns’ Untitled, daar hing ook Barnett Newman’s Who’s afraid of Red, Yellow and Blue. De boodschap was: wij tonen u het plaatje, maar dat is surrogaat voor de ware beleving. Daarvoor moet u naar het museum. Daar kunt u het ervaren, inclusief de geur en de glans, inclusief de zaal, de andere bezoekers. Verheffing

Sutton Hoo helm, 7e eeuw, Suffolk, Engeland. © The Trustees of the British Museum

Radio is een uitstekend medium voor het tonen van beeldende kunst. Door Koen Kleijn Zelden hoorde ik zulke verhelderende gesprekken over hedendaagse kunstwerken als tussen kunstenaars en de radioverslaggevers van het onvolprezen programma De Avonden, met Gijsbert van der Wal als glanzend exempel. ‘Wat zien wij?’, vraagt de verslaggever, staand in het atelier. De kunstenaar neemt de luisteraar vervolgens mee door het werk, of beter: door het werken aan het werk. Hij vertelt hoe het in elkaar zit, niet hoe het er uitziet. ‘s Luisteraars oren zetten vervolgens de hersens in gang: dat is, letterlijk, ver-beeld-ing. Openbaar Kunstbezit

Die praktijk heeft een lange, fraaie traditie. In 1956 richtte de beeldhouwer Jobs Wertheim (1898-1977), een overlevende van Theresienstadt, de stichting Openbaar Kunstbezit op. In 1957 begon die stichting aan een radiocursus die al gauw erg populair werd. De formule was simpel: op de radio bespraken deskundigen een kunstwerk, oud of nieuw. De abonnees ontvingen tevo-

ren een losbladig pakketje met daarin een afbeelding in kleur, en extra tekst; tijdens de uitzending nam je het plaatje op schoot, later kon je alles nog ‘s nalezen. De pakketjes konden in stemmige blauwe ringbanden worden gedaan en vormden zo, op den duur, een kunst-encylopedie. Tienduizenden Nederlanders hadden zo’n blok van blauwe banden in de boekenkast. Trouw namen zij nieuwe edities af, ook toen het programma, vanaf 1963, op de televisie verscheen. Dat was immers maar een kleine verbetering, want de televisie was nog zwart-wit. Dat Openbaar Kunstbezit zo populair was had te maken met het feit dat Nederland toen veel groter was. Mensen uit Groningen of Heerlen stapten niet zomaar in de trein voor ‘een dagje Amsterdam’, zoals zij dat nu doen, en mensen die zich toen nog onbekommerd ‘arbeiders’ of ‘kleine middenstand’ noemden liepen niet zomaar een museum binnen. Voor een grote Rembrandt- of Van Gogh-tentoonstelling met nationaal belang kwamen ze graag,

24 609 – cultuur en media maart 2014 Mediafonds

Jobs Wertheim stamde uit een beroemd Amsterdams geslacht van bankiers en filantropen. Zijn grootvader was A.C. Wertheim, een van de stichters van het Concertgebouw en lid (het enige joodse) van het comité dat de herbouw van de Stadsschouwburg financierde. Na zijn verschrikkelijke oorlogstijd zette Jobs Wertheim zich in voor de verbreiding van kunst en cultuur onder de bevolking, vermoedelijk met het hoge motief dat een beter opgevoede, breder georiënteerde samenleving zich minder gauw aan barbarij zou overgeven. Dat was een gedachte die nu wel door politici van rechtse snit schamper wordt afgedaan als een streven naar ‘verheffing’ in de zin van schoolse rode betutteling, maar het ideaal was veel verhevener dan dat, en zo werd het ook gevoeld. De populariteit van Openbaar Kunstbezit was er een bewijs van; ze wijst natuurlijk ook op de hemeltergende saaiheid van het leven, het verlangen naar verandering en kleur, en met de nog zo gezeglijke attitude van de Nederlander, die gewend was zijn mond te houden als de hoogleraar sprak. Ik denk echter dat ook het medium zelf een cruciale rol speelde. Het gesproken woord op de radio was toen, misschien wel meer dan nu, de katalysator van verbeelding. Die functie is ondanks de komst van de televisie, en het beeldenbombardement dat ons nu elk uur van de dag wakker houdt, nog altijd intact. Koreaanse dakpan

In 2010 werd de relatie tussen woord en beeld op een briljante en stoutmoedige manier belicht door het British Museum in de serie programma’s A History of the World in 100 Objects. Dat leek op Museumschatten, gepresenteerd door Henk van Os: een bevlogen directeur bespreekt in vijftien minuten één van de miljoenen curieuze voorwerpen uit zijn collectie. In honderd afleveringen


kwam zo twee miljoen jaar menselijke cultuurgeschiedenis voorbij, van een stenen werktuig (een bijl kon je het niet noemen) uit Tanzania (1,8 miljoen jaar oud) tot een creditcard. Alles zat erbij: een gravure van Dürer; een zestiende-eeuwse verentooi uit Hawaii; een Koreaanse dakpan uit de achtste eeuw; een vijfduizend jaar oude bijl van jade uit de Italiaanse alpen, gevonden in Canterbury; een Huastec godenbeeldje; een Soedanese houten trommel in de vorm van een buffel, enzovoorts. Er was één belangrijk verschil met Museumschatten: A History of the World was gemaakt voor radio, namelijk BBC Radio 4. In plaats van fraai belichte close-ups van zachtjes ronddraaiende voorwerpen met pinkelende barokmuziek was er alleen maar de stem van Neil MacGregor. Je kon natuurlijk de website erbij halen en het plaatje bekijken, maar au fond moest je je toch het hele ding voorstellen, verbeelden. MacGregor was een virtuoos in het verwoorden van wat hij zag. Hij beschreef bijvoorbeeld de Steen van Rosette (aan de hand waarvan Champollion het hiërogliefenschrift ontcijferde) als een saai brok graniet ‘ongeveer zo groot als één van de grote koffers op wieltjes, waar je mensen op luchthavens mee ziet zeulen’. Het was niet alleen MacGregor, die je hoorde. Waar nodig zette hij uitgelezen hulp in. Een Soedanese journaliste besprak die houten trommel, die de heel wrede geschiedenis van haar land belichaamde. In de uitzending over een zevende-eeuwse Angelsaksische helm, gevonden in het dorp Sutton Hoo, kwam de dichter (en Nobelprijswinnaar) Seamus Heaney aan het woord, de vertaler van Beowulf. Heaney kende de helm, besprak een stukje uit Beowulf, en vergeleek hem vervolgens met de helmen van de brandweermannen die zich op 11 september 2001 zo onderscheiden hadden. Toen Dürers afbeelding van een neushoorn aan bod kwam, sprak MacGregor met de neushoornbewaker van de dierentuin van Chester; voor de bespreking van een Duitse spotprent uit de Reformatie, waarin Luther wordt verheerlijkt en de Paus en de Keizer voor paal worden gezet, nodigde MacGregor Ian Hislop uit, de vrolijke hoofdredacteur van het satirische weekblad Private Eye (en bekend panellid van Have I got News for You). Een gok

Bij dat soort star power en deze brede armslag, waar het om cultuurgeschiedenis gaat, staat een Nederlander altijd een beetje bedremmeld. Het is onmiskenbaar zo dat de gemiddelde Brit een sterkere belangstelling voor het verleden heeft dan de gemiddelde Nederlander, of lie-

Jobs Wertheim biedt mevrouw G. van Willemswaard een kunstwerk aan als honderdduizendste inschrijfster op de cursus van Openbaar Kunstbezit. Foto: ANP

ver: dat in Groot-Brittannië het verleden sterker leeft dan in Nederland. Wij doen een inhaalslag – drie boeken tegelijk over Willem I, II en III – maar voor zo iemand als William Hague, de huidige Minister van Buitenlandse Zaken, die tijdens zijn oppositiejaren ook nog tijd had om een voortreffelijke biografie van William Pitt de Jongere (1759-1806) te schrijven, daarvoor hebben wij in Nederland geen vergelijk. Kent u een minister of een kamerlid dat ooit zoiets schreef? Een wethouder? A History of the World was een gok die prachtig uitpakte. Het programma werd een uitzonderlijk succes voor BBC Radio, en het Museum. Zelfs toen er later een dik boek van gemaakt werd bleef het visuele aspect, de foto’s, discreet op de achtergrond. A History of the World was radio op zijn radioost – niet de ogen, maar de oren hadden het primaat, en bleken een krachtiger rol in de ‘verbeelding’ te spelen dan je zou vermoeden. De stemmen gaven het ongeziene voorwerp massa, diepte, en glans. Zou dat in Nederland niet kunnen? Het Nederlandse equivalent is er, in boekvorm: De geschiedenis van Nederland in 100 voorwerpen, door Gijs van der Ham, conservator van het Rijksmuseum. Vorig jaar maakte de NTR ter gelegenheid van de heropening een éénmalige documentaire met dezelfde titel, waarin vijf voorwerpen werden belicht. Daar bleef het bij. Pogingen om een langere radioserie te maken strandden op het voor de hand liggende argument: ‘Dat moet je dan toch eigenlijk op televisie doen, niet waar?’

beeld overschat. Neem Museumschatten. Wijlen mijn grootmoeder mocht er graag naar kijken. Dat vond ik leuk, omdat ik wel eens een aflevering voor Van Os had geresearched en uitgeschreven. Daar trok hij zich bij de opnames overigens heel weinig van aan, vertrouwend op zijn improvisatievermogen en op het charisma dat hij met hectoliters tegelijk over het vaderland uitgoot. Als ik mijn oma vroeg waar de bevlogen museumdirecteur het zoal over gehad had, dan zei ze dat niet te weten: ze had alleen naar hem geluisterd. ‘En o, en hij vertelt het allemaal zo fijn….’ Ze had er de ogen bij gesloten. Het effect van Van Os’ stem heb ik later nog geregeld gedemonstreerd gezien. Voor de tentoonstelling De Weg naar de hemel in de Nieuwe Kerk te Amsterdam – over relieken en reliekhouders – had Van Os zelf de audiotour ingesproken. Dat was al even losjes en gemakkelijk gedaan als bij zijn Museumschatten. Je hoorde de kunsthistoricus in je oor alsof hij naast je stond en je zachtjes meenam op zijn hoogstpersoonlijke kijkroute. En als hij zei ‘… en als u zich nou omdraait, en even naar die andere vitrine kijkt…’ dan draaide de bezoeker zich stante pede om. Als betoverd. En botste tegen een bezoeker op die geen audiotour genomen had. De luisteraar doolt immers rond in een andere wereld dan de jouwe, een wereld met een eigen geluid, eigen stemmen, eigen verbeelding. Gedwee volgen ze de betovering, glazig staren ze je aan: ‘Wat moet dat daar, in mijn cocon?’ Koen Kleijn is kunsthistoricus en journalist.

{

Ogen gesloten

Niet waar, dus. De mogelijkheid tot verbeelding wordt onderschat; de waarde van het

De afleveringen van History of the World zijn op www.bbc.co.uk/podcasts/series/ahow te beluisteren en als podcast te downloaden.

Mediafonds maart 2014 609 – cultuur en media 25


Sam de Jong Een douche voor de ziel COLUMN

Toni Servillo in La Grande Bellezza, 2013

Mijn eerste poging om een speelfilm te schrijven strandde vorig jaar in Los Angeles. Koortsachtig ijlend van een reinigende sappenkuur die mij was aanbevolen door een Amerikaanse collega. Maar ik geloofde niet meer in mijn plan. De producent die juichend langs de zijlijn stond kon dat niet veranderen. Een enthousiasteling die – terwijl hij mij in zijn gehuurde cabrio locaties liet zien voor ‘onze’ film – bleef herhalen: ‘Sammy, your movie is getting fucking made man!’. Mooi niet. Negentig minuten is lang en Los Angeles heet. Werken ging niet. Terug in Amsterdam vond ik dat ik krankzinnig was geweest. Een film schrijven over vreemde mensen in een onbekend land. Onmogelijk. Ik vond mijn draai hier weer en kwam op het spoor van een aantal intrigerende verhalen. Ik maakte een korte film met een negenjarige hoofdpersoon die mij inspireerde. Een jongetje dat tijdens het draaien de set stil legde om mij onder vier ogen te vertellen dat hij een oogje had op mijn vriendinnetje. Als ik niet op zou passen, zou ze aan het eind van de draaidag de zijne zijn. Geïntrigeerd begon ik een langere lengte uit te werken. Het voelde goed. Ik had het gevoel dat ik iets bijzonders te pakken had. Het leven van deze jongen is ingewikkeld en het drama duidelijk. Daardoor kreeg ik grip op de vertelling. Ik kon het overzien. Getroebleerde jongen, problematisch gezin, drugs verslaafde vader, werkeloze moeder. Drama, en dat dichtbij huis, in Amsterdam. Toen ging ik samen met een vriend naar La grande bellezza. ‘Grote thema’s’ zei hij na het zien van de film, ‘dat doen we nooit in Nederland’. Ik moest even nadenken over wat hij precies bedoelde. Vagelijk begreep ik het. Hij vond de film ‘een douche voor zijn ziel’, een interessante verwoording van de belevenis. Het bleef door mijn hoofd spoken. Was mijn scenario een douche voor de ziel te noemen? Nee. Zeker niet. Het gaat over mensen in de lagere sociale klassen. Vaak in het nauw gedreven. Een film over mensen die weinig controle hebben over hun eigen gedrag. Weinig zelfreflectie kennen. Ze boden structuren en verhalen waar ik tot dan toe altijd door gefascineerd was geweest, maar die ineens te veilig voelden. Helemaal niet dichtbij maar juist ver weg en daardoor 26 609 – cultuur en media maart 2014 Mediafonds

op overzichtelijke afstand. Makkelijker te overzien en daardoor eenvoudiger te beschrijven. Probeer maar eens een monoloog van Jep Gambardella [de hoofdpersoon in La grande bellezza, red.] op papier te zetten. Dat is heel wat ingewikkelder dan scheldende pubers. Natuurlijk kan alles relevant zijn maar ergens bekroop mij een beangstigende gedachte. De film waar ik aan schrijf, ken ik al. Op een of andere manier geeft de thematiek ervan mij weinig uitdaging. Ging het schrijven daarom zo makkelijk? Karl Ove Knausgaard schrijft in zijn A man in love dat hij helemaal gek werd van alle fictie op aarde. Zoveel verzonnen boeken en verhalen. Fantasieën. Hij kwam tot de conclusie dat hij alleen zichzelf enigszins kende. Hij besloot zijn hele leven in detail te beschrijven in zes delen. Dat is zo mooi en bijzonder geworden dat je er duizelig van wordt. Zoveel detail en liefde. In La grande bellezza herken ik eenzelfde soort precisie. Eenzelfde drang. Het zijn kunstwerken die heel erg dichtbij komen, zonder dat ze klein, introvert of navelstaarderig worden. Ze gaan over existentialistische vraagstukken. Dat is wat die vriend bedoelde met grote thema’s. Het zijn onderzoeken naar zingeving in hedonistische tijden. Tijden waarin niks meer zeker is en veel mensen verloren ronddolen. Ik merk om mij heen dat deze werken veel mensen diep raken. Ze bespreken iets wat we nog niet kunnen verwoorden, een wereld die alleen in beelden en sferen te vangen is. In het geval van cinema is dat het hoogst haalbare. De creatie van een nieuwe wereld die schuil gaat achter het beeld en geluid. Een wereld die we alleen voelen en waar we moeilijk over kunnen praten. Ik weet niet goed welke kant ik op ga. Het plan dat ik heb liggen is goed, maar het geeft mij persoonlijk weinig antwoorden. Het daagt me geestelijk niet uit. Er is veel meer aan de hand en daar moet ik naar toe. Het is eng en groots om daar aan te gaan staan maar ik voel me er tot aangetrokken. Er is nu in Nederland een belangrijke film te maken, dat weet ik wel. Een film die nog nooit gemaakt is. Er hangt iets in de lucht waar grote behoefte aan is. Hopelijk durf ik hier naar op zoek te gaan. Zo niet, dan zijn er met mij vele anderen. Sam de Jong is scenarioschrijver en regisseur. Momenteel schrijft hij aan zijn debuutfilm. www.samdejong.com


Edzard Mik Een soort sadisme COLUMN

Afgelopen kerstvakantie zag ik met mijn dochter van elf de animatiefilm Frozen. Een jonge prinses moest haar kleinere zusje afwijzen en zich opsluiten in haar kamer, omdat alles wat ze aanraakte, veranderde in ijs. Toen ze koningin werd, kon ze niets anders doen dan het kasteel uitvluchten en hoog in de bergen een ijskasteel voor zichzelf scheppen. Haar zusje, door haar in een driftaanval aangeraakt, veranderde ondertussen in een ijsklomp, en moest al bevriezende naar de koningin op zoek. De afwijzing, de eenzaamheid van de zusjes, de IJskoningin die alleen in isolement zichzelf kon zijn en haar krachten kon laten gelden en de dreiging van de meest claustrofobische dood die zich maar laat voorstellen – mijn dochter was geraakt, en ik niet minder. Fantasiefilms spelen in op angsten die ieder kind heeft, alleen zijn verhaal en personages niet aan de ons omringende werkelijkheid ontleend. Nederlandse realistische films doen dat wel, met nogal dubieuze overgave, vind ik. Het is mogelijk dat ik een door allergie vertekend beeld heb – ik sta niet voor mijzelf in – maar ik heb de indruk dat kinderfilms, Nederlandse kinderfilms, net als Nederlandse kinderboeken, nogal eens worden volgestouwd met actuele problematiek zoals echtscheiding, zelfmoord en verslaving. Een beetje kinderfilm lijkt het niet zonder spuit en touw en geschreeuw te kunnen stellen. Er hoeft niets verzonnen te worden, het leven draagt de nachtmerries op een presenteerblaadje aan. Net als bij reality-tv komt het vooral aan op adequate montage en spelersregie. Mijn dochter heeft ook Kauwboy gezien. Ze was er erg over te spreken. Ik begreep dat het een grensgeval is, de film biedt net wat meer dan realisme, alleen moest het wel weer op z’n Nederlands echt grimmig worden. Je ziet dat fenomeen ook bij jeugdboeken, bij B-boeken (tot twaalf jaar) begint het al, maar bij C-boeken is het één en al rauw drama. Zelfs paardenboeken lijken in de verdrukking, verdorie! Het is de vraag of je kinderen wel daarmee zou moeten voeren. Misschien valt al dat leed niet door hen te verteren. Misschien zouden filmmakers eens bij zichzelf te rade moeten gaan of het een perversiteit is die hen aanzet tot rauw realisme, een soort sadisme om kinderen hun eigen onbehagen betaald te zetten, of een misplaatst heroïsme, zo van: weg met de hypocrisie, ik druk kinderen met hun neus op de feiten, ik geef ze de ultieme opvoeding. Toch denk ik dat de heftigheid van dat geserveerde leed niet het werkelijke probleem is. Hoe heftig dat leed ook is, het is niet heftiger dan wat je in fantasiefilms ziet of wat al eeuwen in mythen en sprookjes aan kinderen wordt verteld. Bambi’s moeder gaat dood (wat kan er erger zijn?), grootmoeder verdwijnt in een wolvenbuik, kwaadaardige stiefmoeders zorgen voor eeuwige slaap en vermoorde vaders moeten gewroken worden.

Het genre Nederlands realisme dankt zijn populariteit aan dat schijnbare samenvallen met de werkelijkheid. Voor kinderen is het een feest der herkenning. Ze zijn niet blind, ze hebben allang gezien dat het leven geen zoete droom is – hun ouders zijn gescheiden, een klasgenoot heeft zelfmoord gepleegd, de oudere broer is verslaafd, een vriendinnetje heeft in het ene huis een depressieve vader, in het andere twee moeders, waarvan er een borstkanker heeft, en het Jeugdjournaal heeft daar nog eens een schepje bovenop gedaan met een item over een scholier in South Dakota die klasgenoten heeft afgeknald. Dat weergeven lijkt van bescheidenheid te getuigen, alsof er niets wordt toegevoegd, niets wordt verdraaid of uit de duim gezogen. Realisme lijkt een nauwkeurige weergave van de werkelijkheid, zo nauwkeurig dat er tussen die werkelijkheid en de verbeelding ervan geen ruimte meer lijkt te zitten. Maar het is evenzeer een constructie als elk ander genre, en dus fictie, één van de ontelbare mogelijkheden om de verbeelding vorm te geven. Je ziet het er niet meteen aan af, het doet zich als ‘natuurlijk’ voor, maar het is een geraffineerde leugen, die doorgaans een plat moralisme aan het zicht onttrekt. Realisme is verre van pretentieloos. De pretentie is dat het problemen bespreekbaar maakt en kinderen een handvat biedt voor de omgang ermee. Heimelijk heeft het een therapeutisch oogmerk, en eigenlijk kun je dat ook zeggen van veel televisieprogramma’s en populaire boeken: de verbeelding is niet vrij maar geknecht, er is een therapeutische begeleiding van de wieg tot het graf. De veronderstelling is dat we niet meer weten hoe het leven op eigen schouders te nemen. We schijnen het zelf niet meer te redden maar moeten permanent geholpen worden bij de verwerking van alles wat ons overkomt en ons als persoonlijk onrecht of krenking eigenlijk niet had mógen overkomen. Ook daarin is het genre dubbelzinnig: de werkelijkheid lijkt serieus genomen te worden maar wordt eigenlijk afgewezen. Het roept: dit is de werkelijkheid, er is niets anders mogelijk dan wat er is. En wat er is, deugt van geen kanten en had er niet mogen zijn. Dat is naargeestig en beklemmend. Je kunt je afvragen of het kinderen niet tekort doet. Wat de werkelijkheid is, maken we immers zelf uit. Waarom zouden er geen wonderen bestaan, geen uitzonderingen of onverwachte scenario’s? Er zijn zoveel werkelijkheden als we er kunnen verzinnen, onze vrijheid ligt in het spel daarmee, moedwillige beperking zou je daarom als kindermishandeling kunnen opvatten. Zelfs de flauwste Disneyfilm is genereuzer naar het kind dan het rauwe realisme van veel Nederlandse kinderfilms.

Edzard Mik is schrijver en journalist.

Mediafonds maart 2014 609 – cultuur en media 27


Mediafonds Mededelingen Woord.nl Op maandag 3 maart lanceren de VPRO, NPO, Instituut voor Beeld en Geluid en het Mediafonds het platform voor verhalende radio Woord.nl. Met bijdragen van Hermineke van Bockxmeer, directeur Media en Creatieve Industrie van het ministerie van OCW en vertellers/sprekers als Paulien Cornelisse & Chris Bajema en Maartje Smits. Vincent Bijlo presenteert de middag. Ter ere van de lancering zijn er verschillende bijeenkomsten voor makers en publiek. In samenwerking met AVROTROS en het Nederlands Letterenfonds organiseert het Mediafonds op dinsdag 4 maart om 16.00 uur een bijeenkomst over audiodrama in het nieuwe Vondelparkpaviljoen. Poetry International presenteert in het kader van Woord.nl op 4 maart om 20.30 uur een programma over poëzie in de Schouwburg in Rotterdam. Ook is er op zondag 9 maart om 16.00 een speciale editie van Echt gebeurd (zie p. 11) Om de ontwikkeling en productie van bijzondere nieuwe audiocontent te stimuleren heeft het fonds twee regelingen in het leven geroepen, waarvan de output op Woord.nl te beluisteren zal zijn. Dat zijn de Open Woorden regeling, zie p. 3 en een opdrachtregeling met het Nederlands Letterenfonds, zie p. 5. Nu of Nooit!2 In december 2013 zijn in EYE zes nieuwe korte jeugdfilms in première gegaan die voortkomen uit de regeling Nu of Nooit!: Alles mag – scenario: Maarten van Voornveld, Chiel van der Wolf en Steven Wouterlood; regie: Steven Wouterlood (Stetz Film / VPRO) De jongen die dacht dat hij goed was zoals hij was – scenario: Roslin Prager; regie: Tami Ravid (IDTV Drama / KRO) Munya in mij – scenario: Fiona van Heemstra; regie: Mascha Halberstad (Viking Film / VPRO) Salãm – scenario: Floor Paul; regie: Johan Timmers (IJswater Film / KRO) Wachten op Marissa – scenario: Zoubaid Sheik Joesoef; regie: Rolf van Eijk (Dutch Mountain Movies / NTR) Johnny Bakru – scenario: The Drama Queens; regie: Ineke Houtman (Revolver / VPRO) Tessa Boerman presenteerde de middag. De films zijn in de kerstvakantie uitgezonden op Zapp en inmiddels te zien op www.zapp.nl/ bios/films. Nu of Nooit! 3 Zapp en het Mediafonds hebben na twee succesvolle lichtingen besloten een derde editie van Nu of Nooit! te organiseren. Voor dit stimuleringsproject voor de ontwikkeling en realisering van cultureel divers jeugddrama voor kinderen van 8 tot 12 jaar wordt gezocht naar toegankelijke, filmische en op originele wijze vertelde verhalen, die geworteld zijn in de hedendaagse, multiculturele samenleving. De beoordeling gebeurt op basis van artistieke kwaliteit én cultureel divers karakter. Deadline voor indienen voor ontwikkelingssubsidie is 4 juni. Op 6 mei organiseert het fonds een feedback dag, waar makers input op hun project kunnen krijgen van onafhankelijke professionals. Zie voor meer informatie onze website. Documentaire bijeenkomst Half mei organiseert het fonds een debat over vernieuwing binnen de documentaire. In de 609 is in de afgelopen jaren regelmatig aandacht besteed aan dit onderwerp. Vragen die dan aan de orde komen zijn: is er sprake van een grote

eenvormigheid van de Nederlandse documentaire? Zo ja, wat zijn daarvan de oorzaken, en hoe kan deze worden doorbroken?

Gezocht wordt naar eigentijdse, urgente verhalen, die verteld worden middels een krachtige beeldtaal. De deadline is 11 maart.

Kids & Docs workshop De Kids & Docs workshop, onder leiding van documentairemaker Coco Schrijber, is in de afrondingsfase. In maart leveren acht filmmakers de voor acht verschillende omroepen ontwikkelde filmplannen voor jeugddocumentaires in ter beoordeling van het fonds: Reber Dosky – HUMAN Niki Padidar – NTR Zoeteke Lugthart – AVRO Eef Hilgers – IKON Arianne Hintz – KRO Sjoerd Niekamp – NCRV Margot Schaap – VPRO Wendelien Voogd – EO De plannen die productiesubsidie ontvangen zullen in het najaar op Cinekid en IDFA in première gaan en vervolgens op televisie uitgezonden worden. Kids & Docs is een samenwerkingsproject van IDFA, Cinekid en het Mediafonds.

Kort! 14 Medio januari selecteerde een gezamenlijke commissie van het Nederlands Filmfonds, het Mediafonds en de NTR uit 101 inzendingen de volgende tien projecten voor productiesubsidie: Das Wad – scenario en regie: Rob Lücker. Producent: Hazazah Pictures. Der Kaiser – scenario: Sammy Reynaert; regie: Eché Janga. Producent: Lemming Film. In The Pit – scenario en regie: Nima Mohaghegh. Producent: Habbekrats. Kuthond – scenario: Jolein Laarman; regie: Mees Peijnenburg. Producent: Pupkin Film. Leeg – scenario: Gustaaf Peek; regie: Flynn von Kleist. Producent: Waterland Film. Loodvrij – scenario en regie: Dennis van de Ven. Producent: Electric Zoo. Malaguti Phantom – scenario en regie: Sam de Jong. Producent: 100% Halal. P – scenario: Saskia Diesing; regie: Aaron Rookus. Producent: VENFILM. Spotters – scenario: Don Duyns; regie: Wim van der Aar. Producent: IJswater Films. Salto Mortale (animatie) – scenario: Rudi Brekelmans; regie: Frodo Kuipers. Producent: il Luster Films.

Sandberg@Mediafonds In januari is een nieuwe editie van de masterclass begonnen die het Mediafonds samen met het Sandberg Instituut organiseert. Dit jaar is de titel en het onderwerp: Quantified reality: een verhaal tussen data, macht en werkelijkheid. Zijn onafhankelijke mediamakers nog in de positie om de steeds in urgentie groeiende kwesties als transparantie, privacy, big data etc. in een nieuw kader te plaatsen en voorrang te geven boven politiek en economie? Of kunnen zij als relatief kleine partijen onmogelijk op tegen de persvoorlichters en de zee van informatie? Op welke manieren kunnen zij inzicht, tolerantie, begrip, menselijkheid onderkennen? Wat is het antwoord van de afgeluisterden op de NSA? Wordt het open web geslotener? Met een aanzet van deze vragen gaan de teams van makers, journalisten en ontwerpers aan de slag met input van gastdocenten. Op donderdag 5 juni presenteren de teams hun projecten in het Tolhuis. Point Taken Tijdens Cinedans, op zaterdag 15 maart, gaan in EYE drie nieuwe dansfilms in première onder de vlag van het project Point Taken. Ik ben de enige – choreografie: Toer van Schayk; regie: Barbara Makkinga. Producent: Interakt. The Mirror – choreografie: Guy Weizman; regie: Gijs Kerbosch. Producent: 100 % Halal. Zwemmen of Verzuipen – choreografie: Jaakko Toivonen; regie: Michiel Vaanhold. Producent: BosBros. Point Taken is een samenwerkingsproject van het Fonds Podiumkunsten en het Mediafonds in samenwerking met Cinedans en de NTR. One Night Stand X Afgelopen december zijn 86 plannen ingediend in het kader van de tiende editie van One Night Stand. Eind februari heeft een gezamenlijke commissie van het Mediafonds, het Nederlands Filmfonds en de omroepen aan 12 projecten ontwikkelingssubsidie toegekend. De Oversteek VIII Het Mediafonds, het Nederlands Filmfonds en de omroepen slaan voor de achtste keer hun handen ineen voor De Oversteek. Dit project is bedoeld voor beginnende regisseurs die werken aan hun eerste of tweede speelfilm.

28 609 – cultuur en media maart 2014 Mediafonds

Over het fonds Het Mediafonds stimuleert de totstand­ koming van cultureel media-aanbod via radio, televisie en internet voor de landelijke en regionale publieke media-instellingen. Het fonds verstrekt productiesubsidies en maakt de ontwikkeling mogelijk van veelbelovende programmaconcepten. Naast de beoordeling van ingediende subsidieverzoeken, organiseert het Mediafonds activiteiten op het gebied van kwaliteits­verbetering en talent­ontwikkeling. Voorbeelden daarvan zijn het uitreiken van prijzen, het (mede) organiseren van masterclasses, workshops en conferenties, het uit­geven van publicaties en het evalueren van programma’s waaraan subsidie is verstrekt. Subsidie aanvragen Informatie over subsidieregelingen is te vinden op onze website. Daar staat informatie over inleverdata, criteria en budgetten plus alle handleidingen en aanvraagformulieren. Informatie over het Gamefonds en TAX-videoclipfonds is te vinden op www.gamefonds.nl en www.videoclipfonds.nl. Mediafonds.nl Op de website van het Mediafonds is veel informatie beschikbaar in tekst, beeld en geluid. Volg het Mediafonds op Twitter @Mediafonds


Bekroonde programma’s

Congo Business Case HUMAN Filmplan en regie: Hans Bouma FIPA - Festival International de Programmes Audiovisuels (Biarritz, Frankrijk, januari 2014) FIPA d’Or Grand reportage et Investigation

Kids & Docs: Geluiden voor Mazin EO / Hollandse Helden Filmplan en regie: Ingrid Kamerling Picture This... Film Festival (Calgary, Canada februari 2014) Best Short Documentary

Blinde Liefde Omroep Brabant / ErnstMedia Filmplan en regie: Jenny van den Broeke Austin Film Festival (Austin, Texas, Verenigde Staten, oktober 2013) • Jury Award Documentary Short Girls, Boys & Me Filmplan: Xander de Boer IDFA (Amsterdam, november 2013) • Mediafondsprijs Documentaire 2013: Best Result IDFA-Mediafonds Workshop

Kids & Docs: Lydia Blijft KRO Filmplan en regie: Eline Schellekens IDFA (Amsterdam, november 2013) • Mediafondsprijs Kids & Docs 2013

Ik ben een meisje! NCRV / Hollandse Helden Filmplan en regie: Susan Koenen Picture This... Film Festival (Calgary, Canada februari 2014) • Dodie Spittal award • Education Award

Colofon Een uitgave van het Mediafonds Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties ISSN-nummer 1878-4992 Jaargang 6 nummer 16, maart 2014 Herengracht 609 1017 CE Amsterdam T 020 623 39 01 F 020 625 74 56 info@mediafonds.nl www.mediafonds.nl Samenstelling en redactie: Titia Vuyk en Koen Kleijn Beeldresearch: Rosetta Senese Ontwerp: Mannschaft Drukwerk: Calff & Meischke, Amsterdam

Disclaimer: De uitgever van 609 heeft zijn best gedaan alle rechthebbenden op hier gepubliceerd beeldmateriaal te achterhalen. Alle in dit blad gepubliceerde artikelen zijn geschreven op persoonlijke titel. Zij zijn niet de weerslag van de opvattingen van bestuur, staf of adviseurs van het Mediafonds. Dit tijdschrift wordt u op verzoek kostenloos toegestuurd. Gelieve daartoe een e-mail te sturen aan: 609@mediafonds.nl

Nu of Nooit: De maan van Anouar NTR / IJswater Films Scenario: Amarins Romkema; regie: Michiel van Jaarsveld Children’s Film Festival Seattle (Seattle, Verenigde Staten, februari 2014) • Special Jury Prize for a Child Actor in a Short Film: Pedram Paraster

De genoemde producties zijn met steun van het Mediafonds tot stand gekomen. We streven naar een zo volledig mogelijke opgave. Informatie over prijzen graag mailen naar: info@mediafonds.nl

Mediafonds maart 2014 609 – cultuur en media 29



Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.