Heer der hofstede
kon goed vechten. Maar op het moment dat zijn verhaal begint had hij daar nog helemaal geen weet van, en hij wist ook niet dat hij een Wolpertinger was en ooit de grootste held van Zamonië zou worden. Hij had geen naam en herinnerde zich helemaal niets van zijn ouders. Hij wist niet waar hij vandaan kwam en waar het met hem naartoe moest, alleen dat de boerenhofstede waar hij opgroeide zijn koninkrijk was. Elke ochtend verzamelde de hele boerenfamilie, een zevenkoppige schare ’s-Verrenzandse dwergen, zich om Rumo’s mandje, wierp vertederde blikken op de slapende welp en wekte hem met een zoet ’s-Verrenzands lied. Vervolgens overlaadden ze hem met tederheid. Ze krauwden hem achter zijn oren, wiegden hem op de arm, aaiden zijn vacht en knuffelden de bult op zijn rug, wat hij zich vergenoegd grommend liet welgevallen. Waar Rumo op zijn vier onbeholpen beentjes ook naartoe waggelde, onmiddellijk was iedereen en al aandacht voor hem. Met alles wat hij ondernam oogstte hij lof, en hij werd zelfs geliefkoosd en gekroeld omdat hij over zijn eigen poten struikelde. Voor Rumo werd de verste melk opzijgezet en werden de knapperigste worstjes op houtskool gegrild; voor hem werd de koelste plek in de schaduw of de warmste bij de kachel ingeruimd. Wanneer hij zijn middagslaapje deed, liep iedereen op zijn tenen, en wanneer hij daaruit geeuwend ontwaakte, kreeg hij om bij te komen warme appeltaart en chocolademelk met zoete room. Er was altijd wel iemand bereid om met Rumo te spelen, te stoeien of zich door hem met zijn tandeloze snuit te laten bijten. Als Rumo ’s avonds moe gespeeld was, aaiden ze over zijn vacht met zachte bor-
18
RUMO-press/7.0
18
04-07-2008, 15:30