Ro—Route I

Page 1

Ro — Route A

Wandel langs tweeëntwintig architectuurparels in de Gentse binnenstad, gerestaureerd & gerealiseerd door Romain Berteloot.

Apotheek Sint-Pietersplein 46

C

Feestlokaal Vooruit Sint-Pietersnieuwstraat 23

Complex Plateau-Rozier Jozef Plateaustraat 22, Rozier 44

B

D

Wolweverskapel Kortedagsteeg 10 - 12

E    Vlerick Management School, Reep 1


F

Zwembad Van Eyck Jules De Vigneplein 5

H

G    De Centrale Kraankindersstraat 2

I

Nieuwpoort 31 - 35

J

Vrijdagsmarkt 36

Toreken

Trefpunt Bij Sint-Jacobs 18

Nieuwpoorttheater

K    Bond Moyson Vrijdagsmarkt 9 - 10


Romain Berteloot

1946 — 2011

Romain Berteloot werd op 2 maart 1946 geboren. Na zijn middelbare studies aan het Sint-Amandscollege in Kortrijk studeerde hij architectuur aan het Sint-Lucasinstituut in Gent. Hij behaalde dat diploma in 1970 met onderscheiding. In 1970 en 1972 was hij tweemaal op archeologische missie in Iran, onder leiding van professor Louis Van den Berghe. Hij deed er alle mogelijke opmetingen van sites. Wellicht ontdekte hij daar zijn liefde voor archeologie. Nadien deed hij twee jaar stage bij Loys Vervenne, de laatste directeur van de opleiding architectuur aan de Gentse Koninklijke Academie voor Schone Kunsten. Van 1974 tot 1984 werkte Romain Berteloot eerst als werknemer, later als associé van het architectenbureau van professor Jean Van den Bogaerde. Vanaf 1985 tot 2009 had hij zijn eigen architectenbureau Ro Berteloot in de Sint-Pietersnieuwstraat 109. Romain was van 1977 tot 1995 lid van de raad van bestuur van de Gentse Vereniging voor Stadsarcheologie en Textiel. Hij stond onder meer in voor de lay-out van de driemaandelijkse uitgave van Stadsarcheologie, Bodem en Monument in Gent. Hij was ook een van de eerste restauratiearchitecten die het belang van archeologisch onderzoek voorafgaand aan een restauratie inzag. Romain was in die periode eveneens lid van de raad van bestuur van de Vereniging voor Industriële Archeologie en van Theater Taptoe. Van 1989 tot 1995 was hij door het Gentse stadsbestuur aangesteld als toegevoegd expert van de Stedelijke Commissie voor Monumenten- en Stadsgezichten. Romain Berteloot mag zeker worden beschouwd als een van de belangrijkste restauratie- en renovatiearchitecten van Vlaanderen van de afgelopen 35 jaar. Hij was een van die pioniers die de stad wilde opwaarderen na de kaalslag van de jaren 1960 en 1970. Vanaf het Europese monumentenjaar 1975 tot enkele

jaren voor zijn dood was hij zeer actief als restauratiearchitect. Romain had een zeer pragmatische aanpak en was absoluut gekant tegen reconstructie. Hij was een voorstander van het gebruik van hedendaagse restauratietechnieken en hedendaagse vormelijke toevoegingen, omdat zij het gebruik van het gebouw ten goede konden komen. Vanaf 1976 tot 2006 gaf Romain Berteloot les aan het postgraduaat (nu master) Monumenten- en Landschapszorg te Antwerpen. Zijn projectonderwijs zal nog jarenlang de huidige generatie monumentenzorgers beïnvloeden, en dat zijn er honderden. Vele jonge architecten en historici kregen via zijn enthousiasme de monumentenzorgmicrobe mee. Met zijn parate technische kennis leerde hij als het ware een hele generatie jonge architecten restaureren. Het merendeel van zijn realisaties bevindt zich in Gent en omgeving. Dit boekje gaat dieper in op 22 ervan in het centrum van Gent. Een tweede boekje gaat over panden op fietsafstand van het stadscentrum. In Gent vallen onmiddellijk het Feestlokaal Vooruit op, genomineerd met de Vlaamse monumentenprijs in 2000, maar ook zwembad van Eyck en het Toreken, dat als een mijlpaal in de Vlaamse monumentenzorg wordt bestempeld omdat daar voor het eerst multidisciplinair werd gewerkt. Voorts zijn er het Intercultureel Centrum De Centrale, Bond Moyson, het Sastehuis en de Donkere Poort, de Wolweverskapel en de renovatie van de Zwarte Doos. Romain specialiseerde zich in de renovatie van sociale appartementsblokken zoals het Scheldeoord en de appartementsblokken aan de Watersportbaan in Gent. Hij restaureerde ook een 20-tal kerken verspreid over heel Vlaanderen en specialiseerde zich eveneens in de restauratie van molens. Hij restaureerde onder meer de Bekemolen te Mullem en de molen van ‘Kapitein Zeppos’ in Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek, waarvoor hij in 2003 de European Cultural Heritage Award ontving. Voor de restauratie van de Stadsfeestzaal op de Meir in Antwerpen en de 1


herbestemming van het Feest- en Cultuurpaleis in Oostende ontving hij de icsc European Shopping Centre Award in 2008.

Romain Berteloot op het dak van Feestlokaal Vooruit in 1992.

2

A

Apotheek Sint - Pietersplein 26

Aan de zuidzijde van het Sint-Pietersplein werd in 1924, op de benedenverdieping van de statige neoclassicistische architectuur van Charles Leclerc-Restieaux uit 1848, een apotheek ingericht. De bouwaanvraag ging uit van de Samenwerkende Maatschappij Vooruit en als bouwmeester staat de vrij onbekende A. Goedertier vermeld. Mogelijk was ook Ferdinand Dierkens, de huisarchitect van de socialisten (Ons Huis op de Vrijdagmarkt, Feestlokaal Vooruit in de Sint-Pietersnieuwstraat, andere socialistische apotheken) betrokken bij deze kleurrijke en verfijnde afwerking. De apotheek is nog steeds als dusdanig in gebruik en heeft een zeer verzorgde winkelpui in art-decostijl, met prachtige glas-in-loodramen met florale motieven. De vitrine met gebogen glas wordt ondersteund door dunne sierlijke gietijzeren zuiltjes. De waaiervormige glazen bekroning heeft boven de toegangsdeur een bovenlicht met een mortier in glas-in-lood. De houten kroonlijst is centraal uitgewerkt met een gestileerd frontonnetje in neorococostijl. Het geheel rust op een sokkel met granitoafwerking. De vitrine wordt afgesloten met een gevelbreed (6 meter) houten rolluik dat bestaat uit smalle geprofileerde horizontale houten latjes. Het oorspronkelijke bedieningssysteem is bewaard gebleven. Boven deze winkelpui is de voorgevel bepleisterd zoals dat in de 19de eeuw gebruikelijk was. Het interieur van de apotheek is grotendeels bewaard, enkel de vloer is ooit verwijderd en de wanden werden grijs geschilderd. In 2009 werden de voorgevel en het interieur van de apotheek, beschermd als monument op 6 maart 1997, gerestaureerd door Architektenburo Ro Berteloot bvba, in samenspraak met de Dienst Monumentenzorg en Architectuur van de Stad Gent en het Agentschap Onroerend Erfgoed. Alle storende elementen aan de winkelpui zoals een lichtreclame en


een ‘medisafe’ werden verwijderd. Het originele houten rolluik werd vervangen door een nieuw, identiek aan het origineel. Het schrijnwerk van de pui werd ontdaan van alle oude verflagen, hersteld en geschilderd in de originele kleuren. De granitobekleding en het marmermozaïek zijn opgefrist en hersteld. Wegens de beperkte schade werd het glas-in-lood enkel plaatselijk hersteld. Het pleisterwerk van de gevel was in goede staat en is ook enkel plaatselijk hersteld, evenals het houten buitenschrijnwerk en de kroonlijst. Delen die te zwaar beschadigd waren, werden vernieuwd naar origineel model. Alles werd geschilderd in de originele kleuren. Het interieur van de apotheek werd in ere hersteld: de tegelvloer werd vervangen door parket met legpatroon, gereconstrueerd naar de oorspronkelijke uitvoering. Het interieur werd op basis van kleuronderzoek geschilderd in warme oranjetinten, die aansluiten bij de houten kasten en toonbank. Een beperkt aantal onderdelen werd hernomen in bladgoud.

B    Complex Plateau-Rozier, Instituut der Wetenschappen Jozef Plateaustraat 22, Rozier 44

Het Instituut der Wetenschappen van de Universiteit Gent, met hoofdtoegangen aan de Jozef Plateaustraat en de Rozier, werd gebouwd naar de plannen van professor en stadsarchitect Adolphe Pauli tussen 1883 en 1890. Het monumentale gebouwencomplex werd ingeplant in de voormalige verkrotte arbeiderswijk Batavia. Bij het ontwerp is geopteerd voor het model van de bouw van de polytechnische scholen zoals dat in Duitsland werd toegepast. De verschillende instituten van wetenschappen zijn in één gebouw met een rechthoekige aanleg samengebracht en per afdeling gegroepeerd rondom een binnenplaats. De hoek- en middenpartijen werden hoger opgetrokken en geaccentueerd met monumentale koepelvormige mansardedaken in zink. Het gebouw werd

opgetrokken in neoclassicistische stijl met reminiscenties aan de Franse second empirestijl en de Italiaanse neobarok. De monumentale hoofdgevels kregen een bekleding in natuursteen met onder meer blauwe hardsteen, steen van Echaillon, Savonnièressteen en Euvillesteen. In de zijvleugels werd het gebruik van natuursteen afgewisseld met bepleisterde baksteen. In 1948 - 1950 werden de vleugels aan de Rozier opgetrokken met twee bouwlagen. De gevel van de dakverdieping werd afgewerkt met een cementering i.p.v. een kalkbepleistering. Het complex werd op 19 juli 1994 als monument beschermd. In 2002 werd een proefrestauratie uitgevoerd waarbij op twee traveeën van het gebouw verschillende technieken werden uitgetest voor gevelreiniging, steenverharding, hydrofobering, voegmortelherstel, steenherstel, verwijderen van oude verflagen, antigraffititechnieken, herstel van de kalkmortelbepleistering enzovoort, zodat men voor de definitieve restauratie de juiste opties kon nemen. De Monumentenwacht voerde een grondige inspectie van de gevels uit. Het verslag daarvan werd gebruikt als basis om de schade gedetailleerd in kaart te brengen. Ook voor moeilijk toegankelijke plaatsen kon hierdoor een juiste beoordeling gemaakt worden. In 2010 startte de eerste fase van de eigenlijke restauratie, met het herstel van de rechterhelft van de Roziergevel, en de gevel in de Gustaaf Magnelstraat. De gepleisterde gevels waren erg verwaarloosd: de verf bladderde af en de pleisterlaag was op verschillende plaatsen losgekomen van het onderliggende metselwerk. De beschadigde delen van het oorspronkelijke gedeelte werden hersteld met kalkmortel en de gevels werden opnieuw geschilderd in de originele kleur. Het gecementeerde deel werd hersteld en uitgevlakt. De natuurstenen gevels waren zwaar vervuild waardoor de architecturale uitstraling van het gebouw deels verloren ging. Ze werden zacht gereinigd met stoom of met gebruikmaking van een hydropneumatische 3


techniek, zodat de bestaande profileringen niet werden beschadigd. De natuursteen werd plaatselijk hersteld met reparatiemortel. Bij grotere beschadigingen werden delen vervangen door identieke stukken. Het nog aanwezige originele buitenschrijnwerk werd vakkundig gerestaureerd. Het niet meer originele schrijnwerk werd vervangen door nieuw schrijnwerk naar model. Het smeedijzeren hekwerk aan de kelderramen is hersteld en geschilderd. In 2012 werd de tweede fase opgestart aan de zijde Rozier en de Gezusters Lovelingstraat, waarbij nagenoeg dezelfde restauratiewerken worden uitgevoerd. Ook het prachtige smeedijzeren hekwerk langs het open terrein van de Gezusters Lovelingstraat wordt zo goed mogelijk in zijn oorspronkelijke staat hersteld. Later volgen nog twee fases, waarbij vooral de restauratie van de indrukwekkende gevel aan de zijde Jozef Plateaustraat in het oog zal springen.

C    Feestlokaal van Vooruit Kunstencentrum Vooruit vzw Sint-Pietersnieuwstraat 23

De bloei van de socialistische beweging en haar culturele nevenverenigingen leidde vanaf 1910 tot de bouw van een groots feestlokaal. De samenwerkende Maatschappij Vooruit kocht huizen en terreinen aan tussen de SintPietersnieuwstraat en de Schelde. Architect Ferdinand Dierkens tekende de plannen voor het prestigieuze Feestlokaal van Vooruit. Het niveauverschil van 12 meter tussen de SintPietersnieuwstraat en de Schelde loste hij op door het gebouw te splitsen in twee delen die verbonden werden door een wintertuin. De voorbouw aan de straatzijde bevatte een café, een restaurant, een bibliotheek, vergaderlokalen en repetitieruimtes en was afgewerkt met een deels beglaasd koepeldak boven een sportzaal. In de grotere achterbouw bevonden zich een cinemazaal en een feestzaal, die beide meer dan duizend bezoekers konden ont4 vangen. Daarnaast bevonden zich bijge-

bouwen met loges, foyers, repetitielokalen en technische ruimtes. Dierkens werd aangespoord een paleis voor de werkman te bouwen waarin weelderige pronkzucht de verbeterende leefsituatie van de arbeiders zou etaleren. Aan de voorzijde is de architectuur gekenmerkt door een overwegend eclectische vormentaal met sporadische verwijzingen naar een afgezwakte art-nouveaustijl, onder meer in de raamtraceringen. Vooral de twee op verschillende wijze uitgewerkte torentjes op het dak en de sculpturale nissen voor beeldhouwwerk geven deze stijlvermenging aan. Deze gevel wil bewust concurreren met de plechtstatige bourgeoisarchitectuur uit die tijd. De smallere Scheldegevel echter heeft italianiserende palazzo-allures en de grote hoefijzerboog leunt duidelijk aan bij de art nouveau. Ondanks de vrij traditionele architectuur van het exterieur werden heel wat innoverende technieken en materialen gehanteerd. Naast het veelvuldig gebruik van ijzer en glas stond ook de toepassing van beton centraal. Dit beton, vooral gebruikt voor de kolommen in het interieur, werd meestal versluierd achter pleisterwerk en decoraties. De met Euvillesteen beklede voorgevel kreeg verschillende ornamenten. Vermoedelijk voor het eerst in Gent werd gebruikgemaakt van kunststeen: een mengeling van gemalen Euvillesteen, kalk en beton, en verstevigd met een ijzeren wapening. Bijzonder ingenieus was eveneens het belichtingssysteem voor het podium van de onderste zaal. Drie beglaasde zadeldaken zorgden voor de lichtinval doorheen een plafond vitré in de grote feestzaal. Dit glasplafond heeft een oppervlakte van 250 vierkante meter en is uitgevoerd in gekleurd glas-in-lood. De verwarming bestond uit een in Engeland ontwikkeld warmeluchtsysteem en was voor onze contreien vrij revolutionair. Gedurende de jaren 1920 kregen verschillende ruimten, onder meer de toegang tot de Brugzaal, art-decomotieven. In de jaren v950 en 1960 onderging het complex enkele storende ingrepen in de voorgevel en


het interieur. Het geheel werd beschermd als monument op 28 juli 1983. Sinds 1981 wordt dit kolossale gebouw beheerd door een vzw die het heeft uitgebouwd tot het grootste multifunctionele kunstencentrum van Vlaanderen. In eerste instantie werden dringende instandhoudingswerken uitgevoerd. In 1983 begon een kunsthistorisch verantwoorde en uitgebreide restauratie van het volledige complex, onder leiding van Romain Berteloot, in samenspraak met de toenmalige Dienst Monumentenzorg van de Stad Gent en het Bestuur voor Monumenten en Landschappen. De oude cinemazaal, theaterzaal, balzaal en sportzaal werden omgevormd tot theater- en concertzalen. Andere grotere ruimtes in de voor- en achterbouw kregen een functie als foyer, dansstudio, repetitielokalen, bureaus … Kleinere ruimtes werden ingericht als loges of technische ruimtes. Waar mogelijk bleef de originele ruimte-indeling behouden. Vroegere verbouwingen en indelingen door lichte scheidingswanden en voorzetwanden werden verwijderd en de originele indeling en afwerking is hersteld. Grote ingrepen die noodzakelijk waren voor de herbestemming als theaterhuis werden in de bijgebouwen of historisch minder waardevolle ruimtes uitgevoerd. De gevels en daken ondergingen geen ingrijpende wijzigingen behalve om akoestische redenen. Zo werden boven de Theaterzaal en de zogenaamde Domzaal glazen daklichten vervangen door zinken en loden dakbekledingen. De daklichten in de tussenruimtes bleven behouden. De restauratie van de buitenschil omvatte het vervangen, herstellen, reinigen en behandelen van diverse soorten natuursteen- en baksteenparement, het herstellen van sterk door betonrot aangetaste betonnen kolommen, de reconstructie naar bestaande modellen van stuc-ornamenten, het reinigen, ontroesten en behandelen met brandremmende verf van alle metaalconstructies … Ook werd aan de hoofdtoegang in de voorgevel een storende verbouwing uit de jaren 1960 verwijderd.

Bij de interieurrestauratie kwamen tijdens de diverse vooronderzoeken naar picturale lagen oude decoratietechnieken zoals marmerschilderingen en bladzilver- en bladgoudafwerkingen naar voren, vooral in de Theaterzaal en aanpalende gangen. Deze afwerkingen werden deels blootgelegd en gerestaureerd, deels gereconstrueerd. Verder werd in de diverse zalen sierpleisterwerk en schilderwerk op doek gerestaureerd en textielbehang vernieuwd. Alle ruimtes werden in hun oorspronkelijke kleurstelling teruggebracht. Alle glas-in-lood lanterneaus (soms verborgen achter verlaagde plafonds) werden hersteld. Bij de eerste restauratiewerken in 1984 werden de zwaar beschadigde glas-in-loodbladen van de lanterneau in de Theaterzaal her en der in het gebouw teruggevonden. Na de reconstructie van de volledige tekening werden de panelen gerestaureerd, gemonteerd in dubbel veiligheidsglas en teruggeplaatst als plafond van de Theaterzaal. Historische tegelvoeren, wandtegels en vloeren uit in situ uitgevoerde granito- en marmermozaïek werden hersteld, oude parketvloeren gerestaureerd of nieuwe parketvloeren geplaatst. In het café werd een recentere vloer vervangen door een nieuwe tegelvloer naar het model van originele vloeren in het gebouw, waarbij gerecupereerde tegeltjes met motief werden verwerkt in het vloerpatroon. Bij elke restauratiefase gebeurde het inwerken van de noodzakelijke hedendaagse technieken zoals ventilatie, branddetectie en elektrische uitrusting zo onzichtbaar mogelijk en met minimale overlast voor het monument. Zo werden in de Theaterzaal de gradins aangepast waarbij een nieuw ventilatiesysteem werd ingewerkt. In de Balzaal werd een bijkomende beglaasde akoestische wand achter de voorgevel geplaatst om geluidsoverlast voor de buurt te beperken.

5


D    Wolweverskapel Kortedagsteeg 10 - 12

De 14de-eeuwse Wolwevers- of Sint-Leonarduskapel is samen met de aanpalende 15deeeuwse keuken of het calefactorium aan de westzijde het enige overblijfsel van het wolweversgodshuis. In 1578 werd de eenbeukige kapel met vijfzijdig koor, met een dakruiter en met waardevolle muurschilderingen geheel leeggehaald. Vanaf die periode werd het interieur op diverse tijdstippen wit gekalkt. In 1796 werd het Wevershuis door het Franse bewind verbeurdverklaard en werden de goederen overgedragen aan de Commissie van Burgerlijke Godshuizen. In 1816 verhuurde deze commissie de kapel als verkoopzaal. Van 1821 tot 1871 werd de kapel gebruikt als vleeshuis. In 1829 werd ze verstopt achter een bepleisterde lijstgevel in empirestijl, in het koor werd een nieuwe toegangspoort gekapt en de 17deeeuwse vensteropeningen werden grotendeels dichtgemetseld. De klokkentoren werd gesloopt. Daarna werd de kapel een hal voor eetwaren die per opbod werden verkocht. In 1879 zijn bij aanpassingswerken in de hal onder verschillende kalklagen muurschilderingen ontdekt, die vermoedelijk dateren van circa 1400. Ze zijn in 1894 blootgelegd en geïnventariseerd. Rond 1910 werd de kapel een feestzaal, daarna een autogarage en vanaf 1934 een bioscoopzaal. Hiervoor werden valse wanden en plafonds aangebracht. Na jarenlange leegstand verkocht het ocmw de kapel eind jaren 1980. De restauratie van de Wolweverskapel kaderde in een groter project van ontwikkeling van aanpalende handelsruimten en woningen. Er werd onderzoek verricht naar de al ontdekte christelijke figuratieve muurschilderingen om ze te kunnen fixeren en beschermen vóór de verdere restauratie werd aangevat. De latere afwerkingslagen zijn eveneens onderzocht. Wegens hun slechte conserveringstoestand werden de neogotische sjabloonschilderingen 6 van 1910 verwijderd. De oorspronkelijke

muurschilderingen werden geconserveerd en beschermd achter een dunne pleisterlaag. Het dak is grondig gerestaureerd. Diverse niet originele muuropeningen werden dichtgemaakt en de originele werden weer opengemaakt. De restanten van vroegere verbouwingen werden verwijderd en de bundelpijlers hersteld. De kapel kreeg vanaf 2002 een omkeerbare inrichting als kledingzaak. De kapel is sinds 1943 beschermd als monument. E

Vlerick Management School, Voormalig Grootseminarie Reep 1, Seminariestraat

Het eerste Bisschoppelijk Seminarie werd opgericht in 1565, in de gebouwen van het Geeraard de Duivelsteen. In 1625 werd het nieuwe barokke seminarie in de Biezekapelstraat betrokken. Aan het einde van de 19de eeuw verkeerde dit complex, dat ondertussen veel uitbreidingen en verbouwingen had gekend, in slechte staat. Het grote aantal roepingen maakte een nieuwbouw noodzakelijk. Hiervoor werd in 1905 een beroep gedaan op diverse ontwerpers: provinciaal architect Etienne Mortier, Amand Janssens, Oscar Bernaert en A. Lemaire. Het uitgestrekte complex groepeert verschillende vleugels rond twee binnenkoeren. Enkel de voorgevel is in Balegemse kalkzandsteen, de overige vleugels zijn in baksteen met arduinen accenten. De stijl is neotraditioneel met vooral nadruk op neogotiek, onder meer in het gebruik van accoladebogen, hogels, kruisbloemen en spitsboogramen in de kapel. De werken, aangevat in 1911, sleepten aan tot 1926 voor de volledige decoratie van het interieur. De reden was de bezetting van het gebouw door het Duitse leger (1914 - 1918) en nadien (tot 1925) door het Belgische leger. In 2003 beëindigde Architectenburo Ro Berteloot de restauratie. De aanpassingswerken aan de middenvleugel voor de inrichting van de Vlerick Management School gebeurden in samenwerking met Buro II uit Roeselare. Het Grootseminarie is een gebouw met


een gesloten karakter, zonder grote open ruimtes. Het straalde een kloosterlijke ontoegankelijkheid uit. Dit was in tegenstrijd met het voorziene programma; auditoria en ontmoetingsruimtes moeten een grote transparantie uitstralen. De gemeenschappelijke functies vroegen kolomvrije ruimtes. De toegang tot de eerste binnentuin gebeurt via het poortgebouw aan de Reep. Via het licht hellende campusplein kan de middenvleugel op kelderniveau bereikt worden. Daar bevinden zich het onthaal, de foyer, het business centre en een pauzelokaal in hedendaagse vormgeving. Van de middenvleugel bleven enkel de buitenmuren bewaard om zo binnenin ruime auditoria te kunnen realiseren. Een nieuw betonskelet werd als draagstructuur tussen de bestaande gevels van het middenblok ingebracht. Zo ontstond een kolomvrije ruimte van 12 meter. De betonconstructie ondersteunt de bestaande wand en een glazen gevel opent het gebouw naar het campusplein dat als een stedelijk plein is opgevat. Op die manier is een boeiende interactie tussen oud en nieuw ontstaan. De achterliggende tweede binnentuin straalt veeleer een sfeer van rust uit, het is een groene oase ín het complex. Het ondergronds plaatsen van de foyer maakt de impact op de tweede binnentuin minimaal, waardoor de schaal van de achterliggende tuin en de kapel maximaal wordt ervaren. Onder de kapel werd een restaurant ondergebracht. In de vleugels aan de achterzijde hebben de economische diensten van de Provincie Oost-Vlaanderen een onderkomen gevonden. De ingrepen werden beperkt en uitgevoerd met respect voor de bestaande architecturale waarde. F

Zwembad Van Eyck Julius De Vigneplein 5

In 1886 ontwierp Edmond De Vigne het eerste overdekte zwembassin met badhuis in Vlaanderen. Het rechthoekige toegangsgebouw is opgetrokken in baksteen en blauwe hardsteen

onder een zinken mansardedak. Het pand wordt gekenmerkt door neorenaissancistische en neoclassicistische decoratieve elementen die oorspronkelijk ook in het interieur aanwezig waren. In 1932 wijzigden Gilbert Andoor en Fritz De Boever het interieur grotendeels in art-decostijl. Het gebouw werd beschermd als monument op 5 april 1995. Het uitgangspunt bij de restauratie in 2001 - 2003 naar een ontwerp van het architectenbureau Ro Berteloot in samenspraak met de toenmalige Dienst Monumentenzorg en het Bestuur voor Monumenten en Landschappen was enerzijds het bewaren van de kenmerkende verschijningsvorm van het zwembad met zenitaal verlichte kuip en de kleedhokjes rondom en anderzijds ervoor te zorgen dat het zwembad beantwoordde aan de Vlarem II wetgeving. De confrontatie van deze twee gegevens gecombineerd met de vraag naar een ruimere hal, een cafetaria, bureaus en accommodatie voor de jachthaven maakten een uitbreiding noodzakelijk. De stookruimte achteraan het zwembad en de achterliggende loods werden afgebroken en op de vrijgekomen ruimte werd een nieuwbouw gerealiseerd. Deze nieuwbouw is geconcipieerd als een grote poort die, gezien vanaf het Veermanplein, een begrenzing vormt van het park. De oorspronkelijke toegang werd de toegang voor het personeel. De baden in de kelder konden niet worden gerenoveerd, maar werden in de nieuwbouw geïntegreerd. De aanpassingen in het zwembad zelf zijn ingrijpend maar onopvallend. Het karakter van het gebouw bleef behouden: de afgeronde kuip van het zwembad, de kleedhokjes rondom het bad, de lichtstraat, de kleuren van muren, vloeren en tegels en de metalen balustrade. De cabines werden afgekort waardoor een gang tegen de buitengevel kon worden gerealiseerd waarlangs de ‘geschoeide’ bezoeker binnenkomt. Om in de zwembadruimte de akoestiek te verbeteren, werden minuscule perforaties in de lichtstraat en een 7


akoestische plafondpleister aangebracht. In 2003 werd de restauratie voltooid.

G    De Centrale, Intercultureel Centrum Kraankindersstraat 2

De elektrische lagedrukcentrale en het kantoorgebouw van twee bouwlagen aan de Kraankindersstraat werden gebouwd in 1924, in opdracht van het Gentse Stadsbestuur en naar ontwerp van ingenieur Laurent Coune. In 1926 waren reeds twee turbo-alternatoren in gebruik, in 1930 werden twee turbines bijgebouwd. In 1936 werd het kantoorgebouw uitgebreid met een tweede verdieping. Vanaf 1952 werd het nieuw administratief gebouw in gebruik genomen en het oude kantoorgebouw werd stapelruimte, werkplaats en archief. De oude bureaus in de Kraankindersstraat werden in 1993 gerenoveerd in opdracht van spe (Samenwerkende Vereniging voor Productie van Elektriciteit) en ter beschikking gesteld aan de Stad Gent. De Stad richtte er het Intercultureel Centrum De Centrale in op. Dit centrum barstte al snel uit zijn voegen en vroeg meer ruimte. spe gaf daarom ook de lagedrukturbinezaal in erfpacht aan de Stad Gent. De turbinezaal is een gebouw in baksteen en gewapend beton, afgedekt met een metalen dakconstructie en een dakbedekking van pannen in gebakken aarde. Het complex is een vroege toepassing van Franki-funderingspalen onder een rasterwerk van gewapend beton. Het Luikse studiebureau Nikolaï stond in voor de metalen spanten. De zaal, 22 meter breed, 21 meter hoog en circa 200 meter lang, wordt overspannen door gebogen geklinknagelde metalen spanten. Op halve hoogte van de zaal is aan beide zijden een rail voor een loopbrug gemonteerd tegen de metalen spanten. In deze zaal wisselt het felle groen van de betegeling af met het rood en het geel van de bakstenen tussen de metalen vakwerkconstructie. Alle ruimtes op de verdiepingen van het 8 oude kantoorgebouw werden maximaal

behouden en gerenoveerd. Voorts werd het sanitair vernieuwd en de ramen werden vervangen. De mooie trapzaal vertoont nog stijlelementen uit het eclecticisme en de art deco. Enkel de benedenverdieping is grondig verbouwd omdat hier een hoogspanningscabine en een technische ruimte waren ondergebracht. Hierin werd het intercultureel ontmoetingscentrum gehuisvest met kantoren, vergaderruimtes, leslokalen en een cafetaria. In een tweede fase is de turbinezaal gesaneerd. Asbest werd verwijderd en de daken werden hersteld. In de tweede fase werden de drie traveeën aansluitend bij het buurthuis uitgerust als een volwaardige polyvalente zaal voor theater, dans en concerten. De rest van de zaal is behouden (inclusief de stoomturbines uitgevoerd door de Gentse constructiewerkplaats Van den Kerckhove) in haar oorspronkelijke staat als ‘museum’. De polyvalente zaal is afgesloten van het museum door een beglaasde wand van 22 meter breed en 21 meter hoog. De ruimtelijkheid van de turbinezaal werd behouden, ondanks de opsplitsing. De zaal kreeg een nieuwe toegang via de Ham. Achter de bestaande straatwand werd een nieuw volume opgetrokken. De straatwand bleef visueel behouden. Aansluitend op deze inkompartij bevinden zich een nieuwe traphal, lift en sanitair. De inkompartij geeft ook toegang tot de turbinezaal en de kelderzaal.

H    Nieuwpoorttheater Nieuwpoort 31 - 35

Het Nieuwpoorttheater is een goed bewaard voorbeeld van een klein pakhuis met een vrij imposante voorgevel, dat circa 1895 in de Gentse binnenstad werd opgetrokken voor de textielspinnerij Feyerick. De bakstenen voorgevel wordt geritmeerd door pilasters, hardstenen lijsten en een beklemtoonde middenpartij. Het gebouw werd beschermd op 21 december 1998 omwille van zijn industrieelarcheologische waarde.


Het voormalige pakhuis is een rechthoekig, in baksteen opgetrokken gebouw met een zadeldak en een open dakstoel. Het is sinds het begin van de jaren 1980 in gebruik als theaterzaal. Het theater heeft een bezetting van circa 160 personen, met bijhorende voorzieningen (ticketverkoop, sanitair, technische ruimtes, cafetaria ... ) en kantoren. Na 25 jaar was er onder andere op theatertechnisch vlak nood aan een verbetering van de infrastructuur en de zaal moest worden aangepast aan de reglementering voor publiek toegankelijke gebouwen. Anderzijds waren er al enkele jaren problemen met geluidsoverlast. De loopbruggen in het dak werden verwijderd en vervangen door een nieuw grid en een lichtbrug tussen de bestaande spanten. De nieuwe constructie werd zwart geschilderd zodat ze maar beperkt zichtbaar is. In functie van evacuatie en compartimentering werden in de zaal nog kleinere ingrepen uitgevoerd en het comfort en de brandveiligheid van de huidige tribune werden verbeterd. De verdere restauratie werd pas uitgevoerd in 2011 - 2012. Het inperken van de geluidsoverlast kon enkel gebeuren door het dak zeer goed te isoleren. De bestaande niet originele dakbedekking werd verwijderd. Vanuit historisch oogpunt was het behoud van de zichtbare houten bebording vanuit de zaal zeer belangrijk. Daarom werd er bovenop de bebording een volledig nieuw akoestisch dakpakket aangebracht. Om aan de gevraagde brandweerstand te voldoen, werd een sprinklerinstallatie geplaatst in het dak. De voorgevel werd ‘zacht’ gerestaureerd. Na een zeer voorzichtige reiniging met stoom werd het metsel- en voegwerk plaatselijk bijgewerkt. Origineel waren de bakstenen rood geschilderd tussen de witte knipvoegen om het geheel een strakker uitzicht te geven. Na herstel van het parement werden alle bakstenen dan ook manueel bijgeschilderd. Op de begane grond werden de ramen en de poort gerestaureerd, op de verdieping werden ze gereconstrueerd. Om de akoestiek te verbeteren werden achter

alle ramen voorzetramen of luiken en een sas achter de poort aangebracht. I

Trefpunt Bij Sint Jacobs 18

Deze woning dateert van 1730. De gevel is bovenaan afgewerkt met een driehoekig fronton. De vensters op de eerste verdieping zijn paarsgewijs gekoppeld en afgewerkt met een waterlijst. De winkelpui dateert uit de 19de eeuw. De voorgevel en het schrijnwerk werden gerestaureerd en geschilderd naar de originele toestand in de typische oxideroodschildering, met natuursteenkleurige omlijstingen. J

Toreken, Gildehuis van de Huidenvetters, Vrijdagmarkt 36

In 1422 kocht het ambacht van de leerlooiers een houten verkoophal op de hoek van de Vrijdagmarkt met de Kammerstraat. Op die plaats werd in 1451 - 1458 een nieuw prestigieus gildehuis opgetrokken, dat door zijn omvang en het gebruik van Gobertangesteen een monumentale indruk maakt. De hoge, ronde uitkijktoren op de hoek, waardoor het pand soms het Toreken wordt genoemd, draagt ook bij tot dat effect. De toren is nauw verbonden met de geschiedenis van de Vrijdagmarkt. In de octogonale houten bekroning uit 1483 werden klokken opgehangen die het aanvangs- en sluitingsuur van de markt aangaven. Lijnwaad dat op de Vrijdagmarkt werd verhandeld en dat niet aan de kwaliteitsnormen voldeed, werd als vermaning aan de borstwering van het Toreken opgehangen. Het gebouw was oorspronkelijk toegankelijk via een buitentrap met loopgang, voorzien van een opengewerkte borstwering met waterspuwers. Op de eerste verdieping bevindt zich de rijk versierde gildezaal met een prachtig plafond met eiken balkenroostering met gebeeldhouwde stenen consoles. In 1540 werd het huidenvettershuis verkocht en 9


verdeeld in verschillende eigendommen, met een stelselmatige aftakeling en met stabiliteitsproblemen tot gevolg. De buitentrap was ondertussen afgebroken en vervangen door een klein, pittoresk winkeltje. In 1883 besliste het stadsbestuur om het gildehuis dat zich reeds in een verregaand staat van verval bevond aan te kopen om er de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde in onder te brengen. Dat plan ging echter niet door en het Toreken werd verhuurd. Vanaf wo ii stond het leeg. Wel is het pand reeds beschermd als monument sinds 13 oktober 1943. Al begin jaren 1970 kreeg architect Jean Van den Bogaerde de opdracht om het pand te restaureren. Vanaf 1980 startten de werken onder de leiding van Romain Berteloot, die ondertussen het bureau had vervoegd. Het team werd hierbij wetenschappelijk ondersteund door de toenmalige stedelijke Dienst voor Monumentenzorg en Stadsarcheologie. Voor de aanvang van de werken werd een grondig archeologisch en bouwhistorisch vooronderzoek verricht. Waar mogelijk werden de blootgelegde sporen ongemoeid gelaten, of ze vormden het uitgangspunt van een verantwoorde restauratie. Deze interdisciplinaire samenwerking leidde tot een ‘consoliderende’ restauratie die tot op heden door velen als een voorbeeld wordt beschouwd. Er werd een beroep gedaan op de nieuwste technieken, zoals het boren van micropalen, het polymeerchemisch restaureren van balkkoppen, het verharden en vernaaien van natuursteen, enzovoort. Spectaculair was de ontdekking van het nog vrij gaaf gebleven houten plafond van de gildezaal, waar de gesculpteerde figuren op de eikenhouten balksleutels en op de stenen consoles onder de moerbalken ten dele bewaard waren. Waar niet voldoende gegevens beschikbaar waren, geschiedde de invulling met hedendaagse elementen. Veel studiewerk en zorg waren nodig om zonder visuele hinder en 10 met behoud van de authentieke structuur

tegemoet te komen aan de actuele eisen van het gebouw met een openbare functie. Alle nieuwe elementen (trappenhuis, keuken, verwarming, sanitair ...) die de waardevolle structuur van het pand zouden kunnen verstoren, werden ondergebracht in een aanpalende nieuwbouw. De hedendaagse vormgeving van het dienstgebouw integreert zich, mede door het materiaalgebruik, in het historische geheel. K

Bond Moyson Vrijdagmarkt 9 - 10

Nadat het warenhuis van de Vooruit in 1897 door een brand was verwoest, werd de architect van dat gebouw, Ferdinand Dierkens, belast met het ontwerp van een socialistisch partijcentrum (Ons Huis) links en een kledingzaak (nu Bond Moyson), rechts. Het tweedelige gebouw werd tussen 1897 en 1902 grotendeels opgetrokken door de Samenwerkende Maatschappij der Vereenigde Bouwwerklieden en had als bedoeling de macht en het aanzien van de socialistische beweging te onderstrepen. Het monumentale complex domineert de eerder kleinschalige architectuur van de Vrijdagmarkt. Opvallend is de combinatie van eigentijdse materialen (ijzer en glas) met traditionele materialen (natuursteen) in een eclectische, historiserende vormentaal. Neorenaissance, neo-empire en art-nouveauelementen komen voor, naast indrukwekkende glaspartijen en ijzerconstructies. Samen met het uurwerk in de reusachtige ijzeren boog van Ons Huis doet deze architectuur denken aan de toenmalige monumentale stationsarchitectuur. De inwendige open infrastructuur van de kledingswinkel van de coöperatieve was geïnspireerd op het model van de Parijse Grands Magasins. Het interieur werd helaas grotendeels verminkt door het inbrengen van bureaus in de jaren 1950. De hal kreeg een betonnen luifel. Het complex werd in 1991 gerestaureerd door het architectenbureau Ro Berteloot, dat


ook het aanpalende hedendaagse kantoorgebouw aan de Waaistraat op zijn naam mag schrijven. Qua vormgeving en materialen sluit deze nieuwbouw, gebouwd op de plaats waar zich eertijds het geboortehuis van Lieven Bauwens bevond, aan bij Bond Moyson. Samen met de trapsgewijze overgang naar de kleinschalige architectuur van de Waaistraat getuigt de constructie van een streven naar integratie in het stadsbeeld. Bovendien werden de kelders van een in 1839 gesloopt 13de-eeuws Steen (Utenhove) op harmonieuze en tegelijk creatieve wijze in het geheel opgenomen. Het bouwprogramma van het nieuwe kantoorcomplex werd geconcipieerd rond het behoud van het keldergewelf, dat na instorting vormelijk werd gesuggereerd met de middeleeuwse muurresten in Doornikse kalksteen. Het industriële gebouw aan de Leie dateert van 1868 en was een onderdeel van een pottenbakkerij. Het kreeg een nieuwe binnenstructuur in beton om er het archief te huisvesten. De bakstenen gevels werden gerestaureerd. Tussen de bestaande constructies werd een ondergrondse parkeergarage gebouwd. Bij de renovatie van het hoofdgebouw werd de ‘reconstructie’ van het schrijnwerk zo veel mogelijk geïnspireerd op de oorspronkelijke raamindeling, op basis van oude foto’s. In de lokettenzaal en op de verdiepingen werd getracht de ingrepen van de jaren 1950 waaronder de betonnen luifel zo veel mogelijk te verwijderen. Om het grote raam in de gevel te kunnen realiseren, werden de verdiepingsvloeren circa 60 centimeter ingekort en werd een dubbele raamconstructie gecreëerd. Deze gevelconstructie biedt een oplossing voor het opwarmingsprobleem binnen de bureaus: tussen het buitenraam en de tweede gevel wordt de opgewarmde lucht afgevoerd en frissere lucht ingeblazen, waardoor de temperatuur beter kan worden gecontroleerd.

L

Plotersgracht 12

Woning

Dit diephuis met trapgevel in traditionele bak- en zandsteenstijl dateert uit 1706, zoals de cartouche in de geveltop aangeeft. De voorgevel en het dak werden gerestaureerd in 1998. Enkel de natuurstenen onderdelen die te erg verweerd waren, werden vervangen. De andere zijn hersteld met restauratiemortel. De gevel werd geschilderd in de typische oxiderode kleur, met witsteenkleurige omlijstingen en banden. Het schrijnwerk verkeerde in erbarmelijke staat en werd volledig vernieuwd, met verdunde dubbele beglazing naar bestaand model. De originele raamopeningen op de begane grond zijn hersteld met glas-in-lood in de bovenramen. Voor het comfort binnen werden achter het glas-in-lood voorzetramen geplaatst. In het interieur werd een plafond in late barokstijl hersteld. M

Woning Rodekoningstraat 12

Na jarenlange verwaarlozing werd deze indrukwekkende 17de-eeuwse trapgevelconstructie in traditionele bak- en zandsteen gerestaureerd naar zijn originele toestand. Eind jaren 1980 werd de opdracht aan het architectenbureau Ro Berteloot toevertrouwd. De gevel wordt gekenmerkt door kalkzandstenen kruisvensters en onder- en bovendorpellijsten in hetzelfde materiaal. In de geveltop zitten twee zoldervensters en een blinde oculus met geprofileerde waterlijst. Op de borstweringen bevinden zich uitspringende rechthoekige panelen of spiegels. De restauratie was vrij grondig. Omdat de voorgevel in zeer slechte staat verkeerde, werd die uiteindelijk gereconstrueerd met recuperatiemateriaal. Waar nodig is de witte natuursteen vervangen. Het schrijnwerk werd vernieuwd, de bovenlichten werden met glas-in-loodpanelen ingevuld. Het dak werd vakkundig hersteld, 11


alsook de eikenhouten binnenstructuur die maximaal werd behouden. De voorgevel is helaas niet afgewerkt met een rode verflaag met witte banden, een afwerking die meestal werd toegepast in de 17de eeuw. Op de benedenverdieping kwam een horecafunctie en op de eerste verdieping werd het pand ingericht als appartement. Zoals heel wat woningen in het Patershol werd deze woning als monument beschermd in 1981.

N    Woning Sint-Margrietstraat 12 - 14

David ’t Kindt, een van de belangrijkste bouwmeesters uit de 18de eeuw in Gent, was de indiener van de bouwaanvraag voor deze woning. Het was gebruikelijk dat bouwmeesters investeerden in vastgoed en huurwoningen bouwden. Dit is een van de betere woonsten, bedoeld voor de middenklasse. Het concept is eenvoudig en de rococo sierelementen zijn beheerst aangebracht. Het bouwvallige huis dat werd afgebroken om deze woning op te trekken leek vermoedelijk op de nog bestaande woning links met getrapte dakkapel, die nu tot dezelfde eigendom behoort. In 1995 werd het herenhuis gerestaureerd, met maximaal behoud van de authentieke afwerking. De in de 19de eeuw aangebrachte winkelpuien werden verwijderd en de originele 18de-eeuwse vensterindeling is in ere hersteld. In het interieur werd de originele kamerindeling zo veel mogelijk gereconstrueerd. Een aantal functies zoals keuken, berging en garage werden ondergebracht in de naastgelegen woning, die grondig werd gerenoveerd en uitgebreid. Hier werden het schrijnwerk en het gevelparement hersteld.

O    Sastehuis en Donkere Poort Prinsenhof 141

Van het grootse omwalde kasteel Hof ten Walle, het latere zogenaamde Prinsenhof, 12 eerst residentie van de graven van Vlaan-

deren en van de 15de tot de 17de eeuw van de Bourgondische hertogen en de Habsburgse vorsten, rest nog maar een van de zes poorten die toegang verleenden tot het voorhof van het kasteel, namelijk de Donkere Poort. Afgezien van de architecturale en historische waarde is ze met de aangrenzende 18de-eeuwse constructies van ruimtelijk en visueel belang: de constructies begrenzen een plein waarvan de omvang gedeeltelijk met die van het voorhof van het oude Prinsenhof overeenstemt. Haaks op de gevel van de Donkere Poort, werd circa 1750 een herenhuis in rococostijl met wit bepleisterde voorgevel opgetrokken op oudere overwelfde kelders. De Donkere Poort werd aan de stadzijde geïntegreerd in een herenhuis en eveneens bepleisterd. Het laatgotische poortgebouw gaat in kern terug tot de 15de eeuw en is aan de zijde van de Lieve grotendeels opgetrokken in Balegemse kalkzandsteen. De bakstenen gekanteelde borstwering en de uitkragende octogonale hoektorentjes met schietgaten zijn tijdens een ‘restauratie’ in 1899 door architect Auguste Van Assche gereconstrueerd. Het geheel werd beschermd als monument op 2 februari 1981. In het begin van de jaren 1950 kocht pater Frans Zoldermans de Donkere Poort en aanpalende gebouwen om er een onthaalcentrum in onder te brengen. Het Klemenswerk heeft deze gebouwen nu in erfpacht. In de jaren 1990 werd vastgesteld dat de verdiepingen en de dakconstructie van het herenhuis door jarenlange waterinfiltratie en door diverse verbouwingen in zeer slechte staat verkeerden. Bij de restauratie zijn de gevels en de waardevolle interieurs op de benedenverdieping en boven de Donkere Poort maximaal geconserveerd. Die laatste doen nu dienst als gemeenschappelijke ruimtes en als bureaus. Op de verdiepingen waren geen waardevolle elementen meer aanwezig. De dakconstructie is gerestaureerd en de monumentale trap is op zijn oorspronkelijke plaats teruggebracht. In 2000 werd de restauratie beëindigd. De bestemming als opvangtehuis voor dakloze vrouwen met kinderen bleef behouden.


P

Hotel Erasmus, Poel 25

Dit breedhuis in renaissancestijl dateert van 1593, kende vermoedelijk verbouwingen in 1693 in classicerende barok en werd in 1990 - 1991 omgevormd tot een hotel met 12 kamers. De gevels in traditionele bak- en zandsteenstijl en met een fraaie in- en uitzwenkende top werden gerestaureerd naar de originele toestand. De kruiskozijnen in kalkzandsteen werden teruggeplaatst en de frontons boven de vensters hersteld. De bakstenen trapgevel die uitgeeft op een prachtige tuin is eveneens gerestaureerd. De originele kamerindeling, de haarden en balkzolderingen bleven bewaard. Badkamers werden geïntegreerd in minder belangrijke nevenruimtes. De ruime hotelkamers zijn ingericht met waardevol antiek meubilair.

Q    Hotel Monasterium PoortAckere, Oude Houtlei 56

Kort voor 1278 werd het Sint-Aubertusbegijnhof, ook Poortakker genoemd (akker buiten de stadspoort) gesticht om een klein aantal zieke en behoeftige begijnen in een gesloten hof samen te brengen. In 1861 werd het begijnhof opgeheven en de toenmalige eigenaar, de Commissie der Burgerlijke Godshuizen, verkocht het gebouwencomplex aan graaf Joseph de Hemptinne. Die stelde het begijnhof ter beschikking aan religieuzen en alleenstaande vrouwen die zich wijdden aan de gedurige aanbidding van de heilige eucharistie. De oude gebouwen werden in 1873 gesloopt en onmiddellijk vervangen door een in 1874 ingehuldigde, neogotische kapel en een convent, naar een ontwerp van Florimond Van De Poele. Het klooster bestaat uit verschillende vleugels die twee rechthoekige tuinen aflijnen. De grote dwarsvleugel werd een weeshuis en ernaast kwam een retraitehuis. Aan de Houtlei (Oude Houtlei) verrees ook nog de woning van de aalmoezenier. De tweebeukige kapel is een mooi voorbeeld van neogotische asymmetrie in een pittoreske compositie, ver-

moedelijk geïnspireerd op de vormgeving van de gesloopte begijnhofkapel. Het zadeldak is voorzien van dakkapellen en bevat een slanke achthoekige dakruiter. Het aanvankelijk volledig gepolychromeerde neogotische kerkinterieur bevat nog een neogotisch Schnittaltar, een preekstoel, een kruisweg en een biechtstoel, alle uitgevoerd in het atelier van Jean-Baptiste Bethune. De glasramen werden gecreëerd door ingenieur Arthur Verhaegen naar kartons van Bethune. In de 20ste eeuw werd een deel van de gebouwen gebruikt als weeshuis en studentenhome voor meisjes. Op 26 maart 1998 werd het geheel beschermd als monument. Het gehele complex werd in 1999 gerestaureerd en omgevormd tot hotel met seminarie-infrastructuur, gastenverblijf, restaurant en bar. Het bestaat uit het klooster met twee grote vleugels. In de dwarsvleugel met op de benedenverdieping vergader- en feestzalen bevonden zich vroeger de strijkkamers van de zusters. In de andere vleugel zijn het restaurant (in de vroegere kapittelzaal), de bar/ tearoom (in de vroegere refter) en ontbijtzaal ondergebracht. In het 19de-eeuwse neoclassicistische herenhuis aan de straatkant – de aalmoezenierswoning – en op de verdiepingen van de dwarsvleugel werden 40 hotelkamers gerealiseerd. In de andere vleugel zijn er gastenverblijven (eenvoudige kamers met gemeenschappelijk sanitair). De neogotische kapel doet dienst als seminarieruimte of concertruimte. Bij de verbouwing werden de ingrepen zo minimaal mogelijk gehouden om de ruimtes zo veel mogelijk in hun originele toestand te bewaren. R

Voormalig Hof van Ravenstein Onderbergen 2

In 1726 liet graaf Emmanuel Jean Joseph della Faille d’Assenede, heer van Afsnee en Eeklo, dit ruime herenhuis in classicistische stijl bouwen bovenop het voormalige Hof van Ravenstein, waarvan nu enkel nog de 13de-eeuwse kelder met bakstenen kruisgewelven op zui- 13


len in Doornikse kalksteen overblijft. Aan het middenrisaliet van de bepleisterde voorgevel, bekroond door een driehoekig fronton op consoles, werd in 1772 een driezijdige arduinen erker toegevoegd. De siermotieven daarop zoals de festoenen en rozetten zijn typisch voor het classicisme. Aan de zuidzijde bevindt zich een muur met sporen van een vermoedelijk 16deeeuwse korfboogarcade op halfzuilen, met daarboven een spitsboogfries met ingeschreven maaswerk. Daarnaast liggen de stallingen. Ook hier is de middenpartij voorzien van een frontonbekroning. De lage brede bepleisterde gevel wordt geritmeerd door pilasters met daartussen een rondboogarcade en door geblokte hoekbanden die de gevel en de centrale partij aflijnen. Het complex werd beschermd als monument op 26 maart 1990. Het gebouw werd in 1999 - 2001 in karkas gerestaureerd onder leiding van architectenbureau Ro Berteloot. De gevels en de daken zijn grondig aangepakt. Alles werd hersteld en/of vernieuwd naar model en in de oorspronkelijke kleur teruggebracht. Ondertussen heeft het pand een nieuwe eigenaar. Het interieur wordt in fasen gerestaureerd door een ander architectenbureau. S

Predikherenlei 7

Woning

Deze woning dateert uit de eerste helft van de 18de eeuw (bouwaanvraag 1716). In het begin van de 20ste eeuw werd de voorgevel bepleisterd. In 1954 werd het pand ingrijpend verbouwd waarbij de achtergevel een halve meter werd verplaatst. Toch werd het pand al beschermd als monument op 29 mei 1964. Bij de restauratie werd het oorspronkelijke volume van het gebouw hersteld door de achtergevel op zijn oorspronkelijke plaats te herbouwen. Die plaats kon worden afgeleid uit elementen in situ en uit de bewaarde verbouwingsplannen van 1954. De voor- en zijgevel werden gekaleid en geschilderd 14 in de originele kleurstelling. Het schrijn-

werk van de voorgevel werd vernieuwd naar 18de-eeuws model omdat geen enkel origineel raam nog aanwezig was. Binnen werd de originele indeling van de woning maximaal gereconstrueerd. De authentieke, verborgen balkenlagen werden blootgelegd en waar nodig hersteld. De benedenverdieping kreeg een vloer van tegels in gebakken aarde, zoals toen gebruikelijk was.

T  Veldstraat 66

Apotheek

Deze apotheek met erboven de woning van het apothekersgezin kwam tot stand nadat het originele wit bepleisterde gebouw door een gasontploffing in 1986 werd verwoest. Het gebouw werd gesloopt en vervangen door een nieuwbouw in postmoderne stijl. In die periode was de Luikse architect Charles Vandenhove zowel in Wallonië als in Vlaanderen vrij populair wegens zijn verfijnde postmoderne architectuur. Romain was in de jaren 1980 een bewonderaar van Vandenhoves architectuur. In Luik bezocht hij meermaals diens bureau en woning, het 16de-eeuwse prestigieuze Hôtel Torrentius. Voor de gevel van de apotheek haalde Romain zijn inspiratie uit het oeuvre van Vandenhove. Het was Romain Berteloots overtuiging dat een gebouw niet moest worden gereconstrueerd nadat het was verdwenen. Hij was een voorstander van eigentijdse architectuur, geïntegreerd in de omliggende architectuur. De bepleisterde voorgevel wordt gekenmerkt door een opeenvolging per verdieping van serliana’s. De zuilen vertonen gestileerde kapitelen en de metalen borstweringen worden gekenmerkt door een raster van vierkanten.

U    De Lijnwinkel Cataloniëstraat 4

Dit neogotische breedhuis is op een gevelsteen gedateerd anno 1900. Het werd gebouwd op de plaats waar tot het einde van de 19de eeuw


het zogenaamde Timmerliedenhuis stond. De woning heeft voor de verbouwing diverse functies gehad, onder meer restaurant op de benedenverdieping met studentenkamers op de verdiepingen. Nadat het pand enkele jaren leeg had gestaan, werd de nieuwe Lijnwinkel erin ondergebracht. In het gebouw bevinden zich ook een opleidingscentrum, personeelslokalen en bureaus. De voorgevel van het pand werd in 1947 storend verbouwd. De originele ramen en de voordeur werden toen vervangen door één groot beglaasd raam- en deurgeheel. Bij de renovatie in 2009-2010 werd de gevel naar de originele toestand teruggebracht, met gebogen ramen en een deur met bovenlicht. Om de toegankelijkheid te vergroten zijn de ramen doorgetrokken tot op het niveau van het voetpad. Achter de ramen geeft een glazen schuifdeur toegang tot de balies. In de deuropening werd een ticketautomaat geïntegreerd. Het buitenschrijnwerk in de voorgevel is overal vernieuwd naar origineel model om de historische waarde van de voorgevel te respecteren. Het gebouwvolume werd integraal behouden en de ruimte-indeling van de voorbouw werd bewaard. De achterbouw werd ingrijpender gerenoveerd. V

Grote Sikkel en Achtersikkel Hoogpoort 64, Biezekapelstraat

De Sikkel is een van de belangrijkste middeleeuwse patriciërshuizen van de stad, genoemd naar de familie van der Sickelen, die hier tijdens de 14de eeuw gehuisvest was. De bronnen gaan echter terug tot in 1290. Door een erfeniskwestie werd het Steen in 1531 verdeeld in de Grote Sikkel en de Achtersikkel. Die laatste werd in 1573 door de abdij van Ename als refuge gebruikt. De twee trapgevels in Doornikse kalksteen aan de Hoogpoort dateren uit 1481. Kenmerkend zijn de gekoppelde kruiskozijnen, bifora of tweelichten en waterlijsten. De ‘Zael’, de langsgevel rechts daarvan, bekroond door twee getrapte dakkapellen met spitsboogvensters en voorzien

van een grote rondboogpoort, behoorde ook tot het pand. De Achtersikkel, gelegen aan de Biezekapelstraat, werd verscheidene malen uitgebreid. Het oudste gedeelte uit begin 14de eeuw bestaat uit een gekanteeld volume met ronde traptoren op de hoek. In de 15de eeuw werden de indrukwekkende ronde traptoren in kalkzandsteen en de aanpalende kapel, steunend op een spitsbooggalerij, aan het complex toegevoegd. De fraaie achtzijdige belvedère in renaissancestijl, afwisselend opengebroken door kruisvensters en rondboognissen met gebogen frontonbekroning, dateert van 1566. De vleugel in bak- en zandsteenstijl met natuurstenen arcade is 16deeeuws. Het gebouwencomplex is beschermd als monument sinds 2 september 1943. In de periode 1897 - 1899 verwierf het stadsbestuur het volledige complex met als doel er het conservatorium in onder te brengen. Van 1900 tot 1908 waren Charles Van Rysselberghe en Ernest Van Hamme bevoegd voor de reconversie tot conservatorium, evenals voor de restauratie van de gevels. Die laatste was zo ingrijpend dat we beter spreken van een gevelreconstructie. Op de binnenkoer werd een nieuwe vleugel toegevoegd waarin zich onder meer de nieuwe concertzaal bevindt. De restauratie van de gevels gebeurde door een zachte reiniging waarbij zo veel mogelijk oorspronkelijk materiaal behouden bleef. Gezien de gevels uit verschillende bouwperiodes dateren en elke gevel specifiek is qua architectuur en materiaalgebruik werden ze elk op een andere wijze behandeld. De gevels in Gobertangesteen met randafwerking in Balegemse steen of Euvillesteen, daterend uit de restauratiefase van begin 20ste eeuw, werden zo veel mogelijk hersteld met restauratiemortels en behandeld met steenverharder. De gevels in Doornikse steen op de hoek van de Hoogpoort en de Biezekapelstraat waren destijds grondig ‘gerestaureerd’. Daarbij zijn toen heel wat stenen vervangen en werd ook nogal vrij omgesprongen met de gevelindeling. De oudere originele delen vertoonden zeer veel onregelmatighe- 15


den en dieptes. Die waren destijds bijgewerkt met cementmortel. Het verwijderen van deze mortel veroorzaakte echter te veel schade aan de stenen. Daarom werd beslist om enkel de loszittende delen te verwijderen en aan te vullen met restauratiemortel. De nieuwere delen van een eeuw geleden, duidelijk te onderscheiden door de verschillende bekapping, bleven grotendeels behouden. Wegens hun slechte bouwfysische toestand moesten de dakkapellen op de centrale gevel gedemonteerd en heropgebouwd worden met gerecupereerde natuursteenblokken. De baksteengevels met raamomlijstingen, druiplijsten en dorpels in Balegemse steen werden zacht gereinigd zonder de baksteen te beschadigen. Helaas waren er delen die in slechte staat verkeerden, zoals bij het ronde 16de-eeuwse torentje. Voor de restauratie daarvan werden speciaal daarvoor nieuwe bakstenen met een gebogen voorkant gebakken om het herstel zo getrouw mogelijk te kunnen realiseren. Natuurstenen druiplijsten, die in het verleden werden weggekapt, zijn vernieuwd naar oorspronkelijk model. De in de 20ste eeuw toegevoegde baksteengevels op de binnenplaats zijn chemisch gereinigd en plaatselijk hersteld. Het houten buitenschrijnwerk is opnieuw geschilderd.

16

Beknopte bibliografie Baillieul B., Berteloot R. e.a., Het Toreken te Gent, gvsa, Gent, 1984. Baillieul B., Boncquet D., Derom S. e.a., De stelling voorbij, 25 jaar Monumentenzorg Gent, dm, 5 dln., Gent, 2000. Baillieul B., Boncquet D., Derom S. e.a., Inkijk. Tien jaar Dienst Monumentenzorg en Architectuur in Hotel d’Hane Steenhuyse, dm&a, Gent, 2009. Laporte D., Architectuurgids Gent, Brepols, Turnhout, 1994. Laporte D., Snauwaert L., Gids voor architectuur in Gent, Lannoo, Tielt, 2003. Berteloot R., Vandecaveye R., Het Feestlokaal van Vooruit, in M&L, jg.17, nr.4, pp.37-67, Brussel, 1998.


Woning L  Plotersgracht 12

N    Woning Sint-Margrietstraat 12

De Ro — Route is een initiatief van de vrienden van architect Ro Berteloot: L. Berteloot - Vlaemynck, Dirk Boncquet, Dirk Laporte, Riet Swinnen, Laurens Teerlinck, Paul Teerlinck en Rik Vandecaveye. Het project wordt financieel gesteund door de Stad Gent, Dept. Cultuur en Sport. Met de steun van Aquaterra, Dienst Monumentenzorg en Architectuur, Gentse Vereniging voor Stad Archeologie Landschap Monument (gvsalm) en Kunstencentrum Vooruit.

M    Woning Rodekoningstraat 12

O

Sastehuis en Donkere Poort

Prinsenhof 141

Auteurs Dirk Boncquet, Dirk Laporte, m.m.v. Riet Swinnen Typografie Laurens Teerlinck

Tekstredactie Anne-Marie Verhofsté Eindredactie Dirk Boncquet, Dirk Laporte, Laurens Teerlinck

Fotografie L. Berteloot Vlaemynck

€ 2


P

Poel 25

R

Hotel Erasmus

Voormalig Hof van Ravenstein, Onderbergen 2

U

De Lijnwinkel Cataloniëstraat 4

Q

Hotel Monasterium PoortAckere

Oude Houtlei 56

S    Woning Predikherenlei 7

V

T    Apotheek Veldstraat 66

Grote Sikkel en Achtersikkel

Hoogpoort 64, Biezekapelstraat


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.