Trots op Laarbeek





Nicoline van Tiggelen Henk van Beek


©2022 Gemeente Laarbeek
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, openbaar gemaakt of in databestanden opgeslagen, in welke vorm of op welke manier dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de gemeente Laarbeek.
ISBN: 978-90-808642-6-9
NUR: 520
Voorwoord 4-5 Inleiding 6-11
1 Een landschap in beweging 12-21
2 Waterpoort van de Peel 22-27
3 Kastelen en landhuizen 28-41
4 Sporen van religieus erfgoed 40-49
5 Bierbrouwers, klokkengieters en spijkermakers 50-59
6 Het leven is goed 60-73 Nawoord 75
Verder ontdekken 76-77
Fotoverantwoording 78-79 Colofon 80
De gemeente Laarbeek bestaat 25 jaar en daar zijn we trots op. Zo trots dat we daarover zelfs een boek maken. We laten u hierin zien wat ons als gemeente echt ‘Laarbeek’ maakt. Voor de inhoud gingen we op zoek naar wat Laarbeek nog méér is dan die twee grote kanalen, die beroemde bierbrouwerij, het oude kasteel Croy en het populaire festival WiSH Outdoor. Maar hoe vind je die meerwaarde? Inwoners van Laarbeek zijn van zichzelf nogal bescheiden. Ze laten niet zo gauw zien hoe trots ze zijn. Daarom hebben we een oproep gedaan aan inwoners om ons verhalen, bijzondere plaatsen en personen door te geven. En toen kwam er toch een waterval aan emoties via de mailbox binnen. Heerlijk om te lezen.
Wat zijn we trots – of ‘gruts’ zoals ze dat hier zeggen – op ons Laarbeek! In dit boek laten we u meegenieten van een aantal van die mooie, eerlijke, herkenbare en soms ook verrassende verhalen en uitspraken van inwoners.
Als ik twee kernwoorden mag noemen voor onze gemeente, dan zijn het: dynamiek en saamhorigheid. Nog voordat de hier geboren en opgroeiende Guus Meeuwis zijn stembanden had ontdekt, waren er al gilden, harmonieën, muziekkiosken, dorpsfeesten en een openluchttheater. Allemaal verenigingen en plaatsen waar mensen al tientallen en soms honderden jaren samenkomen om van cultuur en een lekker drankje te genieten.
Elk dorp in onze gemeente heeft een eigen, ongekend rijk verenigingsleven. Er zijn meer evenementen dan weken in het jaar. Een rijke historie, gecombineerd met een rijk verenigingsleven en vele trouwe leden die zich inzetten als vrijwilliger, zorgt voor een stabiele basis. Een basis waar vriendschappen voor het leven groeien en waar het nog vanzelfsprekend is om te zorgen voor elkaar.
In 1997 hebben de drie gemeenten Aarle-Rixtel, Beek en Donk en Lieshout (met Mariahout) hun krachten gebundeld binnen één nieuwe gemeente: Laarbeek. Samen onder één stevige bestuurlijke paraplu, maar met behoud van de inbreng en eigen dynamiek in elk dorp. Geen eenheidsworst, maar eigenheid, saamhorigheid en dynamiek. Kernen in hun eigen kracht die samen Laarbeek vormen. Daarom zijn we ook zo ‘trots’ op Laarbeek! En op al die mooie verhalen in dit boek!
Frank van der Meijden burgemeester van de gemeente Laarbeek december 2022
Laarbeek is gezegend met een stel unieke dorpen op de grens van de Meierij en de Peel: Aarle-Rixtel, Beek en Donk, Lieshout en Mariahout.
Al deze kernen zijn rijk aan fraaie gebouwen, pleintjes, natuurgebieden en – niet te vergeten –wateren.
Maar ieder dorp heeft zijn eigen pareltjes, zijn eigen sfeer en zijn eigen ‘aard’. Dat zie je ook terug in de evenementen en verenigingen die typisch zijn voor dat dorp.
En Laarbeek? Dat is de bestuurlijke paraplu waaronder de verschillende dorpen hun dynamiek en karakter kunnen behouden en versterken.
De inwoners van elk dorp hebben zo hun eigen kijk op hun identiteit. In Aarle-Rixtel bijvoorbeeld weten de inwoners wat ze willen. Ze zijn gruts (trots) op hun dorp en op hun zelfwerkzaamheid. De Aarle-Rixtelnaren zijn ondernemend en werken graag samen. Dat zie je terugkomen in het verenigingsleven en de jaarlijkse festiviteiten.
Ze koesteren hun tradities, monumenten, mooie architectuur, oude landschappen en natuur.
Beek en Donk is eveneens een gruts dorp. Beek en Donkenaren zijn gericht op innovatie, vooruitgang en duurzaamheid. Op muzikaal en sportief gebied zijn ze meer dan gemiddeld prestatiegericht, zonder daarbij de gemoedelijkheid uit het oog te verliezen.
Zij koesteren het groene hart van hun dorp, de Groene Long, die tevens de natuurlijke grens vormt tussen Donk en Beek.
Lieshout houdt van leven in de brouwerij, geïnspireerd door de brouwers van Bavaria, die aan het dorp landelijke bekendheid geven. Lieshoutenaren zijn van oudsher ambachtelijk en ondernemend ingesteld. Niet voor niets bevindt zich hier het nationaal monument van de mulder (molenaar). Men houdt er van tradities en brengt de Brabantse gemoedelijkheid graag tot uiting.
Mariahout ten slotte is een echt pioniersdorp. Die pioniersgeest zit bij de Mariahoutenaren in hun DNA. De inwoners zijn zeer zelfvoorzienend en hebben een groot saamhorigheidsgevoel. Ze zorgen goed voor elkaar en voor hun dorp. Dat zie je ook terug in het verenigingsleven en de talloze dorpsactiviteiten. Mariahoutenaren koesteren hun groene hart met zijn iconen zoals de Mariagrot en het openluchttheater.
Sinds 1997 vormen Aarle-Rixtel, Beek en Donk, Lieshout en Mariahout samen de gemeente Laarbeek. Een aantal jaren daarvóór ziet het er nog heel anders uit. Want de toenmalige commissie Schampers stelt voor om een groot deel van AarleRixtel en een kleiner deel van Lieshout bij de gemeente Helmond te voegen. Binnen de kortste keren wordt in Aarle-Rixtel het comité ‘Ale Blie’ opgericht. Dat comité begrijpt goed dat het behouden van Aarle-Rixtel als zelfstandige gemeente geen reële optie is en zoekt daarom contact met de gemeenten Beek en Donk en Lieshout. Met allerlei – vooral ludieke – acties proberen ze de publieke opinie en de lokale politiek te bewerken. En met succes, want de drie gemeenteraden scharen zich achter deze samenvoeging. Als ook het provinciebestuur overtuigd raakt van de argumenten, wordt het nieuwe herindelingsplan niet lang daarna in de Tweede en Eerste Kamer aangenomen. De gemeente Laarbeek is geboren.
Het comité Ale Blie.
De gemeentenaam is gekozen uit allerlei namen die de inwoners zelf hebben ingestuurd. Laarbeek is een samenvoeging van de termen ‘Laar’ (het gehucht Het Laar vormt het centrum van de gemeente) en ‘beek’ (een verwijzing naar de Goorloop). De naam Laarbeek bestaat ook uit delen van de vroegere gemeentenamen: de ‘L’ verwijst naar Lieshout, ‘aar’ naar Aarle-Rixtel en ‘beek’ naar Beek en Donk. Hoe simpel kan ’t zijn!
Het wapen bestaat uit twee molenankers en de Franse lelie. De molenankers verwijzen naar de heren van Rixtel die in het verleden de zeggenschap hebben gehad over Aarle-Rixtel en Beek en Donk. De Franse lelie is het zinnebeeld van de Abdij van Floreffe die eeuwenlang eigenaar is geweest van het domein Lieshout. Daartussen golft een blauwe band die de Goorloop verbeeldt. Het ontwerp is voorgedragen door de drie heemkundekringen.
De gemeentevlag is een ontwerp van Henk van Beek. De drie gekleurde banen verwijzen naar de kleuren van de Laarbeekse gilden én naar het universum (blauw), de mens (rood) en de aarde (groen). De drie kleuren worden van elkaar gescheiden door een witte band, wat verwijst naar de eigen identiteit van de dorpen: samen en toch apart. Het beleid van de gemeente is enerzijds gericht op samenwerken en verbinden en anderzijds op het behoud van de eigen identiteit van de dorpen. Ook de inwoners zijn hier sterk aan gehecht. Dat is belangrijk voor de gemeenschapszin, het saamhorigheidsgevoel.
Door samen te gaan, kun je veel voor elkaar krijgen wat apart niet lukt. Zowel buiten de gemeente als daarbinnen. De gemeente speelt nu stevig mee in de regio en pakt daarin haar verantwoordelijkheid. Bovendien zijn er dankzij de samenwerking tussen de kernen in de gemeente in de afgelopen 25 jaar mooie wapenfeiten behaald en nieuwe ‘tradities’ opgebloeid. Een kleine greep hieruit:
• Het winnen van de Nederlandse en Europese groencompetitie Entente Florale in respectievelijk 2016 en 2017. Bij de Entente Florale gaat het niet om het dorp of de stad met de mooiste en meeste bloemen, maar of een dorp of stad toonaangevend is op het gebied van groen en duurzaamheid en de betrokkenheid van de inwoners daarbij.
• Een actieve IVN-vereniging met excursies, cursussen en scholenprogramma’s.
• De oprichting van het Laarbeeks Landschap in 1997 met een aantal partners zoals ZLTO Laarbeek.
• De gezamenlijke dodenherdenking op 4 mei in de Muziektuin en bij het Herdenkingsmonument in Beek en Donk.
• De sleuteloverdracht aan de vier carnavalsprinsen door de burgemeester. De hoogheden nemen daarna de regie voor enkele dagen over in Laarbeek, zodat ook de burgemeester met een gerust hart carnaval kan gaan vieren.
• WiSH Outdoor, spontaan ontstaan als dj-festijn bij het tienjarig bestaan van de gemeente in 2007 en inmiddels uitgegroeid tot een groots bekend festival dat Beek en Donk en Laarbeek definitief op de landkaart heeft gezet.
• De wandelvierdaagse Gezond Laarbeek en activiteiten van Laarbeek Actief.
• De Opentuinenroute, de Laarbeekse Kunstroute, de Jeugdgemeenteraad, de Kinderlintjes, de Laarbeekse golfkampioenschappen en zo kunnen we nog wel even doorgaan.
De afgelopen 25 jaar zijn in alle kernen nieuwe woonbuurten verschenen, zoals Strijp, Zonnetij, Het Klavier, tiny houses op De Hopman (alle in Aarle-Rixtel), Laarsche velden, De Hoge Regt, Hamelijnckhof (alle in Beek en Donk), Revershof, Vogelenzang, De Fontein (alle in Lieshout), De Hoge Suute en het Ahornplantsoen (beide in Mariahout). Bij het ontwerp van de wijken wordt steeds gekeken hoe ‘natuur en wonen’ hand in hand kunnen gaan.
Naast nieuwe woonwijken zijn er voorzieningenclusters gekomen. Zo zijn er vijf nieuwe kindcentra en zijn gemeenschapshuis De Dreef in Aarle-Rixtel, het ontmoetingscentrum van Beek en Donk en de dorpshuizen van Lieshout en Mariahout uitgebouwd of gemoderniseerd. Alles om te zorgen dat dorpsgenoten elkaar gemakkelijk kunnen treffen, dat iedereen zich hier thuis voelt en het verenigingsleven kan bloeien.
In elk hoofdstuk van dit boek leest u ook waar de inwoners van Laarbeek zélf het meest trots op zijn. We hebben daarvoor in juni 2022 een schriftelijke enquête onder de leden van het Tip-burgerpanel laten uitvoeren. Ook niet-leden van het burgerpanel zijn via socialmediakanalen uitgenodigd om aan dit onderzoek deel te nemen. In totaal hebben 307 inwoners de enquête ingevuld. De resultaten daarvan ziet u terug in de Top-5 en Top-10 van bijzonderheden per hoofdstuk en in de uitspraken van inwoners die u verspreid in dit boek ziet staan.
Dit boek verschijnt ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de gemeente Laarbeek. We stippen in dit boek de belangrijkste eigenaardigheden van Laarbeek aan. Bij elk hoofdstuk vindt u een kaart waarop de belangrijkste locaties staan. Ook kunt u via de app ‘Ontdek Laarbeek’ de mooiste plekjes in Laarbeek ontdekken.
We beginnen natuurlijk met het ontstaan van het landschap: hoe komt het dat we zo veel natuurschoon hebben, wat heeft de mens hieraan bijgedragen en waarom profileert de gemeente zich als ‘Waterpoort van de Peel’? Dan volgen twee hoofdstukken met verhalen over onze monumenten. Het ene hoofdstuk gaat over onze kastelen en edelmanswoningen met bijbehorende hoeven, het andere over het religieus erfgoed dat in onze gemeente zo rijkelijk aanwezig is. Vervolgens leest u iets over het ondernemerschap dat in de genen van veel inwoners zit: van klompenmakers, klokkengieters en spijkermakers tot en met bierbrouwers en koekjesmakers. En na dat harde werken eindigen we bij de welverdiende vrije tijd: gilden, carnaval, sport, muziek, theater, kunst, dialect en feesten. Want organiseren, feesten en genieten, dat kunnen ze, die inwoners!
“De
1. Landgoed Croy in Aarle-Rixtel
De Ruweeuwsels in Lieshout
De Biezen in Aarle-Rixtel
De Groene Long tussen Beek en Donk
De Mariahoutse bossen met het Torreven
De Molenheide in Lieshout
Het Moorselen tussen Lieshout en Mariahout
Landgoed Eyckenlust in Beek en Donk
Natuurtuin de Bimd van IVN in Aarle-Rixtel
Broekeling in Aarle-Rixtel
In miljoenen jaren tijd is het landschap van Laarbeek gevormd door natuurkrachten zoals water, wind en ijs.
Ongeveer 7000 jaar geleden begint één diersoort het landschap serieus te veranderen: de mens. Door zijn slimheid weet hij het landschap aan zijn wensen aan te passen: hij kapt bossen, ontgint heide en legt vennen droog.
Maar de dekzandruggen en beekdalen bepalen wel waar deze ijverige mens zijn nederzetting of dorp kan bouwen en welke gronden geschikt zijn voor het vee of het telen van graan. Daardoor hebben we vandaag de dag nog altijd een bijzonder gevarieerd landschap in Laarbeek.
Honderden miljoenen jaren geleden is de basis gelegd voor het landschap in Laarbeek zoals we dat nu kennen. In die tijd ontstaan er diepe scheuren in de aardkorst die Oost-Brabant in twee ‘aardschollen’ verdelen. De oostelijke schol noemen we de Peelhorst (Peelblok). Laarbeek ligt pal tegen de Peelhorst aan, in de lagere Roerdalslenk.
De Peelhorst gaat langzaam omhoog, terwijl de Roerdalslenk naar beneden zakt. Gemiddeld gaat het om een verschil van 5 tot 6 centimeter per duizend jaar De grens hiervan wordt gevormd door de zogenaamde Peelrandbreuk die grofweg van Roermond tot Oss loopt.
Ondanks die tegengestelde bewegingen is het hoogteverschil tussen beide schollen klein gebleven. Dat komt doordat de Roerdalslenk geleidelijk is opgevuld met zand, leem en klei, afkomstig van de hogere gronden.
“Landgoed
is
natuur in het dal van de Goorloop, met bolakkers, vennen en bossen.”Afschuivingsbreuk Slenk
In de laatste ijstijd, zo’n 20.000 jaar geleden, bestaat het Nederlandse landschap uit toendra’s.
Je kunt het min of meer vergelijken met de noordelijke delen van Siberië en Canada. De bodem is bijna permanent bevroren, zodat er geen bomen groeien. De wind komt vooral uit het zuidwesten en blaast fijn zand vanuit de nog droogliggende Noordzee, stuwwallen en rivierbeddingen over het kale landschap. Het komt als een deken over het land te liggen. Daarom noemen we dit ‘dekzand’. In het midden en oosten van Brabant vormen zich zelfs hoge dekzandruggen en zandduinen. In Laarbeek zien we deze ten noorden van Mariahout en ten zuiden van Lieshout (Molenheide en omgeving). Ook in Aarle-Rixtel en Beek en Donk zijn dekzandruggen gevormd die later als akkers in gebruik zijn genomen.
De afbeelding hieronder toont de voormalige stuifzandrug boven Mariahout en daaronder de verschillende vennen en moerassen afgewisseld met kleinere hoogten.
Tussen de dekzandruggen ontstaan in de laatste ijstijd ondiepe laagten waarin leem en leemhoudend zand blijft liggen. Als de temperatuur na de ijstijd stijgt, zoekt het dooiwater zich een weg door deze laagten. Zo ontstaan onder andere de Aa en de Goorloop. De Aa heeft een brede overstromingsvlakte, zoals het Aarles en Beeks Broek. Deze vlaktes worden begrensd door een dekzandrug.
De Goorloop is op sommige plaatsen in een smal keurslijf geperst tussen het hogere dekzand, zoals bij Croy.
Ook de planten- en bomengroei neemt toe. De eerste bossen ontstaan. Op hogere gronden bestaan ze vooral uit eiken en berken en op de lagere gronden uit wilgen en elzen. Deze bossen houden het verstuiven van het zand tegen, waardoor de dekzandafzettingen hun definitieve plaats en vorm krijgen.
Ten zuiden van de dekzandrug bij Mariahout ontstaan moerassen, zoals het Meerven, het Knapersven, het Bosven en het Mortelven. Ook het Keelgras en het Moorselen zijn moerassen. Door het verwijderen van het veen voor het maken van turf zijn hier in een veel latere tijd grotere, ondiepe vennen ontstaan.
De blauwe gedeelten zijn de beekdalen en andere laagten. De gele en rode gedeelten zijn de dekzandruggen.
Rechts: het brede stroomdal van de Aa. Onder: het nauwe beekdal van de Goorloop.
In de oude steentijd verblijven hier al zo nu en dan mensen, maar daar weten we weinig van. Wel weten we dat er zo’n 12.000 jaar geleden – in de middensteentijd – mensen in Laarbeek rondtrekken. De ijstijd is voorbij en nu ons klimaat zachter wordt, komen deze mensen uit het zuiden naar onze streken. Het zijn jagers en verzamelaars. Van landbouw is nog geen sprake. Ze verzamelen eetbare planten en vruchten. Daarnaast jagen ze op zoogdieren waaronder otters, bevers, hazen en herten. In het Aa-dal zijn geweien en botten uit die tijd gevonden. Voor het bewerken van botten en huiden maken deze mensen gebruik van kleine vuurstenen die ze tot schrabbers, klingen (mesjes) en pijlpunten bewerken.
Priem, schrabber en kling.
Zo’n 5000 jaar voor Christus komen er opnieuw mensen vanuit het zuiden en zuidoosten naar onze streken. Het zijn de voorouders van zo’n 22% van onze eigen inwoners. Dat blijkt uit een DNA-onderzoek van de Universiteit van Leuven waar inwoners van Laarbeek aan hebben meegedaan. Deze voorouders komen uit Voor-Azië (Mesopotamië) en hebben zich via het noordelijk deel van het Middellandse Zeegebied en de Alpen in Laarbeek gevestigd.
Deze nieuwe bewoners zoeken een vaste verblijfplaats. Door grond te ontginnen kunnen ze akkerbouw bedrijven. Ze verbouwen graansoorten zoals eenkoorn, wilde rogge en spelt. Uit vuursteenmijnen in Zuid-Limburg halen ze grote stukken vuursteen waar ze onder meer bijlen van fabriceren.
Dit soort bijlen is onder andere bij Croy in de buurt van de Goorloop gevonden. Er zijn weinig sporen gevonden van huizen uit die tijd, alleen een aantal paalgaten met restanten van houten staanders. Wel zijn er stukken aardewerk gevonden, bijvoorbeeld op het Vagevuur in Aarle-Rixtel.
Kokerbijl en hielbijl (Rijksmuseum voor Oudheden, Leiden).
Links een pijlpunt uit de jonge steentijd (Aarle-Rixtel) en rechts twee stenen bijlen (Lieshout en Beek en Donk).
In de jonge steentijd wordt al koper gesmolten om gereedschap en sieraden te maken. Dan ontdekt men dat dit materiaal veel gemakkelijker sterker wordt wanneer je er tin aan toevoegt. Het nieuwe mengsel wordt ‘brons’ genoemd en is gemakkelijker te bewerken dan steen. Voor het hakken van hout worden bijvoorbeeld bronzen kokerbijlen gebruikt. Op Croy en in Beek en Donk zijn er enkele gevonden.
Door handelscontacten met andere streken ontdekt men de toepassing van ijzer. In onze streken wordt vooral ijzeroer gewonnen. Dat is een soort ijzererts dat bestaat uit verharde ijzeroxide, vermengd met aarde. In de beekdalen ontstaan vaak dikke ijzeroerbanken door de aanvoer van ijzerhoudend horizontaal kwelwater. Vooral in het Aa-dal en langs de Goorloop tref je ijzeroerbanken aan. Dat zijn platen van versteend ijzeroer of moeras-ijzererts met een dikte van wel 50 centimeter.
Reconstructie van een ijzertijdnederzetting (P. Cox).
De vondsten uit de ijzertijd worden gekenmerkt door vrij grof aardewerk. Bij de Oude Toren in Beek en de Hoge Akkers in Aarle-Rixtel is een aantal Hallstatt-urnen gevonden. Deze cultuur is genoemd naar het dorpje Hallstatt in Oostenrijk. In Aarle-Rixtel is ter hoogte van de Zes Gehuchten een aardewerk emmer gevonden die waarschijnlijk als urn is gebruikt.
Aardewerk emmer.
Rond 50 voor Christus valt ons gebied in handen van de Romeinen. Bij opgravingen in Lieshout zijn sporen van Romeinse nederzettingen gevonden. Met de komst van de Romeinen verbeteren ook de landbouwmethoden. De akkers van de Romeinen zijn groter en kunnen beter bewerkt worden dankzij de introductie van de wielploeg. Grote delen van de nog ‘woeste gronden’ worden ontgrond. En de eerste grootschalige ontbossing vindt plaats op de hoger gelegen gronden, zoals de Hoge Akkers in Aarle, de Beekse Akkers en het voormalige akkercomplex in Lieshout, de huidige Stater.
Na de val van het Romeinse Rijk trekken veel inwoners weg uit Oost-Brabant. Waarschijnlijk is er onrust onder de bevolking vanwege de plundertochten van Germaanse stammen. Onder de verzamelnaam Franken zijn zij langzaam het Romeinse gebied binnengedrongen.
Gevonden op Strijp: eiken waterput uit ongeveer 700 na Christus. De eik moet toen zo’n 350 jaar oud zijn geweest.
Deze gouden stater is gevonden tijdens opgravingen aan de Beekseweg in Lieshout. De munt is afkomstig van de Ambiani’s, een volksstam uit de omgeving van Amiens in Noord-Frankrijk. Hij is waarschijnlijk met de Romeinen mee naar hier gekomen. De munt is rond 50 voor Christus geslagen. Bedrijvenweg De Stater is genoemd naar deze bijzondere vondst.
In de loop van de middeleeuwen neemt de bevolking weer toe. Er komen nederzettingen in woonakkergebieden, vooral op de hoge dekzandgebieden. Bijvoorbeeld bij Strijp in Aarle-Rixtel, de Beekse Akkers in Beek en Donk en de Stater in Lieshout.
De hoger gelegen heidevelden en de broekgronden in beekdalen worden als gemeenschappelijk weidegebied gebruikt. Heideplaggen worden vermengd met de mest uit de potstal en zo op de akkers gebracht. Ook plaggen uit beekdalen worden gebruikt als meststof. Kleinere, natte delen worden door de aanleg van greppels en rabatten (ophopingen tussen de greppels) met bomen en struiken beplant, zoals de Ruweeuwsels in Lieshout.
De eerste kerken verschijnen op de Hoge Akkers en bij de Duivenakker in Aarle-Rixtel, op de Beekse Akkers in Beek en Donk en op Het Hof in Lieshout. Op deze plaatsen zijn kleine urnenvelden gevonden, dus mogelijk zijn hier al eerder voorchristelijke cultusplekken en begraafplaatsen geweest.
Van de late middeleeuwen tot het midden van de 17de eeuw zijn veel hoeven en landerijen in onze streek in het bezit van kloosters en abdijen, zoals de abdijen van Floreffe, Postel en Binderen. De weidelanden en akkers worden door pachters bewerkt. Aan het eind van de 17de eeuw kunnen de pachters de boerderijen en de gronden kopen.
Lange tijd is er in de dorpen sprake van kleine gemengde boerenbedrijven. Melk en vlees zijn vooral voor eigen gebruik; de akkerbouw is de voornaamste bron van inkomsten. Eind 19de eeuw begint men de randen van de hoger gelegen heidegronden te ontginnen voor de akkerbouw. Door de aanleg van houtwallen en de aanplant van bomen verandert het karakter van het landschap. Met name populieren zijn populair, omdat ze razendsnel groeien en het hout gebruikt kan worden voor de productie van lucifers, klompen en huizen. Voor boeren is dit ‘peppelhout’ dan ook een zeer welkom ‘appeltje voor de dorst’ en zo ontstaat het bekende coulisselandschap. Dat is bijvoorbeeld te zien in het gebied tussen Beek en Lieshout, aan de randen van het Lieshouts Broek en in de Beemd in Aarle-Rixtel.
Populierenlandschap de Beemd in Aarle-Rixtel.
De hoger gelegen schrale stuifzanden worden beplant met grove dennen. Het hout wordt gebruikt voor het stutten van de mijnen in Limburg. Vandaar de naam ‘mijnhout’. In de loop van de 20ste eeuw worden ook ‘exoten’ aangeplant zoals de Amerikaanse eik en de Douglasspar.
De ontginningen gaan aan het begin van de 20ste eeuw verder. Op de ‘woeste gronden’ ten noordwesten van Lieshout ontstaat het ‘pioniersdorp’ Mariahout. Ook de vennen worden drooggelegd. Als laatste worden de broekgronden in Aarle en Beek ontgonnen.
(inwoner Lieshout)“De Ruweeuwsels: ongerepte natuur.”
Aan het eind van de 19de eeuw is NoordBrabant nog steeds een arme provincie met veel keuterboertjes. Pater Gerlacus van den Elsen, de ‘boerenapostel’, gaat vanuit de Abdij van Berne in Heeswijk-Dinther aan de slag met het prediken van zijn visie. Hij maakt duidelijk dat de boeren de handen ineen moeten slaan om tegenwicht te kunnen bieden aan de grote spelers op de landbouwmarkt. In 1896 wordt daarom de Noord-Brabantse Christelijke Boerenbond (NCB) opgericht. De lokale boerenbonden richten allerlei coöperaties op, waaronder roomboter- en melkfabrieken, aan- en verkoopcombinaties, vleesverwerkende bedrijven, verzekeringsmaatschappijen en banken. Bijna ieder dorp heeft aan het begin van de 20ste eeuw een roomboter- en melkfabriekje en een eigen Boerenleenbank.
Dankzij de coöperaties, de uitvinding van kunstmest en intensivering verbetert het leven van de arme boerengezinnen en groeit de landbouw in de 20ste eeuw uit tot een belangrijke bedrijfstak.
Voormalige coöperatieve zuivelfabriek De Eendracht in Beek.
Vlak na de Tweede Wereldoorlog blijkt het pas opgerichte dorp Mariahout toch te klein te zijn voor veel inwoners. Zo’n 300 mensen – ongeveer een kwart van de bevolking –emigreren dan naar Canada om daar een toekomst op te bouwen. Maar uit het oog is niet uit het hart. In 1988 schenken de emigranten een totempaal aan de inwoners van Mariahout. Hij is gesneden door de Objibwa-indiaan Austin McCue. De naam van de totempaal ‘Weech ki wan die win’ betekent in zijn taal ‘vriendschap’. Helaas is de houten paal tientallen jaren later niet meer te redden. Wim van Eijndhoven maakt een perfecte kopie uit Canadees rood cederhout, zodat er weer een totempaal prijkt aan het Maplehof. Het hofje is genoemd naar het nationale symbool van Canada: de maple leaf oftewel het esdoornblad.
De tijd staat niet stil en ook de landbouw niet. Naast agrarische bedrijven die uitbreiden om te kunnen concurreren op de wereldmarkt, zijn er agrarische ondernemers die kiezen voor een kleinschaliger aanpak en zich richten op biologische producten. Of op het verkorten van de keten tussen boer en consument.
Op veel agrarische bedrijven worden niet alleen dieren gehouden of gewassen geteeld, maar ook andere activiteiten opgepakt. Bijvoorbeeld zorglandbouw, boerderijeducatie en boerderijwinkels.
Zo zijn in Laarbeek op veel plekken winkels bij boerderijen te vinden waar eigen kaas, schapenvlees, melk, asperges, aardbeien of (biologische) groentepakketten te koop zijn. Vers van het seizoen en geproduceerd in de eigen omgeving,
Een actuele duurzaamheidstrend is kringlooplandbouw. Kringlooplandbouw is een vorm van duurzame landbouw waarbij de kringloop van stoffen gesloten is. De boeren gaan zo zuinig mogelijk om met grondstoffen en energie, er belanden weinig of geen schadelijke stoffen in het milieu en er is veel aandacht voor de bodemkwaliteit en biodiversiteit (variatie aan planten, insecten etc.). Essentieel hierbij is dat boeren ook een goede boterham moeten kunnen verdienen, op een efficiënte wijze.
In de wijken Strijp en Laarsche velden gaan wonen en natuur hand in hand.
De combinatie van een agrarisch landschap met bossen, houtsingels, zandpaden, natte natuur en groene kernen maken Laarbeek prettig om in te wonen of recreëren. Bij het ontwerpen en aanleggen van nieuwe woonwijken heeft de gemeente extra aandacht voor een mooie inpassing in het landschap en het toevoegen van extra natuurwaarden, bijvoorbeeld met waterpartijen en struiken.
Maar ook op andere plekken geeft de gemeente, samen met bijvoorbeeld eigenaren, vrijwilligers van Laarbeeks Landschap en IVN Laarbeek of het Waterschap, de natuur een flinke oppepper door de aanleg van nieuwe natuur en verbindingszones tussen natuurgebieden.
Eén ding is zeker: de mens staat niet buiten of boven de natuur. Laarbeek beschikt over een uniek en gevarieerd landschap. En dat verdient zorg en aandacht. In het volgende hoofdstuk gaan we in op de belangrijkste natuurlijke verbinder van de Laarbeekse dorpen: het water.
Vanuit de lucht zie je de blauwe glinstering: Laarbeek is rijk aan water. De gemeente ligt op de kruising van het Wilhelminakanaal en de ZuidWillemsvaart. Deze kanalen hebben voor welvaart in de dorpen gezorgd.
Ook spiegelen er waterlopen, vennen, poelen, grachten en drassige landen in het landschap. Het water verbindt de dorpskernen.
Wist u trouwens dat Laarbeek per duizend inwoners meer bruggen en bruggetjes kent dan Sint-Petersburg, de Russische bruggenstad?
Laarbeek is dus een echte watergemeente. Het is daarom niet voor niets dat de gemeente zich profileert als ‘Waterpoort van de Peel’.
De meest bekende beek in Laarbeek is de Aa. Hij ontspringt bij Nederweert en komt als een kleine rivier bij de Citadel van ‘s-Hertogenbosch samen met de ZuidWillemsvaart en de Dommel. Ook de Goorloop is een prominente beek in Laarbeek. Het woord ‘goor’ betekent hetzelfde als het woord ‘broek’, namelijk ‘moeras’. De Goorloop vormt een natuurlijke grens tussen de dorpen Aarle-Rixtel, Lieshout en Beek en Donk.
De Aa en de Goorloop bevatten veel ijzer. Dat kun je zien aan de roestbruine bodem. In het verleden hebben ze het omliggende land regelmatig onder water gezet. Het mineraalrijke water heeft gezorgd voor vruchtbare hooilanden.
De omgeving van een beek is altijd een gewilde locatie voor kasteelheren. Het land is er vruchtbaar en de beek zorgt voor de aanvoer van water in de gracht van het kasteel. Zo’n gracht is belangrijk voor de verdediging van het kasteel, maar is ook een statussymbool. Een locatie aan een beek of rivier is daarom ideaal. Niet voor niets dus dat de eigenaren van het Gulden Huijs in Rixtel en kasteel Eyckenlust in Beek voor een locatie bij de Aa gekozen hebben, en kasteel Croy voor een locatie bij de Goorloop. De ijzeroerbanken bij de beken zijn mogelijk ook als fundering voor de gebouwen gebruikt. IJzeroerbanken zijn dikke platen van versteend ijzeroer of moeras-ijzererts.
Vóór de aanleg van de Zuid-Willemsvaart varen er op de Aa kleine zeilscheepjes, zogenaamde ‘pleiten’. Hiermee worden vooral turf en boekweit vervoerd. Bij het voormalige Gulden Huijs aan de oostkant van de Aa heeft zelfs een kleine scheepswerf gelegen.
In de jaren dertig van de vorige eeuw zijn de Aa en de Goorloop – net als de meeste andere beken in Brabant –door kanalisering voor een groot deel rechtgetrokken, om het water sneller af te voeren.
De Aa en de Goorloop zijn lange tijd gebruikt voor de afvoer van industrieel afvalwater, met name van de Helmondse textielfabrieken. In die tijd veranderen deze waterlopen dan ook regelmatig van kleur.
Beide beken zijn nu weer van goede kwaliteit, waardoor het waterleven tot bloei komt. Een belangrijk deel van de Goorloop is voorzien van ecologische oevers, met ondiepe inhammetjes waar het water bijna stil staat en waar de kikkers en salamanders met gemak hun eitjes kunnen afzetten. De ijsvogel is terug en bouwt zijn nestgangen langs de oevers en de blauwgroene weidebeekjuffer danst weer boven het water.
Ecologische oever aan de Goorloop.
Laarbeek heeft nog meer waterlopen. Van oorsprong zijn het stroompjes die in de loop van de eeuwen gekanaliseerd zijn tot waterlopen. Dit is bijvoorbeeld het geval met de Donkersvoortse loop en de Heieindse loop. Een aantal lopen vormt net als de Goorloop eeuwenlang de grens tussen de verschillende Laarbeekse dorpen zoals de Reijbroekse loop en de IJmelsbeek.
De Aa in Aarle-Rixtel.
De aanleg van de twee kanalen in de 19de en 20ste eeuw heeft voor veel welvaart gezorgd. De ZuidWillemsvaart is vernoemd naar koning Willem I, de belangrijkste initiatiefnemer van dit project. In 1822 begint de aanleg ervan en in 1826 is het voor het grootste deel klaar. Dit 122 kilometer lange kanaal van Luik naar ’s-Hertogenbosch moet de ontsluiting van de zuidelijke Nederlanden (met name Wallonië) en de handel naar het noorden bevorderen. De Zuid-Willemsvaart is een alternatief voor de Maas als vaarroute. Het nieuwe kanaal wordt niet alleen gebruikt voor handelsgoederen, maar ook door passagiersboten die pas na 1880 verdwijnen met de komst van de provinciale stoomtram.
Voor het graven van het kanaal worden duizenden arbeiders – ‘polderjongens’ – uit heel het land aangetrokken. Vooral uit Holland en Drenthe. Ook de vrouwen werken mee. Zij voeren de afgegraven grond met manden af. De polderjongens overnachten in kampen en worden voortdurend bewaakt door marechaussees, uit angst voor overlast. Aanvankelijk heet het kanaal ‘Willemsvaart’, maar omdat in Drenthe ook een Willemsvaart komt, verandert men de naam in Zuid-Willemsvaart.
Teugelder Frans van der Meijden uit Aarle-Rixtel.
Aan beide zijden van het kanaal komt een jaagpad om de schepen vooruit te trekken met mensen en paarden. De mannen en vrouwen die de paarden aan de teugels meevoeren, heten ‘scheepsjagers’, maar worden ook ‘teugelaars’ of ‘teugelders’ genoemd. Vandaar dat de carnavalsvereniging in Beek en Donk zich de Teugelders van Ganzendonck noemt.
In de loop van de 19de eeuw verschijnen langs de oevers diverse fabrieken, zoals een smederij en een kousenfabriek. In Aarle-Rixtel komt bij de Aarlese brug een loshaven en vlak daarbij komen een kunstmolensteenfabriek, een klokkengieterij en een graanhandel. Bij sluis 7 (toen nog Aarle-Rixtel, nu Helmond) verschijnt een wolververij. In Beek en Donk wordt het plaatselijke zwembad jarenlang gevuld met water uit het kanaal. Tegenwoordig profiteren de vijvers van Beek en Donk van het kanaalwater.
Aan het eind van de vorige eeuw krijgt het kanaal tussen Aarle-Rixtel en Helmond een omleiding en wordt het oude gedeelte tussen de Aarlese brug en Helmond voor het scheepvaartverkeer gesloten. In het nog open gedeelte – ten noorden van de Aarlese brug – ligt nu een populaire passantenhaven.
Samen met de gemeente Helmond en Waterschap Aa en Maas ontwikkelt de gemeente Laarbeek het gebied vanaf de Kop van Aarle via de Bundertjes tot het centrum van Helmond-Noord onder de noemer: ‘t Gulden Land. Die naam verwijst naar het beekje de Gulden Aa dat door het gebied stroomt en naar het Gulden Huijs dat midden in het gebied heeft gelegen. ’t Gulden Land is een plek waar groen, water, cultuurhistorie en recreatie samensmelten. Bij deze natuurontwikkeling wordt 18,7 hectare verdroogd natuurgebied ‘vernat’. Ook wordt de Gulden Aa omgevormd tot een natuurlijke beek.
Het Wilhelminakanaal verbindt de Amer bij Geertruidenberg met de Zuid-Willemsvaart tussen Beek en Donk en AarleRixtel. Het kanaal loopt dus afwisselend door de hogergelegen Brabantse zandgronden en de lagergelegen beekdalen. Dat is goed te zien wanneer je met de fiets het kanaaltraject van 68 kilometer volgt.
Het Wilhelminakanaal is het eerste scheepvaartkanaal in Nederland dat naar een koningin vernoemd is. Het initiatief voor het kanaal komt uit Tilburg, dat een waterweg nodig heeft voor de textielindustrie. De eerste ideeën dateren al uit de 18de eeuw, maar pas in 1890 wordt het serieus. Toch duurt het nog tot 1910 voor de eerste schop de grond in gaat. Honderden arbeiders werken aan het graven van het kanaal mee als polderjongen, timmerman of ijzervlechter. Ze laden het zand in open kiepwagentjes die over rails rijden en storten het zand vervolgens op de kanaaldijk. De arbeiders slapen in keten langs het kanaal. Na de Eerste Wereldoorlog wordt steeds meer gebruik gemaakt van graafmachines die in de oorlog ingezet zijn om loopgraven mee te maken. Zo gaat het een stuk sneller. In 1923 wordt het Wilhelminakanaal geopend.
Ook dit kanaal is voor Laarbeek in economisch opzicht van belang. Zo is het kanaal aantrekkelijk voor de aanvoer van grondstoffen voor Bavaria en voor bouwmaterialenhandel Swinkels aan de Deense hoek. Ook aan de Beekse kant profiteren er bedrijven van het kanaal.
Voormalige keersluis aan het Achterbosch, nu een gemeentelijk monument.
Het Wilhelminakanaal is in 1943 – tijdens de Tweede Wereldoorlog –een belangrijk referentiepunt voor de bommenwerpers van de Engelsen in hun aanvliegroute naar het Ruhrgebied. In die Duitse regio vernietigen ze met stuiterbommen de dammen van de verschillende stuwmeren.
Laarbeek kent tegenwoordig weer veel poelen in het buitengebied. Ook de zogenaamde retentievijvers in de nieuwe woonwijken blijken waardevolle ‘natte natuur’ op te leveren. In deze retentievijvers wordt het regenwater uit de wijk opgevangen.
Ten noorden van Mariahout liggen nog verschillende vennen, zoals het Torreven, het Mortelven en het Vossenbergsven. Het zijn aantrekkelijke natuurparels, net als de waterpartijen in de Groene Long tussen de oorspronkelijke kernen Donk en Beek. De vijvers en waterpartijen in de Groene Long vergroten de biodiversiteit in dit unieke natuurpark. Water uit de ZuidWillemsvaart, regenwater uit de Beekse Akkers en plaatselijk kwelwater leveren een bijdrage aan de waterhuishouding. In de afgelopen jaren zijn er van de omliggende buurten hier en daar hemelwaterriolen aangelegd om de doorstroming te bevorderen. In de Groene Long staan verder zowel inheemse als uitheemse bomen, struiken en bloemen. In het park komen veel soorten vogels voor. De ijsvogel broedt er regelmatig en de boomklever, groene en grote bonte specht zijn vaste bewoners. En natuurlijk zie je overal mezen. In het voorjaar is de zwartkop te horen, al laat dit vogeltje zich tussen de boombladeren niet gemakkelijk zien.
Torreven Mariahout.
In de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw trekt het kanaal de nodige badgasten. Officieel mogen alleen jongens en mannen hier zwemmen die in het bezit zijn van een zwemkaart. Met deze kaart mogen zij met ontbloot bovenlijf langs de openbare weg zitten of lopen. Voor meisjes en vrouwen is zwemmen helemaal taboe. Natuurlijk houdt niet iedereen zich niet aan de regels en regelmatig is er dan ook een kat-en-muisspelletje met de politie.
In 2010 geeft de gemeente het startsein voor de organisatie van activiteiten in de ‘Juni Watermaand’. Deze maand is bedoeld om de ‘Waterpoort van de Peel’ te promoten. De kanalen en beken bepalen immers het beeld van Laarbeek en geven letterlijk toegang tot de Peel. In de Watermaand worden ieder jaar allerlei evenementen georganiseerd, zoals een Kikkerconcert, Badkuiprace en Splash. Ook zijn er educatieve projecten voor de basisscholen.
(monumentale gebouwen, zonder religieus erfgoed)
Kasteel Eyckenlust in Beek en Donk
Klokkengieterij in Aarle-Rixtel
Molens in Lieshout
‘t Oude Raadhuis in Beek en Donk
Oude gemeentehuizen van Lieshout en Aarle-Rixtel
7.
8.
9.
10.
Landgoederen zijn geliefde wandelplaatsen, waar cultuur en natuur naadloos in elkaar overgaan.
Een omgeving waar we de adellijke sfeer van vroeger kunnen proeven en kunnen genieten van het gevoel echt even ‘buiten’ te zijn.
In Laarbeek tref je veel adellijk erfgoed aan, zoals edelmanswoningen en rijke boerderijen. Dat is echt bijzonder voor Oost-Brabant en dat komt door de vruchtbare grond die hier aanwezig is.
Veel mensen kennen Oost-Brabant als een arme zandstreek, maar dat geldt zeker niet voor Laarbeek. De broekgronden rond de Laarbeekse dorpen vormen vruchtbare weiden en hooilanden. Ook de akkers op de hoge dekzandruggen bij de beekdalen leveren een goede oogst op. Deze rijke grond heeft edelmannen en kloosters aangetrokken die hun geld graag investeren in goede boerderijen.
In Aarle-Rixtel en in Beek en Donk vind je veel edelmanswoningen, met bijbehorende hoeven. In Lieshout niet. Dat heeft te maken met het feit dat de meeste grote hoeven in Lieshout al vroeg eigendom zijn van de Abdij van Floreffe of de Abdij van Postel. Een aantal van de kastelen, landhuizen en hoeven wordt hierna beschreven.
(inwoner Lieshout)Kasteel Croy A stamt vermoedelijk uit de 15de eeuw. Jacob van Croy, lid van de Bourgondische hofadel en later prinsbisschop van Kamerijk, koopt dit kasteel in 1477 van Rutger van Erp voor de prijs van 814 Rijnsguldens. In de loop der eeuwen wisselt het kasteel regelmatig van eigenaar. Achter het kasteel staat nóg een bijzonder gebouw: de Spaanse schaapsstal. Deze kooi is in 1810 voor de Spaanse merinoschapen van de jonkheer gebouwd. De wol van deze schapen heeft een hoge kwaliteit.
Luchtfoto Kasteel Croy en daaronder foto poortgebouw.
De laatste echte eigenaar van kasteel Croy is freule Constance van der Brugghen (1795-1873).
Constance volgt thuisonderwijs en kan goed tekenen. Ze leidt een zorgeloos leventje op het kasteel. Na het overlijden van haar vader neemt Constance het beheer van het kasteel en het landgoed van hem over. Ze heeft daarbij oog voor de mensen die ze in dienst heeft.
Als ze bijna 76 jaar oud is, stapt Constance van het protestantse geloof over op het katholieke geloof. Ze is daarbij beïnvloed door de zeer gelovige Gradus Nikkelen, die ze heeft aangenomen voor de bierbrouwerij. In haar testament bepaalt ze dat het kasteel na haar dood een bejaarden- en verzorgingstehuis wordt. Het is nu eigendom van de stichting Geloof Hoop en Liefde.
“Croy: mooie bouwstijl, goed gerestaureerd, prachtige ligging.”
In 1809 maakt koning Lodewijk Napoleon een rondreis door Brabant, waarbij hij ook kasteel Croy bezoekt. In die periode wordt het dorp Aarle geteisterd door een besmettelijke ziekte, mogelijk de cholera. Van de 180 gezinnen zijn er 140 getroffen. De koning bezoekt de zieke gezinnen en geeft hun geld en dekens. Hij laat de arts die in zijn gezelschap is, achter om de ziekte te helpen bestrijden.
Tijdens zijn verblijf op Croy deelt hij ook cadeautjes uit aan de dertienjarige Constance, onder andere een kam, oorringen en een halsketting.
In Nederland zijn maar heel weinig beelden van koning Lodewijk Napoleon te vinden. Daarom is dit beeld in Aarle-Rixtel ook zo uniek (foto rechts). Het staat bij het Kouwenbergs kerkje. Het is 200 jaar na het bezoek van de koning gemaakt door Ria Nooijen van rode travertin. Deze warme kleur staat symbool voor wat hij voor Aarle heeft betekend. De witte sjerp verwijst ook naar de dekens die hij aan de inwoners heeft gegeven, aldus de kunstenares.
Vanaf 1648 neemt de protestantse overheid alle kerkelijke bezittingen in beslag. De lage (katholieke) adel verarmt zodoende en kan de kosten van onderhoud aan zijn bezittingen niet meer opbrengen. Dat is bijvoorbeeld het geval bij kasteeltje Strijpsoord B adellijke familie Van Eijck. In 1792 worden de resterende gebouwen aangekocht door jonker Van der Brugghen van kasteel Croy, die er een brouwerij vestigt. Aan het begin van 20ste eeuw wordt alles gesloopt.
In Aarle-Rixtel heeft nabij de oude kerk van Rixtel vroeger een kloosterhoeve C van de Tempeliersorde gelegen. Na de opheffing van deze orde wordt alles in 1312 overgedragen aan de Maltezer Orde, een ridderorde. In 1807 komt het in Franse handen en na de val van Napoleon in particuliere handen.
Aan de oostkant van de Aa heeft het kasteel van Rixtel gelegen: het Gulden Huijs D . Hier zetelen tot 1642 de heren van Rixtel. Tot die tijd vormen Aarle, Rixtel, Beek, Donk en Stiphout één heerlijkheid. In dat jaar wordt deze heerlijkheid gesplitst in de heerlijkheid Beek en Donk en de heerlijkheid Stiphout en Croy. Aarle-Rixtel valt daarbuiten en wordt in 1648 een Statendorp.
Het kasteel is tot aan het eind van de 19de eeuw bewoond. De laatste eigenaar – klokkengieter Alexius Fritsen – laat het kasteel en de bijbehorende watermolen in 1883 slopen. Met de materialen laat hij Huize Nieuw-Rixtel bij de Aarlese brug bouwen.
Het uiterlijk van hoeve het Vagevuur E dateert van eind 18de eeuw, maar hij is van oorsprong veel ouder. Nabij deze hoeve liggen hoeve de Hemel en hoeve de Hel. Laatstgenoemde hoeve is gesloopt voor de aanleg van het Wilhelminakanaal.
Deze hoeve F is aanvankelijk eigendom van de heren van Rixtel. Later wordt deze eigendom van de Sint-Janskerk in ’s-Hertogenbosch. Eind 17de eeuw komt hij in particuliere handen.
Hoe oud dit huis is, is niet bekend. Van oudsher hebben hier de erfsecretarissen van Aarle-Rixtel gewoond, onder wie Barthold van Heessel, naar wie de heemkundekring in Aarle-Rixtel is genoemd. Huize Ter Hurckens G is in 1966 door brand deels verwoest en in 1990 opgebouwd in de huidige staat.
Deze edelmanswoning H met neerhuizinge is de geboorteplek van Arnout van Eijndhouts (15101574). Arnout ontwikkelt zich na zijn studie Letterkunde aan de universiteit van Leuven tot een befaamd taalkundige onder de naam Arnoldus Arlenius Peraxylus. Hij vertaalt onder meer talloze Griekse manuscripten naar het Latijn, fungeert als corrector voor belangrijke Italiaanse uitgevers en is bibliothecaris van de Spaanse ambassadeur in Venetië, Diego Hurtado de Mendoza.
Huize Ter Smisse (vóór 1966).
Het huidige kasteel I aan de Aa dateert vermoedelijk van rond 1650. Lange tijd is het in bezit van de heren van Beek en Donk. In 1745 komt het in bezit van de familie De Jong van Beek en Donk. In die tijd maakt zelfs de huidige Groene Long deel uit van het landgoed. Door de aanleg van de Zuid-Willemsvaart wordt het landgoed afgesneden van het dorp. De gemeente Laarbeek koestert ook dit landgoed met zijn rijke cultuurhistorie aan de rand van Beek en Donk en heeft hiervoor een gebiedsvisie ontwikkeld.
“Eyckenlust
(inwoner Beek en Donk)
Twee zussen, dochters van het adellijk gezin De Jong van Beek en Donk, groeien op als freules en ontpoppen zich als geëmancipeerde vrouwen. Dat laatste is bijzonder voor die tijd. Cécile (1866-1944) trouwt met de rijke Haagse projectontwikkelaar Adriaan Goekoop. Ze schrijft een succesvolle feministische roman en wordt voorzitter van de nationale tentoonstelling van Vrouwenarbeid. Haar zus Elsa (1868-1939) trouwt met de componist Alphons Diepenbrock. Langzamerhand raken de zussen van elkaar verwijderd. Over de freules heeft Elisabeth Leijnse een roman geschreven, getiteld ‘Cécile en Elsa, strijdbare freules’.
Het Hooghuis K op de Donk uit de 13de eeuw is onder meer eigendom van jonkheer Rogier Monicx geweest. Deze jonker laat het complex splitsen voor zijn twee dochters: Maria krijgt de woontoren (kasteel met gracht) en Margriet een langwerpig huis met gracht, ophaalbrug en bijgebouwen. Van dit kasteeltje zijn geen afbeeldingen bewaard.
Het Slotje J is in 1760 bij een taxatie omschreven als ‘een oud vervallen adellijk huis met neerhuizingen, hooi- en teullanden’. Neerhuizingen zijn bijgebouwen, zoals boerderijen, en teullanden zijn akkers. De boerderij is in 1964 gesloopt.
Deze hoeve L is lange tijd een leengoed van de heren van Rixtel geweest.
Hier ligt de geboortegrond M van Lieshout. Van de oorspronkelijke ridderhofstede met klooster is tot nu toe weinig bekend. Wel is er redelijk wat documentatie over de kerken die hier in de loop der eeuwen hebben gestaan. In de uitbouw van de huidige boerderij zitten mogelijk de restanten van een kerk, maar het kunnen ook restanten van het huis van het Hof van Lieshout zijn.
Dit 18de-eeuwse woonhuis N is oorspronkelijk van de familie Ribbius. Johannes Franciscus Ribbius is van 1816 tot 1822 burgemeester van Lieshout. Het pand moet in 1961 wijken voor de bouw van de huidige Sint-Servatiuskerk.
De Plashoeve O is in de 12de eeuw eigendom van de Sint-Servaaskerk te Maastricht. In 1201 krijgt de Abdij van Floreffe de hoeve in leen en in 1283 wordt de abdij eigenaar. Ook zes andere hoeven in Lieshout, waaronder hoeve Ter Smisse P , zijn eigendom van Abdij van Floreffe. Alle hoeven worden in 1698 aan de pachters verkocht.
Dit statige huis Q aan de Havenweg is tussen 1719 en 1725 gebouwd door Jan Bout, heer van Lieshout. Hij gebruikt het huis als buitenverblijf.
(inwoner Mariahout)“Het Herenhuis is historisch, statig en goed gerestaureerd.”
Tot aan het eind van de middeleeuwen wordt er in de openlucht – vaak onder een lindeboom – rechtgesproken en vergaderd door de bestuurders van een dorp, de schepenbank genaamd. In de loop van de 14de eeuw verplaatst dit zich naar een locatie binnen. In sommige plaatsen is dat een herberg, in andere plaatsen een raadhuis.
In 1798 wordt de rechtspraak uit handen van de lokale bestuurders genomen en overgenomen door een afzonderlijke rechtbank. Gelijktijdig wordt de gemeente ‘nieuwe stijl’ ingevoerd. In de tijd van koning Lodewijk Napoleon (1806-1809) krijgt elke gemeente een maire aan het hoofd, later een burgemeester. Met de invoering van de Gemeentewet in 1851 hebben veel gemeenten een groter gemeentehuis nodig vanwege de uitbreiding van taken.
In Aarle-Rixtel vergadert de schepenbank vanaf het midden van de 17de eeuw in de kapel aan de Bosscheweg. In 1855 krijgt Aarle-Rixtel een nieuw gemeentehuis aan de Dorpsstraat. Beek en Donk krijgt in 1866 een nieuw gemeentehuis (’t Oude Raadhuis) aan het Heuvelplein. In 1972 verschijnt er een nieuw gemeentehuis aan de Koppelstraat.
In Lieshout wordt in 1776 is aan de Heuvel het eerste raadhuis gebouwd. Het raadhuis maakt in 1955 plaats voor een nieuw gemeentehuis.
Na de herindeling worden de verschillende gemeentelijke diensten tijdelijk ondergebracht in de gemeentehuizen van Beek en Donk en Lieshout. In 2003 wordt het nieuwe gemeentehuis aan de Koppelstraat betrokken.
Cultureel erfgoed is kwetsbaar. Veel unieke gebouwen zijn in de loop der tijd aan de slopershamer ten prooi gevallen. Tegenwoordig kunnen panden die cultuurhistorisch heel waardevol zijn een bijzondere status krijgen, bijvoorbeeld als (gemeentelijk) monument of beeldbepalend pand. Ook de verhalen die achter die stenen schuilgaan zijn de moeite waard om te bewaren. Het zijn verhalen die het karakter en het DNA van de verschillende dorpen weerspiegelen. Deze eigen(aardig)heden van elk dorp zorgen ervoor dat inwoners zich thuis voelen en dat bezoekers de omgeving nog intenser beleven. De drie Laarbeekse heemkundekringen leveren een belangrijke bijdrage aan de bewustwording van de waarde van het Laarbeeks erfgoed bij de inwoners. Achter in dit boek staan de webadressen van deze verenigingen.
Sint-Leonarduskerk en pastorie in Donk
Sint-Michaëlkerk in Beek
Waterstaatskerk in Aarle-Rixtel
Lourdesgrot en kerk in Mariahout
Oude toren in Beek
Klooster Heilig Bloed in Aarle-Rixtel
Mariakapel in Aarle-Rixtel
Sint-Josephklooster in Beek
Kouwenbergs kerkje in Aarle-Rixtel
Poort van Binderen in Lieshout
Sint-Servatiuskapel in Lieshout
Hagelkruis in Aarle-Rixtel
Even een kaarsje opsteken in de kapel. Of luisteren naar een prachtig Marialied. Voor veel mensen geeft het rust, bezinning of troost.
In de loop van de jaren zijn diverse kerken, kapellen en kloosters in Laarbeek gebouwd, maar ook afgebroken.
Naast gebouwen kennen we eeuwenoude tradities en rituelen met een religieuze oorsprong, zoals processies en carnaval. Sommige zijn bewaard gebleven. Denk aan de Mariaomgang in AarleRixtel en de Mariaverering in Mariahout. Maar het dagelijkse beeld van de zusters in hun sobere habijt door de dorpsstraten is verdwenen, evenals hun grote rol in het maatschappelijk leven.
De bekering van de Brabanders tot het christendom begint in de 7de eeuw na Christus. Tot die tijd is er sprake van natuurgodsdiensten. De missionarissen richten zich bij het bekeren vooral op de machthebbers: de Frankische koningen en hoofdmannen. De stamleden volgen hun hoofdman wel. Maar dat betekent niet dat ze hun oude gebruiken afzweren. Bij opgravingen op de Duivenakker in Aarle-Rixtel bijvoorbeeld is een beeldje van pijpaarde uit de middeleeuwen gevonden van kindje Jezus, met in zijn ene hand de wereldbol met een kruis en in zijn andere hand zijn geslachtsdeel. Mogelijk is het een verwijzing naar een voorchristelijk vruchtbaarheidsbeeldje.
Waarschijnlijk bouwt men de eerste katholieke kerken in Laarbeek op plaatsen waar zich al een voorchristelijke cultusplek bevindt. De oudst bekende kerken zijn die van Rixtel (1179), Lieshout (12de eeuw), Aarle (1249) en Beek (15de eeuw). In die tijd is bijna iedereen in Brabant katholiek. Begin 16de eeuw beginnen veel mensen zich te ergeren aan allerlei gebruiken en toestanden in de katholieke kerk. Er volgt een godsdienststrijd die in 1566 leidt tot de Beeldenstorm. De Spaanse koning probeert in Nederland orde op zaken te stellen en dat is het begin van de Tachtigjarige Oorlog. Bij de Vrede van Münster in 1648 wordt de opstandige Republiek der Verenigde Nederlanden erkend als onafhankelijke staat.
De republiek roept de gereformeerde kerk uit tot de ‘ware religie’. Deze kerk krijgt een bevoorrechte positie boven alle andere godsdiensten. Katholieken moeten de deuren van hun kerken, kapellen en kloosters sluiten; deze gebouwen worden in beslag genomen. De eredienst is verboden, hoewel het vanaf 1672 toegestaan is om in zogenaamde schuurkerken de eredienst te houden. Katholieken krijgen ook geen hoge functies meer. In 1798 komt de vrijheid van godsdienst terug en mogen de katholieken hun kerken weer in gebruik nemen. Maar de gebouwen zijn bijna allemaal in verval geraakt. De parochianen maken daarom nog verschillende jaren gebruik van hun schuurkerk.
Op 3 november 1890 wordt in Aarle-Rixtel Huub van Lieshout geboren. Hij wil missionaris worden bij de Congregatie van de Heilige Harten, net als zijn grote voorbeeld pater Damiaan. Na zijn priesterwijding draagt pater Eustachius – zijn religieuze naam – zijn eerste heilige Mis op in de Sint-Michaëlkerk. De architectuur van deze kerk inspireert hem zodanig dat hij de bouwtekeningen meeneemt naar Brazilië en gebruikt voor de bouw van een kerk in zijn parochie in Belo Horizonte. Pater Eustachius helpt veel mensen op allerlei manieren. Dagelijks willen duizenden mensen hem, de Wonderdoener van Poá, ontmoeten. In 1943 wordt hij besmet met vlektyfus en sterft hij.
In 2006 is hij door paus Benedictus XVI ‘zalig’ verklaard. In de Sint-Michaëlkerk van Beek is een devotiekapel voor hem ingericht. Op het kerkplein in Aarle-Rixtel bevindt zich een bronzen standbeeld. En in 2015 krijgt de nieuwe fusieparochie in Laarbeek de naam: de ‘Zalige Pater Eustachius van Lieshout Parochie’.
Midden tussen nieuwbouw in Beek staat een oude toren A te pronken. Deze toren behoort vanaf de 15de eeuw tot de toenmalige Sint-Michaëlkerk. Na instorting in de eerste helft van de 17de eeuw wordt de kerk in 1672 herbouwd. Daarbij blijft de toren behouden. In 1798 bepaalt Napoleon dat alle kerktorens in Nederland eigendom van de burgerlijke overheid zijn. De torens moeten namelijk een militaire functie vervullen als uitkijkpost. In veel plaatsen zijn kerktorens nog altijd gemeentelijk eigendom.
In Beek en Donk wordt op de Heuvel in 1835 een nieuwe kerk ingewijd. In Lieshout gebeurt dat in 1839 en in Aarle-Rixtel in 1846. Het zijn zogenaamde Waterstaatskerken. Er mag in die tijd namelijk geen kerk gebouwd of verbouwd worden zonder toestemming van de minister van Waterstaat. Dat niet iedereen zijn kerk even mooi vindt, bewijst pastoor Thijssen van Beek en Donk. Hij zegt hierover in 1921: “De Waterstaatskerk is een plomp misbaksel dat misstaat op de Brabantse brink. Het is als een schaterlach van de duivel in een volle kathedraal.” Na honderd jaar trouwe dienst wordt deze kerk in 1935 vervangen door een nieuwe. De Waterstaatskerk in Aarle-Rixtel is de enige kerk uit deze tijd die overgebleven is. Hij wordt door veel mensen beschouwd als een juweeltje.
De Waterstaatskerk B uit 1846 is opgedragen aan Maria: Onze Lieve Vrouwe Presentatie van Aarle-Rixtel. Hij is gebouwd in neoclassicistische stijl. Terwijl bijna alle kerken gericht zijn op het oosten (‘georiënteerd’), is deze gericht op het noorden. Ook dat is bijzonder. De kerk heeft een fraaie voorgevel en de toren heeft een opvallende koepel met carillon.
In datzelfde jaar wordt in Aarle-Rixtel een kerkje C voor de Nederlands Hervormde gemeente opgericht. Het is een achthoekig gebouw, maar krijgt later de vorm van een zaalkerk. Het is nu niet meer in gebruik als protestants kerkje, maar wordt door de stichting Het Kouwenbergs Kerkje voor verschillende doeleinden gebruikt, zoals burgerlijke huwelijken en concerten.
Mariahout is een typisch ontginningsdorp. Vanaf 1920 worden de ‘woeste’ gronden in het noordwesten van Lieshout massaal ontgonnen en komen er tal van nieuwe boerderijen. In 1933 wordt de Onze Lieve Vrouwe van Lourdeskerk D van de nieuwe parochie ingewijd en krijgt het dorp de naam Mariahout. Bouwpastoor is Jacobus van Eijndhoven. De parochie en het dorp zijn samengesteld uit het grondgebied van de buurtschappen Ginderdoor, Heieind, Rooyse Hei en ‘t Broek. De kerk is gebouwd in een mengeling van expressionistische en Delftse Schoolstijl. Het interieur heeft bakstenen gewelven.
Pastoor Van Eijndhoven is een ondernemend man en wil van Mariahout een bedevaartsoord maken ter ere van Onze Lieve Vrouwe van Lourdes. Bij de kerk laat hij een Lourdesgrot bouwen en een processiepark aanleggen. In de jaren dertig en veertig van de 20ste eeuw komen er veel bedevaartgangers naar het dorp. Zij zoeken steun bij Maria en hopen op troost of genezing voor zichzelf of voor anderen. Een reis naar het echte bedevaartsoord in het Zuid-Franse dorp Lourdes is in die tijd voor de meeste mensen niet mogelijk. Na de Tweede Wereldoorlog neemt de belangstelling af, maar de Mariaverering is in Mariahout nog altijd levendig.
Onze Lieve Vrouwe van Lourdeskerk in Mariahout.
De Sint-Servatiuskerk E in Lieshout is gebouwd op de plek waar voorheen Huize Ribbius met zijn ringgracht stond. De rechthoekige zaalkerk met driekwart ronde uitbouw en zuilengalerij dateert uit 1962. Bijzondere aandacht is bij de bouw en inrichting geschonken aan het orgel. In die tijd is Floris van der Putt pastoor in Lieshout; hij is een voormalig muziekdocent aan het kleinseminarie en een begaafd componist.
Sint-Servatiuskerk in Lieshout.
De huidige Beekse kerk F uit 1935 is gewijd aan de heilige Michaël. De kerk is gebouwd in de stijl van de Delftse School. De gevels van het gebouw zijn opgetrokken uit kloostermoppen; dat zijn middeleeuwse bakstenen.
en Sint-Leonarduskerk
“Qua architectuur is de SintMichaëlkerk best bijzonder. Het stikt van de gotische kerken in Brabant, maar deze is anders. Hij heeft ook een unieke akoestiek.”
(inwoner Beek en Donk)
In 1894 wordt de nieuwe parochie Sint-Leonardus opgericht, die zich heeft afgesplitst van de SintMichaëlparochie. Drie jaar later wordt de nieuwe Sint-Leonarduskerk G in gebruik genomen. Deze richt zich vanaf die tijd op de parochianen in Donk en de Sint-Michaëlkerk op de parochianen in Beek. De SintLeonarduskerk is thans aan de eredienst onttrokken en krijgt een herbestemming met zorgappartementen.
Voor de ingang van de Lieshoutse kerk staat de poort van Binderen te pronken. Deze poort stond oorspronkelijk in Helmond als toegang tot de Abdij van Binderen. Het bouwwerk uit 1474 is aan het eind van de 18de eeuw overgeplaatst naar Lieshout. Het verhaal gaat dat Johan Jacobus Ribbius en zijn vriend, baron Johan van der Brugghen van kasteel Croy, op hun paard naar ‘s-Hertogenbosch gaan. Op de terugreis moeten ze in herberg Oud Maastricht in Boxtel schuilen voor een onweersbui. Ze spelen dan een paar potjes poker. De baron heeft veel pech en verliest keer op keer. Ten slotte zet hij zelfs het landgoed Binderen in, dat hij net gekocht heeft. Ook dat verliest hij. Dat vindt de Lieshoutenaar Ribbius toch te ver gaan en hij schenkt alles terug, maar hij moet van de baron toch minstens de poort van Binderen aannemen. Daar stemt Ribbius mee in. En zodoende vinden we vandaag de dag nog steeds de poort van Binderen in Lieshout.
“De Sint-Leonarduskerk is een prachtige gotische kerk, zoals een kerk hoort te zijn, met een hoge spitse toren die vanuit de omgeving goed herkenbaar is.” (inwoner Lieshout)
Het kloosterleven in Nederland kent een geschiedenis van pieken en dalen. Na een bloeiperiode in de middeleeuwen worden in de Reformatie bijna alle kloosters gesloten. In de 19de eeuw mogen de kloosters weer open en begint een nieuwe bloeiperiode. In het sterk verarmde Brabant is grote behoefte aan zorg, verpleging, onderwijs en voorlichting over hygiëne en huishoudelijke zaken. De kloosterzusters verzorgen een groot deel van het maatschappelijk leven en richten tal van ziekenhuizen, scholen en zorginstellingen op. Vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw daalt het aantal intredingen sterk, met als gevolg dat de Nederlandse kloostergemeenschappen vergrijzen.
In Aarles Broek wordt in 1902 begonnen met de bouw van een klooster H voor de Missiezusters van het Kostbaar Bloed. Een jaar later verschijnen er tachtig zusters in het klooster. Dit klooster krijgt de naam ‘Heilig Bloed’, in tegenstelling tot de naam van de al langer bestaande zustergemeenschap. De zusters kopen ook de naastgelegen ontginningsboerderij aan. In de loop der jaren vertrekken honderden zusters op ‘missie’ naar de derde wereld. Anderen werken in Aarle-Rixtel in de wijkverpleging, de ouderenzorg en het muziekonderwijs. Het klooster wordt nog steeds bewoond en heeft een gastenverblijf.
In 1891 krijgt pastoor Van Roosmalen toestemming om aan het Heuvelplein in Beek en Donk een Liefdesgesticht voor de Zusters van Liefde van Schijndel I te bouwen. Daar vestigen zich in 1895 vanuit Schijndel zeven zusters met hun overste. In het linkerdeel van het gebouw zit een school met bewaarschool (kleuterschool) en vier klaslokalen voor oudere leerlingen. In het rechterdeel zit een gasthuis. Het klooster wordt in 1996 opgeheven en heeft sinds 2003 een woon- en kantoorfunctie onder de naam De Zeven Zusters.
De Zeven zusters in Beek en Donk, voorheen Sint-Josephklooster (BHIC).
In Aarle-Rixtel bouwen de Zusters van Liefde uit Tilburg in 1856 klooster Mariëngaarde J . De zusters geven onderwijs aan meisjes uit Aarle-Rixtel en pensionaires uit vooral de boerenstand. In de loop der jaren komen er een uloschool, huishoudschool en kleuterschool bij. In de jaren zeventig van de vorige eeuw stoppen de zusters met het geven van onderwijs. Mariëngaarde blijft wel als klooster bestaan. In 1993 wordt een nieuw klooster-bejaardenhuis gebouwd en vanaf 2012 is Mariëngaarde in gebruik als verzorgingshuis.
Schilderij Mariëngaarde in Aarle-Rixtel ca. 1870.
In 1947 arriveren de Zusters van Barmhartigheid in Mariahout. Twee jaar later nemen ze hun intrek in het nieuwe klooster Mariënhof K . Naast het klooster komt een drieklassige meisjesschool, die uiteraard genoemd wordt naar Bernadette. Een paar jaar later volgt de bouw van een drieklassige kleuterschool. De zusters zorgen voor het kleuter-, basis- en volwassenenonderwijs. Het klooster staat ook open voor tijdelijke opvang van personen die dit nodig hebben. De zusters blijven tot 1992 aan de school verbonden en organiseren daarna nog lange tijd sociaal-culturele activiteiten. In 2019 verlaten de laatste zusters Mariahout en wordt het klooster verbouwd tot een wooncomplex.
Klooster Mariënhof in Mariahout (BHIC).
De Zusters van Liefde van Schijndel laten in 1899 in Lieshout een klooster L bouwen. De gemeente draagt 4.000 gulden bij in de kosten. In ruil zorgen de zusters tegen een vergoeding voor de armen en zieken. Ook geven ze onderwijs aan meisjes. In 1935 nemen ze aan de Heuvelstraat een nieuw klooster in gebruik, genaamd Franciscushof. Het gebouw heeft kenmerken van de Delftse School. De kloostercommune is in 1980 opgeheven en het gebouw is in 1985 afgebroken voor de bouw van Zorgcentrum Franciscushof.
De oudste kapel is die van Onze Lieve Vrouw in ’t Zand M aan de Bosscheweg in Aarle-Rixtel. De huidige kapel dateert van 1598 en vervangt een kleinere kapel, die rond 1500 is gebouwd en als gevolg van oorlogshandelingen zwaar beschadigd raakt. In de kapel bevindt zich een 15de-eeuws pijpaarden beeldje, dat ‘Maria Zetel der Wijsheid’ voorstelt. Vanwege een groot aantal wonderbaarlijke genezingen groeit het aantal bedevaartgangers in ijltempo, waardoor de kapel in 1608 met een priesterkoor wordt uitgebreid. Vanaf 1648 mogen hier geen diensten meer worden gehouden en wordt de kapel als raadhuis/schooltje gebruikt. In 1855 krijgt Aarle-Rixtel een nieuw raadhuis annex school en wordt de kapel eigendom van de parochie, om vervolgens in 1856 opnieuw als kapel te worden ingewijd. In 1906 wordt het verrijkt met neogotische en deels met art-nouveau-elementen.
Interieur kapel O.L.V. in ’t Zand.
Van oudsher staan in alle dorpen kapellen en wegkapelletjes. In Laarbeek zijn nog drie fraaie kapellen te zien. Wegkapelletjes zijn te vinden aan de Bakelseweg bij de Asdonkseweg (Aarle-Rixtel) en aan de Grensweg (Mariahout). Ook vind je op tal van plaatsen wegkruisen en zelfs een hagelkruis.
Rond 1422 wordt op de Donk een kapel N gesticht die gewijd is aan Leonardus. Deze heilige beschermt het vee tegen allerlei ziekten en is de patroon van boeren en gevangenen. De kapel trekt in die tijd veel bedevaartgangers, maar wordt in 1648 – net als alle andere kapellen – gesloten. De kapel raakt in verval en de restanten worden in 1753 openbaar verkocht. In 1979 bouwen de broeders van gilde Sint-Leonardus een nieuwe kapel op een rustig plekje aan de Goorloop, op de hoek van de Kapelstraat en Lage Heesweg.
“Interieur
(inwoner Beek en Donk)
Elk jaar vindt in Aarle-Rixtel op de eerste zondag van mei een Mariaomgang plaats. Na een speciale eucharistieviering in de kerk wordt een schrijn met het miraculeus Mariabeeldje onder begeleiding van het Onze Lieve Vrouwegilde, het Sint-Margarethagilde, harmonie De Goede Hoop en gemengd koor De Klokkengieters teruggebracht naar de kapel aan de Bosscheweg.
De jongste kapel O staat in het gehucht Ginderdoor. Deze kapel is in 1996 gebouwd door broeders van het Sint-Servatiusgilde en vrijwilligers. Hij staat aan de Provincialeweg, op de grens van Lieshout en Mariahout. In deze buurt heeft van 1485 tot 1800 een kapel gestaan die gewijd is aan Sint-Antonius Abt en gebouwd is door bewoners van Ginderdoor. Die kapel is na een hevige storm ingestort.
Sint-Servatiuskapel op Ginderdoor (RHCe).
Op de Hooge Akkers in Aarle-Rixtel, op het kruispunt van vier landwegen, staat een hagelkruis P . Het is het enige bewaarde stenen hagelkruis in Nederland. Hagelkruisen zijn kruisen die vanaf de middeleeuwen in het veld op een kruispunt van wegen zijn opgericht om onweer en hagel af te weren.
In 1942 is het hagelkruis door een onbekende dader doormidden geslagen. Als de gemeente enkele maanden later gaat onderzoeken hoe ze het kruis het beste kan restaureren, blijkt het op onbekende wijze te zijn hersteld en staat het weer recht op zijn voetstuk.
Dit stenen hagelkruis stamt uit de middeleeuwen. Er staat een Christusfiguur op, in reliëf, en bovenaan staan de letters INRI (Jezus van Nazareth, koning der joden). Bovenop zit een vierkante opening, die mogelijk dient om een kaars of lantaarn in te plaatsen.
Hard werken en een ondernemende geest. Dat kenmerkt de inwoners van onze dorpen. Maar het is ook bittere noodzaak in een tijd waarin nog geen sociale voorzieningen zijn. De landbouw vormt eeuwenlang de belangrijkste bron van bestaan. Naast de landbouw komen andere vormen van bedrijvigheid. Molenaars en ambachtslieden voorzien de boeren en burgers van de benodigde zaken voor het dagelijks leven.
In de loop van de tijd komen er nieuwe bedrijven bij. Veel van die bedrijven richten zich al lang niet meer op de lokale markt, de eigen inwoners. Sommige Laarbeekse bedrijven spelen zelfs op wereldniveau een rol.
In elk van onze dorpen zijn molens actief geweest. Het zijn graan-, pel-, olie- of zaagmolens of een combinatie hiervan. Vóór de 19de eeuw zijn er voornamelijk watermolens zoals bij het Gulden Huijs in Rixtel en standaardmolens zoals op ’t Hof in Lieshout, bij de Oude Toren in Beek en aan de rand van de Hoge Akkers in Aarle. Later zijn ze vervangen door bergmolens. Jammer genoeg zijn de meeste van deze molens inmiddels verdwenen. Gelukkig zijn die van Lieshout bewaard gebleven: molen De Leest en molen De Vogelenzang.
De beroemde kunstenaar Vincent van Gogh (1853-1890) is gek op wind- en watermolens geweest. Tijdens zijn verblijf in Nuenen trekt Vincent er regelmatig op uit in de omgeving om te schilderen. In augustus 1885 maakt hij twee zwart-wit tekeningen van molen De Vogelenzang in Lieshout (Van Gogh Museum Amsterdam, Vincent van Gogh Stichting).
Molen De Leest met ervoor het nationale molenaarsmonument.
Fragment kadastrale kaart Aarle-Rixtel met rechtsboven de watermolen van het Gulden Huijs.
Aan het begin van de 20ste eeuw is er nog een grote diversiteit aan ambachten in Laarbeek. Een kleine opsomming: weverijen, kleermakers, touwslagers, timmerlieden, herbergiers en klompenmakers. De plaatselijke hoefsmid houdt er meestal ook een fietsenmakerij op na. Door de industrialisatie neemt het aantal zelfstandige ambachtslieden sterk af. Dat geldt vooral voor de wevers die in dienst komen van de grotere weverijen. De grotere fabrieken in de nabijgelegen steden en grotere dorpen trekken steeds meer arbeiders aan, onder wie veel boerenzonen.
Fonske was een zwervende koopman, die zo van alles bij zich had, met een zak op de rug en een koffer in de hand. Van rozenkransen tot brillen. Want zo ging dat vroeger: je ging niet naar een oogarts of een opticien, zoals nu, welnee! Men zei op een gegeven moment: “Het wordt tijd dat Fonske den Bels komt, want ik zie weer zo slecht.” En als Fonske dan kwam, dan zocht je net zo lang in zijn voorraad oude brillen, totdat je er een had gevonden, waardoor je weer goed kon zien. Je oude bril ruilde je weer in, je betaalde nog een paar centen bij en je kon er weer een jaartje tegen!
(uit het boek ‘Mariahout 50’)
Langs de Zuid-Willemsvaart staat de ‘blauwe kraan’ van Thibo. De kraan is gebruikt voor het laden en lossen bij Thibo. Hij is nu eigendom van de gemeente en staat symbool voor het industrieel erfgoed van Laarbeek in de bloeiperiode van de metaalnijverheid.
In Beek en Donk vestigen zich onder meer een draadnagelfabriek, een textielfabriek, een kousenfabriek en een coöperatieve zuivelfabriek.
In 1842 richt Piet van Thiel een smederij en weverij in Donk op. Hij produceert hier met zijn broers onder meer spijkers en linnen. Later wordt er een draadtrekkerij aan toegevoegd, zodat er draadnagels gemaakt kunnen worden. Het bedrijf krijgt een grote betekenis als het vanaf 1902 ook prikkeldraad gaat produceren. Het prikkeldraad vervangt de groene perceelscheidingen zoals heggen, waardoor het boerenlandschap opener wordt. Anno nu zijn er nog steeds bedrijven die ‘afstammen’ van de spijkersmederij, zoals Van Thiel United, Thibo, Thibo Bouwstaal en Nedschroef in Helmond.
De enige nog professionele klompenmakerij van Laarbeek vinden we in Aarle-Rixtel. Hier is klompenmaakster Nicole van Aarle volop actief. Nicole komt uit een echte klompenmakersfamilie. In haar klompenschuurtje demonstreert ze graag hoe ze op ambachtelijke wijze van een boomstam een klomp maakt.
Een klokkengieterij van wereldfaam
De klokken, torenuurwerken en beiaarden van Petit & Fritsen zijn over de hele wereld te vinden. Het bedrijf is in 2014 samengegaan met de andere beroemde klokkengieterij: Koninklijke Eijsbouts in Asten. Het monumentale fabriekspand aan de Klokkengietersstraat uit 1906 herbergt nog altijd een unieke houtgestookte smeltoven.
Alexius Petit, die uit een oude klokkengietersfamilie komt, verhuist in 1782 naar Aarle-Rixtel, met zijn zonen Henricus, Everardus en Alexius. Zijn dochter Aldegonda trouwt met Izaac Fritsen. Wanneer de laatste Petit in 1815 met klokkengieten ophoudt, zet Henricus Fritsen, de zoon van Aldegonda Petit en Izaac Fritsen, de gieterij voort. Sindsdien heet de klokkengieterij Petit & Fritsen.
De eerste klokkengieterij in Aarle-Rixtel is achter de Kouwenberg gevestigd. Na de invoering van de vrijheid van godsdienst in 1798 groeit de vraag naar kerkklokken. Om uit te kunnen breiden verhuist de klokkengieterij in 1819 naar de Kerkstraat en later naar de Havenweg. In 1906 komt het bedrijf ten slotte terecht in het huidige monumentale fabriekspand aan de Klokkengietersstraat.
“Op
(inwoner Beek en Donk)
In Lieshout verschijnen onder meer een brouwerij, een stoelenfabriek, een kousenfabriek, een sigarenfabriek en diverse klompenmakerijen.
De Bavariabrouwerij in Lieshout is een van de oudste brouwerijen van Nederland die nog bestaan. In 1719 wordt brouwerij De Kerkdijk voor het eerst vermeld. De familie Moorees brouwt daar op kleine schaal ambachtelijk bier. De brouwerij beschikt over natuurlijk mineraalwater van eigen bodem. Eén van de dochters, Brigitta Moorees, trouwt met Ambrosius Swinkels. Zo komt de brouwerij in 1773 in handen van de familie Swinkels. Sindsdien zijn de brouwerij en de naam Swinkels al zeven generaties lang met elkaar verbonden.
Naast deze reuzenbrouwer zijn er meer brouwerijen in Laarbeek. Croybier en Laarbeeks Blond zijn inmiddels ter ziele, maar Hooglander bier is nog steeds populair. Eigenaren Rick Verhees en Geert Hagelaar zijn geboren en getogen Aarle-Rixtelnaren. Zij brouwen hun bieren elders, maar hun ‘hoofdkantoor’ zit in Aarle-Rixtel. Ze organiseren ieder jaar het speciaalbierfestival Schenk op de Kouwenberg, dat veel bezoekers trekt.
In Aarle-Rixtel bevindt zich nog een bierbrouwerij: De Gieterij van Frans en Ria Wijnstekers. Daar wordt ook het reuzenbier ‘Boel Nöllebier’ gebrouwen en in grote flessen van 75 centiliter gebotteld. Dit bier is genoemd naar de twee reuzen van het Aarles Reuzengilde, Boel en Nölle. Ook Mariahout heeft zijn eigen bierbrouwerij. Hier maken ze Gierbier, een blond bier gebrouwen van gerecyled mestwater.
“Croybier
In de huidige eeuw breidt het aantal bedrijven zich verder uit. De nieuwste vestigingen vinden we op het bedrijventerrein Bemmer op Donk. Dit is een gewilde locatie in de Brainportregio en ligt vlakbij Agrifood Capital. Ook elders in Laarbeek is veel bedrijvigheid te vinden. Naast een aantal hightechbedrijven zijn de van oudsher hier gevestigde bedrijven nog volop actief. Uiteraard vind je er talloze kleinere ambachtelijke bedrijven zoals fietsenmakers, bakkers, slagers, timmerbedrijven en edelsmeden.
Lange vingers zijn langwerpige luchtige koekjes met aan de bovenkant een laagje suiker. De koekjes worden ook wel vingerkoek of boudoir genoemd, wat de Franse naam van het koekje is. Lange vingers zijn in de late 15de eeuw ontstaan aan het hof van het hertogdom Savoye (Frankrijk), ter ere van een bezoek van de koning van Frankrijk. De Italiaanse naam voor deze koekjes is hiervan afgeleid: ‘biscotti Savoiardi’. De lange vingers worden al meer dan 100 jaar door ‘koekjesfabriek’ Jeurgens in Laarbeek gemaakt, naast de meringues, bokkenpootjes en andere koekjes om je vingers bij af te likken.
“De
Nog een anekdote over de tram. In maart 1912 maakt de Aarlese burgemeester Albers Pistorius bekend dat er een grote nieuwe tram is aangeschaft en dat deze op zondag met veel feestgedruis aan de Havenweg moet worden verwelkomd. Die zondag trekt zowat heel Aarle-Rixtel naar de Aarlese brug, inclusief de harmonie. In de verte nadert een grote stoompluim. Maar als de tram het tramstation aan de Havenweg nadert, blijkt het de oude getrouwe stoomtram te zijn. De burgemeester roept met luide stem: “Weten jullie niet dat het vandaag 1 april is?!”
Reclame voor de stoomtrein (RHCe).
In 1881 wordt de Stoomtramweg-Maatschappij ‘s-Bosch –Helmond opgericht. De tramlijn loopt vanuit Helmond ten oosten van de Zuid-Willemsvaart, via Aarle-Rixtel en buigt bij de brug in Beek en Donk af naar Gemert. De stoomtram is in de jaren dertig van de vorige eeuw vervangen door de autobus.
De tram heeft de bijnaam ‘de goede moordenaar’, omdat hij welvaart brengt, maar ook talloze dodelijke ongevallen veroorzaakt. In het ‘Nieuws van de Week’ vind je nog een welsprekend krantenartikel: Aarle-Rixtel, 4 juni 1904
‘t Was Zondagavond en half elf. Daar kwam aanhollen het zwarte monster, gillend en stotend, kruipend langs zijn tweelingslijn. Vlug K.v.R. haast U, zoo gij nog mee wilt naar Helmond. Een oogenblik slechts rust het ijzeren gevaarte. En K. loopt wat hij kan. Geen nood… hij zal meerijden al zet zich de tram weer in beweging. Geen nood... nog twee sprongen en... bons, daar heeft zijn hoofd kennis gemaakt met den ijzeren pijler, wiens hoofd gekroond moet zijn met een stralen krans. Het bloed stroomt uit mond en aangezicht. En snuivend en proestend snelt het voort, het ijzeren paard dat geen leed kent of mededoogen.
De ondernemende geest van de inwoners is ook af te lezen aan het grote aantal verenigingen en evenementen in onze dorpen.
Honderden vrijwilligers zetten zich jaarlijks met hart en ziel in voor het organiseren van een dorpsfeest, sportevenement, theatervoorstelling, tentoonstelling of muziekfestival. Wat te denken van het inmiddels wereldberoemde festival WiSH Outdoor, dat is ontstaan door een vriendengroepje uit Laarbeek?
Al deze vrijwilligers zetten Laarbeek letterlijk op de kaart. Maar bovenal zorgen zij voor onderlinge verbinding: het gevoel dat het met z’n allen goed leven is in het Laarbeekse land.
Tot aan het midden van de 19de eeuw speelt het volksvermaak in onze dorpen zich vooral rondom de kerkelijke feesten af, zoals de jaarlijkse kermis. Van oorsprong is de kermis een jaarmarkt ter gelegenheid van de wijdingsdag of andere feestdag van de parochiekerk. De toen al eeuwenoude schuttersgilden spelen hierbij een belangrijke aanjagersrol. Ook de jaarmarkten zorgen voor het nodige vertier, waarbij straatartiesten hun beste beentje voorzetten en de talloze herbergen druk bezocht worden. In het midden van de 19de eeuw komt het verenigingsleven langzaam op gang.
De eerste muziekgezelschappen in onze dorpen verschijnen in de tweede helft van de 19de eeuw. De geschiedenis van harmonie De Goede Hoop in Aarle-Rixtel begint in juli 1874. ‘Mister Biermans’ trommelt in die maand twaalf jongemannen bij elkaar en richt daarmee een fanfare op. Instrumenten en een vaandel worden gekocht in Eersel, waar een harmonie met de naam De Goede Hoop kort daarvoor ter ziele is gegaan. In 1903 breidt de fanfare onder leiding van Louis Houët uit met klarinetten en verandert zodoende in een harmonie. Ter gelegenheid van het gouden jubileum komt er op de Kouwenberg een muziekkiosk. Een belangrijke nevenactiviteit in die tijd is het uitvoeren van toneelvoorstellingen, meestal in de vorm van een klucht. De rollen worden vertolkt door de muzikanten.
In Lieshout is in 1876 fanfare Sint-Caecilia opgericht en in 1920 wordt ook deze fanfare omgezet in een harmonie. Een van de hoogtepunten uit de geschiedenis van deze harmonie is de wereldpremière van de suite ‘Lieshout en zijn molens’ van componist Henk Badings, ter gelegenheid van het eeuwfeest van de vereniging.
Noord-Brabant is de enige provincie die geen officieel volkslied heeft. Ter gelegenheid van de viering van het 900-jarig bestaan van het hertogdom Brabant in 2007 wil de commissaris van de koningin de Brabantse bevolking laten kiezen uit drie liedjes: ‘Hertog Jan van Brabant’ (muziek Floris van der Putt), ‘Brabant’ van Guus Meeuwis en ‘Het leven is goed in het Brabantse land’ van Oh Sixteen Oh Seven. Maar het provinciebestuur trekt de verkiezing terug. Dat laat de hoofdredacteur van de regionale krant niet op zich zitten. Hij stuurt een brief naar de provincie en een actiegroep verzamelt 26.000 stemmen om ‘Brabant’ tot officieel volkslied te maken. Zonder resultaat. Het voorstel haalt geen meerderheid in het provinciebestuur.
Twee van de drie Brabantliederen zijn ‘min of meer’ afkomstig uit Laarbeek. ‘De Hertog Jan van Brabant’ is gecomponeerd door Floris van der Putt, pastoor van de Sint-Servatiusparochie in Lieshout. Naast pastoor is hij ook componist. Hij componeert een groot aantal volksliedjes op teksten van Harrie Beex.
Het meest populaire lied is natuurlijk ‘Brabant’ van Guus Meeuwis. Guus is geboren in het klooster van Mariahout en opgegroeid in Lieshout. Daar zet hij zijn eerste muzikale stappen op de bariton bij harmonie Sint-Caecilia. Dat is een flink aantal jaren geleden, maar toch blijft de club trots op ‘onze Guus’, die zich sinds 2008 ereburger van Laarbeek mag noemen.
In het jaar 1891 richten enkele muziekliefhebbers de Koninklijke Harmonie Oefening & Uitspanning (O&U) in Beek en Donk op. Toen uiteraard nog zonder het woord ‘koninklijk’ in de naam. Een van de oprichters is de industrieel Marinus van Thiel. Hij zorgt voor de instrumenten en is ook de eerste dirigent. De grote doorbraak van O&U komt in de jaren zeventig van de 20ste eeuw onder dirigent Heinz Friesen. Onder zijn leiding groeit het harmonieorkest uit tot een symfonisch blaasorkest. Het orkest behaalt verschillende nationale en internationale successen. Een van de hoogtepunten is het wereldkampioenschap in 1978 op het Wereldmuziekconcours in Kerkrade.
Onder de naam Het Tweede Brabants Orkest treden de drie harmonieën van Laarbeek incidenteel ook gezamenlijk op. Bijvoorbeeld bij het bezoek van koning Willem-Alexander aan ’s-Hertogenbosch in 2013 en de viering van 75 jaar bevrijding in Lieshout in 2019. De naam Het Tweede Brabants Orkest is bedacht door de toenmalige commissaris van de koning Wim van de Donk tijdens de opening van het Mariahouts Openluchttheater in 2012. In 2018 zijn de drie harmonieën onder de naam Het Tweede Brabants Orkest vertegenwoordigd tijdens Brabant Stoet in Bergen op Zoom. In deze stoet lopen meer dan honderd culturele gezelschappen, zoals gilden, orkesten, steltlopers, reuzen en carnavaleske groepen.
De schuttersgilden kennen een eeuwenlange traditie. De gilden zijn van oudsher sterk verbonden met de kerk. Ieder gilde heeft een eigen altaar in zijn eigen parochiekerk. Lange tijd vormt het gilde een soort burgerwacht voor het dorp. Zo wordt er in oude gildereglementen (gildekaarten) vermeld dat ‘bij onraad en brand op den hoorn wordt geblazen’.
Op dit moment kent Laarbeek vijf gilden, namelijk het Sint-Margarethagilde en het Onze Lieve Vrouwegilde van Aarle-Rixtel, het Sint-Antoniusgilde en het Sint-Leonardusgilde van Beek en Donk en het Sint-Servatiusgilde van Lieshout. Sinds de samenvoeging van de drie gemeenten tot Laarbeek organiseren de gilden ieder jaar het Laarbeeks Koningsschieten. De winnaar mag zich een jaar lang de Laarbeekse Gildekoning noemen.
Nog altijd spelen de vijf gilden een belangrijke rol in het behouden van de saamhorigheid en het gemeenschapsgevoel. Met hun tradities behoren ze tot het ‘immaterieel erfgoed’ van de gemeente en zorgen ze voor verbinding: tussen de inwoners onderling en met het gemeentebestuur. Ze zijn altijd aanwezig bij belangrijke evenementen in de gemeente, zoals de kermis en de dodenherdenking.
‘De gildenmaaltijd’ door Reinier Pijenenburg. Dit schilderij hangt in Het Dorpshuis in Lieshout.
Op initiatief van de kerken verschijnen er in het begin van de 20ste eeuw parochiehuizen, de voorlopers van onze huidige dorpshuizen. In deze verenigingsgebouwen wordt geen alcohol geschonken. Ze geven ook onderdak aan talloze nieuwe organisaties. Bijvoorbeeld werkliedenverenigingen en jongerenverenigingen zoals de Jonge Wacht en de Katholieke Jonge Meisjes, later opgevolgd door de scouting. Ook verschijnen er kleine toneelgezelschappen die voor het wat luchtiger vermaak zorgen.
In 1923 komt een lid van harmonie O&U met het idee om een vaste kiosk te bouwen, omringd door een mooi parkje. De gemeente Beek en Donk gaat niet akkoord met deze plannen, maar na talloze sympathiebetuigingen gaat de gemeente toch overstag. De benodigde grond wordt aangekocht en in het voorjaar van 1926 begint men met de aanleg. In juli van het jaar daarop wordt de kiosk met de tuin opgeleverd. De stichting MuziektuinPodium Beek en Donk verzorgt sinds een aantal jaren de organisatie van de evenementen in de tuin. Tot de vele activiteiten die hier plaatsvinden behoort ook de jaarlijkse dodenherdenking op 4 mei.
In 1888 ontstaat er behoefte aan een belangenbehartiging van de boeren en wordt Boerencompagnie Sint-Isidorus opgericht. Het opstellen van een reglement voor de vereniging duurt maar liefst zeven jaar. En voordat de compagnie goed en wel van de grond is gekomen, wordt de Noord-Brabantse Christelijke Boerenbond (NCB) opgericht en is de taak van de Boerencompagnie overbodig. Sint-Isidorus gaat daarna gewoon als gezelligheidsvereniging verder en inmiddels zijn er ook burgers lid. Er gelden wel duidelijke regels. Zo is men verplicht naar de maandelijkse bijeenkomsten te komen. De leden zijn op boete van vijf centen verplicht de vergaderingen bij te wonen, die gehouden worden op de eerste zondag van iedere maand aanvang ‘s middags om zes uur.
Sint-Isidorus, de beschermheilige van de boeren.
“De
diverse soorten muziek worden door amateurs gespeeld.”
In de jaren vijftig van de 20ste eeuw komen de eerste carnavalsverenigingen. Tot die tijd vieren de inwoners ‘vastenaovund’ nog op informele wijze. In Aarle-Rixtel wordt in 1956 de Ganzegatse carnavalsvereniging officieel opgericht. Drie jaar eerder is een poging hiertoe afgelast vanwege de grote watersnoodramp in ZuidwestNederland. Beek en Donk volgt drie jaar later met de oprichting van de ‘Teugelders van Ganzendonck’. Mariahout krijgt in 1960 haar Heikeuters. Drie jaar later volgt Lieshout met de oprichting van De Roapers.
Het carnavalsfeest in Laarbeek is inmiddels tot een groot volksfeest uitgegroeid. Juist met carnaval wil elk dorp zijn eigen gezicht laten zien. Carnaval verbindt de mensen en verbindt ook de dorpen onderling. Dat laatste gebeurt bij de jaarlijkse sleuteloverdracht, waarbij de vier Laarbeekse carnavalsverenigingen samen optrekken. Elke dorpsprins ontvangt uit handen van de burgemeester de sleutel tot dit ‘feest van de leut’, muzikaal omlijst door de vier carnavalskapellen.
Eind jaren zestig besluit een aantal vaste bezoekers van café Van Bracht in Aarle-Rixtel om een alternatieve broederschap op te richten met slechts één doel: elk jaar een gebraden haan te eten! Het illustere gezelschap noemt zich ‘Les confrères du Coq d’Or’, oftewel de Hanenclub. Wat als een grap begint, is inmiddels vaste traditie. Nog elk jaar komen de confrères bijeen om te genieten van hun gebraden haan.
Wat opvalt in de namen van de carnavalsverenigingen van Aarle-Rixtel en Beek en Donk is het woord ‘ganzen’. Dat heeft te maken met een bijzondere bedrijfstak in de geschiedenis: het fokken en verkopen van ganzen. Vooral in Aarle-Rixtel en Beek en Donk dus, maar ook in Lieshout. Hier zijn al vanaf de late middeleeuwen schriftelijke bewijzen van, zoals ganzenmerklijsten.
De ganzen worden niet alleen gebruikt om mee te fokken, maar ook om te ‘melken’. Het gaat daarbij niet om melk, maar om het dons, dus de zachte veren die op de borst van de gans groeien. Dons wordt onder andere gebruikt als vulling in kussens. Het plukken van dons bij levende dieren is nu verboden.
Het Ganzentrio op de Kouwenberg in Aarle-Rixtel.
Dansen, ik lustte er vroeger wel pap van. Het begon in de Boerderij in Beek en Donk. Het zal rond 1969 geweest zijn. We waren jong, heel jong, maar gingen toch al naar de zondagmiddagsoos in Beek en Donk, in de Boerderij aldaar, die – als ik het wel heb – aan de Dokter Timmerslaan lag. Wie er voor de muziek zorgde, weet ik niet meer. Beek en Donk kende ik natuurlijk al wel omdat we daar geregeld gingen zwemmen in De Koppelen. Wat ik me daarvan nog het beste herinner, is dat de gespierde Beek en Donkenaar Jan van Schijndel er geregeld indruk maakte door op zijn handen te lopen. Jan werd later een gewaardeerde speler van Sparta’25.
Na de Boerderij brak de periode aan waarin we in de weekenden geregeld in mijn geboortedorp Aarle-Rixtel te vinden waren bij zaal Van Bracht en café De Stal. Maar we gingen al snel net zo gemakkelijk op één en dezelfde avond ook naar zaal (Truus) Slegers in Lieshout en zaal (George) Slaats in Mariahout. In Aarle-Rixtel had je diskjockeys: Walter bij Van Bracht en Adje Verbakel bij De Stal. In Lieshout en Mariahout traden geregeld bands op. En overal kon gedanst worden. Heerlijk. Dansend Laarbeek rond nog ver voordat Laarbeek daadwerkelijk bestond.
Taalkundige Wim Daniëls komt uit Aarle-Rixtel en is schrijver van allerlei soorten boeken.
Hij verzorgt theatercolleges en cabaretvoorstellingen, en presenteert af en toe een tvprogramma.
Samen met de burgemeester van Laarbeek verzorgt hij de jaarlijkse bruidsparenmiddag.
Van 2009 tot 2016 is hij voorzitter van de stichting Brabants Dialectenfestival.
Sinds 2019 draagt hij de titel ‘Ereburger van Laarbeek’.
De laatste decennia zijn er ook nieuwe evenementen gekomen. Zo kan men in Lieshout al vanaf 1994 om de twee jaar genieten van een onvervalst Brabants Dialectenfestival. In Mariahout viert de cultuur al sinds 1945 hoogtij in het prachtig gelegen Openluchttheater met 1000 zitplaatsen, terwijl in Aarle-Rixtel de jaarlijkse Dorpsfeesten met bijbehorende jaarmarkt sinds 1977 furore maken.
En wat te zeggen van het groots opgezette WiSH Outdoor Festival dat elk jaar in Beek en Donk neerstrijkt en in drie dagen zo’n 60.000 bezoekers trekt? Het festival is in 2007 opgericht, bij de viering van het tienjarig bestaan van de gemeente. Inmiddels is het een (inter)nationaal bekend festival. Grootse dj’s, zoals Hardwell en Martin Garrix én live-artiesten als Guus Meeuwis en Kensington hebben het festival bezocht, waarbij niet alleen house en hardstyle, maar ook hiphop, top 40, urban en Nederlandstalig ieder jaar de revue passeren.
WiSH Outdoor is toonaangevend in de evenementenbranche en wordt sinds jaar en dag georganiseerd met veel lokale leveranciers, enthousiaste Laarbeekse vrijwilligers en in goede harmonie met buurtbewoners, gemeente en hulpdiensten. Samen krijgen ze het in Laarbeek ieder jaar weer voor elkaar.
Aanleiding om dit evenement te organiseren is om Laarbeek positief op de kaart te zetten voor jongvolwassenen. Andere doelen zijn het versterken van de sociale cohesie, het verbinden van de dorpskernen, het steunen van de lokale economie en het verbeteren van de attractiviteit van Laarbeek. Nog altijd staat dit hoog in het vaandel en sinds 2007 is Laarbeek dan ook onlosmakelijk verbonden met WiSH Outdoor. Voor hun grote bijdrage aan cultuur in Laarbeek hebben de organisatoren in 2012 de gemeentelijke Cultuurprijs ontvangen.
“WiSH heeft Laarbeek op de kaart gezet.” (inwoner Lieshout)
SportOok op sportief gebied zetten de Laarbeekse verenigingen en sporters hun beste beentje voor. Drie van de vier voetbalverenigingen zijn in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw opgericht (Sparta’25, ELI en ASV33), Voetbalvereniging Mariahout pas begin jaren vijftig. Vermeldenswaard is dat Sparta’25 in 1972 algemeen amateurkampioen van Nederland is geworden.
Van alle Laarbeekse sportclubs hebben de handboogverenigingen de langste traditie. De Aarlese handboogvereniging De Eendracht dateert al van 1858. In 1865 wordt de Lieshoutse handboogvereniging Krijgsman Soranus opgericht. De Beek en Donkse handboogvereniging ‘Strijd in Vrede’ is de jongste: die is ‘pas’ in 1910 opgericht.
De talentvolle BMX’er Tom van den Boogaard uit Aarle-Rixtel mag eigenlijk ook niet ontbreken. Hij presteert het om als eerste ter wereld een ‘360 quadruple downside tailwhip’ te maken met zijn crossfiets.
Kort samengevat: in de lucht om je as roteren terwijl de fiets alleen met je hand verbonden is, om ook nog eens in volle vlucht vier keer de fiets zelf 360 graden in tegengestelde richting te draaien. De trainingen kosten deze waaghals wel een gebroken sleutelbeen, een hersenschudding en veel bloed, zweet en tranen.
“Tom is een wereldster in de BMX-scene en een voorbeeld voor veel kids in Laarbeek.” (inwoner Aarle-Rixtel)
Tennis is al jaren een populaire sport bij een breed publiek. Maar dat is niet altijd zo geweest. Zo weigert de toenmalige gemeente Aarle-Rixtel in 1964 grond beschikbaar te stellen voor de aanleg van een paar tennisbanen. Het college van burgemeester en wethouders vindt tennis maar een elitesport voor een handvol mensen. Nadat er vanuit het dorp de nodige druk is uitgeoefend, gaat het college er toch mee akkoord. En zo ontstaat alsnog tennispark De Hut.
Naast voetbal kent Laarbeek nog een grote diversiteit aan sportverenigingen. Op een paar uitzonderingen na, kunnen we die hier niet allemaal vermelden. Rollerclub De Oude Molen is zo’n uitzondering. Deze rolschaatsclub houdt zich bezig met kunstrijden, showrijden en skaten en is sinds 1957 uitgegroeid tot een succesvolle vereniging. Het is de enige rolschaatsvereniging in Nederland met de titel ‘Europees kampioen showrijden’ op haar naam. Ieder jaar geeft de club een prachtige rollershow ten beste.
In Laarbeek kennen we natuurlijk ook kunst met een grote en een kleine K. Die met een grote K zijn de portretten en landschapsfoto’s van Martien Coppens (1908-1986). Coppens wordt geboren in Lieshout en volgt een opleiding tot fotograaf in München. Zijn vroegste en meest bekende werken zijn foto’s van boeren en hun gezinnen. Daarna volgen veel foto’s van kerken en landschappen. Coppens fotografeert het liefst mensen met een karakteristiek gezicht, in een natuurlijke houding, waarbij hij speelt met licht en donker. Ze moeten ‘puur’, poëtisch en indringend zijn. Uitleg is niet nodig. Hij noemt zichzelf dan ook ‘kunstfotograaf’.
Klompenmaker Peer Foolen uit Lieshout, foto van Martien Coppens (Brabant Collectie, Universiteitsbibliotheek Tilburg).
In de openbare ruimte zijn ruim zestig kunstobjecten te vinden. Sommige zijn een eerbetoon aan bepaalde inwoners, andere markeren een bijzondere gebeurtenis. Op deze pagina’s laten we de tien kunstwerken zien waar de inwoners het meest trots op zijn.
Aan het Oranjeplein in Mariahout (Toon Grassens, 1994)
Eerbetoon aan Tinus Vermeulen die veel heeft betekend voor Mariahout, onder andere voor de Lieshoutse gemeenteraad, het Openluchttheater en de Jonge Boerenstand.
N615 bij Bavaria in Lieshout (Ron van de Ven, 2004)
De vier zijden geven de samensmelting van de kernen Aarle-Rixtel, Beek en Donk, Lieshout en Mariahout aan. Uitgangspunten voor het kunstwerk zijn: dynamiek, samensmelting, groei en ontwikkeling.
Aan het Servaasplein in Lieshout (Toon Grassens, 1998)
De volwassen man is het evenbeeld van Hannes Dekkers (1858-1941), tamboer van het Sint-Servatiusgilde.
Bij molen De Leest in Lieshout (Charles Vergouwen, 1989)
Dit monument is een eerbetoon aan alle vrijwillige molenaars in Nederland. Het is onthuld door prins Claus.
In de hal van het gemeentehuis staat het kunstwerk Bolster van kunstenares Mieke Beijer. Dit beeld staat symbool voor de samenvoeging van de drie gemeenten. Het wordt in miniatuur uitgereikt aan personen die het ereblijk ontvangen van de gemeente Laarbeek.
Aan de Heuvel in Lieshout (Niek van Leest, 1990)
Dit beeld is gemaakt voor het afscheid van Toon Vermeltfoort als directeur van de Rabobank. Vermeltfoort heeft zich ingezet voor kunstwerken in de openbare ruimte.
Langs de N279 in Beek en Donk (Alice Helenklaken, 2002)
Met de elf paardenbeelden langs de provinciale weg wil de kunstenaar een brug slaan tussen de nieuwe weg en het oude landschap.
Aan het Piet van Thielplein in Beek en Donk (Toon Grassens, 1993)
Het beeld staat symbool voor de metaalindustrie in Beek en Donk en de spijkermakers in het bijzonder.
Aan de Otterweg in Beek en Donk (Louis Schutte, 1971)
Voor de nieuwe basisschool De Raagten heeft Louis Schutte het ontwerp van spelende kinderen op schaal gemaakt. Het uiteindelijke beeld is opgetrokken uit scheepsstaalplaten door o.a. Toon van Zutven, Wout Smits en Harrie Gruijters.
Klokkengieter
Aan de Dorpsstraat in Aarle-Rixtel (Pierrot van Leest, 1990)
In Aarle-Rixtel staan twee beelden van een klokkengieter, die de herinnering aan de activiteiten van klokkengieterij Petit & Fritsen levend houden. Het andere beeld staat aan de Bosscheweg.
Bij De Dreef in Aarle-Rixtel (Jean en Marianne Bremers, 1995)
Attirance staat symbool voor de aantrekkingskracht van de drie gemeenten voor elkaar, om samen als Laarbeek de toekomst in te gaan.
Naast deze permanente kunstwerken kunnen inwoners en bezoekers tijdens de tweejaarlijkse Kunstroute genieten van creaties van Laarbeekse kunstenaars. Van amateur tot professional. Wie niet genoeg krijgt van kunst, kan terecht bij de exposities van Kunstpodium ‘t Oude Raadhuis in Beek en Donk.
• Beek, H. van & Daniëls, W. Kasteel Croy. (2007). Eindhoven: Kuux Media.
• Bekx, J. Wilhelminakanaal, feiten en herinneringen. (2013). Lieshout.
• Berkvens, R. & Huijbers, A. Actualisatie archeologische verwachtingen- en waardenkaart gemeente Laarbeek. (2021).
Eindhoven: Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant.
• Catalogus Cultuurhistorische Inventarisatie Erfgoedkaart gemeente Laarbeek. (2012). Eindhoven: SRE Milieudienst.
• Coenen, J. Van Ricstelle tot Aarle-Rixtel. De geschiedenis van Aarle-Rixtel. (1992). Aarle-Rixtel.
• Coppens, J., Coppens, M. &. Swinkels, T. Brabantse mensen, een dorp in Brabant. (2002). Eindhoven, Heinen / stichting Brabants Fotoarchief.
• Cultuurhistorische waardenkaart (CHW). (2016). ’s-Hertogenbosch: Provincie Noord-Brabant.
• Duitsman-Snelders, R. 100 jaar Leonarduskerk 1897 – 1997. (1997). Beek en Donk: Parochiebestuur Beek en Donk.
• Hornikx, S. Een erfenis aan verhalen. (2021). Laarbeek: Gemeente Laarbeek.
• Leijnse, E. Cécile en Elsa, strijdbare freules. (2017). Amsterdam: De Geus.
• Kunst in de kern; 4 kernen 60 kunstwerken. (2022). Laarbeek: Gemeente Laarbeek.
• Leenders, F. Eyckenlust, kasteel en omgeving. (2008). Beek en Donk: Heemkundekring De Lange Vonder.
• Margry, P.J. & Caspers, C. Bedevaartplaatsen in Nederland. Deel 2: Provincie Noord-Brabant. (1998). Amsterdam.
• Philipsen, M. & Hanegraaf, G. Ganzendonck de straot op; 55 jaar carnaval in Beek en Donk. (2014). Beek en Donk: Stichting Teugelders van Ganzendonck.
• Plek in het hart, 75 jaar Openluchttheater Mariahout. (2022). Mariahout.
• ’t Skônste van Laarbeek. (2007). Laarbeek: Heemkundekringen en IVN Laarbeek.
• Swinkels, A. & Zwaal, P. Bavaria. Biografie van een brouwerij en een familie uit Lieshout. (2008). Lieshout: Bavaria.
• Zonder ruimte geen beweging; omgevingsvisie buitengebied Laarbeek. (2021).
Laarbeek: Gemeente Laarbeek.
• bavaria.com
• bhic.nl (Brabants Historisch Informatie Centrum)
• brabantserfgoed.nl
• cultureelerfgoed.nl (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)
• delangevonder.nl (Heemkundekring De Lange Vonder, Beek en Donk)
• erfgoedbrabantacademie.nl
• eustachiusparochie.nl
• geheugenvannederland.nl
• heemkameraarlerixtel.nl (Heemkundekring Barthold van Heessel, Aarle-Rixtel)
• hofvanliessent.nl (Heemkundekring Hof van Liessel, Lieshout/ Mariahout)
• ivnlaarbeek.nl
• laarbeek.nl
• laarbeekslandschap.nl
• landvandepeel.nl
• meertens.knaw.nl
• molendatabase.nl
• odzob.nl/kaarten (o.a. interactieve erfgoedkaart)
• rhc-eindhoven.nl (Regionaal Historisch Centrum Eindhoven)
• tilburguniversity.edu/nl/campus/brabantcollectie
• vangoghbrabant.com
• Ontdek Laarbeek
De historische foto’s en afbeeldingen in dit boek zijn afkomstig van de Laarbeekse heemkundekringen, Rijksmuseum Leiden, BHIC en het RHCe
• Kaft: foto carnaval: Joost Duppen, foto Molen Vogelenzang: gemeente Laarbeek, foto rollerclub: DCI media, foto Guus Meeuwis: SetVexy, foto De Groene Long: gemeente Laarbeek, Foto Laarbrug: gemeente Laarbeek.
• Blz 2-3: foto kasteel Croy: Albert van de Meerakker.
• Blz 4-5: foto De Groene Long: gemeente Laarbeek.
• Blz 6-7: foto Molen De Leest: gemeente Laarbeek, foto De Groene Long: gemeente Laarbeek.
• Blz 8-9: foto Ale blie: Henk van Beek, foto Openluchttheater Mariahout: Loes Otten.
• Blz 10-11: foto De Hopman: Barli.
• Blz 12-13: foto Torreven: gemeente Laarbeek.
• Blz 14-15: foto Merinoschaap Croy: Landgoed Croy, foto Goorloop: gemeente Laarbeek.
• Blz 16-17: Beeld reconstructie nederzetting Ijzertijd door P. Cox.
• Blz 18-19: foto Ruweeuwsels: onbekend, foto waterput: Heemkamer Aarle-Rixtel, foto aanplant bomen; gemeente Laarbeek.
• Blz 20-21: Community Farm: gemeente Laarbeek, foto huidige landschap: gemeente Laarbeek.
• Blz 22-23: foto kasteel Croy: Albert van de Meerakker, Foto Laarbrug: gemeente Laarbeek.
• Blz 24-25: foto Goorloop en Aa: gemeente Laarbeek.
• Blz 26-27: foto keersluis Wilhelminakanaal: gemeente Laarbeek, foto Torreven: gemeente Laarbeek, foto Juni Watermaand: gemeente Laarbeek.
• Blz 28-29: foto kasteel Croy: Albert van de Meerakker, foto Eyckenlust: gemeente Laarbeek.
• Blz 30-31: foto’s kasteel Croy: Albert van de Meerakker, foto beeld Koning Lodewijk Napoleon: gemeente Laarbeek.
• Blz 32-33: foto’s hoeves: Henk van Beek, Illustratie Ter Hurckens/ Witte Poort: uit collectie Familie van Handel-Zwanenberg.
• Blz 34-35: foto’s Eyckenlust: gemeente Laarbeek, foto De Pashoeve: Henk van Beek.
• Blz 36-37: foto’s ‘t Hof: Henk van Beek, foto Het Herenhuis: Henk van Beek, foto de Plashoeve en Ter Smisse: gemeente Laarbeek.
• Blz 38-39: foto huige gemeentehuis: Marcel van de Kerkhof (B&D), overige foto’s: gemeente Laarbeek/Henk van Beek.
• Blz 40-41: foto Kouwenbergs kerkje en Poort van Binderen: gemeente Laarbeek.
• Blz 42-43: foto’s religieus erfgoed: gemeente Laarbeek.
• Blz 44-45: foto’s religieus erfgoed: gemeente Laarbeek.
• Blz 46-47: foto’s religieus erfgoed: RHCe/Henk van Beek.
• Blz 48-49: foto’s religieus erfgoed: gemeente Laarbeek.
• Blz 50-51: foto klokkengieterij: Petit en Fritsen, foto Klompen; Nicole van Aarle.
• Blz 52-53: foto Molen De Leest en Molen De Vogelenzang: gemeente Laarbeek, schets van Gogh: Van Gogh Museum.
• Blz 54-55: foto Fonske den Bels: Mariahout 50, foto De Blauwe kraan van Thibo: gemeente Laarbeek, foto klompenmaakster Nicole van Aarle: Nicole van Aarle.
• Blz 56-57: foto klokkenmaker: Petit en Fritsen, foto klok: Petit en Fritsen, foto bierbrouwerij: Bavaria/Swinkels Family Brewers, foto Schenk Bierfestival: Hooglander.
• Blz 58-59: foto lange vingers: Jeurgens, afbeeldingen De Goede Moordenaar: Henk van Beek.
• Blz 60-61: foto Dialectenfestival: DCI Media, foto Mooon: Loes Otten, foto WiSH Outdoor: Kevin (WiSH Outdoor), foto WiSH Outdoor: Emine (WiSH Outdoor).
• Blz 62-63: foto Guus Meeuwis: SetVexy.
• Blz 64-65 foto Gilden: Agnes Franssen-Visbeen, foto Muziektuin: gemeente Laarbeek.
• Blz 66-67: foto’s sleuteloverdracht Carnaval: Joost Duppen, foto Ganzentrio: gemeente Laarbeek.
• Blz 68-69: foto Wim Daniëls: Wim Daniëls, foto WiSH Outdoor: Kevin (WiSH Outdoor).
• Blz 70-71: foto Sparta ‘25: Sparta ‘25, foto Tom van den Boogaard: Bart de Jong FATbmx, foto rollerclub: DCI media, foto van Martien Coppens: Brabant Collectie/Universiteitsbibliotheek Tilburg.
• Blz 72-73: foto’s kunstwerken: Kunst in de kern (boek) en Ontdek Laarbeek app.
• Blz 74-75: foto WiSH Outdoor: Joris Bisschops (WiSH Outdoor), foto Muziektuin: gemeente Laarbeek.
Nicoline van Tiggelen en Henk van Beek
Redactie
Frank van der Meijden en Anton-Pieter Verheggen (gemeente Laarbeek)
Vormgeving
Twan van Handel (gemeente Laarbeek)
Druk Grafic Image
Uitgave Brainport Publishing in opdracht van de gemeente Laarbeek december 2022
Laarbeek is gezegend met een stel unieke dorpen op de grens van de Meierij en de Peel, te weten Aarle-Rixtel, Beek en Donk, Lieshout en Mariahout. Al deze dorpen zijn rijk aan fraaie gebouwen, pleinen, natuurgebieden en wateren. Ieder dorp heeft zo zijn eigen pareltjes, zijn eigen sfeer en zijn eigen ‘aard’. Dat zie je ook terug in de evenementen en verenigingen die typisch zijn voor dat dorp.
Wat karakteriseert deze gemeente? Waar zijn de inwoners zelf trots op? Wat is Laarbeek nog méér buiten die twee grote kanalen, die beroemde bierbrouwerij, dat markante openluchttheater, die eeuwenoude kastelen Croy en Eyckenlust, en dat populaire festival WiSH Outdoor? In dit boek stippen de auteurs een groot aantal hoogtepunten aan: van landschap, erfgoed, bedrijvigheid tot en met cultuur en sport. Bij elk thema staat een top-5 of top-10 van zaken waar de inwoners het meest trots op zijn. Ook bevat het boek mooie citaten van inwoners over hun favoriete plek, product of evenement in Laarbeek.
Dit boek is een uitnodiging voor alle inwoners en bezoekers om (verder) op ontdekking te gaan in Aarle-Rixtel, Beek en Donk, Lieshout en Mariahout.