In deze periode
In deze periode lezen we verhalen uit het boek Genesis. Jakob krijgt van zijn oudere broer Esau het eerstgeboorterecht in ruil voor een kop soep. Hij krijgt de zegen, maar moet daarna vluchten. Vele jaren later komt hij terug met een grote familie en verzoenen de broers zich met elkaar. Jakob krijgt een nieuwe naam: Israël.
4 Ouderbrief
5 Week 36 • 01/09 - 05/09
Wat is mijn plek?
Genesis 25:19-34 en 27:1-45
Esau en Jakob zijn broers. De oudste broer Esau ruilt zijn eerstgeboorterecht in voor een kop soep. Later, als hun vader Isaak oud is, krijgt Jakob de zegen in plaats van zijn broer. Wat is hun plek in het gezin?
21 Week 37 • 08/09 - 12/09
Niet alleen
Genesis 27:46-29:14
Jakob moet vluchten voor zijn broer Esau. Onderweg verschijnt God aan hem. Jakob ziet een ladder naar de hemel, met engelen die omhooggaan en afdalen. God belooft voor hem te zullen zorgen. Jakob gaat naar zijn oom Laban.
37 Week 38 • 15/09 - 19/09
Is dat eerlijk?
Genesis 29:15-30
Jakob wil trouwen met Rachel, de jongste dochter van zijn oom Laban. Hij werkt er zeven jaar voor, maar na de bruiloft ontdekt hij dat hij getrouwd is met de oudste dochter Lea. Want de oudste dochter trouwt het eerst. Jakob belooft nog eens zeven jaar te zullen werken en mag ook met Rachel trouwen.
53 Week 39 • 22/09 - 26/09
Kunnen we gaan?
Genesis 31:1 - 32:1
Jakob en zijn vrouwen Lea en Rachel hebben een hele familie gekregen. Ook hebben ze veel dieren. Jakob wil terug naar het land waar hij vandaan komt. Zonder het tegen oom Laban te zeggen, vertrekken ze.
69 Week 40 • 29/09 - 03/10
Komt het goed?
Genesis 32:1 -33:17
Jakob en zijn familie gaan zijn broer Esau tegemoet. Bij de rivier de Jabbok worstelt Jakob met een onbekende. Hij krijgt een nieuwe naam: Israël. Want hij heeft gevochten met God en de mensen, en gewonnen. Esau en Jakob verzoenen zich met elkaar.
85 Week 41 • 06/10 - 10/10
Een nieuw begin
Genesis 35
Jakobs twaalfde zoon wordt geboren: Benjamin. Tijdens de geboorte sterft Rachel. Jakob en zijn familie komen terug in het land van vader Isaak.
Wat is mijn plek?
Esau en Jakob zijn broers. De oudste broer Esau ruilt zijn eerstgeboorterecht in voor een kop soep. Later, als hun vader Isaak oud is, krijgt Jakob de zegen in plaats van zijn broer. Wat is hun plek in het gezin?
MAA Themaverhaal: Nieuwe plek
Themaverhaal: Wat is mijn plek?
Themaverhaal: Een nieuwe plek
DIN Bijbelverhaal: Twee broers
Bijbelverhaal: Jakob en Esau
WOE Praten: Wat betekent ‘de zegen geven’?
Doen: Ruilspel
DON Bijbelverhaal: Jakob krijgt de zegen
Bijbelverhaal: Jakob krijgt de zegen mee
Bijbelverhaal: Het eerstgeboorterecht
Verdieping: zie groep 7/8
Bijbelverhaal: Het plan van Rebekka
Verdieping: zie groep 7/8
Bijbelverhaal: De zegen
Verdieping: zie groep 7/8
Themaverhaal: Niet langer de oudste
Bijbelverhaal: zie groep 5/6
Gesprek: Slim of egoïstisch?
VRI Werkblad: Kleur wat hetzelfde is en wat verschilt.
Werkblad: Tafeldekken
Werkblad: Wat is jouw plek in de klas?
Bijbelverhaal: zie groep 5/6
Onderzoek: Wat is een zegen?
Bijbelverhaal: zie groep 5/6
Filmpje: Blind zijn
Werkblad: Vul de stamboom in
Viertafel
Leg allemaal geurende voorwerpen en een blinddoek op de viertafel. Nodig de kinderen uit om blind te ruiken en te raden wat ze in handen hebben.
Gebed
Goedemorgen God,
Wees bij ons deze dag. Geef dat we samen spelen met een lach. Help ons, we gaan samen aan het werk. Als U erbij bent dan staan we samen sterk. Amen
Zingen
Jakob en Esau
Als Esau met zijn pijl en boog op jacht gaat in het veld, zorgt Jakob bij de tenten dat de schapen zijn geteld.
'Mag ik voortaan de oudste zijn?' vraagt Jakob in zijn tent. 'Ik vind het best', zegt Esau moe, 'als jij mijn maag verwent.'
Hij ruilt zijn eerstgeboorterecht voor linzen in een bord.
Denkt Jakob dat hij met die truc de oudste van hen wordt?
Als vader Isaak voor zijn dood zijn zonen zeeg’nen moet, doet Jakob of hij Esau is en fopt zijn vader goed.
'Jij steelt mijn plek!' roept Esau uit en Jakob vlucht heel bang. Ooit zullen zij elkaar weer zien als broers, al duurt dat lang.
Kijk op de website van Kind op Maandag voor het complete lied.
Wat is mijn plek?
Soms voel je je ergens goed op je plek en soms moet je daar wat voor doen. Deze week horen de kinderen op welke manier Jakob de plek van zijn oudste broer Esau inneemt.
Verhalen uit Genesis
MAA 01 - 09 • weekopening
Nieuwe plek
Nou, daar gaan jullie weer!’ Mama zwaait naar Mies en Max. ‘Hoef ik echt niet meer mee de klas in?’ Max schudt zijn hoofd. ‘Nee hoor, we weten al precies in welke klas we moeten zijn!’
Mies knikt. ‘En we kennen juf Leonora al lang!’
Mies geeft Max een hand en samen lopen ze de school in. Het is alweer zes weken geleden dat ze zo samen de school uitliepen. Toen was het vakantie en nu is het nieuwe schooljaar weer begonnen.
Mies wijst de kapstokken aan. ‘Zullen we de jas weer op hetzelfde plekje hangen?’ Max trekt ook zijn jas uit en hangt hem op. Zijn tas stopt hij in de speciale bak waar alle tassen in zitten. Precies zoals voor de vakantie. Mies ziet juf Leonora al bij de deur van de klas staan en ze zwaait. ‘Kijk, juf Leonora is ook nog precies hetzelfde! Ze is alleen een beetje bruiner van de zon.’ Max geeft juf een dikke knuffel en Mies geeft haar een high five. ‘Wat fijn om jullie weer te zien’, zegt juf. ‘Ga maar snel naar binnen en zoek maar een plekje.’
Als Mies en Max de klas ingaan, zijn ze even stil. Want in de gang lijkt alles wel hetzelfde, maar in de klas is alles anders. Waar eerst de kasten stonden, is nu de bouwhoek. En de plek voor de kring is nu helemaal achter in de klas. Mies kijkt voorzichtig in de kasten. Ze ziet een paar bekende puzzels, maar ook een hele hoop nieuwe. Zou die ene puzzel met de muisjes er nog wel zijn? ‘Kom’, zegt Max; ‘dan zoeken we onze stoeltjes op’. Max bekijkt de stoelen één voor één. Hij ziet geen stickers met namen erop.
Mies & Max
Elke lesweek begint met een verhaal over Mies & Max, als inleiding op het thema en de Bijbelverhalen.
Hoe weet hij dan welke stoel voor hem is? Mies weet het ook niet. ‘Kunnen we wel lekker naast elkaar gaan zitten’, zegt ze blij. En dat doen ze dan maar. Daar zitten Mies en Max in de oude nieuwe klas. Een beetje gek, maar wel heel fijn om weer op school te zijn!
Om over te praten
Mies is nog niet helemaal op haar plek, snap je dat? Op welke plek in de klas vind jij het fijn en waarom?
Jolanda van der Marel
DIN 02 - 09 • vertellen
Esau ruilt zijn eerstgeboorterecht met Jakob voor een kop soep.
Verteltip: Wie van de kinderen heeft een grote broer of zus? Hoe is dat, wanneer is het leuk en wanneer niet zo leuk? Vertel dat de kinderen vandaag horen over twee broers. Esau is de oudste, Jakob is de jongste. Maar dan gebeurt er iets bijzonders…
Twee broers
Genesis 25:19-34
Kijk, daar loopt meneer Isaak. Hij is op weg naar zijn vrouw Rebekka. Rebekka heeft een dikke buik. Isaak en Rebekka wilden graag een kindje en daar moesten ze heel lang op wachten. Totdat Rebekka’s buik begon te groeien. Toen wisten ze dat het echt ging gebeuren. En ze krijgen niet één kindje, maar twee. Een tweeling!
Isaak voelt aan de buik van Rebekka. ‘Zo, wat bewegen ze veel!’ Rebekka zucht. ‘Het lijkt wel of ze ruzie maken daarbinnen in mijn buik!’ Isaak lacht. ‘Dat zal toch niet?’ zegt hij. Maar Rebekka knikt. ‘God heeft tegen mij gezegd dat deze twee kindjes niet altijd twee lieve broers zullen zijn. Nu zijn ze nog bij elkaar, maar dat wordt nog anders. God heeft gezegd dat de jongste zoon later de oudste zal zijn.’
Het is zover, het is de dag dat de tweeling geboren wordt. Eerst wordt Esau geboren, hij is de oudste. Esau heeft rode haren. En niet alleen op zijn hoofd zit al een hele bos haar. Ook op zijn armen en benen. Isaak glimlacht. ‘Het lijkt wel op de vacht van een beer! Esau zal vast heel sterk worden later!’ Direct daarna wordt Jakob geboren. ‘Kijk’, zegt Isaak. Dit kindje houdt de voet van Esau vast!’ Jakob is een baby met een gladde huid. Hij is de jongste van de twee. Isaak kijkt naar zijn twee zoons. ‘Wat fijn dat jullie er zijn’, zegt hij tegen ze. En tegen Esau zegt hij: ‘Jij bent als eerste geboren, dus jij bent de oudste broer. Als jij later groot bent, dan krijg je van mij de zegen. Dat betekent dat jij de baas mag zijn.’ Jakob en Esau worden elke dag een stukje groter. Esau wil elke dag naar buiten. Hij wil rennen en jagen op de dieren, net als zijn
vader Isaak. Jakob is liever dicht bij de tenten. Hij wil helpen met het eten en dichtbij zijn moeder Rebekka zijn. Als de broers nog groter zijn, mag Esau mee op jacht. Hij is de hele dag buiten. Als hij weer bij de tenten komt, is hij moe en heeft hij honger. Daar ziet hij Jakob staan. Jakob maakt een soepje klaar. Esau ruikt het gelijk. ‘Lekker, linzensoep! Snel, geef mij een kopje soep’, zegt hij tegen Jakob. ‘Ik val om van de honger!’ Jakob denkt even na. Dan bedenkt hij een plan. Hij zegt tegen Esau: ‘Jij krijgt van mij een kopje soep, maar dan krijg ik de plek van de oudste broer. Dan krijg ik straks de zegen en ben ik de baas.’ Esau haalt zijn schouders op. ‘Prima’, zegt hij; ‘Als ik nu die soep maar krijg.’
Zo krijgt Esau de soep en Jakob de plek van de oudste broer. Is dat nou een goed idee?
Download de thematekening op kindopmaandag.nl
WOE 03 - 09
Doorvertellen
Het verhaal eindigt met de vraag: Is dat nou een goed idee? Wat vinden de kinderen van de ruil? Herhaal het verhaal nog een keer en sta even stil bij wat God tegen Rebekka heeft gezegd. Past dit bij de ruil die later komen gaat?
Praten
Vertel dat in het volgende verhaal Isaak zijn oudste zoon Esau de zegen wil geven. Wat denken de kinderen dat dit betekent? Vertel dat een zegen eigenlijk een soort wens is. Je zegt tegen de ander: 'Ik wens dat het goed met jou zal gaan'.
Doen
Esau heeft ontzettende honger en de soep van Jakob zal wel heel lekker geroken hebben. Maak samen een grote pan soep door een emmer met water te vullen en allerlei ingrediënten toe te voegen: blaadjes, takjes, een zeepje, enzovoort.
DON 04 - 09 • vertellen
Als Rebekka hoort dat Isaak hun oudste zoon Esau de zegen wil meegeven, bedenkt ze een plan waardoor Jakob de zegen krijgt.
Verteltip: Herhaal het verhaal van de dinsdag. Bespreek met de kinderen wat Esau had beloofd aan zijn broer. Bespreek ook wat het betekent om de zegen te krijgen.
Jakob krijgt de zegen
Genesis 27:1-30
Vader Isaak is oud geworden. Hij loopt een beetje krom en zijn ogen werken niet meer zo goed. Isaak ziet nog maar een heel klein beetje. Het zal niet lang meer duren, denkt hij, dan ga ik dood. Isaak roept Esau bij zich. Hij kijkt en kijkt, is het echt Esau? Dan voelt hij aan de arm van Esau. Hij voelt de bos haren op zijn arm. Ja, dit is zijn oudste zoon Esau.
‘Lieve zoon’, zegt Isaak. ‘Nog even en dan ga ik dood. Dan ben jij de baas. Daarom wil ik jou zo de zegen geven. Haal eerst wat eten voor mij, komt weer terug, dan krijg je de zegen.’ Esau heeft het allemaal goed gehoord. Hij gaat weg om eten te halen.
Weet je wie het ook goed heeft gehoord? Moeder Rebekka. Zij heeft een plan. Ze gaat naar de jongste zoon Jakob toe. ‘Psst’, zegt ze, ‘vader Isaak wil Esau de zegen geven. Ik wil dat jij de zegen krijgt. Ik heb een plannetje. Luister maar.’
Jakob luistert en knikt. Hij trekt kleren van Esau aan en doet een vacht van een bokje om zijn armen. Nu zitten zijn armen net zo vol haar als die van Esau. Rebekka geeft hem een schaal vol lekker eten en duwt hem zachtjes naar de tent waar Isaak zit. ‘Probeer maar net zo te praten als je broer’, zegt ze nog. Jakob kucht een beetje zwaar en gaat naar zijn vader toe. ‘Uhm, hier ben ik vader Isaak’, zegt hij met een zware stem. ‘Ik ben uw zoon Esau en ik heb lekker eten mee. Kan ik nu de zegen krijgen?’ Isaak schrikt op. ‘Dat heb je snel geregeld’, zegt hij verbaasd. ‘Maar je klinkt zo anders. Kom eens dichterbij.’
Voorzichtig stapt Jakob naar voren. Tot hij vlak bij zijn vader is. Vader Isaak luistert en kijkt. Hij kan het niet goed zien en die stem, dat lijkt de stem van Jakob. Isaak ruikt aan de kleren die Jakob aanheeft. Hij ruikt de geur van Esau. Dan voelt Isaak aan de armen. Hij voelt allemaal haar. Dan moet het toch wel Esau zijn, denkt hij bij zichtzelf.
‘Ben jij echt Esau?’ vraagt hij nog. Jakob knikt en zegt met een zware stem: ‘Ik ben het echt!’
Dan legt Isaak een hand op de hoofd van Jakob en zegt: ‘Lieve zoon, ik geef jou de zegen. Jij zal vanaf nu de baas zijn van ons gezin. Jij zal heel belangrijk worden.’ Jakob lacht.
Een tijdje later komt Esau terug. Mét het eten dat hij gemaakt heeft voor zijn vader. ‘Huh?’ zegt zijn vader. ‘Ik heb jou toch net de zegen gegeven?’ Esau begrijpt dat zijn broertje Jakob de zegen heeft gekregen. Esau is boos. Héél boos. Zo boos, dat Jakob beter weg kan gaan.
Download de thematekening op kindopmaandag.nl
VRI 05 - 09
Lezen
Luister en bekijk samen het verhaal van Jakob en Esau op Bijbelverhalenopschool.nl.
Doen
Laat om de beurt een kind geblinddoekt in de kring zitten. Elke keer mag iemand zijn armen en handen laten voelen. Kan het geblinddoekte kind raden wie het is?
Afsluiting
Mies en Max gaan zich als elkaar verkleden. Hoe zien ze er dan uit?
Werkblad
Laat de kinderen goed kijken naar Jakob en Esau. Wat is hetzelfde? Dat geven ze dezelfde kleur. Wat verschillend is krijgt een andere kleur.
Viertafel
Zet een pan water (soep) op de viertafel. Nodig de kinderen uit om de soep te vullen met blaadjes, takjes, bloemetjes en laat ze erin roeren met een grote pollepel.
Gebed
Lieve Vader in de hemel, U houdt van ons allemaal, of we de oudste zijn of de jongste, dat maakt geen verschil. Dank U wel daarvoor. Help ons goed met de ander om te gaan. Zoals U dat laat zien. Tóch lief zijn, ook al is de ander niet onze vriend. Daar wordt de wereld mooier van.
Amen
Zingen
Jakob krijgt de zegen mee
Isaak, bejaard en blind, vraagt zijn zoon, zijn oudste kind: maak, voordat ik sterven ga, nog eens lekker eten klaar. Dan krijg jij de zegen mee als de oudste, als de oudste, dan krijg jij de zegen mee, als de oudste van de twee.
Esau gaat direct op jacht, maar Rebecca fluistert zacht: Jakob, neem je kansen waar… Esaus kleren liggen klaar! Dan krijg jij de zegen mee als de jongste, als de jongste, dan krijg jij de zegen mee als de jongste van de twee.
Tekst: Hanna Lam, Muziek: Wim ter Burg Zie www. kindopmaandag.nl
Wat is mijn plek?
Esau en Jakob worden geboren: twee heel verschillende kinderen. Jakob ruilt met Esau soep voor het eerstgeboorterecht. Door een slim plan van moeder Rebekka krijgt Jakob inderdaad de zegen van vader Isaak.
Verhalen uit Genesis
MAA 01 - 09 • weekopening
Wat is mijn plek?
David, Merel!’ roept moeder Barbara, ’kom eens!’ De kinderen komen snel naar Barbara toe. ‘Straks hebben we echt diner’, zegt Barbara, ‘en jullie mogen helpen met de tafel mooi te dekken. We hebben zes gasten, dat weet je hè? Merel knikt. ‘Dus tien borden’, rekent ze snel uit. ‘Klopt’, zegt Barbara. ‘Jullie mogen alles op tafel zetten. Vergeet niet de servetten. En wil je wel een mooi naamkaartje maken voor elk van onze gasten? Dan weten ze waar ze moeten zitten.’ ‘Waar moeten ze dan zitten?’ vraagt David. ‘Dat mogen jullie bedenken!’ lacht Barbara.
Merel haalt stevig papier en stiften. Ze knipt het papier doormidden en nog een keer. Samen met David vouwt ze de kaartjes dubbel. Nu kunnen ze als een tentje staan. Ze tekent een rechthoek en daarin schrijft ze de naam van een gast: mevrouw Schemer en meneer Schemer, mevrouw Snel en meneer Snel, mevrouw Van Buiten en mevrouw Nooittelaat. En dan natuurlijk nog hun eigen namen. Daarvan doet ze gewoon de voornaam: Bart, Barbara, Merel, David. David en Merel versieren de kaartjes met figuurtjes en bloemen. Samen dekken ze de tafel met een wit tafellaken, borden, bestek, glazen, servetten en nog wat vaasjes met bloemen. De tafel ziet er al heel mooi uit. Nu moeten de naamkaartjes erop. ‘Meneer en mevrouw Snel naast elkaar’, zegt David. ‘Hè nee’, zegt Merel, die zitten altijd naast elkaar. Het is toch leuker dat ze met iemand anders kunnen praten?’ ‘Papa en mama vlak bij de keuken’, zegt David. ‘Ja, dat lijkt mij ook slim’, zegt Merel, ‘en jij, waar wil jij zitten?’ vraagt ze aan David. David denkt na. Hij zit altijd naast papa. Na een tijdje zegt hij: ‘Ik wil wel naast mevrouw Nooittelaat.’
Dan komt de eerste gast binnen: ‘Wat is mijn plek?’
Het Stapelhuis
Elke lesweek begint met een verhaal over het Stapelhuis, als inleiding op het thema en de Bijbelverhalen.
Om over te praten
Wat zou jij doen: de bekenden naast elkaar zetten of juist naast een vreemde?
Zouden de gasten liever zelf hun plek kiezen, denk je?
Ben jij ergens wezen eten waar jouw plek al voor je bedacht was?
Sietske Kramer
DIN 02 - 09 • vertellen
De verhalen voor de komende tijd gaan over Jakob en Esau. Na lang wachten krijgen Isaak en Rebekka toch nog kinderen: de tweeling Jakob en Esau. De jongens zijn heel verschillend. Verteltip: Roer in de soep (viertafel) zoals Jakob doet. Laat de kinderen morgen iets te ruilen meenemen voor het ruilspel: bijvoorbeeld een gummetje, balletje of stift.
Jakob en Esau
Genesis 25:19-34
Isaak is al een tijdje getrouwd met Rebekka. Vaak denkt hij aan wat zijn vader Abraham vroeger zei: ‘God zegt dat we een groot volk zullen worden.’
Maar Rebekka en Isaak hebben helemaal geen kinderen gekregen. Hoe kun je dan een groot volk worden? Isaak bidt tot God of Rebekka toch nog een kindje mag krijgen.
En na een poosje gebeurt dat toch. Niet één baby, maar twee baby’s groeien in Rebekka’s buik. Ze is heel blij. Maar ze is ook bezorgd. De baby’s in haar buik zijn druk. Het lijkt wel of ze de hele tijd aan het stoeien zijn. Als dat zo gaat, wat zal er dan allemaal gebeuren als ze geboren zijn? denkt ze. Ze vraagt aan God: ‘Heer, wat heeft dit te betekenen? Het is zo druk in mijn buik!’ God zegt: ‘De twee kinderen worden twee volken. Ze zullen vaak ruzie maken. De jongste zal de baas zijn over de oudste.’
Gelukkig worden de jongetjes gezond geboren. Maar ze zijn wel heel verschillend: Esau, de oudste, heeft heel veel haren op zijn armen: oranje! En hij heeft een prachtige bos oranje haar op zijn hoofdje. Hij ziet er stoer uit. Jakob, de tweede, heeft een gladde huid en dunne donkere krulletjes op zijn hoofdje. Hij houdt het voetje vast van Esau. Wat een prachtige kindertjes! Wat een rijkdom; Rebekka is zó blij!
De kinderen worden groter. Esau houdt van het bos en op dieren jagen. Elke dag komt hij met een wild dier thuis. En moeder Rebekka maakt het klaar voor het eten. Vader Isaak houdt veel van Esau. Jakob let op de schapen en leert koken van Rebekka. Jakob is vaak
thuis in de tent. Rebekka houdt veel van Jakob.
Op een dag zit Jakob bij het vuur. Hij roert in een pan met rode linzensoep. Het ruikt heerlijk. Esau komt net uit het bos. Hij is moe en hij heeft honger. Hij loopt naar de pan toe en zegt: ‘Geef me van dat rode daar, ik verga van de honger!’ Jakob geeft het niet meteen. Hij krijgt een idee. ‘Jij krijgt een kom soep, maar dan krijg ik het eerstgeboorterecht, alsof ik de oudste ben’, zegt hij. Esau lacht: ‘Wat kan mij dat recht schelen. Ik heb honger, zeg ik!’ ‘Beloof je dat ik dan jouw plek als oudste krijg?’ vraagt Jakob. ‘Beloofd’, zegt Esau. Jakob schenkt een grote kom soep voor hem in. Esau slurpt de soep naar binnen. Zó’n zin heeft hij! Dan loopt hij weg.
En Jakob denkt: Vanaf vandaag ben ik de oudste. Later word ik de baas van onze familie. Dan moet mijn broer naar mij luisteren. Want dat hebben we afgesproken!
Download de thematekening op kindopmaandag.nl
WOE 03 - 09
Praten
Jakob ruilt met Esau soep voor het eerstgeboorterecht. Nu mag Jakob vader Isaak opvolgen en krijgt later ook het meeste geld. Wat vind je daarvan? Heb jij wel eens iets geruild? Was je er blij mee? En de ander, was die ook blij? Wie van jullie is de oudste in het gezin? Wie de jongste? Maakt dat verschil voor je vader en moeder? Wie had juist liever de oudste (of jongste) willen zijn?
Doorvertellen
Lees het verhaal van Jakob en Esau uit de Kijkbijbel en laat de platen zien.
Doen
Speel samen het ruilspel (zie dinsdag): De leerlingen worden verdeeld in tweetallen. Ze hebben het attribuut dat ze willen ruilen bij zich. Laat het zien aan je duo-partner en vraag of jullie zullen ruilen. Waarom wel? Waarom niet?
Zingen
Luister naar het hele lied 'Jakob krijgt de zegen mee' (www.kindopmaandag.nl). Als de kinderen goed luisteren, dan horen ze al hoe dit verhaal verder gaat.
DON 04 - 09 • vertellen
Isaak wordt oud. Hij zal niet lang meer leven. Hij wil zijn oudste zoon Esau de zegen geven. Rebekka hoort dat en wil ervoor zorgen dat Jakob Esaus plaats inneemt. Ze bedenkt een plan. Zo bedriegt Jakob zijn eigen vader. Verteltip: Leg een (schapen)vachtje over je arm en laat de kinderen even voelen.
Jakob krijgt de zegen mee
Genesis 27:1-30
Isaak is oud geworden. Hij heeft een eigen tent met een eigen bed. Maar hij komt niet meer buiten. Hij is blind. Hij ziet niets meer. Maar horen kan hij nog prima. Hij hoort voetstappen buiten de tent. Zou dat Esau zijn? Isaak roept: ‘Wie is daar?’ Esau roept: ’Ik ben het: Esau, uw oudste zoon!’ Isaak zegt: ‘Kom eens binnen, mijn zoon.’ Esau maakt de tent open en stapt naar binnen. Hij loopt op Isaak toe. ‘Ik zal niet lang meer leven, Esau’, zegt Isaak, ‘daarom wil ik jou mijn zegen geven. Jij bent de oudste. Daar hoort een maaltijd bij. Ga naar het bos en schiet een wild dier voor mij. Maak het klaar zoals ik het lekker vind. Breng het me dan en daarna zal ik je zegenen.’ ‘Goed, vader’, zegt Esau, ‘ik zal het doen.’ Esau gaat op weg naar het bos.
Rebekka heeft alles gehoord. Maar Jakob moet de zegen krijgen. Esau kan het vast niks schelen of hij de zegen krijgt of niet. Ze draait zich om naar Jakob. ‘Hoor eens. Vader gaat de zegen geven. Maar ik wil dat jij die krijgt. Haal eens twee geitenbokjes uit het veld, dan ga ik ze klaarmaken.’ ‘Maar ik kan toch niet in Esaus plaats? Vader heeft dat meteen in de gaten!’ zegt Jakob. ‘Doe nu maar wat ik zeg. Het komt wel goed.’ Rebekka haalt voor Jakob kleren van Esau. Ze ruiken naar het bos. En als ze de bokjes heeft gebraden maakt ze de velletjes schoon en legt die om Jakobs armen. En ook een stuk om zijn hals. Vader kan het niet zien. Maar hij kan wel voelen dat het als Esau voelt.
Met de maaltijd loopt Jakob naar de tent van Isaak. ‘Wie is daar?’ vraagt Isaak. ‘Ik ben het: Esau, uw oudste zoon. Ik heb hier lekker eten voor u.’ ‘Wat ben je snel terug, mijn jongen!’ ‘Ja, de Heer heeft geholpen dat ik snel een dier kon schieten’, liegt Jakob. ‘Kom eens wat dichterbij, dan kan ik voelen of je Esau wel bent.’ Jakob komt dichterbij. Zijn hart bonst ervan. Zou vader merken dat hij Esau niet is? Isaak voelt aan Jakobs armen en hals. ‘Je stem is van Jakob, maar je armen zijn van Esau’, zegt Isaak. ‘Ben je echt Esau?’ Jakob liegt weer: ‘Ja.’ ‘Kom nog dichterbij’, zegt Isaak. Hij geeft Jakob een kus en ruikt dat de kleren naar het bos ruiken. ‘Ik zal je zegenen, mijn zoon. God zal voor je zorgen en altijd bij je zijn. Volken zullen voor jou buigen en naar jou moeten luisteren. God is goed voor de mensen die voor jou goed zijn.’ Zo wordt Jakob door zijn vader gezegend.
Download de thematekening op kindopmaandag.nl
VRI 05 - 09
Praten
Isaak heeft Jakob de grootste zegen gegeven. Nu is Jakob eigenlijk de oudste zoon geworden. Hij volgt Isaak op en hij krijgt ook het meeste geld als Isaak dood is. Hoe vind je dat?
Doen
Speel het eerste of tweede verhaal uit.
Zingen
Luister nog eens naar het hele lied 'Jakob krijgt de zegen mee' (liedarchief Kind op Maandag). Het laatste couplet vertelt iets over hoe dit verhaal verder gaat. Vertel de kinderen dat Esau ontzettend boos is als hij hoort dat Jakob de zegen heeft gekregen, dat Jakob besluit om weg te gaan.
Werkblad
Jij mag de tafel dekken. Je ziet een tafel van boven. Bedenk op welke plek de gasten moeten zitten. Teken de gasten en/of schrijf hun naam op de juiste plek. Teken wat er verder op de tafel hoort. Kleur alles mooi en feestelijk.
Gebed
God dank U dat er voor ons allen een plekje in Uw schepping is voor de planten en de bomen voor de dieren wild en tam voor de zon, de maan, de sterren voor de mensen groot en klein allen met elkaar verbonden. Zo vindt U de aarde fijn!
God wilt U ons allen helpen populair of ongezien om de juiste plek te krijgen die U voor ons hebt voorzien.
Want U kent ons als geen ander iedereen met een talent: om te leiden of te dienen om te luist'ren of te spreken om te sporten of te dansen om te denken of te doen.
Geef dat wij in U verbonden zo op weg gaan met elkaar roeping en bestemming vinden dan is ons plekje zonneklaar.
Amen
Wat is mijn plek?
Esau en Jakob zijn een tweeling. Ze worden vlak achter elkaar geboren, de één houdt de ander zelfs vast. Maar één is de oudste. En de ander wil de jongste niet zijn. Wat is hun plek en hoe komen ze daar?
Verhalen uit Genesis
MAA 01 - 09 • weekopening
Een nieuwe plek
Hé, hoe was jullie vakantie?’ Bijna iedereen is er al als Chantal het schoolplein oploopt. Ze geniet ervan om het middelpunt van de belangstelling te zijn, net als vorig jaar. Daan draait zich naar haar om. ‘Hoi Chantal!’ zegt hij. ‘Ken je Laura al? Zij komt bij ons in de klas.’ Hij wijst naar een meisje met donker haar. ‘Ze is aan het begin van de vakantie naast me komen wonen’, lacht hij. ‘O ja, jij bent thuisgebleven hè?’ zegt Chantal. ‘Ik was in…’ ‘Ja, super!’ zegt Daan enthousiast. ‘We hebben bijna elke dag gezwommen. De halve groep was er. En in de Huttenweek hadden wij de grootste hut! Jammer dat je er niet bij was.’ ‘O, maar ik ben heerlijk naar…’, begint Chantal. Ze kan haar zin niet afmaken. De bel gaat.
De kinderen dringen naar binnen. Chantal heeft geen haast. Iedereen wil altijd naast haar zitten. Ze houden echt wel een plek voor haar vrij. Op haar gemak hangt ze haar jas aan de kapstok en stapt de klas in. Maar… wat is dat? De bankjes staan niet in groepjes, maar in rijen van twee. Alleen achteraan is nog een plekje vrij. Aarzelend loopt Chantal ernaartoe. Meester Lukas ziet het. ‘Jelle komt later’, zegt hij. ‘Dan zit je niet meer alleen.’
Chantal zakt op haar stoel neer. Wat gebeurt hier? Waarom heeft niemand op haar gewacht?
Iedereen hoort toch naar haar te luisteren? Zij is in Thailand geweest! En ze heeft op een olifant gereden! Maar iedereen praat alleen over Laura. En over de Huttenweek. En zij moet naast Jelle zitten.
Terwijl ze zitten te rekenen, komt Jelle binnen. Op weg naar de tafel achterin geeft hij Laura een high five. Dan staat hij naast Chantal. ‘Hoi’, zegt hij. ‘Wil jij wel naast me zitten?’
Om over te praten
Welke plek had Chantal vorig jaar in de klas?
Wat is er na de vakantie veranderd? Hoe komt dat? Hoe voelt Chantal zich nu? Hoe zou het verhaal verder gaan?
Tip weeksluiting
Zoek een recept voor linzensoep en maak een grote pan vol (of vraag ouders een pan soep te brengen), zodat je er samen van kunt eten. Lekker met brood!
duo decimo
DIN 02 - 09 • vertellen
Esau geeft zijn jongere broer het eerstgeboorterecht in ruil voor een kop soep.
Verteltip: Weten de kinderen nog wie Abraham is? Wat weten ze over hem? Wie was zijn vrouw? Hadden ze kinderen samen? Hoe heet hun zoon? Vertel dat het verhaal van vandaag over Isaak gaat, de zoon van Abraham en Sara.
Het eerstgeboorterecht
Genesis 25:19-34
Heer, luister naar mijn gebed’, bidt Isaak. ‘Wilt u ons een zoon geven? Help ons Heer!’
Isaak is al bijna twintig jaar getrouwd met Rebekka, de vrouw die de knecht van zijn vader voor hem gevonden heeft. Rebekka is voor hem weggegaan uit Paddan-Aram, het land van haar vader Betuel en haar broer Laban. Isaak houdt nog altijd veel van haar. Maar tot hun grote verdriet heeft Rebekka geen kinderen gekregen.
Iedere avond bidt Isaak tot de Heer. En op een dag komt Rebekka opgewonden bij hem. ‘Ik ben zwanger!’ roept ze. De Heer heeft het gebed van Isaak verhoord.
De kinderen in Rebekka’s buik schoppen elkaar. Waarom heb ik zoveel pijn? denkt Rebekka. Ze vraagt het aan de Heer. ‘Er groeien twee kinderen in je buik’, zegt de Heer. ‘Later zullen het twee volken worden. Het ene volk zal machtiger zijn dan het andere. Het volk van de jongste zal het sterkste zijn. Het volk van de oudste zal het volk van de jongste dienen.’
Eindelijk komt de dag van de bevalling. En inderdaad, Rebekka krijgt een tweeling. Het eerste kind dat geboren wordt, heeft rood haar. Zijn hele lijfje is bedekt met haar. Ze noemen de jongen Esau. Meteen daarna wordt zijn broer geboren. Hij houdt Esau vast bij zijn hiel. Ze noemen hem Jakob. Isaak en Rebekka zijn dolblij met hun beide zoons. Al gauw blijkt, dat de jongens niet alleen uiterlijk veel verschillen. Esau is een wildebras. Hij is het liefst buiten in het veld. Jakob is rustiger. Hij blijft juist het liefst bij de tenten, in de buurt van zijn moeder.
Zo groeien ze op. Esau is altijd buiten. Hij is een uitstekende jager. Isaak houdt het meest van zijn oudste zoon. Die brengt altijd lekker vlees mee van de jacht. Rebekka houdt het meest van Jakob. Hij helpt haar met koken. Op een dag is Jakob eten aan het koken. Hij staat in een ketel rode linzensoep te roeren als Esau thuiskomt van de jacht. Hij heeft de hele dag over de velden gezworven, maar geen wild geschoten. Nu ruikt hij de soep. ‘Hé Jakob!’ roept hij. ‘Geef mij eens gauw wat van dat rode dat je aan het koken bent. Ik ben doodmoe!’ Jakob denkt snel na. ‘Alleen als jij mij jouw eerstgeboorterecht verkoopt’, zegt hij. Stomverbaasd kijkt Esau hem aan. Wat heeft die broer van hem nu weer? Zijn eerstgeboorterecht? Zijn erfenis? Wat heeft dat er nu mee te maken. ‘Man, wat moet ik met dat eerstgeboorterecht?’ zegt hij. ‘Ik ga dood van de honger. Kom op met die soep!’ ‘Eerst moet je me beloven dat ik jouw eerstgeboorterecht krijg’, houdt Jakob vol. ‘Ja hoor, beloofd!’ zegt Esau. Zo verkoopt hij zijn recht op de erfenis aan zijn broer. Dan geeft Jakob hem vers brood en een kom rode linzensoep. Esau eet, drinkt en gaat meteen weer op pad. Misschien heeft hij nu meer geluk bij de jacht. En dat eerstgeboorterecht? Dat kan hem helemaal niets schelen.
Download de thematekening op kindopmaandag.nl
Na de vertelling
Vragen
Wat betekent het eerstgeboorterecht? In die tijd kreeg de eerstgeborene, de oudste dus, een dubbel deel van de erfenis. Hij wordt de baas van de familie. Maar hij moet ook zorgen dat de rest van zijn familie voldoende te eten heeft. Stel dat de erfenis 150 euro is en er zijn twee broers, hoeveel krijgt de oudste dan? En de jongste?
Zingen
‘Mag ik van jou?’
Lied van de twee broers
Er waren eens twee broers: een tweeling die de toekomst had. De één behaard en sterk en stoer, de ander kalm en glad.
Mag ik van jou, krijg jij van mij. Geef nu maar gauw, maak jij me blij?
Tekst: Erik Idema Muziek: Ivo Samplonius Kijk voor het hele lied op de website van Kind op Maandag.
Doen
De twee broers zien er niet alleen heel verschillend uit, ze zijn ook heel verschillend. Maak een tekening van Jakob en Esau. Wat weet je van hun uiterlijk? Zoek op internet naar tekeningen en schilderijen van Jakob en Esau. Kloppen die afbeeldingen met het beeld dat jij van de twee broers hebt?
Verdiepingswerkvormen groep 7 en 8 Zie bladzijde 19 en 20.
WOE 03 - 09 • vertellen
Rebekka bedenkt een plan om ervoor te zorgen dat de blinde Isaak zijn jongste zoon Jakob de zegen zal geven.
Verteltip: Vertel de kinderen wat het betekent om de zegen te krijgen. In het verhaal gaat het ook over vloek. Hebben zegen en vloek iets met elkaar te maken?
Het plan van Rebekka
Genesis 27:1-17
Esau, kom eens hier’, zegt Isaak. Hij is oud. Zijn ogen zijn zo zwak dat hij niet meer kan zien. Nu roept hij zijn oudste zoon bij zich. Esau gaat naar zijn vader toe. ‘Mijn zoon’, zegt Isaak. ‘Ja vader, ik luister’, zegt Esau. ‘Ik ben oud’, gaat Isaak verder. ‘Ik weet niet hoe lang ik nog zal leven. Voordat ik sterf, wil ik je zegenen. Neem je boog en je pijlkoker mee en ga op jacht. Schiet een stuk wild voor me en maak het klaar zoals ik het lekker vind.
Breng mij de maaltijd. Dan zal ik je zegenen.’ ‘Komt in orde, vader!’ zegt Esau. Hij pakt zijn jachtspullen en verdwijnt in het veld. Tevreden zakt Isaak terug in zijn kussens. Isaak merkt niet, dat Rebekka alles gehoord heeft. Dat laat ik niet gebeuren! denkt ze. Het volk van de oudste zal het volk van de jongste dienen. En niet andersom. Dat heeft de Heer zelf tegen me gezegd. Ze roept Jakob bij zich. ‘Luister’, zegt ze. ‘Ik hoorde je vader tegen je broer zeggen dat hij een stuk wild voor hem moet schieten en voor hem klaar moet maken. Als hij ervan gegeten heeft, zal hij hem zegenen. Doe precies wat ik zeg. Ga naar de kudde en zoek twee mooie geitenbokjes voor me uit. Ik maak ze klaar zoals je vader dat het liefst heeft. En dan breng jij hem de maaltijd en zal hij jou zegenen.’ ‘Dat kan toch niet’, stribbelt Jakob tegen. ‘Hij merkt toch meteen dat ik Esau niet ben! Esau heeft allemaal haar op zijn handen en hals. En ik heb een gladde huid. Als vader mij aanraakt, zal hij weten dat ik hem probeer te bedriegen. Dan zal hij mij niet zegenen, dan zal hij mij juist vervloeken!’ ‘Maak je daar nou maar niet druk om’, zegt Rebekka. ‘Die vloek zal dan voor mij gelden. Schiet op en
doe wat ik gezegd heb. Ga die twee bokjes halen.’
Jakob doet wat zijn moeder zegt. Hij gaat naar de kudde, zoekt de twee mooiste bokjes uit en brengt ze bij haar. Rebekka maakt ze klaar zoals Isaak dat lekker vindt. Dan pakt ze de mooiste kleren van Esau uit zijn tent. ‘Trek deze aan’, zegt ze tegen Jakob. Als Jakob de kleren aan heeft, trekt ze het harige vel van de bokjes over zijn handen en zijn gladde hals. Dan geeft ze hem de schaal met het vlees dat ze heeft klaargemaakt. Ze legt er nog wat vers brood bij en geeft Jakob een kan wijn mee. ‘Zo’, zegt ze. ‘Breng dat maar bij je vader.’
Download de thematekening op kindopmaandag.nl
Na de vertelling
Vragen
Wat vind je van het plan van Rebekka? En van Jakob? Zou het plan kunnen werken?
Waarom wel of niet? Als je niet meer kunt zien, mis je één zintuig. Maar je hebt vijf zintuigen. Wat zijn de andere vier?
Doen
Isaak kan niets zien. Hoe weet hij dan wie bij hem komt? Maak een kring. Eén kind zit, met een blinddoek voor, in het midden. De leerkracht wijst iemand aan die achter hem of haar gaat zitten, tikt hem of haar op de rug en zegt 'Tik tik tik, wie ben ik?'. Raadt het geblinddoekte kind wie het is?
Waaraan? Bijvoorbeeld de plek waar hij/zij uit de kring komt, zijn/haar stem.
Zingen
‘Mag ik van jou?’ Lied van de twee broers
De soep is nog wel heet, maar Esau hapt al gretig toe. Zijn toekomst loopt, zoals dat heet behoorlijk in de soep.
Mag ik van jou, krijg jij van mij.
Geef nu maar gauw, maak jij me blij?
Tekst: Erik Idema
Muziek: Ivo Samplonius
Kijk voor het hele lied op de website van Kind op Maandag.
Verdiepingswerkvormen groep 7 en 8
Zie bladzijde 19 en 20.
DON 04 - 09 • vertellen
Jakob doet zich voor als Esau als hij bij zijn vader komt. Isaak geeft Jakob de zegen.
De zegen
Genesis 27:18-45
Dag vader!’ zegt Jakob. ‘Wie ben je?’ vraagt Isaak. ‘Ik ben Esau’, zegt Jakob. ‘Ga maar overeind zitten en eet iets van het wild dat ik voor u geschoten heb. En geef mij dan uw zegen.’ Isaak vertrouwt het niet. ‘Je bent wel heel gauw terug, zoon’, zegt hij. ‘Hoe heb je zo snel iets kunnen vinden?’ ‘De Heer heeft mij geholpen’, zegt Jakob. ‘Kom eens wat dichterbij’, zegt Isaak. Jakob doet een paar stappen naar zijn vader toe en steekt zijn handen naar hem uit. Isaak voelt het haar op zijn handen. Hoe kan dat nou? denkt hij. Het is de stem van Jakob. Maar het zijn de handen van Esau. ‘Ben je echt mijn zoon Esau?’ vraagt hij nog een keer. ‘Ja’, zegt Jakob. Hij geeft zijn vader het eten en schenkt wijn voor hem in. Isaak eet en drinkt. ‘Kom, mijn zoon’, zegt hij, ‘geef me een kus.’ Jakob kust zijn vader. Isaak ruikt de geur van het veld in zijn kleren. Nu twijfelt hij niet meer. ‘Mijn zoon, je ruikt als het veld’, zegt hij. ‘God zal zorgen voor veel regen op je akkers en goede, vruchtbare aarde. Alles zal goed groeien op jouw land en je zult graan en wijn in overvloed hebben. Volken zullen jou dienen en voor jou buigen. Je zult de baas zijn over jouw broers.’ Jakob is nog maar net weg, als Esau thuiskomt. Hij maakt een lekkere maaltijd klaar van het wild dat hij geschoten heeft. Dan gaat hij naar zijn vader. ‘Kom vader’, zegt hij, ‘ga overeind zitten en eet van het wild. En geef mij dan uw zegen.’ ‘Wie ben jij?’ vraagt Isaak. ‘Esau natuurlijk’, zegt Esau verbaasd, ‘uw oudste zoon.’ Isaak schrikt. ‘Maar wie heeft mij dan net een stuk wild gebracht?’ zegt hij. ‘Ik heb hem gezegend.’ Als Esau dat hoort, schreeuwt hij het uit. ‘Zegen mij, zegen
mij ook, vader!’ smeekt hij. Isaak schudt zijn hoofd. ‘Je broer heeft mij bedrogen’, zegt hij. ‘Hij heeft jouw zegen gekregen.’ ‘Die Jakob!’ briest Esau. ‘Eerst heeft hij mijn eerstgeboorterecht al afgepakt en nu ook nog mijn zegen! Heeft u dan helemaal geen zegen meer voor mij?’ ‘Ik heb hem al de baas over jou gemaakt’, zegt Isaak. ‘En ik heb hem graan en wijn in overvloed beloofd. Wat kan ik dan nog voor jou doen, jongen?’ ‘Hebt u dan maar één zegen?’ huilt Esau. ‘Zegen mij ook!’ ‘Waar jij zult wonen, is geen vruchtbare grond’, zegt Isaak. ‘Er zal geen regen vallen. Je zult vechten om in leven te blijven en de dienaar zijn van je broer. Maar je kunt je tegen hem verzetten. Dan zul je vrij zijn.’
Vanaf die dag haat Esau zijn broer. Zodra mijn vader gestorven is, vermoord ik hem, denkt hij. Rebekka merkt wat hij van plan is. Ze roept Jakob bij zich. ‘Luister’, zegt ze. ‘Esau wil je vermoorden. Vlucht weg, nu meteen. Ga naar mijn broer Laban. En blijf daar tot de woede van je broer gezakt is. Over een tijdje vergeet hij wel wat je gedaan hebt. Dan laat ik je halen. Anders raak ik jullie allebei kwijt.’
Download de thematekening op kindopmaandag.nl
Na de vertelling
Vragen
Jakob bedriegt zijn blinde vader. Hoe zou hij zich voelen? Wat vind jij daarvan?
Zingen
‘Mag ik van jou?’ Lied van de twee broers
Mag ik van jou, krijg jij van mij.
Geef nu maar gauw, maak jij me blij?
Tekst: Erik Idema
Muziek: Ivo Samplonius
Kijk voor het hele lied op de website van Kind op Maandag.
Praten
Heb jij wel eens iemand voor de gek gehouden? Vertel erover. Waarom deed je dat? Was het voor de grap of wilde je echt iemand iets laten geloven wat niet waar was? Waarom? Hoe liep het af? Heb je het verteld, kwam de ander erachter? Hoe vond hij of zij het? Hoe voelde jij je daarbij?
Werkblad
Welke plek heb jij in de klas? Probeer het uit en maak verschillende rijen: van oud naar jong/groot naar klein/langste haar naar kortste haar, enzovoort. Wanneer sta jij vooraan? En als je de rij omkeert? Wat gebeurt er als je een kring van de rij maakt? Kies de rij/kring waarin jij je het meest op je plek voelt en teken die in stoeltjes op het werkblad. Bekijk samen welke rij/kring je hebt gekozen en waarom.
Verdiepingswerkvormen groep 7 en 8 Zie bladzijde 19 en 20.
Wat is mijn plek?
In het gezin waar Jakob en Esau opgroeien, hebben ze allebei een heel andere positie. Dat levert moeizame situaties op.
Verhalen uit Genesis
Judith van Helden
Kijk op de website voor de stelling van deze week en het werkblad.
Kijk voor de voorleesverhalen bij groep 5/6 op blz. 15 t/m 17.
Op deze en de volgende pagina vindt u verdiepingswerkvormen voor groep 7/8.
Niet langer de oudste
Een beetje zenuwachtig zit Paul op de bank. Zijn moeder heeft sinds een paar maanden een nieuwe vriend, Martijn. Het is best een aardige man. Hij houdt van gamen en voetballen en Paul vindt het leuk om dat samen met Martijn te doen. Martijn kan er elk moment aankomen, maar nu heeft Paul helemaal geen zin in het bezoek. Martijn is namelijk ook eerder getrouwd geweest en hij heeft twee kinderen. Die kinderen komen vandaag voor het eerst kennismaken. Sofie is 14 en Tim 16. Allebei dus ouder dan Paul. Paul is zelf altijd de oudste geweest. Hij heeft twee jongere zusjes, maar die zijn vandaag bij zijn vader. Is hij dan ineens het kleine broertje vandaag? Hoe werkt zoiets? Zijn vriend Cas is thuis juist de jongste en volgens Cas zijn oudere broers en zussen verschrikkelijk irritant.
Als de deurbel gaat, schiet Paul rechtop. Zijn moeder doet open en hij hoort vrolijke stemmen en gelach in de gang. De stemmen klinken steeds dichterbij en al snel staat iedereen in de woonkamer.
Paul haalt diep adem. ‘Hoi’, zegt hij. Hoewel hij probeert zo normaal mogelijk te doen, klinkt zijn stem niet echt vrolijk. Martijn glimlacht naar hem en geeft hem een klap op zijn schouder. ‘Hoi Paul, goed je weer te zien. Dit zijn Sofie en Tim. Ze zijn erg zenuwachtig voor deze ontmoeting, maar ik heb hun al verteld dat je echt niet zult bijten als ze aardig tegen je doen.’
Ondanks de spanning, schiet Paul in de lach. Alleen het idee al…
Gelukkig blijken Tim en Sofie helemaal niet zo irritant te zijn. Ze kunnen voetballen en Sofie blijkt zelfs op dezelfde voetbalclub te zitten als Paul. Tim maakt een paar grappen waar Paul hard om moet lachen. De dag vliegt voorbij en als Martijn, Tim en Sofie vertrekken, vindt Paul het zelfs jammer.
‘En, wat vond je van Tim en Sofie?’ vraagt mama ’s avonds. ‘Ze zijn heel aardig’, zegt Paul. Na even nadenken, voegt hij eraan toe: ‘ze voelen niet als een broer of zus, meer als vrienden of zo. En ik vind het daarom ook niet vervelend dat ik vandaag de jongste was.’ Zijn moeder glimlacht. ‘Gelukkig maar, zegt ze.
Vraag: Hoe zou het zijn als je eerst de oudste bent en dan niet meer? En hoe zou het zijn als je eerste de jongste bent en dan niet meer?
Gesprek: slim of egoïstisch?
Jakob en Esau zijn broers. Tweelingbroers nog wel. Toch blijkt uit het verhaal van vandaag dat ze behoorlijk van elkaar verschillen. Over het uiterlijk van Jakob lezen we hier nog niks, maar we zien al wel duidelijk de verschillen in karakter. Esau trekt er het liefst op uit. Hij heeft veel energie en houdt van jagen. Jakob blijft liever thuis en is veel rustiger. Blijkbaar denkt Jakob ook meer na over de toekomst, want als Esau een kom soep van hem wil, zorgt hij ervoor dat hij de soep ruilt voor het belangrijkste deel
van de erfenis die ze later zullen krijgen. Esau kan dat allemaal niet zoveel schelen. Hij denkt meer na over het nu: hij heeft honger en wil heel graag soep.
Sommige mensen vinden het heel egoïstisch van Jakob dat hij zijn broer niet gewoon de soep gunt. Anderen vinden dat hij groot gelijk heeft omdat ze het helemaal niet eerlijk vinden dat de oudste zoon een veel grotere erfenis krijgt dan de jongste zoon. Hoe kijk jij hier tegenaan? Hoe zou jij het vinden als je broer of zus later een grotere erfenis krijgt dan jij?
Onderzoek: wat is een zegen?
Isaak is oud en blind. Dat laatste komt Jakob en zijn moeder Rebekka goed uit. Als ze horen dat Isaak een zegen wil geven aan Esau, bedenken ze een plan om deze zegen te stelen, zodat niet Esau maar Jakob gezegend wordt. Jaren geleden heeft God al aan Rebekka verteld dat de zegen voor de jongste zoon zal zijn, in plaats van voor de oudste, zoals gebruikelijk was. Zou het Zijn bedoeling zijn geweest dat dit op deze manier gebeurt?
In de Bijbel gaat het vaker over zegenen, ook nu worden mensen nog gezegend. Wat is dat eigenlijk precies, een zegen aan iemand geven? Onderzoek het en schrijf een paar voorbeelden op van situaties waarbij mensen een zegen krijgen.
Filmpje: blind zijn
Ook al twijfelde Isaak eerst, Jakob heeft hem ervan overtuigd dat hij Esau is. En nu heeft Jakob dus de zegen gekregen. Het plan van Rebekka en Jakob is gelukt. Ze hebben hun man, vader en broer bedrogen. Logisch dat Isaak en Esau daar erg van schrikken. Of is dat eigenlijk helemaal niet zo logisch? Al voordat Esau en Jakob geboren werden, had God gezegd dat de jongste zoon zou heersen over de oudste (Genesis 25:23). Was het dan wel zo eerlijk van Isaak om de zegen aan Esau te beloven?
Doordat Isaak blind is, moet hij op zijn andere zintuigen vertrouwen. Hij voelt aan de armen van Jakob en luistert goed naar zijn stem. Ook gebruikt hij zijn neus om de geur die om Jakob heen hangt op te snuiven. Jakob heeft daar allemaal rekening mee gehouden. Hoe is het om in deze tijd blind te zijn? Het filmpje op de website van Kind op Maandag geeft daar meer informatie over.
Werkblad
Wat is jouw plek in de familie? Je kunt dat weergeven in een stamboom. Vul de stamboom in. Zet jouw eigen naam op de stam en vul de namen van familieleden op de houtjes. Welke familieleden ontbreken op de stamboom? Waar zou je hen neer willen zetten?
Illustratie: Roger Klaassen