OVO

Page 1

Onderzoek van Onderwijs Jaargang 48 | nummer 1 | mei 2019 Nederlandse verpleegkundigen en hun competenties voor ethisch overleg. Ontwikkeling van een zelfbeoordelingsinstrument

Lesson Study: Samen met collega’s en direct toepasbaar in de praktijk Lectoraat onder de loep

Š 2019 Koninklijke Van Gorcum


Colofon

Inhoudsopgave OvO

Onderzoek van Onderwijs is gericht op doceren en studeren in het hoger onderwijs, WO en HBO en bevat berichten en artikelen over onderwijsresearch en -vernieuwing in het hoger onderwijs. Het blad stelt zich tot doel te bevorderen dat resultaten, producten, systemen en strategieën van onderzoek, onderwijsvernieuwingsprojecten, onderwijsbeleid en onderwijsinnovatie alsmede voorbeelden van onderwijsontwikkeling onder de aandacht komen en/of worden gebruikt in de praktijk van het HBO en WO. www.tijdschriftovo.nl

MEI 2019

De redactie van OvO bestaat op het ogenblik uit een interim redactie: drs. Evelyn van de Veen, Amsterdam dr. Ann Stes, Universiteit Antwerpen dr. Karin Smit, Universiteit Utrecht

Redactioneel 3 Karin Smit

Artikel 4 Nederlandse verpleegkundigen en hun competenties voor ethisch overleg. Ontwikkeling van een zelfbeoordelingsinstrument

Redactiesecretariaat: E: info@EHON.nl

Bart Cusveller & Annemiek Schep-Akkerman

Uitgever: Uitgeverij Koninklijke Van Gorcum BV Postbus 43, 9400 AA Assen T: 0592-37 95 55 E: klantenservice@vangorcum.nl

Interview 14 Lesson Study: Samen met collega’s en direct toepasbaar in de praktijk

Abonnementen: € 40,50 Particulier € 58,Buitenland € 30,Studenten Losse nummers € 14,95 (exclusief verzendkosten) Een abonnement wordt automatisch verlengd, tenzij een schriftelijke opzegging is ingediend bij afdeling Klantenservice van Koninklijke Van Gorcum: klantenservice@vangorcum.nl. Adverteren? Neem contact op met Ray Aronds van Recent BV: ray@recent.nl T: 020 3308998 Postbus 17229 1001 JE Amsterdam Verschijningsmaanden: mei, oktober, december ISSN: 0920-0665

Karin Smit

Artikel Lectoraat onder de loep

18

Fuusje de Graaff

Interessante publicaties

34

Agenda 35 Oproep: 35 We zijn op zoek naar redactieleden!

OvO is een uitgave van het EHON.

2

OvO, jaargang 48, nummer 1, mei 2019 © 2019 Koninklijke Van Gorcum


Editorial Deze editie van OvO trakteert u op verschillende items met uiteenlopende onderwerpen. Bart Cusveller en Annemiek Schep-Akkerman schrijven over verpleegkundigen, ethiek en de plek van ethiek in de opleiding. In dit artikel wordt de vraag gesteld in hoeverre verpleegkundigen en verpleegkundestudenten competenties ontwikkelen voor deelname aan ethisch overleg? Het antwoord op deze vraag zou gevolgen kunnen hebben voor het onderwijsprogramma van verpleegkundestudenten. Dat is onderzocht met behulp van een vragenlijst. Daarnaast worden bevindingen gepresenteerd over de betrouwbaarheid van de vragenlijst, wat natuurlijk toegejuicht moet worden! De opdracht van lectoren is om samen met docenten en studenten praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek te doen en daarmee het onderwijs en de praktijk te verrijken. Evaluaties van lectoraten om te onderzoeken of dat lukt, zijn veelal kwantitatief van aard, bijvoorbeeld over aantal publicaties. Fuusje de Graaff heeft een evaluatiemodel ontwikkeld waarmee zowel de wetenschappelijke bijdrage als de praktijkgerichtheid van onderzoek van lectoraten op een kwalitatieve manier kan worden bepaald. In dit artikel past zij het vier stappen model toe op de 30 publicaties van het lectoraat Mantelzorg van De Haagse Hogeschool. Zo neemt de auteur ons stap voor stap mee in hoe het model werkt. Tegelijkertijd levert dit artikel ook een mooie systematische review op. De derde bijdrage is een interview met twee docenten van de Hogeschool Utrecht over Lesson Study, een puur praktijkgerichte manier van professionaliseren in teamverband. Zij geven een beeld van Lesson Study in de praktijk en vertellen over de meerwaarde ervan. Kijk ook naar de kalender: er komt een aantal mooie activiteiten aan, onder andere de conferentie van dĂŠ internationale Lesson Study organisatie (WALS), in Amsterdam. Tot slot geven we aandacht aan twee prachtige publicaties met mooi voer voor iedereen die met onderwijs te maken heeft en die bovendien vrij verkrijgbaar zijn. Veel leesplezier gewenst! Karin Smit (interim redactie)

OvO, jaargang 48, nummer 1, mei 2019

3 Š 2019 Koninklijke Van Gorcum


Nederlandse verpleegkundigen en hun competenties voor ethisch overleg Bart Cusveller & Annemiek Schep-Akkerman

Ontwikkeling van een zelfbeoordelingsinstrument ‘Aan ethiek doen’ in de verpleegkunde is meer dan reflectie en besluitvorming. Het is ook gespreksvoering met betrokkenen en deelname aan overlegvormen. Hoewel het verpleegkundige beroepsprofiel en het gezamenlijke opleidingsprofiel voor het hogere beroepsonderwijs in de verpleegkunde competenties voor het eerste vermeldt, bieden ze geen uitwerking voor het tweede. Hoe weten we dan in hoeverre verpleegkundigen en verpleegkundestudenten competenties ontwikkelen voor deelname aan ethisch overleg? Om hier inzicht in te krijgen, werd een vragenlijst ontwikkeld die onder enkele honderden verpleegkundige is uitgezet. Dit artikel doet verslag van de betrouwbaarheid van de vragenlijst, de mate waarin verpleegkundigen hun competentie scoren en de daaraan gerelateerde scholingsbehoefte. 4

OvO, jaargang 48, nummer 1, mei 2019 © 2019 Koninklijke Van Gorcum


Met deze vragenlijst is het mogelijk verschillende groepen verpleegkundigen en verpleegkundestudenten te ondervragen op hun competenties voor ethisch overleg en vergelijkingen te maken met metingen op andere momenten of met andere groepen. In de hogere beroepsopleiding tot verpleegkundige kunnen de uitkom-

sten betekenen dat ethiekonderwijs aanpassing behoeft. In de praktijk kunnen met behulp van uitkomsten verpleegkundigen geworven en/of bijgeschoold worden voor competente deelname aan ethisch overleg in de verpleging.

Inleiding Achtergrond In 2012 formuleerden beroepsorganisaties in de zorgverlening een nieuw beroepsprofiel voor de verzorgende beroepen, Leren van de toekomst (Lambregts & Grotendorst, 2012). Dit beroepsprofiel geeft een beschrijving van de kern en het verantwoordelijkheidsgebied van de verpleegkunde. Daarin wordt gesteld dat verplegen is gebaseerd op ethische waarden: Verplegen is gebaseerd op ethische waarden, waarin respect voor de waardigheid, de autonomie en de uniciteit van mensen centraal staat. Verplegen gebeurt in het besef van de unieke relatie tussen verpleegkundige en patiënt en de persoonlijke verantwoordelijkheid voor beslissingen en acties. De waarden staan beschreven in de verpleegkundige beroepscode en worden uitgedragen door de beroepsvereniging. (167) De verpleegkundige competenties die uitdrukking en uitwerking geven aan deze waarden worden in het beroepsprofiel onderverdeeld in zeven rollen (ontleend aan medisch onderwijs in Canada ofwel CanMeds-rollen). Een van deze rollen is de ‘reflectieve evidence based practice professional’ (kenniswerker). Niet alleen daar maar wel met name komt het omgaan met ethische keuzen en vragen expliciet aan bod: De verpleegkundige heeft een reflectieve beroepshouding, dat wil zeggen dat zij de keuzen die zij maakt en de beslissingen die zij neemt zorgvuldig overdenkt: inhoudelijk, procesmatig en moreel/ethisch. De medische mogelijkheden zijn groot; er wordt vroeg ingegrepen en lang doorbehandeld. De verpleegkundige speelt een grote rol in het vinden van antwoorden op ethische vragen die dit oproept: hoe verhoudt (door) behandelen zich tot de kwaliteit van leven? Verpleegkundigen zijn

zich bewust van het feit dat alle keuzen in de zorg niet los gezien kunnen worden van een moreel ethische context. Zij is zich bewust van haar eigen morele kader van waaruit zij handelt en de impact die dat heeft op de zorgverlening. (134) Het vermeldt onder de bijbehorende vaardigheden en attitudes: • Kan ethische vraagstukken en zingevingsvraagstukken bespreken met collega’s en patiënten. • Kan patiënten en diens naasten ondersteunen bij het nemen van beslissingen inzake de behandeling, het al of niet voortzetten van een behandeling (specifiek rond het levenseinde). • Is zich bewust van eigen morele en ethische waarden en kan hier professioneel naar handelen. (135) • In 2016 sloegen de Nederlandse hogescholen met een opleiding tot bachelor of nursing de handen ineen. Op basis van het nieuwe beroepsprofiel stelden zij gezamenlijk een nieuw opleidingsprofiel voor de hogere beroepsopleiding tot verpleegkundige vast (Lambregts, Grotendorst & Van Merwijk, 2016). Hierin komt niet alleen maar wel met name bij de rol van ‘reflectieve ebp-professional’ het belang terug van competenties op het gebied van ethische reflectie en besluitvorming. Onder de bijbehorende vaardigheden die men van de competente bachelor-opgeleide verpleegkundige mag verwachten wordt onder meer vermeldt: • kan ethische vragen en zingevingsvraagstukken herkennen, benoemen en hanteren en bespreken met collega’s en zorgvrager en hen daarin begeleiden. • participeert in ethische commissies. (25) Kortom, teneinde zorg te verlenen die gebaseerd is op

Nederlandse verpleegkundigen en hun competenties voor ethisch overleg © 2019 Koninklijke Van Gorcum

5


ethische waarden, om ethisch om te gaan met keuzen en vragen, hebben verpleegkundige niet alleen competenties voor reflectie en besluitvorming nodig, maar ook voor vormen van overleg – zowel met zorgvragers en collega’s als in commissies.

De verpleegkundige speelt een grote rol in het vinden van antwoorden op ethische vragen.

Probleem en doel De bachelor-opleidingen kunnen op basis van deze (en andere) competenties leerdoelen, leerinhouden en leervormen ontwikkelen. Het opleidingsprofiel biedt hiervoor een ‘body of knowledge and skills’. Daarin komen, interessant genoeg, wel reflectievaardigheden en kennis van ethische kaders terug, maar niet de kennis en vaardigheden voor het bespreken van ethische vragen en het participeren in ethische commissies. Gezien het belang dat het verpleegkundig beroepsprofiel hecht aan haar basis van ethische waarden, en het belang dat het opleidingsprofiel hecht aan het omgaan met ethische vragen en keuzen, is het voor het ontwikkelen van ethiek­ onderwijs binnen de verpleegkundeopleiding evenwel van groot belang te weten welke competenties (d.w.z. kennis, houding en vaardigheden) verpleegkundigen verwerven en dienen te verwerven voor het deelnemen aan ethisch overleg. In de internationale literatuur is onderzoek bekend naar verpleegkundige competenties voor ethische reflectie (Goethals, Gastmans & Dierckx de Casterlé 2010, Vanlaere & Gastmans 2007) en naar verpleegkundige competenties voor ethische besluitvorming (Storaker, Nåden & Sæteren, 2017; Dierckx de Casterlé, Goethals & Gastmans, 2015; Den Uil-Westerlaken & Cusveller, 2013) – maar niet voor overlegvormen. Ook is er in de internationale literatuur onderzoek bekend naar competenties voor overlegvormen als moreel beraad (Molewijk, Abma, Stolper & Widdershoven, 2008) en voor ethische commissies (Larcher, Watson & Slowther, 2011; Dauwerse, Weidema, Abma, Molewijk & Widdershoven, 2014) – maar niet specifiek voor verpleegkundige deelname. Voor zover in de internationale literatuur onderzoek bekend is naar verpleegkundigen in ethische commissies heeft het geen betrekking op wat ze daarvoor nodig hebben aan competenties (Kohlen, 2009; Rubinstein & Tabak, 2012). In dit kader is door de huidige auteurs eerder onderzocht welke competenties verpleegkundigen zeggen nodig te hebben voor competente deelname aan georganiseerde ethisch overlegvormen als ethische commis-

sies, eerst door middel van een kwalitatief onderzoek (Cusveller, 2012) en vervolgens door een kwantitatief onderzoek (Cusveller, 2013; Cusveller & Schep, 2015). Het doel hiervan was om in het onderwijs een kader van eindtermen voor actueel en relevant ethiekonderwijs vast te kunnen stellen. Om echter een beeld te verkrijgen van wat aan vorming nodig is om aan het opgestelde competentieprofiel te voldoen, met ander woorden om de leerbehoeften van verpleegkundigen (in opleiding) en de opbrengst van ethiekonderwijs te kunnen vaststellen, werd op basis van het competentieprofiel een zelfbeoordelingsinstrument ontwikkeld om verpleegkundigen te vragen hun kennis, attitude en vaardigheden voor georganiseerde vormen van ethisch overleg te scoren, de EMINCS (Ethics Meetings In Nursing Scale). De eerste versie van deze vragenlijst werd eerder op kleine schaal getest, waarbij enkele (groepen) items een beperkte betrouwbaarheid (Cronbach’s alfa’s onder de 0,60) bleken te hebben (Cusveller & Schep, 2018). Aan de hand van de uitkomsten is de vragenlijst aangepast, o.a. door begrippen expliciet uit leggen, en opnieuw getest (Haas, Schuldink & Dollen, 2017). Dit artikel rapporteert de metingen die op grotere schaal met de aangepaste versie zijn gedaan.

Vraagstelling De vraagstelling van het onderzoek in dit artikel is tweeledig: • Heeft de aangepaste versie van de EMINCS een grotere betrouwbaarheid en, zo ja, • Welke kennis, houding en vaardigheden zeggen de ondervraagde verpleegkundigen te bezitten voor deelname aan ethisch overleg in de zorgverlening? • Waar ligt de leerbehoefte van de ondervraagde verpleegkundigen voor deelname aan ethisch overleg in de zorgverlening?

6

OvO, jaargang 48, nummer 1, mei 2019 © 2019 Koninklijke Van Gorcum


Methode Respondenten

Vragenlijst

Om een gemengd samengestelde steekproef van een groot aantal van de 177.000 verpleegkundigen in Nederland te bereiken voor dit onderzoek, konden begin 2017 op drie manieren 65.000 verpleegkundigen in Nederland (direct of indirect) aangeschreven: 1. GGZ: Er is een email gestuurd naar alle verpleegkundigen die werkzaam waren bij een grote instelling voor geestelijke gezondheidszorg met meerdere locaties (in het midden van het land); 2. Thuiszorg: Er is een email gestuurd naar alle verpleegkundigen bij een afdeling van Buurtzorg met meer dan 20 behandelteams door heel Nederland; 3. Algemeen: Er is op een verpleegkundig platform op Facebook een oproep geplaatst. 4. De verpleegkundigen werd gevraagd om een vragenlijst, inclusief de EMINCS, met betrekking tot competenties voor ethisch overleg in te vullen.

De vragenlijst die de verpleegkundigen gevraagd werd in te vullen, bestond uit demografische gegevens (geslacht, leeftijd, opleidingsniveau, werkervaringsjaren, ervaring met ethisch overleg, zorgsetting) en de ‘EMINCS’. Dit instrument bestaat uit 25 items (zie eerste kolom tabel 3), verdeeld over 8 subthema’s onder de drie hoofdthema’s Kennis, Houding en Vaardigheden (Figuur 1). De 25 items bestaan uit stellingen (bijv. ‘Ik heb kennis van…’, of ‘Ik beschik over…’) met een vijf-punts Likert-schaal (van ‘zeer mee oneens’ tot ‘zeer mee eens’).

Operationalisering Via een link in de mail of oproep konden de verpleegkundigen de vragenlijst online invullen. De antwoorden op de vragen konden na de sluitingsdatum van het onderzoek ingelezen worden door een statistiekprogramma (SPSS) en geanalyseerd worden.

Competenties van verpleegkundigen om deel te nemen aan ethisch overleg

Houding

Vaardigheden

Kennis

Inzet

Communicatieve vaardigheden

Ethiek

• Open houding ten opzichte van gesprekspartners en hun beweegredenen

• Luistervaardigheden

• Ethische begrippenkaders

• Gespreksvaardigheden

• Ethische gespreksmodellen en overlegmethoden

• Respectvolle houding ten opzichte van gesprekspartners en hun beweegredenen

• Schriftelijke uitdrukkingsvaardigheden

• Betrokkenheid bij patient en diens situatie

Professionele vaardigheden

• Verantwoordelijkheid voor beoefenen van beroepsethiek

• Opkomen voor belang van de patiënt

• Opmerkzame en onderzoekende houding Zelfbewuste houding • Bewust zijn van eigen opvattingen en overtuigingen • Kennen van eigen grenen en beperkingen

• lnnemen van helikopterview • Methodisch werken

• Ethische thema’s en actuele discussies Wet- en regelgeving • Wetgeving en gezondheidsrecht • Regels en beleid binnen de instelling

Ethische vaardigheden

• Commissies en procedures binnen de instelling

• maken van ethische analyse

Eigen context

• Ethische vraagstukken verwoorden • Standpunten en oplossingen beargurmenteren

• Eigen professie • Eigen instelling • Maatschappelijke ontwikkelingen

Figuur 1. Verpleegkundige competenties voor ethisch overleg

Nederlandse verpleegkundigen en hun competenties voor ethisch overleg © 2019 Koninklijke Van Gorcum

7


Analyse Per respondentkenmerk worden aantallen en percentages berekend. Om een overzicht te krijgen van de kennis, houding en vaardigheden die de ondervraagde verpleegkundigen al dan niet zeggen te bezitten, werden de percentages ‘oneens’, ‘neutraal’ en ‘eens’ per EMINCS-item berekend door voor ‘oneens’ het percentage ‘zeer oneens’ en ‘oneens’ op te tellen, en voor ‘eens’ de percentages ‘zeer eens’ en ‘eens’. Daarnaast werd per subthema de gemiddelde score van de 5-punts Likert-schaal berekend, door de scores van de items van het subthema bij elkaar op te tellen en te delen door het aantal items.

Voor de totale groep respondenten worden de percentages ‘oneens’, ‘neutraal’ en ‘eens’ beschreven. Wanneer het percentage ‘oneens’ hoger is dan 10% wordt dat als een leerbehoefte van de verpleegkundigen aangemerkt. Voor het vergelijken van subgroepen verpleegkundigen (op basis van werkervaringsjaren, opleidingsniveau, ervaring met ethisch overleg en zorgsetting) worden de gemiddelde scores van de 5-punts Likert-schaal gebruikt. Significantie van de verschillen werd berekend met OneWay ANOVA voor vergelijkingen met meer dan 2 groepen en de T-toets voor vergelijkingen tussen 2 groepen verpleegkundigen.

Resultaten Respondenten In Tabel 1 zijn de respondentkenmerken weergegeven. Het grootste deel van de respondenten is van het vrouwelijke geslacht en tussen de 31 en 50 jaar. Het opleidingsniveau (MBO of HBO) is bijna gelijk verdeeld in de groep en ook ‘ervaring met ethisch overleg’ heeft

vergelijkbare aantallen in de subgroepen. Het grootste deel van de verpleegkundigen werkt in de ouderen- en thuiszorg, een iets kleiner deel in de ggz, en daarnaast nog een aantal in het ziekenhuis, de gehandicaptenzorg en jeugdzorg. Tabel 2.  Cronbach’s alfa’s van gehele vragenlijst, hoofdthema’s en subthema’s EMINCS (n=398)

Tabel 1.  Kenmerken respondenten (n=398)

Kenmerk

Indeling

Aantal (percentage)

Geslacht

Man Vrouw

46 (12%) 352 (88%)

Leeftijd

Tot en met 30 jaar 31 tot en met 50 jaar 51 jaar en ouder

Opleidingsniveau Werkervaringsjaren

Cronbach’s alfa Gehele vragenlijst

0,93

Hoofdthema Kennis totaal (9 items)

0,86

126 (32%) 182 (46%) 90 (22%)

Kennis ethiek (3 items)

0,81

Kennis wet- en regelgeving (3 items)

0,79

MBO HBO

189 (47%) 209 (53%)

Kennis eigen context (3 items)

0,77

Hoofdthema Vaardigheden (9 items)

0,88

Tot en met 10 jaar 11 tot en met 30 jaar 31 jaar en langer

187 (47%) 159 (40%) 52 (13%)

Communicatieve vaardigheden (3 items)

0,80

Professionele vaardigheden (3 items)

0,71

Ervaring met ethisch overleg

Ja Een beetje Nee

127 (32%) 119 (30%) 152 (38%)

Ethische vaardigheden (3 items)

0,87

Hoofdthema Houding (7 items)

0,85

Zorgsetting

ggz Ouderenzorg + Thuiszorg Anders (ziekenhuis, gehandicaptenzorg, jeugdzorg)

159 (40%) 103 (26%) + 83 (21%) 40 (10%) + 12 (3%) + 1 (0%)

Inzet (5 items)

0,84

Zelfbewuste houding (2 items)

0,71

8

OvO, jaargang 48, nummer 1, mei 2019 © 2019 Koninklijke Van Gorcum


Betrouwbaarheid vragenlijst

Subgroepen verpleegkundigen

In tabel 2 zijn de Cronbach’s alfa’s van de vragenlijst te zien: allemaal zijn ze boven de 0,70, wat betekent dat de interne consistentie van de hele vragenlijst, de hoofd- en subthema’s goed (‘acceptabel’) is.

Vergelijkbaar met Tabel 3 laat ook Tabel 4 lagere scores zien op de specifieke ethische competenties (kennis van ethiek, kennis van wet- en regelgeving en ethische vaardigheden). Deze subthema’s scoren onder de 4, terwijl de score voor de overige subthema’s boven de 4 ligt. De standaarddeviaties van de drie lager scorende subthema’s is hoger dan bij de overige subthema’s, wat betekent dat er meer variatie in score is binnen de groep van verpleegkundigen. Over het algemeen zijn er kleine, niet significante verschillen tussen subgroepen verpleegkundigen te zien. Met betrekking tot werkervaring is er één significant verschil: verpleegkundigen die langer dan 30 jaar aan het werk zijn lijken een zelfbewustere houding te hebben dan verpleegkundigen die korter in het vak zitten. Verpleegkundigen met een MBO-achtergrond scoren zichzelf op alle subthema’s iets lager dan HBO-verpleegkundigen; voor 4 subthema’s zijn deze verschillen significant (kennis van ethiek, en de drie soorten vaardigheden). Er zijn twee significante verschillen met betrekking zorgsetting: ggz-verpleegkundigen scoren zichzelf hoger op communicatieve en ethische vaardigheden dan verpleegkundigen in het ziekenhuis, gehandicaptenzorg en jeugdzorg. De verschillen tussen bovenstaande subgroepen zijn echter klein (0,1 – 0,3 op een schaal van 0 tot 5). Het verschil in scores tussen verpleegkundigen met en zonder ervaring in ethisch overleg is groter (0,3 – 0,8 op de schaal van 0 tot 5) en, op één subthema na (zelfbewuste houding), allemaal significant.

Competenties Meer dan 85% van de verpleegkundigen beoordeelde zichzelf positief op 14 van de 25 competenties (zie Tabel 3). Dit betreft met name de competenties met betrekking tot de subthema’s: kennis van eigen context, communicatieve vaardigheden, professionele vaardigheden, inzet en zelfbewuste houding. Met betrekking tot kennis van ethiek, kennis van wet- en regelgeving en ethische vaardigheden lijken minder verpleegkundigen zeker van zichzelf: op deze competenties beoordeelden tussen de 50 en 85% van de verpleegkundigen zichzelf positief. Het item over kennis van ethische gespreksmodellen en overlegmethoden (item 2) scoorde het laagste: 28% van de verpleegkundigen gaf van zichzelf aan deze competentie hebben.

Leerbehoefte De leerbehoefte van de verpleegkundigen lijkt duidelijk in kennis te liggen, meer dan in vaardigheden en houding. Verpleegkundigen voelen zich niet competent m.b.t. kennis van ethische gespreksmodellen en overlegmethoden, kennis van ethische thema’s en discussies, kennis van wetgeving en gezondheidsrecht en kennis van commissies en procedures binnen de instelling.

Discussie Respondenten Bijna 400 verpleegkundigen hebben de vragenlijst helemaal ingevuld; van jong tot oud, MBO-ers en HBO-ers, met en zonder ervaring met ethisch overleg. Onder de respondenten waren relatief veel verpleegkundigen die in de ouderen-, thuiszorg en ggz werken; gezien de groepen verpleegkundigen die benaderd zijn voor dit onderzoek is dit te verklaren. Of de respondentpopulatie representatief is voor alle verpleegkundigen in

De leerbehoefte van de verpleegkundigen lijkt duidelijk in kennis te liggen, meer dan in vaardigheden en houding.

Nederlandse verpleegkundigen en hun competenties voor ethisch overleg © 2019 Koninklijke Van Gorcum

9


Tabel 3.  Aantallen en percentages per item van het zelfbeoordelingsinstrument EMINCS (n=398)

KENNIS – ethiek 1. Ik heb kennis van ethische begrippenkaders 2. Ik heb kennis van ethische gespreksmodellen en overlegmethoden 3. Ik heb kennis van ethische thema’s en discussies KENNIS – wet- en regelgeving 4. Ik heb kennis van wetgeving en gezondheidsrecht 5. Ik heb kennis van regels en beleid binnen eigen instelling 6. Ik heb kennis van commissies en procedures binnen instelling KENNIS – context 7. Ik heb kennis van mijn eigen professie 8. Ik heb kennis van mijn instelling 9. Ik heb kennis van maatschappelijke ontwikkelingen VAARDIGHEDEN – communicatief 10. Ik beschik over luistervaardigheden 11. Ik beschik over gespreksvaardigheden 12. Ik beschik over schriftelijke uitdrukkingsvaardigheden VAARDIGHEDEN – professioneel 13. Ik ben in staat op te komen voor het belang van de patiënt 14. Ik ben in staat een helikopterview in te nemen 15. Ik ben in staat methodisch te werken VAARDIGHEDEN – ethisch 16. Ik kan een analyse maken van ethische vraagstukken 17. Ik ben in staat ethische vraagstukken te signaleren 18. Ik kan standpunten en oplossingen beargumenteren HOUDING – inzet 19. Ik ben in staat een open houding aan te nemen ten opzichte van gesprekspartners en hun beweegredenen 20. Ik heb een respectvolle houding ten opzichte van gesprekspartners en hun beweegredenen 21. Ik ben betrokken bij de patiënt en diens situatie 22. Ik ben verantwoordelijk voor het beoefenen van beroepsethiek 23. Ik heb een opmerkzame en onderzoekende houding HOUDING – zelfbewust 24. Ik ken mijn eigen grenzen en beperkingen 25. Ik ben mij bewust van mijn eigen opvattingen en overtuigingen

Nederland is niet met zekerheid te zeggen. Tussen de subgroepen verpleegkundigen zijn er weinig verschillen te zien. Dit zou een indicatie kunnen zijn dat het onderzoek representatief is voor een grotere groep verpleegkundigen en dat dit onderzoek een eerste zicht op kennis, vaardigheden en houding voor ethisch overleg van Nederlandse verpleegkundigen geeft. Het enige significante verschil bij werkervaringsjaren, was dat verpleegkundigen die langer dan 30 jaar aan het werk zijn zichzelf significant hoger scoorden op ‘zelfbewuste houding’ ten opzichte van verpleegkundigen die korter in het vak zitten. Deze langer werkzame verpleegkundigen hebben in hun werk hun eigen grenzen en beperkingen mogelijk beter leren kennen (item 24) en hun eigen opvattingen en overtuigingen (item 25).

Oneens

Neutraal

Eens

31 (8%) 143 (36%) 49 (12%)

127 (32%) 142 (36%) 120 (30%)

240 (60%) 113 (28%) 229 (58%)

46 (12%) 25 (6%) 43 (11%)

136 (34%) 80 (20%) 107 (27%)

216 (54%) 293 (74%) 248 (62%)

7 (2%) 6 (2%) 8 (2%)

41 (10%) 39 (10%) 76 (19%)

350 (88%) 353 (88%) 314 (79%)

1 (0%) 3 (1%) 8 (2%)

10 (3%) 42 (11%) 55 (14%)

387 (97%) 353 (88%) 335 (84%)

2 (1%) 9 (2%) 2 (1%)

7 (2%) 40 (10%) 30 (8%)

389 (97%) 349 (88%) 366 (91%)

27 (7%) 6 (2%) 24 (6%)

118 (30%) 69 (17%) 109 (27%)

253 (63%) 323 (81%) 265 (67%)

4 (1%)

28 (7%)

366 (92%)

1 (0%)

14 (4%)

383 (96%)

1 (0%) 2 (1%) 1 (0%)

9 (2%) 41 (10%) 40 (10%)

388 (98%) 355 (89%) 357 (90%)

5 (1%) 3 (1%)

50 (13%) 27 (7%)

343 (86%) 368 (92%)

Dat verpleegkundigen met ervaring in ethisch overleg zichzelf op bijna alle subthema’s hoger scoren dan verpleegkundigen zonder ervaring in ethisch overleg, kan komen omdat ze van te voren al meer kennis en interesse hadden voor dit onderwerp (en dus meer competenties). Ook kan het komen dat doordat ze deelnemen aan ethisch overleg ze deze competenties meer ontwikkeld hebben. Dit kan worden geïnterpreteerd als een aanwijzing dat verpleegkundigen om competenties voor ethisch overleg te ontwikkelen niet voldoende hebben aan ethiekonderwijs sec maar ook een mate van ervaring hiermee moeten opdoen. Voor ethiekonderwijs betekent dit dat integratie van imitatie van praktijkleren door simulatieleren (nabootsing van ethisch overleg, werken met acteurs, rollenspellen, serious gaming) een bevorderen effect kan hebben.

10

OvO, jaargang 48, nummer 1, mei 2019 © 2019 Koninklijke Van Gorcum


Tabel 4.  Gemiddeldes (van de 5-punts Likert-schaal; met standaarddeviatie) per subgroep verpleegkundigen en thema’s van het zelfbeoordelingsinstrument EMINCS (n=398)

11-30 jr

> 30 jr

Ja

Een beetje

Nee

ggz

Ouderen + thuiszorg

Overig

Zorgsetting

< 10jr

Ervaring ethisch overleg

HBO

Opleidings-nivo Werkervaring

MBO

Onderwerp (aantal items)

Kennis ethiek (3)

3,2* (0,8)

3,5* (0,8)

3,3 (0,7)

3,4 (0,8)

3,3 (1,0)

3,8* (0,6)

3,4 (0,7)

2,9* (0,8)

3,4 (0,8)

3,3 (0,8)

3,2 (0,8)

Kennis wet- en regelgeving (3)

3,6 (0,7)

3,7 (0,8)

3,7 (0,7)

3,7 (0,7)

3,5 (0,8)

3,9* (0,7)

3,8 (0,7)

3,5* (0,8)

3,6 (0,8)

3,8 (0,7)

3,7 (0,6)

Kennis eigen context (3)

4,1 (0,6)

4,2 (0,5)

4,1 (0,5)

4,1 (0,6)

4,2 (0,6)

4,3* (0,5)

4,1 (0,6)

4,0* (0,6)

4,1 (0,6)

4,1 (0,5)

4,1 (0,5)

Communicatieve vaardigheden (3)

4,1* (0,6)

4,4* (0,5)

4,3 (0,5)

4,3 (0,6)

4,3 (0,5)

4,4* (0,5)

4,2 (0,5)

4,2* (0,6)

4,4* (0,6)

4,2 (0,5)

4,1* (0,5)

Professionele vaardigheden (3)

4,2* (0,5)

4,4* (0,5)

4,3 (0,5)

4,3 (0,6)

4,5 (0,5)

4,4* (0,5)

4,4 (0,5)

4,3* (0,5)

4,3 (0,6)

4,3 (0,5)

4,3 (0,5)

Ethische vaardigheden (3)

3,7* (0,7)

3,9* (0,7)

3,8 (0,7)

3,9 (0,7)

3,9 (0,7)

4,1* (0,6)

3,8 (0,7)

3,7* (0,7)

3,9* (0,7)

3,8 (0,7)

3,6* (0,7)

Inzet (5)

4,3 (0,5)

4,4 (0,5)

4,3 (0,5)

4,4 (0,5)

4,4 (0,5)

4,4* (0,4)

4,4 (0,5)

4,3* (0,5)

4,4 (0,5)

4,4 (0,4)

4,3 (0,5)

Zelfbewuste houding (2)

4,2 (0,6)

4,3 (0,6)

4,2* (0,6)

4,2* (0,6)

4,5* (0,5)

4,3 (0,6)

4,2 (0,6)

4,3 (0,6)

4,2 (0,6)

4,3 (0,5)

4,3 (0,6)

*p-waarde van Oneway ANOVA of T-toets <0,05

Methode In het artikel met betrekking tot de ontwikkeling van de EMINCS (Cusveller & Schep-Akkerman, 2018), werden er Cronbach alfa’s tussen de 0,04 en 0,87 berekend. In dit onderzoek zijn de Cronbach alfa’s van de (sub) thema’s tussen de 0,71 en 0,93, hetgeen veel hoger te noemen is. De hogere Cronbach alfa’s in dit onderzoek ten opzichte van de studie met studenten (Cusveller & Schep-Akkerman, 2018), kunnen verklaard worden door drie factoren: het verschil in respondenten (studenten vs. verpleegkundigen), de aangepaste items in en de uitleg bij de vragenlijst, en de aanmerkelijk grotere omvang van de groep respondenten (n=64 resp. n=48 vs. n=398). Om hierover uitsluitsel te krijgen zou een herhaling met de verbeterde vragenlijst onder een veel grotere groep studenten gedaan kunnen worden. Voor nu interpreteren we de verhoogde Cronbach’s alfa’s als een aanwijzing dat de aangepaste vragenlijst een verbetering is en betrouwbaar genoemd kan worden.

Inhoud Om een beeld te krijgen van waar deze Nederlandse verpleegkundigen m.b.t. ethische competenties staan t.o.v. andere verpleegkundigen (nationaal of internationaal) zouden de scores afgezet moeten worden tegen scores van verpleegkundigen in andere regio’s. Maar omdat de EMINCS ‘nieuw’ is, kunnen de scores alleen afgezet worden tegen een groep Nederlandse studenten die deel hebben genomen aan het vooronderzoek: 64 vierdejaars verpleegkundestudenten hebben tijdens het ontwikkelen van de EMINCS de vragenlijst ingevuld (Cusveller & Schep-Akkerman, 2018). Wanneer de scores van de studenten en de verpleegkundigen vergeleken worden, blijkt dat de studenten zich structureel hoger inschatten dan de verpleegkundigen. Dit beeld komt overeen met Den Uil-Westerlaken en Cusveller (2013), die beschrijven dat studenten tijdens de opleiding een toename van kennis en vaardigheden voor ethisch overleg scoren (bij een gelijkblijvende houding)

Nederlandse verpleegkundigen en hun competenties voor ethisch overleg © 2019 Koninklijke Van Gorcum

11


en dat verpleegkundige enkele jaren na de opleiding zichzelf lager scoren op kennis en vaardigheden (bij een positievere houding). Dit kan verschillende redenen hebben. Het kan een teken zijn van het feit dat de studenten midden in het proces van leren en onthouden zitten, en veel van de kennis en vaardigheden goed ‘in de vingers’ hebben, terwijl deze enige tijd na diplomering door hun focus op routines en klinisch handelen mogelijk wat zijn weggezakt en van verder weg moeten worden teruggehaald. In de praktijk blijkt hoe ingewikkeld de praktijk en de benodigde competentie kan zijn. Een andere verklaring is dat studenten tijdens de opleiding optimistischer zijn over de praktijk en dat pas na diplomering blijkt hoe ingewikkeld ethische issues en deelname aan overleg is. Verpleegkundigen realiseren zich dan pas welke competenties en welke toerusting zij nog nodig hebben. Dit is een vervolgvraag voor nader onderzoek. Uit het onderzoek bleek dat de ‘lacunes’ in competenties die nodig zijn voor ethisch overleg, juist in het specifiek ethische liggen: verpleegkundigen beoordeelden zichzelf verhoudingsgewijs lager op de subthema’s ‘kennis van

ethiek’, ‘kennis van wet- en regelgeving’ en ‘ethische vaardigheden’. De meer algemene thema’s, waaronder ‘kennis van eigen context’, ‘professionele vaardigheden’ en ‘inzet’, scoorden hoger. Minder verpleegkundigen lijken zich competent te voelen met betrekking tot ethische vraagstukken, dan met betrekking tot de meer algemene professionele competenties die nodig zijn voor ethisch overleg. Interessant is dat verpleegkundigen in de ggz zichzelf over het algemeen wat bekwamer inschatten op het gebeid van communicatie. Dit kan mogelijk worden verklaard als het zelfbeeld dat zijzelf, de zorgrelatie en de communicatie in die zorgsoort het belangrijkste ‘gereedschap’ zijn. In de literatuur over ethiekonderwijs wordt wel gepleit voor ethiek (afzonderlijk) in het curriculum versus ethiek (verweven) door het curriculum (Cusveller & Kole, 2015). De bevindingen in dit artikel kunnen geïnterpreteerd worden als een argument om bovenop hun algemene professionele competentieontwikkeling waarin impliciet ethische competentie verweven is ook expliciet aandacht te geven aan specifiek ethische kennis, houdingen en vaardigheden voor deelname aan georganiseerd ethisch overleg.

Conclusie Onder een grotere groep verpleegkundigen blijkt de aangepaste versie van de EMINCS een hogere mate van betrouwbaarheid te hebben dan onder een kleinere groep verpleegkundestudenten. Het verschil in respondenten daargelaten kan hieruit geconcludeerd worden dat de aangepaste versie van de EMINCS een verbeterde versie is. Dit kan wellicht nog verder onderbouwd worden door de vragenlijst te gaan gebruiken voor het vergelijken van groepen, zoals verschillende leerjaren van een opleiding, verschillende sectoren van de verpleegkunde, of zelf verschillende landen. Daarmee is dan beoordeling en verbetering van leerprocessen mogelijk. Met deze versie van de EMINCS scoren de ondervraagde

verpleegkundigen hun eigen kennis, houding en vaardigheden voor deelname aan georganiseerd overleg overwegend positief, al scoren zij zich het laagst op specifiek ethische kennis en vaardigheden. Hiervoor is in de praktijk aandacht nodig. Praktijkervaring blijkt hiervoor essentieel. Aanvankelijk geeft de confrontatie met de dagelijkse realiteit van de klinische zorgverlening een verdiepend inzicht in de eigen competenties en het gebrek daar aan en na verloop van tijd geeft ervaring met ethisch overleg meer vertrouwen in het eigen kunnen. Dat is iets waar in het verpleegkundig ethiekonderwijs weer meer aandacht voor zou kunnen zijn.

12

OvO, jaargang 48, nummer 1, mei 2019 © 2019 Koninklijke Van Gorcum


Dankbetuiging De auteurs zijn dank verschuldigd aan Daniela Haas, Maaike Schuldink en Danielle Dollen, bachelor of nursing, voor hun medewerking aan dit onderzoek.

Literatuur Cusveller, B. (2012). Nurses serving on ethics committees: a qualitative exploration of a competency profile. Nursing Ethics 19;4:431-442. Cusveller, B. (2013). Ethiek in overleg. TVZ Tijdschrift voor verpleegkundigen 123;5:54-58. Cusveller, B. & Schep-Akkerman, A. (2015). Towards a competency assessment tool for nurses in ethics meetings. Nursing Ethics 22;1:1-8. Cusveller, B. & Kole, J. (2015). Ethiekonderwijs in de bacheloropleiding. Verpleegkunde 30;1:4-8. Cusveller, B. & Schep-Akkerman, A. (2018). Ontwikkeling van de EMINCS: zelfbeoordelingsinstrument voor verpleegkundigen over kennis, attitude en vaardigheden voor georganiseerde vormen van ethisch overleg. Verpleegkunde 33;4:6-12. Dauwerse, L., Weidema, F., Abma, T., Molewijk, B. & Widdershoven, G. (2014). Implicit and Explicit Clinical Ethics Support in The Netherlands: A Mixed Methods Overview Study. HEC Forum 26;2:95–109. Dierckx de Casterlé, B., Goethals, S., Gastmans, C. (2015). Contextual influences on nurses’ decision-making in cases of physical restraint. Nursing Ethics 22;6:642–651.

Goethals, S., Gastmans, C., Dierckx de Casterlé, B. (2010). Nurses’ ethical reasoning and behaviour: A literature review. International Journal of Nursing Studies 47;5:635-50. Haas, D., Schuldink, M. & Dollen, D. (2017). Ethische competenties in de verpleegkundige beroepsuitoefening. Zwolle: Viaa. Kohlen, H. (2009). Conflicts in care. Hospital ethics committees in the USA and Germany. Frankfurt: Campus Verslag. Lambregts J & Grotendorst A (2012). Leren van de Toekomst. Beroepsprofiel verpleegkundige. V&V2020. Utrecht: V&V2020. Lambregts J, Grotendorst A & Van Merwijk C (Eds.) (2016). Bachelor of Nursing 20202. Een toekomstbestendig opleidingsprofiel 4.0. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Larcher, V., Watson, A., Slowther, A. (2011). Core competencies for clinical ethics committees. Clinical Medicine 10:30-33. Molewijk, A.C., Abma, T., Stolper, M. & Widdershoven, G. (2008). Teaching ethics in the clinic. The theory and practice of moral case deliberation. Journal of Medical Ethics 34;2:120-4.

Nederlandse verpleegkundigen en hun competenties voor ethisch overleg © 2019 Koninklijke Van Gorcum

Rubinstein, D. & Tabak, N. (2012). Nurses’ knowledge, attitudes and willingness to participate officially in workplace Healthcare Ethics Committees (HEC). Medicine and Law 31:163-176. Storaker, A., Nåden, D., Sæteren, B. (2017). Hindrances to achieve professional confidence: The nurse’s participation in ethical decision-making. Nursing Ethics first published online: https://doi. org/10.1177/0969733017720827. Uil-Westerlaken, J. den & Cusveller, B. (2013). Competencies in nursing students for organized forms of clinical moral deliberation and decision-making. Journal of Nursing Education and Practice 3;11:1-8. Vanlaere, L. & Gastmans, C. (2007). Ethics in nursing education: learning to reflect on care practices. Nursing Ethics 14;6:758-66.

13


Lesson Study: Samen met collega’s en direct toepasbaar in de praktijk De SOP-bijeenkomst* van afgelopen november stond in het thema van Docentprofessionalisering d.m.v. werkplekleren en Lesson Study is één van de vormen van werkplekleren die werd genoemd. In september van dit jaar vindt de jaarlijkse conferentie plaats van de World Association of Lesson Studies, nota bene in Amsterdam! Een conferentie bedoeld voor mensen uit de theoretische hoek en voor mensen uit de praktijk. Een geschikt moment dus om nader kennis te maken met Lesson Study.

Karin Smit

‘Lesson Study: Ontzettend leuk en inspirerend om samen met collega’s te doen en direct toepasbaar in de praktijk’

14

OvO, jaargang 48, nummer 1, mei 2019 © 2019 Koninklijke Van Gorcum


Lesson Study: wat is het? Lesson Study is een methode om te professionaliseren door samen met collega’s op een systematische en onderbouwde manier een les te verbeteren teneinde leerlingen beter te laten leren. Dit levert niet alleen goede lessen op, maar bevordert bij docenten een onderzoekende en professionele houding met een directe uitwerking op de praktijk. De fases die in een Lesson Study -traject (LS-­ traject) worden doorlopen geven een goed beeld: Fase 0 - samenstellen van een team Fase 1 - formuleren van een praktijkvraag en leerdoelen Fase 2 - o ntwerpen van de les: doelen, activiteiten en output Fase 3 – o ntwerpen van onderzoek: hoe gaan we deze les systematisch bekijken?

Fase 4 - u itvoeren van les en onderzoek; observeren van les en verzamelen gegevens Fase 5 - systematisch bekijken en analyse van de gegevens Fase 6 - op basis van bevindingen de les aanpassen en opnieuw uitvoeren Fase 7 - reflecteren op en documenteren van de LS Tot slot: de bevindingen delen met andere collega’s. Voor een uitgebreidere beschrijving hebben we de verschillende fases van Lesson Study, uit de handleiding voor procesbegeleiders die is ontwikkeld door de HU en de UU, opgenomen (zie onderaan dit artikel).

Ervaringsdeskundigen aan het woord Voor echte ervaringen met Lesson Study, interviewde OvO twee opleiders van de Hogeschool Utrecht (HU): Theo van den Bogaart en Monique van de Laarschot. Theo van den Bogaart is lerarenopleider wiskunde van eerste- en tweedegraads docenten, en docentopleider voor hoger beroepsonderwijs aan de HU. Hij houdt zich bezig met onderwijsinnovaties, waaronder Lesson Study. Monique van de Laarschot is docent-onderzoeker bij het lectoraat Beroepsonderwijs, en docent bij het Instituut Archimedes, eveneens aan de HU. Beiden hebben een aantal jaar ervaring met Lesson Study. Zij zijn deelnemer en procesbegeleider van een LS-traject geweest, en hebben mensen getraind die het proces van Lesson Study gaan begeleiden. Ik vraag Theo eerst naar een LS-traject dat hij in 2016 samen collega’s uitvoerde, een groep lerarenopleiders die wiskunde geven aan de lerarenopleidingen van de HU, de UU, de UvA en de HvA. Samen verbeterden ze een les die zij geven aan wiskundeleraren in opleiding: studenten aan de lerarenopleiding.

Wat voor thema hebben jullie aangepakt? We hebben een les ontworpen voor leraren in opleiding (LIO’s) over visievorming op wiskundeonderwijs, dus een echt vakdidactisch onderwerp. Het doel van de les was om LIO’s hun eigen ideeën beter te leren verwoorden en onderbouwen, en hun eigen visie en ideeën ter discussie te durven stellen. De vraag daarbij was hoe je dat bereikt? We kwamen uit op 3 mechanismes: 1. studenten moeten zweten, met de billen bloot, zich bewust worden van leemtes en gemotiveerd worden om daarover na te denken; 2. studenten moeten geconfronteerd worden met beelden die haaks staan op eigen beelden en visie; 3. studenten moeten praten met elkaar. We kozen voor de werkvorm ‘debat’ waarbij de LIO’s een standpunt toegewezen kregen om te verdedigen. Van tevoren werd de studenten gevraagd literatuur te bestuderen om de standpunten te onderbouwen. Bij de case studenten keken we naar de mate waarin studenten hun standpunt konden verwoorden, en vasthielden aan het standpunt of open stonden voor andere standpunten en argumenten. Op basis van onze observaties hebben we onderdelen van de les bijgesteld. De stellingen voor het debat zijn aangescherpt.

Lesson Study: Samen met collega’s en direct toepasbaar in de praktijk © 2019 Koninklijke Van Gorcum

15


De methodiek zorgt voor verdieping, het dwingt je om je af te vragen waarom je met een bepaalde werkvorm je lesdoel bereikt, welk mechanisme daar achter zit.

Daarnaast wilden we dat iedereen aan het woord kwam en niet alleen de mensen die makkelijke praten. Daarom hebben we het debat gefaseerd: Studenten hebben eerst in groepjes overlegd wat voor betoog ze zouden houden.

Hoe was de tweede lesuitvoering nadat de les was aangepast? Dat was weer een leuke les, maar het effect van de werkvorm was in de 2e groep minder sterk: zij twijfelden, confronteerden, en verdedigden minder, ondanks de verbeteringen die we hadden aangebracht. De 2e groep was meer ervaren. Een mogelijke verklaring is dat zij door hun leservaring en steviger kennisbasis al meer aan visievorming hebben gedaan.

En waar liepen jullie tegenaan? Veel van ons hadden ervaring met Lesson Study en bovendien wilde iedereen ook inhoudelijk meedoen. Dat is waarschijnlijk de reden waarom we geen aparte procesbegeleider hebben aangewezen. (KS: een procesbegeleider houdt onder andere het doel in de gaten en zorgt ervoor dat het team op koers blijft). Dat maakte het wel ingewikkelder, er gebeurde precies wat je vanuit de literatuur weet: we waren minder doelgericht, we moesten onszelf af en toe terugroepen en zeggen: ‘ho, stop, terug naar de lesson study.’ Is dat erg? Dat vonden wij niet: we hadden lol en het was leerzaam. Maar strikt genomen was er iets minder focus.

Wat leverde dit LS-traject je op? Het was ontzettend leuk en inspirerend om samen met collega’s aan een les te werken. Ik heb veel geleerd, nieuwe bronnen en nieuwe werkvormen ontdekt. In de les hebben we een van die nieuwe werkvormen uitgeprobeerd. Dat maakt dat ik uit mijn comfort zone moest komen. Ook inhoudelijk was het interessant. Het thema ging over visie, waardoor de gesprekken vaak over onze eigen visie gingen.

Als je zo’n traject doorloopt, word je een echte learning community, er ontstaat een onderlinge band. Of die band blijft? Jazeker. Het netwerk was er al, maar dat is wel hechter geworden door Lesson Study.

Aan Monique van de Laarschot vraag ik wat Lesson Study volgens haar oplevert. Veel mensen die mee hebben gedaan aan een LS-traject zeggen dat het de beste manier van professionaliseren is die ze kennen. Het gaat niet óver de praktijk, je bent bezig ín de praktijk. Lesson Study is gericht op verbetering en geeft daardoor veel voldoening. De methodiek zorgt ook voor verdieping, het dwingt je om verder te kijken, om je af te vragen waarom een les en een werkvorm werken, waarom je daarmee het lesdoel bereikt, welk mechanisme daar achter zit? En natuurlijk het samen leren. Je krijgt ideeën van elkaar; je werkt met z’n allen aan één les; je bent samen verantwoordelijk. Lesson Study haalt je van je eilandje: je wordt deel van een professionele leergemeenschap.

Je hebt zelf met een aantal collega-docenten een LS-traject doorlopen over het begeleiden van studenten. Ja. We worstelden met de juiste manier van begeleiden van studenten. We hebben gesprekken gevoerd over wat hen aan het denken zet, wat helpend zou zijn, wat het effect is van vragen stellen. Daarnaast hebben we verdieping gezocht door literatuur over feedback te lezen, door naar de feedback te kijken die we geven aan studenten, en de manier waarop we die geven en we hebben studenten geïnterviewd. Vervolgens hebben we interventies ontwikkeld. Uit de bevindingen bleek dat we de neiging hadden om véél voor te kauwen. De interventies gaven studenten meer autonomie.

Werkte het? Ja. We zijn meer gaan letten op de manier waarop we feedback geven. We stellen meer open vragen, proberen studenten aan het denken te zetten, geven een beginnetje waarmee studenten weer verder kunnen. Een ander, misschien wat onderbelicht winstpunt van een LS-traject is dat er meer consensus ontstaat onder docenten, we hebben nu een meer uniforme aanpak. Door je onderwijspraktijk zo grondig door te nemen, kan een Lesson Study dus ook een soort kalibratie-sessie zijn.

16

OvO, jaargang 48, nummer 1, mei 2019 © 2019 Koninklijke Van Gorcum


Wat heb je nodig voor Lesson Study? Het moge de lezer inmiddels duidelijk zijn dat de geïnterviewden voorstander zijn van Lesson Study. Het enthousiasme onder docenten die aan een LS-traject hebben deelgenomen, is vaak groot. Maar eerlijkheid gebiedt te zeggen dat deze trajecten niet altijd van een leien dakje gaan. Dat heeft meestal te maken met tijd.

Om Lesson Study te laten slagen, moeten docenten de tijd krijgen om bij elkaar te komen, om de fases goed te doorlopen en om uitgeroosterd te worden om de onderzoeksles bij te wonen. Dat betekent dat het management Lesson Study moet ondersteunen, niet alleen in visie en woorden, maar ook in daden: Maak Lesson Study onderdeel van het beleid, en zorg vooral dat er tijd is. Al die fases, al die bijeenkomsten, kan het ook minder? Om verder te komen dan de al aanwezig kennis, voor verdieping en voor echt begrip van de werking van een les, is het nodig om de verschillende fases te doorlopen en om de tijd te nemen. Maar…..Docenten die vaker aan een LS-traject meedoen zeggen dat een traject sneller en soepeler verloopt naarmate je meer ervaring hebt met

de methodiek. Ook voor Lesson Study geldt: je moet het leren, en dat kost tijd. Het advies van Monique en Theo is vooral: Straal uit hoe leuk en zinvol het is om met collega’s samen te werken, echt op didactiek, echt op inhoud. Ga het een keer ervaren. Dan wordt het invoeren van Lesson Study in de organisatie vanzelf gemakkelijker.

Heeft dit artikel je interesse (verder) gewekt? Kom dan naar de WALS, bijvoorbeeld op de Holland Day op 4 september, met specifieke aandacht voor Lesson Study-initiatieven in Nederlandstalige gebieden (https://www.wals2019.com/).

* SOP staat voor Studiegroep Onderwijskundige Professionalisering. Twee bijeenkomsten per jaar over ervaringen en nieuwe ontwikkelingen in het onderwijs voor docenten en trainers die te maken hebben met het hoger onderwijs.

Lesson Study: Samen met collega’s en direct toepasbaar in de praktijk © 2019 Koninklijke Van Gorcum

17


Lectoraat onder de loep Fuusje de Graaff Dr. Fuusje de Graaff (Fusina Maria de Graaff) is geografe en gepromoveerd als medisch antropoloog. Ze heeft zich gespecialiseerd in complexe communicatie en cultuursensitiviteit in de gezondheidszorg en het ouderenwerk. Zij werkt sinds 1989 vanuit Bureau MUTANT dat ze samen met Drs Anke van Keulen heeft opgericht. Zo werkt zij als onafhankelijk onderzoeker en trainer/docent onder meer voor verschillende Hogescholen. Zie voor meer informatie www.mutant.nl

Dit artikel is tot stand gekomen met medewerking van dr. Deirdre Beneken genaamd Kolmer, lector Mantelzorg aan De Haagse Hogeschool. Zij is sinds juni 2011 lector Mantelzorg aan De Haagse Hogeschool.

Inleiding Hoewel de instelling van lectoraten van recente datum is (2001), is het werk van lectoren op de Nederlandse hogescholen niet meer weg te denken. Maar wat doen zij? Hun opdracht is om samen met docenten en studenten praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek te doen en daarmee het onderwijs en de praktijk te verrijken (Zestor, 2017). In hoeverre lukt dat? Die vraag houdt niet alleen de lectoren maar ook andere betrokkenen bezig.

18

OvO, jaargang 48, nummer 1, mei 2019 Š 2019 Koninklijke Van Gorcum


Zo heeft het Ministerie van OCW (Ministerie van OCW, 2012) het Rathenau Instituut gevraagd om geregeld feiten en cijfers te rapporteren over de personele invulling, de budgetten, de aard van de samenwerkingsnetwerken en het aantal publicaties van de lectoraten (De Jonge, 2016). Deze getotaliseerde aantallen geven echter geen inzicht in de wetenschappelijke vorderingen of de resultaten voor onderwijs en praktijk per lectoraat. De Vereniging Hogescholen (2016) hecht eveneens aan geregelde evaluaties: zij hebben voor het functioneren van lectoraten vijf standaard eisen opgesteld. Lectoraten moeten: 1) een relevant onderzoeksprofiel en onderzoeksprogramma hebben; 2) dat profiel realiseren door de inzet van mensen, middelen en samenwerkingsverbanden; 3) onderzoek doen dat voldoet aan de wetenschappelijke eisen van de betrokken vakgebieden; 4) impact hebben op de professionalisering en kennisontwikkeling van de beroepspraktijk; 5) systematisch de onderzoekprocessen en resultaten evalueren. Lectoren presenteren hun onderzoeksprofiel en -programma in een lectorale rede waarin ze hun visie geven op het domein van hun onderzoek (standaard eis 1). Daarnaast laten zij in deze rede vaak zien met welke mensen, middelen en samenwerkingsverbanden (standaard eis 2) zij willen bijdragen aan het wetenschappelijke discours (standaard eis 3) én aan de innovatie van het onderwijs en de beroepspraktijk. Want de lector en onderzoekers van de kenniskring worden geacht niet alleen te publiceren in wetenschappelijke tijdschriften, maar ook in vakliteratuur. Bovendien moeten ze hun bevindingen

Voor het ontwikkelen van een evaluatiemodel is eerst een literatuurreview uitgevoerd door een onafhankelijk onderzoeker.

overbrengen via interviews, lezingen en onderwijssessies (standaard eis 4) en vastleggen in jaarverslagen (standaard eis 5). Omdat de resultaten van de diverse lectoraten in de jaarverslagen van de Hogescholen zelden een systematisch evaluatief karakter hebben, lijkt het zinvol een evaluatiemodel te ontwikkelen waarmee de resultaten van de onderzoeksprocessen in een lectoraat systematisch onder de loep kunnen worden genomen. Voor het ontwikkelen van een evaluatiemodel is eerst een literatuurreview uitgevoerd door een onafhankelijk onderzoeker (de auteur van dit artikel). Gekozen is om de onderzoeksprocessen te evalueren aan de hand van de publicaties van het lectoraat Mantelzorg van De Haagse Hogeschool en deze te ‘scoren’ op hun wetenschappelijke en praktijkgerichte merites. Hierbij is nagegaan welke groepen geïnformeerd worden over de onderzoeksbevindingen. In een volgende fase kan ook de impact van het verrichte onderzoek op het onderwijs worden geëvalueerd. Het lectoraat mantelzorg is in juni 2011 gestart en heeft in zes jaar een dertigtal publicaties geproduceerd die relevant zijn voor het ontwikkelen van een evaluatiemodel. ‘Het lectoraat Mantelzorg verricht onderzoek, deelt kennis en innoveert onderwijs vanuit een relationeel perspectief. Het lectoraat gebruikt de metafoor ‘Care Justitia’: een innovatieve weegschaal met in de plaats van twee, drie schalen die symbool staan voor zorgvragers, mantelzorgers en beroepskrachten. Op de werkvloer ontmoeten zij elkaar en zien we hen wikken en wegen hoe de zorg te delen. Het lectoraat wil bijdragen aan een rechtvaardige zorg waarin ruimte is voor betekenisvolle relaties.’ (www.mantelzorgdialoog.nl). Bij het ontwikkelen van het evaluatiemodel worden niet de inhoudelijke keuzes van het lectoraat beoordeeld. Het nader bekijken van de publicaties is bedoeld om inzicht te krijgen in de mogelijkheid om een evaluatiemodel te ontwikkelen waarmee zowel de wetenschappelijke bijdrage als de praktijkgerichtheid kan worden gewaardeerd.

Lectoraat onder de loep

19 © 2019 Koninklijke Van Gorcum


Een evaluatiemodel Wat heeft het onderzoek van het lectoraat bijgedragen aan het wetenschappelijke discours en aan de dagelijkse praktijk van beroepskrachten?

Om die vraag te beantwoorden is een vier stappen model ontwikkeld. De eerste stap betreft het verwerken van alle publicaties van het lectoraat tussen 2011 en 2017 in een tabel zoals dat bij een systematic review gebeurt. Stap twee betreft het onderscheiden van enerzijds verslagen van onderzoek gericht op kennisverwerving (type 1) en anderzijds artikelen gericht op de verspreiding van verworven kennis naar de verschillende doelgroepen (type 2). Dit op basis van de onderzoeksvragen en gehanteerde methoden van elke publicatie. Stap drie is het beoordelen van de merites van het onderzoek per inhoudelijk thema. Bij het beoordelen is gebruik gemaakt van het regulatieve model voor praktijkonderzoek van Van Strien (1986). Van Strien onderscheidt voor praktijkonderzoek vijf fasen: probleemanalyse, diagnose, plan, ingreep en evaluatie. Eerst wordt uit de probleemkluwen een keuze van te onderzoeken thema’s gemaakt. Per thema wordt op basis van literatuurstudie of signalerend veldwerk een diagnose gesteld. Daarna wordt op basis van diepgaander onderzoek een plan opgesteld. De geplande ingreep kan in dit geval een bijstelling van het onderwijs betreffen, of aan advies aan opdrachtgevers. Na verloop van tijd kan het lectoraat weer worden ingeschakeld voor de evaluatie; dan begint de cyclus opnieuw. Stap vier betreft de terugkoppeling aan de standaard eisen waaraan lectoraten moeten voldoen (Vereniging Hogescholen, 2016)

Stap 1 en 2: een systematic review Van elke publicatie werden naast auteur, titel en jaar van uitgave, de onderzoeksvraagstelling, de gehanteerde onderzoeksmethode en de gepresenteerde resultaten beschreven. Op basis van de onderzoeksvragen en gehanteerde methoden zijn 11 publicaties gerubriceerd als verslagen van kennisverwerving (type 1), 16 als publiekspublicaties (type 2), terwijl drie publicaties zowel bij type 1 als type 2 kunnen worden gerekend. De resultaten zijn te vinden in Tabel 1: Overzicht lectoraat Mantelzorg.

Stap 3: Beoordelen van de merites per thema De vier thema’s die het lectoraat de afgelopen jaren binnen de probleemkluwen van de Mantelzorg heeft uitgewerkt zijn: (1) jonge mantelzorgers, (2) zorg en technologie, (3) ouderschap en mantelzorg en (4) het spanningsveld tussen theorie en beroepspraktijk.

Jonge mantelzorgers In 2011 is het lectoraat begonnen met een literatuurstudie: Een theoretische exercitie over de zorgverantwoordelijkheid van jonge mantelzorgers. Ook is er een kwalitatieve studie onder studenten van De Haagse Hogeschool uitgevoerd: Jonge mantelzorgers en hun zorgverantwoordelijkheid voor naaste familieleden. De diagnose is dat jonge studerende mantelzorgers risico lopen op parentificatie (rolomkering) door naast school en zorgtaken in de thuissituatie ook voor lange tijd eindverantwoordelijk te zijn voor de zorg van een ziek familielid. Parentificatie belemmert een gezonde ontwikkeling als kind en (studerend) adolescent. Het lectoraat heeft mogelijke benaderingen vervat in lesmateriaal voor aanstaande professionals zoals Hoe begin je aan goede zorg?: Mensbeelden, oefening in interprofessioneel werken. Daarnaast zijn publiekspublicaties geschreven, zoals Over Kracht en kwetsbaarheid van jonge mantelzorgers en Het fundament van mantelzorg: ontmoeting en emoties. Het thema staat momenteel ook uitdrukkelijk op de agenda van Landelijke organisaties zoals Movisie en het Sociaal Cultureel Planbureau. Daarmee zijn de eerste vier fasen van het regulatieve model doorlopen.

Zorg en technologie Bij het onderzoek (post-doctoraal) naar mantelzorg en technologie is aangesloten bij de faculteiten en opleidingen van De Haagse Hogeschool. Directeuren, managers, docenten en studenten van de faculteit Technologie, Innovatie & Samenleving, faculteit IT & Design, faculteit Gezondheid, Voeding en Sport en de faculteit Sociaal

20

OvO, jaargang 48, nummer 1, mei 2019 Š 2019 Koninklijke Van Gorcum


Lectoraat onder de loep

21

© 2019 Koninklijke Van Gorcum

Hoe kan het ontzorgen in de zorg gesteund Pleidooi met data en worden ten faveure van een kwalitatieve argumenten uit de entreerede. zorg in familiekring? Niet alleen uit economische noodzaak, maar ook ter ondersteuning van menswaardigheid.

Is het wenselijk dat jonge mantelzorgers voor hun naasten zorgen?

Is de relationele benadering toepasbaar in de palliatieve zorg?

(2012) Beneken genaamd Kolmer, D.M, Kliphuis, L., De Wildt J.E. Ontzorgen: de mensgerichte benadering, pleidooi voor een ontzorgknop in De eerstelijns maart 2012

(2012) Beneken genaamd Kolmer, D.M. Over kracht en kwetsbaarheid van jonge mantelzorgers Zin in Zorg, Tijdschrift over Zorg, Ethiek en levensbeschouwing, 14(4): 8-9

(2012) Beneken genaamd Kolmer D.M. & Martens K. Geven en ontvangen. Een relationele benadering in de palliatieve zorg: Pallium 14 (2) 21-21

Casusbespreking waarbij de vier dimensies van de contextuele benadering van Boszormenyi-Nagy (feiten, ervaringen, interacties en ethiek) worden

Pleidooi op basis van verschillend onderzoeksgegevens

Betoog

Hoe lectoraatsfilosofie te positioneren?

(2011) Hirsch Ballin, E. De weegschaal Voorafgaande overwegingen bij een intreerede

Agendapunten: 2 1. Versterk eigen kracht 2. Versterk relaties informele -formele zorg 3. Versterk mantelzorg 4.Maak in gemeenten universele preventiestandaarden 5. Vermarkt selectieve preventie 6. Versterk verpleegkundige praktijk 7. Minder verwijzingen naar specialisten 8. Meer verwijzing naar generalisten 9. Thuis sterven wordt norm 10. Rationaliseer diagnostiek 11. Minder geneesmiddelen. Zorg voor organisatorische samenwerking. Constatering dat mantelzorg al lang bestaat, dat 1 op de 4 jongeren opgroeit in een gezin met een 2 zieke, dat kinderen van zieke ouders de kans lopen op angstklachten en somberheid, maar velen zijn ook trots op hun zorg. Gezinsleden zorgen voor elkaar uit loyaliteit, maar soms is er sprake van rolomkering parentificatie, het kind voelt zich verantwoordelijk. Taken overnemen is ok, maar emotionele verantwoordelijkheid overnemen, een kind dat de ouder troost, klopt niet. Zij ontwikkelen vaak een zorg-identiteit, en psychische klachten. Ze missen ook het kind-zijn. De professionals moeten in hun gezinsaanpak samen met cliënten en mantelzorgers toewerken naar een evenwicht zonder parentificatie. De casusinformatie komt van een ver weg wonende dochter. Moeder is terminaal en de haar man 2 en zoon willen helpen, maar weten niet hoe. De zorgverlener benoemt de feiten, de gevoelens van betrokkenen, hun beperkte onderlinge communicatie en de spanning die gezinsleden tov elkaar voelen. De vraag achter de vraag is dus: help ons! Help ons communiceren en gezamenlijk de zorg te dragen zonder overbelasting van een van ons. De zorgcoördinator lost zo de problemen van het hele systeem op, niet alleen van de zieke.

1.Verhouding in zorgtriade wordt gesterkt door kennistriade: relationeel werken (studie naar fami- 1 lierelaties) vraaggericht werken (vraag achter de vraag), filosofisch werken (reflectie). Buber: relatie is begin voor ieder mens in ontwikkeling Levinas: Sociale omgang ontstaat door de blik van de Ander Buber: ik-jij vs ik-het Ricoeur: zorg is meer dan ruilen maar niet heldhaftig Boszormenyi-Nagy: ontmoeting kweekt gezonde relaties, is principieel 2. Verantwoordelijkheid eindigt waar relatie verstoord wordt door de zorgopdracht 3.Vijf criteria om optimale verhouding te vinden (Zorg is primair goed, overheid moet zorgen zo dat zorgvragers als burgers kunnen participeren, moet zorgvragers die dat niet kunnen zorg geven, moet mantelzorgers ruimte geven te zorgen en voorkomen dat zij overbelast worden). Hoe zelfredzaamheid begrensd kan worden moet gewogen worden in procestriade: praktijk, beleid, onderzoek. 1 De weegschaal staat in het recht staat voor onpartijdigheid; een geblinddoekte rechter wikt en weegt de belangen van twee partijen. In de zorg zijn er meer belangen en moeten partijen juist gezien worden, omdat een te zakelijke zorgtoedeling de relaties schaadt. Een de financier moet het evenwicht faciliteren: naast productie is er presentie (Baart) nodig zodat betrokkenen elkaar in hun authenticiteit ontmoeten.

Historische introductie en beschrijving van de politieke noodzaak. Vraag om beleid niet alleen op cijfers te baseren, maar ook op morele argumenten. Daartoe Inbreng van 4 filosofen:

1.Hoe behoort de verhouding te zijn in de zorgtriade? 2.Waar eindigt ieders verantwoordelijkheid gezien de familiale, politieke, professionele en commerciële zorglogica? 3.Hoe kan de overheid de zorgtriade steunen? Is bevorderen zelfredzaamheid wenselijk

type

Resultaten

Methode

Vraagstelling

Nr (jaartal) auteur, titel, uitgave, (2011) Beneken Genaamd Kolmer, D. M. Lectorale rede Mantelzorg: wikken en wegen. Op weg naar een ‘Care Justitia’ Entreerede voor de aanvaarding van het lectoraat Mantelzorg aan De Haagse Hogeschool op 10 november 2011. Delft: Eburon.

Tabel 1:  Overzicht lectoraat Mantelzorg


22

OvO, jaargang 48, nummer 1, mei 2019

© 2019 Koninklijke Van Gorcum

Vraagstelling

Methode

Resultaten

type

Welke professionals begeleiden een zorgvrager – en zijn naasten – in de residentiële opvang? En hoe begin je als sociale professional aan goede zorg in de residentiele opvang?

Casusbespreking waarbij de overdracht van zorg bij opname wordt geanalyseerd.

2 De start is het benoemen van mogelijke professionals in de thuissituatie (huisarts, fysiotherapeut, thuiszorgmedewerkers, medewerkers van de dagopvang, maatschappelijk werkster, indicatiesteller) en die van na opname (verpleeghuisarts, transmuraal verpleegkundige, maatschappelijk werker, verzorgenden, teamleider en vrijwilligers). Daarna wordt het ‘innerlijk gesprek’ gepresenteerd en ingegaan op de beleving van verschillende professionals van de opname van dhr Prinsen, met vragen als: Wat denk je? Wat voel je? Wat doe je? Het voorbeeld laat zien dat de afstemming tussen professionals niet optimaal is. Dit aspect wordt ook toegelicht door de beleving van een studente die niet in een zorgcentrum wil werken omdat de zorg te geprotocolleerd is en geen echte persoonsgerichte zorg toelaat (Levinas: De Ander zien) De eisen die echte zorg vergt op microniveau (met bewoner en familie) op mesoniveau (het bedrijf) en op macroniveau (landelijk beleid) lijken niet te combineren. Door het innerlijk gesprek te voeren kunnen professionals het morele appel ervaren en niet vanzelf meegaan in bedrijfseconomisch opereren. Is it possible to give social work to a target Verslag van bevindingen In fase 1 kan men de organisatiecultuur onderkennen: de functies, regels, standaarden, waarden, 2 (2013) symbolen van de organisatie, de gewoonten tav taal, kleding, eten, rituelen etc, en wat belangrijk in 6 maanden werken group in another culture? Beneken genaamd Kolmer, is: hoe mensen zich verhouden, communiceren intern en extern, welke middelen men inzet. Can Western knowledge and experience be in een kindertehuis in D.M. In fase 2: analyse van de afdeling, van de doelgroep, van de doelen, van de vormgeving, de midapplied to Indian practice? Bombay in zes fasen Social Work in the meeting of delen, en de presentatie. 1. Elation after arrival, two cultures, Delft: Eburon In fase 3: Als men tot rust gekomen is kan men bekende principes gebruiken tav affectie, dus de 2. Frustation, relatie; cognition, waarin flexibiliteit of juist structuur kan worden geboden; en nature, versterken 3. Persisting, van zelfrealisering en harmonie. 4. Appreciation, In de interactie is hier gebruik gemaakt van een methode van het ontwikkelen van hulpverlen5. Getting used ingssystemen van Houweling-Meijers & Vissers. In fase 4: Appreciatie komt reflectie op de activiteiten en de eigen persoonlijkheid aan de orde In fase 5 kan men zich zo thuis voelen dat je de herkomstsamenleving kritisch bekijkt. In fase 6 ziet men voor- en nadelen van beide culturen en kan men tot dialoog komen. (2013) Is mantelzorg vooral een ‘nuttig ‘en kosten- Rapportage van standArtikel is opgebouwd uit visiebrokken: 2 Beneken genaamd Kolmer besparend instrument voor de samenleving punten waarbij Bubers 1.inleiding schetst de twee benaderingen. Instrumenteel en relationeel; D.M. of voldoet de mantelzorg vanuit relationele visie dat een intieme 2. wederkerigheid staat in een relatie centraal; zorg is soms meer gericht op medische intervenVolhoudtijd in wederkerigheid betrokkenheid op de ander? relatie belangrijk is ties, soms meer op sociale begeleiding; soms is verpleegkundige te technisch gericht, gebruikt de in zorgrelaties: een fundamenvoor een betekenisvol ervaringsdeskundigheid van familieleden niet. teel verschil. leven (en zorgen is daar 3. bij wederkerigheid hoort erkenning: de zieke moet de kwaliteiten van de zorgverlener erkennen, Zin in Zorg, Tijdschrift over onderdeel van) staat de zorgverlener moet de mens in de zieke zien. Dus valt de vraag hoe lang houdt een mantelzorgZorg, Ethiek en Levensbetegenover de instrumen- er het vol niet te beantwoorden. Zie voorbeeld van Stef Blom. schouwing, 15 (2): 20-21 tele benadering. 2 (2013) Wat is de vraag achter de vraag? Aan de hand van een Artikel bespreekt de ethiek in de relatie volgens Boszormenyi-Nagy: hoe betrekkingen tussen Beneken genaamd Kolmer voorbeeld casus wordt familieleden soms zijn en tot een evenwichtige rechtvaardigheid kunnen komen. LoyaliteitsconD.M. & Martens C.J.M.A. betoogd dat zorgproflicten ontstaan als iemand gevangen zit tussen twee wedijverende personen: gespleten loyaliteit. Oog voor loyaliteit , Vraaggefessionals in het gedrag Bij onzichtbare loyaliteit ie er als iemand zich onverschillig toont en de actuele relatie blokkeert. richt werken met zorgvragers en van mantelzorgers een Volgens BN moet die persoon wel zichtbaar gaan handelen om de relatie in balans te brengen. mantelzorgers, heel verleden kunnen Een professional kan het loyaliteitsmodel met 5 items gebruiken om gezinnen vlot te trekken. Denkbeeld, Tijdschrift voor de ontdekken, dat getuigt Familie & Loyaliteit psychogeriatrie 25(5): 26-29. van loyaliteit. 1.Hoe gaan familieleden met elkaar om? 2. Hoe was dat in het verleden? Is er sprake van loyaliteit? Zijn er loyaliteitsconflicten? 3. Maak een schets van deze loyaliteiten (kan met gezinskaart) Professionals & Loyaliteit 1.Welke vraag stelt de familie? Zoek de vraag achter de vraag. 2. Maak een schets van de wenselijke situatie (kan met gezinskaart)

Nr (jaartal) auteur, titel, uitgave, (2012) Evers, G., Beneken genaamd Kolmer D.M. Hoe begin je aan goede zorg? De sociale professional en zijn innerlijke gesprek in de residentiele hulpverlening in: Basisboek Social Work, hoofdstuk 11, p.229-237, Meppel: Boom


Lectoraat onder de loep

23

© 2019 Koninklijke Van Gorcum

(2014) Beneken genaamd Kolmer D.M. & Van Dijk, N. Over evenwicht en plicht in zorgrelaties. Geron 16(1) 36- 38

(2013) Verhoef, A., Beneken genaamd Kolmer D.M., Meule I. van der. Nieuwe technologie in de gezondheidszorg: een complex speelveld. ART Vol. 2013, 4: 6-11, - De Haagse Hogeschool (2014) Martens C.J.M.A. & Beneken genaamd Kolmer D.M. Het vergezicht van de mantelzorger, een onderzoek naar perspectieven van mantelzorgers op zorg en relaties. Delft: Eburon.

Casus in zorgcentrum en linken naar drie bronnen over ethiek in de zorg.

Theoretische onderbouwing van twee analysekaders (1 contextuele benadering van Boszormenyi-Nagy) die onderscheidt feiten, ervaringen interacties, ethiek in familie- relaties en 2) vraaggericht werken, ontleden van perspectieven tot vraag achter de vraag) Veldwerk: diepte interviews met zeven mantelzorgers.

Welke perspectieven hebben mantelzorgers op zorg die zij verlenen en op relaties die zij onderhouden met zorgvragers en beroepskrachten? (perspectief op zorg van zorgvrager, op relatie met zorgvrager, op relatie met beroepskracht, op balans van geven en nemen , op eigen behoeften en dus de vraag achter de vraag)

Hoe werkt ‘Care Justitia’ in de praktijk? Care Justitia is dan een metafoor van de wederkerigheid in relaties tussen patiënt, professional en mantelzorger. Deze verplicht betrokkenen om tot een werkzaam evenwicht te komen.

Stellingnamen en voorbeelden van thema’s waar de HHSlectoren zich voor inzetten

Hoe kan de formele wereld van de zorg de informele zorg ondersteunen en hoe kan techniek daarbij een rol spelen?.

De uitleg over relationeel vraaggericht en filosofisch werken leidt tot adviezen aan beroepskracht- 1 en: 1.Verleen zorg in eigen omgeving, 2.Communiceer open, 3.Blijf in dialoog 4.Verleen zorg aan naaste zoals die dat wil 5.Deel die zorg met mij (geeft vertrouwen) 6.Regiseer zorg in samenspraak 7.Bejegen naaste als uniek mens (vertrouwen) 8.Geef informatie over ziektebeeld, - proces 9.Verleen zorg goed en respectvol 10.Neem praktische zaken over 11.Help me in relatie te blijven met naaste 12.Help me in balans te zijn met ons verleden 13.Geef ruimte voor privacy 14.Help me afscheid nemen van naaste 15.Help me in balans te zijn voor naaste, werk, gezin en dagelijks leven. Vanzelfsprekende zorg wordt op den duur belastende zorg Behoefte is niet alleen geven maar ook ontvangen, zorgverlening geeft betekenis en onderhoudt menselijke relaties. De twee mantelzorgperspectieven: willen zorgen en grens met eigen ontwikkeling willen bewaken, hebben gevolgen voor beroepskracht en zorgbeleid; zij moeten uitgaan van een relationele, vraaggerichte benadering. Care Justitia vergt maatregelen als deeltijdwerk, zorgverlof etc. Op het dagverblijf van het zorgcentrum schuiven ouderen langs elkaar heen, botsen soms. Een 2 dochter observeert. Het valt haar op dat verzorgenden hun diensttaken uitvoeren zonder menselijk (oog)contact te maken met de ouderen of de naasten. Zij geven taakgerichte, maar geen belevings-gerichte zorg. De dochters doet een appel op het relationeel vermogen van de verzorgenden. Zelfs als je het niet voelt kan je doen alsof, omdat je de rol van verzorgende speelt en daarin moet ingaan op de relatiebehoeften van de bewoners. Dat vergt Care Justitia in de praktijk.

Juist bij opname van ouders kunnen kinderen hun loyaliteit anders invullen en elkaar verwijten. De prof moet meerzijdige partijdigheid toepassen: beiden erkennen in hun intenties en aansprakelijk maken voor hun handelen. Dan kan het vertrouwen groeien. De vraag achter de vraag is dan ‘help ons om de dialoog met elkaar aan te gaan’. De grens van mantelzorg ligt daar waar de loyaliteit niet stand houdt door de overbelasting Pleidooi om HBO studenten techniek en zorg met elkaar samen te laten onderzoeken hoe zij de 1 familiesituatie rond gezondheid/ziekte in de wijk kunnen ondersteunen met techniek: gezondheidstechnologie betreft vitaliteit, cure en care. De HHS werkt samen met zorghuizen, onderzocht energiegebruik en speelplezier van kinderen op twinkeltegels, verbetert rolstoelen en ski’s voor doelgroepen, de sociale revalidatie van kinderen.


24

OvO, jaargang 48, nummer 1, mei 2019

© 2019 Koninklijke Van Gorcum

Vraagstelling

Methode

Resultaten

type

Hoe kan een beroepskracht afstemming bereiken tussen de familiale logica en de professionele logica? Wat kan men van een mantelzorger wel of niet verwachten? Presentatie van vijf bouwstenen.

Beschouwing op basis van literatuurstudie Het hoofdstuk is gebaseerd op ‘Mantelzorg : wikken en wegen. Op weg naar een Care Justitia’ en presenteert kennis en inzichten voor sociaal werkers.

Toelichting op het begrip ‘mantelzorg’ en cijfers over aantallen: Een mantelzorgers zorgt, maar is 2 ook zorgvrager, als haar naaste (relatie!) ‘ziek’ is, is ze zelf ook een beetje ‘ziek’. Cijfers: 3,4 miljoen mantelzorgers in Nederland 1 op 4 kinderen heeft zieke in de familie. 40 % zorgt voor ouders, 20 % voor partner, 9 % voor kind, 16 % voor kennis. Gemiddeld zo’n 5 jaar. Definitie (van Min VWS, 2000) mantelzorg is ‘langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie’. Verhagen schetst 4 zorglogica’ s (familiaal, politiek, professioneel en economisch) vanwege resp. morele plicht, wettelijke plicht, professionele dienst of commercieel product. Wie is nu waarvoor verantwoordelijk? Bij mantelzorg speelt niet alleen ik=het, maar ook ik=jij. (Buber), dus het is meer dan utilitair. Verwijzend naar het promotieonderzoek is de conclusie dat er 5 bouwstenen zijn voor de ontmoeting van professional en mantelzorger: contact, verantwoordelijkheid, emoties, verbondenheid en keuzen maken. 1.Hoe is het onderling contact., 2. Hoe liggen de (ervaren) verantwoordelijkheden? 3. Hoe gaat men om met emoties? 4. Welke hechtingsstijl verbindt de familieleden (Kohnstam onderscheidt de angstige, veilige en vermijdende stijl; dus het wij-, ik-jij- en ik-het-perspectief) en 5. Wat is er gebeurd en voor welke keuzen staan zorgvrager en mantelzorger? Met die vragen kan gezocht worden naar een balans, (2014) Essay gebaseerd op In het artikel wordt ingegaan op: Is het bevorderen van zelfredzaamheid al2 Meulen I. van der (red). tijd wenselijk? Welke visies zitten er achter literatuur 1.De tendens zelfredzaamheid te bevorderen Zelfredzaamheid bevorderen: dat beleid? Een dialoog over achterliggende 2.De rol van de overheid: Rawls stelt het als een overheidsplicht om burgers weer gezond te laten innovatief of ouderwets: Op visies kan leiden tot de keuze zelfredzaamparticiperen (cure); Daniels vindt het een plicht om mensen een menswaardig bestaan te geven zoek naar mensbeelden in de heid niet te willen bevorderen. (care) samenleving. 3.De hang te bezuinigen op prof zorg door een beroep te doen op zelfredzaamheid. In: Onderzoekend op weg: 4.De historie van zorg in Nederland + steeds meer professionalisering. Een essaybundel over op5. De hang naar deprofessionalisering komt uit een economische koker. drachten voor de toekomst. 6.Onderzoekers zouden niet alleen instrumenten moeten zoeken om beleid te faciliteren maar Den Haag: Haagse Hogeook de vraag stellen of beleid wenselijk is. school 7. Onderscheid utilitair en fundamenteel onderzoek. (2014) In hoeverre is het wenselijk dat jonge man- Presentatie van de litNaast negatieve gevolgen zoals overbelasting, gezondheidsklachten, 1 Evers G, Beneken genaamd telzorgers zorgen voor naaste familieleden? eratuurstudie van het isolement, studievertraging of psychische problemen, beleven jonge mantelzorgers ook positieve Kolmer, D.M. Hoe verantwoordelijk voelen zij zich? boek: Jonge mantelzorg- gevolgen. Zo leren zij verantwoordelijkheid te nemen, zelfstandig te handelen, doortastend te zijn Een theoretische exercitie over Welke gevolgen ervaren zij? ers en hun zorgveranten liefdevol te zorgen voor anderen. Kwaliteiten die hen in de ouderrol of als professional goed de zorgverantwoordelijkheid Welke betekenis geven zij aan de situatie woordelijkheid voor van pas kunnen komen, mits zij hier niet in doorslaan. Opvallend is dat deze jongeren vinden dat van jonge mantelzorgers. Welke taak is weggelegd voor profs? naaste familieleden (zie de zorg voor de naaste altijd voor gaat, andere dingen in het dagelijks leven zoals school, vrienART (Applied Research Today) 2016) den en sport zijn hier ondergeschikt aan. Centrum voor Lectoraten en Onderzoek, Vol.2014, nr 6. P42-55, Den Haag HHS 2 (2015) Hoe kunnen zorgverleners gebruik makend Essay op basis van theo- Mantelzorg krijgt aandacht als utilitair instrument in het zorgbeleid; maar meer aandacht voor Evers G, Beneken genaamd van theorieën over emoties contextueel retische inzichten. het fundament is belangrijk: mantelzorg floreert bij goede relaties. Emotieregulering is daarbij Kolmer, D.M. werkend mantelzorg ondersteunen? nodig: 4 fasen: Het fundament van mantel1.Bemerken van emoties zorg: ontmoeting en emoties 2.Gebruiken van emoties in denken en taal Vakblad voor Contextuele 3.Begrijpen van emoties hulpverlening 20(1): 14-17 4.Hanteren van emoties Meer strategieën: vermijden, afleiden, confronteren, accepteren. Intrapersoonlijke manieren zijn schrijven over de emoties of lichamelijk actief zijn, interpersoonlijke manier is samen met anderen de emoties verwerken. Emotieregulering is van belang voor relaties. Zorgverleners kunnen daaraan bijdragen door voorspelbaar, intensief responsief en met inlevingsvermogen betrokkenen

Nr (jaartal) auteur, titel, uitgave, (2014) Beneken genaamd Kolmer D.M. Mantelzorg smeerolie of gouden schroef. in: Perspectieven op ouder worden en de sociale professional, Vliet, J. van & Jukema J., Amsterdam: Boom/Lemma


Lectoraat onder de loep

25

© 2019 Koninklijke Van Gorcum

Zullen we werken aan een landelijke welzijnstandaard als kader voor gemeentelijk zorg- en welzijnsbeleid?

1.Welke opvattingen hebben zieke ouders over ouderschap en steun? 2.Welke opvattingen hebben kinderen van zieke ouders over o & s? 3.Welke opvattingen hebben beroepskrachten over ouderschap van zieke ouders en passende steun 4.Hoe ziet de maatschappelijke context van ouderschap bij ziekte en passende s. 5. Wat is ‘goed’ ouderschap? 6.Tot welke aanbevelingen leidt deze kennis voor wetenschap, beleid en professionele praktijk?

How intensive care unit (ICU) nurses describe their role during Endof-Life Care (EOLC) in the ICU, related to the interaction between patient, family and professionals (care triad)?.

(2015) Tielen L. & Beneken genaamd Kolmer D.M. Perspectieven op goed ouderschap bij ziekte en zorg. Delft: Eburon.

(2015) Noome M., Beneken genaamd Kolmer D.M. van Leeuwen, E., Dijkstra B.M., Vloet L.C.M. The nursing role during end-oflife care in the intensive care unit related to the interaction between patient, family and professional: an integrative review in Scand J Caring Sci; 2016; 30; 645–661

Wat is de invloed van technologie op het (2015) tot stand brengen of onderhouden van de Beneken genaamd Kolmer zorgrelatie? D.M., Voskuil, D.W. Over zorgen voor elkaar en technologie: Ik-jij of Ik-het? Counseling Magazine 2: 45-49

(2015) Beneken genaamd Kolmer D.M., Op weg naar een landelijke welzijnsstandaard Eerstelijns 9: 18-19.

In PubMed, CINAHL and EMBASE, is gezocht naar publicaties in het Nederlands, Engels en Duits, tussen jan. 2002 en augustus 2015. Inclusiecriteria: data over EOLC voor volwassenen ICU en de rol van verpleegkundigen in EOLC. Analyse met inductieve inhoudsanalyse.

Uitgebreide literatuurstudie (, 139 bronnen + 34 websites) Geen methodologische onderbouwing.

Pleidooi voor het werken aan een landelijke welzijnsstandaard zoals ook voor cure-onderdelen een standaard is ontwikkeld met alle betrokkenen. Betoog gebaseerd op inzichten van filosofen als Buber, Rawls, Daniels, Tronto. Met die inzichten wordt de vraag hoe technologie optimaal te gebruiken beantwoord.

2

Twintig studies zijn gevonden. Onderverdeeld in vier categorieën ontstonden: Zorg voor de ICU 1 patiënt, voor de familie, omgevingsfactoren en organisatie aspecten van EOLC. Er blijkt ten aaanzien van de zorgtriade een kloof te bestaan tussen de theoretische modellen en de feitelijk verleende zorg in EOLC. De literatuur laat duidelijk zien dat de rol van verpleegkundige zorg voor de patiënt, familie en omgeving betreft. Het beschrijft wat er moet gebeuren, maar niet hoe (attitude), waardoor de verpleegkundigen het advies niet opvolgen. De zorg aan naasten bestaat vooral uit adviezen hoe de patiënt te verzorgen, het zorgen voor de familie komt slechts in twee studies voor. Familie ontvangt nog onvoldoende zorg ter voorkoming van problemen, zoals depressie en angst ontvangen. De conclusie is dat het belangrijk is voor ICUverpleegkundigen zich bewust te zorg van de bestaande verhoudingen, die afgezet tegen de theorie over de zorgtriade zeker verbeteringen behoeft,

2 Toelichting op Ik-jij relaties en ik-het relaties, en het belang van beide relaties (Buber) Op rol van overheid in zorg om burgers te laten participeren (Rawls) of uit humanitair oogpunt (Daniels), (dus mantelzorg niet alleen instrumenteel nuttig achten), meerdere opties voor gebruik technologie, 4 fasen van zorg volgens Tronto : zorgen om, zorgen dat, zorggeven/zorgen voor en zorg ontvangen. Technologie, zoals een robot helpt vooral in de fase zorgen voor, maar niet in de andere3 fasen en dat kan de relatie zelf onder druk zetten. Zoals in een intensive care afdeling soms gebeurt: geen communicatie; geen ‘waardige menselijke zorg’ Maar techniek kan ook helpen om de menselijke relatie te ondersteunen. 1 1.Ouders (ook zieke) willen kinderen een normale opvoeding geven in een normaal gezin. Maar de omstandigheden zijn afwijkend. Ouders en kinderen verschillen in mening over ‘normaal’. 1) ziek-zijn is niet normaal, 2) ziek-zijn is normaal of 3) ziek-zijn is net als armoede of echtscheiding niet ongewoon. 2.Verschillende meningen over ouderschaps- verantwoordelijkheid: kinderen er wel of ziet bij betrekken. Er wel of niet open over praten. Bij kinderen twee meningen: kind van zieke ouder is wel/niet zielig; wel/niet schaamtevol; zorgen voor ouder/vasthouden aan kind-rol; wel/niet extra waardering van ouder verwachten; grenzen door ouder/door kind. 3. Verschillende visies onder beroepskrachten: 1.ziekte en ouderschap staan los van elkaar, pas steun als er problemen dreigen; of ouderschap en ziekte zijn verweven; 1. Geen risicogroep, 2. steun vergt kennis van zaken en vroege aanpak, 1. Kind is krachtig, 2. kind is kwetsbaar. 4. Overheid dat ook zieke ouders de verantwoordelijkheid tot opvoeden hebben, niet medicaliseren, civil society , ouders kunnen zelf hulp zoeken, overheid kan ingrijpen als nodig lijkt. 5. Verschuivingen en geen uniform idee over ‘normaal’ en ‘goed’ ouderschap, wel meer aandacht voor kind dan voor ouders, overheidsbeleid sluit aan bij ouders die zelfstandig willen zijn, niet bij ouders die dat minder willen/kunnen. 6. Wetenschappelijke onderbouwing van beleid /praktijk over zieke ouders is zwak. Graag meer onderzoek en visie, meer dialoog over ‘goed’ ouderschap, dus veilig fysiek en emotioneel (voorspelbaarheid, intensiteit, responsiviteit en inlevingsvermogen) hoe als zieke ouders dat te doen en hoe hen te ondersteunen?

te steunen. En zo ieder in zijn waarde laten in een rechtvaardig evenwicht (Care Justitia) Het decentraliseren van zorg geeft gemeenten ruimte maar ook vertwijfeling. Moeten we niet net als bij diabetes en COPD een gezamenlijk raamwerk ontwerpen, een standaard, waarin de familiale logica, professionele logica, economische logica en politieke logica aan elkaar verknoopt raken? Een heldere welzijnsstandaard kan patiënten, familie, professionals helpen samen te werken, waarbij de politiek zorg kan toekennen op basis van sociale rechtvaardigheid.


26

OvO, jaargang 48, nummer 1, mei 2019

© 2019 Koninklijke Van Gorcum

(2016) Voskuil, D.W. Beneken genaamd Kolmer D.M. Denken over technologie, gezondheid en zorg, Delft: Eburon

Noome, M, Beneken Genaamd Kolmer, DM, Leeuwen van, E, Dijkstra, BM, Vloet, LC. (2016). The role of ICU nurses in the spiritual aspects of end-of-life care in the ICU: an explorative study. Scandinavian Journal of Caring Sciences Nov 14 [Epub ahead up print]. (2016) Beneken genaamd Kolmer D.M. & De Wildt J.E. Mantelzorg mantra ontmanteld, Eerstelijns 3: 28-31.

Nr (jaartal) auteur, titel, uitgave, Dataverzameling via twee focusgroep-gesprekken met in totaal elf geestelijk verzorgers werkzaam in Nederlandse Intensive Care Units. Analyse via inductieve thematische verwerking van de data

Wat zijn volgens geestelijk verzorgers de rol en verantwoordelijkheden van verpleegkundigen op de intensive care unit (ICU) ten aanzien van de spirituele aspecten van levenseinde zorg?

type

De focusgroep gesprekken leidden tot vijf thema’s : (i) het bewustzijn van ICU verpleegkundigen, 1 (ii) communicatie, (iii) de interventies van verpleegkundigen, (iv) multidisciplinaire zorg and (v) educatie. In totaal zijn er twintig aanbevelingen geformuleerd Volgens geestelijk verzorgers hebben verpleegkundigen verschillende rollen en verantwoordelijkheden ten aanzien van spirituele zorg Men zou standaard deze zorg dienen te geven aan de patiënten en hun naasten. Geestelijk verzorgers bevestigen dat het aangaan van een dialoog voor alle verpleegkundigen de eerste stap dient te zijn, maar dat verpleegkundigen ook besef moeten hebben van de eigen spirituele achtergrond. Verpleegkundigen zouden in dit opzicht meer scholing en nascholing kunnen gebruiken.

Resultaten

Welke verwachtingen over de mantelzorg zijn realistisch?

Betoog, waarbij eerst de resultaten van onderzoeken over de beperkte mogelijkheden van mantelzorg worden gepresenteerd en daarna een aantal beleidsopties worden voorgelegd.

2 Het NIDI (Hogerbrugge, 2014) laat zien dat men niet te veel van mantelzorgers moet verwachten: 57 % van de ouder/kind relaties en 33 % van broer/zus relaties is harmonieus, 17/12 % plichtmatig, 10/5 % ambivalent, 8/22 % conflictueus, 8/0 % affectief en 0/28 % afstandelijk. Alleen de ambitieuze relaties laten onderlinge hulp toe. Mezzo geeft aan dat 45 % van de mantelzorgers overbelast zijn; USP laat zien dat 45 % van de kinderen geen mantelzorg wil/kan leveren. Het Planbureau laat zien dat het aantal eenpersoonshuishoudens toeneemt. De vergrijzing en het thuis blijven wonen maken de druk op huisartsen en wijkverpleging enorm groot. Welke gevolgen heeft dit voor het beleid? Moet/kan de overheid voor zieken zorgen ter bevordering van hun participatie (Rawls) of menswaardigheid (Daniels)? 1.Graag een heroriëntatie op uitgaven voor cure & care 2.Maatschappelijk ethische discussie nodig om collectieve zorg voor iedereen te bewerkstelligen ipv teveel individuele keuze 3. Migranten als aanvulling op de arbeidsmarkt? 4. Inzet van OCT? Een zorgvuldig beleid is geboden. Welke visies zijn te onderscheiden in relatie Literatuurstudie en Na bespreking van de definities over gezondheidszorgtechnologie, gezondheid-en-ziekte en 1 tot technologie en gezondheidszorg? praktijkonderzoek. kwaliteit-van-leven- en gezondheid worden drie in de literatuur gevonden dilemma’s besproken: Hoe denken studenten, docenten en leidIn het veldwerk zijn 4 1.Determinisme en autonomie: worden technische interventies uitgevonden uit nood, of blijft er inggevenden over dilemma’s tussen mens faculteitsdirecteuren. 4 een keuze voor gebruik? Volgens Sharon is techniek transitief en geeft het individuen meer keuze, en technologie? managers en 13 docent- maar de overheid kan deze zelfmanagementstijl ook op economische gronden propageren en is en geïnterviewd over 3 iedereen wel de empowered genoeg om zelf te managen? Verbeek denk van niet. topics (beeld van tech2. Utilitair en fundamenteel niek, ervaringen conVoor preventie en cure is de utiliteitswaarde primair, voor care geldt dat niet. Als je de 4 fasen van creet en betekenis voor Tronto onderscheidt kan techniek vooral helpen bij de zorguitvoering, maar bij zorg om, zorgen HHS), 6 stellingen Daar- dat, zorg ontvangen is de relatie niet door techniek te ondervangen. De praktijk is steeds uniek al naast zijn 64 studenten kunnen mensen daarin wel techniek gebruiken. van Pedagogiek, Civiele 3. Mens als machine en als wezen. Techniek, Voeding en Mens lijkt maakbaar en verweven met techniek, mogelijk is lichaam deels maakbaar, maar de Diëtetiek en Business IT mens is meer, is ook geest. Haraway bestrijdt of-of denken (lichaam geest, cultuur/natuur etc.) ondervraagd. en omarmt cyborg dat verwevenheid van deze aspecten behelst. Kurzweil verwacht dat mens en techniek naar elkaar toe groeien door biotechnische wetenschap. Anderen bestrijden dit NIBC perspectief omdat het niet om feiten maar waarden gaat. De interviews worden integraal gepresenteerd, en laten zien dat ieder vanuit eigen omstandigheden andere associaties heeft; niet tegen technologie is, maar wel haken en ogen ziet. De presentatie per faculteit levert meer eenheid dan per geleding: Bij Voeding en SWE is er iets meer ook voor de relatie. De aanbevelingen zijn: meer interdisciplinair onderzoek doen, techniekfilosofie en ontwerpethiek inbedden in het onderwijs.

Methode

Vraagstelling


Lectoraat onder de loep

27

© 2019 Koninklijke Van Gorcum

Welke variabelen zijn te associëren met de acceptatie van EBP (evidence based practice)?

Welke invloed heeft gebruik van technologie op de ervaringen en ontmoeting van zorgverleners, zorgvragers en mantelzorgers

Essay waarin conclusies uit eerder onderzoek publieksvriendelijk worden gepresenteerd adhv een casus.

Na de presentatie van een casus worden de recente ontwikkelingen in de zorg geschetst: op weg 2 naar een managementmaatschappij waar efficiëntie centraal staat, terwijl zorgverleners en mantelzorgers de relatie met de zorgvrager en met elkaar centraal stellen. In de zorg is altijd techniek gebruikt, maar de mogelijkheden daarvan worden steeds groter. De drie boven beschreven dilemma’s doen zich voor en worden na bespreking toegepast op de casus. 1.Determinisme van techniek of autonomie 2.Is zorg utilitair of fundamenteel? 3. Is mens wezen of machine? Profs zouden weloverwogen en in nauw overleg met zorgvrager en mantelzorger techniek moeten inzetten en daarmee de ziekte bestrijden en de relatie versterken. 2 Online vragenlijst is ingevuld door 373 van de 992 sociaal werkers die de lijst ontvingen. 87 % bleek niet bekend met EBP, 11 % heeft er een cursus over gekregen. Jonge social workers (tot 29 jr) zijn meer bekend met EBP, opleidingsniveau bleek niet significant. De bekendheid en geneigdheid EBP toe te passen is in Nederland lager dan in de VS. Mogelijk omdat EBP in de VS deel is van het curriculum en omdat er in Ned weinig masterstudenten Sociaal Work zijn.

1 Uit de literatuurstudie komt geen antwoord op de vraag naar de wenselijkheid, wel een beeld van de toename en dat er een problematische groep jongeren bestaat die overbelast zijn, veel huishoudelijke en verzorgende taken doen, steeds alert zijn, soms schuldgevoelens hebben en geïsoleerd raken, school verzuimen, niet geneigd zijn hulp te vragen en gezondheidsklachten hebben. Uit de interviews met zes HHS leerlingen blijkt dat zij vanaf jonge leeftijd (10e tot 15e jaar) mantelzorgen en dat intensief blijven doen. De 6 profielen tonen dat het zorgen voor naasten prevaleert boven de eigen ontwikkeling. Bij de drie die zorgen voor naasten met psychische problemen lijkt er geen balans te zijn tussen geven en (waardering) ontvangen: er is parentificatie. Aanbevelingen t.a.v. informatie geven, signaleren, proactief mantelzorgers steunen en naast zorgvrager ook mantelzorger steunen: zorgsituatie centraal stellen. Denken vanuit fundamenteel niet utilitair perspectief. 1+2 Op basis van eerder onderzoek wordt een gespreksmodel gepresenteerd met 3 thema’s: 1.de Wetenschappelijke on(2017) Hoe kan een beroepskracht op een niet problematiserende wijze ouderschap bederbouwing via uitgebre- invloed van ziekte, 2.het omgaan met ouderschap en 3.wensen van ouders voor zichzelf, kinTielen, L. en Beneken gederen, gezin. Per thema 4 vragen. Bijv 1: Hoe ziet dagelijks leven eruit? Hoe reageert omgeving? naamd Kolmer D.M. spreken met zieke ouders? , de vraag achter id notenapparaat. In dialoog over ouderschap bij de vraag exploreren en in gesprekken oud- Praktische aanwijzingen Wanneer loopt gezin vast? Welke positieve gevolgen? Bij 2: Hoe communiceren gezinsleden met via voorbeelden. elkaar? Hoe betrekt ouder kinderen bij taken? Hoe betrekt ouder hulp van buiten? Voelt ouder ziekte en zorg, een gespreksmo- ers ontmoeten en steunen? zich goede ouder? Bij 3: Waarvan droomt de ouder? Wat heeft prioriteit? Wie en wat helpen daardel voor professionals in zorg en bij? Wat wil ouder van profs? welzijn. Delft: Eburon Ook worden praktische vragen hoe met het model te werken, gesprek te organiseren etc. behandeld, worden kennis gepresenteerd (samenvatting van het onderzoek van 2015) en opdrachten voor verdieping gegeven.

(2016) Zwet, M.W.R. van der, Beneken genaamd Kolmer D.M., Schalk R. Social workers’ orientation towards the evidence based practice process A Dutch Survey. Research on Social Work practice 26 (6): 712-722

Online van 341 sociaal werkers uit 22 organisaties bereikt via de MOgroep en Verdiwel. De 45 vragen betreffen bekendheid met EBP, de attitude tov WBP, de ervaren bruikbaarheid, intenties om EBP toe te passen en actueel gebruik. De vragenlijst is in de VS gevalideerd. (2016) In hoeverre is het wenselijk dat jonge man- Literatuurstudie en Evers, G. & Beneken genaamd telzorgers zorgen voor naaste familieleden? interviews Kolmer D.M. Hoe verantwoordelijk voelen zij zich? Jonge mantelzorgers en hun Welke gevolgen ervaren zij? zorgverantwoordelijkheid voor Welke betekenis geven zij aan de situatie naaste familieleden, een kwaWelke taak is weggelegd voor profs? litatief onderzoek naar feiten, ervaringen, belevingen en wensen van jonge mantelzorgers Delft: Eburon.

(2016) Voskuil, D.W. Beneken genaamd Kolmer D.M., Van Dijk, N. Technologie en zorgrelaties, Waardenwerk 64, 18-28


28

OvO, jaargang 48, nummer 1, mei 2019

© 2019 Koninklijke Van Gorcum

(2017) Zwet, R.J.M. van der, Weling, J., Beneken genaamd Kolmer, D.M., & Schalk, R. (2017). Exploring MSW students’ and social workers’ orientation toward the evidence-based practice process. Social Work Education, 36(1), 712-722. (2017) Voskuil D.W., Beneken genaamd Kolmer D.M. (2017) Denken over technologie, gezondheid, voeding en diëtetiek. In: Former M., van Asseldonk G., Drenth J., Schuurman C. (eds) Informatorium voor Voeding en Diëtetiek. Bohn Stafleu van Loghum, Houten

Nr (jaartal) auteur, titel, uitgave, (2017) Beneken genaamd Kolmer, D.M. mmv Brukx, S., Evers, G., Fleurke M., Keesom, J., Martens,K., Tielen, L., Voskuil, D. Mensbeelden, oefening in interprofessioneel werken. Bussum, Coutinho

Data zijn verkregen van 32 MSW studenten en 341 sociaal werkers die de EBP Process Assessment Scale gebruikten.

In twee casus worden de voor- en nadelen van inzet van technische middelen benoemd; 3 dilemma’s zijn leidend voor de afweging in het betoog: 1.Determinisme van techniek of autonomie 2.Is zorg utilitair of fundamenteel? 3. Is mens wezen of machine?

Cliënten, hun naasten en voedingsprofessionals worden geconfronteerd met technologieën gericht op het verbeteren/ behouden van gezondheid en/of kwaliteit van leven.. Welke perspectieven hebben betrokkenen daarop en hoe bepalen zij welke technologieën ze willen gebruiken?

Diepteanalyse van casus vanuit de 5 invalshoeken. Expliciteren van feiten, gevoelens, dilemma’s, t.a.v. professional/mens zelf, t.a.v. casussituatie. Reflectie op verschillende referentiekaders. Gebruik makend van literatuur (75 bronnen)

1.Welke elementen typeren het mensbeeld (en zorgaanbod) vanuit psychologie, pedagogie, verpleegkunde, technologie en sociologie? 2. Hoe kan het expliciteren van ieders beelden de afstemming en samenwerking bevorderen? 3. Hoe verhouden deze beelden zich tov huidige zorgbeleid?

Hoe verhouden studenten MSW zich tot sociaal werkers in hun oriëntatie op Evidence Based Practice? Hoe vaak nemen MSWstudenten en sociaal werkers daadwerkelijk deel aan het EBPproces?

Methode

Vraagstelling

type

In dit hoofdstuk worden verschillende perspectieven op technologie, gezondheid en zorg be1 +2 discussieerd en worden dilemma’s beschreven die hieruit kunnen ontstaan. Theorie en praktijk tonen het belang van bewust nadenken over de eigen, persoonlijke perspectieven op technologie, gezondheid, voeding en zorg en over perspectieven van anderen. Conclusie: diëtisten en voedingskundigen hebben de verantwoordelijkheid om sensitiviteit te ontwikkelen voor potentiële dilemma’s bij het gebruik van technologieën om daar in de praktijk zorgvuldig mee om te gaan.

1+2 Sensibiliserende begrippen in psychologie: hechtingsproblematiek, loyaliteitsconflict, rolomkering, symbiotische partner, parentificatie, culturele context, innerlijke conflicten, eigen kracht, systeemgerichte benadering, ziektewinst. In pedagogie vanuit kind, ouder(s) en overheid gedacht: adaptieve opgaven, innerlijk conflict, coping strategieën, participatiemaatschappij, balans van draagkracht en draaglast, ouderschapsgroei, emotionele veiligheid, verzorgingsstaat, civil society, gezinsbenadering, relationele, systeemgericht benadering, herstel van zorgbalans, gezonde coping strategieën mantelzorgondersteuning In verpleging: versterken zelfmanagement, existentiële betekenis van ziekte, zorgethisch perspectief, zorgen om- zorgen dat – zorg geven - zorg ontvangen In techniek instrumentalistische visie – deterministische visie tov techniek of mediatie van techniek op script en interpretatie. Maakbaarheid, naturalistische visie (ziekte objectief)– normativistische theorie (ziekte subjectief) ik-jij relaties; wederkerigheid en loyaliteit In sociologie: mantelzorgklem, structureel functionalisme, ziekte heeft functie, consensus over waarden, norm van productief zijn, deviant gedrag, socialisatie , sociale controle, posities, rollen, conventies, extern rolconflict, rechten & plichten, legitimeren 3. Historische en maatschappelijke analyse showen dat beoogde zelfredzaamheid aansluit bij inborn desire, maar vooral kan bij fair equality of opportunities, dus norm voor care and cure taak van de staat. Utilitair denken eist steeds meer van mantelzorger, maar leidt tot deprofessionalisering en ondermijnt ik-jij relaties. Ten gunste van ik-het relaties. Daarom is kiezen voor niet-zelfredzaam verdedigbaar MSW studenten rapporteerden een sterkere oriëntatie op het EBP proces dan sociaal werkers; 1 ze hadden een positieve attitude jegens EBP, waren vaker bekend met EBP en meer geneigd aan het EBP proces deel te nemen. Maar ze waren minder positief over de haalbaarheid om EBP in de praktijk te implementeren. Deze voorlopige resultaten suggereren dat er reden is voor optimisme nu MSWstudenten EBP accepteren en deelnemen aan het EBP proces.

Resultaten


Werk en Educatie, zijn direct betrokken bij dit onderzoek. In Denken over technologie, gezondheid en zorg zijn verschillende visies op dilemma’s in het omgaan met techniek in de zorg belicht: Determineert de techniek het menselijk handelen, of is er sprake van autonoom gebruik van techniek? Is mantelzorg utilitair omdat het zorgkosten van professionals bespaart of wezenlijk omdat het relaties van mens tot mens vorm geeft? Maakt het gebruik van techniek de mens tot een machine of niet? De praktische dilemma’s en mogelijke ingrepen worden gepresenteerd in Technologie en zorgrelaties; Denken over technologie, gezondheid, voeding en diëtetiek, opgenomen in het Informatorium voor Voeding en Diëtetiek. Daarnaast werd een onderbouwd pleidooi geschreven om multidisciplinair onderzoek te entameren op het gebied van gezondheidstechnologie rond vitaliteit, care en cure in: Nieuwe Technologie in de gezondheidszorg: een complex speelveld. Daarnaast zijn er publiekspublicaties tot stand gekomen, zoals Over zorgen voor elkaar en technologie: Ik-jij of Ik-het? en Technologie en Zorgrelaties. Ook voor dit thema zijn daarmee de eerste vier fasen van het regulatieve model doorlopen.

Ouderschap en mantelzorg Een derde onderzoeksgebied van het lectoraat betreft ouderschap en mantelzorg. Eerst zijn in de literatuur gevonden ervaringen van ouders en professionals bijeengebracht in: Perspectieven op goed ouderschap bij ziekte en zorg. Een conclusie is dat alle ouders (ook zieke ouders) hun kinderen een normale opvoeding willen geven, ook al zijn de omstandigheden afwijkend. Er zijn wel verschillende meningen over wat ‘normaal’ is: sommige ouders en kinderen vinden ziek-zijn niet normaal, anderen vinden het ziek-zijn wel normaal en een derde groep ziet het ziek-zijn van een ouder als een ‘normale’ beperking zoals armoede of een echtscheiding. De perspectieven werken door in oordelen over het handelen: wel of niet open praten over problemen, wel of niet kinderen betrekken bij ouderschapsverantwoordelijkheid? Ook onder professionals bestaan meerdere visies: Zijn gezinnen met een zieke ouder een risicogroep die preventie vergt of moet er alleen geholpen worden als er problemen rijzen? Zijn de betrokken kinderen sterk of kwetsbaar? Deze genuanceerde diagnose is verwerkt in oefenmateriaal voor studenten en opvoedingsondersteuners: In dialoog over ouderschap bij ziekte en zorg, een gespreksmodel leert (aanstaande) professionals om op een niet problematiserende wijze de wensen van zieke ouders te bespreken met professionals,

Determineert de techniek het menselijk handelen, of is er sprake van autonoom gebruik van techniek?

ouders en jonge mantelzorgers. In dit geval bestond de ingreep dus uit het ontwikkelen van oefenmateriaal voor (aanstaande) professionals.

Het spanningsveld tussen theorie en beroepspraktijk Een vierde thema betreft het verbinden van theorie aan praktijk. Die opgave is bijvoorbeeld onderwerp van twee Engelstalige wetenschappelijke artikelen over de rol van verpleegkundigen op de Intensive Care Unit. De beperkte communicatie tussen zorgvragers, familieleden en verpleegkundigen die elkaar ontmoeten op de Intensive Care wordt zorgvuldig in kaart gebracht. Deze publicaties The nursing role during end-of-life care in the intensive care unit related to the interaction between patient, family and professional: an integrative review en The role of ICU nurses in the spiritual aspects of end-of-life care in the ICU: an explorative study, zijn later opgenomen in het proefschrift van Noome: End-of-life care in the ICU. The role and responsibilities of ICU nurses. Ook voor de sociaal werkers is het spanningsveld tussen theorie en praktijk aangekaart in twee Engelstalige artikelen: Social workers’ orientation towards the evidence-based practice process, A Dutch Survey en Exploring MSW students’ and social workers’ orientation toward the evidence-based practice process. Ook deze publicaties zijn opgenomen in een proefschrift. Volgens het regulatieve model stond op dit thema het bijdragen aan de wetenschap dus voorop.

Stap 4: Terugkoppeling aan de standaard eisen. Zoals eerder vermeld heeft de lector in haar inaugurale rede Mantelzorg: Wikken en wegen. Op weg naar een Care Justitia richtinggevende uitgangspunten geformuleerd (standaard eis 1). Alle werkzaamheden en publicaties zijn gebaseerd op die uitgangspunten, waardoor - ondanks het feit dat meerdere thema’s zijn uitgewerkt - de publicaties elkaar versterken. In de rede werd bovendien zorgvuldig benoemd met welke partijen in de praktijk wordt samengewerkt (standaard eis 2). Niet vreemd,

Lectoraat onder de loep

29 © 2019 Koninklijke Van Gorcum


Tabel 2:  Doelgroepen van de publiekspublicaties Doelgroep Cliënten ouders

Beroepskrachten Verpleeg-kundigen verzorgenden

Artsen Psychologen/ therapeuten

Diëtisten

Sociaal werkers

Pedagogen

Verzorgenden

Palliatieve zorgverleners Ontwikkelingswerkers Beleidsmakers HHS/HBO

Gemeente, Rijk Ambtenaren en politici.

Artikel/boek

Boodschap

In dialoog over ouderschap bij ziekte en zorg, een gespreksmodel voor professionals in zorg en welzijn

Adviezen hoe men op een niet problematiserende wijze ouderschap kan bespreken met zieke ouders? , de vraag achter de vraag exploreren en in gesprekken ouders ontmoeten en steunen?

Ontzorgen: de mensgerichte benadering, pleidooi voor een ontzorgknop Hoe begin je aan goede zorg? De sociale professional en zijn innerlijke gesprek in de residentiele hulpverlening Oog voor loyaliteit, Vraaggericht werken met zorgvragers en mantelzorgers, Over evenwicht en plicht in zorgrelaties. Het fundament van mantelzorg: ontmoeting en emoties

Adviezen hoe te ontzorgen tfv familiezorg. Hoe door ‘innerlijk gesprek’ te voeren belevingsgerichte zorg te geven. Begrippen rond loyaliteit in gezinnen worden voorzien van voorbeeld en adviezen voor strategisch handelen van een zorgprofessional De rol die verzorgenden kunnen spelen om in te gaan op de relatiebehoeften van de bewoners van zorgcentra. Hoe cliënten te ondersteunen door de 4 fasen van emotieregulering en verwerkingsstijlen en 4 tools (voorspelbaar, intensief, responsief en inlevend gedrag) te onderkennen. Adviezen hoe te ontzorgen t.f.v. familiezorg

Ontzorgen: de mensgerichte benadering, pleidooi voor een ontzorgknop Oog voor loyaliteit , Vraaggericht werken met zorgvragers en mantelzorgers,

Begrippen rond loyaliteit in gezinnen worden voorzien van voorbeeld en adviezen voor strategisch handelen van een zorgprofessional. Het fundament van mantelzorg: ontmoeting en emoHoe cliënten te ondersteunen door de 4 fasen van emotieregulering en verwerkingsstijlen en 4 tools (voorspelbaar, intenties sief, responsief en inlevend gedrag) te onderkennen. Over zorgen voor elkaar en technologie: Ik-jij of Ik-het? Signaal dat technologie soms de relatie met de cliënt in de weg staat, ook al kan techniek ook bijdragen aan de zorg. Denken over technologie, gezondheid, voeding en diëHoe kunnen diëtisten en voedingskundigen sensitief omtetiek. gaan met dilemma’s bij het gebruik van technologieën: 1. Is techniek determinerend of mens autonoom daarin? 2.Is zorg utilitair of fundamenteel? 3. Is mens wezen of machine? Hoe begin je aan goede zorg? De sociale professional en Hoe door ‘innerlijk gesprek’ te voeren belevingsgerichte zorg zijn innerlijke gesprek in de residentiele hulpverlening te geven. Social Work in the meeting of two cultures Reisverslag waarin de acculturatiestappen worden omgeschreven met de agogische bagage van Sociaal Werkers. Mantelzorg smeerolie of gouden schroef. Basisbegrippen zoals mantelzorg, zorglogica’s en Ik=het, en ik=jij relaties, + 5 bouwstenen: contact, verantwoordelijkheid, emoties, verbondenheid en keuzen maken. Het fundament van mantelzorg: ontmoeting en emoHoe cliënten te ondersteunen door de 4 fasen van emotiereties gulering en verwerkingsstijlen en 4 tools (voorspelbaar, intensief, responsief en inlevend gedrag) te onderkennen. In dialoog over ouderschap bij ziekte en zorg, een geAdviezen hoe men op een niet problematiserende wijze ouderspreksmodel voor professionals in zorg en welzijn schap kan bespreken met zieke ouders, de vraag achter de vraag exploreren en in gesprekken ouders ontmoeten en steunen? Over kracht en kwetsbaarheid van jonge mantelzorgers Signaal en voorkomen van parentificatie Volhoudtijd in wederkerigheid in zorgrelaties: een funOnderkenning van instrumentele en relationele benadering damenteel verschil. en behoefte aan wederzijdse erkenning Een relationele benadering in de palliatieve zorg: Aandacht voor contextuele benadering in palliatieve zorg Social Work in the meeting of two cultures

Reisverslag waarin de acculturatiestappen worden omgeschreven met de agogische bagage van Sociaal Werkers

Nieuwe technologie in de gezondheidszorg: een complex speelveld.

Presentatie van werkdomeinen en wensen van de faculteiten van HHS t.a.v. gezondheidstechnologie. Zelfredzaam kent grenzen, onderzoek moet niet alleen kijken naar het nut maar ook naar het fundamentele in een zorgrelatie. Zelfredzaam kent grenzen, onderzoek moet niet alleen kijken naar het nut maar ook naar het fundamentele in een zorgrelatie. Pleidooi voor het werken aan een landelijke welzijnsstandaard zoals ook voor cure-onderdelen bestaat, rekening houdend met 4 zorglogica’s. Betoog, waarbij eerst data van onderzoeken over de beperkte mogelijkheden van mantelzorg worden gepresenteerd en daarna een aantal beleidsopties worden voorgelegd.

Zelfredzaamheid bevorderen: innovatief of ouderwets: Op zoek naar mensbeelden in de samenleving. Zelfredzaamheid bevorderen: innovatief of ouderwets: Op zoek naar mensbeelden in de samenleving. Op weg naar een landelijke welzijnsstandaard Mantelzorg mantra ontmanteld,

30

OvO, jaargang 48, nummer 1, mei 2019 © 2019 Koninklijke Van Gorcum


want dit lectoraat is mede tot stand gekomen door de samenwerking met de gemeente Den Haag en elf praktijkorganisaties in Den Haag (Beneken genaamd Kolmer, 2011). Veel van de type 1 publicaties zijn aangeboden aan tijdschriften die peer reviewed zijn en garanderen dat de bevindingen op wetenschappelijke wijze zijn verkregen (standaard eis 3). De type 2 publicaties laten zien dat het lectoraat ook impact heeft op de praktijk. Om die impact in beeld te brengen is voor de publiekspublicaties nagegaan welke doelgroepen met welke boodschap geadresseerd zijn (Zie Tabel 2).

Uit Tabel 2 is af te leiden dat er publicaties geschreven zijn voor de diverse beroepsgroepen van het HBO, maar ook voor anderen, zoals artsen en ontwikkelingswerkers. Conform de voornemens van het lectoraatsprogramma zijn er ook handvatten aangereikt aan beleidsmakers op het gebied van mantelzorg (standaard eis 4). Tot slot is door de resultaten van het lectoraat op de onderhavige manier onder de loep te nemen, invulling gegeven aan standaard eis 5: het evalueren van de processen en resultaten.

Conclusie Wat doen lectoraten in het Hoger Beroepsonderwijs? Wat deed bijvoorbeeld het lectoraat Mantelzorg tussen 2011 en 2017? Zes jaar werk valt moeilijk samen te vatten. Dat is dan ook niet geprobeerd, want er is alleen gekeken naar de publicaties. De honderden lessen en voordrachten (zie jaarverslagen van het lectoraat Mantelzorg 2011-2017) hebben mogelijk nog meer impact op de wetenschap en beroepspraktijk gehad dan de schriftelijke productie. Het evaluatiemodel in dit artikel draagt

mogelijk wel bij aan het verkrijgen van inzicht in de vraag hoe lectoraten aan het werk zijn, in welke fase tussen onderzoek en toepassing van het onderzoek zij per thema verkeren en of zij aan de vijf standaard eisen kunnen voldoen. Wellicht is een dergelijk evaluatiemodel geschikt voor Hogescholen en praktijkinstellingen om lectoraten waar zij mee samenwerken waardeoordeelvrij onder de loep te nemen.

De honderden lessen en voordrachten hebben mogelijk nog meer impact op de wetenschap en beroepspraktijk gehad dan de schriftelijke productie.

Lectoraat onder de loep

31 Š 2019 Koninklijke Van Gorcum


Literatuurlijst: Beneken genaamd Kolmer D.M. (2011),

Beneken genaamd Kolmer D.M.(eds).

hun zorgverantwoordelijkheid voor

Mantelzorg: wikken en wegen. Op weg

(2014) Saamhorigheid: trend of fun-

naaste familieleden, een kwalitatief

naar een ‘Care Justitia’ Entreerede voor

dament? Onderzoek en onderwijs en

onderzoek naar feiten, ervaringen,

de aanvaarding van het lectoraat Man-

praktijk over zorg, welzijn en technolo-

belevingen en wensen van jonge man-

telzorg aan De Haagse Hogeschool op

gie Delft: Eburon.

telzorgers. Delft: Eburon.

10 november 2011. Delft: Eburon. Beneken genaamd Kolmer, D.M, Kliphuis, L., De Wildt J.E. (2012) Ontzorgen: de mensgerichte benadering,

Beneken genaamd Kolmer D.M., (2015)

Gemeente Den Haag (2011) OUD is IN!

Op weg naar een landelijke welzijns-

Ouderenbeleid 2011 – 2014 In twaalf

standaard , Eerstelijns 9: 18-19. Beneken genaamd Kolmer D.M., Voskuil,

tastbare projecten. Heemskerk W & Wallner C (2018) Het

pleidooi voor een ontzorgknop in De

D.W. (2015) Over zorgen voor elkaar

stellen van hogere denkvragen binnen

eerstelijns maart 2012

en technologie: Ik-jij of Ik-het? Coun-

een Learning Community, www.on-

Beneken genaamd Kolmer D.M. (2012) Over kracht en kwetsbaarheid van

seling Magazine 2: 45-49. Beneken genaamd Kolmer D.M. & De

derwijsengezondheidszorg.nl Martens C.J.M.A. & Beneken genaamd

jonge mantelzorgers. Zin in Zorg,

Wildt J.E. (2016) Mantelzorg mantra

Kolmer D.M. (2014) Het vergezicht

Tijdschrift over Zorg, Ethiek en le-

ontmanteld, Eerstelijns 3: 28-31.

van de mantelzorger, een onderzoek

vensbeschouwing, 14(4): 8-9

Beneken genaamd Kolmer, D.M. mmv

naar perspectieven van mantelzorgers

Brukx, S., Evers, G., Fleurke M., Kees-

op zorg en relaties. Delft: Eburon.

tens K. (2012) Geven en ontvangen.

om, J., Martens,K., Tielen, L., Voskuil,

Meulen I. van der (red). (2014) Zelfred-

Een relationele benadering in de palli-

D. (2017) Mensbeelden, oefening in

zaamheid bevorderen: innovatief of

atieve zorg:

interprofessioneel werken. Bussum,

ouderwets: Op zoek naar mensbeelden

Coutinho.

in de samenleving. In: Onderzoe-

Beneken genaamd Kolmer D.M. & Mar-

Pallium 14 (2) 21-21 Beneken genaamd Kolmer, D.M. (2013),

De Jonge, J., (2016) Feiten & Cijfers.

Social Work in the meeting of two

Praktijkgericht onderzoek bij lecto-

cultures, Delft: Eburon.

raten van hogescholen, Den Haag,

Beneken genaamd Kolmer D.M. (2013) Volhoudtijd in wederkerigheid in zor-

Rathenau Instituut Evers, G., Beneken genaamd Kolmer

kend op weg: Een essaybundel over opdrachten voor de toekomst. Den Haag: Haagse Hogeschool. Ministerie van OCW en Vereniging Hogescholen. (2012) Convenant praktijkgericht onderzoek Hogescholen. Den

grelaties: een fundamenteel verschil.

D.M. (2012) Hoe begin je aan goede

Zin in Zorg, Tijdschrift over Zorg,

zorg? De sociale professional en zijn

Ethiek en Levensbeschouwing, 15 (2):

innerlijke gesprek in de residentiele

20-21.

hulpverlening in: Basisboek Social

D.M., van Leeuwen, E., Dijkstra B.M.,

Work, hoofdstuk 11, p.229-237, Mep-

Vloet L.C.M. (2015) The nursing role

pel: Boom

during end-of-life care in the intensive

Beneken genaamd Kolmer D.M. & Martens C.J.M.A. (2013) Oog voor loyaliteit , Vraaggericht werken met zorg-

Evers G, Beneken genaamd Kolmer, D.M.

Haag OCW. Noome M., Beneken genaamd Kolmer

care unit related to the interaction

vragers en mantelzorgers, Denkbeeld,

(2014) Een theoretische exercitie over

between patient, family and professi-

Tijdschrift voor de psychogeriatrie

de zorgverantwoordelijkheid van jonge

onal: an integrative review. in Scand J

25(5): 26-29.

mantelzorgers. ART (Applied Rese-

Beneken genaamd Kolmer D.M. & Van

arch Today) Centrum voor Lectoraten

Caring Sci; 2016; 30; 645–661. Noome, M, Beneken Genaamd Kolmer,

Dijk, N. (2014) Over evenwicht en

en Onderzoek, Vol 2014, nr 6 p 42-

DM, Leeuwen van, E, Dijkstra, BM,

plicht in zorgrelaties. Geron 16(1)

55. Den Haag: HHS

Vloet, LC. (2016) The role of ICU nur-

36- 38.

Evers G, Beneken genaamd Kolmer, D.M.

ses in the spiritual aspects of end-

(2015) Het fundament van mantel-

of-life care in the ICU: an explorative

Mantelzorg smeerolie of gouden

zorg: ontmoeting en emoties. Vakblad

study. Scandinavian Journal of Caring

schroef. in: Perspectieven op ouder

voor Contextuele hulpverlening 20(1):

Sciences Nov 14 [Epub ahead up print].

Beneken genaamd Kolmer D.M. (2014)

worden en de sociale professional, Vliet, J. van & Jukema J., Amsterdam: Boom/Lemma.

14-17. Evers, G. & Beneken genaamd Kolmer D.M. (2016) Jonge mantelzorgers en

32

Noome M. (2016) End-of-life care in the ICU. The role and responsibilities of ICU nurses. Proefschrift Nijmegen: HAN

OvO, jaargang 48, nummer 1, mei 2019 © 2019 Koninklijke Van Gorcum


Strien. P.J. van (1986) Praktijk als weten-

Zwet, R.J.M. van der, Weling, J., Beneken

schap. Methodologie van het soci-

genaamd Kolmer, D.M., & Schalk, R.

aalwetenschappelijk handelen, Assen

(2017). Exploring MSW students’ and

Van Gorcum

social workers’ orientation toward the

Tielen L. & Beneken genaamd Kolmer D.M. (2015) Perspectieven op goed

evidence-based practice process. Social Work Education, 36(1), 712-722.

ouderschap bij ziekte en zorg. Delft: Eburon. Tielen, L en Beneken genaamd Kolmer D. (2017) In dialoog over ouderschap bij ziekte en zorg, een gespreksmodel voor professionals in zorg en welzijn. Delft: Eburon Vereniging van Hogescholen (2016) Brancheprotocol Kwaliteitszorg Onderzoek 2016– 2022, Kwaliteitszorgstelsel Praktijkgericht Onderzoek Hogescholen. Verhoef, A., Beneken genaamd Kolmer D.M., Meule I. van der. (2013) Nieuwe technologie in de gezondheidszorg: een complex speelveld. ART Vol. 2013, 4: 6-11, - De Haagse Hogeschool. Voskuil, D.W. Beneken genaamd Kolmer D.M. (2016) Denken over technologie, gezondheid en zorg, Delft: Eburon Voskuil, D.W. Beneken genaamd Kolmer D.M., Van Dijk, N. (2016) Technologie en zorgrelaties, Waardenwerk 64, 18-28 Voskuil D.W., Beneken genaamd Kolmer D.M. (2017) Denken over technologie, gezondheid, voeding en diëtetiek. In: Former M., van Asseldonk G., Drenth J., Schuurman C. (eds) Informatorium voor Voeding en Diëtetiek. Bohn Stafleu van Loghum, Houten. Zestor, arbeidsmarkt en opleidings fonds HBO (2017) Wat doet een lector? https://www.werkenbijhogescholen. nl/functies. Zwet, M.W.R. van der, Beneken genaamd Kolmer D.M., Schalk R. (2016) Social workers’ orientation towards the evidence based practice process A Dutch Survey. Research on Social Work practice 26 (6): 712-722.

Lectoraat onder de loep

33 © 2019 Koninklijke Van Gorcum


Interessante uitgaven OP DE SCHOUDERS VAN REUZEN INSPIRATIE VOOR PO

Inspirerende inzichten uit de cognitieve psychologie voor leerkrachten.

OP DE SCHOUDERS VAN REUZEN

Op de schouders van reuzen.

Hoe zorg je dat je het werkgeheugen van leerlingen niet overbelast? Hoe laat je nieuwe kennis goed landen? En hoe geef je goede feedback? De hersenen op de beste manier aanspreken is voor leerkrachten dagelijks werk. Dit boek helpt hen om dat nog beter te doen. Paul A. Kirschner, Universiteitshoogleraar aan de Open Universiteit en bekend onderwijsblogger, selecteerde uit de schatkamer van het onderwijsonderzoek 24 pioniers binnen de cognitieve psychologie. Samen met coauteurs Luce Claessens en Steven Raaijmakers (beiden Universiteit Utrecht) beschrijft hij hoe deze 24 reuzen onze blik op onderwijzen en leren hebben verhelderd. Geschreven in een aanstekelijke, heldere stijl en met ruim aandacht voor praktische tips. Een inspirerend boek voor alle leerkrachten in het basisonderwijs om, staand op de schouders van reuzen, hun prachtige vak verder vorm te geven.

OP DE SCHOUDERS VAN REUZEN INSPIRERENDE INZICHTEN UIT DE COGNITIEVE PSYCHOLOGIE VOOR LEERKRACHTEN

PAUL A. KIRSCHNER, LUCE CLAESSENS & STEVEN RAAIJMAKERS

Auteurs: Paul. A. Kirschner, Luce Claessens & Steven Raaijmakers

Kirschner is onder andere bekend om zijn kritische blogs over onderzoek rond leren. In het voorwoord van Op schouders van reuzen zegt hij gelukkig dat hij zijn imago van grumpy old man niet over boord zal gooien. Maar met dit boek laten Kirschner, Claessens en Raaijmakers met net zoveel overtuiging en kunde zien wat wel werkt. Een zinnig boek voor iedereen die met onderwijs te maken heeft, met aan het eind van elk hoofdstuk lessen om in te lijsten. Het boek is online vrijgegeven via open access. Paul Kirschner zegt daarover: ’Dat betekent dat iedere leerkracht (in opleiding), ouder, schoolbestuurder, pabo-docent en -student, politicus en wie dan ook het boek gratis kan downloaden.’ Doen dus! Zie de link hieronder. https://newsroom.didactiefonline.nl/uploads/BOEKEN/20190107%20Op%20 de%20schouders%20van%20reuzen%20Definitief%20download.pdf ONDERZOEK

ONDERZOEK

TBU18_BOEK_op de schouders van reuzen 165x240_FC_CVR.indd 1

20-11-18 16:07

How people learn II: Learners, Contexts, and Cultures (2018). Uitgever: National Academic Press

Driehonderdenzevenenveertig bladzijdes stampvol met informatie over hoe mensen leren. Ook dit boek is vrij verkrijgbaar, maar alleen nadat je je aanmeldt via een free account. Het voorwoord zegt dat de samenstellers van dit boek geprobeerd hebben om wetenschappelijk inzichten helder, accuraat en complete weer te geven en te interpreteren. Ze vragen ook aan lezers om hun hoofd er bij te houden vanwege de hoge complexiteit van de echte wereld: blijf kritisch, blijf in gesprek en pas de bevindingen ook toe in andere contexten. Alleen dan ‘will we create significantly new understanding and better policy and practice as they relate to learning.’ https://www.nap.edu/catalog/24783/how-people-learn-ii-learners-contexts-and-cultures

34

OvO, jaargang 48, nummer 1, mei 2019 © 2019 Koninklijke Van Gorcum


Agenda 21-24 mei 2019 7th International Self-Determination Theory Conference in Amsterdam.

28 mei 2019 LNO² congres. LNO²staat voor het Lerend Netwerk van OnderwijsOndersteuners. Het is een netwerk dat hogescholen en universiteiten in België wil verbinden rond thema’s waar de onderwijsondersteuner mee te maken krijgt.

12 juni 2019 EHON Jaarlijkse ledenvergadering in Utrecht. EHON-Lezing door Casper Hulshof van de Universiteit Utrecht : Juffen zijn toffer dan meesters. Deze lezing volgt na de ledenvergadering. Opgeven: stuur een mailtje naar info@ehon.nl

20-21 juni 2019 SOP-tweedaagse in Hasselt. https://www.ehon.nl/ehon/de-sop-gaat-internationaal/ . Het thema voor deze editie is ‘Lerende onderwijsgemeenschap’.

3-6 september 2019 De internationale conferentie van de World Association of Lesson Studies (WALS) vindt plaats in Amsterdam https://www.wals2019.com/about-the-conference/

4 september 2019 De 4e Lesson Study NL Conferentie. De Nederlandse conferentie wordt georganiseerd in samenwerking met internationale conferentie. Aanmelden voor deze Holland Dag geeft mede toegang tot alle Engelstalige presentaties van de WALS op die dag, waardoor u ook kennis kunt maken met internationale onderzoeksprojecten en praktijken. https://www.wals2019.com/holland-day/

Oproep: We zijn op zoek naar redactieleden! Eind 2018 is een aantal redactieleden dat de laatste jaren voor het verschijnen van OvO heeft gezorgd, gestopt om zich weer op andere werkzaamheden te richten. We danken hen hartelijk voor hun inzet. Twee redactieleden blijven aan en een aantal nieuwe gegadigden heeft zich aangemeld, maar we zijn nog op zoek. Het gaat om verschillende werkzaamheden zoals artikelen ter publicatie verzamelen, een interview verzorgen, een blog of recensie schrijven, en aangeleverde artikelen reviewen. Maar de inhoud is niet helemaal in beton gegoten; de redactie heeft ook een zekere vrijheid bij de invulling van het tijdschrift. Kortom: wie het leuk vindt om plaats te nemen in de OvO redactie, laat het ons weten en stuur een mail naar Karin Smit, k.smit@uu.nl. Ook als je vragen hebt over redactiewerk, kun je die naar genoemde mailadres sturen.

OvO, jaargang 48, nummer 1, mei 2019

35 © 2019 Koninklijke Van Gorcum


Het didactische werkvormen boek Variatie en differentiatie in de praktijk Door de juiste didactische werkvorm te kiezen, kunnen docenten met maximaal effect onderwijs geven. Het didactische werkvormenboek biedt de (toekomstige) docent een praktisch overzicht van bijna 250 didactisch onderbouwde werkvormen. Ook legt het de link naar de theorie en helpt het docenten om voor iedere onderwijsvraag de juiste werkvorm te kiezen. Een handig alfabetisch overzicht vat de belangrijkste eigenschappen van de

Auteurs: Jaar: Druk: Aantal pagina’s: ISBN: ISBN e-book: Onze prijs:

Jos Winkels, Piet Hoogeveen 2018 12e Herziening 384 pagina’s 978 90 232 5561 1 978 90 232 5591 8 €40,00

besproken werkvormen samen.

Uitgeverij Koninklijke van Gorcum maakt zich al ruim 200 jaar sterk voor goed onderwijs. Graag blijven we u van goed materiaal voorzien. Dat kan alleen samen met u. Heeft u ideeën voor nieuwe boeken? Of wilt u van gedachten wisselen over ontwikkelingen binnen het hoger onderwijs?

uitgeverij koninklijke van gorcum

Uitgeverij Koninklijke Van Gorcum Postbus 43 9400 AA Assen T 0592 379 555 E uitgeverij@vangorcum.nl www.vangorcum.nl

Bestel via webwinkel.vangorcum.nl of via klantenservice@vangorcum.nl © 2019 Koninklijke Van Gorcum


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.