Foto: Hans Dekker
Éénstijlige meidoorn
naam Crataegus komt uit het Grieks en betekent krachtig, vanwege het harde hout. Beide soorten behoren tot de Rozenfamilie. De twee meidoornsoorten zijn goed uit elkaar te houden. De bloemen lijken weliswaar op elkaar, maar de stamper heeft één of twee stijlen en dientengevolge hebben de vruchten een of twee zaden. Het blad van de Eenstijlige meidoorn heeft aan de voet kleine steunblaadjes en is dieper ingesneden dan dat van de tweestijlige. De blaadjes van deze laatste hebben een paar stompe lobben. Crataegus x media is een kruising tussen beide soorten die regelmatig voorkomt. Er zijn ook meidoorncultivars met rode, roze en dubbele bloemen die als solitair in tuinen staan. Meidoorn als erfgoed
Meidoornhagen maken al eeuwenlang deel uit van het cultuurlandschap. Eigenlijk hoort de meidoorn net zoveel bij de mens als bij de natuur. Het vroegere kleinschalige landschap bestond bij de gratie van de meidoorn die als singel of haag met z’n stekels de doorgang versperde. De mensen bogen, snoeiden en vlochten de struiken, vaak gemengd met andere stekelige soorten
tot een ondoordringbare haag, een goede afscheiding tussen erven, akkers en weilanden. Zelfs in de tijd van Julius Ceasar was de meidoorn populair bij de door hem belegerde Kelten. De stekelige hagen werden toen gebruikt om de vijand te weren. Inmiddels dient het prikkeldraad als veekering en is de meidoorn nog slechts te vinden in de ruilverkavelingssingels, veelal aangeplant met uitheems plantmateriaal. Heilig was de meidoorn zowel bij de Kelten en Germanen als bij de Grieken en Romeinen. Ze werden niet alleen vereerd maar ook werden meidoorns geplant rondom heilige stenen en kapelletjes (Mariadorn).
Streeknamen De meidoorn heeft al een lange geschiedenis als inheemse struik in Drenthe. Daardoor zijn er verschillende dialectnamen in omloop: hagedoorn, hageldoorn, kribbelbossie. Een meidoornhaag heet ook ‘kribbelheege’. Vertaal maar eens: ‘het bouwmannegie nusselt in de haogeldoornheeg’. Ook de bessen hebben verschillende streeknamen zoals hegenkannegien, knabbelbottien, koekangen, rojeupie, smeerbaai, uppie, smeerpottie en peerewepe. Overigens heet de Sleedoorn in Drents ‘zwarte hagedoorn’ vanwege de zwarte bessen, de slee-pruimpjes.
Bessen van de tweestijlige meidoorn
Ecosysteem
Meidoorns spelen een belangrijke rol in het ecosysteem. Ze zorgen voor voedsel, bescherming en nestplaatsen voor vogels, insecten en zoogdieren. De bloemen worden vooral bezocht door vliegen, wespen en bijen. Al vroeg in de herfst verschijnen de donkerrode, ovale bessen. Ze zijn eetbaar, wat melig en zoet, met veel vitamine C. Je kunt er jam van koken, maar ze kunnen beter door de vogels worden opgegeten.Vinken, Spreeuwen, mezen en Merels eten er namelijk van en zo verspreiden ze de zaden. Ook Kramsvogels en Koperwieken smullen er tijdens de trek in de winter nog van. De vruchten worden ook door andere dieren benut. Het vrouwtje van de motvlinder Grapholita janthinana legt haar eitjes in meidoornvruchtjes, waar het zich ontwikkelt tot een rups die dan meteen boven op zijn voedsel zit. Het Meidoornhaantje (een kevertje) legt zijn eitjes in de vruchtbeginsels. In
Perenvuur Halverwege de vorige eeuw zijn in Nederland, met name in Zeeland en in het rivierengebied, veel meidoornsingels gerooid om boomgaarden te vrijwaren van een besmetting met perenvuur. Dat is een bacterieziekte die heel veel schade kan aanrichten in peren- en appelboomgaarden. Gezonde struiken moesten heel vroeg gesnoeid worden, zodat ze niet in bloei zouden komen. De perenvuurbacterie wordt verspreid door bijen, die ze van de ene bloem naar de andere meenemen. In Drenthe werd deze ziekte geen epidemie en is er gelukkig weinig gerooid omdat hier geen grote, commerciële boomgaardcomplexen waren. Inmiddels is gebleken dat meidoorn geen rol van betekenis speelt in de verspreiding van perenvuur.