DDDnr30

Page 1

1905 met de onderbreking door twee wereldoorlogen op 4 juli 1963 voor de acht-en-veertigste keer gehouden, nog traditioneel, als enige in Nederland, met de boot. Dezelfde route werd dan gevaren welke door de martelaren in 1572 ook werd afgelegd: van Gorcum naar Den Briel. In de beginjaren zestig beliep het aantal bedevaartgangers uit Tilburg en omgeving steeds rond de vijfhonderd.(45) O.L. Vrouw in 't Zand te Roermond en O.L. Vrouw van 't H. Hart te Sittard De in 1905 opgerichte 'Broederschap van O.L. Vrouw in 't Zand processie Tilburg naar Roermond' was verbonden aan de Paterskerk aan de Gasthuisstraat, van waaruit de bedevaart in processie naar het station en dan per trein naar Roermond werd ondernomen. In 1912 was pater Van der Hagen directeur van deze broederschap. Er waren toen ruim 1500 leden. De contributie bedroeg dertig cent per jaar. De mannen en vrouwen gingen midden juni 'onder het octaaf van de feestdag van St. Antonius naar O.L. Vrouw in 't Zand te Roermond', en de 'jongelingen' deden dat op de vrijdag en zaterdag in de kermisweek. Zij bezochten bovendien de bedevaartplaats van O.L. Vrouw van 't H. Hart te Sittard.(46)

De hernieuwde Mariadevotie met een jaarlijkse georganiseerde bedevaart naar de St. Jan, kreeg in de vorige eeuw een opleving tijdens de choleraepidemie van 1866, die Nederland Teisterde. Behalve de aantrekkingskracht had de middeleeuwse madonna nog steeds een genezingskracht. In 1908 zou een zieke man uit Tilburg na een bezoek aan de Mariakapel zijn genezen. Nadat de jaarlijkse in juli gehouden plechtige ommegang in 1967 werd afgeschaft, kwam er steeds meer belangstelling voor de meidevotie, vooral door de jeugd. Nog in het geheugen liggen de vroeg in de ochtend ondernomen voettochten van Tilburg naar Den Bosch, voor de meesten een dagje uit. De jeugdbedevaart Pax-Christivoettocht was de bekendste.(52) O.L. Vrouw van Lourdes Lourdes in de Hautes-Pyrénées behoort tot de drukstbezochte Mariabedevaartplaatsen ter wereld. In 1858 is Maria hier achttien keer verschenen aan de 14-jarige Bernadette Soubirous in de grot van de rots Massabielle. In 1872 ontstond de eerste grote Franse bedevaart naar Lourdes en in 1883 de eerste vanuit Nederland. Directeur van het 'Nederlandsch Comité tot regeling van Bedevaarten' was de Tilburger Charles Kieckens (1862-1927), wonende aan de Bredaseweg 297. Volgens zijn bidprentje was hij ook nog lid van de 'Confraterie van het H. Sacrament', lid van de 'Broederschap van de H. Margarita Maria' en erekamerheer ('di Spada e Cappa') van de pausen Leo XIII, Pius X, Benedictus XV en Pius XI. Voorts was hij ridder in de Piusorde, advocaat van St. Pieter, werd hij begiftigd met het gouden erekruis 'Pro Ecclesia et Pontifice' en was hij 'gedecoreerd ijveraar van het Huisje van Loreto'. Al met al een behoorlijke staat van kerkelijke dienst. Hij was ook auteur en uitgever van enkele boekjes over Lourdes.(53) De jaarlijkse bedevaart naar Lourdes in augustus 1929 trok ongeveer 68.000 pelgrims. Er vonden enkele wonderbaarlijke genezingen plaats, maar er waren ook enkele trieste voorvallen. Drie pelgrims overleden er. Een van hen was de aan tbc lijdende uit Tilburg afkomstige Elisabeth Helena Maria Melis (1907-1929), wonende in de Elleboogstraat, die op 27 augustus in Lourdes overleed. Onder grote belangstelling is zij aldaar begraven.(54)

Rooms gesinde inwoonders tot Tilborg'.(58) Er is hier sprake van een nieuw beeld. Het oude beeld zou in de roerige periode tussen 1629 en 1648 uit de kapel verwijderd zijn en volgens De Wijs vermoedelijk in de abdij van Tongerlo terecht gekomen zijn. In de jaren twintig van deze eeuw is de pastoor van de parochie Broekhoven I, dr. H. Bertens, in het bezit gekomen van een houten Mariabeeld uit het begin van de zestiende eeuw. Hij ontving dit beeld van de abt van Tongerlo onder vermelding dat het voor 1648 in de Heikese kerk had gestaan, doch De Wijs suggereert dat dit ook wel het oude beeld uit de Hasseltse kapel zou kunnen zijn, maar een echt bewijs hiervoor gaf hij niet.(59) O.L.V. van de Hasseltse kapel is al enkele eeuwen een belangrijke bedevaartplaats. De meidevotie is, naast de traditionele viering van het patronessenfeest van Maria Visitatie (2 juli), vanaf de jaren veertig van de vorige eeuw pas echt goed op gang gekomen. Nog steeds bezoeken Tilburgers in de meimaand massaal de kapel en natuurlijk de befaamde snoepkraampjes, overblijfsel van de vroegere Hasseltse kermis ter plaatse. Vanaf het begin van de eeuw vonden in mei de eerste geregelde Tilburgse processies plaats naar de kapel. In 1930 werd de 'Broederschap ter eere van Onze Lieve Vrouw die meer bijzonder vereerd wordt in de Hasseltsche Kapel te Tilburg' opgericht. Tot de eerste uitgaven van de broederschap behoorden de aanschaf van bedevaartvaantjes, 5000 aluminium medailles en steekspelden en een 25-tal brons-verzilverde draagmedailles. Reeds in 1933 telde de broederschap bijna zeshonderd leden.(60)

De bedevaartplaats ontstond volgens de legende omstreeks 1400 toen de schaapherder Wendelinus uit een waterput buiten Roermond een eikenhouten 34 cm hoog beeldje van Maria met een putemmer omhooghaalde. Hij gaf het beeld een plaats in een veldkapelletje aan een De journalist Uri Nooteboom verwoordt in zijn boek Jaren en jeugd in boom in de directe omgeving van de vindplaats. In 1418 werd er bij de Brabant op een treffende wijze zijn jeugdherinneringen uit de jaren twintig waterput een eenvoudige kapel gebouwd. Vele zieken vonden sindsdien aan de Hasseltse kapel: 'Het was er druk in vroeger jaren als ge er in den genezing na bezoek aan het wonderbeeld. In de jaren dertig van deze eeuw jongen Meidag binnen kwaamt. Ge stondt gedrongen in den smallen trokken jaarlijks zestig tot zeventig grote en honderden kleine bedevaarten ingang en de zingende stem van de kwezel bad haar honderd-en-vijftig naar dit genadeoord.(47) wees-gegroeten met de onze-vaders en de vijftien geheimen. Als de eene Anders dan in de bewaard gebleven notulenboeken van andere Tilburgse kwezel was uitgebeden begon de andere op een iets lageren toon. Men bedevaartbroederschappen, bevat het notulenboek van de 'Broederschap drong naar voren als een plaats vrijkwam in de ongemakkelijke banken. van O.L. Vrouw in 't Zand, processie Tilburg naar Roermond' (1912-1919) De zon zette strepen goud licht door de oostelijke vensters. Het altaar was vele aardige wetenswaardigheden uit de eerste bestaansjaren. Zo lezen we één versiering van barokke krullen, pilaren en tierlantijnen. Het stond vol dat de broederschap drie keer per jaar vergaderde. In 1912 bedroeg het vazen met papieren bloemen, er naast in de hoeken stonden krukken en aantal betalende leden 710 en een jaar later al 898. Op de vergadering van daarboven hingen ex voto's, ofschoon ge nooit vernomen had, dat daar ooit 31 augustus 1913 spreekt secretaris Waltherus van Loon zijn ongenoegen een wonder was gebeurd, of dat daar iemand was uit over het gedrag van sommigen tijdens de laatste bedevaart en genezen. De Tilburgsche vroomheid prevelde hier haar vooral op de terugweg, waarop directeur pater Van der Hagen ochtendlijk morgengebed in de benauwde sfeer van een stelt dat de proef om de broedermeesters tussen de pelgrims te overvolle ruimte.'(61) plaatsen jammerlijk is mislukt en 'ook de groote meisjes die als maagden die processie volgen hebben in Roermond met duitsche Omstreeks 1954 houdt de broederschap op te bestaan, heeren weesten schuitje varen en niet alle oefeningen maar de bid- en kaarskensprocessies die vanouds bijgewoont. Onderweg heeft een pelgrim en broedermeester werden gehouden, waren toen nog lang niet verdwenen. daden verricht die bij half dronken menschen op eene kermis wel Omstreeks het jaar 690 waren er in hoofdaltaar zich nu bevindt een spikdoorn in In het Mariajaar 1954 liet Tilburg zich niet onbetuigd. eens plaats hebben maar zeker niet mogten gebeurd zijn op eene Hakendover drie vrome maagden die volle bloei, groen en heerlijk geurend. In de Ruim 25.000 mensen waren op zaterdagavond 11 bedevaartreis'. stamden uit het geslacht van de Romeinse boom zongen vogels een prachtige zang. Eén september massaal aanwezig om een indrukwekkende In 1917 werd de Paterskerk van de Gasthuistraat parochiekerk en keizer Octavianus. Deze drie vrouwen van hen hield in zijn rechterpoot een brief Mariahulde te brengen bij de Hasseltse kapel. De dit had mede tot gevolg dat de bedevaart opnieuw werd opgericht besloten -door een goddelijke ingeving- een waarin te lezen stond: "Dit is de plaats door organisatie was in handen van de Pax Christi-beweging, en dat de statuten werden herzien. Op 6 januari 1918 vond de kerk te bouwen voor de Goddelijke God uitverkoren en door God aan de drie die ook al in mei 1950 15.000 mensen op de been had eerste vergadering plaats van de nieuwe broederschap, die Zaligmaker, voor wie zij een bijzondere maagden toegewezen om er een kerk te gekregen met de tocht van 'De Zingende Rozenkrans'. voortkwam uit de vroegere processies naar O.L.V. in 't Zand te verering koesterden. bouwen ter ere van de Goddelijke Uit alle parochies trokken grote groepen parochianen Roermond, O.L.V. van het H. Hart te Sittard en naar de H. Te Hakendover aangekomen lieten zij op een Zaligmaker." naar de kapel. Voor de ingang was een rustaltaar met het Antonius te Roermond. Voorzitter en directeur van de nieuwe plaats, "Hooibout" geheten, de werken De engel geleidde de maagden naar deze Mariabeeld opgesteld. Het beeld werd bedolven onder broederschap werd pastoor Alphons van Dijck van de parochie beginnen. Maar 's avonds braken de engelen plaats en sprak: "Deze plaats heeft God de bloemen. De volgende dag kon men nog een bezoek Gasthuisstraat. Bij het vijftigjarig bestaan van de broederschap alles terug af. Hierop kozen de maagden de uitverkoren, bouw hier een kerk en stel brengen aan het versierde rustaltaar.(62) in 1955, waren er nog 550 pelgrims lid.(48) plek uit die men "Steenberg" noemt. Wederom daarvoor 12 werklieden aan, want God zelf braken de engelen 's nachts af wat overdag zal de dertiende zijn." Gedurende de bouw Eind jaren zestig was de kapel dusdanig in verval H. Gerardus Majella te Hulten en Wittem gebouwd was. werden door iedereen steeds 13 werklieden geraakt dat een restauratie van meer dan twee ton Vereerders van de H. Gerardus Majella uit Tilburg organiseerden Uiteraard waren de maagden nu wel zeer gezien. Bij de maaltijden en de uitbetalingen onvermijdelijk was. Op 8 oktober 1970 wordt door prof. in 1915 voor het eerst een bedevaart naar de parochiekerk te ontgoocheld en bedroefd, temeer daar zij waren er echter slechts 12 aanwezig. dr. H.F.J.M. van den Eerenbeemt de 'Stichting tot Hulten onder Gilze. Ruim 1200 deelnemers vertrokken op 17 dachten een zonde begaan te hebben en God Niemand echter vermoedde of wist wie er restauratie van de Hasseltse kapel' opgericht. Een oktober 1915 vanaf het missiehuis aan de Bredaseweg te voet zich van hen had afgewend. Hierom smeekten ontbrak, omdat steeds leek of ze voltallig spectaculaire verkoopactie van porseleinen bordjes door naar Hulten. Vijfentwintig jaar later was de bedevaart naar het zij de Heer om vergeving en vroegen God hen waren. God zelf was de dertiende werkman. de Midden-Brabantse schooljeugd bracht 55.000 op. genadeoord nog volop in bloei. Ruim 600 bedevaartgangers (van een geschikte bouwplaats aan te wijzen. Toen de kerk voltooid was, werd zij door Na een ingrijpende restauratie kon de kapel in oktober de ca. 1200 leden van de broederschap) ondernamen in 1938 de God zond hen een engel die zei: "Maagden, God als volgt gewijd: "Deze plaats wijd Ik in 1972 weer geopend worden. De kapel werd door Van tocht. De kerk van de H. Gerardus Majella, in 1914 gebouwd, is uw verzoek wordt verhoord. Sta op en volg Mijn naam, zodat ze verder door niemand den Eerenbeemt op 13 oktober overgedragen aan de door een bombardement op 15 augustus 1944 totaal vernield. Pas mij naar de plaats die de Heer welgevallig is." anders hoeft gewijd te worden." Toen twee 'Stichting tot beheer van de Hasseltse kapel', waarvan in 1952 is een nieuwe kerk in gebruik genomen. In het begin van Dit gebeurde op de dertiende dag na bisschoppen de kerk wilden wijden, werd de mr. J. Bruinsma de voorzitter was. Daags erna werd het de jaren zestig stopte de bedevaart vanuit Tilburg, maar deze is Drikoningen en er lag een dik pak sneeuw. Op ene plots blind en de andere lam. Omwille beeld van O.L.V. 's avonds met een 'kaarskensprocessie' vanaf 1970 toch weer in de belangstelling gekomen. De grootste de aangewezen plek echter, in een kring van hun berouw schonk God hen vergiffenis van de Hasseltse kerk, waar het tijdelijk was bedevaartplaats van de in 1904 heiligverklaarde Gerardus afgespannen met een rode zijden draad, stond en herstelde hun gezondheid. Hiervoor zeer ondergebracht, naar de kapel teruggebracht. Onder Majella bevindt zich in het Limburgse Wittem. Tilburgse alles in bloei en geurden fijne kruiden en dankbaar, zijn deze bisschoppen grote klokgelui uit de gerestaureerde toren en tromgeroffel Majellavereerders ondernemen sinds 1950 jaarlijks ook een bloemen, alle besprenkeld met fijne beschermers van onze kerk geworden. van de drie Tilburgse gilden, werd het beeld de kapel bedevaart naar Wittem.(49) dauwdruppels. binnengedragen en op zijn plaats gezet.(63) Daarenboven stond er op de plek waar het De Zoete Lieve Moeder van 's-Hertogenbosch Bedevaartvaantjes uit Tilburg De verering van het beroemde wonderbeeld van de Zoete Lieve Als souvenir uit een bedevaartplaats werd vaak een Moeder van 's-Hertogenbosch (te dateren tusssen 1280 en 1320) bedevaartvaantje meegebracht. De vroegste vermelding werd bij de inname van die stad door de Staatse troepen in 1629 stamt uit het eind van de vijftiende eeuw in Vlaanderen, terwijl de oudste verboden. In het geheim werd het beeld weggevoerd naar het veilige O.L.V. van de Hasseltse kapel te Tilburg Brussel, dat toen in de Spaanse Zuidelijke Nederlanden lag. In 1853 werd De Hasseltse kapel is het oudste, nog steeds bestaande bedevaartsoord in bewaarde exemplaren uit de zeventiende eeuw zijn. De papieren het dankzij de inspanningen van mgr. Joannes Zwijsen na veel Tilburg. Het stichtingsjaar van de kapel is niet bekend, maar dat moet vlaggetjes zaten aan een stokje. Uit Tilburg zijn twee exemplaren bekend: touwtrekken uiteindelijk weer teruggegeven aan de bisschopskerk. Van 16 volgens de gangbare opvattingen zo omstreeks 1500 geweest zijn. De die van 'Onze Lieve Vrouw van de Hasseltse kapel' en die van de tot 27 december van dat jaar verbleef het miraculeuze beeld tijdelijk, op de oudste archivalische vermelding treffen we aan in een testament van 24 'Eerbiedwaardige Petrus Donders'.(64) terugweg naar Den Bosch, in het klooster van de zusters van mgr. Zwijsen april 1540, waarbij Laureijs Peter Verschueren 10 stuivers vermaakt aan Kort na de oprichting van de Broederschap van de Hasseltse kapel in mei aan de Oude Dijk te Tilburg. Veel Tilburgers zijn het beeld komen vereren 'onser lijever vrouwen inder capellen aen die Hasselt'.(55) Het bronzen 1930 werden er bedevaartvaantjes aangeschaft. Het 29 cm hoge en 37 cm en offerden geld. Van de opbrengst liet men een gouden hart voor het beeld Mariaklokje dat in de toren hangt, werd in 1536 gemaakt door de Jasper brede gelithografeerde bedevaartvaantje is ontworpen door de Tilburgse maken, waarop de volgende tekst werd gegraveerd: 'De Zusters van Liefde Moer, telg uit het beroemde Bossche klokkengietersgeslacht Moer.(56) kunstenaar Victor van Beurden van Schoonhoven en het was gedrukt door van Tilburg aan O.L. Vrouw van 's Bosch uit dankbaarheid voor het De tekst die in de klok is gegoten, geeft daarmee de vroegste datering van drukkerij A. Reijnen in Tilburg. Een journalist van de Nieuwe Tilburgsche Courant was er blijkbaar niet zo erg lovend over toen hij het in de etalage verblijf van haar miraculeuze beeld in de kapel van het moederhuis van deze kapel ter eere van Onze Lieve Vrouw: van kunsthandel Van Erp-Broekhans in de Heuvelstraat zag hangen: 'Het 16-27 December 1853'. Precies honderd jaar later, op 17 december 1953, vaantje volgt vrijwel de traditie van de schreeuwende kleuren en de vierden de zusters dit eeuwfeest en werd het Mariabeeld speciaal voor die MARIA IS MYNEN NAEM markante lijnen. Toch vinden wij het jammer, dat niet gezocht is naar iets gelegenheid weer naar Tilburg gehaald. Daar werd het met groot JASPER MOER MAECKTEN MIJ soepeler kleuren'.(65) ceremonieel ontvangen. Hierbij waren aanwezig mgr. W. Mutsaerts, INT JAER ONS HEEREN MCCCCCXXXVI Het 25 cm hoge en 36 cm brede gelithografeerde driehoekige bisschop van 's-Hertogenbosch, mgr. J. van Susante, plebaan van de bedevaartvaantje van de 'Eerbiedwaardige Dienaar Gods Petrus Donders, kathedrale basiliek van St. Jan, het hoofdbestuur van de Zusters van Liefde, mgr. M.C. Nabuurs van Tilburg, pastoor J. van Dun van de De fraaie, in 1972 gerestaureerde, kapel heeft een bewogen geschiedenis. Apostel der Melaatschen' is vermoedelijk ook omstreeks 1930 parochie het Heike, en tal van andere hoge gasten. In plechtige processie Zij kwam ongeschonden de Tachtigjarige Oorlog door. Vermoedelijk heeft uitgegeven. Het heeft overigens dezelfde felle kleuren als dat van de werd het beeld naar de kapel gebracht, 'die overvol was met zusters, de kapel tijdens het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) een verbouwing Hasseltse kapel. Afgebeeld zijn het geboortehuis, kapel, standbeeld aan kwekelingen, wezenmeisjes en bruidjes'.(50) De Zoete Lieve Moeder van ondergaan. Bij de Vrede van Munster in 1648 brak in het noordelijk deel het Wilhelminapark en het portret van Petrus Donders. Ronald Peeters ' s - H e r t o g e n b o s c h i s d e b e k e n d s t e e n d r u k s t b e z o c h t e van het oude hertogdom Brabant, waaronder Tilburg behoorde, de Mariabedevaartplaats van Noord-Brabant. In het bewaard gebleven Generaliteitsperiode aan, die tot de komst van de Fransen in 1794 zou Wegens plaatsgebrek konden we de zeer uitgebreide voetnoten die bij 'Mirakelboek' zijn tussen 1382 en 1603 zo'n 481 'wonderen' opgetekend, voortduren. Katholieken mochten in dit Staatse Brabant hun erediensten deze tekst horen, niet opnemen in deze krant. waaronder een ongedateerde (zestiende eeuw) over een man uit Tilburg niet meer vrijelijk uitoefenen. De Hasseltse kapel werd weliswaar aan haar Voor de voetnoten bij deze tekst evenals extra foto's verwijzen we u die op halfvasten gevangen zat te Dongen. Hij ontsnapte en beloofde een kerkelijke bestemming onttrokken, maar vreemdgenoeg niet onteigend. graag door naar de website van de auteur: bedevaart naar Maria te 's-Hertogenbosch te maken: 'Wetet al diegeeyn, Kapelmeesters behielden bepaalde bevoegdheden om de kapelgoederen te Http://www.historietilburg.nl die dyt lesen of hoeren, dat een goet man van Tielborch waert gevangen beheren. De verlaten kapel werd van 1743 tot 1794 nog als woning U vindt ze eveneens op onze website via de link ende in eenen stoeck geslagen te Dongel [in een gevangenis te Dongen gebruikt.(57) http://www.hakendover.be/ddd was opgesloten] des sondach op Halfwasten ende hy geloefden syn bewart Met de komst van de Fransen werd het allemaal weer anders: oude rechten werden hersteld. In 1796 werd aan de bewoners van de Hasselt toegestaan tot Onser Liever Vrouwen ten Bos ende Ons Lief Vrou verlenden hem Den Dertienden Dag dankt heel hartelijk de auteurs van gracij, dat den stock op [open] gynck ende hy wart verlost daeruyt tossen de kapel weer als in vroegere tijden in gebruik te nemen. In het bewaard www.historietilburg.nl en in het bijzonder auteur Ronald Peeters gebleven kasboek staat genoteerd: 'Den 30 April is het Beeldt van De den dijnsdach ende deen goensdach yn der nacht ten 12 oeren ende quaem Alderheijligste Maget ende Moeder Godts Maria geheel Triumphant voor het mogen overnemen en publiceren van deze tekst. over eyn muyr ongequets van 20 of van 24 voeten hoech'.(51) gebragt in de Hasseltsche Capel tot een algemeene blijtschap van de

De onderstaande afbeelding werd ons toegestuurd door Gerrit Tijink van de Universiteit Nijmegen. Het betreft een heiligenprentje (“beeldeken”) van E.H. Petrus Franciscus Waukier geboren te Tienen op 19/01/1769, pastoor van Hakendover vanaf 1809 en in Hakendover gestorven op 23/03/1840.

Iedereen heeft in Hakendover “zijne Hollander”. Niet dat een Hakendovenaar een Nederlander bekijkt als iets dat je kan bezitten, maar uitspraken als “Mijne Hollander komt af (Mijn Nederlander komt op bezoek)”, zijn in de aanloop naar Pasen een veelgehoorde uitdrukking.

doch terwijl het meerendeel zeggen dat deze vaantjes niet meer folkloristisch zijn, meenen wij dat zij het blijven omdat het gebruik blijft bestaan, omdat het het gebruik is dat folkloristisch is en niet het gebruikte voorwerp. Dankzij deze verandering, die ongetwijfeld spijtig mag heeten, wordt het gebruik vereeuwigd.”

Op strozakken Iedereen heeft zijn “Hollander”. Dat is een gewoonte die nog stamt uit de tijd dat de Nederlandse bedevaarders voor langer dan één dag in het dorp verbleven. Ze zochten hun onderkomen in het dorp en heel wat inwoners maakten een plaatsje vrij. Indertijd sliepen heel wat bedevaarders tussen het stro in een

Korenbloem Zo heb ik “mijn Hollander” op een heel andere manier leren kennen. Het moet een jaar of tien geleden geweest zijn. Na de processie zakten we gewoontegetrouw af naar de Korenbloem en namen we ons vast plekje in aan de toog. En het toeval wil dat daar op dat moment drie jonge gasten van Hollanders naast me aan de toog zaten. Het aanknopingspunt voor een gesprek: bier (hoe kan het ook anders op café). Vermits zij elke week uitgingen in Turnhout kenden ze het Belgisch bier door en door, zo beweerden ze. Dat kon ik me echter moeilijk voorstellen. Als je opgroeit in een land waar Heineken uit de bronnen ontspringt en het bier geserveerd wordt in limonadeglazen, kan je moeilijk iets kennen van bier, zo dacht ik als nederige Belg. Met de jeugdige overmoed waaraan iedereen tijdens de paasdagen te Hakendover wel lijdt, besloot ik een weddenschap aan te gaan. De inzet: Hoegaarden (toen nog uit Hoegaarden). Zij zouden elk een Hoegaarden drinken en ik zou er op die tijd drie drinken. Niet meteen een lovenswaardig initiatief, maar daar stonden we toen niet bij stil. Een aantal rondjes volgden, en deze Nederlanders van onder de Moerdijk betaalden vlotjes elk een ronde. Daar ging de mythe van de gierige Hollander. Zou dat ook gebeuren met de mythe van de Heinekendrinkende Hollander? Na een viertal rondes (dus voor mij ongeveer 12 Hoegaarden later – al zag ik er toen wel 24), scheen het bier al vlot in te werken op ons aller geestesvermogens. Maar ik hield me sterk. En dit was toch wel “sterk”, zo las ik uit hun ogen. Onze braspartij werd plots verbroken door het startsein voor het lof in de kerk. En deze jongens uit Riel bij Tilburg, gingen trouw naar het lof in de kerk. Maar we spraken af dit nogmaals over te doen, volgend jaar na de processie. En zo leerde ik “mijn Hollanders” kennen. Het jaar daarop was er nog iemand bij, Toine, een architect uit Tilburg en zelf afkomstig uit Riel. En gewoontegetouw spreken we elk jaar af in de Korenbloem, na de processie. En ondertussen bracht ik zelf al een bezoek aan de heren van Riel, weliswaar in Tilburg waar we de avond doorbrachten in een Belgisch biercafé. En dit jaar is Toine er het ganse weekend. Zo leert hij het paasgebeuren in geuren en kleuren kennen. Ook al hoeft hij niet meer te slapen op een strozak.

schuur bij Mares of Sissen, in de Zustersschool, op een gevulde matras bij Simons of Frees... Kortom, iedereen die nog ergens een plekje vrij had, ruimde plaats voor een Hollander. En gaandeweg gingen steeds dezelfde Hollanders naar steeds hetzelfde logement. Het was een luxe als je in Hakendover zelf een onderkomen vond, zelfs al was het dan in het stro. In onze tijd zou zo'n overnachting in het stro al aanleiding kunnen geven tot een vernietigende televisiereportage. Maar de bedevaarders die elk jaar naar dezelfde familie afzakten voor een overnachting, bleven die familie ook bezoeken als ze in latere tijden slechts voor een dag naar Hakendover kwamen. Roggen In sommige gevallen kwam er ook een soort van uitwisseling tussen beide families. Toon Hendrickx bijvoorbeeld correspondeerde met de familie Roggen en het is bekend dat de jonge gasten van Roggen regelmatig een tegenbezoek brachten. De tijden veranderen. Maar – het mag gezegd – de gastvrijheid in het dorp blijft toch bestaan. In Hakendover kregen we geen Scherpenheuvel- of Lourdestoestanden met hotels en restaurants. Het had gekund! Nee, maar de keerzijde van de medaille is dat de overnachtende bedevaarders een “uitstervend ras” vormen. Binnen enige jaren zal niemand nog zijn eigen “Hollander” hebben. Maar het kan keren, zo zei Bredero. In de volksgebruiken is er immers vaak sprake van verschuiving. Gewoontes blijven soms bestaan onder een heel andere vorm of met een andere invulling. In de Brabantsche Folklore van juli 1933 lezen we: “Als voorbeeld van aanpassing zouden wij nog kunnen wijzen op hetgeen wij hedendaags zien gebeuren met de bedevaartvaantjes. Eertijds hadden het meerendeel dezer heiligdommen hun eigen vaantje, dat meestal driehoekig was. Op deze papieren vaantjes stonden mooie tekeningen. Met ze niet langer uit te deelen heeft de kerk zelf hun de godsdienstige beteekenis ontnomen die zij bezaten en heeft zij het gebruik doen ophouden. Van den anderen kant werd dan de zaak geïndustrialiseerd en bij het meerendeel dezer bedevaarten verkoopt men nu rechthoekige vaantjes met de nationale kleuren, allen van eenzelfde model. Het eenig onderscheid bestaat in een slecht gedrukt beeld van de Heilige, dat verandert naargelang de plaats van de bedevaart, op het gele gedeelte van het vaantje. De folkloristen, en wij met hen, betreuren dit,

TOINE KOMT BIJNA 50 JAAR Toine Oomen uit Tilburg aan het woord Ik was 6 jaar (1959) toen onze toenmalige buurman (een boer natuurlijk) aan mijn ouders vroeg of ik mee naar hakendover mocht. Hoewel mijn ouders allebei van boerenafkomst zijn, was hakendover geen traditie in hun famillie. ''Te voet naar Scherpenheuvel'' wel, zowel mijn vader als mijn moeder hebben die tocht (met een boerenkar in de nabijheid) gemaakt. Onderweg sliepen ze in het stro bij een boer. Ik heb begrepen dat er vroeger ook in hakendoever bij gastgezinnen in het stro geslapen werd (o.a. tijdens of kort na de oorlog) toen ging men soms nog met de trein. Wat tegenwoordig (nog steeds?) een ''hemelse'' opdracht is. De eerste jaren gingen we nog voor 2 dagen; eerste paasdag vooreerst thuis eieren rapen en vervolgens (met broodjes in de tas; het was tenslotte feest) 's morgens om 06.00 op de bus wachten. Ben vaak autoziek geworden onderweg maar als klein kind

“Dit beeldeken is door mij den 22 Julius te Aken aengeraekt aen het kleedt van O.L.Vrouwe, aen de kinddoeksken van het Kindeken Jezus, aen het lijnwaet op het welk den h. J o h a n n e s Baptista is o n t h o o f t geweest, en aen het lijnwaet, nog bebloedt, waer mede Christus omgort was hangende aen het cruis” P h Wa u k i e r Pastor tot Haekendover

kreeg ik veel aandacht van de overige bedevaartgangers. Onderweg baden we de rozenkrans. Meestal was er wel een priester in de bus of een ''non''. Bij aankomst verzamelden alle bussen op de Grote Markt in Tienen; vanuit de Meierije en de baronie (2 bisdommen hier in de buurt). Vervolgens gingen we naar ons logeeradres (in dat kleine straatje naast de kerk annex klooster dat, al weer lang geleden, is afgebrand. Dat herinner ik me nog van de nieuwsuitzending op de Vlaamse tv.) Alles kwam zeker de eerste keer heel ''spectaculair'' over: de kaarsenprocessie met al die vaandels vanuit Tienen langs de suikerfabriek naar Hakendover; het kerkje onderweg in Grimde, het lof in de kerk van Hakendover, de eerste rondjes rond de kerk en de beelden (telkens met 13 centen in mijn handjes: voor elk rondje 1) en 's avonds nog een mis. Vervolgens moesten we naar ons slaapadres waar we soms met zijn zessen of meer op 1 kamer sliepen op matrassen op de vloer. Op tweede paasdag 's ochtends weer naar de kerk, weer een processie, eventueel de rondjes 13 maal ''afwerken'', de processie naar de akkers met de zegen van de monstrans als finale, weer terug naar de kerk, even over dekermis, het lof... Tenslotte terug naar Tienen; de bus in op weg naar Scherpenheuvel met nogmaals een lof met de zegen als afsluiting en vervolgens via allerlei dorpjes uiteindelijk weer naar huis. Dit is voor mij jarenlang een terugkerend ''concept'' geweest voor het vieren van Pasen. Onderussen was ik zelf misdienaar geworden en dat heb ik geweten!!Voor elke dienst, lof of processie werd ik ''ingehuurd''. Later gingen we voor 1 dag (2e paasdag), nog steeds met zijn allen in de bus. Hoewel ''zijn allen'' betrekkelijk is. De ouderen bleven de processie en de tratitie trouw samen met een enkele volhouder (zoals ik) bezoeken, maar de meeste jongeren haakten na enkele jaren af. Voor de laatsten was het een dagje uit; soms samen met hun vader, maar nog vaker met hun opa. Weer enkele jaren verder werd de bus in mijn geval vervangen door de auto; veel praktischer. De activiteiten ter plaatse bleven conform de traditie, inclusief een bezoek aan Scherpenheuvel. Ook ik heb geprobeerd nieuwe zieltjes te winnen voor Hakendover; jarenlang kinderen van vrienden meegenomen. Maar ook voor hen was het een dagje uit; na afloop naar het openluchtmuseum, Zichem, Bobbejaanland, het atomium, Waterloo, Brussel. Elk jaar verzon ik weer iets nieuws, deels ontspannend deel educatief. Weer later een paar maal ben ik een paar maal alleen geweest. Ik had het gevoel dat het een en het ander een beetje ''terugliep'' maar ik bleef de folklore in

combinatie met de traditie (met overigens steeds minder bezinning) trouw. En de laatste jaren telkens met wisselende vrienden en bekenden. Pas sinds 8 jaar na afloop van de processie het café bezocht (de ''boerkens'' deden dat al de eerste jaren op 1e paasdag 's avonds in Tienen!!). Oude bekenden waren er steeds minder; ieder jaar miste ik wel iemand; gestorven omwille van de ouderdom. Ik ontmoette er slechts enkele bekenden uit mijn voormalige dorp en een nieuwe (Kris) uit hakendover zelf. Hij is net als ik geïnteresseerd in heemkunde en dat maakte het bezoek dubbel en dik de moeite waard. Na een terugval viel het me steeds vaker op dat de bezoekersaantallen toenamen; het ging steeds meer lijken op een toeristische attractie, hoewel ik weet dat er nog steeds mensen zijn zoals ik; een combinatie van traditie en ontspanning en elk jaar toch weer even oprecht een kaarsje aansteken voor mensen om me heen die me dierbaar zijn. alle 13 rondjes maak ik niet meer; kan ik mijn medebezoekers niet aandoen. Doorvertellen doe ik wel zoals vroeger de boeren uit het Brabantse land het verhaal aan mij deden. Over de legenden, de historie, de loopgroepen in de processie, de impact op de mensen in het dorp, de hartelijke ontvangst ter plaatse en de kermis er om heen. Dat alles maakt telkens wel indruk op de vrienden die ik meebreng, maar behalve de gastvrijheid van Kris blijft er na verloop van tijd volgens mij niet echt veel hangen. Snap ik trouwens wel; het ''hakendovergevoel'' bouw je niet in 1 jaar op. Het verschil tussen bezoekers uit Nederland of België heb ik nooit goed kunnen ontdekken. Ik had de idee dat het (zeker vroeger) voornamelijk Nederlanders waren en pas de laatste 10 jaar voornamelijk Belgische toeristen. De eerste jaren hebben het meeste indruk gemaakt; als kind met al die vroegere katholieke tradities, het bezoek van mgr. Bekkers (toenderijd heel populair in Brabant; populair in dit verband heel positief bedoeld) En verder de kermis, de vogeltjes, konijntjes, kuikentjes, de geur van worsten (tegenwoordig hamburgers)... Maar natuurlijk niet te vergeten de paarden!! Het is niet voor niks de paardenprocessie waaraan iedereen denkt als je het over Hakendover hebt.

Stuur jouw verhaal naar onze redactie (info@ardeco.be) en win een album met 80 unieke foto's van Hakendover.


twee maanden voorwaardelijke gevangenisstraf en een geldboete van honderd gulden. De broederschap in oprichting werd daarmee de kop in gedrukt. Zo verging het de georganiseerde bedevaarten in de eerste 'lijdensjaren' van hun bestaan.(21)

'Ter eeren Gods ende der sielen te laeffenis een bedevaert gaen...' Bedevaarten in en vanuit Tilburg Ronald Peeters Uit: 9 (1997) Tilburgse Historische Reeks p. 112-143

Overgenomen met toestemming van de auteur Een bedevaart of beevaart is volgens Van Dale 'een reis (meestal te voet)

naar een heilige plaats, al biddende en om daar te bidden, met name om een gunst af te smeken of als boetedoening'. Het lijkt een begrip uit lang vervlogen tijden, maar niets is minder waar. Bedevaarten bestaan nog steeds en spreken tot de verbeelding. Het Brabants Dagblad van 7 mei 1997 heeft twee berichten over bedevaarten. Drie hardlopende pelgrims uit Hilvarenbeek, Diessen en Esbeek renden ruim 2.200 km van Hilvarenbeek naar het bekendste bedevaartsoord in Europa het Spaanse Santiago de Compostela. Als zij op 11 mei in Hilvarenbeek terugkeren (per vliegtuig), krijgen zij daar volgens dit dagblad 'een heldenontvangst'. Het tweede bericht meldt het uitvoerige programma voor de jaarlijks terugkerende Sint-Jobviering in Berkel-Enschot. Het Stadsnieuws van 13 april 1997 doet de aankondiging van het vertrek (met bussen) van de 123e jaarlijkse bedevaart vanuit Tilburg en omstreken naar Scherpenheuvel. In het verleden, en op beperkte schaal thans nog, werden vanuit Tilburg bedevaarten ondernomen naar plaatsen waar Maria was verschenen, een miraculeus beeld van haar stond of waar zich relikwieën van heiligen bevonden die als bijzondere beschermers tegen bepaalde ziekten konden worden aangeroepen. Bekend zijn de vanuit Tilburg ondernomen bedevaarten naar St. Job in Berkel-Enschot, St. Cornelius in Esbeek, of St. Blasius te Engelen. De Maria-bedevaartplaatsen zijn die van Scherpenheuvel, van Handel en Kevelaer, 's-Hertogenbosch en Lourdes en die van 't Zand te Roermond. Pelgrimstochten werden ook ondernomen naar het H. Bloed te Boxtel en Hoogstraten, naar de Goddelijke Zaligmaker te Hakendover en naar de Martelaren van Gorcum te Den Briel. Ook Tilburg kent nog drie bedevaartplaatsen. In de Hasseltse kapel wordt al eeuwenlang O.L. Vrouw vereerd en in het Fraterhuis Zwijsen aan de Gasthuisring trekken jaarlijks pelgrims naar het graf van frater Andreas van den Boer. Het meest bekend is het bedevaartsoord van de in 1982 zalig verklaarde Petrus Donders aan de Pater Dondersstraat. Aan deze laatste twee personen wordt in deze bijdrage geen aandacht besteed, omdat elders in deze bundel de auteurs Bijker en Westerburger daar al uitvoerig op in gaan. In de volgende paragrafen zullen de oudst bekende Tilburgse gegevens over bedevaarten, vervolgens enige vanuit Tilburg en omgeving ondernomen bedevaarten en ten slotte de betekenis van de Hasseltse kapel als bedevaartplaats behandeld worden. Natuurlijk zullen Tilburgers ook naar andere niet genoemde bedevaartplaatsen zijn gegaan, maar alleen de meest bekende en jarenlang regelmatig in groepsverband georganiseerde tochten worden hier besproken.(1)

Jan Thonissen de Bruyn de Jonge zal van enkele lieden 24 gulden ontvangen als hij 'tusschen dit ende den 1en decembris 1589 toecomende binnen die stadt van Roomen in Italien sal hebben geweest'.(7)

O.L. Vrouw van Handel en O.L. Vrouw van Kevelaer Handel en Kevelaer worden vaak in één adem genoemd als genadeoorden waar Maria onder de titel 'Troosteres der bedrukten' sedert eeuwen wordt vereerd. Reeds vóór het jaar 1700 werden er vanuit Tilburg bedevaarten ondernomen. Het plaatsje Handel ligt in de gemeente Gemert, en oostelijk daarvan, ter hoogte van Overloon en Venray, over de Maas, in WestDuitsland, ligt Kevelaer. Een totaalafstand van ruim 120 km. De geschiedenis van de bedevaartplaats Handel kan als volgt worden geschetst. Rond 1220 zou volgens de legende door een schaapherder bij Handel een Mariabeeld op een doornenstok zijn gevonden, dat spontaan een verering opwekte. De aldaar ontstane Mariabedevaartplaats is de oudste van Noord-Brabant. De oudste vermelding van de Mariakapel dateert van 1368.(18) De massale verering van Maria in Kevelaer ontstond toen een zekere

St. Quirijnstok, St. Nicolaasstok en de St. Odaput In Tilburg hebben vanaf de vijftiende tot en met de zeventiende eeuw twee minder bekende devotieplaatsen bestaan, althans veldkapelletjes waar heiligen werden vereerd, en in de vijftiende eeuw wordt melding gemaakt van een heilige put. In de archieven vinden we vermeldingen van 'aen die Heijdsijde' een heideveld bij 'sunte Quirijnstock' (1518) en 'aen sinte Crijnstock' (1580).(8) De betekenis van 'stock' is in dit geval een paal of boomstam waarop of waarin een heiligenbeeld staat, een soort veldkapelletje dus. De Sint Quirijnstock stond waarschijnlijk aan het begin van de huidige Quirijnstokstraat aan de grens van Udenhout.(9) De devotie tot de volksheilige St. Quirinus verspreidde zich sinds de 12e eeuw vanuit Neuss a/d Rijn, waarheen zijn gebeente in 1050 was overgebracht, over de Keulse kerkprovincie, ook in Brabant. De volksheilige Quirinus (Quirijn of sinte Krijn) was een Romeinse tribuun, die door paus Alexander I werd bekeerd en omstreeks 130 de marteldood stierf. Hij werd de patroon van het Rijnland en beschermer tegen allerlei keel- en kropziekten, pokken, open zweren, en tegen een soort fistel, dat ook wel het Sint Quirinus-euvel werd genoemd. Schutjes meldt in 1876 de verering van de H. Quirinus in de St. Dionysiuskerk van het Goirke, alwaar ook thans nog een uit ca. 1700 daterend lindehouten beeld van St. Quirinus staat opgesteld. Daar werd destijds ook het Quirinuswater gehaald, vreemd genoeg tegen schurft. Een soortgelijk gebruik kennen we uit de overlevering dat er destijds uit de 'Witlox wouwer' nabij het Hazennest langs de weg naar de Zwaluwsebaan richting Udenhout water gehaald werd om slechte ogen mee te wassen.(10) Van de Heikantse devotie was nog in 1650 sprake. Pastoor P. van Emmerick schrijft dan in zijn 'Manuale pastorum' dat de toezienders van St. Quirijnstock, Nicolaes Jansen van Gorp en Arend Lenaerts Peters een telling doen van 'den offer van St. Quirijnstock, beloopende ter somme van 79 gulden omme daer mede op te helpen maecken de Gelithografeerd bedevaartvaantje van de Hasseltse kapel, 1930. kercke, die wij bouwen bij Steenvoirt onder Poppel'. Het (Coll. Ronald Peeters, Tilburg). is een behoorlijk hoog bedrag. Als we dit vergelijken met Rechts: in 1922 werd de rijwielprocessie van de de 100 gulden die de kapelmeesters van de Hasseltse R.K. Werkliedenbond naar Onze Lieve Vrouw van kapel in 1651 hadden bijeengebracht, dan blijkt de Scherpenheuvel opgericht. Quirijnstock als devotieplaats daarmee te kunnen wedijveren.(11) De leden droegen tijdens de fietstocht deze pet (coll. RHC Tilburg). Een tweede heilige die hier in de late Middeleeuwen werd vereerd, was Sint Nicolaas, de patroonheilige van de kinderen. In ca. 1398/9 en in 1430 is er sprake van een Heinrich Buschmann uit het West-Duitse plaatsje Geldern in 1641 een 'Sunten Clausstock' in Oerle 'neven gemeynt 't kerckven', ongeveer waar voetreis maakte en in de nabijheid van Kevelaer bij een kruisbeeld een nu de Bisschop Zwijsenstraat is in de buurt van de Varkensmarkt en de stem hoorde die hem zei: 'Op deze plaats moet gij een kapelletje bouwen.' Primus van Gilsstraat, daar waar later de schuurkerk stond. De laatste Tijdens de bouw kwam hij via een officier in het bezit van een prentje met vermelding vinden we in een akte van 1540, waarin een huis aan de daarop de afbeelding van O.L. Vrouw van Zeven Smarten, die in 'kerkstraet' gelegen is 'bij eenen scatkelder geheyten sinter clausstock'. Luxemburg werd vereerd. Dit op een plankje bevestigd prentje werd vanaf Had het kapelletje een 'scatkelder' waarin geld werd bewaard?(12) 31 mei 1642 het middelpunt van de Mariaverering. Het prentje werd Zeer merkwaardig is het toponiem 'Sent Oeden put' dat in 1429 wordt sedertdien in allerlei variaties gekopieerd en aan de pelgrims verkocht. In genoemd aan het 'steenveken', dat bij Loven moet hebben gelegen. een pelgrimsboekje uit 1667 wordt vermeld dat er op één dag 20.000 Dergelijke heiligenputjes werden in Noord-Brabant ook opgedragen aan pelgrims in Kevelaer waren geweest. Kevelaer groeide uit tot een van de St. Willibrordus en St. Quirinus. De St. Odaverering komt in deze streken belangrijkste Maria-oorden; in 1905 kwamen er alleen al per trein 280.000 niet zoveel voor (St. Oedenrode is de bekendste). St. Oda wordt pelgrims aan, om nog maar niet te spreken van de duizenden die te voet, per aangeroepen tegen 'alle kwalen en ziekten der oogen'.(13) kar of rijwiel kwamen.

Zoenakten In het Rechterlijk Archief van Tilburg bevinden zich enkele zogenaamde 'zoenakten' of 'zoenbrieven' uit de zestiende eeuw. Het betreft hier de neerslag van het oude Germaanse zoenrecht of zoengeding, waarbij in het openbaar een buitengerechtelijk proces werd gevoerd tussen twee vijandige (private) partijen dat door middel van de zoen en genoegdoening tegenover het slachtoffer of diens familie, de vrede moest herstellen. Dit openbaar ritueel werd uitgevoerd tegenover volk en rechtbank. De schepenen van de schepenbank oefenden in feite alleen de functie uit van hoeders van de vrede binnen de gemeenschap. Die genoegdoeningen tegenover het slachtoffer of diens verwanten bestonden onder andere uit zielmissen, kaarsoffers, zoengeld, verbanning of bedevaartstraffen. Een en ander werd in een 'tractaet van peys' vastgelegd en in de schepenprotocollen opgenomen. In de schepenregisters van Turnhout bijvoorbeeld werden uit de eerste helft van de zestiende eeuw 59 zoenakten aangetroffen. Strafbedevaarten en zelfs meervoudige strafbedevaarten behoorden tot de zwaarste straffen en werden vaak bij H. Bloed te Boxtel en Hoogstraten doodslag opgelegd. Bekende bedevaartplaatsen die genoemd worden, De verering van het Heilig Bloed te Boxtel stamt al uit 1380, toen de zijn Rome (graven van St. Pieter en St. Paulus), Santiago de Compostela onhandige priester Eligius Aecker in de parochiekerk tijdens het opdragen (St. Jakob), Wilsnack in Brandenburg (H. Bloed) en Keulen (H.H. van de mis een kelk gevuld met witte miswijn omstootte. De wijn kleurde donkerrood op het corporale (waarop kelk en Driekoningen).(2) ciborie werden geplaatst) en op het altaardoek, In de Noord-Brabantse archieven komen lijkend op het bloed van Christus. De priester zestiende-eeuwse zoenakten slechts sporadisch heeft de bloeddoeken nog proberen te wassen in voor.(3) Tilburg kent er ook enkele.(4) De oudste de rivier de Dommel of in een put, dat is uit de dateert uit 1509. Peter Pauwels werd gedaagd overlevering niet duidelijk; een onzekerheid die omdat hij in 1509 te Tilburg een 'manslach' of in de jaren twintig van deze eeuw blijkbaar de 'dootslach' had begaan op Embrecht Aert Smit. Tilburgse pelgrims nog parten speelde. Een De vrienden en bloedverwanten van Embrecht groep nam het water uit de Dommel, en een waren aanklager. De straf werd bepaald: Peter andere groep gebruikte het water uit de put bij de Pauwels moest 'in sijn lende cleder blootshoefs' molen als geneeskrachtige bron. in de kerk van Tilburg verschijnen 'ende vallen Tijdens de Hervorming werden ter aerden op sijn knijen ende bidden god van hemelrijck ende den vrienden vergiffenisse van Op eerste Pinksterdag 1951 vierde de broederschap van de R.K. Werkliedenprocessie d e b l o e d d o e k e n u i t van Tilburg en omstreken naar Scherpenheuvel haar vijftigjarig bestaan. Vanaf de veiligheidsoverweging uit de sijne misdaet' smeken. Dat was blijkbaar nog St. Annakerk aan de Capucijnenstraat gingen de leden van het feestcomité, het hoofdbestuur en de broedermeesters in optocht naar het kerkhof aan de Bredaseweg p a r o c h i e k e r k v a n B o x t e l niet voldoende. Na deze vernedering werd hem om daar kransen te leggen op de graven van de oprichters. (Coll. Archief verwijderd. Ze zijn uiteindelijk een boetebedevaart opgelegd naar Rome, waar Werkliedenprocessie, RHC Tilburg). terechtgekomen in de St. hij de St. Petrus- en Pauluskerk moest bezoeken Catharinakerk te Hoogstraten, en waar hij vijftien keer de trappen zou moeten 'op cruijpen'. Vervolgens zou de 'misdadige ter eeren gods ende der sielen waar ook Tilburgse pelgrims naartoe gingen. Slechts een der doeken, de te laeffenis een bedevaert gaen te Coelen voer die heylige drie Conningen', 'Corporaaldoek' is in 1924 teruggekeerd naar Boxtel.(14) In mei 1880 dus naar de kerk van de H.H. Driekoningen te Keulen. Binnen een jaar gingen meer dan 1.500 personen uit Tilburg en omgeving met de Grand moest hij van beide bedevaarten terug zijn, met bewijs.(5) Een tweede Central Belge ter bedevaart naar Hoogstraten om daar de viering van het Tilburgs voorbeeld dateert van 1540. Het betreft eveneens een geval van vijfde eeuwfeest van de miraculeuze doek van het H. Bloed bij te doodslag, waarbij de dader een boetebedevaart werd opgelegd naar wonen.(15) 'theylich bloet tot Boxtel'. Hij werd bovendien vier jaar uit Tilburg Bedevaarten van Tilburg naar Boxtel worden al vroeg in de archieven verbannen.(6) Bedevaarten naar verre moeilijk bereikbare oorden waren destijds genoemd. Hierboven zagen we dat er al in 1540 een boetebedevaart naar bijzonder zware ondernemingen. In de vijftiende en zestiende eeuw Boxtel was opgelegd. Eind zestiende begin zeventiende eeuw heersten er werden zelfs weddenschappen met de pelgrims afgesloten op het al dan in Tilburg diverse pestepidemieën. Nabestaanden of familie van de niet volbrengen van zo'n vrijwillig ondernomen bedevaart. Zo'n overledenen ondernamen in 1602, 1625, 1626 en 1628 bedevaarten naar weddenschap werd dan wel in een notariële of gerechtelijke akte Boxtel en in 1587 naar Chaam (St. Antonius Abt, een pestheilige) uit vastgelegd. Voorbeelden hiervan zijn bekend uit Utrecht, 's- dankbaarheid dat zij de ziekte hadden overleefd.(16) Hertogenbosch en Tilburg. In een Tilburgse akte van 3 februari 1566 verklaart Joost Willems van der Vloet uit Casteren bij Hogeloon, op De 'Broederschap van het H. Bloed Onzes Heeren Jezus Christus en der verzoek van Mr. Hubert Cornelissen, dat deze met hem in Rome naar het Processie van Tilburg naar Boxtel' werd op 23 april 1887 officieel in de graf van St. Pieter is geweest. Met deze verklaring werd de weddenschap parochie het Goirke opgericht. Tilburg organiseerde in dat jaar de eerste gewonnen en ontving de pelgrim het beloofde geldbedrag, wat ter processie naar Boxtel sinds het herstel van de kerkelijke hiërarchie in bekostiging van de bedevaart natuurlijk zeer welkom was. Een Nederland in 1853. Daardoor is er in Boxtel weer een bloeiende vastgelegde weddenschap kennen we uit een akte van 28 Bamis 1589. Jan bedevaartplaats ontstaan.(17)

Reeds vóór 1700 trokken groepen Tilburgse pelgrims ter bedevaart naar Handel en Kevelaer. Pas vanaf 1737 is er sprake van een georganiseerde jaarlijkse bedetocht naar Kevelaer. Die processie liep dan voor een gedeelte via Handel. Men houdt dit jaar nog steeds aan als stichtingsjaar van de 'Broederschap van O.L. Vrouw en de Bedevaart van Tilburg naar Handel en Kevelaer'.(19) Er zijn vele geregistreerde wonderen die op voorspraak van O.L. Vrouw van Handel zijn geschied. Van een drietal Tilburgers zijn van de verkregen gunsten nog getuigenissen of authentieke stukken bewaard, en wel uit 1720, 1898 en 1919. Bartholomeus Luyten, sinds 1718 rector van de kapel van Handel, bericht over een van de gevallen: 'Gertrudis Cornelisse van Haeren uit Tilburg, kwam in het jaar 1720 daags voor O.L.V. Hemelvaart te Handel. Deze vrouw was sedert tien jaren lam, lag veeltijds te bed en kon nauwelijks met krukken gaan. Omtrent middernacht geneest zij, zoodat zij zonder krukken gaan kon, doch niet ver, vermits zij zeer zwak was van gestel. Uit dankbaarheid bracht zij de krukken aan O.L.V. ten offer'.(20) Enige jaren na de eerste wonderbaarlijke genezing van een Tilburgse, werd op 13 augustus 1737, de eerste georganiseerde bedevaart naar Kevelaer ondernomen. Een jaar later, tegen het eind van 1738, werd Europa door de 'droevige pestilentiaale en besmettelijke siekte', de Aziatische pest geteisterd. Men vermoedde dat de besmetting vanuit Hongarije en omliggende landen in het zuidoosten van Europa hier te lande werd overgebracht door 'bedelaars, lantloopers en insonderheyt de packdragende jooden, mannen en vrouwen, haar geneerende met het coopen en vercoopen van oude cleederen en vodden'. De Staten-Generaal vaardigden in dat jaar een plakkaat uit waarbij deze lieden met geseling en brandmerk werden bedreigd; in onze ogen een uiting van sociale discriminatie. De Tilburgse katholieken wilden een bedevaart naar Kevelaer ondernemen om O.L. Vrouw aldaar te vereren als de 'Salus infirmorum', de 'Behoudenis der kranken'. Maar de aanhangers van de reformatie trachtten dit te voorkomen. Wat was het geval? Een viertal Tilburgers hield een collecte om de tocht naar Kevelaer te kunnen bekostigen, maar dat werd door het protestantse dorpsbestuur onmogelijk gemaakt. De dorpsbestuurders beriepen zich op een negentig jaar oud plakkaat uit 1649, waarin het verboden was geld in te zamelen voor het houden van dergelijke processies. Christoffel Vincken, een van de broedermeesters van de processie naar Kevelaer, Adriaan Horsten, Adriaen Bernards, Jan Cornelis Mutsaers en Stans van Beurden werden ervoor vervolgd en in voorarrest vier maanden lang 'in armoede en koude gevangen gehouden en aan hunne huisgezinnen ontrukt, voor een misdrijf, dat niet bestaan heeft'. Er was blijkbaar meer aan de hand geweest. Een anonieme dreigbrief aan het adres van drossaard Pieter van den Hoven deed de kwestie bij de Staten-Generaal belanden. Vijf collectanten kregen

De heden ten dagen nog actieve 'Tilburgsche Broederschap O.L. Vrouw van Kevelaer' beschikt over een klein archief vanaf 1847 en over enige tientallen negentiende- en twintigste-eeuwse historische objecten zoals een houten staakmadonna, zilveren kroon-staakmadonna's, zilveren stafbekroningen, vaandels, medailles enzovoorts. Daarbij zijn ook de gedrukte statuten van de 'Onze Lieve Vrouwe Broederschap der jaarlijksche Bedevaart van Tilburg en onderhoorige plaatsen naar de heilige stede van Kevelaar en Handel', op 20 oktober 1847 vastgesteld door de bisschop van Den Bosch, mgr. H. den Dubbelden. De broederschap, vallend onder de parochie van St. Dionisius ('t Heike), houdt 1737 als jaar van oprichting aan.(22) Aanvankelijk stond de broederschap onder leiding van een leek. De eerste 'deken', in 1739 genoemd, was brouwer en herbergier Justien de Rooij, woonachtig op de Heuvel.(23) Tot 1895 werd het bestuur gevormd door leken: een opperregent, bijgestaan door broedermeesters en commissarissen. De laatste opperregent was H. van den Abeelen. Na 1895 was steeds de pastoor van de parochie 't Heike 'directeur'. Pastoor mgr. J.P. van Gennip was de eerste. De voetprocessie duurde vijf dagen; de haltes en bidstonden waren precies bepaald: in Handel blijft men overnachten, de volgende dag bereikt men Kevelaer, en op 15 augustus blijft men de gehele dag daar. De volgende morgen begint men de terugreis na de H. Mis. Weldra zou de groep groter worden en gingen er ook huifkarren mee voor het vervoer van proviand en reservekleding. Erg vermoeide pelgrims konden de tocht gedeeltelijk rijdend als zogenaamde 'halve vracht' meemaken.(24) Maar er werd voor de oorlog ook massaal per trein naar Kevelaer gereisd. Het archief van de broederschap bevat nog een naamlijst van personen uit Tilburg en omgeving die zouden deelnemen aan de bedevaart Tilburg-Handel-Kevelaar op 15 en 16 augustus 1922. Op deze lijst staan 1117 namen vermeld. De burgemeester van Tilburg verklaart dat voorzover hem bekend 'de op deze lijsten onder de nummers 1 tot en met 1117 voorkomende personen, allen Nederlanders zijn'. Blijkbaar speelde deze lijst een rol bij de snelle afwikkeling van de douaneformaliteiten.(25) In het begin van deze eeuw ging een kleine groep onder leiding van H. de Leeuw en later van P. Hosli, per fiets naar Kevelaer. In 1909 werd de 'Rijwielprocessie' als afdeling van de broederschap kerkelijk goedgekeurd. Het aantal leden bedroeg toen dertig, en vijftig jaar later in 1959, ruim tweehonderd. Vanaf 1939 stond de rijwielbedevaart, sinds 1959 'Koninklijk Erkende Rijwielbedevaart Tilburg Handel Kevelaer' genoemd, los van de broederschap.(26) Door oorlogsomstandigheden kon de rijwielbedevaart, onder bezielende leiding van Jac. van Ham, niet meer naar Kevelaer. Er werd in september 1940 bijvoorbeeld uitgeweken naar de kerk van de paters van de H. Familie te Nieuwkerk onder Goirle en later naar de H. Eik te Oirschot.(27) In 1962 werd het 225-jarig bestaan gevierd met een grote bedevaart, te voet, met de fiets en met de bus.(28) De laatste voettocht vond in 1966 plaats. De broederschap en de jaarlijkse bedevaart bestaan nog steeds. Het is nu een busbedevaart geworden. O.L. Vrouw van Scherpenheuvel Reeds vanaf de dertiende eeuw was het Belgische Scherpenheuvel, gelegen aan de weg tussen Diest en Aarschot, een geliefd bedevaartsoord. Genezing van allerlei kwalen werd gevonden bij een heilige eik nabij een waterbron. In de vijftiende eeuw is er een Mariabeeld in geplaatst dat door roof verdween en in 1587 vervangen werd door een tweede beeld. De aartshertogen Albertus van Oostenrijk en Isabella van Castilië lieten er in 1603 een kapel bouwen en maakten in 1609 een begin met de bouw van de huidige basiliek.(29) Vanuit Tilburg gingen er vele pelgrims in het verre verleden individueel naar de Lieve Vrouw van Scherpenheuvel. Rond het midden van de vorige eeuw schijnt er sprake te zijn van bedevaarten in groepsverband. Op initiatief van Lauke Lemmens (1841-1918) uit Tilburg ontstond er in 1865 een groep werklieden die jaarlijks met pinksteren naar Scherpenheuvel ging. In 1874 is de kerkelijk, door bisschop J. Zwijsen van 'sHertogenbosch, goedgekeurde bedevaart van de parochie Heikant naar Scherpenheuvel opgericht. Acht jaar later ondernamen H. (Baord) Vaes en M. (Tinus) Raaymakers in navolging van hun vriend L. Lemmens een bedevaart naar Scherpenheuvel. In 1882 ontstond uit dit initiatief de 'O.L. Vrouwe Broederschap der jaarlijksche Bedevaart van Tilburg en zich aansluitende plaatsen naar O.L. Vrouw van Scherpenheuvel', die kerkelijk was opgericht in de parochiekerk van O.L. Vrouw Onbevlekte Ontvangenis (Heikant), zoals de conceptstatuten van dat jaar vermelden.(30) De definitieve kerkelijke goedkeuring liet echter lang op zich wachten. De bedevaarten werden aanvankelijk vergezeld door een pater kapucijn. Na de vorming van de nieuwe parochie St. Anna, beloofde pastoor Bernardus Janssens zijn medewerking te verlenen aan de kerkelijke goedkeuring van de statuten. Dat gebeurde pas in 1901 door de bisschop van 'sHertogenbosch, mgr. W. van de Ven. Pastoor Janssens werd de eerste directeur van de 'Broederschap van de R.K. Werkliedenprocessie van Tilburg en omstreken naar O.L.Vr. van Scherpenheuvel'. In 1910 bestaan er twee Tilburgse broederschappen naar Scherpenheuvel: die van de parochies St. Anna en Heikant (met 1400 leden).(31) Oorspronkelijk gingen de meeste pelgrims de zaterdag voor Pinksteren te voet, maar in latere tijd maakte men ook wel gebruik van de trein. Men liep dan van Tilburg naar Turnhout, waar zich een pater kapucijn uit Meerseldreef bij hen voegde, ging per trein verder naar Aerschot, vanwaar weer lopend, biddend en zingend naar Scherpenheuvel werd gegaan. Later ging men met de stoomtram en in 1927 voor het eerst met drie bussen.(32) De inmiddels in 1922 opgerichte 'Rijwielprocessie' was de tweede onderafdeling van de broederschap. De zangers 'St. Gregorius' vormden sinds 1893 de eerste onderafdeling.(33) De leden van de rijwielprocessie hadden een blauw uniform en opvallende blauwe uniformpetten en baretten met gele band met opschrift 'Tilburg-Scherpenheuvel'. Zij werden daarom ook wel 'blauwklakken of blauwrijders' genoemd. Het aantal deelnemers liep uiteen van 150 tot 200.(34) 1927 was een bijzonder jaar in de historie van de bedevaart. Toen werd de 'Tilburgse Kaarskens Processie naar O.L. Vrouw van Scherpenheuvel' opgericht. Tijdens beide wereldoorlogen was het moeilijk de Belgische grens te passeren. In de periode 1914/1918 werd zelfs uitgeweken naar het bedevaartsoord te Elshout. In de Tweede Wereldoorlog werden er helemaal geen bedevaarten meer gehouden. Pas in 1946 kon de traditie hersteld worden. Op 22 april 1950 is een derde broederschap onder de naam 'Kaarskensprocessie van Tilburg en Omstreken naar Scherpenheuvel' als officiële bedevaart door mgr. W. Mutsaerts, bisschop van 'sHertogenbosch, kerkelijk erkend en in de parochie Fatima gevestigd.(35) In 1965 was het eeuwfeest (de bedevaart van Lemmens in 1865 werd als beginjaar gehanteerd) van de sindsdien zich noemende 'Aartsbroederschap van de R.K. Werkliedenprocessie van Tilburg en omstreken naar O.L.

Vrouw van Scherpenheuvel' nog een ongekend hoogtepunt. Beliep het aantal leden begin jaren vijftig nog ruim 1200 personen, eind jaren zestig is dit aantal zodanig geslonken, dat het bestuur in 1974 besloot de georganiseerde werkliedenbedevaart te beëindigen. Een jaar later werd de vereniging opgeheven, evenals de rijwielprocessie, die het ook als bromfietsprocessie niet zou halen.(36) Daarmee waren de georganiseerde bedevaarten vanuit Tilburg en omgeving naar Scherpenheuvel echter nog lang niet uit de tijd. In 1997 ging de 'kaarskensprocessie', nu per bus, voor de 123e keer!(37)

St. Cornelius te Esbeek De heilige Cornelius (paus van 251 tot 253), patroon van het hoornvee, ook wel een boerenheilige genoemd, wordt sinds 1898 in Esbeek vereerd. Op zijn voorspraak zouden ook zieken genezen van 'stuipen, vallende ziekten, beroerte en ander zenuwlijden'. Pastoor L. Jurgens plaatste een beeld van de H. Cornelius in de parochiekerk. Hij kwam ook in het bezit van enige relikwieën in de vorm van een stukje gebeente van de heilige. De bedevaart naar Esbeek ontstond spontaan. Zijn opvolger, pastoor Van Dijk, richtte op 8 september 1901 de 'Broederschap van den H. Cornelius paus en martelaar' op. Dat de vereerders van St. Cornelius vooral uit Tilburg afkomstig waren, vindt zijn oorsprong in het feit dat sinds de afscheiding Bloeiperiode In de eerste helft van deze eeuw werden vele georganiseerde bedevaarten van de parochie van Hilvarenbeek in datzelfde jaar, de bediening van de gehouden. Voor 15 tot 30 cent per jaar kon men rond 1910 lid worden van Esbeekse parochie van de H. Adrianus (een van de martelaren van Gorcum, die in het dorp was geboren) achtereenvolgens door vier uit Tilburg afkomstige pastoors geschiedde. In de jaren dertig werden jaarlijks op 16 september honderden Tilburgse pelgrims met de 'lange Goolse tram' naar Esbeek vervoerd. Tussen Hilvarenbeek en Esbeek stopte de tram omstreeks zeven uur in de ochtend. In processie liep men dan naar het rustaltaar op het schoolplein naast de kerk. De pelgrims kwamen overigens ook voor de gezelligheid en de sociale contacten. In de bedevaartweek van 'Sint Knillis' was er een soort kermis: er stonden vele kramen, onder andere met snoep en vis. De St. Corneliusbroederschap werd in 1972, nadat ze een kwijnend bestaan had geleden weliswaar opgeheven, maar in de bedevaartsweek, van zondag voor tot en met Zondag na 16 september, komen er nog steeds vele honderden pelgrims naar deze bedevaartplaats.(40)

een broederschap die onder leiding stond van een pastoor of kapelaan in een bepaalde parochie. Tilburg telde in 1910 ongeveer 51.000 inwoners, waarvan er toch vele duizenden lid moeten zijn geweest van zo'n broederschap. Zo waren er in die tijd bedevaartbroederschappen die onder andere naar het H. Bloed in Boxtel, Den Briel (Martelaren van Gorcum), O.L. Vrouw van Scherpenheuvel, Handel en Kevelaer, Hakendover en naar O.L. Vrouw in 't Zand te Roermond gingen. De parochies Heuvel, Goirke en Noordhoek waren in het begin van de eeuw de enige die geen bedevaartbroederschappen hadden, wel genootschappen als sacramentsvereniging. Tilburgers bezochten in deze eeuw nog vele andere, hier niet verder uitvoerig te bespreken, bedevaartplaatsen zoals bijvoorbeeld Amsterdam (Stille Omgang), H. Cornelius te Bokhoven, H. Anthonius te Chaam, H. Markoen te Dorst, H. Blasius te Engelen, H. Anna te Koolwijk (Herpen), H. Gerlachus te Houthem (1910) H. Theresia te Waspik-Boven (sinds 1928), O.L. Vrouw ter Eik te Meerveldhoven, O.L. Vrouw H. Eik te Oirschot, O.L.V. ter Linde te Uden, enzovoort.(38) St. Job in Enschot De verering van St. Job stamt uit de veertiende eeuw, toen de Zuidelijke Nederlanden werden getroffen door pestepidemieën. De St. Job-verering in de schuurkerk van Enschot wordt pas in 1767 voor het eerst vermeld. De oudste vermeldingen die in het parochiearchief worden gevonden, staan op een lijst met opbrengsten van offers ter gelegenheid van St. Job in de periode 1860 tot en met 1890. Coppens schrijft in 1843 over Enschot: 'De H. oudvader Job wordt hier door de inwoners en door de katholijken der bijgelegene plaatsen bijzonderlijk geëerd'. In onze tijd wordt St. Job aangeroepen tegen zweren en andere huidziekten, waartegen indertijd gewijd Jobswater te krijgen was. In de Enschotse St. Caeciliakerk staat sinds 1870 een beeld van St. Job met een scherf in de hand: 'het enige wat hij had om zich te krabben'. Ook hangt hier nog een achttiende-eeuws schilderij van Job.

Goddelijke Zaligmaker te Hakendover Op 19 november 1904 werd er in de parochie O.L. Vrouw Onbevlekt Ontvangen (Heikant) de 'Broederschap van den Goddelijke Zaligmaker' opgericht, die zich ten doel stelde bedevaarten te organiseren naar het Belgische dorpje Hakendover, gelegen op ca. 20 km van Leuven op de weg van Tienen naar SintTruiden. Op paasmaandag trekken jaarlijks duizenden pelgrims naar Hakendover. Ze putten er water uit de 'heilige' bron, kopen er twijgjes van de (originele?) bloeiende haagdoorn (waarnaar de plaats Hakendover is genoemd) en nemen er 'heilige' grond mee die ze in de stal zullen strooien tegen de muizen. Het hoogtepunt van de bedevaart is de zogenaamde paardenommegang, waarbij honderden ruiters driemaal rond het op een heuvel opgestelde altaar draven, dwars door de akkers met opwassende halmen. Nergens schiet het graan achteraf zo welig op als in de platgetrapte velden, die dertien dagen later, zo willen de verhalen, weer welig groen tieren. Bekend is ook de bedetocht 'de grote dertien', dertien dagen na Driekoningen in de nacht van 16 op 17 januari, wanneer men zich dertienmaal biddend heen en weer begeeft tussen de St. Salvatorkerk te Hakendover en het veertiende-eeuwse kapelletje van O.L. Vrouw ten Steen te Grimde in dezelfde gemeente. Dit ter ere van de Goddelijke Zaligmaker die volgens de legende als dertiende werkman aan de bouw van de kerk zou hebben meegeholpen. Hakendover is dé bedevaartplaats, ook wel de 'paardenbedevaart', van de agrarische bevolking. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de Tilburgse broederschap (na die van Breda de oudste in Noord-Brabant) juist in de nog agrarische parochie Heikant is ontstaan. In 1910 telde deze broederschap, die onder leiding stond van de kapelaan van de parochie, al zo'n 1200 leden.(41) De zestigste bedevaart vanuit Tilburg naar Hakendover was een bijzondere. Zes jongemannen, Dré Versteijnen, Tinus van Rijswijk, Harrie van Mensfoort, Noud van Vught, Ad Vromans en Tinus van Loon, ondernamen in maart 1964 de bedevaart te paard, een tocht van ongeveer

Vanaf het begin van deze eeuw trokken vele tienduizenden Tilburgers op 10 mei te voet naar Enschot. In 1939 werd het aantal uit Ti l b u rg a f k o m s t i g e bedevaartgangers geschat op 20.000 tot 25.000 personen. Bekend was het van oorsprong Vlaamse bedevaartsliedje dat op heen- en terugweg gezongen werd: En dan gaan we naar St. Job / Op eenen ezel, op eenen ezel En dan gaan we naar St. Job / Op eenen ezel zonder kop! En dan komen we weer terug / Op eenen ezel, op eenen ezel En dan komen we weer terug / Op eenen ezel zonder rug. Er waren geen uitbundige processies en er was ook geen sprake van georganiseerde bedevaarten door broederschappen. De Tilburgse bedevaartgangers kwamen in groepjes via de Enschotsebaan. Onderweg maakten zij van wilgenhout een St. Jobsstok. Rond de Enschotse kerk stonden verschillende kraampjes met vis en kaneelstokken, en ooit zijn er flesjes Sint-Jobswater verkocht. In 1913 verpachtte de gemeente 32 kraampjes bij de kerk. 23 ondernemers waren afkomstig uit Tilburg. Traditioneel is het kopen van een bundeltje scharren die destijds aan de St. Jobsstok werden gebonden en over de schouder werden gedragen om deze thuis op te eten. De terugreis ging dan via de Bosscheweg. Nog steeds wordt op de eerste zondag van het octaaf (10 tot en met 17 mei) de bedevaart naar St. Job georganiseerd. Sinds 1991 maakt de Stichting St. Job te BerkelEnschot zich sterk om de bedevaart weer nieuw leven in te blazen, en niet zonder succes.(39)

240 km. De kosten die die tocht met zich meebrachten werden bestreden uit de opbrengst van het eendaags rikconcours dat gehouden werd in het café Van Hommelen aan het Lijnsheike.(42) De H. Martelaren van Gorcum te Den Briel Tijdens de Tachtigjarige Oorlog werden negentien geestelijken omwille van hun standvastigheid in het geloof, na zware martelingen op 9 juli 1572 ter dood gebracht. Onder hen waren twee Brabanders uit de omgeving van Tilburg: Joannis van Oosterwijk en Adrianus van Hilvarenbeek.(43) In de loop der jaren raakten zij in vergetelheid totdat in 1615 tijdens het Twaalfjarig Bestand na enig zoeken hun stoffelijke resten werden gevonden en uit piëteit werden meegenomen naar de Zuidelijke Nederlanden, waar ze met eerbied zouden worden vereerd. In 1675 werden zij zalig verklaard. De heiligverklaring volgde in 1867. Ze kregen bekendheid onder de naam 'Martelaren van Gorcum'. Hun relikwieën werden in 1937 overgebracht naar de 100 jaar oude r.-k. kerk aan de Haarstraat en later naar de kerk in de Wijnkoperstraat te Den Briel.(44) De 'Broederschap Bedevaart van Tilburg en omstreken naar Brielle ter vereering van de H.H. Martelaren van Gorkum' stond in 1910 onder directie van pastoor J.P. van den Heuvel van de in 1901 gestichte parochie van de H. Martelaren van Gorcum (Besterd). Deze bedevaart werd sinds


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.