
6 minute read
Bosbouw door de eeuwen heen: van houtfabriek tot klimaatheld
Wie vandaag door een Vlaams bos wandelt, beseft nauwelijks hoeveel geschiedenis en beheer er onder onze voeten ligt. De bossen zoals wij ze vandaag kennen, zijn het resultaat van eeuwen van menselijk ingrijpen. Ze vertellen een verhaal van exploitatie, vernieling, herstel en herwaardering. Van het kappen van oerbossen voor akkerland tot de hedendaagse visie op multifunctioneel bosbeheer: het Vlaamse bos veranderde op de hartslag van onze samenleving.
Oerakkers en hongerige varkens
Bij veel mensen leeft de gedachte dat bossen vroeger natuurlijk waren en dat daar pas in de moderne tijd verandering in kwam. Het tegendeel is waar. Al vanaf de nieuwe steentijd (5300 v.C.) kapte de mens grote stukken bos om landbouw mogelijk te maken. In de middeleeuwen rooiden we bossen systematisch voor akkerbouw en veeteelt om de groeiende bevolking te voeden. Wat ons nog aan bos restte, gebruikten we intensief. We joegen er, sprokkelden brandhout, wonnen hout en lieten onze varkens van de eikels snoepen. De dorpen lagen middenin of net langs de bossen en konden niet zonder deze levensnoodzakelijke hulpbron.
Brecht Demasure van het Centrum Agrarische Geschiedenis verwoordt het treffend: “Bossen werden vooral als functioneel gezien. Pas vanaf 1970 kwam er aandacht voor de ecologische waarde. Van recreatie was er zelfs nog geen sprake voor de jaren zestig.”
Een oud gebruik dat lang standhield, was het zogenaamde mastbos: varkens mochten in het najaar het bos in om eikels te eten. In sommige gemeenten bestond zelfs een vast gebruiksrecht voor deze praktijk. De schepenen bepaalden wanneer het mastseizoen begon. Wie zijn varkens te vroeg losliet, riskeerde een boete, want men wilde overbegrazing voorkomen.
Bomen planten op de woeste gronden
Pas in de negentiende eeuw begon men op grote schaal bossen aan te planten. In Vlaanderen vormde de nood aan mijnhout de motor voor deze bebossingsgolf. De zanderige, onvruchtbare heide, ook wel bekend als de woeste gronden, leende zich prima voor de aanplant van grove en later Corsicaanse dennen. Men plantte de bomen in rechte rijen, dicht op elkaar, tot wel 18.000 boompjes per hectare. Dit maakte dat ze lange, rechte stammen vormden.
Interessant is de geschiedenis van de Rovertsche Heide in de Antwerpse Noorderkempen en Nederland. Daar ontgon men begin twintigste eeuw een compleet heidegebied met de hand. De arbeiders ploegden de grond tot 45 cm diep, groeven greppels en plantten singels van berken rond de percelen om brandoverslag te vermijden. Deze singels zie je nu nog in het landschap, als zaadbron voor natuurlijke verjonging. Het werk was stoffig, zwaar en eindeloos. Een oud-arbeider vertelde ooit dat ze na de middag verplicht werden om een emmer water te drinken om uitdroging tegen te gaan.
Sober en pragmatisch
In de eerste helft van de twintigste eeuw groeide het inzicht dat bodemuitputting door monoculturen problematisch was. Toch bleven productiebossen met naaldhout de norm. Ecologie stond slechts in de kantlijn. Enkele bosbeheerders experimenteerden wel met menging of zaaiden eerst stikstofbindende gewassen zoals lupine om de bodem voor te bereiden op een bosaanplant. Handleidingen onderstreepten het belang van humus. Adviezen zoals ‘laat het bladhout liggen ter bescherming van jonge aanplant tegen wildvraat’ of ‘verwijder geen wortelstronken uit kale plekken, want ze beschermen tegen erosie’ tonen aan dat de praktijkkennis soms zijn tijd vooruit was.
Sommige aanbevelingen doen vandaag glimlachen. Zo werd er geadviseerd om een ‘wal van snoeisel’ te leggen tegen konijnen of om dennenappels te koken voor de hars. Men mengde die hars op kamertemperatuur met bijenwas tot pleisters voor mensen en dieren. Bosbeheer was toen een ambacht met een kruiding van volksgeneeskunde.
Oorlog, mijnen en populieren
De beide wereldoorlogen hakten letterlijk in op de Vlaamse bossen. Bomen sneuvelden voor loopgraven, barakken of om strategische redenen. In sommige streken werd tot 60% van het bosbestand gekapt of vernietigd. De opkomst van de mijnindustrie in Limburg eiste tonnen stuthout, al kwam dat steeds vaker vanuit naaldbossen die daar speciaal voor waren aangeplant. Populier werd populair. Deze snelgroeiende soort leverde sinds de jaren dertig lucifers, meubels en fineer. De luciferindustrie bloeide op basis van lokaal populierenhout. In sommige dorpen klonken de populieren bijna als klokken: bij wind zwollen de bladeren aan tot een geritsel dat menig veldwerker vergezelde.
Bosdecreet luidt verandering in
Het Bosdecreet van 1990 markeert het begin van een moderne kijk op bosbeheer in Vlaanderen. Het gaf bos bescherming en erkende zijn multifunctionele waarde: natuur, houtproductie en recreatie. ‘Waters en Bossen’ professionaliseerde haar aanpak. Men verplichte de opmaak van beheerplannen, voorzag subsidies en zette in op duurzaam bosbeheer.
Voor het eerst keek men niet alleen naar houtvolume, maar ook naar fauna, flora en beleving voor de mens. Een pad was niet langer enkel een ruimingsweg voor houttransport, maar ook een wandelroute met infoborden. We herbeplantten niet meer elke open plek in het bos, maar erkenden de ecologische waarde voor vlinders, reptielen en vogels.
De stille revolutie van De Bosgroepen
Echt baanbrekend voor het private bosbeheer was de oprichting van De Bosgroepen in 1999. Met onze respectvolle aanpak wonnen we al vlug het vertrouwen van heel wat boseigenaars. Met gratis advies, gezamenlijke beheerplannen en houtverkopen ondersteunen we duizenden kleine en grotere boseigenaars om hun vaak verwaarloosde bossen terug in beheer te nemen.
Een Bosgroepmedewerker vertelde ooit dat een boseigenaar de inkomsten van de houtverkoop terugstortte naar de Bosgroep. De eigenaar dacht dat het om een vergissing ging, omdat hij niet wist dat je met bossen geld kan verdienen.
Naar sterke bossen vol leven
Ondertussen worden we steeds meer geconfronteerd met de gevolgen van de klimaatverandering, het aandachtspunt bij uitstek van het bosbeheer anno 2025. We moeten onze bossen wapenen tegen extreme weersomstandigheden. Grote kaalkappen zijn uit den boze. Bossen dienen gesloten te blijven om het microklimaat zoveel mogelijk te behouden. Dood hout blijft liggen als habitat. Homogene bossen maken plaats voor gemengde bossen. We experimenteren met nieuwe soorten en herkomsten die mogelijk klimaatrobuuster zijn. Ook een goede bosbodem krijgt steeds meer aandacht, om de vitaliteit van de bossen te verbeteren.

Bosbeheer was nooit neutraal. Elke generatie drukt haar stempel op het boslandschap. Vroeger was het de economische noodzaak die primeerde, nu is bosbeheer het resultaat van afgewogen beleid. Onze huidige bossen kwamen tot stand door generaties van bosbeheerders en reflecteren de veranderingen in maatschappelijke noden. Met de wetenschap dat deze noden in de toekomst mogelijk weer veranderen, is het belangrijk om zoveel mogelijk opties open te laten voor de toekomstige bosbeheerders.
Naar een artikel door Jan Seynaeve, Bosgroep Zuiderkempen