4 minute read

Klimaatbos in de praktijk: meer dan wat zuidelijke bomen toevoegen

We schreven eerder al over de nieuwste wetenschappelijke inzichten om onze bossen klimaatbestendig te maken. Het Agentschap voor Natuur en Bos gaf de KU Leuven opdracht om geschikte kandidaat-boomsoorten te onderzoeken. Maar hoe verloopt dat nu eigenlijk in de praktijk, en zijn zuidelijke soorten de ultieme oplossing?

Een Corsicaan die van droogte houdt

Bosgroepbestuurder Guy Coolens is eigenaar van zo’n 70 ha aan prachtig bos in Houthalen-Helchteren. “Net als de vroegere beheerders van dit domein, experimenteer ik hier en daar met klimaatbestendige bomen. In de jaren vijftig zijn hier Corsicaanse dennen aangeplant, die nog steeds de trots van het domein vormen.”

Corsicaanse den is goed bestand tegen droge, hete zomers. Logisch: hij komt uit de bergstreken van Corsica. In natte periodes krijgt hij het moeilijker, door de schimmel Dothistroma septosporum, die leidt tot de rodebandjesziekte. Dit verzwakt de bo- men en zorgt ervoor dat ze veel naalden verliezen, maar gewoonlijk komen ze hier wel door. Dat de Corsicaanse den lang kan meegaan in onze contreien, zien we op het domein van een ander Limburgs Bosgroeplid waar exemplaren met een respectabele leeftijd van 400 jaar nog steeds in blakende gezondheid verkeren.

Eiken uit het Zuiden

Er zijn ook zuidelijke loofbomen die veelbelovend zijn voor klimaatslim bosbeheer. De laatste jaren plantte Guy o.a. Hongaarse, Pyreneese, Turkse en Canarische eik. Soorten die in de studie van de KU Leuven naar voor kwamen als klimaatrobuust. Het is nog te vroeg voor algemene conclusies, maar we stellen vast dat de meeste boompjes hun eerste levensjaren bijzonder goed overleefden. Vooral de Hongaarse eik lijkt veelbelovend.

Let wel op: je mag dit niet zomaar overal doen. Er zijn regels om na te leven. In Vlaanderen geldt het “standstillprincipe”: de bestaande natuur mag niet achteruitgaan. Exoten mag je enkel planten waar al exoten stonden en naaldhout waar al naaldbomen stonden, en niet binnen het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN), al zijn uitzonderingen mogelijk zoals ook hier bij Guy werd toegestaan. Als opvolging van Corsicaanse den of fijnspar mag je in de meeste gevallen planten wat je wil.

Guy: “In samenwerking met de KU Leuven deed ik een proefaanplanting met Atlasceder en de Hongaarse eik. Ook de Atlasceder kwam uit de studie naar voor als interessante boom: het is een snelle groeier die goed constructiehout levert. Ondanks het droge voorjaar, zijn bijna alle boompjes goed vertrokken

Inheemse rotsen in de branding

Natuurlijk verliezen we onze inheemse bomen niet uit het oog. Uit de studie van de KU Leuven blijkt dat ook zij tegen een stootje kunnen. Ze hebben een breed verspreidingsgebied waar al heel wat variatie in het klimaat voorkomt. De zomereik is een van de taaiste. Ook de fladderiep, de grauwe abeel, de ratelpopulier, de zwarte els, de haagbeuk, de linde en een aantal wilgensoorten zullen we niet snel kwijtspelen.

Ook bij Guy deed de Bosgroep groepsaanplantingen volgens het KAPPLA-systeem. Guy: “We zien dat de inheemse soorten het goed doen. We zetten dus in op bestaande zekerheden, aangevuld met proeven met zuidelijke soorten.”

Opletten voor parasietzwammen

Enkel zuidelijke soorten toevoegen is geen zaligmakende oplossing. Experimenten uit de 19de eeuw leren ons dat exotische boomsoorten bijzonder vatbaar kunnen zijn voor aanvallen van agressieve zwammen. In zijn herkomstgebied leeft een boom nauw samen met tientallen boomspecifieke schimmels, die hem beschermen tegen parasieten. Hier ontbreken de meeste van die bondgenoten, waardoor agressieve schimmels zoals dennenvoetzwam en ganoderma’s vrij spel krijgen. Daardoor kunnen veel Amerikaanse eiken, christusdoorns, valse acacia’s, Japanse lorken en Douglassparren vroegtijdig ten ondergaan. Voorlopig ontsnappen de exotische soorten op het domein van Guy hier gelukkig aan.

Guy experimenteert ook met biologische afweermiddelen, zoals hier met trico op een jonge atlasceder. Trico maakt gebruik van schapenvet om reeën en ander wild op afstand te houden.Guy experimenteert ook met biologische afweermiddelen, zoals hier met trico op een jonge atlasceder. Trico maakt gebruik van schapenvet om reeën en ander wild op afstand te houden.

We weten ook dat ons toekomstig klimaat de kans op stormschade en bosbrand vergroot. Als bosbouwer kan je hierop inspelen door bosranden aan te leggen en boswegen goed open te houden zodat de brandweer indien nodig snel ter plaatse geraakt. Verder zijn gemengde bossen beter bestand tegen bosbranden dan monotone naaldbossen. Een slimme bosbeheerder gokt dus op meerdere paarden. Hoe diverser het bos, hoe beter!

Aanplanting van Quercus frainetto –Hongaarse eik. De soort kwam uit de KUL-studie naar voren als klimaatrobuust.

Met dank aan Guy Coolens voor de gastvrijheid, de kunde, en de passie voor bos!
This article is from: