SP 2013 42 (1)

Page 36

Door: Frederique Roeloffzen (sporter) met input van Marieke Bender (Sportpsycholoog)

Tips&Trucs AANDACHT!!

springers bij de laatste ronden. “Als we nu 2 punten meer scoren dan die ploeg, dan staan we 2de” of “Ik moet die 100 meter halen!”.

Het hebben van de juiste concentratie is van essentieel belang voor het neerzetten van een goede prestatie. De bewustwording van de verschillende vormen van afleidingen kan je helpen de juiste concentratie te realiseren. Om te begrijpen waar je door afgeleid wordt, maakt Marieke in haar praktijk veelal gebruik van de aandachtscirkels van Eberspächer (1990). Het onderstaande figuur beschrijft waar de sporter (springer voor ons) zijn/haar aandacht op kan richten voor, tijdens en na wedstrijden. Hoe verder je van de kern (cirkel I) verwijderd bent, des te lastiger is het om de focus terug te pakken en de wedstrijd naar jouw hand te zetten. De aandachtscirkels van Eberspächer (1990): 1. Ik en mijn taak (waarnemen, beslissen, uitvoering) 2. Directe afleidingen (temperatuur, collegae, omstandigheden) 3. Is – wat behoort te zijn 4. Winst / verlies 5. Consequenties van winst/verlies 6. Zinsvraag: wat doe ik hier? De eerste cirkel beschrijft de kern. Elke springer wil zich tijdens de wedstrijd puur bezig houden met de gestelde taak. Je bent bezig met waarnemen, het maken van beslissingen gebaseerd op deze waarneming en de uitvoering van de beslissingen, gericht op ‘Ik en mijn taak’. Alleen wanneer de sporter in de eerste cirkel zit, kan het gevoel van “flow” ervaren worden, waarbij de focus volledig en doelbewust is! Voor mij als sporter voelde het als bewust zijn in het hier en nu. Luisteren, voelen, ervaren en doen. Geen geluiden, stemmen of gedachten in het hoofd. In de tweede cirkel wordt de springer afgeleid door personen, geluiden en gebeurtenissen op en om de dropzone. Iedereen heeft echter last van andere afleidingen. Enkele voorbeelden: een sterke wind, het onsportieve gedrag van een mede wedstrijddeelnemer of het onduidelijk ontvangen van informatie van de wedstrijdleiding/organisator. Bij de derde cirkel gaat het om de vergelijking “is-behoort/te zijn”. Wanneer een springer in deze cirkel terecht is gekomen is zijn aandacht gericht op de vergelijking tussen hoe hij op dat moment presteert, en hoe hij weet dat hij kan presteren. De vergelijking tussen de trainingen en de wedstrijd. Hierbij spelen o.a. de (hoge) verwachtingen van zichzelf en van anderen een rol, die gebaseerd zijn op eerdere goede wedstrijd- en trainingsresultaten. Deze eigenschap heeft veelal een nadelig effect op het gevoel van tevredenheid en voldoening. Vaak uit dit zit in “Ver&%^$#f, tijdens trainingen vlieg ik nooit langzamer dan …..” of “…dit Block gaat ALTIJD goed, waarom nu niet!” Bij cirkel vier is de springer in zijn gedachten tijdens de wedstrijd al bezig met winst of verlies. De springer zit niet lekker in zijn spel en begint zich al enige zorgen te maken over de toekomst. Vaak zie je dit gedrag bij

estand Cirkel 1 Resultaat van toostert M da an Am : to Fo

36

In de vijfde cirkel is de springer nog verder verwijderd van de taak. Hij is bezig met de consequenties van winst of verlies. Bijvoorbeeld of hij zich nog wel kan plaatsen voor het komende WK of EK. Bij deze aandachtscirkel schuilt het gevaar dat het verliezen van een wedstrijd invloed heeft op hoe de springer over zichzelf als persoon denkt: “Als ik zo doorga ben ik echt het lachertje van de wedstrijd.” Wanneer een sporter met zijn aandacht in de zesde cirkel zit, dan is het bijna onmogelijk voor de springer om de wedstrijd nog naar zich toe te trekken. De springer houdt zich bezig met de vraag wat hij daar nu helemaal aan het doen is. Een enkele keer kunnen sporters die in de zesde cirkel komen alles van zich af laten vallen, zich ontspannen en dan uiteindelijk heel goed presteren. Goed, wat moet je dan? Dan weet je dat je in cirkel 3, 5 of 2 zit. Hoe kun je het verbeteren of moet je het überhaupt wel verbeteren? De bedoeling van de aandachtcirkels is dat je kunt nagaan waar jouw voornaamste afleidingen zitten voor, tijdens en na een wedstrijd. Des te eerder je je hiervan bewust bent, des te sneller je in kan grijpen en de controle weer terug kan pakken, zodat je de gewenste prestatie neer kan zetten. Een gehele wedstrijd in cirkel 1 zitten is moeilijk. Als ik terug kijk op mijn wedstrijd (WK 2012 Dubai) verloop heb ik vooral in het groene gedeelte van de cirkel gezeten. Bij mijn tweede Distance ronde zat ik duidelijk vanaf moment van 15 minuten call tot aan de landing in cirkel 4. De Distance sprong ervoor was goed en deze weercondities voor deze sprong zelfs beter. Nu MOET het gebeuren. Die 100 meter MOET er komen. Hoe zal ik me voelen als ik die 100 meter haal. Oh oh oh … als ik die 100 meter maar haal! Wat een teleurstellingen en zeg maar DAG met je handje tegen de 100 meter. Over geconcentreerd en afgeleid. Gelukkig werk ik al wat langer met Marieke, waardoor ik met het “verlies” beter om kan gaan en niet het zand waarop we landen een extra schop na geef als een klein ontevreden kind, maar als volwassen teleurgestelde dame. Voor de nieuwsgierigen onder ons, mijn wedstrijd verliep met de volgende bingo getallen: 2, 4, 1, 1, 2, 2, 1, 4 en afsluitend getal: 2. WIE? Ik stel aan u voor: Hans Eberspächer, een Duitse sportpsycholoog heeft de zogenaamde aandachtscirkels ontwikkeld. Deze 6 cirkels zeggen iets over het denken en het gewenste denkgedrag van een sporter en worden onder andere gebruikt door topcoaches zoals waterpolo coach Robin van Galen (Olympisch goud), Sportpsycholoog van Zweefvliegers, BMXrijders en nagenoeg alle Olympische Nagano Schaatsers Rico Schuijers en Sportpsychologe van enkele Olympische Beachvolleyballers en Canopy Piloten van Nederland Marieke Bender.

Freeq’s kopzorgen van cirkeltje 4 Foto: Frederique Roeloffzen

Frederique Foto: Cinthamet “haar”Sportpsych ologe Marie Roersma ke


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.
SP 2013 42 (1) by Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart (KNVvL) - Issuu