16 minute read

Korsakov

Patiënten met het syndroom van Korsakov Is er voor de fysiotherapeut een rol weggelegd?

In Nederland zijn er ongeveer 9.000 patiënten met het syndroom van Korsakov. De symptomen die bij dit syndroom horen hebben een grote impact op het leven van deze patiënten en hun omgeving. Denk aan het ervaren van problemen bij uitvoerende taken, aan apathie, een beperkt ziekte-inzicht en confabulaties. Over de mogelijke betrokkenheid van fysiotherapeuten bij deze patiëntengroep is nog weinig geschreven. In dit artikel wordt hier een eerste aanzet voor gedaan.

Tekst: Corine Knulst-Verlaan, Erik Oudman, Albert Postma en Jan Wijnia

Het syndroom van Korsakov is een restsyndroom dat gevonden wordt bij patiënten die een Wernicke Encefalopathie hebben doorgemaakt maar niet onmiddellijk een adequate behandeling met vitamine B1 hebben ontvangen.1 In de praktijk zijn dit vaak patiënten met een langdurige geschiedenis van alcoholmisbruik. Korsakov is een beschadiging aan het brein en leidt tot symptomen als geheugenverlies, moeite met uitvoerende taken, apathie, beperkt ziekte-inzicht en confabulaties. Een confabulatie is een overdreven, onwaar of gefantaseerd verhaal. De patiënt is er bij een confabulatie van overtuigd dat hij de waarheid spreekt.2 Hoewel het hebben van het syndroom van Korsakov niet direct leidt tot fysieke problemen, worden bij deze patiëntengroep vaak comorbiditeiten gezien zoals COPD (30%), cardiovasculaire aandoeningen (25%) en Diabetes Mellitus (16%).3,4 Naar verwachting wonen in Nederland zo’n 8.000 tot 10.000 patiënten met dit restsyndroom, waarvan ongeveer 1.350 patiënten zijn opgenomen in een van de gespecialiseerde woonvoorzieningen.2

Er zijn verschillende definities van het syndroom van Korsakov in omloop. Zo classificeert de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders

(DSM)-5 het als uitgebreide neurocognitieve stoornis door alcohol, het amnestisch-, confabulerende-type.5 Kopelman en collega’s omschrijven de volgende karakteristieken van het syndroom van Korsakov: ernstige geheugen- en functiestoornissen na een periode van intensief alcoholgebruik en thiaminetekort. Deze stoornissen zijn vastgesteld in een neuropsychologisch onderzoek na ten minste zes weken abstinentie.6 Naast de verschillende definities die in omloop zijn, wordt er ook gebruikgemaakt van paraplubegrippen als ‘alcohol-gerelateerde dementie’ en ‘alcohol-gerelateerd hersenletsel’.1

Hoewel het hebben van het syndroom van Korsakov niet per definitie leidt tot een indicatie voor fysiotherapie, worden in de Wernicke-fase van Korsakov vaak ernstige motorische problemen geobserveerd. Hierbij is vooral een sterk verminderde balans en een verhoogd valrisico opvallend. De reden van de motorische problemen is een ongecoördineerd verlopende beweging (ataxie) van met name de benen. De patiënt loopt als een ‘dronkenman’, ook als er geen alcohol meer in het spel is. In de acute fase zijn veel patiënten zelfs niet in staat om te lopen.4,6 Het zorgprogramma ‘Korsakov in het verpleeghuis’ uit 2007 omschrijft dat fysiotherapeuten betrokken kunnen zijn om patiënten met het syndroom van Korsakov te stimuleren tot activiteiten.7 Daarnaast zijn fysiotherapeuten betrokken bij bijvoorbeeld het beoordelen van de loopveiligheid en behandeling van klachten aan het bewegingsapparaat. Op dit moment is onbekend hoeveel patiënten met het syndroom van Korsakov worden behandeld in de eerstelijnsfysiotherapiepraktijk. In dit onderzoek brengen we een aantal aspecten van het fysiek functioneren bij patiënten met het syndroom van Korsakov in kaart. Deze gegevens geven richting aan het antwoord op de vraag of er bij deze patiënten een indicatie voor fysiotherapie is.

Methode

Participanten De doelpopulatie voor dit onderzoek zijn patiënten met het syndroom van Korsakov. Voor dit onderzoek is een gelegenheidssteekproef genomen. De deelnemers aan dit onderzoek zijn inwoners van Korsakovcentrum Slingedael (KCS) in Rotterdam. Voor alle bewoners geldt dat zij een neuropsychologisch onderzoek hebben gehad na ten minste zes weken van abstinentie waarbij ernstige geheugen- en uitvoerende functiestoornissen werden gevonden. De bewoners hebben ook een geschiedenis met alcoholisme en voedingstekorten (met name thiaminedeficiëntie), wat terug te vinden is in de medische dossiers van de deelnemers. Ten tijde van het onderzoek hebben de bewoners ten minste zes maanden geen alcohol meer gebruikt. De bewoners van KCS voldoen daarmee aan de DSM-5-definitie voor het syndroom van Korsakov en aan de karakteristieken die Kopelman et al. (2009) toeschrijven aan het syndroom van Korsakov.6

Studieontwerp Het betreft een cross-sectionele studie. Hierbij zijn op één moment twee fysiotherapeutische meetinstrumenten gebruikt, namelijk de Zes Minuten Wandel Test (6MWT) en de Performance-Oriented Mobility Assessment ofwel de test van Tinetti.8,9 De testen zijn afgenomen door de verschillende fysiotherapeuten van KCS en waren onderdeel van de reguliere fysiotherapeutische zorg.

Zes Minuten Wandel Test De Zes Minuten Wandel Test (6MWT) is een veelgebruikte test door fysiotherapeuten om de fysieke capaciteit van ouderen in kaart te brengen.8,10 Bij het afnemen van de 6MWT wordt de proefpersoon gevraagd om in zes minuten zo ver mogelijk te lopen. Om de 6MWT af te kunnen nemen moet de deelnemer een score van 3, 4 of 5 op de Functional Ambulant Categories halen.11,12 De uitkomst op de 6MWT betreft een score in meters. De 6MWT is een betrouwbaar en valide meetinstrument gebleken bij patiënten met de ziekte van Alzheimer.13,14 Helaas is de 6MWT nog niet gevalideerd voor patiënten met het syndroom van Korsakov. Voor de 6MWT zijn referentiewaarden beschikbaar die door een vergelijking voor iedere individuele deelnemer berekend kan worden.15 Een behaald 6MWTresultaat dat lager is dan deze 82% wordt als ongebruikelijk gezien.8,16 POMA De Performance-Oriented Mobility Assessment (POMA) is een fysiotherapeutisch meetinstrument dat het valrisico in kaart brengt.9 De test bestaat uit twee delen: een evenwichtsdeel en een gangevaluatie. Het resultaat is een uitkomst op een ordinale schaal waarbij een score tussen 0 en 28 behaald kan worden. Een score van meer dan 24 punten duidt op een laag valrisico, een score van 19-24 punten duidt op een verhoogd valrisico en een score van minder dan 19 punten duidt op een hoog valrisico. De betrouwbaarheid en validiteit van dit meetinstrument is nog niet onderzocht bij patiënten met het syndroom van Korsakov. Uit onderzoek bij patiënten met een CVA en patiënten met de ziekte van Parkinson is gebleken dat de POMA een betrouwbaar en valide meetinstrument is.17,18

Dataverzameling Op baseline zijn de volgende gegevens verzameld: geslacht, leeftijd, lengte en gewicht. Hiervoor zijn de medische dossiers van de deelnemers gebruikt. De overige gegevens voor het onderzoek zijn verzameld tijdens ‘de meetweek’. Gedurende deze week zijn de 6MWT en de POMA gebruikt om het fysiek functioneren van bewoners met het syndroom van Korsakov in kaart te brengen. Om deze testen af te nemen is gebruikgemaakt van een protocol. Dit zorgde ervoor dat alle deelnemers de test uitvoerden in gelijke omstandigheden. Zo werden voor alle deelnemers de metingen in dezelfde week afgenomen, in dezelfde ruimte en ontvingen de bewoners vergelijkbare aanmoediging van de fysiotherapeuten.

Data-analyse Van de behaalde resultaten op de 6MWT en de POMA zijn het gemiddelde en de standaarddeviatie bepaald. Voor de 6MWT zijn referentiewaarden bekend. Deze zijn gebaseerd op een groep gezonde proefpersonen tussen de 40 en 80 jaar.15 De referentiewaarden kunnen gebruikt worden om behaalde resultaten van de bewoners met Korsakov te vergelijken met de referentiewaarden van gezonde proefpersonen. Een gepaarde t-test is gebruikt om te toetsen of een eventueel verschil in de resultaten op de 6MWT en de referentiewaarden »

Foto: Rawpixel.com

statistisch significant is. Ook werd een t-test gebruikt om het verschil tussen mannen en vrouwen te toetsen. Omdat het bij de POMA ordinale data betreft, wordt bij de analyse van deze resultaten de Mann Withney U-test gebruikt om na te gaan of er een statistisch significant verschil is in de score tussen mannen en vrouwen. Voor het verwerken van de baseline gegevens, het berekenen van de referentiewaarden is Microsoft Office Excel gebruikt.

Resultaten

In totaal werden 102 bewoners van KCS geïncludeerd voor dit onderzoek. De gemiddelde leeftijd van deze groep deelnemers was 62 jaar (standaarddeviatie: 7 jaar).

6MWT Voor 38 bewoners uit deze groep geldt dat de 6MWT onderzoeksgegevens niet compleet zijn. Redenen voor de missende gegevens waren; niet gemotiveerd (n=2), angstig voor publieke ruimte (n=2), voldeden niet aan inclusiecriteria voor 6MWT (n=7), lichaamslengte onbekend (n=3) en afwezig (n=24). Redenen die werden opgegeven voor afwezigheid bij de meetweek zijn bijvoorbeeld geen motivatie voor deelname en angst om hun kamer te verlaten. In totaal konden de gegevens van 64 bewoners (waarvan 13 vrouwen) gebruikt worden in dit onderzoek.

De gemiddelde score op de 6MWT was 301 meter (standaarddeviatie: 110 meter). Gemiddeld liepen vrouwen 338 meter (standaarddeviatie: 124 meter) en mannen 291 meter (standaarddeviatie: 105 meter). Er is geen statistisch significant verschil gevonden tussen deze twee groepen (p = 0,17). Deelnemers van dit onderzoek scoorden lager op de 6MWT in vergelijking met gezonde proefpersonen (gemiddeld 23 meter minder, p < 0,01). Van alle bewoners met het syndroom van Korsakov behaalde 98,5% een score lager dan de 82% referentiewaarde. POMA Van de 102 beschikbare bewoners is bij 28 bewoners de POMA niet afgenomen. Redenen waarom deze bewoners niet meededen zijn; 3 bewoners waren niet gemotiveerd voor deelname, 1 bewoner was afwezig, 4 bewoners waren rolstoelgebonden en van 20 bewoners is onbekend waarom zij niet deelnamen. De gemiddeld behaalde score op de POMA was 24,5 (standaarddeviatie: 3,8). De gemiddelde score voor vrouwen was 25,8 (standaarddeviatie: 2,8). De gemiddelde score voor mannen 24,2 (standaarddeviatie: 3,9). Er was geen statistisch significant verschil tussen de scores van vrouwen en mannen (p = 0,15). Vier bewoners scoorden lager dan 19 (zeer hoog valrisico). Veertien bewoners behaalden een score tussen de 19 en 24 (verhoogd valrisico).

Discussie

Met dit onderzoek is inzicht verkregen in twee aspecten van het fysiek functioneren bij patiënten met het syndroom van

Korsakov. Uit het resultaat op de 6MWT blijkt dat bewoners van een instelling voor langdurige zorgverlening met Korsakov gemiddeld fors lager scoren op fysieke capaciteit dan gezonde proefpersonen met vergelijkbare baselinegegevens. Op de resultaten op de POMA blijkt dat 76% van de patiënten een laag valrisico heeft. Van de patiënten had 24% een verhoogd of hoog valrisico. Eerder onderzoek in een andere patiëntenpopulatie suggereert dat er een significant negatieve correlatie is tussen de score op de POMA en het aantal valincidenten en dat de uitkomst op de 6MWT gecorreleerd is aan de uitkomst op de Timed Up and Go Test.19,20 Er kan daarom voorzichtig beargumenteerd worden dat een beperkte functionele capaciteit en een hoog valgevaar mogelijk leiden tot beperkingen in het dagelijks leven, bijvoorbeeld bij participatie in sociale activiteiten of werkzaamheden.

De rol van comorbiditeit Lichamelijke comorbiditeit komt vaak voor bij patiënten met het syndroom van Korsakov. In de literatuur is terug te vinden dat bij 67% van de patiënten sprake is van comorbiditeit.3,4,6 COPD (30%) en cardiovasculaire aandoeningen (25%) worden het meeste gezien.3 Bij deze aandoeningen is bekend dat fysiotherapeutische behandeling soms, wellicht zelfs vaak, nodig is.21,22 Van de onderzochte groep is niet bekend in welke mate COPD, cardiovasculaire aandoeningen en eventueel andere aandoeningen die de fysieke capaciteit kunnen beperken voorkwamen. Dit is gemiste informatie en het is aan te bevelen om dit in een volgend onderzoek wel mee te nemen.

Generaliseren? Voor dit praktijkgerichte onderzoek is gebruikgemaakt van de beschikbare steekproef bij KCS. Deze groep patiënten woont in een woonvoorziening waarbij zij ondersteuning ontvangen in de vorm van bijvoorbeeld zorg, structuur en sociale activiteiten. Voor volgend onderzoek is het van belang om ook het fysiek functioneren van zelfstandig wonende patiënten met het syndroom van Korsakov in kaart te brengen. Hiervoor is het nodig om inzicht te krijgen in het aantal patiënten met het syndroom van Korsakov dat zelfstandig woont en in hoeverre zij in beeld zijn bij de huisartsenpraktijk. Hoewel bij de onderzoekers het vermoeden bestaat dat patiënten met het syndroom van Korsakov in de thuissituatie beter scoren op conditie, zijn de verschillen tussen de groepen dermate groot dat ook bij thuiswonende patiënten met Korsakov verondersteld kan worden dat zij afwijkend zullen scoren.

Fysiotherapie Onder de bewoners van KCS scoorde 98,5% lager dan het afkappunt van 82% op de referentiewaarde. En hoewel de gemiddeld behaalde score op de POMA wees op een laag valrisico, behaalde toch 24% van de patiënten een score die wees op een verhoogd of zeer hoog risico op vallen. Zowel een verminderde fysieke capaciteit als een verhoogd valrisico zijn aangrijpingspunten voor de fysiotherapeut. Door middel van fysiotherapeutische interventies kan de fysiotherapeut met de patiënt toewerken naar een verbetering van fysieke capaciteit en een afname van het valrisico. Zo kan het concept van foutloos leren toegepast worden om bijvoorbeeld compensatiestrategieën en nieuwe fysieke activiteiten aan te leren. Afhankelijk van de individuele hulpvraag en het medische dossier kan bepaald worden welke fysiotherapeutische interventies van toepassing zijn. Tot op heden is er nog weinig tot geen onderzoek gedaan naar de effectiviteit van fysiotherapeutische interventies bij patiënten met het syndroom van Korsakov. Wij bevelen verder onderzoek op dit gebied van harte aan. Daarbij is het relevant om na te gaan hoe de neurocognitieve stoornissen de behandeling beïnvloeden.

Conclusie Dit artikel startte met de vraag wat de fysieke capaciteit van patiënten met het syndroom van Korsakov is en of er indicatie lijkt voor fysiotherapeutische betrokkenheid bij deze patiëntengroep. De resultaten van dit onderzoek laten zien dat het grootste deel van de patiënten met Korsakov wonend in KCS een fors verminderde fysieke capaciteit heeft. Zij behaalden een veel lagere score op de 6MWT dan je zou verwachten op basis van referentiewaarden. Bij een deel (24%) van de patiënten is sprake van een verhoogd tot zeer hoog valrisico. Om te voorkomen dat dit leidt tot verminderde participatie in sociale en maatschappelijke activiteiten, kan een fysiotherapeut bijdragen aan verbetering van de fysieke capaciteit van patiënten met het syndroom van Korsakov.

Dankzegging

Wij willen het team fysiotherapie van Korsakov Centrum Slingedael, onderdeel van Lelie Zorggroep, van harte bedanken voor hun hulp bij dit onderzoek. Zonder de inzet van Toke Struik, Gerrie Bette en Femmy de Keizer was dit onderzoek niet mogelijk geweest.

Corine Knulst-Verlaan MSc, fysiotherapeut, klinisch gezondheidswetenschapper, Lelie Zorggroep, Korsakov Expertisecentrum Slingedael, Rotterdam

Dr. Erik Oudman, GZ-pyscholoog, psychologische functieleer, Helmholtz Instituut, Universiteit Utrecht, Lelie Zorggroep, Korsakov Expertisecentrum Slingedael, Rotterdam

Prof. dr. Albert Postma, voorzitter onderzoekscommissie, hoogleraar psychologische functieleer, Helmholtz Instituut, Universiteit Utrecht, Lelie Zorggroep, Korsakov Expertisecentrum Slingedael, Rotterdam

Dr. Jan Wijnia MD, specialist ouderengeneeskunde, Lelie Zorggroep, Korsakov Expertisecentrum Slingedael, Rotterdam

corineverlaan@gmail.com

Literatuur: www.kngf.nl/fysiopraxis

vervolg van pag. 13

Fysiotherapeut Anne-Claire Nuijens:

Maurits werd op 26 augustus 2021 opgenomen in De Hoogstraat Revalidatie te Utrecht. Zijn diagnose luidde: paraplegie, type caudasyndroom, bij absolute kanaalstenose L3-L5 bij achondroplasie (een zeldzame botaandoening). Hiervoor is Maurits op 21 augustus 2021 geopereerd. De spierkracht in de segmenten L2 en L3 was MRC 4/5, daaronder MRC 0. Het doel van de revalidatie was om weer zo zelfstandig mogelijk te functioneren. De combinatie van paraplegie en achondroplasie maakte de revalidatie complex en uitdagend, omdat er bijna niets op maat was voor hem. Alle activiteiten die we revalidanten met een paraplegie leren, moesten net wat anders worden aangepakt. Door goed samen te werken (Maurits is ervaringsdeskundige op het gebied van achondroplasie), gecombineerd met de inzet en positieve instelling van Maurits, zijn we al een heel eind gekomen. Naast de conditie-, spierkracht- en looptraining hebben we steeds aan nieuwe functionele doelen gewerkt, zoals het in en uit bed of de rolstoel klimmen, op een pianokruk klimmen en op locatie op een barkruk klimmen. Maurits pakte hierin zelf de regie. Op 9 december 2021 werd hij opnieuw geopereerd, waarbij decompressie L3-L4 en L4-L5 met duraverwijdingsplastiek plaatsvond. Inmiddels heeft er ook wat herstel plaatsgevonden in de segmenten onder L3 (MRC 1-2). Maurits loopt nu zo’n 150 meter zelfstandig met rollator (FAC 4, EVO’s beiderzijds), voor de tweede operatie was dit ongeveer 80 meter. Tijd en training zullen uitwijzen of er nog verder herstel zal plaatsvinden.

Meer weten over de aanpak? Neem contact op met Anne-Claire Nuijens (a.nuijens@dehoogstraat.nl).

The role of the social network during inpatient rehabilitation: A qualitative study exploring the views of older stroke survivors and their informal caregivers

Sandra Jellema, Kim Bakker, Ria Nijhuis-van der Sanden, Rob van der Sande en Esther Steultjens

Klinische vraag

Hoe kijken patiënten na een beroerte en mantelzorgers aan tegen het betrekken van hun sociale netwerk bij de intramurale revalidatie zodat dit netwerk hen na ontslag kan helpen om hun meest waardevolle activiteiten te hervatten? te betrekken. Als patiënten echter de gelegenheid kregen om, samen met hun mantelzorger, waardevolle activiteiten in een ‘levensechte’ context uit te proberen, werden ze zich allebei meer bewust van eventuele toekomstige uitdagingen en stonden ze meer open voor het idee om hun netwerk bij de revalidatie te betrekken. Het inzicht in de behoefte aan ondersteuning na ontslag van patiënten na een beroerte en mantelzorgers kan vergroot worden door ze waardevolle activiteiten uit te laten proberen in een ‘levensechte’ context. Indien ze hierin toestemmen, kunnen fysiotherapeuten hun sociale netwerk actief bij de revalidatie te betrekken.

Conclusie van de auteurs

Veel patiënten en mantelzorgers zagen geen reden om hun sociale netwerk bij de revalidatie te betrekken. Als patiënten echter de gelegenheid kregen om hun waardevolle activiteiten na de beroerte in een ‘levensechte’ context uit te proberen, werden zowel zijzelf als hun mantelzorger zich bewust van toekomstige uitdagingen en stonden ze meer open voor het betrekken van hun netwerk.

Sandra Jellema, docent en onderzoeker HAN University of Applied Sciences, Academie Paramedische Studies, Nijmegen

sandra.jellema@han.nl

Samengevat uit: Top Stroke Rehabil. 2022;29(1): 30-39. doi: 10.1080/10749357.2020.1871285

Onderzoeksopzet

Kwalitatieve studie.

Onderzoekslocatie

Drie geriatrische revalidatiecentra.

SAMENVATTING

Eenmaal thuis na een beroerte hebben patiënten en mantelzorgers ondersteuning nodig van hun netwerk (familie, vrienden, kennissen en buren) om belangrijke activiteiten weer op te pakken. Helaas is een steunend netwerk niet altijd aanwezig en kunnen sociale contacten geleidelijk verdwijnen. Revalidatieprofessionals zouden het sociale netwerk van patiënten en mantelzorgers al tijdens de intramurale revalidatiefase actief kunnen betrekken en hun kunnen leren hoe ze de juiste steun kunnen bieden. In deze kwalitatieve interviewstudie werd achterhaald wat patiënten en mantelzorgers van vroege netwerkbetrokkenheid vinden. Uit interviews met twaalf patiënten en negen mantelzorgers bleek dat zij verwachtten hun activiteiten zonder noemenswaardige hulp van anderen te kunnen hervatten. Ze zagen daarom geen reden om hun netwerk bij de revalidatie

Feasibility of a blended therapy approach in the treatment of patients with inflammatory myopathies

Pierrette Baschung Pfister, Ruud Knols, Rob de Bie en Eling de Bruin

Klinische vragen

Wat is (1) de haalbaarheid van een blended interventie bestaande uit telerevalidatie in combinatie met face-toface-fysiotherapiesessies, en (2) wat zijn mogelijke effecten hiervan op spierniveau, handicap en kwaliteit van leven bij patiënten met een spierziekte?

Conclusie van de auteurs

Gebruik van een trainingsprogramma op een tablet, in combinatie met face-toface-fysiotherapiesessies, is haalbaar en veilig bij patiënten met een spierziekte. De interventie werd positief ontvangen door de deelnemers. Er werd geen effect gevonden op spierniveau, handicap en kwaliteit van leven.

Onderzoeksopzet Onderzoekslocatie

Universitair ziekenhuis in Zürich, Zwitserland.

SAMENVATTING

Omdat spierziekten relatief zeldzaam zijn, kan aangenomen worden dat patiënten een betere kwaliteit van zorg krijgen door gespecialiseerde fysiotherapeuten. Een blended behandeling is voor in myositisbehandeling gespecialiseerde fysiotherapeuten en hun patiënten veelbelovend, omdat het helpt eenvoudiger met elkaar in contact te blijven. In deze studie voltooiden dertien deelnemers een blended interventie zonder enige therapiegerelateerde bijwerkingen. De gemiddelde therapietrouw was 84% en deelnemers beoordeelden het nut van de tablet-interventie als ‘goed’. De algehele tevredenheid over de therapiesessies, het thuisprogramma en de technologie was ook ‘goed’. Ongeveer de helft van de deelnemers wenste langere trainingen en meer trainingen per week dan in deze haalbaarheidsstudie aangeboden werd. Alle deelnemers beschouwden de tablet als een geschikt hulpmiddel voor telerevalidatie, hoewel drie deelnemers technische problemen ervaarden. De meest motiverende aspecten waren de schriftelijke feedback van de fysiotherapeut, het weten dat de fysiotherapeut de training volgde en deelname aan een onderzoek. Andere motiverende aspecten waren: “Ik kan op elk moment thuis sporten”, “Ik hoop dat ik dankzij de training opnieuw sterker zal worden en het ziekteverloop verander” en “Persoonlijke begeleiding en trainingstips”. Op basis van de goede haalbaarheid lijkt het zinvol voor in myositis-behandeling gespecialiseerde fysiotherapeuten een blended behandeling aan hun patiënten met spierziekten aan te bieden. De intensiteit en duur van behandeling zouden aangepast kunnen worden, waardoor mogelijk een groter effect op spierniveau, handicap en kwaliteit van leven kan worden behaald.

Eling de Bruin, professor aan de Eidgenössische Technische Hochschule Zürich, Zwitserland en het Karolinska Instituut, Zweden

eling.debruin@hest.ethz.ch

Samengevat uit: Arch Physiother. 2021;11(1):14. doi: 10.1186/s40945-021-00108-z

Redactie: de Beroepsinhoudelijke Verenigingen Coördinatie & Eindredactie: Liesbeth Immink

NVMT Het lumbosacraal radiculair syndroom (LRS)

Van aanbeveling naar praktijk 26

This article is from: