42
WETENSCHAP - PROMOTIEONDERZOEK
Figuur 1. Onderzoeksopstelling
17% langere contactfase zien. CI-patiënten blijken dus tijdens iedere stap net iets langer stil te staan. Deze aanpassingen kunnen intuïtief verklaard worden wanneer men bedenkt dat de
Lindy Gommans
studeerde fysiotherapie aan Fontys Paramedische Hogeschool Eindhoven, en biomedische wetenschappen en geneeskunde aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Haar promotieonderzoek (cum laude, net als al haar studies) verrichtte ze op de afdeling Vaatchirurgie van het Catharina ziekenhuis Eindhoven. Momenteel is ze kinderarts in opleiding aan het VieCuri Medisch Centrum in Venlo. Titel proefschrift: Supervised exercise therapy for intermittent claudication. Subgroups, gait and physical activity Promotie: 22 december 2015, Universiteit van Maastricht Promotieteam: prof. dr. Joep Teijink, dr. Marc Scheltinga, dr. Kenneth Meijer Weblink proefschrift: www.researchgate.net/ publication/292298797
arteriële bloedinstroom en daarmee zuurstoftoevoer naar de skeletspieren grotendeels plaatsvindt tijdens deze relaxatiefase.27 Dit kan ook verklaren waarom patiënten met CI geen kleinere stappen gaan zetten als de pijn optreedt, maar juist minder, zoals ook in eerder onderzoek beschreven werd.29 Op basis van deze spatiotemporele resultaten werd gedacht dat patiënten met CI misschien wel gebruikmaken van een langere contactfase, om zodoende een maximale spierontspanning te bewerkstellingen. Immers, hoe langer de ontspanning, des te meer tijd voor instroom van bloed. Met behulp van kinematica en oppervlakte-elektromyografie (EMG) werd deze hypothese getoetst. De kinematische analyse (knie- en enkelgewrichtshoeken) toonde een significant kleinere enkelbeweging (-28%) bij patiënten met CI en ondersteunt daarmee de eerder geformuleerde hypothese. Echter, de EMG-data toonden geen verschillen aan in duur van spieractiviteit van de m. tibialis anterior en de m. gastrocnemius medialis. Patiënten met CI gebruiken de belangrijkste onderbeenspieren voor het lopen dus voor een vergelijkbare duur als gezonde personen. De duur van de spieractiviteit werd uitgedrukt als percentage van de complete gangcyclus om te corrigeren voor de verschillen in loopsnelheid tussen beide groepen, en kunnen dus onderling met elkaar vergeleken worden ondanks het verschil in loopsnelheid. Concluderend vertonen patiënten met CI duidelijke spatiotemporele en kinematische veranderingen van het looppatroon, zelfs
al voordat de claudicatiopijn optreedt. Het is echter niet aangetoond dat deze strategie ook leidt tot een kortere aanspanning van de kuitspier, aangezien de duur van spieractiviteit gelijk was in gezonde controlepersonen. Er zijn verschillende manieren om deze resultaten te verklaren. EMG meet uitsluitend spieractiviteit en geen spierkracht. Het is eerder beschreven dat een minimale intensiteit (boven 50% van de maximale vrijwillige contractiekracht) vereist is om een verlaging van de arteriële bloeddoorstroming van de kuitspier te veroorzaken. Het is dus mogelijk dat niet de duur, maar de mate van aanspanning verschillend is tussen patiënten met CI en gezonde controles. Dit idee wordt ondersteund door onderzoek waarin een verminderde afzetkracht en een afgenomen vermogen van de kuitspieren bij claudicanten werden beschreven.30 Anderzijds zijn de gevonden spatiotemporele en kinematische veranderingen mogelijk niet een (on)bewuste strategie om met de aan CI gerelateerde arteriële obstructie om te gaan, maar juist het gevolg van een - deels door ischemie veroorzaakte - vermindering van spierkracht. Dit zou namelijk ook de ongunstige metabole efficiëntie (cost of transport) van patiënten met CI kunnen verklaren, aangezien een verminderde spierkracht bijdraagt aan een verminderde loopsnelheid en een beperkte wandelcapaciteit.
Hoe bent u tot dit promotietraject gekomen? Via een oproep aan studenten met interesse in onderzoek ben ik bij de onderzoeksgroep in Eindhoven terechtgekomen. Er was meteen een klik met mijn promotor Joep Teijink. Ik werd enthousiast van het onderwerp en kreeg de kans om vanuit bestaande onderzoekslijnen mijn eigen onderzoek op te zetten.
op. De resultaten vormden het uitgangspunt voor vervolgstudies om inzichten verder uit te werken en te concretiseren. Alles met het oog op optimalisatie van GLT.
Waarom dit onderwerp? Het onderwerp sluit uitstekend aan bij mijn achtergrond als fysiotherapeut, bewegingswetenschapper, epidemioloog en arts. Naast het onderzoek ben ik betrokken bij ClaudicatioNet. Juist de combinatie van wetenschappelijk onderzoek en deze nevenactiviteiten maakte het voor mij erg interessant. Hebben de conclusies u verrast? De conclusies hebben mij niet zozeer verrast, maar ze leverden wel veel nieuwe inzichten
Implicaties voor de praktijk Beleidsmatig dienen serieuze inspanningen geleverd te worden om de beperkte beschikbaar-
Wat kan de fysiotherapeut met uw resultaten? In mijn proefschrift heb ik aangetoond dat looptherapie een veilige behandeling is, die ook voor patiënten met DM effectief is gebleken. De beschreven afwijkingen in het looppatroon van patiënten met CI kunnen als uitgangspunt dienen voor therapie. De hypothese is dat door verbetering van het looppatroon patiënten nog verder kunnen lopen. Het ontbreken van een duidelijke relatie tussen fysieke capaciteit en dagelijkse activiteit vraagt van fysiotherapeuten dat ze
FysioPraxis | september 2016
fp07wetenschap.indd 42
13-09-16 12:55