Pijn bestrijden met VR
Tapen doe je met Leukotape ®
Redactieadres
KNGF | Postbus 248, 3800 AE Amersfoort E: fysiopraxis@kngf.nl
Hoofdredactie
Bert Bukman
Eindredactie
Tessa Louwerens
Auteursrecht
© 2024
Redactie KNGF
Mariet Bolluijt, Miranda Ehrenhardt, Gerben Horst, Sheila van der Laan, Jacqueline Lof.
Wetenschapsredactie
Retze Achttien
Nienke de Vries
Sander van de Water
Advertenties
Cross
Sjaak Bruins
E: sjaak@cross.nl
T: 010-760 73 26 www.cross.nl
Adreswijzigingen KNGF-leden www.mijnKNGF.nl
Abonnementen niet-KNGF-leden
Een particulier abonnement kost per jaar € 109 en buitenlandse abonnees betalen € 50 voor een digitale versie (prijswijzigingen voorbehouden).
Abonnementen kunnen op ieder moment starten en je betaalt aan het begin van het jaar voor het aankomend jaar. Beëindiging kan op elk moment, met inachtneming van één maand opzegtermijn. Er volgt een verrekening naar rato en teveel betaald abonnementsgeld wordt gecrediteerd.
KNGF, Postbus 248, 3800 AE Amersfoort
E: ledenadministratie@kngf.nl | T: 033 467 29 29
Auteursrecht
© 2024 KNGF. Artikelen mogen alleen worden overgenomen en/of vermenigvuldigd na schriftelijke toestemming van het KNGF en met bronvermelding. Voor overname voor commerciële doeleinden vragen we een passende vergoeding.
Bladconcept
Jessica Dales, Dock35
Vormgeving en drukwerk
Cross
Foto omslag
Sjoerd Sengers
ISSN 0927- 5983
Andere werkelijkheid
Het is voor ons Nederlanders een wat ongewoon beeld: een fysiotherapeut die niet alleen oefeningen doet en begeleidt, maar die ook verantwoordelijk is voor de triage van patiënten, assisteert bij botbreuken, en chirurgen adviseert of een arm of een been behouden kan blijven dan wel moet worden geamputeerd.
De werkomgeving van Guido Versloot doet dan ook in weinig denken aan wat zijn collega’s in Nederland gewend zijn. Versloot, geïnterviewd in deze editie van FysioPraxis, werkt voor het Internationale Rode Kruis in verschillende oorlogsgebieden. Op dit moment in Gaza, maar eerder onder meer in Jemen, waar nog altijd een burgeroorlog woedt.
Opmerkelijk is dat Versloot met een zeker distantie over zijn werk spreekt. Hoewel hij het leed, vooral van kinderen, vaak schrijnend vindt stroopt hij toch de mouwen op. ‘Ik ben hier niet om medelijden te hebben met de mensen, maar om iets te doen’, zegt hij. ‘Hoe drukker het is, hoe nuttiger en hoe beter ik me voel.’
Wie ook in een andere wereld opereert is onderzoeker Syl Slatman. Hij kijkt hoe Virtual Reality (VR) patiënten met chronische pijn kan helpen. Dit kan de therapietrouw verbeteren. Allereerst omdat oefeningen met de VR-bril vaak leuker zijn dan ‘droog’ oefenen. ‘Daarnaast kunnen oefeningen, zeker in het begin, pijnlijk zijn en soms zijn patiënten bang dat beweging nog meer pijn oplevert. In de VR-wereld word je helemaal ondergedompeld, wat afleidt van de pijn en angst. Patiënten voelen zich daardoor minder geremd in hun beweging en dat helpt soms de vicieuze cirkel te doorbreken.’
Het gaat om een andere pijn en angst dan in Gaza, maar daarmee is het niet minder reëel.
Bert Bukman
FysioPraxis is het officiële tijdschrift van het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF). fysiopraxis@kngf.nl
E-learning
Fysiotherapie na COVID-19-infectie, in de eerste lijn
Aan het begin van de coronapandemie werd snel duidelijk dat patiënten die een COVID-19-infectie hadden doorgemaakt, veel verschillende klachten konden ervaren. Drie maanden na besmetting met het coronavirus meldt vrijwel de helft van de mensen nog een of meer langdurige klachten. De fysiotherapeut in de eerste lijn speelt een belangrijke rol in het herstel van patiënten die na een COVID-19-infectie beperkingen ondervinden in het bewegend functioneren. De e-learning is gebaseerd op het KNGF-standpunt Fysiotherapie bij COVID-19, aanbevelingen voor fysiotherapeutisch handelen en omvat de belangrijkste aanbevelingen voor de fysiotherapeut. In deze e-learning leer je over diagnostiek, meetinstrumenten, behandeling, evaluatie en samenwerking met andere (para)medische disciplines. Met een casus en tussentijdse vragen trainen we je om deze aanbevelingen toe te passen in de dagelijkse praktijk.
Accreditatie
Twee punten voor het Algemeen register en voor het Aantekeningenregister Long.
COPD (3 nascholingspunten)
Met behulp van zes patiëntprofielen kun je de passende behandeling kiezen variërend van: geen (of zeer beperkte) therapie (profiel 1 en 2); therapie in de eerste lijn gericht op: fysieke activiteit (profiel 3), fysieke capaciteit (profiel 4) of beide (profiel 5); interdisciplinaire longrevalidatie (profiel 6). Therapie is primair gericht op fysieke capaciteit of fysieke activiteit. Daarnaast kun je zo nodig interventies voor het adembewegingsapparaat aanbieden ter ondersteuning van de fysieke capaciteit en fysieke activiteit.
Zelfmanagement (2 nascholingspunten)
Zelfmanagement is een aandoenings- en domeinoverstijgend onderwerp dat bij iedere patiënt die onder behandeling is van een oefentherapeut van toepassing kan zijn. De behoefte aan zelfmanagement of zelfmanagementondersteuning bij verschillende aandoeningen groeit en wordt steeds belangrijker, mede doordat er steeds meer nadruk komt te liggen op persoonsgerichte zorg. In deze e-learning leer je meer over de achtergrond van zelfmanagement en zelfmanagementondersteuning, hoe je (dominant) belemmerende factoren in kaart kunt brengen met meetinstrumenten of ‘rake’ vragen in een goed gesprek en hoe je het therapeutisch proces indeelt aan de hand van de (dominant) belemmerende factoren.
Oncologie (2 nascholingspunten)
Kanker en de behandeling hiervan kunnen leiden tot barrières om te bewegen, waardoor patiënten begeleiding nodig kunnen hebben van een oefentherapeut. Door de complexiteit van een behandeltraject bij mensen die leven met of na kanker kan de therapeut knelpunten ervaren. In veel gevallen zijn deze knelpunten generiek van aard en niet alleen van toepassing
op één type kanker. In deze e-learning leer je meer over beweeginterventies bij oncologie. Na deze e-learning heb je kennis van de complicerende factoren en weet je hoe je als therapeut hierbij moet handelen. Je kunt de kennis uit de KNGF-richtlijn Oncologie (2022) toepassen tijdens het diagnostisch en therapeutisch proces bij verschillende casussen. Deze e-learning is geaccrediteerd voor de algemeen fysiotherapeut, oncologiefysiotherapeut en oedeemfysiotherapeut.
Lage rugpijn en LSR (3 nascholingspunten)
In deze e-learning leer je meer over lage rugpijn, het signaleren van prognostische factoren en het indelen van je patiënt in een behandelprofiel. Aan de hand van drie patiëntprofielen leer je om de best passende behandeling voor jouw patiënt te kiezen. Deze drie profielen vormen de kern van de e-learning. Daarnaast wordt de screening, diagnostiek, behandeling en evaluatie voor patiënten met een LRS beschreven. Aan de hand van casussen wordt per patiëntprofiel het diagnostisch en therapeutisch proces toegelicht. Deze e-learning is gebaseerd op de herziene richtlijn Lage rugpijn en lumbosacraal radiculair syndroom (LRS). Net als de richtlijn is de e-learning er voor de fysiotherapeut en oefentherapeut.
Met de KNGF interactieve e-learning kunt je geaccrediteerd nascholen over de nieuwste richtlijnen. Met het doorlopen de e-learning bent volledig bij over het betreffende onderwerp. Voor een overzicht van alle e-learning kijk op www.kngf-elearning.nl
VERDER
6 Kort nieuws
7 Column: ‘Houding?’
8 Nieuw Landelijk Opleidingsprofiel fysiotherapie
11 Patiënt in beeld
16 Student
17 Vervolg patiënt in beeld
19 Het A-PROOF project
38 In het zonnetje
12 Pijnbestrijding met VR
Chronische lage rugpijn leidt vaak tot aanzienlijke beperkingen. Fysiotherapie kan weliswaar helpen, maar bij een grote groep patiënten keert de pijn terug. ‘Wij denken dat Virtual Reality deze patiënten kan helpen,’ zegt onderzoeker Syl Slatman.
20 Valpreventie in de eerste lijn
Fysiotherapeuten kunnen met valpreventie een belangrijke rol spelen in het voorkomen van valincidenten en het behoud van de mobiliteit en kwaliteit van leven van patiënten. Hiervoor is multidisciplinaire samenwerking in de regio wel cruciaal.
24 ‘Ik ben hier niet om medelijden te hebben’
Voor het Internationale Rode Kruis (ICRC) reist Guido Versloot de wereld over om mensen te helpen in crisisgebieden. Zijn eerste post was twaalf jaar geleden in Noord-Korea, zijn huidige in Gaza.
28 Herstel na een omgekeerde schouderprothese
Immobilisatie van de geopereerde schouder is gebruikelijk na een omgekeerde schouderprothese. Als de subscapularispees tijdens de operatie niet teruggehecht wordt en door de intrinsieke stabiliteit van dit type prothese, is deze immobilisatie overbodig. Deze studie onderzocht de veiligheid van deze werkwijze.
Specialistenkatern
36 NVMT: IFOMPT’s 50e Jubileumcongres
37 NVMT: NVMTcongres: terug van weggeweest!
Obesitas de afgelopen 40 jaar verdrievoudigd
Het percentage Nederlanders met obesitas, ernstig overgewicht, is in 2023 bijna verdrievoudigd ten opzichte van 1981. Toen had vijf procent obesitas. Ook het percentage van ernstigere vormen van obesitas is toegenomen, van één procent in 1981 naar vier procent in 2023.
Dat blijkt uit de Gezondheidsenquête/Leefstijlmonitor van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in samenwerking met het RIVM. Sinds 1981 wordt elk jaar naar lengte en gewicht van de Nederlandse bevolking gevraagd in de Gezondheidsenquête.
Nieuwe richtlijn Hartrevalidatie
De nieuwe KNGF-richtlijn Hartrevalidatie bij coronairlijden en chronisch hartfalen (2024) vervangt de richtlijn uit 2011. De herziene richtlijn geeft de aanbeveling om persoonsgerichte zorg in te zetten, waarbij het klinisch redeneren van de therapeut en het samen beslissen met de patiënt centraal staat. Niet alle patiënten met coronairlijden of chronisch hartfalen revalideren na ontslag uit het ziekenhuis en een deel stopt in de loop van het programma. Dat moet beter! Hartrevalidatie zorgt namelijk voor 50 procent minder kans op nieuwe hartproblemen en 35 procent minder kans om te overlijden door hartproblemen (Harteraad.nl). De richtlijn vind je hier:
Oproep: ben je 1,5 uur beschikbaar voor de focusgroep inzet AI bij verslaglegging?
Nieuwe technologische ontwikkelingen, zoals automatische spraakherkenning en verslaglegging, besparen je mogelijk tijd bij een adequate en volledige verslaglegging. De Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) doet hier onderzoek naar. Wil jij meedenken over een AI-gestuurde methode? Een focusgroep bespreekt de knel- en verbeterpunten van fysiotherapeutische verslaglegging in een bijeenkomst van 1,5 uur. Vooraf maak je een geluidsopname van het eerste consult bij 3 patiënten met lage rugpijn met daarbij een volledig ingevuld EPD (met informed consent, geanonimiseerd verstuurd).
Aanmelden kan bij Ellis van de Scheer via ellis.horst@han.nl of 06-11086075. Zij is MSc onderzoeker HAN, Lectoraat Werkzame Factoren in de Beweegzorg.
Factsheet Alcohol en overgewicht
Het Expertisecentrum Alcohol van het Trimbos-instituut heeft het project ‘Alcohol en overgewicht’ afgerond. Dit heeft geresulteerd in verschillende producten voor GLI-uitvoerders, waaronder een Factsheet Alcohol en overgewicht. Deze factsheet heeft als doel om uitvoerders van de gecombineerde leefstijlinterventie (GLI) programma’s kennis te bieden over de invloed van alcoholgebruik op overgewicht en om handvatten te bieden voor het signaleren, bespreekbaar maken en doorverwijzen van (problematisch) alcoholgebruik.
Download de factsheet hier:
Empatische chatbot wint voorronde Nationale zorginnovatieprijs
Verne Health uit Utrecht is uitgeroepen tot regiowinnaar van de Nationale Zorginnovatieprijs 2024. Het bedrijf won de prijs met de Chatbot Verne. Deze tool versnelt het herstelproces van patiënten.
Foto: Jos Hummelen, ROM Utrecht Region
Jelle Heisen, voormalig topsporter en ervaren fysiotherapeut, richtte een aantal jaar geleden Verne Health op. Dat resulteerde onder meer in de creatie van Chatbot Verne, een innovatie die goed past binnen de snel toenemende digitalisering. Als geavanceerde triagetool en beweeg-assistent biedt het platform een nieuwe benadering voor zelfzorg op het gebied van bewegen. Opvallend is dat deze chatbot in staat is om empathisch te reageren.
Zorginnovatie.nl reikt in 2024 voor de negende keer de Nationale Zorginnovatieprijs uit voor de meest vernieuwende zorginnovatie in de opschalingsfase. Deelnemers maken kans op de vakjuryprijs ter waarde van 10.000 euro en op de publieksprijs ter waarde van 5.000 euro. De komende weken worden de acht finalisten bekendgemaakt. Ze pitchen tijdens het Health Valley Event op 21 maart hun zorginnovatie voor een deskundige vakjury.
Vragenlijst zorgtechnologie
Maak jij gebruik van zorgtechnologie in de fysiotherapie? Of juist helemaal niet? Wij horen het graag. HU Lectoraat innovatie van beweegzorg onderzoekt, samen met collega’s uit Zweden, Australië, Duitsland, Portugal en het Verenigd Koninkrijk, het gebruik van verschillende vormen van zorgtechnologie. Door de vragenlijst in meerdere landen uit te zetten kan een internationale vergelijking worden gemaakt.
Scan onderstaande QR-code om de vragenlijst in te vullen:
‘Houding?’
Beste collega,
Het gaat er in ons blad niet vaak over, maar je hebt het vast wel gehoord: de democratie wordt uitgehold, volgens sommigen zelfs in z’n bestaan bedreigd, op een bijzondere manier: van binnenuit. De dreiging komt van mensen die de regels, procedures en instituties van de democratie op zich juist gebruiken. Hier blijkt eens te meer dat het toepassen van regels niet voldoende is om het juiste te doen. Het blijkt ook, zie ons tariefonderzoek, dat argumenten niet genoeg zijn. Wat er mist is de essentie: de wil om die regels met een bepaalde houding te gebruiken, om argumenten te wegen. Kernwaarden daarbij zijn eerlijkheid, oprechtheid, empathie, transparantie, mededogen en rechtvaardigheid, om er maar een paar te noemen. NB die zijn in ons werk ook dagelijks aan de orde. Het beleid waar wij in ons dagelijks werk vaak last van hebben, is op zich democratisch tot stand gekomen. Beleid is echter altijd een uiting van cultuur, waarin waarden in een bepaalde hiërarchie staan. Net als in de recente geschiedenis van ons beroep, is er een hoge waardering voor rationaliteit en objectiviteit. Pijnlijk duidelijk wordt dat juist die waarden blind maken voor de onderliggende oorzaken van veel problemen, niet zelden die waarden zelf!
Het politieke -de ordening van de samenleving- heeft in het ontstaan en voorduren van klachten van onze patiënten extreem veel invloed, niet alleen via bestaanszekerheid. Toch vinden de meesten van ons dat lastig. In het klinisch redeneren wordt dit aspect vaak weggelaten, zelfs als we ons er op zich wel bewust van zijn.
Bij klinisch redeneren, in onze evidence based practice, is het volgen van regels niet genoeg om goede zorg te kunnen bedenken, af te stemmen, te leveren, of om te kunnen zien of de geleverde zorg ook goed gedaan heeft. Het gebruiken van evidentie net zomin. Ik zou wat dat betreft willen aansluiten bij een oproep die eerder gedaan is: noem een overzicht van de evidentie liever een evidence statement en geen richtlijn. Het is dan duidelijker dat het slechts een van de drie kennisbronnen van EBP is, en laat zien dat er interpretatie en integratie nodig is. Dat zijn cognitieve bewerkingen waarbij de juiste houding van groot belang is. Hoe die houding eruitziet? Het klinisch redeneren én de democratie zijn gebaat bij jouw wil om te kijken naar het antwoord op de vraag: welke waardenhiërarchie laat jij in je handelen feitelijk zien?
Collegiale groet,
Jeroen van Egmond
Docent, onderzoeker, zorgethicus j.van.egmond3@hva.nl
Nieuw
Landelijk Opleidingsprofiel fysiotherapie
‘De kern van het vak staat fier overeind’
Het nieuwe Landelijk Opleidingsprofiel voor de bacheloropleiding fysiotherapie verscheen onlangs. Hoe kwam dit tot stand en wat gaan docenten, studenten en patiënten hier uiteindelijk van merken?
‘Zorgtechnologie heeft een prominentere plaats in het Opleidingsprofiel gekregen’
Tekst: Dorine van Namen. Foto: Pieter Vonk
Afgelopen december verscheen een nieuw Landelijk Opleidingsprofiel voor de bacheloropleiding fysiotherapie. Het Opleidingsprofiel volgt op twee andere documenten die twee jaar geleden zijn vernieuwd: het Beroepsprofiel van het Koninklijk Nederlands Genootschap Fysiotherapie (KNGF) en het sectorplan Gezond opleiden van de Vereniging Hogescholen (VH).
De samenleving verandert en het beroep van fysiotherapeut verandert mee. Daarom worden deze documenten periodiek herijkt. ‘Er zijn meer mensen met een chronische ziekte, meer complexe zorgvragen, toenemende verschillen in sociaaleconomische status van burgers, tekorten in zorgpersoneel en de samenleving vergrijst’, legt André an Haack uit. An Haack is voorzitter van het Landelijk Studie Richtings Overleg Fysiotherapie (SROF).
Over de heg kijken
Het Landelijke Opleidingsprofiel wordt in opdracht van de VH geschreven. ‘Goed opgeleide fysiotherapeuten kunnen samenwerken in de driehoek tussen onderwijs, wetenschap en praktijk en innovaties implementeren, bijvoorbeeld op het gebied van zorgtechnologie’, zegt Jeroen Oversier van het Sectoraal Advies College VH. ‘Het nieuwe Landelijke Opleidingsprofiel legt hiervoor de basis.’ Wat is er nieuw aan het nieuwe Landelijke Opleidingsprofiel? ‘Er is een verschuiving van zorg voor het individu naar het organiseren van zorg voor het individu in zijn of haar omgeving. Dat betekent dat fysiotherapeuten meer interprofessioneel moeten kunnen samenwerken. En dat heeft gevolgen voor hoe je opleidt: je moet ook over de heg kunnen kijken bij andere disciplines zoals huisartsen, verpleegkundigen, ergotherapeuten, logopedisten, oefentherapeuten en mantelzorgers, en passend met hen kunnen communiceren. Ook preventie is belangrijker geworden. Het gaat niet meer alleen om ziekte en zorg, maar ook om gezondheid en gedrag’, zegt Monique van den Broek van de stuurgroep Landelijk Opleidingsprofiel. ‘Zorgtechnologie heeft een prominentere plaats in het Opleidingsprofiel gekregen. Studenten worden steeds meer opgeleid in het toepassen van technologische ontwikkelingen, zoals monitoring van beweegprogramma’s en zorg aan huis met behulp van eHealth.’
Intensieve samenwerking tussen onderwijs en praktijk
‘Vroeger was het zo dat de beroepsvereniging de beroepscompetentieprofielen opleverde en het onderwijs op basis daarvan het Opleidingsprofiel maakte. Deze keer hebben we veel meer samengewerkt’, vertelt Bert Mutsaers, bestuurslid van het (KNGF). ‘Dat leverde best wat discussies op. We hoorden weleens geluiden vanuit de praktijk dat
studenten communicatief vaardiger zijn geworden, meer van wetenschap weten, maar minder beroepsvaardig zijn geworden en minder kennis hebben die al decennia bij ons beroep hoort. Dat willen we natuurlijk niet. We willen dat een bachelordiploma betekent dat je direct aan het werk kunt. Tegelijkertijd heeft het onderwijs een ruimere taakstelling. Het onderwijs leidt op voor een toekomst die nog niemand kent.’ Lennard Voogt van de schrijversgroep beaamt dit. ‘Het onderwijs heeft sociaalpedagogische doelstellingen zoals “breed inzetbare professionals opleiden voor de toekomst, met oog voor maatschappelijke ontwikkelingen”. Bij de totstandkoming van het Landelijk Opleidingsprofiel hebben we daarom ook klankbordsessies met het werkveld en studenten georganiseerd. Het perspectief van de beroepsgroep is veel gedetailleerder dan dat van het onderwijs en gaat om de inhoud en kwaliteit van het vak zelf. We hebben elkaar ergens in het midden gevonden.’
‘De fysiotherapeut krijgt steeds meer een begeleidende rol richting zelfmanagement’
Toekomstbestendig
Het is goed dat het Landelijke Opleidingsprofiel in gezamenlijkheid tot stand is gekomen, daarover zijn alle betrokkenen het eens. Van den Broek: ‘De kern van het vak staat fier overeind. We moesten in het gesprek met elkaar verkennen wat het betekent om toekomstbestendig op te leiden.’ Dat dit is gelukt, ook daarover zijn alle betrokkenen het eens. Mutsaers: ‘Onze professie zo zorgvuldig mogelijk beschrijven heeft iets beschermends. Heel fijn dat zoiets in een document heeft kunnen landen.’ ‘Het schrijven ervan was echt leuk’, sluit Voogt af. ‘Je leert elkaars werelden kennen en waarderen.’ An Haack: ‘Ik ben er heel blij mee. De manier van samenwerken was constructief, open. We konden kritisch zijn en goede discussies »
LANDELIJK OPLEIDINGSPROFIEL FYSIOTHERAPIE
Het Landelijk Opleidingsprofiel Fysiotherapie bevat gemeenschappelijke beroepsinhoudelijke opleidingskaders voor de ontwikkeling van de verschillende fysiotherapeutische onderwijscurricula. Samen met het Beroepsprofiel Fysiotherapie dient het document als basis voor de inhoud van de curricula. Je kunt het profiel hier bekijken:
hebben, omdat we het altijd eens zijn geweest over het uiteindelijke doel: goede fysiotherapeuten opleiden.’
Actievere rol voor patiënt
Wat gaan docenten, studenten en patiënten uiteindelijk merken van het nieuwe Opleidingsprofiel? Voogt verwacht dat het vooral de docenten zijn die verschillen gaan merken.
Voor het schrijven van dit artikel zijn gesprekken gevoerd met:
• André an Haack, voorzitter Landelijk Studie Richtings Overleg Fysiotherapie (SROF)
• Monique van den Broek, Tim Kuipers, Marjon van Zalk-Nijboer, van de Stuurgroep Landelijk Opleidingsprofiel
• Emmylou Beekman, Herman Berndt, Melanie Kleynen en Lennard Voogt van de Schrijversgroep Landelijk Opleidingsprofiel
• Bert Mutsaers, Bestuurslid Koninklijk Nederlands Genootschap Fysiotherapie (KNGF)
• Jeroen Oversier, contactpersoon Sectoraal Advies College Vereniging Hogescholen (VH)
‘Docenten geven andere modules dan tien of vijftien jaar geleden. Toen was je al heel wat als je een app op je telefoon kon installeren. Diversiteit en leefstijl waren geen issue. Dat is nu heel anders. Ook preventie is nu duidelijker een taak van de fysiotherapeut.’
Studenten zullen merken dat het vak van fysiotherapie sterk in ontwikkeling is en mogelijk veel breder dan zij verwachtten. ‘Onze studenten kunnen een katalysator zijn voor het werkveld’, aldus Van den Broek. ‘Als studenten de arbeidsmarkt op gaan, nemen zij bijvoorbeeld vaardigheden vanuit de zorgtechnologie mee. Die kunnen dan makkelijker in het beroepenveld geïmplementeerd gaan worden.’
En de patiënt? Die zal een actievere rol krijgen, meer eigen regie gaan nemen en preventieve leefstijlfactoren in acht moeten nemen. Er zullen weleens videogesprekken plaatsvinden, of metingen op afstand om de patiënt te ondersteunen in de thuissituatie. ‘De fysiotherapeut krijgt steeds meer een begeleidende rol richting zelfmanagement’, sluit An Haack af.
Tijd voor meedenken
Tijd voor Vegro
Dé hulpmiddelenpartner van Nederland. Met 40 jaar ervaring in hulpmiddelen en een samenwerking met alle zorgverzekeraars. Bel 0900 - 288 77 66 (lokaal tarief) of kijk op vegro.nl hoe we jou kunnen helpen.
Defysiotherapeut.com is hét platform voor iedereen die op zoek is naar betrouwbare informatie over klachten bij beweging, en naar de juiste fysiotherapeut in de buurt.
Bijna 1 miljoen patiënten en mantelzorgers per jaar bezoeken defysiotherapeut.com.
Wil je als geregistreerd fysiotherapeut beter vindbaar zijn in de zorgzoeker op defysiotherapeut.com? Vul dan je DigiHprofiel aan met een foto en persoonlijke informatie.
patiënt in beeld
Foto: Wiep van Apeldoorn
Tekst: Vera van Hooff |
‘Ik kon nog geen honderd meter lopen’
Joeke (62): ‘Toen ik Covid kreeg, was ik maandenlang ziek. Werken in de kinderopvang ging niet meer. Ik kon nog geen honderd meter lopen. Ik werd zwaarder, ook doordat ik meer snoepte. Na drie maanden kon ik starten met revalideren bij Manueel-Fysiocare. Op een dag ving ik een gesprek op tussen Daphne en een jongeman op de crosstrainer. Ze hadden het over leefstijlinterventie en in een aantal maanden zag ik hem krimpen. Geen dieet, maar verandering van leefstijl: dat wilde en dat kon ik ook. Met acht mensen doorlopen we het traject. Tijdens de bijeenkomsten geven we elkaar tips. Mijn slaappatroon heb ik als eerste aangepakt. Daphne gaf mij het advies om te lezen op een e-reader in plaats van mijn telefoon. En niet te wachten met slapen totdat mijn man ook naar bed gaat. Ik heb hier echt twee maanden op moeten trainen, maar ik slaap nu langer en beter. En ik maak andere keuzes met avondeten. Voorheen at ik bijvoorbeeld snelle en minder gezonde gerechten. Nu heb ik maaltijden ontdekt met meer eiwitten en minder calorieën die óók in twintig minuten klaar zijn. Als ik helemaal geen beperkingen meer zou hebben, zou ik weer graag gaan badmintonnen. Met mijn vermoeidheid en mijn gewicht lukt dat nog niet. Het gaat nu lekker en ik raak eraan gewend.’
Verderop in dit nummer geeft fysiotherapeut
Daphne Bos toelichting op de aanpak (zie pag. 17)
Foto: Sjoerd Sengers
Pijnbestrijding met VR
Chronische lage rugpijn leidt vaak tot aanzienlijke beperkingen. Fysiotherapie kan weliswaar helpen, maar bij een grote groep patiënten keert de pijn terug. ‘Wij denken dat Virtual Reality deze patiënten kan helpen,’ zegt onderzoeker Syl Slatman.
Tekst: Tessa Louwerens
Mensen met langdurige (chronische) lage rugpijn blijken een lastige groep om te behandelen voor fysiotherapeuten, vertelt Syl Slatman, onderzoeker aan de HAN University of Applied Sciences. ‘Patiënten zijn niet altijd therapietrouw, vooral als ze ernstige pijnklachten en bewegingsbeperkingen hebben. Het effect van fysiotherapie is daarom vaak beperkt.’
Chronische pijn is een groot, en vaak onzichtbaar probleem. Naar schatting heeft één op de vijf mensen er last van, en pijn is de belangrijkste reden waarom mensen een therapeut bezoeken. Het is ook een dure groep patiënten, omdat ze vaak en langdurig bij een fysiotherapeut of andere zorgverleners komen. Slatman: ’Wij denken dat therapeutische virtual reality (VR) de behandeling voor deze complexere patiëntengroep kan verbeteren.’
Studieopzet
Om dit te onderzoeken is de VARIETY-studie opgezet, wat staat voor VirtuAl Reality IntEgrated within physioTherapY. Aan de studie doen op dit moment 36 fysiotherapeuten en twintig 20 patiënten mee. Slatman hoopt uiteindelijk 120 patiënten te includeren in de studie. Het gaat om mensen die vanwege hun chronische rugklachten een fysiotherapeut bezoeken en bij wie sprake is van ernstige pijnklachten en beperkingen. De helft van de patiënten krijgt reguliere fysiotherapie volgens de KNGF-richtlijn voor lage rugpijn. De andere groep krijgt naast de reguliere therapie gedurende twaalf weken een VR-bril mee naar huis om daar oefeningen mee te doen. Dat zijn zowel fysieke als psychologische of mentale oefeningen. Er is een standaardscript voor de fysiotherapeuten waarin staat hoe en welke informatie ze aan patiënten meegeven als die een VR-bril mee naar huis krijgen. ‘De VR is geen vervanging voor fysiotherapie, maar wordt ingezet ter ondersteuning van de behandeling,’ zegt Slatman.
Drie VR-toepassingen
De interventie bestaat uit drie verschillende VR-toepassingen. Patiënten gebruiken de VR-bril
twaalf weken lang, minstens vijf dagen per week voor tien tot dertig minuten. De modules zijn ontwikkeld in samenwerking met patiënten en fysiotherapeuten. Pijneducatie is een belangrijk onderdeel van de therapie. Slatman: ‘Bij chronische pijn is er vaak sprake van overgevoeligheid van het zenuwstelsel voor prikkels. Het is een complex probleem en bij 80 tot 90 procent van de patiënten is er geen duidelijke fysieke oorzaak aan te wijzen. Dat betekent niet dat de pijn ingebeeld is. De oorsprong van pijn kan fysiek zijn, maar ook psychosociaal.’
‘In de VR-wereld word je helemaal ondergedompeld, wat afleidt van de pijn en angst’
Reis door je lichaam
Reducept is de eerste van de drie VR-toepassingen. Hiermee maak je een reis door je lichaam en krijg je uitleg over de zenuwen, hoe pijnprikkels door het lichaam lopen, wat er gebeurt in het ruggenmerg en hoe pijn en het brein werken. Verder zijn er oefeningen om je ademhaling te controleren en te ontspannen. Daarnaast krijg je bijvoorbeeld visualisatieoefeningen. Je kijkt naar je pijn en schiet op de pijnprikkel, waardoor deze verdwijnt. ‘Op deze manier verander je een pijnervaring’, zegt Slatman. ‘De pijnprikkel is er nog wel, maar wordt minder als pijn ervaren. En dit werkt door, zelfs als je het spel niet meer speelt.’ Reducept werkt verder met elementen van Acceptance and Commitment Therapy (ACT), dat helpt patiënten om de pijn te accepteren. Slatman: ‘Het werkt wanneer ze beter begrijpen dat er iets in hun lichaam is veranderd, waardoor ze sneller pijn ervaren op momenten dat dit niet functioneel is. En dat het niet tussen hun oren zit. Dat helpt niet alleen bij acceptatie, maar kan ook de therapietrouw vergroten. Mensen zijn namelijk »
eerder geneigd zelf aan de slag te gaan als ze begrijpen hoe het werkt.’
Vicieuze cirkel doorbreken
De tweede toepassing die Slatman in zijn onderzoek gebruikt is SyncVR Fit. Hierbij worden patiën ten gestimuleerd om te bewegen met behulp van een aantal games. ‘Je speelt bijvoorbeeld dat je een keeper bent. Je moet dan alle kanten op bewegen om de bal tegen te houden. Of je kunt fruit plukken uit de boom en daarbij hoog en laag reiken. En hoe sneller je het doet, hoe meer punten je scoort. Het competitieve element helpt om de oefeningen ook thuis vol te houden.’
‘Fysiotherapeuten moeten wennen aan het idee en sommigen zijn bang dat hun inkomen eronder zal lijden’
Slatman denkt dat VR ook kan helpen om de therapietrouw te verbeteren. Allereerst omdat oefeningen met de VR-bril vaak leuker zijn dan ‘droog’ oefenen. ‘Daarnaast kunnen oefeningen, zeker in het begin, pijnlijk zijn en soms zijn patiënten bang dat beweging nog meer pijn oplevert. In de VR-wereld word je helemaal ondergedompeld, wat afleidt van de pijn en angst. Patiënten voelen zich daardoor minder geremd in hun beweging en dat helpt soms de vicieuze cirkel te doorbreken.’ Je pakt ook makkelijker de VR-bril erbij om even te spelen en je oefeningen te doen. En je kunt ook
CHRONISCHE PIJN
Pijn is (vaak) een signaal dat er ergens in het lichaam een beschadiging optreedt. Bij chronische pijn is de signaalfunctie van pijn in veel gevallen al verdwenen. In Nederland hebben meer dan 3,2 miljoen mensen chronische pijn.
De oorzaak is vaak moeilijk te bepalen. En ook de behandeling ervan is lastig. Pijngevoel ontstaat altijd in het brein. Maar hoe het brein op zo’n pijnprikkel reageert verschilt. Voor een deel is dat erfelijk bepaald: de hersenen van sommige mensen herkennen pijnprikkels eerder en zullen pijn intensiever ervaren. Het pijnsysteem kan in de loop van het leven ook wijzigen.
Door ziektes en verwondingen, of bijvoorbeeld door een moeizaam verlopen bevalling, kan het pijnsysteem gevoeliger worden. Maar ook gedachten over pijn hebben invloed. Psychische of emotionele problemen kunnen ook leiden tot lichamelijke pijn. Pijn in de rug kan bijvoorbeeld een gevolg zijn van psychische problemen, zoals overbelasting, in plaats van een lokaal probleem.
Bronnen: UMCG en Radboudumc
kiezen welke setting het best bij jou past op basis van wat je leuk vindt. Wil je bijvoorbeeld boksen, tennissen of voetballen.’
Afleiding en ontspanning
De derde VR-toepassing, SyncVR Relax & Distract, richt zich op afleiding van pijn en ontspanning. ‘Je kunt bijvoorbeeld een strandwandeling maken, fietsen door Amsterdam of zwemmen met dolfijnen. Maar er zijn nog veel meer opties, zodat je kunt kiezen wat voor jou het beste werkt. Daarnaast kunnen patiënten spelletjes spelen zoals sudoku en zijn er meditatieoefeningen.’ Het idee is dat je dit gebruikt op momenten dat je pijn hevig is, in plaats van bijvoorbeeld een pijnstiller te nemen. Je ziet dat de ontspanning ook doorwerkt wanneer iemand de bril niet meer op heeft.
Trial
Na de trial neemt Slatman interviews af bij de deelnemende fysiotherapeuten en patiënten. ‘We vragen bijvoorbeeld aan de fysiotherapeuten wat ze als voor- en nadelen beschouwen van het gebruik van VR. En wat dat betekent voor hun rol als fysiotherapeut. Want het is wel een verschuiving van een hands-on benadering naar meer zelfmanagement van de patiënt, waarbij de fysiotherapeut een coachende rol op zich neemt.’ Naast de interviews bekijkt Slatman de data van de VR-brillen. Bijvoorbeeld hoe vaak de patiënt de bril gebruikt en welke toepassingen ze dan inzetten. De trial is een jaar geleden gestart en loopt nog tot ongeveer oktober 2025. Er zijn verschillende meetmomenten op 1, 3, 6 en 12 maanden na start van de behandeling. ‘We meten tot een jaar na de start van de behandeling, om ook iets te kunnen zeggen over de langetermijneffecten’, zegt Slatman. ‘Het duurt nog wel even voordat we resultaten hebben. Patiënten zeggen in ieder geval dat ze het leuk vinden en staan er open voor. Een klein deel vindt het minder prettig, omdat ze bijvoorbeeld duizelig worden van de VR-bril.’
Toekomst
Volgens Slatman is VR niet alleen inzetbaar voor chronische lage rugpijn, maar ook bij andere toepassingen. ‘Je kunt het bijvoorbeeld gebruiken voor educatie van patiënten, om de gedachten over pijn te bespreken en mogelijk te helpen die gedachten om te buigen. Er zijn bijvoorbeeld onderzoeken gedaan waaruit bleek dat als je iemand een avatar van de Hulk laat besturen, dat de persoon zich dan veel sterker voelt en meer aankan.’
Volgens Slatman staat het gebruik van VR nu nog in de kinderschoenen, maar hij denkt dat dit in de toekomst zeker zal toenemen. ‘Ik zie dat nog niet iedereen er voor openstaat. Fysiotherapeuten
Syl Slatman, onderzoeker aan de HAN University of Applied Sciences.
moeten wennen aan het idee en sommigen zijn bijvoorbeeld bang dat hun inkomen eronder zal lijden als mensen steeds meer thuis gaan doen en dit niet kan worden gedeclareerd bij de zorgverzekeraar. Maar ik denk dat er sowieso een verschuiving zal plaatsvinden naar meer zelfmanagement. En dat zorg op afstand iets wordt wat je dan in rekening brengt bij de zorgverzekeraar. Daarnaast blijft er nog genoeg dat je fysiek in de praktijk behandelt. Maar als we de technologie een eerlijke kans willen geven, is het wel cruciaal dat je het huidige declararatiemodel verandert.’
Fysiotherapeuten gezocht
Onderzoeken zoals deze zijn volgens Slatman belangrijk om voldoende wetenschappelijke onderbouwing te krijgen voor de positieve effecten van VR-behandeling. ‘Dit is ook een eis van zorg-
‘Het helpt patiënten als ze begrijpen wat er in hun lichaam gebeurt’
verzekeraars om de behandelingen te vergoeden. We hebben daarom wel fysiotherapeuten nodig die daar hun tijd en energie in stoppen. We zijn nog op zoek naar fysiotherapeuten en patiënten die mee willen doen. Idealiter willen we nog ongeveer honderd patiënten includeren. Dus ik wil fysiotherapeuten bij deze van harte aanmelden om mee te doen aan ons onderzoek.’
Heb je interesse om mee te doen aan het onderzoek? Neem dan contact op: syl.slatman@han.nl
‘Ik vind sporters als doelgroep erg interessant’
Ju-Lin de Visser studeert fysiotherapie aan Thim van der Laan en zit momenteel in haar laatste jaar. Naast haar studie is ze fanatiek langebaanschaatster. Ze rijdt nationaal met de top mee, op de grote toernooien zoals de NK’s en het World Cup Kwalificatie toernooi. Voor haar innovatietraject besloot ze zich te verdiepen in voorstekruisband (VKB)-blessures bij voetbalsters.
Tekst: Kiki Boot
Wat houdt een innovatieproject in?
‘Het innovatieproject “de innoverende fysiotherapeut” is een deel van het wetenschappelijk portfolio, oftewel de scriptie. Als student maak je een product dat een vernieuwing moet zijn voor de praktijk. Ik heb gekozen voor een informerend product.’
Waarom heb je gekozen voor dit onderwerp?
‘Mijn project gaat over welke aspecten invloed hebben op de kans om een VKB-blessure op te lopen bij voetbalsters. Ik vind sporters als doelgroep erg interessant. Om me heen zag ik deze blessure veel voorkomen en ik vroeg me af hoe dat kwam.
Ik maak een informatieve poster en een presentatie voor de staf en de coaches van het voetbalteam. Mijn doel is om informatie te verstrekken en ervoor te zorgen dat ze het in de praktijk kunnen gebruiken tijdens trainingen.’
Waarom heb je besloten je specifiek op vrouwen te richten?
‘VKB-letsel komt veel voor in vrouwenvoetbal. Vrouwen hebben twee tot acht keer meer kans op een VKB-blessure dan mannen. De UEFA heeft net per december bekendgemaakt dat ze een nieuw initiatief zijn gestart om deze blessure beter te begrijpen. Onderzoeken worden over het algemeen gericht op mannen en veel minder op vrouwen, terwijl er wel degelijk verschillen zijn.’
Wat waren je verwachtingen?
‘Er is behoorlijk wat bekend over de voetballende man. Maar ik wist niet of dat ook gold voor de voetballende vrouw. Uiteindelijk heb ik gelukkig voldoende bronnen kunnen vinden over de vrouwspecifieke aspecten die invloed hebben op VKB-letsel, denk bijvoorbeeld aan de ruimte in het kniegewricht en de Q-hoek.’
Welke obstakels kwam je tegen?
‘Na mijn literatuurstudie kijk ik nu hoe ik het praktische product ga maken. De precieze invulling vind ik lastig. Het lijkt mij het beste om een presentatie te creëren met een flyer en/of poster, zodat de informatie ook tastbaar wordt. Zo kan het beter beklijven en ook echt gebruikt worden.’
Wat heeft je tot nu toe het meest geïnspireerd en wat hoop je te bereiken?
‘Nieuwe informatie opdoen over het onderwerp heeft me geïnspireerd. Hopelijk kan ik hiermee echt iets bijdragen aan de fysiotherapie. Op dit moment heb ik voornamelijk artikelen gelezen om te onderzoeken wat er bekend is en wat er nu al wordt gedaan. Mijn volgende stap is het praktische deel opzetten. Ik hoop iets te creëren waar echt iets mee gedaan gaat worden.’
Vervolg van pag. 11
‘Haar motivatie is hoog’
Daphne: ‘Tijdens fysiotherapiebehandelingen voor de revalidatie van Long-Covid heb ik met Joeke gesproken over leefstijlinterventie. Eerst moest zij haar dagelijkse taken weer kunnen uitvoeren. Toen dit beter ging, vroeg zij naar het Coaching Op Leefstijl (COOL)-programma waar wij mee werken. Zij is gestopt met fysiotherapie en doet nu twee keer per week ‘Vrij Fitness’. Binnen COOL zit zij in een groep van acht mensen. Elke zes weken heb ik een individueel gesprek met haar. Ik ben dan niet de reddingsboei, maar begeleid haar. Joeke kan goed reflecteren en is heel open. Haar grootste uitdaging is het aantal eiwitten dat zij moet eten. Haar motivatie was hoog toen zij vorig jaar april begon en is al die tijd hoog gebleven. Zij komt trouw naar de maandelijkse groepsbijeenkomsten. Ze kiest heel bewust de veranderingen die zij wil doorvoeren en stelt realistische doelen. Dat is belangrijker dan afvallen. Zij is nu halverwege het traject en heeft al veel veranderingen blijvend doorgevoerd, waardoor ze een betere slaapkwaliteit heeft en makkelijker beweegt. Tijdens de klinimetrie van verlies van buikomvang en gewicht was de helft van dat doel al bereikt. Ze is dus op de goede weg.’
Daphne Bos is fysiotherapeut bij Manueel-Fysiocare en leefstijlcoach Nieuwegein Gezond
Geautomatiseerde herkenning van ICF-domeinen en niveaus uit tekst in elektronische patiëntendossiers
Het A-PROOF project
Met de intrede van kunstmatige intelligentie (AI) nemen de mogelijkheden toe om op een continue en consistente manier gegevens te verzamelen en te analyseren. Dit kan de efficiëntie en doelmatigheid van fysiotherapeutische zorg sterk ten goede komen. In dit artikel geven we een voorbeeld van een mogelijke toepassing van AI-technologie binnen de fysiotherapie.
Als fysiotherapeuten maken we behandelplannen op basis van een uitgebreide analyse van anamnestische gegevens en lichamelijk onderzoek. Hiervoor hebben we een breed scala aan beschikbare vragenlijsten en meetinstrumenten tot onze beschikking. Het verzamelen en interpreteren van deze gegevens om het behandelplan vorm te geven en aan te passen wordt ‘datagedreven zorg’ genoemd.
Geautomatiseerd informatie ophalen uit verslaglegging
Het A-PROOF project richt zich in eerste instantie op de informatie over het functioneren van patiënten die beschikbaar is in de tekst die zorgverleners noteren in elektronische patiëntendossiers (EPD’s). Het project gebruikt Natural Language Processing (NLP), een vorm van AI, om geautomatiseerd de informatie over het functioneren van patiënten in de verslaglegging te vinden. Voor zes categorieën van de International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF) –Ademhaling, Lopen, Stemming, Energie, Handhaven Lichaamsgewicht en Eten – is aangetoond dat NLP-algoritmen goed in staat zijn om deze ICF-categorieën en niveaus te herkennen in EPD’s van ziekenhuizen.1,2,3 Deze informatie kan, aanvullend aan of in plaats van bestaande vragenlijsten en functietesten, inzicht geven in de prognose en het beloop van het functioneren van patiënten over de tijd. Dit levert data op voor onderzoek en kan gebruikt worden om de fysiotherapeut te ondersteunen bij de behandeling.
Kansen en risico’s
Omdat de NLP-algoritmen gebruikt worden op bestaande verslaglegging van
zorgverleners, vraagt het verzamelen van de data geen extra tijd en inspanning van patiënten en zorgverleners. Dit is een groot voordeel ten opzichte van reguliere manieren om het functioneren in kaart te brengen. Het maakt van ieder verslag in het dossier automatisch een ‘meting’ van het functioneren. Daarentegen staat dat verslagen worden beïnvloed door het perspectief van de zorgverlener, die een eigen interpretatie noteert over het functioneren van de patiënt. De verslagen geven daarmee mogelijk een gekleurd beeld van het functioneren. Problemen die een patiënt ervaart worden bijvoorbeeld niet genoteerd omdat deze niet zijn uitgevraagd, of een probleem dat wel is aangekaart door de patiënt maar door de zorgverlener slechts summier of niet in het verslag opgenomen. Verder onderzoek moet uitwijzen hoe de gegenereerde data zich verhouden tot de reeds bestaande methoden van dataverzameling binnen de fysiotherapie en hoe deze nieuwe AI-technologie ook binnen de eerstelijnszorg toegepast kan worden.
Toekomstperspectief
Een belangrijk uitgangspunt in het Nationaal Zorgakkoord is dat passende zorg waardegedreven is.4 Hiermee wordt bedoeld dat uitkomsten en ervaringen van patiënten gebruikt worden om de zorg continu te verbeteren. Ook fysiotherapeuten gaan hier in hun werk steeds meer mee te maken krijgen. Het gebruik van innovatieve AI-methoden om geautomatiseerd gegevens over het functioneren uit verslaglegging in patiëntendossiers te genereren, kan de (toekomstige) fysiotherapeut ondersteunen bij het leveren van passende fysiotherapeutische zorg.
Auteurs
• Edwin Geleijn*, fysiotherapeut/zorginnovator, afdeling Revalidatiegeneeskunde, Amsterdam UMC
• Marike van der Leeden*, universitair hoofddocent, afdeling Revalidatiegeneeskunde, Amsterdam UMC *gedeeld eerste auteurschap
• Ron van Heerde, fysiotherapeut/onderzoeker, afdeling Heelkunde, Radboud UMC
• Sabina van der Veen, postdoc onderzoeker, faculteit Sociale Wetenschappen, Afdeling Gezondheids-, Medische en Neuropsychologie, Universiteit Leiden
• Jesse Aarden, docent/onderzoeker en hoofd Smart Health and Vitality lab faculteit Gezondheid, Hogeschool van Amsterdam
• Piek Vossen, hoogleraar Computationele Lexicologie, faculteit Geesteswetenschappen, Vrije Universiteit
• Carel Meskers, revalidatiearts/hoogleraar Revalidatiegeneeskunde/ Neuromechanica, afdeling Revalidatiegeneeskunde, Amsterdam UMC
Mede namens het A-PROOF1 en ParaCov2 consortium
e.geleijn@amsterdamumc.nl
m.vanderleeden@amsterdamumc.nl
Bronnen: www.kngf.nl/fysiopraxis
‘Het vraagt van iedereen een stapje extra’
Valpreventie vormgeven in de eerste lijn
Iedere vier minuten belandt een oudere in het ziekenhuis vanwege een val. Fysiotherapeuten kunnen met valpreventie een belangrijke rol spelen in het voorkomen van valincidenten en het behoud van de mobiliteit en kwaliteit van leven van patiënten. Hiervoor is multidisciplinaire samenwerking in de regio wel cruciaal.
Tekst: Tamara van der Wind en Karen van Hameren
Foto’s: Jasper Juinen
Valincidenten zijn een belangrijk gezondheidsrisico, vooral onder ouderen (zie kader). Een valongeval heeft veel impact op de zelfredzaamheid van ouderen. Vaak leidt een eerste val tot een neerwaartse spiraal van letsel, verminderde mobiliteit, valangst, sociaal isolement en meer vallen. Aldus VeiligheidNL, het kenniscentrum voor letselpreventie dat ook jaarlijks een Valpreventieweek organiseert. Om de zelfredzaamheid van ouderen te behouden én om de toenemende druk op de ouderenzorg het hoofd te bieden, is het voorkomen van valincidenten een maatschappelijke noodzaak. Arts en onderzoeker Marcel Levi in 2021 in Het Parool 1: ‘Valpreventie verdient meer aandacht als speerpunt van publieke gezondheidszorg bij een oudere populatie. Het is niet het meest sexy onderwerp, maar kan potentieel gigantisch veel meer gezondheidswinst opleveren dan ingewikkelde operaties en dure medicijnen.’
Speerpunt
In datzelfde jaar is valpreventie als speerpunt opgenomen in het coalitieakkoord. Op grote schaal uitvoeren van effectieve valpreventieve activiteiten voor ouderen met een verhoogd valrisico is hierbij essentieel. Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft hiervoor een Landelijk Programmaplan Valpreventie ontwikkeld. Met dit programma implementeert VWS de nieuwe wereldrichtlijn valpreventie via de Ketenaanpak Valpreventie (zie kader). De gemeenten hebben de taak gekregen om deze ketenaanpak in te richten voor hun inwoners van 65 jaar en ouder met een valrisico. Dit is vastgelegd in het Integraal Zorg Akkoord (IZA) en het Gezond en Actief Leven akkoord (GALA). »
VALINCIDENTEN IN CIJFERS
Het aantal 65-plussers dat jaarlijks op de spoedeisende hulp (SEH) terechtkomt door een val is in 2023 met 11 procent toegenomen tot 117.000. Ruim de helft van hen brengt een bezoek aan de SEH vanwege een botbreuk, waarbij een heup- of polsfractuur het meest voorkomt. Zo’n 1 op de 5 ouderen die ten val is gekomen, komt zelfs met hersenletsel op de SEH terecht. Hoe hoger de leeftijd, des te groter het valrisico. Wanneer er niet wordt ingegrepen, neemt het aantal ouderen dat jaarlijks op de SEH terechtkomt mede door dubbele vergrijzing richting 2030 fors toe. Bron: VeiligheidNL
» Sinds dit jaar worden gemeenten geacht hier gericht mee aan de slag te gaan, in samenwerking met het sociaal domein, zorgverleners in de eerste lijn en zorgverzekeraars.
‘De vraag naar valpreventie zal de komende jaren flink toenemen’
Verantwoordelijkheden en vergoedingen
Er zijn in Nederland drie door het RIVM erkende valpreventieve beweeginterventies: Vallen Verleden Tijd, In Balans en Otago (groepsversie). Valpreventietrainingen die dicht bij huis en de wijk worden aangeboden zijn het meest effectief, zo blijkt uit onderzoek. De uitgebreide valrisicobeoordeling wordt nu nog uitgevoerd door de huisarts, wijkverpleegkundige of een specialist ouderengeneeskunde. De Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) vindt dit echter geen primaire taak voor de huisarts, zo viel eind 2023 te lezen op hun website.
KETENAANPAK VALPREVENTIE
De Ketenaanpak Valpreventie geeft inzicht in welke stappen een oudere doorloopt en hoe je valpreventie samen met de juiste professionals implementeert. Valpreventie kent vier stappen:
Stap1: Opsporen
De ketenaanpak begint met het opsporen van ouderen (thuiswonende 65-plussers) met een valrisico (laag, matig, hoog) met behulp van de valrisicotest. Deze vindt plaats in het sociaal domein en in het zorgdomein.
Stap 2: Valrisicobeoordeling/screening
Ouderen die een hoog valrisico hebben (vanuit de valrisicotest) worden met de Valanalyse gescreend op aanwezige valrisicofactoren. Met behulp van deze valrisicobeoordeling kunnen zorgprofessionals op maat adviezen en interventies geven.
Stap 3: Interventies
De interventies zijn gericht op het verminderen van de risicofactoren voor vallen. Een effectieve valpreventie-aanpak bevat altijd een valpreventieve beweeginterventie. Ouderen in de matig en hoog risicogroep krijgen allemaal een beweeginterventie.
Stap 4: Structureel aanbod
Na de valpreventieve beweeginterventie is het belangrijk door te gaan met beweegoefeningen om de verbeteringen in balans, functioneren en spierkracht te behouden. Hierbij is samenwerking met de gemeenten op lokaal en regionaal niveau essentieel.
VeiligheidNL heeft een handige infographic Ketenaanpak Valpreventie gemaakt.
‘Paramedici, zoals fysiotherapeuten, zijn prima in staat deze valrisicobeoordeling uit te voeren. Bij afwijkingen of bevindingen kunnen zij de patiënt doorsturen naar de huisarts. Paramedici willen dit ook graag oppakken. Momenteel worden de randvoorwaarden hiervoor, zoals competentieprofiel en scholing, afgestemd door de betrokken partijen.’ De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) heeft een prestatie valpreventie en een prestatie valrisicobeoordeling vastgesteld. Deze zijn per 1 januari 2024 te declareren.
Valpreventie in de regio
Het KNGF en de NVFG zijn nauw betrokken bij het Landelijk Programmaplan Valpreventie (zie kader). De grote uitdaging is het koppelen van zorg en het sociaal domein. Daarom probeert het KNGF de regionale fysiotherapieorganisaties, de samenwerkingsverbanden, te ondersteunen om de coördinatie van de Ketenaanpak Valpreventie lokaal en regionaal met gemeenten, huisartsen, zorgverzekeraars te verzorgen voor de fysiotherapeuten in de regio. Ondertussen hebben veel fysiotherapeuten niet stilgezeten. Voor het programma ‘Valpreventie in jouw regio’ heeft het KNGF in 2022 fysiotherapeuten-kartrekkers geworven die al aan het pionieren waren met valpreventie in hun regio en het beweegaanbod wilden verbreden. Diedeke van Wijk, geriatriefysiotherapeut bij WIJKfysio in Leusden en Amersfoort, specialist valpreventie en docent In Balans, heeft begeleidde als projectleider in 2023 een aantal kartrekkers. Diedeke: ‘Bij de start van het programma vroegen we deelnemers hoe zij willen dat valpreventie eruitziet in hun wijk of regio en wat ze daarvoor nodig hebben. Wij zijn daar vervolgens mee aan de slag gegaan. Zo waren er bijvoorbeeld vragen over het in contact komen met de gemeente en hoe je financiering regelt. Met een stappenplan en bijeenkomsten zijn we dieper op deze vragen ingegaan. Zo hebben we fysiotherapeuten verleid om met elkaar na te denken over hoe ze valpreventie willen vormgeven in de eigen wijk of regio.’ Eén van die kartrekkers is Daphne van Middelkoop, geriatriefysiotherapeut bij Fysio Fitplan Vianen en teamlid van de kerngroep Ketenaanpak Valpreventie in de gemeente Vijfheerenlanden. ‘Het kartrekkersprogramma heeft mij vooral geholpen om die volgende stap te zetten en bij de gemeente aan te kloppen met een duidelijk plan. De informatie over hoe het zit met vergoedingen was nuttig. Maar ook aan het stuk marketing heb ik veel gehad. Net als de door het programma aangeboden materialen, zoals de posters en de checklist.’
Samenwerken
Een andere deelnemer aan het kartrekkersprogramma, Marieke Stortelers, praktijkhouder bij
Gezondheidscentrum De Schans, beaamt dit. ‘Het is niet zo dat ouderen zichzelf spontaan melden. Je moet wel bekendmaken dat je valpreventietrainingen aanbiedt. In onze regio zoeken we daarom actief de samenwerking met welzijns- en thuiszorgorganisaties.’ Diedeke: ‘Ook andere disciplines dan fysiotherapeuten hebben met valpreventie te maken. Denk aan ergotherapeuten, diëtisten en podotherapeuten. Valpreventie is te groot om alleen te dragen. Het vraagt een multidisciplinaire aanpak.’ Marieke: ‘Bij de informatiebijeenkomsten voor de cursussen nodigen we die andere zorgprofessionals ook uit. Zij vertellen dan vanuit hun eigen discipline wat ze kunnen betekenen om het valrisico te verlagen. Dit versterkt onze boodschap.’ Daphne: ‘Om valpreventie gemeentebreed uit te kunnen rollen, hebben de buurtsportcoaches bij ons in de regio de coördinerende rol gekregen. Zo kunnen wij ons bezighouden met de ‘doe-kant’ en zij met de organisatiekant. Want vergeet niet: het organiseren kost erg veel tijd, denk aan de werving van ouderen of het regelen van locaties. Omdat de buurtsportcoaches gaan coördineren, hebben wij tijd om valpreventie vaker aan te bieden. Én kan ik die dingen
DOELSTELLING LANDELIJK PROGRAMMAPLAN
VALPREVENTIE
• Circa 500.000 ouderen krijgen jaarlijks een valrisicotest
• Circa 125.000 ouderen met een verhoogd valrisico krijgen jaarlijks een screening/valrisicobeoordeling
• Circa 90.000 ouderen met een verhoogd valrisico volgen jaarlijks een effectief valpreventieve beweeginterventie
doen waar ik energie van krijg.’ Marieke: ‘We realiseren ons onvoldoende voor welke opgave de gemeenten staan om de 65-plussers op de been te houden, en welke kansen er liggen voor ons fysiotherapeuten. Het belangrijkst is dat meer fysio’s enthousiast worden om valpreventie op te pakken, zodat we capaciteit kunnen opbouwen. De vraag naar valpreventie zal de komende jaren flink toenemen; door nu al voorbereid te zijn op de vraag die komen gaat, loop je voorop.’
‘We realiseren ons onvoldoende welke kansen er liggen voor ons fysiotherapeuten’
Stapje extra
Dat veel fysiotherapeuten ermee aan de slag willen, bleek wel uit de hoge opkomst van het Kennisevent Valpreventie & fysiotherapie: samen aan zet! dat het KNGF vorig jaar november organiseerde. Diedeke: ‘Het neerzetten van valpreventie vraagt van iedereen letterlijk en figuurlijk een stapje extra. Houd altijd in gedachten voor wie je het doet: de oudere die bezorgd of bang is om te vallen of al eens gevallen is. Het geeft je werk als fysiotherapeut extra zingeving.’ Marieke: ‘In onze praktijk zien we dat veel ouderen na het volgen van een valpreventietraining samen gaan wandelen en zwemmen. Op die manier blijven ze én in beweging én voelen ze zich minder eenzaam. Een win-win dus!’
Voor meer informatie over valpreventie en de bekostiging van de verschillende onderdelen van de ketenaanpak kijk op kngf.nl/valpreventie. Scan de QR-code voor de Toolkit ‘Valpreventie in jouw regio’.
Bronnen: www.kngf.nl/fysiopraxis
‘Ik ben hier niet om medelijden te hebben’
Voor het Internationale Rode Kruis (ICRC) reist fysiotherapeut Guido Versloot de wereld over om mensen te helpen in crisisgebieden. Zijn eerste post was twaalf jaar geleden in Noord-Korea, zijn huidige in Gaza.
Tekst: Vera van Hooff. Foto’s: Rode Kruis
‘Een jongetje van een jaar of vijf had een granaat gevonden en zag er een leuk speelgoed in. De granaat ontplofte en hij raakte zwaargewond aan zijn armen, benen en longen. Alles was aangedaan. Na enig herstel moest ik, naast het jongetje, ook de ouders overtuigen om te bewegen. Die dachten dat dit niet goed was voor hun zoontje. Hier heb ik echt wakker van gelegen. Toen hij weer begon te spelen en in beweging kwam, was ik echt blij. Gewonde kinderen zijn voor mij het zwaarst, maar ook het mooist. Zeker wanneer ze het ziekenhuis verlaten en weer kunnen spelen en kind zijn. Dat vind ik het mooie aan kinderen: die gaan van het diepste dal, naar het hoogste hoogtepunt.’
Aan het front
Dat vertelt Guido Versloot, die als fysiotherapeut voor het Internationale Rode Kruis actief is in verschillende oorlogsgebieden. Op dit moment is hij werkzaam in Gaza, maar eerder werkte hij in Jemen, waar nog altijd een hevige burgeroorlog woedt. ‘Ik werkte vijf dagen per week van acht tot vijf in een ziekenhuis dicht bij de frontlinie. We behandelden daar de oorlogsslachtoffers en slachtoffers van zware verkeersongevallen. In principe werk ik puur als fysiotherapeut, maar ik doe veel extra werk dat een fysiotherapeut in Nederland niet doet. Zo ben ik medeverantwoordelijk voor alle patiënten die binnenkomen, doe de triage en alles wat voor de patiënt op dat moment nodig is. Ook ben ik verantwoordelijk voor patiënten met botbreuken, samen met de chirurgen. Van de behandeling, tot het ingipsen en assisteren tijdens operaties. Ik adviseer de chirurg bijvoorbeeld of we een ledemaat nog kunnen herstellen of dat het geamputeerd moet worden. We werken samen als een team.’
GUIDO VERSLOOT
Guido Versloot studeerde onder meer bewegingswetenschappen, fysiotherapie en sportfysiotherapie. Daarna volgde hij interne opleidingen bij het Rode Kruis. ‘Het werk dat ik in crisisgebieden doe, zou ik in Nederland met mijn diploma’s niet mogen doen.’
Loopbaan:
2004 – 2012: Fysiotherapeut in diverse settings in organisaties in Nederland
2008-2009 Trainer fysiotherapie en fysiotherapeut in Papua Nieuw Guinea
2012 - Heden Fysiotherapeut voor het Internationale Rode Kruis (ICRC). Verschillende missies waar Versloot aan deelnam: NoordKorea, Irak, ZuidSoedan, Ethiopië, Irak, ZuidSoedan, Pakistan, Irak, Syrië, Oekraïne, Jemen, Gaza.
LASTIG OM EEN BAND TE CREËREN
Tijdens een missie had Guido een driejarig patiëntje met zware brandwonden. ‘Het kindje bleef maar roepen om zijn vader, die er niet meer was. Het is lastig om een band te creëren met de kinderen; sommige blijven apathisch, terwijl anderen lachen en gillen. Soms lukt het om dit gedrag te doorbreken, maar soms valt er niets aan te doen.’
‘Hoe drukker het is, hoe nuttiger en hoe beter ik me voel’
»
Hands-on
De ochtenden zijn voor de overdracht met de arts en verpleegkundigen van de nachtdienst. ‘Ik werk vaak samen met een lokale verpleegkundige die ik bijgeschoold heb in de fysiotherapie. We doen bijvoorbeeld ademhalingsoefeningen met een patient met een longbeschadiging door kogelwonden. Maar ik doe ook handson behandelingen aan het bed en geef oefeningen mee aan patiënten. Het gaat vaak om complexe problemen. Als een granaat vlak bij je ontploft, kun je je voorstellen dat
het hele lichaam is aangetast en je dus ook het hele lichaam moet behandelen.’
Mentaal spel
Overtuigingkracht is daarbij van groot belang. ‘Als je zwaargewond bent is je veilige bed verlaten het laatste dat je wilt. Maar dat is juist het enige dat ik wél wil. Soms moet je mensen vriendelijk toespreken en soms dwingender. Het zijn traumapatiënten die een uur geleden nog gezond rondliepen en nu zwaargewond zijn. Ik ben ook half als psycholoog bezig om mensen te motiveren de oefeningen te gaan doen. Het is belangrijk dat zij hun bed uitkomen, anders herstellen zij niet. Mijn taak is om dit op het juiste moment te stimuleren, niet te vroeg, maar zeker niet te laat. Het is een mentaal spel. Soms heb je patiënten die denken niets meer te kunnen, omdat ze getraumatiseerd zijn, maar ze kunnen fysiek wel bewegen. Dan is het belangrijk hen stapje voor stapje daarvan te overtuigen.’
Knop om
In de conflictgebieden waar Guido werkt, is in de ziekenhuizen vaak geen fysiotherapeut aanwezig. ‘Als ik het niet doe, doet niemand het. Dan komt een kind er helemaal niet bovenop, of het gaat in elk geval veel langer duren. Het is het mooi
ste werk dat er is, ook al is het superzwaar. Het is slikken, knop om en gaan. ’s Avonds bedenk ik wel even: wat was dit nou? En wat is dit toch een verschrikkelijke plek om te werken. Maar de volgende dag zie ik dat kind en dan gaat die knop weer om. Op een dag zie ik het kind dan van een hoopje ellende weer kind worden. Dat geeft mij genoeg motivatie om de moeilijke dagen door te komen.’
‘Sommige patiënten denken niets meer te kunnen, omdat ze getraumatiseerd zijn’
Bijtanken
Als Versloot zich niet in een oorlogsgebied bevindt, dan ziet hij net als de meesten de ellende en bedenkt hoe verschrikkelijk het is. ‘Maar als ik er middenin zit dan is het mouwen opstropen en aan de gang. Ik denk dat je die knop niet vindt, maar dat die gewoon in mij zit. Ik ben hier ook niet om medelijden te hebben met de mensen, maar om iets te doen. Hoe drukker het is, hoe nuttiger en hoe beter ik me voel.’
Niettemin is Guido regelmatig thuis, en hij gaat ook op vakantie. ‘Je weet dat er op zo’n moment ergens in de wereld mensen jouw hulp nodig hebben. En dat heeft mij er wel eens van weerhouden om op vakantie te gaan. Maar ik realiseer mij tegelijkertijd dat als ik half afgebrand rondloop, ze niets aan mij hebben. Ook ik moet er af en toe even uit om bij te tanken en er weer tegenaan te kunnen.’
Afleiding
Wat Guido op zijn vrije dagen doet hangt af van de situatie in het gebied waar het Rode Kruisteam verblijft. ‘Vaak zit ik met het hele team in een huis met woonkamer en een eigen slaapkamer. In verband met de veiligheid kunnen we niets anders dan werken, slapen, tv kijken, een beetje sporten en internetten als het bereik goed genoeg is. In het weekend zit ik dus opgesloten, maar ik heb dat toch nodig om bij te komen. Ik slaap veel, ga een stuk hardlopen op de loopband of met gewichten aan de slag. Ik lees een boek en kijk wat tv. Ik lees alles op mijn ereader wat ik tegenkom. Nederlandse en buitenlandse en vakliteratuur. Soms heb ik helemaal geen zin om na te denken en pak ik een kinderboek. Ik lees ook veel gedichten van Toon Hermans. Leuke kleine verhaaltjes, die me op een totaal ander gedachtespoor bren
Guido behandelt een patiënt tijdens een van zijn missies in ZuidSoedan.
HOOGTE- EN DIEPTEPUNTEN
Een moment dat Guido het meest is bijgebleven was tijdens een missie zeven jaar geleden in Irak. ‘Een vrouw kwam zwaargewond binnen. En een dag later zag ik haar met een baby in haar armen, omdat ze die nacht was bevallen. Prachtig te zien dat het leven doorgaat.’ Maar hij maakte daar ook zijn absolute dieptepunt mee. ‘Een meisje was in haar hoofd geschoten. Toen moest ik aan haar vader vertellen dat we niets meer voor haar konden doen. Die man was al zijn vrouw en andere kinderen verloren.’
gen, zolang het maar afleidt van de situatie ter plekke.’
Steun
Zijn vrienden en familie aan het thuisfront geven hem steun. ‘Het blijft wel dubbel. Mijn ouders en broer vinden het leuk dat ik dit doe, maar ik weet dat ze mij toch liever dichterbij huis in een veilig gebied hebben. Ik steun hen en zij steunen mij. Ik ben hen daarvoor erg dankbaar. Veel collega’s hebben een gezin, maar ik heb geen relatie en kinderen. Als ik kinderen had, dan zou ik niet zo lang in dit soort gebieden kunnen werken.’
Als hij behoefte heeft om te praten, dan kan Guido bij een psycholoog terecht. ‘Daarnaast heb ik natuurlijk mijn collega’s in het Rode Kruis team. Echte vriendschappen zijn er weinig, daarvoor ben je te kort samen. Missies duren zelden langer dan een jaar. Maar elkaar mentaal ondersteunen is dagelijkse kost. Je bent immers op elkaar aangewezen.’
Directe fysiotherapie zonder immobilisatie lijkt veilig en effectief
Herstel na een omgekeerde schouderprothese
Immobilisatie van de geopereerde schouder gedurende enkele weken is gebruikelijk bij patiënten die een omgekeerde schouderprothese hebben gekregen. Tegenwoordig wordt de subscapularispees niet altijd teruggehecht bij deze operatie. De intrinsieke stabiliteit van een aantal moderne omgekeerde schouderprothesen maakt het terughechten van de pees en nadien immobilisatie overbodig. Deze patiënten kunnen op de eerste postoperatieve dag starten met fysiotherapie, wat kan leiden tot vroege verbeteringen in functionele uitkomsten en een sneller herstel. Deze studie onderzocht de veiligheid van deze werkwijze en bracht de vooruitgang in patiënt-gerapporteerde uitkomstmaten en schouder range of motion in kaart.
Test: Anke Kornuijt
De laatste jaren stijgt het aantal patiënten dat een omgekeerde schouderprothese krijgt door het toenemend aantal indicaties voor deze ingreep en succesvolle postoperatieve uitkomsten.1 In Nederland heeft deze operatie in 2022 bijna 3000 keer plaatsgevonden, o.a. vanwege rotator cuff arthropathie, glenohumerale artrose, avasculaire necrose van de humeruskop, massale rotator cuff ruptuur, of een fractuur. Patiënten zijn gemiddeld 74 jaar oud, één op de vijf is zelfs 80 jaar of ouder.2 Voor het verkrijgen van optimale patiëntuitkomsten is de postoperatieve fysiotherapeutische behandeling zeer belangrijk, maar er bestaan veel verschillende revalidatierichtlijnen.3-5 Standaard wordt de geopereerde arm van de patient postoperatief gedurende 2 tot 6 weken geïmmobiliseerd middels een antirotatie-sling. Dit ter bescherming van weefselherstel.3 De omgekeerde schouderprothese, waarbij de normale anatomie omgedraaid wordt (humerusdeel concaaf, glenoiddeel convex, figuur 1), kan via twee gebruikelijke chirurgische benaderingen geplaatst worden, namelijk anterosuperior en deltopectoraal. Bij de
deltopectorale (voorste) chirurgische benaderingswijze wordt de subscapularispees doorgenomen en deze pees kan wel of niet teruggehecht worden.6 Verscheidene studies laten zien dat terughechten van deze pees niet noodzakelijk is voor herstel van de stabiliteit.7-9 De moderne (vierde generatie) omgekeerde schouderprothese geeft meer stabiliteit dan de oudere ontwerpen. Hierdoor ontstond de hypothese dat patiënten mogelijk direct postoperatief kunnen starten met hun revalidatie zonder een periode van immobilisatie van het schoudergewricht. Dit kan leiden tot vroege verbeteringen in functionele uitkomsten en een sneller herstel.
Direct starten met fysiotherapie en gebruik van het schoudergewricht zonder immobilisatie kan leiden tot een betere range of motion (ROM) in elevatie op korte termijn en betere motorische controle van de m. deltoïdeus in een vroeg stadium. Daarnaast kunnen patiënten zonder immobilisatie hun ADLactiviteiten sneller hervatten, wat resulteert in eerdere onafhankelijkheid, met bijkomstige psychologische en emotionele voordelen.10,11 Ook verhoogt langdurige immobilisatie van de arm het risico op vallen, zeker in de oudere populatie.10 Ondanks de mogelijke voordelen om af te zien van immobilisatie en direct te starten met fysiotherapie, is onbekend of deze aanpak leidt tot meer luxaties, pijn of heropnames.12
Twee randomized controlled trials (RCTs)12,13 en één vergelijkend cohort onderzoek10 hebben vroege actieve revalidatie na een omgekeerde schouderprothese onderzocht. Hoewel een betere functie en lage complicatie aantallen werden gerapporteerd, pasten deze studies nog steeds een beperkte periode van immobilisatie toe en/ of schreven zij leefregels voor (de arm niet op de rug plaatsen, jezelf niet uit de stoel duwen of geen voorwerpen dragen). Onze studie beschreef een actief revalidatieprotocol vanaf dag één postoperatief (wanneer het pijnblok is uitgewerkt), zonder immobilisatie van het schoudergewricht en geen leefregels. Het primaire doel was om inzicht te krijgen in de veiligheid van deze werkwijze bij patiënten die een omgekeerde schouderprothese krijgen zonder terughechten van de subscapularispees. Alle complicaties tot één jaar postoperatief werden geregistreerd, evenals de schouderROM en patiënt-gerapporteerde uitkomstmaten (PROMs).
Methode
Een internationale multicenter prospectieve cohort veiligheidsstudie waarin alle patiënten met een indicatie voor een omgekeerde schouderprothese in het Dijklander ziekenhuis (Hoorn/ Purmerend, Nederland), het Anna ziekenhuis (Geldrop, Nederland) of het Curaçao Medical Center (Willemstad, Curaçao) tussen januari 2019
en juli 2021 werden geselecteerd. Inclusiecriteria waren leeftijd ≥50 jaar en gediagnosticeerd met omartrose, rotator cuff arthropathie of avasculaire necrose. Exclusiecriteria waren: 1) niet in staat om het revalidatieprotocol te volgen; 2) niet in staat om de vragenlijst(en) in te vullen; of 3) acute fractuurbehandeling. Na het verkrijgen van schriftelijke toestemming werden demografische gegevens van de patiënt verzameld, evenals de schouderROM en PROMs.
Patiënten van het Dijklander ziekenhuis ontvingen de Equinoxe omgekeerde schouderprothese (Exactech). Patiënten van het Anna ziekenhuis en Curaçao Medical Center kregen een Comprehensive totale schouderprothese (Zimmer Biomet). De ingreep vond plaats via de deltopectorale benadering zonder terughechten van de subscapularispees. Alle patiënten kregen een interscaleen blok gecombineerd met algehele narcose en droegen een sling zolang de zenuwblokkade werkzaam was. Dag één postoperatief werd er gestart met fysiotherapie volgens een strikt protocol,14 zonder immobilisatie van de schouder en geen leefregels. Na ontslag uit het ziekenhuis werd de fysiotherapie voortgezet in de eerste lijn. De patiënt had zelf de keuze naar welke fysiotherapeut hij of zij kon gaan. Wel werd geadviseerd om naar een gespecialiseerde schoudertherapeut te gaan en een revalidatieprotocol werd meegegeven (zie figuur 2, QR-code bij interesse in het revalidatieprotocol).
De revalidatie hield rekening met de unieke biomechanische veranderingen die ontstaan na een omgekeerde schouderprothese. Door het ontwerp van de omgekeerde schouderprothese wordt de m. deltoïdeus de belangrijkste heffer van de schouder. Het centrum van rotatie van het schoudergewricht komt meer naar mediaal en meer naar distaal, waardoor de m. deltoïdeus gedeeltelijk de functie van de rotator cuff spieren kan overnemen. 15 Tevens spelen de periscapulaire spieren een belangrijke rol vanwege de toegenomen scapulo-thoracale beweging tijdens elevatie. 16 De therapie werd geleidelijk aan opgebouwd met aandacht voor het verbeteren van de ROM en spierversterking van de m. deltoïdeus, 17 van de periscapulaire spieren, en van de mogelijk resterende cuffspieren (met name de m. infraspinatus en m. teres minor). Een hoog aantal herhalingen met lage gewichten had de voorkeur om het uithoudingsvermogen van de schouderspieren te vergroten. 18 Daarnaast werd een normaal gebruik van de arm en schouder aangemoedigd bij het uitvoeren van ADL-activiteiten.
Het effect van dit protocol werd geëvalueerd na zes weken, drie maanden en één jaar postoperatief. Complicaties en heropnames werden vastgelegd op alle follow-up momenten. Complicaties
Tabel 1. Complicaties tijdens het eerste postoperatieve jaar
Totaal aantal complicaties, n (%)
17 (17,0)
Complicaties potentieel gerelateerd aan de revalidatiestrategie, n (%) 5 (5,0)
0 – 6 weken
Aanhoudende pijn waarvoor aanvullende niet-chirurgische
n, aantal
* Erosie aan de onderzijde van het glenoïd doordat de humeruscomponent herhaaldelijk tegen de onderzijde van de scapula-hals aanstoot.29
Figuur
2, QR-code
Scan de QR-code voor het fysiotherapieprotocol na een omgekeerde schouderprothese.
werden onderverdeeld in potentieel gerelateerd aan de revalidatiestrategie (bijvoorbeeld acromion/spina scapula stressfracturen, schouderluxatie) 19 of in overige complicaties (bijvoorbeeld infectie, haematoom, zenuwproblemen). De volgende PROMs werden verzameld: 1) de Oxford Shoulder Score (OSS), een vragenlijst die 12 vragen bevat omtrent pijn en functioneren van de schouder (scores variëren van 0–48, waarbij een hogere score staat voor een betere schouderfunctie en minder pijn) 20,21; 2) EuroQol-5D (EQ-5D) voor het meten van kwaliteit van leven, waarbij de gezondheidstoestand gescoord wordt van 0–100 (een score van 100 is de best voorstelbare gezondheidstoestand) 22; en 3) Numeric Pain Rating Scale (NPRS) in rust en tijdens bewegen »
Anteflexie
mediaan (IQR)
mediaan (IQR)
NPRS
(0-10), mediaan (IQR)
OSS
EQ-5D gezondheidstoestand (0-100), mediaan (IQR)
(0-10, waarbij 10 de meest denkbare pijn aangeeft). 23 Tot slot werd de actieve ROM van de schouder gemeten. Anteflexie, abductie, en exorotatie met de arm tegen de romp en 90° elleboogflexie werden uitgedrukt in graden. Endorotatie werd geclassificeerd met de Constant-Murley scoringsmethode door het hoogste anatomische punt te registreren dat de duim van de patiënt kon bereiken. 24
Statistische analyse
Beschrijvende statistiek werd gebruikt voor het beschrijven van de kenmerken van de deelnemers en ter evaluatie van de primaire (complicaties) en secundaire (ROM en PROMs) studie-uitkomsten. Patiënten met complicaties werden vergeleken met patiënten zonder complicaties voor wat betreft leeftijd, geslacht en type schouderprothese. Voor het beoordelen of secundaire uitkomsten postoperatief verbeterden ten opzichte van preoperatieve waarden werd een lineair mixed model analyse uitgevoerd.25 Een P-waarde <0.05 werd als statistisch significant beschouwd. Tot
slot werd de naleving van het revalidatieprotocol beoordeeld middels een steekproef bij 10% van de fysiotherapiedossiers.
Resultaten
Honderd patiënten (68% vrouw, gemiddelde leeftijd ± standaard deviatie 74 ± 7,0 jaar) die een primaire unilaterale omgekeerde schouderprothese kregen, werden geïncludeerd.
In totaal werden 17 complicaties geregistreerd (17,0%) bij 14 patiënten (zie tabel 1). Alle patiënten werden tot en met één jaar na de operatie gezien, met uitzondering van twee patiënten (één overleed meteen na de operatie vanwege ventrikelfibrilleren, één patiënt overleed acht maanden postoperatief wat niet gerelateerd was aan de ingreep). Vijf complicaties (5,0%) waren potentieel gerelateerd aan de revalidatiestrategie en alle vijf werden in de eerste drie maanden geregistreerd. Als we deze vijf patiënten nader bekijken, kwam één patiënt op de polikliniek acht weken na de operatie met acute schouderpijn zonder dat een trauma had plaatsgevonden. Een CT-scan liet een acromionfractuur zien, waarvoor vier weken immobilisatie werd toegepast. Bij één patiënt vond twee maanden postoperatief een luxatie van de schouderprothese plaats. Na repositie van de schouder op de operatiekamer werd de ROM zes weken beperkt. Nadien heeft de patiënt geen luxatie meer gehad. Drie patiënten ervaarden aanhoudende pijn, waarvoor twee patiënten behandeld werden door de pijnspecialist, en één patiënt behandeld werd met dry needling door de fysiotherapeut. Daarnaast waren er 12 andere complicaties (12,0%), waarvan vijf veroorzaakt door een val. Patiënten met complicaties waren niet statistisch significant verschillend van patiënten zonder complicaties voor wat betreft leeftijd (76,1 jaar ± 8,9 versus 73,9 jaar ± 6,6 respectievelijk, P=0.29), geslacht (10,3% vrouw en 21,9% man in de groep met complicaties, Fisher’s exact test P=0.13) en type schouderprothese (20,0% Comprehensive schouderprothese en 13,8% Equinoxe schouderprothese in de groep met complicaties, Pearson Chi-Square P=0.71).
ROM en PROMs resultaten tijdens het eerste postoperatieve jaar worden weergegeven in tabel 2. Anteflexie, abductie, exorotatie, pijnscores (NPRS) en OSS verbeterden significant op alle tijdstippen ten opzichte van preoperatief, onafhankelijk van leeftijd, geslacht en type prothese (P<0.05, figuur 3). Kwaliteit van leven (EQ-5D) verbeterde significant op drie maanden en op één jaar ten opzichte van preoperatief. Ook de endorotatie ging postoperatief vooruit (tabel 2, figuur 4). Inzage in 10 patiëntendossiers toonde een goede naleving van het voorgeschreven revalidatieprotocol.
Figuur 3. Mediaan (interkwartielafstand) anteflexie, abductie en exorotatie range of motion tijdens het eerste postoperatieve jaar
* Significant verschil (P<0.05) in vergelijking met de preoperatieve waarde. j, jaar; m, maanden; pre, preoperatief; w, weken.
Figuur 4. Endorotatie range of motion gedurende het eerste postoperatieve jaar
Constant-Murley scoringsmethode, categorie 0 = laterale zijde heup; 1 = bil; 2 = lumbosacrale overgang; 3 = taille/3e lumbale wervel; 4 = 12e thoracale wervel; 5 = interscapulaire regio.
Discussie
Met deze studie is inzicht verkregen in de veiligheid van een actief revalidatieprotocol zonder immobilisatie en zonder leefregels, welke direct startte na de operatie. Na één jaar follow-up waren er in totaal 17 complicaties (17,0%). Vijf (5,0%) waren potentieel gerelateerd aan de revalidatiestrategie: één luxatie, één acromionfractuur en drie personen met aanhoudende pijn, allen binnen de eerste drie maanden. Anteflexie, abductie, exorotatie, pijnscores en de OSS verbeterden allen significant vanaf zes weken ten opzichte van preoperatief. De drie soorten complicaties potentieel gerelateerd aan de revalidatiestrategie in deze studie (luxatie, acromionfractuur en pijnklachten) en de mate van optreden komen overeen met de recente studie van Parada et al.26 waarin ruim 4000 patiënten met een omgekeerde schouderprothese worden beschreven. Wat betreft de overige complicaties is het hoge percentage patiënten dat in de eerste drie maanden een val doormaakte (5,0%, n = 5) opvallend. Dit resulteerde in vier diverse fracturen en één luxatie van een totale heupprothese. We hadden verwacht dat patiënten zonder immobilisatie van de geopereerde arm een betere proprioceptie zouden hebben en daardoor minder zouden vallen. Dit werd ook gerapporteerd in de studie van Lee et al.10 waarbij versnelde revalidatie resulteerde in minder fracturen door een val. Het grote aantal valpartijen kan ook een weergave zijn van de (oudere) patiëntenpopulatie die een omgekeerde schouderprothese krijgt. In deze studie was de gemiddelde leeftijd van de patiënten 74 (±7,0) jaar wat overeenkomt met de gegevens vanuit de Landelijke Registratie Orthopedische Interventies (LROI register).2
We verwachtten het grootste voordeel van vroege revalidatie, in vergelijking met traditionele immobilisatie, in de eerste paar weken. Dit werd ondersteund door significante verbeteringen ten opzichte van preoperatief in ROM, NPRS en OSS op zes weken na de operatie en kwaliteit van leven na drie maanden, met verdere vooruitgang tot één jaar follow-up. Daarnaast bleek de winst in ROM en PROMs op zes weken ten opzichte van preoperatief ook een substantieel klinisch relevante verbetering te zijn, met verbeteringen ≥23° voor anteflexie, ≥20° voor abductie, ≥4° voor exorotatie en ≥3 punten op de NPRS.27 Voor de OSS was de verbetering meer dan de minimaal belangrijke verandering van ≥5 punten.28 Door het schoudergewricht niet te immobiliseren, ervaart de patiënt minder ongemak dan met verplicht gebruik van een sling.11 Ook kan dit leiden tot minder afhankelijkheid van aanvullende zorg, met mogelijke daling van de zorgkosten.
‘Deze actieve revalidatie kan leiden tot minder afhankelijkheid in ADL en een sneller herstel’
Het effect van vroege actieve revalidatie na een omgekeerde schouderprothese is eerder geëvalueerd in een drietal studies. Hagen et al.12 vond geen verschil in ROM en mate van complicaties tussen vroege mobilisatie (n = 42) en standaard therapie (n = 44). Een tweede studie concludeerde dat vroege actieve revalidatie gericht op de m. deltoïdeus en de exorotatoren van de schouder (n = 30) veilig (geen complicaties) en effectief is en vroege klinische baten kan hebben ten opzichte van een standaard revalidatieprogramma (n = 33).13 In beide RCTs moesten beide behandelgroepen wel een sling dragen gedurende 6 weken.12,13 Een derde studie, van Lee et al.10, vergeleek drie groepen patiënten na een omgekeerde schouderprothese: 1) 6 weken immobilisatie met een sling (n = 114); 2) 3 weken immobilisatie (n = 125); en 3) versnelde revalidatie zonder immobilisatie (n = 118). Deze studie liet zien dat versnelde revalidatie effectief en veilig is met lage complicatie aantallen. In overeenstemming met onze studie bevelen zij een vergelijkbare, direct actieve revalidatie aan zonder immobilisatieperiode. Wel hanteerden zij leefregels, namelijk de arm niet krachtig op de rug plaatsen en jezelf niet uit de stoel duwen gedurende de eerste zes weken.10
Een sterk punt van deze studie is de internationale opzet met meerdere orthopedisch chirurgen en twee verschillende soorten, moderne schouderprothesen. Deze resultaten zijn daarmee representatief voor een brede groep patiënten. Ook hebben
we rekening gehouden met beïnvloedende factoren, zoals leeftijd, geslacht en prothesetype in onze statistische analyse. De voornaamste beperking van onze studie is het ontbreken van een controlegroep, behalve de resultaten uit drie eerdere studies over vroege actieve revalidatie na een omgekeerde schouderprothese.10,12,13 Ook betrof de studieomvang slechts 100 patiënten. Dit resulteert dat er voorzichtige conclusies getrokken kunnen worden uit deze studie. Het verdient de aanbeveling om in de toekomst de resultaten uit deze studie te bevestigen vanuit studies met een grotere omvang en bij voorkeur met een controlegroep. Verder werden alle patiënten behandeld door hun eigen fysiotherapeut. Hoewel dit geleid kan hebben tot behandelvariatie, komt dit wel overeen met de normale klinische praktijk. Naleving van het revalidatieprotocol werd echter benadrukt bij elk ziekenhuisbezoek. Controle van de fysiotherapiedossiers (n = 10) liet een goede naleving van het behandelprotocol zien.
Implicaties fysiotherapie
Wanneer de orthopedisch chirurg een omgekeerde schouderprothese plaatst via de deltopectorale benadering zonder terughechten van de subscapularispees, kan op de eerste postoperatieve dag gestart worden met fysiotherapie en is immobilisatie niet nodig. Deze aanpak lijkt veilig en effectief. Anteflexie, abductie en exorotatie, pijnscores en de OSS verbeterden zowel significant als klinisch relevant vanaf week zes ten opzichte van preoperatief. Deze actieve revalidatie kan mogelijk leiden tot minder afhankelijkheid in ADL bij patiënten en een sneller herstel. Deze aanpak dient afgestemd te worden met de behandelend orthopedisch chirurg.
Auteurs:
• Anke Kornuijt, fysio-manueeltherapeut en fysiotherapiewetenschapper, Anna ziekenhuis Geldrop, Nederland
• Lieke de Vries, marktanalist Omring, Hoorn, Nederland
• Walter van der Weegen, onderzoeker Anna ziekenhuis, Geldrop, Nederland
• Robert Jan Hillen, orthopedisch chirurg Dijklander ziekenhuis, Hoorn/Purmerend, Nederland
• Rob Bogie, orthopedisch chirurg Anna ziekenhuis, Geldrop, Nederland
• Remco Stokman, orthopedisch chirurg Curaçao Medical Center, Willemstad, Curaçao
• Derk van Kampen, orthopedisch chirurg Dijklander ziekenhuis, Hoorn/Purmerend, Nederland
Literatuur: www.kngf.nl/fysiopraxis
Redactie: de Beroepsinhoudelijke Verenigingen Coördinatie en eindredactie: Tessa Louwerens 36
IFOMPT’s 50e Jubileumcongres
Ontdek de Toekomst van Fysiotherapie
Het 2024 IFOMPT-congres viert zijn 50e jubileum met het thema “Crossing bridges” - een symbool van verbinding tussen onderzoek, klinische praktijk, onderwijs, patiëntperspectieven en maatschappelijke behoeften.
Tekst: Marloes de Graaf
Eén keer in de vier jaar vindt er ergens ter wereld het IFOMPT-congres plaats. Komend jaar is dat dicht bij huis, namelijk in Zwitserland (Bazel) van 4 tot 6 juli. Dit evenement biedt een unieke kans voor fysiotherapeuten en manueeltherapeuten om kritisch na te denken over de toekomst van musculoskeletale en manuele fysiotherapie vanuit verschillende perspectieven.
Het belooft een divers programma te worden, met een focus op “de toekomst van fysiotherapie”, “innovatieve zorgmodellen” en “expertise in het veld”. Het congres zal bestaan uit keynote lectures van o.a. Peter O’Sullivan, Dave Nicholls en Annina Schmid, maar ook uit geweldige ‘focused symposia’.
Naast het inhoudelijk sterke programma, biedt het congres ook pre- en post-cursussen en niet te vergeten: is Bazel een aantrekkelijke bestemming! Het volledige NVMT-bestuur zal weer present zijn en hoopt tevens meer Nederlandse deelnemers te ontmoeten.
Voor specifieke data, gedetailleerde programmainformatie en registratiekosten, raadpleeg de IFOMPT 2024 congreswebsite:
MO-DELEGATE VAN DE IFOMPT, MARLOES DE GRAAF
Op 30 november is Marloes de Graaf toegetreden tot het bestuur van de NVMT, waar zij de portefeuille Wetenschap & Innovatie op zich neemt. Deze functie was voorheen in handen van Nathan Hutting, die negen jaar lang als bestuurslid diende. Marloes neemt ook de rol van MO-delegate voor Nederland binnen IFOMPT op zich. Ze zal Nederland vertegenwoordigen binnen IFOMPT en het bestuur en de achterban informeren over internationale ontwikkelingen.
Marloes de Graaf is werkzaam als docent, coördinator aan de master manuele therapie, onderzoeker en clinicus. Zij is bereikbaar per mail: degraaf@nvmt.nl
NVMT-congres: terug van weggeweest!
Op zaterdag 20 april 2024 organiseert de Nederlandse Vereniging voor Manuele therapie weer een ledencongres. Dit keer met titel en thema: Tinnitus en Vertigo: Ways to go. Het thema Vertigo is voortgekomen uit de ledeninput tijdens de NVMT-kennislabs. Zoals een NVMT-lid opmerkte: “Over vertigo weten we allemaal wel wat, maar overzicht ontbreekt”
Tijdens het NVMT-congres delen gerenommeerde (inter)nationale sprekers hun laatste inzichten op het gebied van tinnitus en vertigo. Tijdens het plenaire programma nemen dagvoorzitter Prof. dr. Bart Koes en de vier keynote sprekers je mee in de diagnostiek en behandeling van deze klachten. De plenaire lezingen worden afgewisseld met interactieve subsessies voor de praktische verdiepingsslag en geven zo een volledig overzicht van de stand van zaken op dit onderwerp.
De eerste keynote is Prof. dr. Tjasse Bruintjes die een inkijkje geeft in de anatomische achtergrond van vertigo en de laatste ontwikkelingen op het gebied van BPPD bespreekt. Daarnaast komt nut en noodzaak van multidisciplinaire richtlijnen omtrent vertigo aan de orde met expliciet aandacht voor de rol van zowel de eerste als de tweede lijn. Prof. dr. Sarah Michiels doet vervolgens de meest recente inzichten rondom diagnostiek en behandeling van somatische tinnitus uit de doeken. Het herkennen van deze klachten en het behandelen hiervan volgens de laatste evidence staat hierbij centraal.
Sonia Vovan is PhD. Candidate aan de York University uit Canada en een gepassioneerd vestibulair therapeut met een bijzondere aandacht voor hoe je concreet vestibulair functieonderzoek kunt uitvoeren. Ze neemt de fundamentele principes van vestibulaire beoordeling door en laat de verschillende
hieraan gerelateerde behandelmethoden de revue passeren.
De laatste keynote spreker is niemand minder dan Prof. dr. Harry von Piekartz die de intrigerende verbanden tussen somatosensorische tinnitus en de misperceptie van het gezicht, hoofd- en halsgebied bespreekt. Ook hier is de klinische blik het uitgangspunt.
Naast de plenaire keynotes zijn er ook nog zeven subsessies waarvan je er vier kunt kiezen. Tijdens deze subsessies van een halfuur vindt een praktische verdiepingsslag plaats rondom de diagnostiek en/of behandeling van tinnitus en/of vertigo. Denk hierbij aan bijvoorbeeld een update over het testen en behandelen van BPPD door Bart Zwaneveld, maar ook aan een sessie waar Michiel Trouw en Nicole Bekhuis de multidisciplinaire en meerdimensionale benadering van de Tinnitus Academie onder de aandacht brengen. Kiki Coppelmans laat je in haar sessie ervaren hoe je VR in combinatie met biofeedback in kan zetten in de behandeling bij mensen met tinnitus en vertigo. Samen de zorg bij duizeligheid verbeteren is het motto van het I-RECOVER project. Tijdens deze subsessie vertellen Hà Ngo en Laura de Kam hoe de zorg bij patiënten met chronische duizeligheid verbeterd kan worden door onder meer de samenwerking tussen huisarts en fysiotherapeut te bevorderen. De drie plenaire sprekers: Sonia, Sarah en Harry verzorgen ook subsessies waarin ze een verdere praktische verdiepingsslag maken
op hun plenaire bijdrage. Natuurlijk is er ook weer een inspirerende informatiemarkt die je tijdens de pauzes en in één van de sessierondes kunt bezoeken. Mis het niet en meld je snel aan want er zijn beperkt plaatsen beschikbaar dit jaar!
Wanneer en waar: zaterdag 20 april 2024, Hogeschool Rotterdam (Kralingse Zoom)
Accreditatie aangevraagd voor: registers Manueel-, Algemeen- en Orofaciaal fysiotherapeut, psychosomatiek en het Keurmerk Fysiotherapie. Meer info en aanmelden: www.nvmtcongres.nl
‘We moeten
binnen
de fysiotherapie creatiever zijn’
Hélène Schouten (59) werkt bij de multidisciplinaire centra ‘Gezond Medemblik’ en ‘Kinderpraktijk Paramee’. Daarnaast is zij bestuurder van de coöperatie Fysiotherapie West-Friesland (CFWF), die samenwerking faciliteert tussen de tweede- en eerstelijnszorg, zorgbreed en in het sociale domein.
Tekst: Vera van Hooff
Waarom heb je gekozen voor dit vak?
‘Ik wilde mensen helpen. Toen ik in 1986 afstudeerde als fysiotherapeut, startte ik mijn praktijk. Daarnaast heb ik mij gespecialiseerd in manuele therapie en kinderfysiotherapie. Deze verdieping maakte mijn werk nog interessanter. Het mooie van ons vak is dat opleidingen en cursussen altijd direct toepasbaar zijn in de praktijk en ons vak is heel divers. Je kunt veel richtingen kiezen, waardoor het interessant blijft. In een particuliere praktijk heb je enorm veel vrijheid. Je kunt werktijden en vakanties goed bespreken. Ook is het mogelijk om activiteiten te ontwikkelen, zoals multidisciplinair werken, vormen van netwerken of het samenstellen van specifieke oefengroepen. Dit alles in het belang van de patiënt.’
Wat doe je nu?
‘Voor het grootste gedeelte ben ik kinderbekkenfysiotherapeut. Ik werk nu al acht jaar bij een poep- en plaspoli, verbonden
aan het ziekenhuis. Ik heb goed overleg met de kinderartsen, uroverpleegkundigen en ouders. In dit specialisme kan nog veel worden ontwikkeld. Wanneer je kinderen helpt bij incontinentie, zie je zoveel positieve veranderingen bij het kind en in het gezin. Dat vind ik mooi om te zien. De samenwerking met ouders, het kind, kinderpsychologen, diëtisten en artsen is enorm belangrijk voor het laten slagen van het traject. Daarnaast werk ik nog op scholen waar ik kinderfysiotherapie geef.’
Waarom een multidisciplinaire praktijk?
‘Wanneer ik een zorgvraag opmerk voor de kinderpsycholoog, logopedist, ergotherapeut of diëtist, kan ik dezelfde dag nog overleggen met deze collega’s. Het voordeel voor kinderen en ouders is dat de praktijk al bij hen bekend is en zij er direct gerichte zorg kunnen krijgen. Korte lijnen zorgen meestal voor een korter behandeltraject. Omdat ik steeds meer vergrijzing zag, heb ik gekeken naar multidisciplinair werken voor volwassenen en dat doen we nu. Het vraagt inspanning om disciplines onder één dak te
krijgen, te behouden, te verbinden en kennis te krijgen van elkaars vakgebied.’
Je bent bestuurder van CFWF. Wat willen jullie bereiken?
‘CFWF staat voor het verbinden van fysiotherapeuten, met elkaar en andere stakeholders, om zo de juiste zorg op de juiste plek te krijgen en te weten waar welke specialisaties aanwezig zijn. Bij onze ALV in het najaar van 2023 zijn we akkoord gegaan met het uitbreiden van mono- naar multidisciplinair. We gaan dit samen met Zorg Optimalisatie Noord-Holland (ZONH) oppakken, waarbij we gebruikmaken van de toegekende ZonMw-subsidie, die gericht is op het versterken van de eerstelijnszorg. Dit komt de kwaliteit van de zorg ten goede en bespaart kosten.’
Welke ontwikkeling vind jij nodig?
‘Wij moeten zorgen voor meer verbinding, tussen fysiotherapeuten onderling en met andere zorgverleners. Daar moet geld voor vrijgemaakt worden. Omdat de tarieven zo laag zijn, is de motivatie om te innoveren en samen te werken kleiner geworden. Ik wijs leden op mogelijkheden voor samenwerking met gemeenten. Dit gebeurt nu met valpreventie. Ik ben blij met mijn regioadviseur Roy Jansen van het KNGF. Wij krijgen adviezen en informatie over wat er in andere regio’s al is gedaan en ontwikkeld. Zo leren we van elkaar en hoeven we het wiel niet opnieuw uit te vinden. We moeten binnen de fysiotherapie creatiever zijn. Bijvoorbeeld door nieuwe producten aan te bieden met budget van de gemeente. Dat vraagt om ondernemerschap en investeren van eigen tijd. De deuren van onze praktijken meer voor elkaar openzetten is hiervoor belangrijk.’
U kent Chemodol, de hypo-allergene afwasbare massage-olie Maar Chemodis heeft meer massage-oliën. Zoals Chemotherm, een massage-emulsie met milde en verantwoorde warmtewerking. Het zuiver plantaardige Olivine, zonder conserveermiddelen en emulgatoren. Chemovine, speciaal voor de sterk behaarde huid.
Over de rug van Chemodol.
En, speciaal voor de overgevoelige huid, Chemoderm met natuurlijke werkstoffen en de ongeparfumeerde Baselin Emulsion met biologische eigenschappen. Uw leveranciers kunnen u er alles over vertellen. Of bel voor meer informatie:
+31 (0)72 - 520 50 83 www.chemodis.nl
Dit is geen lage rugpijn.
Dit is een ophoping van schadelijke micro-organismen achter de gewrichten van de onderrug. Omdat ze via een verhoogd doorlaatbare darm het lichaam binnenkomen, lossen reguliere behandelingen tegen overbelasting, verkeerde houding of stijfheid in de fysiopraktijk vaak niets op.
VERGROOT JE EFFECTIVITEIT
In onze 4-daagse Integraal Orthomoleculaire Basisopleiding voor fysiotherapeuten en osteopaten leer je de onderliggende oorzaak van veelvoorkomende klachten in de fysiopraktijk en hoe je deze succesvol behandelt met voedingsinterventies en suppletie.
Les van onze experts Fien Demeulemeester (osteopaat), Nino van der Haar (fysiotherapeut), Bodile Overdevest (diëtist) & Wout van Helden (orthomoleculair therapeut)
Lesdagen: 6, 7, 27 en 28 juni 2024 te Vianen
Kosten: regulier € 595,-; early bird voor € 395,-*