FysioPraxis september 2023

Page 1

Thema: fysiotherapie en artrose

‘Fysiotherapeuten zijn een trots volkje’

Slimme zorg bij schouderklachten

Hemofilie en sport: waarom niet?

Vakblad voor de fysiotherapeut - ledenblad KNGF jaargang 32 september 2023 nr 7

ZET HERSTEL KRACHT BIJ! 1

Scan de QR-code voor meer informatie

ActiSynTM is een gepatenteerde en unieke combinatie van 100% wei-eiwit, extra leucine en vitamine D, ontworpen om spiereiwitsynthese te stimuleren.2-5

ActiSynTM leidt bewezen tot een toename van spiermassa6,7 en spierkracht6,7 en een verbetering van functionele uitkomsten zoals mobiliteit.7,8

LEUCINE VITAMINE D 100% WEI-EIWIT FortiFit® Energy is e.en voeding voor medisch gebruik. Dieetvoeding bij ziektegerelateerde ondervoeding en spierverlies. Uitsluitend te gebruiken onder medisch toezicht. 1. Rondanelli M et al. J Cachexia Sarcopenia Muscle. 2020;11(6):1535-1547 2. Kramer IF, et al. J Clin Endocrinol Metab 2015;100:4124 32. 3. Kramer IF, et al. Clin Nutr. 2017;36:1440 9. 4. Chanet A, et al. J Nutr. 2017;147(12):2262 71. 5. Luiking YC, et al. Nutr J. 2014;13:9. 6. Bauer JM, et al. J Am Med Dir Assoc. 2015;16:740-7 7. Rondanelli M, et al. J Cachexia Sarcopenia Muscle. 2020;11(6):15352020;11:1535-1547 8. Molnár A, et al. Physiol Int. 2016 Sep;103(3):368-376.

FysioPraxis is het officiële tijdschrift van het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF).

Redactieadres

KNGF | Postbus 248, 3800 AE Amersfoort

E: fysiopraxis@kngf.nl

Hoofdredactie

Bert Bukman

Eindredactie

Tessa Louwerens

Auteursrecht © 2023

Redactie KNGF

Mariet Bolluijt | Miranda Ehrenhard | Vera van Hooff |

Sheila van der Laan | Pieter Vonk

Advertenties

Cross

Sjaak Bruins

E: sjaak@cross.nl

Thijs de Koning

E: thijs@cross.nl

T: 010-760 73 26 www.cross.nl

Adreswijzigingen KNGF-leden www.mijnKNGF.nl

Abonnementen niet-KNGF-leden

Een particulier abonnement kost per jaar € 109 en buitenlandse abonnees betalen € 50 voor een digitale versie (prijswijzigingen voorbehouden).

Abonnementen kunnen op ieder moment starten en je betaalt aan het begin van het jaar voor het aankomend jaar. Beëindiging kan op elk moment, met inachtneming van één maand opzegtermijn. Er volgt een verrekening naar rato en teveel betaald abonnementsgeld wordt gecrediteerd.

KNGF, Postbus 248, 3800 AE Amersfoort

E: ledenadministratie@kngf.nl | T: 033 467 29 29

Auteursrecht

© 2023 KNGF. Artikelen mogen alleen worden overgenomen en/of vermenigvuldigd na schriftelijke toestemming van het KNGF en met bronvermelding. Voor overname voor commerciële doeleinden vragen we een passende vergoeding.

Bladconcept

Jessica Dales, Dock35

Vormgeving en drukwerk

Cross

Foto omslag

Joris Aben

ISSN 0927- 5983

Zelfredzaamheid

‘Zelfmanagement van patiënten is bij artrose van wezenlijk belang omdat het hen in staat stelt een actieve rol te spelen in hun eigen zorg en welzijn. Het helpt om beter om te gaan met de dagelijkse uitdagingen die de aandoening met zich meebrengt, en om hun behandeling beter te begrijpen en op te volgen.’

Dat zegt onderzoeker Anita Feleus in deze editie van FysioPraxis, die voor een deel is gewijd aan het thema artrose. Op 8 september vindt namelijk het KNGF-congres Artrosezorg plaats, een onderdeel van de jaarlijkse Wereld Fysiotherapie Dag.

Kwesties van gezondheid en ziekte zijn een zaak van zorgverlener en patiënt samen, kun je opmaken uit het verhaal van Anita Feleus. Dat is in elk geval wat ik eraan ontleen. Artrose is een rotaandoening, maar als je je er niet van bewust bent dat je zelf een aandeel hebt in je kwaliteit van leven, dan heb je het nodeloos moeilijk.

De zorg is aan het veranderen, in elk geval in de manier waarop er over ziekte en gezondheid wordt gedacht. Dit betekent een verschuiving van het traditionele model waarin zorgverleners voornamelijk verantwoordelijk waren voor diagnose, behandeling en opvolging. In plaats daarvan worden patiënten aangemoedigd om een proactieve rol te spelen in hun eigen gezondheidsbeheer.

Dit is vooral waardevol bij aandoeningen zoals artrose, die een langdurige inzet vereisen om de impact ervan te minimaliseren. Het is duidelijk dat zelfredzaamheid niet alleen bijdraagt aan het fysieke herstel, maar ook aan het psychologische welzijn van de patiënt. Het gevoel van controle en betrokkenheid kan de algehele motivatie en doorzettingsvermogen versterken. De fysiotherapeut, als essentiële schakel in de zorgketen, speelt hierbij een vitale rol.

Bert Bukman

fysiopraxis@kngf.nl @FysioPraxis

FysioPraxis september 2023 | 3 redactioneel colofon

Online lezing

KNGF-richtlijn Lage rugpijn en LRS

Datum

3 oktober 2023

Locatie

Online via Microsoft Teams

Wat kun je verwachten?

Tijdens de online lezing praten onze docenten je bij over de herziene KNGF-richtlijn Lage rugpijn en het Lumbosacraal radiculair syndroom (LRS). Na deze lezing ben je bekend met de belangrijkste wijzigingen en vernieuwingen ten opzichte van de vorige richtlijn over lage rugpijn. Je leert onder andere over de toevoeging van LRS, de nieuwe profielindeling en bijbehorende prognostiek, het inzetten van meetinstrumenten, mogelijke behandelinterventies en samenwerking met andere disciplines.

Sprekers

Jasmin Pekaric is fysiotherapeut, manueel therapeut en opleidingsmanager van de opleiding Fysiotherapie aan Hogeschool Leiden. Sinds 2017 is hij lid van de raad van bestuur van ENPHE (European Network in Physiotherapy Higher Education). Vanuit jarenlange en brede ervaring heeft hij een passie om verschillende

Scholingsagenda

Inzicht in data met LDF-dashboard

25 september – online workshop

Werk je al met de Landelijke Database Fysiotherapie (LDF) en lever je al data aan? Dan is deze online interactieve workshop ervoor om net even dieper op de analyse en interpretatie van data in te gaan en de mogelijkheden voor een gericht plan verder te verkennen.

KNGF-richtlijn Fysiotherapeutische dossiervoering

5 oktober – online workshop

Leer hoe je fysiotherapeutische dossiervoering optimaal kunt inzetten binnen het diagnostische en therapeutische proces. De toepassing van de KNGF-richtlijn fysiotherapeutische dossiervoering (2019) staat centraal.

Herkenning en behandeling van axialeSpa (M. Bechterew)

9 oktober – online lezing

In deze lezing leer je meer over het herkennen van axSpA in de praktijk en krijg je handvatten en aanbevelingen aangereikt voor een effectieve fysiotherapeutische behandeling.

domeinen in de fysiotherapie te verbinden en innovatieve doceermethoden toe te passen, zo ook met deze herziene richtlijn.

Francois Raymakers werkt al 40 jaar als fysiotherapeut waarvan 35 als manueeltherapeut. Van 2007-2018 is hij als docent verbonden geweest aan de SOMT en verder is hij actief, ook als docent, binnen het rugnetwerk Nederland en het schoudernetwerk Amsterdam. “Richtlijnen scheppen goede en heldere werkkaders, wetenschappelijk onderbouwd en geven een visie weer. Verandering van inzichten is voedend en stimulerend en het dwingt je uit je comfort zone te treden.”

Accreditatie

Er is accreditatie (twee punten) toegekend voor het KRF NL basisregister Algemeen fysiotherapeut.

Diagnostiek en behandeling van neuromusculaire ziekten

17 oktober – online lezing

In deze lezing leer je over het belang van vroege diagnostiek bij neuromusculaire ziekten. Ook krijg je praktische handvatten voor het herkennen van een neuromusculaire ziekte. Bovendien leer je wat de aandachtspunten zijn voor fysieke training en voor coördinatietraining van de bovenste extremiteit bij deze patiëntengroep.

Kansen en dilemma’s binnen de artrosezorg

24 oktober – online lezing

Deze lezing neemt je mee in de state-of-the-art fysiotherapie bij mensen met heup- of knieartrose.

Er is extra aandacht voor kansen en dilemma’s rondom zelfmanagement, stepped care en goede samenwerking in de hele keten.

Inschrijven voor alle scholingen doe je via www.mijnkngf.nl Scan de QR-code voor een overzicht van al onze scholingen, congressen, lezingen en trainingen.

Wist je dat het KNGF ook geaccrediteerde e-learningmodules ontwikkelt? www.kngf-elearning.nl

4 | FysioPraxis september 2023 scholing

VERDER

6 Kort nieuws

7 Column: ‘Professioneel?’

13 Patiënt in beeld

18 Groepsbehandelingen bij kanker

21 Vervolg Patiënt in beeld

41 Column: Wereld Fysiotherapie Dag

42 In het zonnetje: ‘Achteroverleunen en kritiek leveren is niet mijn stijl’ 14 34

24 Thema: fysiotherapie en artrose

en Suzan de Vries stonden aan de wieg van de transmurale werkwijzen in de regio Gelderse Vallei. Wat drijft hen? En wat is volgens hen het belang van een kwaliteitskader?

14 Slimme zorg bij schouderklachten

De zorg voor patiënten met schouderklachten kan beter, aldus Guido Souren en Pim Kreutzer van Schoudercentrum Nijmegen. Zij ontwikkelden een werkwijze om mensen met schouderklachten beter te kunnen helpen.

Met artikelen over het belang van leefstijlinterventie, de kracht van zelfmanagement en het DRONE consortium, waarin artrose-onderzoekers hun krachten bundelen. Naar aanleiding van Wereld Fysiotherapie Dag 2023.

34 Hemofilie en sport: waarom niet?

Mensen met hemofilie mochten voorheen niet sporten, vanwege het verhoogde risico op blessures en bloedingen. Dit is aan het veranderen, maar de discussie over de veiligheid van (contact)sporten duurt voort.

Specialistenkatern

44 NVMT: Craniocervicale Flexie-test nuttig bij onderzoek nekpijn

46 NVOF: Psychofarmaca: bijwerkingen op het orofaciale systeem

FysioPraxis september 2023 | 5 inhoud
8

KNGF levert inbreng voor verkiezingsprogramma’s 2023

Het KNGF heeft onder de titel ‘Als bewegen niet vanzelfsprekend is’ bij de programmacommissies van de politieke partijen inbreng geleverd voor de verkiezingsprogramma’s. ‘We willen hiermee de waarde van fysiotherapie voor een betaalbaar en toegankelijk Nederlands zorgstelsel laten zien. Fysiotherapie weer terug in de basisverzekering en investeren in fysiotherapie met fatsoenlijke tarieven en kwaliteitsgelden zijn cruciale randvoorwaarden in de komende jaren’, aldus voorzitter Guido van Woerkom.

Vijf aandachtspunten

De programmacommissies krijgen vijf aandachtspunten mee met betrekking tot fysiotherapie.

1

2

Fysiotherapie kan pas optimaal bijdragen aan het leveren van passende zorg aan patiënten als het beter toegankelijk wordt door het weer op te nemen in de basisverzekering.

Fysiotherapie levert steeds vaker aantoonbaar (kosten-) effectievere zorg dan tweede- en derdelijnszorg. Die substitutiewinst moet ten goede komen aan fysiotherapeuten door de zorg te ontschotten. Dat draagt bij aan de betaalbaarheid van de gehele zorg.

3

Geef fysiotherapeuten een significante rol bij de versterking van de eerste lijn door de poortwachtersrol en het regiebehandelaarschap te verbreden. De herschikking van taken in de triage en behandeling tussen huisarts, apotheker, fysiotherapeut, (wijk)verpleegkundige en diëtist is noodzakelijk voor een patiëntgerichte en toekomstbestendige eerste lijn. Daarmee verbeteren we de toegankelijkheid van de zorg voor alle patiënten.

4

Zorg dat de reeds beschikbare kwaliteitsgelden in de zorg ook ten geode komen aan vakinhoudelijke ontwikkelingen en onderbouwing van de fysiotherapie. Dat

financiert de beroepsgroep nu zelf, terwijl andere beroepen hierbij ondersteund worden met kwaliteitsgelden uit het Integraal Zorgakkoord (IZA).

5De veel te lage tarieven maken een cao in de eerstelijnsfysiotherapie op dit moment onbetaalbaar. Toch is die cao onontbeerlijk om werkgevers in staat te stellen werknemers aan te trekken, en vooral te behouden voor het vak. Door te investeren in de fysiotherapie middels fatsoenlijke tarieven vermindert de hoge werkdruk en ervaren stress onder fysiotherapeuten.

Het KNGF roept politieke partijen dus op om in hun verkiezingsprogramma’s te kiezen voor passende zorg door fysiotherapie op te nemen in de basisverzekering en door te investeren in deze beroepsgroep, met het oog op een beter toegankelijke en betaalbare gezondheidszorg in Nederland.

Voornemen: BIG-nummer

alleen op verzoek

De verplichting voor zorgverleners, zoals fysiotherapeuten, om hun BIG-nummer actief te vermelden op websites en in hun e-mailondertekening gaat verdwijnen. Dit voornemen van minister Kuipers (VWS) blijkt uit een verzamelbrief over de Wet BIG die hij naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. De minister benadrukt dat het fysiotherapeuten wel vrijstaat hun BIGnummer actief bekend te maken. Het KNGF raadt fysiotherapeuten aan dat ook zoveel mogelijk te doen.

6 | FysioPraxis september 2023 kort

Subsidie ZonMw samenwerkingsverbanden

De nieuwe subsidie van ZonMw ‘Leren transformeren van zorg naar gezondheid’ biedt mogelijkheden voor samenwerkingsverbanden van fysiotherapeuten. De deadline voor het aanvragen van de subsidie is 4 december 2023, 14.00 uur. Deze subsidieoproep is gericht op regionale domeinoverstijgende samenwerkingsverbanden die al meerdere jaren de gezondheid van burgers in de regio bevorderen. Het samenwerkingsverband werkt al enige jaren samen en heeft een regionaal (minimaal wijkoverstijgend) werkgebied. Er gelden nog een aantal criteria waar het samenwerkingsverband aan moet voldoen. Wil je meer weten of wil je hier als samenwerkingsverband mee aan de slag? Neem dan contact op met je regioadviseur of kijk op www.zonmw.nl. Op 5 oktober geeft ZonMw een webinar waar de subsidiegroep en het beoordelingsproces worden toegelicht.

Patiënten vermijden fysiotherapie vanwege kosten

Een op de vijf patiënten mijdt zorg vanwege de kosten. Dat blijkt uit onderzoek van Patiëntenfederatie Nederland. De 21 procent die aangeeft zorg te mijden, doet dat vooral bij mondzorg (45 procent) en fysiotherapie (23 procent). Voor ruim de helft van de mensen had het mijden of uitstellen van zorg negatieve gevolgen voor de gezondheid (pijn of klachten), voor 62 procent zorgde het mijden van zorg voor extra stress of angst. Aan het onderzoek deden 9.219 mensen mee. De Patiëntenfederatie wil dat het kabinet in actie komt. Mensen moeten makkelijker toegang krijgen tot fysiotherapie, aldus de federatie. Het KNGF onderschrijft deze oproep.

Beste collega, Ik schrijf je vanaf mijn vakantieadres, waar ik aan het genieten ben van het goede leven. Hoe een goed leven eruitziet, is het domein van ethiek, dus ik ben feitelijk ook een beetje aan het werk. Nou is goed leven tijdens een vakantie redelijk makkelijk, ik laat veel van wat normaal van belang is, tijdelijk weg. Ethiek gaat daarom niet alleen over de beelden, maar vooral over de praktijken, waarin veel verschillende waarden op een complexe manier met elkaar samenhangen, interacteren, en vooral vaak: met elkaar conflicteren. Mijn vrouw is daarom helemaal niet zo positief; zij vindt, helaas terecht, dat ik mijn persoonlijke en professionele leven niet goed gescheiden houdt. Met respect voor het oordeel van mijn vrouw, wil ik daar toch iets dieper induiken. De aanname is blijkbaar dat er twee ikken zijn, die los van elkaar bestaan. Beide ikken hebben verschillende normen en waarden. Op zich ben ik het daarmee eens. Dat is ook waarom te lang werken op een manier die niet bij je past ongezond is, het geeft morele stress. Integriteit is daarbij een kernwoord, dat in onze kringen helaas niet vaak gebruikt lijkt te worden. Ik denk dat de analyse van de uitstroom van de vele collega’s uit het vak nog veel meer op dit aspect gericht zou moeten zijn.

Professioneel zijn is vaak synoniem met afstand houden, je niet te veel persoonlijk laten raken. ‘Maximale betrokkenheid’ is goed, maar wel ‘met behoud van distantie’. In geraakt worden zit echter veel kennis die van belang is voor ons werk. Als je opvatting van professionaliteit maakt dat je jezelf thuislaat, loop je het risico ‘technocraat’ te worden; iemand met veel kennis en vaardigheden, maar gericht op één specifiek doel (in de politiek vaak bezuinigen of inflatie beteugelen). Hoewel de grootste meerderheid van de fysiotherapeuten in hun werk laat zien geen technocraat te zijn, komt dat in de verantwoordingen die wij geven over ons werk niet zo duidelijk naar voren. Ik maak me in dat verband best zorgen over de populariteit van diagnostiek en verrichtingen die gereduceerd gericht zijn op stoornissen in functies en anatomische eigenschappen. Dat kan wel lekker professioneel voelen, maar laat toch te veel weg. Een belangrijk aandachtspunt voor de nieuwe Kwaliteitsraad.

Kortom, neem niet te veel van je werk mee naar huis, maar doe mee met een herwaardering van hoe het persoonlijke doorwerkt in je professionaliteit.

Collegiale groet,

column kort
j.van.egmond3@hva.nl
FysioPraxis september 2023 | 7
‘Professioneel?’
Jeroen van Egmond docent, promovendus, zorgethicus
j.van.egmond3@hva.nl

‘Fysiotherapeuten zijn een trots volkje. Een kwaliteitskader past daarbij’

Fysiotherapeuten Nicole van Bergen en Suzan de Vries stonden aan de wieg van de transmurale werkwijzen in de regio Gelderse Vallei. Wat drijft hen? ‘De hulpvragen van patiënten worden steeds complexer. Door samen te werken en af te stemmen met andere disciplines, waarborgen we de kwaliteit.’

8 | FysioPraxis september 2023
samenwerking
Tekst: Tamara van der Wind. Foto’s Joris Aben

Het gesprek vindt plaats in de praktijk van Nicole van Bergen. Wat opvalt, is de huiskamersetting. In de wachtkamer zitten vier senioren gemoedelijk te praten totdat hun bewegingsuurtje begint. Nicole: ‘Naast fysiotherapeutische zorg heeft onze praktijk ook een sociale functie.’ In de sportzaal trekken posters met Nederlandse topsporters de aandacht, onder wie een aantal (oud-)collega’s van Nicole. ‘Die posters moeten onze patiënten motiveren, hen het gevoel geven dat ze met hard werken veel kunnen bereiken.’

Vloeiende zorg door goede samenwerking tussen specialisaties. Dat is wat Nicole van Bergen en Suzan de Vries van ziekenhuis Gelderse Vallei voor ogen staat. Samenwerkingsverband ROFGV (zie kader) heeft hiervoor zeven kennisnetwerken voor veelvoorkomende aandoeningen: Artrose Heup/ knie, Diabetes, COPD/Longziekten, Knie, Schouder, Hartrevalidatie en Oncologie/palliatieve zorg.

Verwijzingen

Hierin werken fysiotherapeuten samen met regionale huisartsen, medisch specialisten en sportartsen. Suzan, die voordat ze projectleider werd bij het Centrum voor Verbeteren bijna dertig jaar als fysiotherapeut werkte op de afdeling orthopedie: ‘Revalidatie wordt per patiënt standaard

afgestemd op de operatie en het fysieke functioneren. De professionals binnen de netwerken hebben afspraken gemaakt hoe ze rapporteren en bij welke complicaties ze contact met elkaar opnemen. Er is ook goed contact tussen de fysiotherapeuten in de eerste en tweede lijn. Ze kennen elkaar en kunnen daarom laagdrempelig met elkaar en met de andere zorgverleners overleggen om zo alle inwoners in de regio een passende, hoogwaardige behandeling te geven.’

Om kwaliteit te kunnen leveren is het volgens Nicole belangrijk om je passie te volgen. Zelf is ze »

WAT DOET DE ROFGV?

Nicole van Bergen is eigenaar van een fysiotherapiepraktijk in Bennekom. De praktijk is aangesloten bij samenwerkingsverband Regionale Organisatie Fysiotherapie Gelderse Vallei. Deze ROFGV heeft als missie het in samenwerking leveren van kwalitatief goede, geprotocolleerde fysiotherapeutische zorg. Door zich te organiseren willen de fysiotherapeuten een sterke, herkenbare en betrouwbare partner vormen in de regio en op die manier hun positie naar derden versterken door een duidelijk, herkenbaar en goed product te leveren. Binnen de diverse monodisciplinaire netwerken is er samenwerking met huisartsen en specialisten van Ziekenhuis Gelderse Vallei. Nicole van Bergen werkt veel samen met Suzan de Vries, projectleider bij het Centrum voor Verbeteren van Ziekenhuis Gelderse Vallei in Ede.

FysioPraxis september 2023 | 9
Suzan de Vries en Nicole van Bergen

gespecialiseerd in drie richtingen: bekkenfysiotherapie, manuele therapie en sportfysiotherapie. ‘Als je veel patiënten ziet met een bepaalde aandoening, krijg je hier steeds meer inzicht in en affiniteit mee. Hierdoor ga je efficiënter werken en behaal je betere resultaten. Je werk wordt automatisch leuker en geeft je meer voldoening.’

Suzan: ‘We hebben samenwerkingsverband ROFVG opgericht met het uitgangspunt: hoe kunnen we de zorg voor de patiënten in onze regio zo vloeiend mogelijk laten verlopen? Altijd gedacht vanuit kwaliteit, nooit vanuit kwantiteit. Ik realiseer me dat ik als voorheen tweedelijns fysiotherapeut heel makkelijk praten heb omdat wij niet afhankelijk zijn van verwijzingen. Toch durf ik te stellen dat kwaliteit zich altijd uitbetaalt. Als je alleen maar productie draait en mensen voelen zich niet geholpen, gaan ze naar een collega die hen wél de aandacht geeft die ze nodig hebben. Kwaliteit vertaalt zich uiteindelijk dus weer in kwantiteit.’

Meten van effectiviteit

Die effectiviteit wordt ook gemeten. Het samenwerkingsverband, waarvan Nicole de eerste jaren voorzitter was, loopt hierin naar haar zeggen voorop. De werkgroep Artrose Heup/knie is in 2014 ontstaan uit de vraag van Ziekenhuis Gelderse Vallei rondom het Better In-Better-Out (BiBO)project Total Knee/Total Hip. Nicole: ‘Als fysiotherapeuten en orthopeden uit de werkgroep zijn we om tafel gegaan om te bepalen hoe de zorg in de eerste en tweede lijn eruit moet zien als een patiënt een nieuwe knie of heup krijgt. Hier was in Nederland toen nog geen richtlijn voor. Het ziekenhuis kon via een aantal meetinstrumenten nauwkeurig voorspellen welke patiënten na hun operatie een vorm van zorg nodig hadden. Het beleid werd om hen vóór hun operatie bij ons te laten trainen. Door deze prehabilitatie werd de ligduur van patiënten in het ziekenhuis aanzienlijk verkort: van vijf naar twee tot drie dagen ten opzichte van ziekenhuizen waarbij het BiBo-principe niet werd toegepast. Door het toepassen van het BiBo-principe hadden patiënten 14 behandelingen minder nodig. wat prettig is voor de patiënt omdat de aanvullende pakketten steeds kleiner zijn geworden.’ Het project is nog steeds gaande in deze vorm en wordt steeds geëvalueerd en verbeterd waar het kan.

Richtlijnen

Door interne en externe scholing en intervisieavonden zijn de fysiotherapeuten in de verschillende werkgroepen op de hoogte van alle landelijke richtlijnen en regionale afspraken. Samen hebben ze protocollen opgesteld om goede en herkenbare zorg te leveren. Nicole: ‘Met herkenbaarheid bedoelen we dat de patiënt overal in de regio op dezelfde zorg kan rekenen en dat het voor mensen voldoende duidelijk is bij welke organisaties fysiotherapie te vinden is en welke fysiotherapeutische zorg ze leveren. ‘ Ze vervolgt: ‘Wij overleggen veel tijdens het werk. Als ik tegen een dilemma aanloop, ga ik toch niet wachten tot een intervisieavond die misschien pas twee maanden later is? Nee, dan haal ik er een collega bij. Zo gaat dat al heel lang, in veel praktijken. Onbewust wordt er door de beroepsgroep dus voortdurend aan kwaliteitsverbetering gewerkt. Dat zit ín ons. De hulpvragen waarmee patiënten bij ons komen, worden steeds complexer. Daarom zoeken we vaker de samenwerking op met andere disciplines zoals geriatrie, diëtiek en seksuologie. Zo waarborgen we de kwaliteit van het fysiotherapeutisch zorgaanbod. Maar kwaliteit leveren is ook: weten waar je grenzen liggen en tijdig kunnen doorverwijzen.’ Hoe kijken ze aan tegen het op handen zijnde kwaliteitskader voor de beroepsgroep (zie kader)?

Nicole: ‘Ik zie het als een professionaliseringsslag: met een kwaliteitskader kunnen we laten zien wat

10 | FysioPraxis september 2023
»

we kunnen en wat we waard zijn. Het gaat zeker bijdragen aan een sterkere positionering in het zorglandschap. Fysiotherapeuten zijn een trots volkje, een kwaliteitskader past daarbij.’

Suzan vult aan: ‘Kwaliteitsverbetering vraagt om een actieve houding. Aandacht hebben voor nieuwe ontwikkelingen in je vak, in je regio, bij je collega’s. Met het zorginfarct dat op ons afkomt, worden er steeds meer en andere vaardigheden van ons gevraagd. Fysio- en oefentherapie is straks de eerste beroepsgroep met een kwaliteitskader volgens de principes van passende zorg. Dat sluit aan op mijn visie op kwaliteit, namelijk dat je lef toont, nieuwe dingen probeert en daarin voorop durft te lopen.’

Andere visie

Het samenwerken in de diverse netwerken levert dus veel op, zowel voor de patiënt als de professional, maar het heeft ook een prijs. Suzan: ‘We worden gehinderd door het zuilensysteem in de zorg. Met ons transmurale zorgtraject hebben we een mooi product neergezet. Via preventie, kennisdeling en scholing zijn we hard bezig om patiënten uít het ziekenhuis te houden. Daar horen zorgverzekeraars aandacht en geld voor te hebben.’

KWALITEITSKADER FYSIOTHERAPIE EN OEFENTHERAPIE

De afgelopen maanden hebben diverse zorgpartijen gewerkt aan het Kwaliteitskader Fysiotherapie en Oefentherapie. In dit kader staat beschreven wat onder goede fysio- en oefentherapie wordt verstaan en wat patiënten mogen verwachten. Ook zijn afspraken vastgelegd over hoe fysio- en oefentherapeuten deze zorg evalueren en borgen, met elkaar en samen met de patiënt. Daarnaast biedt het Kwaliteitskader een overzicht van ontwikkelpunten waar we als beroepsgroepen meer over willen leren en verbeteren. De ontwikkeling van het Kwaliteitskader maakt onderdeel uit van een adviestraject dat moet leiden tot betere toegang tot fysiotherapeutische en oefentherapeutische zorg. Gesprekken over de laatste inhoudelijke punten van het kader zijn momenteel nog gaande tussen de betrokken partijen.

Nicole: ‘Dit geldt ook voor de eerste lijn. Fysiotherapeuten stoppen noodgedwongen veel vrije tijd in de netwerken. De vergoedingen in de fysiotherapie zijn namelijk te laag om hier tijdens werktijd mee bezig te zijn. Ik vind dan ook dat het nieuwe kabinet straks een andere visie moet ontwikkelen op zorg, welzijn en werk.’

SAMENVATTING

KNGF-richtlijn

Dit is een overzicht van de belangrijkste aanbevelingen uit de KNGF/VvOCM-richtlijn Lage rugpijn en lumbosacraal radiculair syndroom (KNGF, 2021). De volledige richtlijn vindt u op het KNGF kennisplatform

Diagnostisch proces

Anamnese en lichamelijk onderzoek

Verzamel in de anamnese en het lichamelijk onderzoek informatie over:

Hulpvraag Er is een indicatie om fysio- of oefentherapie te starten wanneer: een patiënt met lage rugpijn bij de fysio- of oefentherapeut komt met een hulpvraag die gerelateerd is aan beperkingen in dagelijkse activiteiten en/of maatschappelijke participatie op basis van het bewegend functioneren en de therapeut geen aanleiding ziet om (terug) te verwijzen naar de huisarts of verwijzend specialist (zie rode vlaggen).

Rode vlaggen

Lumbosacraal radiculair syndroom (LRS)

Beoordeel of er kenmerken zijn die kunnen wijzen op een fractuur, infectie, tumor of inflammatoire aandoening, of op een neurologisch noodgeval.

Mogelijke kenmerken van een neurologisch noodgeval: urineretentie, fecale of urine incontinentie, ernstige motorische uitval (MCR-score 3 uit 5) of wijdverspreide neurologische symptomen (bijvoorbeeld piramidale tekenen).

Bij een LRS is sprake van pijn in de bil en/of in het been uitstralende pijn, vergezeld van een of meerdere klachten of symptomen die suggestief zijn voor een aandoening van een specifieke lumbosacrale zenuwwortel, zoals prikkelingsverschijnselen (paresthesieën) en neurologische uitvalsverschijnselen (hypesthesie/hypalgesie, parese, verlaagde reflexen).

Neurologisch onderzoek Voer bij de patiënt met een vermoeden op een LRS, bijvoorbeeld bij symptomen onder de knie, een neurologisch onderzoek uit: onderzoek van de pijndistributie (wel/niet gebonden aan dermatoom), en onderzoek van de vinger-vloerafstand bij vooroverbuigen met gestrekte knieën (positief bij een afstand > 25 cm), en de test van Lasègue (passieve ‘Straight Leg Raise’), de gekruiste test van Lasègue of de omgekeerde test van Lasègue en onderzoek van de spierkracht (‘Medical Research Council’ van de kennspieren), en onderzoek van de vitale en gnostische sensibiliteit (wel/niet gebonden aan dermatoom), en onderzoek van de reflexen (achillespees, kniepees, voetzool).

Wees bij de patiënt met een LRS alert op spoedindicaties, in de vorm van kenmerken van een ernstig neurologisch probleem.

Verwijs de patiënt met een LRS en ernstige motorische uitval (MRC-score ≤ 3 uit 5), en/of ernstige pijn (NPRS ≥ 8) naar de huisarts. Controleer de overige patiënten met LRS na twee tot vier dagen en handel volgens de aanbevelingen in deze richtlijn.

Prognostische factoren Inventariseer de volgende prognostische factoren voor aanhoudende lage rugklachten en LRS:

KNGF-richtlijnen helpen jou en je patiënt om keuzes te maken voor de best passende zorg. Ze worden gemaakt voor en door fysiotherapeuten om de kwaliteit te verbeteren van de fysiotherapeutische zorg. Richtlijnen zijn richtinggevend voor je behandeling en daarmee de basis van je fysiotherapeutisch handelen.

Aan rugpijn gerelateerde factoren eerdere episoden van lage rugpijn hoge mate van beperkingen in activiteiten pijn in het been hoge intensiteit van de pijn

Werkgerelateerde factoren hoge fysieke belasting tijdens werk slechte relaties met collega’s verminderde tevredenheid met werk

202109_042_KNGF_richtlijn_lage_rugpijn_samenvatting_V2.indd

Met goede richtlijnen staan we als beroepsgroep sterk! Help je mee? We zoeken regelmatig fysiotherapeuten die met hun kennis en ervaring mee willen werken aan richtlijnen. Houd onze website en nieuwsbrieven in de gaten. Kngf.nl/kennisplatform/richtlijnen

Patiëntgerelateerde factoren slechte algemene gezondheidstoestand of kwaliteit van leven Psychosociale factoren psychologische en psychosociale stress pijngerelateerde bewegingsangst depressieve gevoelens of klachten passieve copingstijl negatieve verwachtingen over herstel of catastroferen

FysioPraxis september 2023 | 11
SAMENVATTING KNGF-richtlijn Lage rugpijn en lumbosacraal radiculair syndroom KNGF/VvOCM | oktober 2021
Lage rugpijn en lumbosacraal radiculair syndroom
1 25-11-2021 13:43

ADVERTEREN IN Fysiopraxis?

Neem contact op met Sjaak Bruins

010-760 73 29

sjaak@cross.nl

Laat jezelf zien op defysiotherapeut.com

Defysiotherapeut.com is hét platform voor iedereen die op zoek is naar betrouwbare informatie over klachten bij beweging én de juiste fysiotherapeut in de buurt.

Bijna 1 miljoen patiënten en mantelzorgers per jaar bezoekt defysiotherapeut.com voor tips, video’s, blogs van experts en ervaringsverhalen.

Wil je als geregistreerd fysiotherapeut beter vindbaar zijn in de zorgzoeker op defysiotherapeut.com? Vul dan je DigiH-profiel aan met een foto en actuele informatie.

Full page Stopper DFT_210x297 mm.indd 1 13/06/23 4:41 PM

Verderop in dit nummer geeft fysiotherapeut Ralph Wijnands toelichting op de aanpak (zie pag. 21)

‘De lijntjes waren kort, dat gaf vertrouwen’

Jelte (37): ‘Na een skiongeluk, vier jaar geleden, kreeg ik last van mijn schouder. In eerste instantie deed ik er niks mee, maar na een jaar ben ik toch maar naar de fysiotherapeut gegaan. Zo kwam ik voor het eerst in contact met Ralph Wijnands van het Sport Medisch Centrum. Afgelopen wintersport viel ik weer en blesseerde ik dezelfde schouder. Nu voelde het heel anders. Ik werd misselijk en duizelig. Gelijk na de vakantie heb ik contact opgenomen met Ralph. Hij vermoedde dat er een pees in mijn schouder was gescheurd en verwees me via de huisarts door naar de orthopedisch chirurg.

De supraspinatuspees bleek inderdaad gescheurd en ongeveer een maand geleden ben ik geopereerd. In de periode dat ik moest wachten op een diagnose en de operatie, had ik veel pijn. In de tussentijd werd ik fijn begeleid door Ralph. Hij staat in nauw contact met de kliniek waar ik ben geopereerd en bleef zo steeds op de hoogte. Hij hielp mij met tips over hoe ik kon functioneren met de pijnlijke schouder en stuurde regelmatig een appje om te vragen hoe het ging. De lijntjes waren kort, dat gaf mij veel vertrouwen.

Sinds de operatie kom ik twee keer per week bij Ralph. Mijn arm mag even uit de sling om te strekken en ik kan voorzichtig wat been- en buikspieroefeningen doen. Dat is fijn, want normaal sport ik elke dag. Ik moet mijn energie kwijt. Er ligt nu een behandelplan van acht maanden. Het doel is om dan weer pijnvrij te kunnen sporten en tennissen. Daar werken we langzaam naartoe.’

patiënt in beeld
FysioPraxis september 2023 | 13
Foto: Christiaan Krouwels

Hulp bij hardnekkige schouderklachten

De zorg voor patiënten met schouderklachten kan beter, aldus fysiotherapeuten Guido Souren en Pim Kreutzer van het Schoudercentrum Nijmegen. Zij ontwikkelden een werkwijze om mensen met schouderklachten beter te kunnen helpen. Al meer dan tweeduizend patiënten hebben aantoonbaar baat gehad bij hun behandeling. Deze werkwijze is nu beschikbaar voor andere fysiotherapeuten in regionale samenwerkingsverbanden.

Tekst: Arwen Kleyngeld. Fotografie: Wiep van Apeldoorn

achtergrond 14 | FysioPraxis september 2023
‘Het leek of niemand hen kon helpen’

Tien jaar geleden besloten de orthopeden Jacco Jenner en Epying Hu samen met fysiotherapeuten Pim Kreutzer en Guido Souren te onderzoeken hoe ze de schouderzorg konden verbeteren. ‘We merkten dat mensen vaak langdurig met schouderproblemen worstelden zonder een oplossing te vinden’, zegt Kreutzer. ‘Mensen die al van alles hadden geprobeerd, maximale fysiotherapie hadden gehad, en waarvoor ook geen orthopedische behandelindicatie was. Het leek alsof niemand hen kon helpen. Dat moest beter kunnen. We gingen de uitdaging aan en startten een pilot met vijftig patiënten die al eerder behandeld waren, om te onderzoeken of we ze toch de juiste zorg konden bieden.’

Samen beslissen

Kreutzer en Souren stelden zichzelf de vraag: hoe kunnen we de zorg zo organiseren dat deze patiënten snel bij de juiste zorgverlener terechtkomen, zonder onnodige omwegen en ingrepen? ‘Tijdens de pilot hebben we eerst een analyse gemaakt’, legt Kreutzer uit. ‘Waarom blijven mensen zo lang last houden en wat hebben ze al geprobeerd?’ Souren voegt toe: ‘We ontdekten dat er weinig aandacht was voor psychosociale factoren die mogelijk invloed hadden. De focus lag vooral op biomedische overwegingen, zonder de mogelijke rol van gedachten, emoties en de context van de patiënt mee te nemen.’

‘Cognities, dat wil zeggen gedachten en gevoelens die de patiënt heeft over zijn of haar klachten, beïnvloeden hoe ze ermee omgaan’, voegt Kreutzer toe. ‘Daarom besteden we daar veel aandacht aan. Uitleg is een belangrijke pijler van de behandeling. Het is van belang dat patiënten begrijpen waarom ze nog steeds last hebben van hun schouder en wat ze zelf kunnen doen of misschien moeten laten. We stellen samen een haalbaar oefenschema op dat past bij hun individuele situatie, en we leggen uit waar de oefeningen voor dienen. We merken dat mensen best wel willen trainen, als ze begrijpen waarom het nodig is. Daarom is samen beslissen een belangrijk onderdeel van de behandeling.’

meetbare resultaten. Vrijwel alle patiënten waren positief.’

De schouderspecialisten hebben samen met orthopeden en huisartsen op basis van deze pilot een stappenplan ontwikkeld voor het onderzoek en de behandeling van mensen met schouderklachten. Er zijn duidelijke afspraken gemaakt met huisartsen en orthopeden over het doorverwijzen en aanvullende diagnostiek. Hierdoor kan bepaald worden welke patient het beste waar behandeld kan worden, en door wie.

De gespecialiseerde schouderfysiotherapeut in de eerste lijn speelt een centrale rol in de aanpak van het Schoudercentrum Nijmegen. Volgens de huidige evidentie is de fysiotherapeut vaak de primair aangewezen behandelaar bij de meeste schouderklachten. Het voordeel van een fysiotherapeut is dat deze meer tijd heeft dan andere zorgverleners om het gezondheidsprobleem grondig te onderzoeken en te bepalen wat relevant is. Als directe betrokkenheid van een arts wel nodig is, wordt dit aanbevolen en geregeld.

‘Om deze expertise op te bouwen is het noodzakelijk om veel schouderpatiënten te zien, getraind te zijn in deze aanpak en deze in de praktijk toe te passen’, benadrukt Souren.

Interdisciplinair

Volgens Kreutzer en Souren is het noodzakelijk om met het schouderprogramma samen te werken met andere betrokkenen. ‘Zeventig procent van de mensen die op de polikliniek orthopedie komen, hoort daar volgens de orthopeed niet thuis’, zegt Kreutzer. ‘Over het algemeen

Expertise

Tijdens de pilot hebben Kreutzer en Souren het probleem vanuit verschillende invalshoeken bekeken. ‘We hebben gekeken naar de cognities en hoe reëel deze zijn’, zegt Kreutzer. ‘We hebben de hulpvraag beantwoord en samen beslissingen genomen over de behandeling, met

verwijzen huisartsen patiënten te snel door naar het ziekenhuis en ze maken nog onvoldoende gebruik van de expertise van de schouderfysiotherapeut. Daarvoor is een ander verwijsbeleid nodig. In de regio Nijmegen hebben we daarom tachtig huisartsen geschoold om dit beter af te stemmen.’

FysioPraxis september 2023 | 15
‘Zeventig procent van de mensen die op de polikliniek orthopedie komen, hoort daar niet thuis’
»
Pim Kreutzer en Guido Souren

Die verbeterde samenwerking en afstemming werpt volgens hem zijn vruchten af. ‘De huisarts heeft minder herhaalconsulten met schouderpatiënten zonder resultaat. De orthopeden zien minder patiënten die ze niet kunnen helpen. En wij kunnen heel snel schakelen als een

met meer patiënten, om aan te tonen dat hun aanpak werkt. ‘We hebben de afgelopen twee jaar in de regio zo’n tweeduizend patiënten met schouderklachten gezien, behandeld en daarbij verschillende factoren gemeten’, vertelt Kreutzer. ‘We hebben ze gecategoriseerd

belangrijk vinden. Dat zijn soms dingen, zoals nachtrust en vermoeidheid, die nog niet in onze vragenlijsten voorkwamen. Zo hebben we een database ontwikkeld. We verzamelen niet alleen data om inzichtelijk te maken wat we doen voor anderen. Wij vinden het evenzeer belangrijk dat het ons inhoudelijk beter inzicht geeft in de klacht van de patiënt en hoe deze erover denkt. Dankzij die database hebben we kunnen aantonen dat onze werkwijze werkt voor de patiënt. VGZ heeft in hun data gezien dat schouderprogramma ook kostenefficiënt is en dat er substitutie plaatsvindt van tweede lijn naar eerste lijn. Vanuit data uit het ziekenhuis is aangetoond dat er dertig procent minder instroom van aspecifieke schouderpatiënten is op de polikliniek en dat scheelt veel geld.’

Good Practice

‘Nadat we hebben kunnen aantonen dat het werkt, hebben we nu een scholing ontwikkeld’, zegt Souren. ‘Bij ons in de regio zijn inmiddels vijfentwintig fysiotherapeuten geschoold. Omdat we het predicaat ‘Good Practice’ hebben gekregen, kunnen we het nu ook naar andere regio’s gaan uitrollen. We denken dat het goed kan werken voor meerdere fysiotherapeuten, die schouderspecialist willen worden. We hebben hiervoor de stichting Sterke Schouders opgericht. Deze organiseert scholing van de werkwijze, doet de kwaliteitsborging en de onderhandeling met de zorgverzekeraars over een passende vergoeding. Met VGZ zijn al concrete vergoedingsafspraken gemaakt.’ De schouderdeskundigen hebben geen winstoogmerk met de stichting. ‘We doen dit om de zorg te verbeteren. Voor de patiënt, maar zeker ook voor de juiste rol en het werkplezier van de fysiotherapeut in de zorgketen.’

patiënt wel aanvullende diagnostiek of orthopedisch behandeling nodig heeft. De eerste afspraak kan dan binnen een week plaatsvinden.’

Ketendatabase

Na de eerste pilot zijn de schouderspecialisten gestructureerder gaan werken,

in specifieke, aspecifieke en postoperatieve schouderklachten en een beperkt aantal diagnosecodes gebruikt, zodat ze uiteindelijk beter vergelijkbaar zijn. Vervolgens hebben we alles gemeten wat we zelf belangrijk vonden, zoals pijn, cognitie en schouderfunctie. We hebben ook aan patiënten gevraagd wat zij zelf

16 | FysioPraxis september 2023
info@sterkeschouders.nl
‘Gedachten en gevoelens die de patiënt heeft over de klachten, beïnvloeden hoe die ermee omgaat’
»

Groepsbehandelingen bij kanker

Geconfronteerd worden met kanker is allesomvattend. Bij de oncologiefysiotherapeut kan je terecht voor de behandeling van klachten die veroorzaakt worden door kanker, of door de medische behandeling daarvan. Voor wie het fijn vindt om dat samen met lotgenoten te doen, zijn er ook groepsbehandelingen. Fysiotherapeut Natascha Plate heeft zich hierin gespecialiseerd.

18 | FysioPraxis september 2023 blog
Tekst: Miranda Ehrenhard. Foto: Ohbelle fotografie
‘Je hoeft het niet alleen te doen’

‘In mijn praktijk had ik steeds vaker te maken met patiënten met kanker’, vertelt fysiotherapeut Natascha Plate. ‘Ik wilde meer weten over hoe ik hun het beste kon behandelen, en daarom heb ik een opleiding gedaan om mijzelf daarin te specialiseren.’

Wat doet een oncologiefysiotherapeut?

Een oncologiefysiotherapeut onderzoekt, behandelt en begeleidt mensen die kanker hebben (gehad) met lichamelijke en psychische klachten. Klachten die komen door kanker of de behandeling ervan. Iedere kanker heeft zijn eigen klachten, behandeling en bijwerkingen. Het is belangrijk daar rekening mee te houden als je iemand met kanker behandelt.

‘Van borstkanker weten we dat het vaak terugkomt tussen de schouderbladen’, zegt Plate. ‘Als oncologiefysiotherapeut ben ik extra alert als mensen die borstkanker hebben gehad, daar klachten krijgen. Dan is het goed om extra te onderzoeken voordat we gaan behandelen. Sommige patiëntengroepen kunnen prima behandeld worden door een algemeen fysiotherapeut die een bijscholing in de oncologie heeft gedaan. Maar als er sprake is van een gecompliceerd beeld, bijvoorbeeld met meerdere ziektebeelden, vind ik het wel verstandig om een oncologiefysiotherapeut mee te laten kijken.’

Kwaliteit van leven

Borstkanker, prostaatkanker en darmkanker komen veel voor, maar in haar praktijk ziet Plate mensen met allerlei soorten kanker. Soms kan een patiënt met een eenmalig advies uit de voeten, soms behandelt ze tot een patiënt weer hersteld is, of aan de andere kant: overlijdt.

‘Als iemand niet meer te genezen is, betekent dat niet dat hij of zij maar op een stoel moet gaan zitten wachten tot het voorbij is. We kijken dan naar wat iemands behoefte is, en waarmee we de kwaliteit van leven kunnen verbeteren. Dat is voor iedereen verschillend. Ik zeg wel altijd: als we gaan trainen moet het de patiënt meer opleveren dan het kost. Door te trainen krijgen mensen weer een beetje controle over hun eigen proces. Dat vinden ze vaak heel fijn.’

Verwarmd water

Vanuit haar praktijk organiseert Plate groepsbehandelingen voor oncologiepatiënten. Mensen kunnen zich daarvoor aanmelden en dan samen met een groep een paar keer per week een uur trainen. Er is een ‘droge’ en een ‘natte’ groep, de laatste groep doet oefeningen in verwarmd water. Fijn voor mensen met oedeem (vochtophoping) –wat veel voorkomt bij mensen die kanker hebben of hebben gehad.

Plate: ‘Iedereen traint op zijn eigen niveau, er wordt goed gekeken naar wat iemand kan – en wat juist niet lukt, en wat het doel van de training is. Sommige mensen zijn algemeen vermoeid, en dan is het belangrijk om de conditie te verbeteren. Maar als je een grote buikoperatie hebt gehad, moet je je focussen op je core en je benen. Zo is er voor ieder individu een specifieke oefening die je toch samen kunt doen.’

Samen wat drinken

Na afloop is er een moment om samen wat te drinken. ‘Dat is minstens zo belangrijk als de training zelf’, zegt Plate. ‘Het is geen praatgroep, en de gesprekken zijn niet alleen maar zwaar, maar het stukje herkenning dat mensen in elkaar vinden, is wel heel fijn. Soms ontstaat er ook een hechte band, of stellen mensen samen een doel, bijvoorbeeld met z’n allen tien kilometer wandelen. Door de groepsbehandeling zijn mensen samen, maar wordt ook hun gevoel van controle en hun belastbaarheid vergroot. Ik probeer mensen hun zelfstandigheid weer terug te geven. Mijn doel is, dat ze mij niet meer nodig hebben.’

Natascha Plate heeft twee fysiotherapiepraktijken in Veenendaal, waar ze werkt als oncologiefysiotherapeut en arbeidsfysiotherapeut. Daarnaast is ze penningmeester van de Nederlandse Vereniging voor Fysiotherapie binnen de Lymfologie en Oncologie (NVFL).

FysioPraxis september 2023 | 19
‘Soms ontstaat er een hechte band, of stellen mensen samen een doel, bijvoorbeeld met z’n allen tien kilometer wandelen’

Bent u op zoek naar geavanceerde behandelingsmogelijkheden voor uw patiënten met artrose?

Maak kennis met de COMPACT-II - een revolutionaire aanpak die pijnverlichting en verbeterde mobiliteit biedt zonder operaties of medicijnen.

Verrijk uw praktijk met de COMPACT-II

Hoogenergetische Inductietherapie (HEIT) voor artrosebehandeling www.enraf-nonius.nl

COMPACT-II: Effectieve resultaten

‘We hebben korte lijnen’

Ralph Wijnands: ‘Jelte kwam bij ons ongeveer twee weken na een skiongeluk met pijn in zijn schouder. Het vermoeden was een gescheurde supraspinatuspees. Ik werk veel samen met Nicole Heesakkers, orthopedisch chirurg bij de Expert Clinics, dus leek het mij logisch om Jelte naar haar door te verwijzen. Het werkt goed omdat we veel met elkaar in contact staan. We hebben korte lijnen voor overleg. De driehoek werkt heel goed. Zo verloopt de overdracht heel prettig en makkelijk.

Jelte kreeg bij de Expert Clinic een echo en vervolgens een MRI. De pees bleek inderdaad afgescheurd. Ook de bicepspees was ingescheurd. Er is gelijk een operatie ingepland. Vanaf de vierde dag is Jelte bij mij onder behandeling. De start van de revalidatie na een cuff repair kan intensief zijn, maar het is een waardevolle rol als fysiotherapeut om hierbij te kunnen begeleiden. Op dit moment ligt onze voornaamste focus op het behouden van mobiliteit en het beschermen van de ‘’repair’’. Na de operatie heb ik de begeleiding weer opgepakt. Jelte komt twee keer per week. Ik help hem om te gaan met zijn schouder, die hij niet mag bewegen, in het dagelijks leven. Mijn collega’s en ik doen sportrevalidatie. Daarom gaan we wat langer door met onze begeleiding, om ervoor te zorgen dat patiënten weer veilig kunnen terugkeren in de sport. “Sport beter,” luidt ons motto.’

Lijkt het je ook leuk om mee te doen aan de rubriek of weet je iemand anders? Mail de redactie: fysiopraxis@kngf.nl

patiënt in beeld
Foto: Christiaan Krouwels Nicole Heesakkers is orthopedisch chirurg bij de Expert Clinics
Ralph Wijnands is fysiotherapeut bij Sport Medisch Centrum Amersfoort en docent aan de Fontys Hogeschool in Eindhoven FysioPraxis september 2023 | 21
Vervolg van pag. 13

‘BINNEN DRIE MAANDEN HADDEN WE EEN LEDENSTOP’

Winst maken met je fysiotherapiepraktijk? Het kan – weet Henk Jansen van Fysiozorg Rijssen. De fysiotherapeut en ondernemer uit de Twentse stad richtte vorig jaar zijn twee oefenzalen anders

in met hulp van Matrix Fitness en UniqueTeams. Het nieuwe concept sloeg meteen aan. ‘Als we zo doorgaan, hebben we de investering er over twee jaar uit.’

Henk Jansen is een oudgediende in de fysiowereld. Stiekem heeft hij de pensioenleeftijd al bereikt, maar hij vindt zijn vak te leuk om ermee te stoppen. Helemaal sinds zijn praktijk vorig jaar een nieuwe weg insloeg. ‘We wilden een mooie, moderne plek creëren waar iedereen kan werken aan een gezonde leefstijl. Dus niet alleen onze patiënten, maar ook mensen uit de omgeving zónder zorgvraag. Zo zijn we niet afhankelijk van de zorgverzekeraars, en dat is heel belangrijk om in de toekomst te kunnen blijven bestaan.’

Investeren in gezondheid

Fysiozorg Rijssen heeft twee grote oefenzalen. Tot vorig jaar werden die vooral gebruikt door de fysiotherapeuten en hun patiënten. Particuliere leden kwamen er ook sporten, maar die waren in de minderheid. Daarnaast geeft de praktijk ook cursussen en trainingen aan lokale bedrijven. Bijvoorbeeld over gezond tillen in de bouw. ‘We zijn al meer dan twintig jaar geleden gestart met dit soort alternatieve verdienmodellen. In het begin leverde dat weinig op, maar we merken dat er een verschuiving komt. Zo

– ADVERTORIAL –

zijn particulieren vaker bereid om te investeren in hun gezondheid. Daarom willen we nu meer inzetten op die particuliere markt.’

Van top tot teen in het nieuw Voor het nieuwe concept gingen de twee oefenzalen helemaal op de schop. ‘We gingen drie weken dicht in de zomer. In die periode werd er hard gewerkt. Van leidingen omleggen tot vloeren vervangen en schilderen – het werd een totale metamorfose.’

‘Matrix dacht mee over de toestellen: welke hebben we nodig, hoe zet je een mooi circuit neer. UniqueTeams hielp om het nieuwe concept uit te leggen aan ons personeel.

En dat allemaal voor die grote kers op de taart: de toestellen die ín de zalen kwamen te staan. ‘Ons oog was gevallen op de EGYM-toestellen. Al bij de eerste kennismaking waren we verkocht. Vooral de EGYM Fitness Hub vind ik indrukwekkend. Als je ervoor staat, meet het apparaat je lengte, vetpercentage, mobiliteit en spiermassa. De Hub slaat die info op, en koppelt het aan je profiel. Zo heb je bij de start een complete lichaamsmeting. Na elke zeven trainingen doe je een nieuwe meting, en elke zes weken krijg je een rapport van je kracht, flexibiliteit, metabolisme en cardio. Daarin worden je resultaten bijvoorbeeld ook vergeleken met iemand van dezelfde leeftijd of sekse. Zo kan je je prestaties perfect bijhouden.’

Tot op de millimeter nauwkeurig

Met al die informatie kan de Hub voor iedere gebruiker een toestel bovendien perfect afstellen. ‘Je krijgt een bandje om je pols met een chip erin. Daarmee identificeer je je bij een toestel, waarna het automatisch de stoelhoogte, het gewicht en de weerstand regelt. Daardoor train je veel efficienter, en kun je in korte tijd fitter worden. Het is een ongelooflijk sterk concept. En heel gebruiksvriendelijk. Via de app kun je je resultaten ook bijhouden, en zelfs thuis zien of er plek is om te komen sporten. Zo ja, dan kun je gelijk reserveren.’

Extra versterking in de praktijk

Met de twee splinternieuwe oefenzalen vol moderne toestellen was het nieuwe concept bijna ready to go. Alleen het juiste personeel ontbrak nog. ‘We hebben een ergotherapeut, een diëtist en een aantal sportinstructeurs aangenomen. Zij begeleiden onze klanten tijdens de training, en

focussen zich daarbij op iemands leefstijl en totale gezondheid. Dat is een mooie aanvulling op onze fysiotherapeuten, die juist zijn opgeleid om therapeutisch te helpen.’

Verlengstuk

van de therapie

De hele transformatie regelde Henk niet in zijn eentje. Binnen de praktijk kreeg hij hulp van praktijkhouders Bas, Peter Paul en Tom, en manager Arwen. Van buitenaf begeleidden Matrix Fitness en UniqueTeams het proces. ‘Matrix dacht mee over de toestellen: welke hebben we nodig, hoe zet je een mooi circuit neer. UniqueTeams hielp om het nieuwe concept uit te leggen aan ons personeel. Veel fysiotherapeuten vinden het namelijk lastig om een sportabonnement van ruim 50 euro per maand te verkopen. Ze willen gewoon mensen beter maken. Dankzij de trainingen van UniqueTeams zien ze ons nieuwe concept nu als een verlengstuk van hun therapie en kunnen ze dit ook beter uitleggen aan de patiënten. Dat gaf echt een boost, aan henzelf én de praktijk. Al voordat de oefenzalen klaar waren, hadden ze ruim 200 intakes ingepland. Die hebben bijna allemaal tot een abonnement geleid.’

Het concept verkoopt zichzelf

Voorheen kostte een sportabonnement

35 euro per maand en was het maandelijks opzegbaar. Nu werkt Henk met jaarcontracten en ligt de prijs op 55 euro per maand.

Toch groeide het aantal abonnementen het afgelopen jaar uit van 160 tot 900. ‘Meer dan de helft daarvan heeft zich als particulier aangemeld, de rest is ingestroomd via onze fysiotherapeuten.’ Nieuwe leden neemt de fysiopraktijk op het moment even niet aan. ‘We gingen in september open en in december hadden we al een ledenstop. Als we zo doorgaan, hebben we de investering er over twee jaar uit.’ Dit grote succes had Henk eigenlijk niet verwacht. ‘We zaten na een half jaar al op onze prognose voor over vijf jaar.

Het pensioen kan wachten

De transformatie kostte Henk weliswaar bloed, zweet, tranen én een flinke investering. Maar hij heeft geen seconde spijt gehad. ‘Als ik hier rondloop en ik zie de leden trainen, dan denk ik: wat heb ik toch een leuk vak. De een beklimt een virtuele berg op de fiets, de ander kijkt een filmpje of luistert muziek. Allemaal zijn ze heel gefocust bezig, maar ze motiveren elkaar ook. Dat maakt het leuk voor ze om terug te blijven komen. Het geeft energie. Aan de leden, mijn personeel én aan mij. Zo hou ik het prima vol, hoor! Laat dat pensioen nog maar even wachten.’ n

– ADVERTORIAL –
24 | FysioPraxis september 2023 thema artrose

procent gewichtsverlies maakt veel verschil’

Overgewicht is een belangrijke factor bij het ontstaan en de behandeling van artrose. Op dit moment loopt een klinisch medisch onderzoek naar de inzet van leefstijlgeneeskunde bij knieartrose. Projectleider Marienke van Middelkoop hoopt patiënten met gewichtsverlies en langdurige leefstijlverandering te helpen bij het verminderen van de klachten.

Ontstekingen

Artrose, slijtage van het kraakbeen, is een groot probleem. Dat zegt Marienke van Middelkoop, hoofdonderzoeker aan het Erasmus MC en projectleider van het onderzoek naar gecombineerde leefstijlinterventie (GLI) bij patiënten met knie artrose en overgewicht. ‘Het aantal patiënten met artrose neemt toe. Het RIVM schat zelfs dat artrose in 2040 de meest voorkomende chronische aandoening is. Het komt dan vaker voor dan diabetes type 2 of hart- en vaatziekten.’ Ook overgewicht is een groot en groeiend probleem. In Nederland heeft meer dan de helft van de volwassenen overgewicht. En in Europa is dat zelfs zestig procent. Overgewicht is een belangrijke risicofactor voor artrose. Klachten kunnen verminderen als patiënten afvallen. Niet voor niks wordt gecombineerde leefstijlinterventie vergoed door de zorgverzekering in de basisverzekering.

Artrose

Door artrose wordt het kraakbeen slechter en gewrichten pijnlijk. Het slijmvlieslaagje kan ontsteken, waardoor gewrichten dik en warm kunnen worden. Patiënten hebben last van pijn en stijfheid. Bewegen is moelijker en het belemmert mensen bij het dagelijks functioneren. Omdat mensen minder gaan bewegen neemt ook spierkracht af en worden klachten erger.

Waarom iemand artrose krijgt is niet helemaal duidelijk. ‘Artrose komt vaker voor naarmate je ouder wordt’, zegt Van Middelkoop. ‘Het komt ook vaker voor bij vrouwen dan bij mannen. Vooral vrouwen na de overgang vormen een risicogroep. Artrose kan ook ontstaan door overbelasting bij werk of sport. Een trauma kan een trigger zijn. Maar ook overgewicht is een belangrijke oorzaak.’

Overgewicht is niet alleen een oorzaak van artrose, het kan de klachten ook verergeren. ‘Eigenlijk is er nog weinig onderzoek gedaan naar waarom overgewicht zoveel invloed heeft op artrose’, zegt Van Middelkoop. ‘Er is wel bekend dat die invloed er is en dat het zin heeft om af te vallen. Dat geldt zowel voor het krijgen van artrose als bij de behandeling. We hebben onderzoek gedaan bij een grote groep vrouwen. De helft verloor gewicht en de andere helft niet. We zagen dat er minder artrose ontstond bij de groep vrouwen die gewicht verloor. Ook als je al artrose hebt heeft het zin om af te vallen, om de klachten te verminderen.’

Het teveel aan kilo’s drukt op gewrichten. ‘Het is duidelijk dat extra gewicht zorgt voor mechanische belasting’, legt Van Middelkoop uit. ‘Je gewrichten moeten extra kilo’s dragen. Vooral bij knieartrose zien we een sterke relatie. Dat is echter niet de enige reden dat overgewicht een probleem is. Het is namelijk ook een factor bij handartrose, terwijl daar geen sprake is van extra belasting op gewrichten. De reden hiervoor is dat vetweefsel inflammatoir is. Vetweefsel veroorzaakt een permanente lage mate van ontsteking. Die ontsteking veroorzaakt een reactie in de cellen. Hierdoor ontstaat er schade aan botten en gewrichten. Daarom is het verliezen van gewicht zo belangrijk bij voorkomen en behandelen van artrose.’

Vijf procent

Van Middelkoop weet dat afvallen moeilijk is. ‘Voor veel mensen is het een enorme uitdaging,

FysioPraxis september 2023 | 25
Tekst: Arwen Kleyngeld. Fotografie: Joris Aben
»
‘Waarom overgewicht zoveel invloed heeft op artrose is weinig onderzocht’
Leefstijlinterventie bij artroseklachten
‘Vijf

Leefstijlinterventie + reguliere zorg (n=117)

Patiënten in LITE-studie

Baseline meeting en digitale vragenlijst

Visite 1: MRI-onderzoek Fysiek onderzoek Bloedafname

Randomisatie

Driemaandelijkse follow-up vragenlijsten

Reguliere zorg (n=117)

» niet alleen om gewicht kwijt te raken maar ook om dat lagere gewicht vast te houden. Gelukkig heeft het ook al zin om een klein beetje af te vallen. Als je vijf procent van je lichaamsgewicht kwijtraakt, maakt dat al een heel groot verschil, blijkt uit eerder onderzoek. Mensen die een paar kilo verliezen hebben aanzienlijk minder klachten.’ De beste manier om af te vallen is via gecombineerde leefstijlinterventie (GLI). Mensen met artrose en overgewicht hebben een directe indicatie om GLI vergoed te krijgen via de basisverzekering. Dit gaat niet van het eigen risico af.

Follow-up na 24 maanden

Visite 2: MRI-onderzoek Fysiek onderzoek Bloedafname

De LITE Studie is een pragmatische gerandomiseerde gecontroleerde studie (RCT) naar de effectiviteit en kosteneffectiviteit van een gecombineerde leefstijlinterventie in vergelijking met reguliere zorg bij patiënten met knieklachten en een hoog gewichtsgerelateerd gezondheidsrisico. De studie heeft een follow-up duur van twee jaar. Tijdens deze periode krijgen de deelnemende patiënten op 9 tijdsmomenten driemaandelijks vragenlijsten toegestuurd. Ook vinden er twee onderzoeken plaats op baseline en na 24 maanden, waaronder een lichamelijk onderzoek, afname van bloedmonsters en-beeldvorming van de symptomatische knie.

‘Met subsidie van ZonMw ben ik een paar jaar geleden begonnen met onderzoek’, vertelt Van Middelkoop. ‘We hebben 218 proefpersonen met knieartrose en overgewicht op basis van loting verdeeld in twee groepen. De ene groep kreeg de normale behandeling van de huisarts. De andere groep kreeg een behandeling met GLI. Zij bezochten de leefstijlcoach, diëtist en fysiotherapeut. Het doel is om te kijken of het zin heeft om deze interventie te doen, te kijken naar de kosten versus de effectiviteit van de behandeling, de werking en hoe de interventie aansluit bij de problemen van de doelgroep. We hebben gekozen voor een groep patiënten die nog in een vroeg stadium van knieartrose zitten, om te kijken hoe we verergering van het artrose proces kunnen voorkomen. We hopen dat een gezonde leefstijl met goede voeding en voldoende beweging hen kan helpen.’

BeweegKuur

Mensen met artrose hebben pijn bij het bewegen. ‘Voor mensen met (knie)artrose is het een grote uitdaging om voldoende te bewegen’, legt Van Middelkoop uit. ‘Dat is anders dan bij andere doelgroepen en dat vergt dus ook een andere benadering. Het is belangrijk om te kijken of het past en hoe het past. Daarom is passende zorg ook zo belangrijk. ‘

‘We werken met het programma BeweegKuur’, vervolgt Van Middelkoop. Binnen BeweegKuur zijn een aantal persoonlijke gesprekken met de leefstijlcoach gepland over de persoonlijke doelen en hoe je die vol kan houden. Er wordt door de fysiotherapeut een persoonlijk beweegplan gemaakt. Via een diëtist krijg je een persoonlijk voedingsplan. De leefstijlcoach meet steeds hoe de vorderingen zijn.

Het programma is patiëntgericht. Van Middelkoop: ‘Daardoor kan je heel persoonlijk kijken hoeveel

26 | FysioPraxis september 2023
‘Het is geen crashdieet. We werken aan duurzaam effect’

beweging er nodig is en wat een patiënt aankan, want dat verschilt per persoon. Ook wordt er gezocht naar bijvoorbeeld sportclubjes, fietsclubs en wandelclubs waar mensen zich bij kunnen aansluiten. Het is een tweejarig programma, gericht op permanente verandering van leefstijl. De bedoeling is dat mensen na die twee jaar hun nieuwe beweegpatroon en voedingspatroon vasthouden, zodat het gewichtsverlies permanent is.’

Duurzaam effect

Het onderzoek vindt plaats op basis van een tweejarig programma, waar mensen steeds zijn ingestroomd. ‘De eerste groep patiënten is bijna klaar, dus we gaan nu de eerste resultaten zien’, zegt Van Middelkoop. ‘We maken een MRI van de knie van deze groep, prikken bloed, doen lichamelijk onderzoek en deelnemers vullen zelf een vragenlijst in over hun welbevinden. Omdat deelnemers gedurende het jaar zijn ingestroomd, hebben we pas over een jaar de definitieve resultaten.’

Momenteel staan onderzoekers wel in contact met de leefstijlcoaches, en deelnemers krijgen iedere drie maanden een vragenlijst. Zo monitoren we het onderzoek en kunnen we zien hoe het loopt. Aan het einde van het onderzoek kijken we samen met de leefstijlcoach, diëtist en fysiotherapeut hoe het is gegaan.’

Het doel is in principe om mensen vijf procent van hun lichaamsgewicht te laten verliezen, maar mensen worden begeleid naar gedragsverandering op de lange termijn. ‘Het is geen crashdieet. Daarom is het programma ook intensief. We werken voor de lange termijn. Langzaam werken we aan gewichtsverlies voor een duurzaam effect.’

FysioPraxis september 2023 | 27
‘Vetweefsel veroorzaakt een permanente lage mate van ontsteking’

U kent Chemodol, de hypo-allergene afwasbare massage-olie Maar Chemodis heeft meer massage-oliën. Zoals Chemotherm, een massage-emulsie met milde en verantwoorde warmtewerking. Het zuiver plantaardige Olivine, zonder conserveermiddelen en emulgatoren. Chemovine, speciaal voor de sterk behaarde huid.

En, speciaal voor de overgevoelige huid, Chemoderm met natuurlijke werkstoffen en de ongeparfumeerde Baselin Emulsion met biologische eigenschappen.

Uw leveranciers kunnen u er alles over vertellen. Of bel voor meer

informatie:

+31 (0)72 - 520 50 83

www.chemodis.nl

CHEMODIS Dat ligt voor de hand Chemodis B.V Para-medische Farmacie Postbus 9160 NL-1800 GD Alkmaar Tel. +31 (0)72 - 520 50 83 E-mail: sales@chemodis.nl
van Chemodol.
Over de rug

De kracht van zelfmanagement bij artrose

Zelfmanagement helpt patiënten bij het omgaan met de gevolgen van artrose en het inpassen van de aandoening in hun dagelijks leven, en bij een actieve betrokkenheid bij de behandeling. Onderzoeker Anita Feleus vertelt hoe dit kan bijdragen aan een hogere kwaliteit van leven. ‘De insteek is om elke patiënt ondersteuning op maat te bieden.’

‘Zelfmanagement van patiënten is bij artrose van wezenlijk belang omdat het hen in staat stelt een actieve rol te spelen in hun eigen zorg en welzijn. Het helpt om beter om te gaan met de dagelijkse uitdagingen die de aandoening met zich meebrengt. Ze leren bijvoorbeeld hoe

5A-model | Proces zelfmanagement-ondersteuning

ze overbelasting kunnen herkennen, hoe ze om kunnen gaan met tegenslag, en hulpbronnen inzetten. Bovendien helpt aandacht voor zelfmanagement patiënten om hun behandeling beter te begrijpen en op te volgen, wat kan leiden tot effectievere resultaten.’

Achterhalen

Adviseren Arrangeren

Basishouding

Assisteren Afspreken

https://kennisbundel.vilans.nl/zelfmanagement-competenties.html; Glasgow et al., 2003

Een ook internationaal veelgebruikt raamwerk bij het ondersteunen van zelfmanagement is het 5A-model. Dit model benoemt de volgende stappen:

• Achterhalen: het verkennen van de situatie, de wensen en behoeften van de cliënt

• Adviseren: het geven van advies op maat en op verzoek van de cliënt informeren

• Afspreken: het in samenspraak opstellen van doelen, als de cliënt voldoende geïnformeerd is.

• Assisteren: met de cliënt verkennen welke instructie of bijstand nodig is om de doelen te bereiken en wie daarbij kan helpen.

• Arrangeren: samen afspraken maken over het vervolg.

FysioPraxis september 2023 | 29
Tekst: Bert Bukman
thema artrose
»

Dat zegt Anita Feleus, als onderzoeker verbonden aan het lectoraat Bewegen naar Gezondheid aan Hogeschool Rotterdam. Samen met Dieuwke Schiphof, projectleider van Artrose Gezond en werkzaam bij het ErasmusMC, geeft ze op 8 september een presentatie tijdens het KNGF-congres Artrosezorg, een onderdeel van de jaarlijkse Wereld Fysiotherapie Dag.

De interactieve workshop is het resultaat van onderzoek naar het ondersteunen van zelfmanagement bij mensen met artrose aan heup of knie. ‘De behoeften en uitdagingen van patiënten en fysiotherapeuten staan centraal,’ aldus Feleus. ‘Daarbij gaat het om het bieden van persoonsgerichte informatie, het ontwikkelen van vaardigheden en gezonde gewoonten, een evenwicht vinden tussen belasting en belastbaarheid, het behouden van motivatie en het opbouwen van een partnerschap tussen de patiënt en de zorgverlener.’

‘Het komt nooit meer goed’

Fysiotherapeuten krijgen bij het ondersteunen van zelfmanagement te maken met specifieke uitdagingen, vervolgt ze. ‘Lastig is bijvoorbeeld dat sommige patiënten irrationele verwachtingen hebben en worden beïnvloed door voor hen verwarrende informatie van buitenaf, zoals van mensen om hen heen en van internet,’ legt ze uit. Feleus benadrukt het belang van communicatie, en vooral ook checken of de boodschap is overgekomen. ‘Uit onderzoek blijkt dat fysiotherapeuten, net als andere zorgverleners trouwens, in veel gevallen denken dat ze zich begrijpelijk hebben uitgedrukt, terwijl de patiënt er toch niets van snapt.’ Daarnaast omvat hun taak het bijsturen van niet-helpende overtuigingen, zoals ‘het komt toch nooit meer goed’ en ‘bij slijtage van gewrichten moet je juist niet bewegen.’

Angst om te vallen

Uitdagingen worden ervaren bij het aanmoedigen van actieve deelname van patiënten aan hun eigen zorg, het aannemen van een actieve leefstijl en het vasthouden van beweegdoelen. Ook het adresseren van angsten met betrekking tot pijn of vallen vraagt om aandacht, evenals comorbiditeit die van invloed is. ‘Angst om te vallen maar ook bijvoorbeeld benauwdheid kunnen de zelfredzaamheid van de patiënt belemmeren.’

In de praktijk betekent dit het aanpakken van individuele hulpvragen. ‘De insteek is om elke patient op maat gemaakte ondersteuning te bieden,’ benadrukt Feleus. Ze noemt een voorbeeld van een vrouw met artrose die werkzaam is in een kledingzaak. ‘Ze ondervindt problemen bij dagelijkse taken, zoals het aankleden van etalagepoppen en het op- en aflopen van trappen met kleding in de hand. Ze wil weten hoe ze met haar beperkingen kan omgaan, op welke waarschuwingssignalen ze moet letten en hoe ze weet of ze ’s avonds wel of niet kan spinnen of bepaalde oefeningen moet doen. Op die vragen moet ze antwoord krijgen.’

Zorgen delen

Het gaat bij het ondersteunen van zelfmanagement niet alleen om de fysieke aspecten van de behandeling, een goede therapeut-patiëntrelatie is ook van groot belang. ‘Vertrouwen tussen patiënten en zorgverleners moedigt openheid aan. Patiënten durven dan eerlijke vragen te stellen, zorgen te delen en toe te geven als ze iets niet begrijpen of een bepaalde oefening niet hebben gedaan, waardoor je persoonsgerichter kunt begeleiden. Ook faciliteert het motivatie en het vertrouwen om gezondheidsbevorderend gedrag te kunnen aannemen en vasthouden.’

Op basis van het 5A-model is een vragenlijst ontwikkeld. Deze vragenlijst geeft inzicht in wat je als fysiotherapeut kunt doen bij het ondersteunen van zelfmanagement en geeft concrete invulling aan de verschillende stappen.

Anita Feleus werkt als docent bij de opleiding Fysiotherapie en als onderzoeker en projectleider bij het Kenniscentrum Zorginnovatie aan de Hogeschool Rotterdam. Ze is betrokken bij het lectoraat Bewegen naar Gezondheid en bij Vitale Delta op het thema Zelf Vitaal. In samenwerking met kennispartners, eerstelijnszorg en welzijnspartners werkt ze aan onderzoek naar het ondersteunen van zelfmanagement, het bevorderen van duurzaam gezond beweeggedrag en preventie.

30 | FysioPraxis september 2023
»
‘Vertrouwen tussen patiënten en zorgverleners moedigt openheid aan. Patiënten durven dan eerlijke vragen te stellen, zorgen te delen en toe te geven als ze iets niet begrijpen’
Socials Instagram: @procarebv LinkedIn: ProCare BV Twitter: ProCare We komen graag met u in contact! Contact 050-5715074 info@procarebv nl www procarebv nl Onze merken:

Het DRONE consortium

Artrose-onderzoekers bundelen krachten

Om onderzoek op het gebied van artrose en fysiek functioneren verder te versterken en uit te breiden, hebben onderzoeksgroepen uit Amsterdam, Leiden, Utrecht, Rotterdam, Nijmegen en Eindhoven drie jaar geleden hun krachten gebundeld in het DRONE consortium: Dutch Research in Osteoarthritis & Exercise. Voor het eerst werken zoveel partijen samen binnen het Nederlandse artrose-onderzoek: expertisegebieden worden gecombineerd, onderzoeksgegevens gedeeld en in nieuwe projecten wordt samen opgetrokken.

Artrose is een veelvoorkomende chronische aandoening waar bijna 1,5 miljoen Nederlanders mee kampen. Dit vraagt om een effectieve aanpak die ook betaalbaar blijft, zeker omdat het aantal mensen met artrose de komende jaren verder zal toenemen. Wetenschappers in Nederland lopen al jaren voorop met hun onderzoek naar de conservatieve behandeling

van artrose, met name op het gebied van oefentherapie en gezond beweeggedrag. De grootste gemene deler van al dit onderzoek is de doelstelling het fysiek functioneren van mensen met artrose te verbeteren. De artrosezorg is mede door dit Nederlandse artrose-onderzoek zowel in binnen- als buitenland aantoonbaar verbeterd.

Voorbeeldprojecten van leden uit het DRONE Consortium

OCTOPUS

In dit door het KNGF gefinancierde onderzoeksproject werd een nieuwe vorm van oefentherapie voor mensen met knieartrose vergeleken met reguliere oefentherapie. In de nieuwe vorm werden patiënten op basis van de aanwezigheid van bovenbeenspierzwakte en/of obesitas door de fysiotherapeut ingedeeld in een subgroep die vervolgens een subgroep-specifieke oefentherapie kregen, aangevuld met een dieetbegeleiding van een diëtist voor de patiënten met obesitas. Tegen de verwachting in bleek deze behandeling niet (kosten)effectiever te zijn dan reguliere oefentherapie: beide behandelingen waren even effectief. Dit komt mogelijk doordat fysiotherapeuten hun reguliere behandeling bij knieartrose al voldoende afstemmen op de individuele kenmerken en voorkeuren van de patiënt.

SMART

Binnen SMART wordt een aanpak ontwikkeld waarin zelfmonitoring, kunstmatige intelligentie en gedragsveranderingstechnieken worden ingezet om mensen met artrose aan de heup en knie te ondersteunen op gebied van zelfmanagement, fysiek functioneren en participatie. Het SMART onderzoek wordt uitgevoerd met subsidie vanuit het NWO KIC Zorg in Eigen Leefomgeving programma. Samen met mensen met artrose en stakeholders wordt een AI-ondersteunde toepassing ontwikkeld die in een bestaande gezondheidsapp wordt gebouwd. Door zelf verzamelde data en slimme algoritmes zal de app gepersonaliseerde adviezen geven, die rekening houden met de mate waarin het dagelijks functioneren wordt beperkt, reeds ontvangen begeleiding en gedragsveranderingstechnieken die passen bij de gebruiker. Binnen het project is specifieke aandacht voor kwetsbare groepen, implementatie en brede kennisbenutting.

Met de oprichting van het DRONE consortium in 2020 is de onderlinge samenwerking van artrose-onderzoekers makkelijker geworden en kunnen onderzoekers beter gebruik maken van elkaars expertise. Ook wordt hiermee voorkomen dat verschillende onderzoeksgroepen aan vergelijkbare subsidieaanvragen werken of dat zij bijvoorbeeld pas op

LOAS

Fysiotherapie (FT) is een effectieve interventie om het herstelproces na een Totale Heup of Knie Artroplastiek (THA/TKA) te bevorderen. In een studie van het LUMC en ErasmusMC werd, gebruikmakend van gegevens van een grote multicenter cohort studie (www.loas.nl), de relatie tussen herstel en postoperatieve FT onderzocht. Er waren gegevens van 1289 THA en 1333 TKA-patiënten beschikbaar, van wie 95% postoperatieve FT kreeg. Bij respectievelijk 56% en 67% van de patiën ten die THA of een TKA kregen was de duur hiervan langer dan 12 weken. De resultaten lieten zien dat na een THA of TKA de duur van het gebruik van FT aansloot bij de snelheid van het functioneel herstel, maar dat vooral na een THA de aanwezigheid van comorbiditeit ook een rol speelt bij de behandelduur.

thema artrose 32 | FysioPraxis september 2023
Corelien Kloek, Cindy Veenhof, Jesper Knoop, namens DRONE

Figuur 1. Speerpunten DRONE consortium

een internationaal congres horen over het werk van collega-onderzoekers uit Nederland.

Het DRONE consortium bestaat momenteel uit 13 ervaren onderzoekers (hoogleraren, lectoren en senior-onderzoekers). Tijdens consortiumbijeenkomsten, die 4x per jaar plaatsvinden, wisselen de onderzoekers nieuwe onderzoeksresultaten, geleerde lessen en ideeën voor nieuw onderzoek uit. Ook wordt er gekeken hoe onderzoeksgegevens van de verschillende onderzoeksgroepen gedeeld of samengevoegd kunnen worden om hiermee nieuwe vragen te beantwoorden. Dit heeft dit jaar bijvoorbeeld geleid tot een afstudeeronderzoek van Fysiotherapiewetenschap-student Ruben Stekelenburg waarin hij patiëntkarakteristieken van mensen met artrose uit de 0e, 1e en 2e lijn heeft vergeleken aan de hand van data uit eerdere studies vanuit DRONE. Komend studiejaar zal een andere student onderzoek doen naar het gebruik van fysiotherapie door mensen met artrose van de heup en knie. De open cultuur en het onderlinge vertrouwen maken dat de bijeenkomsten door iedereen altijd hoog worden gewaardeerd en goed bezocht zijn. Naast deze bijeenkomsten gaat DRONE ook jaarlijks een PhD-dag organiseren, waarin de jonge artrose-onderzoekers (promovendi) van de verschillende onderzoeksgroepen van

DRONE elkaar kunnen leren kennen en hun ervaringen kunnen uitwisselen. In het voorjaar van 2024 zal deze voor het eerst plaatsvinden.

Alle activiteiten van het DRONE consortium passen binnen de geformuleerde missie om ‘met gebundelde krachten elkaar te versterken in maatschappelijk relevant onderzoek binnen de niet-operatieve behandeling van artrosepatiënten, in het bijzonder gericht op oefentherapie en gezond beweeggedrag.’ Speerpunten van het consortium zijn gepersonaliseerde zorg, optimale trainingsdosering, effectief zelfmanagement, geïntegreerde zorg en toegankelijke zorg, wat in lijn is met actuele beleidsrapporten als het Integraal Zorgakkoord en Passende Zorg. Hiermee verwacht DRONE de artrosezorg nog verder te kunnen verbeteren en daarmee impact te hebben op de patiënt en de maatschappij (zie figuur 1).

Tenslotte wil DRONE haar gebundelde krachten en expertise niet alleen inzetten om zelf nieuw onderzoek uit te voeren, maar ook om mee te werken aan onderzoeksprojecten van andere onderzoeksgroepen, aan implementatie van nieuwe kennis in de praktijk, aan richtlijnontwikkeling of aan andere (beleidsmatige) activiteiten rondom artrose. DRONE leden zijn daarom graag bereid om expertise in te brengen als dit gewenst is.

Consortium leden:

Dr. Els van den Ende (Sint Maartenskliniek)

Dr. Martin v.d. Esch (Hogeschool van Amsterdam / Reade)

Dr. Corelien Kloek (Hogeschool Utrech t/ AWF)

Dr. Jesper Knoop (Hogeschool van Arnhem en Nijmegen / Vrije Universiteit)

Dr. Marike van der Leeden (Amsterdam UMC / Reade)

Dr. Erin Macri (Erasmus MC)

Prof. dr. Raymond Ostelo (Vrije Universiteit)

Dr. Martijn Pisters (Fontys / UMC Utrecht/ AWF)

Dr. Mariëtte de Rooij (Reade)

Dr. Jos Runhaar (Erasmus MC)

Dr. Barbara Snoeker (Amsterdam UMC / Lund University)

Dr. Dieuwke Schiphof (Erasmus MC)

Prof. dr. Cindy Veenhof (UMC Utrecht / Hogeschool Utrecht / AWF)

Prof. dr. Thea Vliet Vlieland (LUMC)

DRONE@umcutrecht.nl

FysioPraxis september 2023 | 33

Sportblessures en -bloedingen bij mensen met hemofilie

Hemofilie en sport: waarom niet?

Mensen met hemofilie mochten voorheen niet sporten, vanwege het verhoogde risico op blessures en bloedingen. Door verbeterde (profylactische) behandeling, zijn sportmogelijkheden voor mensen met hemofilie fors toegenomen, maar de discussie over de veiligheid van (contact)sporten duurt voort. Dit onderzoek probeert de mate van sportdeelname, het aantal sportblessures en sportgerelateerde bloedingen en de rol van stollingsfactoren te bepalen.

Tekst: Olav Versloot

34 | FysioPraxis september 2023
onderzoek

Hemofilie is een aangeboren systemische aandoening die zich kenmerkt door een tekort aan stollingsfactor VIII (hemofilie A) of IX (hemofilie B) en komt voor in drie gradaties: ernstig, matig of mild (zie tabel 1). Dit tekort aan stollingsfactor veroorzaakt een vertraagde stolling van het bloed bij bloedingen, zoals bij trauma’s of operaties.1 Hemofilie is een zeldzame aandoening: in Nederland zijn er zo’n 1700 mensen met hemofilie (incidentie: 1:10.000 wereldwijd).1

Bloedingen

De meeste bloedingen vinden plaats in gewrichten en spieren.2 De gewrichtsbloedingen leiden tot een verhoogd risico op kraakbeenschade, door interactie tussen het ijzer uit de hemoglobine en het kraakbeen.3 Dit maakt hemofilie, ondanks de lage prevalentie, een interessant gebied voor de fysiotherapeut.4,5 Hemofilie is wel te behandelen maar vooralsnog niet te genezen. De behandeling bestond oorspronkelijk uit het toedienen van de ontbrekende stollingsfactor bij het optreden van een bloeding. Inmiddels wordt deze therapie profylactisch toegepast, wat inhoudt dat men op regelmatige basis de ontbrekende factor intraveneus toedient om de spiegel in het bloed zo hoog mogelijk te houden.6

Recent zijn er langwerkende stollingsproducten op de markt gekomen, en zijn de eerste mensen met gentherapie behandeld.7,8 Daarnaast is er medicatie ontwikkeld die subcutaan toegediend kan worden.9 Fysiotherapie komt vooral in beeld na bloedingen, waarbij de behandeling bestaat uit het begeleiden van de patiënt naar het hervatten van zijn activiteiten, bijvoorbeeld door mobiliseren of trainen van functies. Ondanks dat mensen met hemofilie allemaal begeleid worden vanuit

Tabel

Tabel 2.

hemofilie behandelcentra, lopen zij vaak bij een eerstelijns fysiotherapeut. Hemofilie is een zeldzame ziekte, dus hier zijn duidelijke richtlijnen voor nodig.10–13

Sporten met hemofilie

Door het verhoogde bloedingsrisico, en daarmee het verhoogde risico op gewrichtsschade, werd mensen met hemofilie decennialang afgeraden om te sporten. Vooral contactsporten waren taboe voor mensen met hemofilie. Om het bloedingsrisico in te kunnen schatten, heeft de National Hemophilia Foundation (NHF) een classificatie voor het risico van individuele sporten opgesteld.14 In tabel 2 staat een overzicht van een aantal veel beoefende sporten. De classificatie loopt van 1 (laag risico) tot 3 (hoog risico). Sporten in categorie 2.5 (zoals voetbal) en 3 (zoals hockey) vallen onder de risicosporten. Sinds de jaren tachtig kunnen mensen met hemofilie profylactisch behandeld worden met stollingsproducten. Sindsdien is het aantal bloedingen in Nederland drastisch gedaald (van twintig naar een a twee per jaar).15 Mede hierdoor is sportdeelname van mensen met hemofilie toegenomen. Op dit moment zijn mensen met hemofilie net zo actief in sport als andere Nederlanders.16 De discussie over de veiligheid van sport duurt echter nog steeds voort, er is met name veel discussie over contactsporten als voetbal en hockey.

Bewegen

Net als voor ieder ander is bewegen belangrijk voor mensen met hemofilie 17. Naast de algemene voordelen van lichaamsbeweging 18,19 (lagere risico op ziekten als hart- en vaatziekten 20, obesitas 21 , diabetes 22 en bepaalde vormen van kanker 23)

sporten in Nederland

FysioPraxis september 2023 | 35 »
Sport NHF categorie Sport NHF categorie Voetbal 2 - 3 Turnen 2 - 3 Fitness 1.5 - 2 Judo 2 - 3 Hockey 2.5 - 3 Skiën 2 - 3 Schaatsen 1.5 - 2.5 Snowboarden 2.5 Golf 1 Tennis 2 Zwemmen 1 volleybal 2 - 2.5
1. Kenmerken van verschillende maten van ernst bij mensen met hemofilie
Ernst Hoeveelheid stollingsfactor Kenmerken Ernstig <1% Spontane bloedingen, ernstige bloedingen Matig 1-5% Vooral bloedingen bij ongevallen en operaties; weinig spontane bloedingen Mild 5-40% Alleen bloedingen bij ongevallen en operaties; nauwelijks spontane bloedingen
Voorbeelden van de NHF-risicocategorie voor veel beoefende

» zijn er aanwijzing voor specifieke voordelen van bewegen voor mensen met hemofilie op het gebied van bewegingsuitslag, uithoudingsvermogen, kracht en proprioceptie 24–26, terwijl het er op lijkt dat krachttraining zorgt voor betere gewrichtsstabiliteit en minder (gewrichts)bloedingen. 27 Tenslotte rapporteren vooral kinderen met hemofilie die regelmatig sporten, een betere kwaliteit van leven dan niet-sportende kinderen met hemofilie. 28,29 Hierbij moet wel worden opgemerkt dat dit meestal om kleine, descriptieve studies gaat.

SPRAIN onderzoek

Vanwege de aanhoudende discussie over de veiligheid van sporten bij mensen met hemofilie is de “Sports Participation and Injuries in People with Haemophilia” (SPRAIN)-studie opgezet door de Van Creveldkliniek van het UMC Utrecht. De Van Creveldkliniek is een centrum voor benigne hematologie dat oorspronkelijk opgericht is als het eerste integrale hemofiliebehandelcentrum in de wereld.30 De SPRAIN-studie wilde een aantal vragen beantwoorden:

• Welke sporten beoefenen mensen met hemofilie in vergelijking met de rest van Nederland?

• Welke sportblessures en sportgerelateerde bloedingen lopen mensen met hemofilie op en hoe verhoudt zich dit tot de rest van Nederland?

• Welke rol spelen factorspiegels hierin?

• Kunnen we factoren identificeren om blessures en bloedingen te voorspellen in deze populatie?

Om het blessure- en bloedingsrisico in te kunnen schatten hebben de deelnemers vervolgens een serie testen uitgevoerd. Deze testen maakten onderdeel uit van de BOT-2® test.31 Niet alle domeinen van de BOT-2 zijn interessant in het kader van blessurepreventie, daarom is gekozen voor de domeinen “strength”, “speed & agility” en “balance”. Daarnaast hebben deelnemers de Steep Ramp Test uitgevoerd om een indruk te krijgen van het uithoudingsvermogen.32,33

Na deze intake nam de onderzoeker een jaar lang iedere twee weken contact op met iedere deelnemer om te vragen of hij nog blessures opgelopen had. Als er sprake was van een sportblessure, dan werd deze blessure uitgebreid uitgevraagd (mechanisme, moment, bloeding, wanneer voor het laatst stollingsfactor toegediend, etc.), waarbij ook nadrukkelijk uitgevraagd werd of er sprake was van een bloeding. De blessuredata werden vergeleken met sportblessuredata van VeiligheidNL.54

De factorspiegels op het moment van de blessure zijn geschat op basis van bekende, concentraatspecifieke farmacokinetische data en dalwaarden van de deelnemers die profylactisch behandeld werden. Van 26 deelnemers was geen recente data beschikbaar, voor hen zijn deze waarden geschat met behulp van de WAPPS-database.55 Van deelnemers die niet profylactisch behandeld worden is aangenomen dat zij constante factorspiegels hebben.

Om de invloed van stollingsfactoren op het ontstaan van sportgerelateerde bloedingen te bepalen werd een logistisch regressiemodel uitgevoerd waarbij bloeding de dichotome uitkomstmaat was. De onafhankelijke variabelen waren vermoedde risicofactoren (leeftijd, BMI, stollingsfactor, hoog-risico sport (j/n), tijd sinds laatste toediening).

Aan de studie deden 125 mannen en jongens mee met een leeftijd tussen de 6 en 49 jaar. Bij hun inclusie voerden zij een aantal testen uit op het gebied van ‘motor proficiency’ (onderdelen van de BOT-2®)31 en uithoudingsvermogen (Steep Ramp Test).32,33 Vervolgens werden zij een jaar lang gevolgd, waarbij alle (sport)blessures en bloedingen vastgelegd werden.

Bij de start van het onderzoek vulden de deelnemers twee vragenlijsten in: de Modifiable Activities Questionnair (MAQ, vragenlijst over fysieke rollen, zoals sportdeelname, werk en hobby’s)50, de Hemophilia Activities List (HAL, mate van zelfgerapporteerde beperkingen in dagelijkse activities).51,52 Daarnaast werd de gewrichtsstatus van de enkels, knieën en ellebogen bepaald met de Hemophilia Joint Health Score (HJHS)53 en werden antropometrische waarden (zoals lengte, gewicht en vetpercentage) vastgelegd.

Voor het bepalen van het blessure- en bloedingsrisico werden de uitkomsten van de testen op basis van Z-scores verdeeld in “slecht”, “gemiddeld” en “goed”. Vervolgens werd de verdeling van de blessures en bloedingen binnen deze groepen bepaald.

Sportdeelname bij hemofilie

Sportdeelname is over het algemeen hoog bij Nederlandse mensen met hemofilie (zie figuur 1). Hiervoor is data uit het “Hemofilie in Nederland” (HIN6) studie gebruikt. Deze studie beoogt een compleet overzicht te geven van mensen met hemofilie in Nederland en wordt iedere 5 jaar herhaald. 34 De meest recente versie is uit 2018 35. In deze editie hebben 650 mensen met hemofilie het onderdeel over sportdeelname ingevuld. De meeste Nederlandse mensen met hemofilie (68%) zijn wekelijks actief in sport, dit is vergelijkbaar met de rest van Nederland. 16 De

36 | FysioPraxis september 2023
‘Mensen met hemofilie zijn net zo actief in sport als andere Nederlanders’

sportdeelname van mensen met hemofilie blijft redelijk constant met leeftijd, waar een dalende tendens zichtbaar is bij de rest van Nederland. Bij mensen met hemofilie zien we wel een leeftijdsgebonden afname van de deelname aan risicosporten. Dit lijkt enerzijds te komen door het traditionele verbod op (contact)sporten voor mensen met hemofilie, maar ook door de verminderde deelname in risicosporten (zoals voetbal) vanaf ongeveer 20 jaar die we ook uit de algehele populatie kennen.

Hoewel de sportdeelname in Nederland gelijk is, zijn er wel verschillen in de sporten die beoefend worden tussen mensen met hemofilie en de rest van Nederland (zie tabel 3). Bij kinderen komt dit nog grotendeels overeen, maar bij volwassenen zijn er duidelijke verschillen. Mensen met hemofilie doen vooral aan laag-risico sporten zoals wandelen, fietsen en zwemmen, terwijl andere Nederlandse volwassenen wel risicosporten, zoals voetbal, beoefenen.16

Sportblessures en bloedingen

Het aantal mensen met hemofilie dat een sportblessure meldde was beperkt (18 procent) en vergelijkbaar met de rest van Nederland (16 procent).

Tijdens deze studie werden 15.999 sportmomenten geregistreerd, waarin 87 sportblessures (0,5 procent) en 26 sportgerelateerde bloedingen optraden (0,2 procent). Wat neerkomt op 5,4 sportblessures en 1,6 sportgerelateerde bloeding per 1000 uur sporten. De bloedingsgegevens zijn helaas niet te vergelijken met de algehele populatie, aangezien bloedingen daar niet apart geregistreerd worden.

De meeste sportblessures en sportgerelateerde bloedingen ontstonden tijdens risicosporten en bij mensen met ernstige hemofilie, ondanks een gelijke jaarlijkse sportdeelname in ernstige, matige en milde hemofilie. Daarnaast meldden mensen met matige en milde hemofilie vaker een ernstige sportblessure, zoals een voorste-kruisbandlaesie. Dit zou kunnen wijzen op minder risicogedrag door mensen met ernstige hemofilie, maar ook op over-rapportage in deze groep.

Figuur 1: Sportdeelname naar leeftijd: mensen met hemofilie en de algehele populatie

Figuur 1: sportdeelname bij mensen met hemofilie en andere Nederlanders. De meerderheid van de mensen met hemofilie is wekelijks actief in sport (±68%, blauwe trendlijn), wat vergelijkbaar is met het gemiddelde van Nederland tot ±50 jaar. Deelname aan hoog-risico sporten laat een leeftijdsgebonden afname zien bij mensen met hemofilie36

Het lijkt er dus op mensen met hemofilie onder de huidige behandelstrategie niet meer sportblessures en sportgerelateerde bloedingen melden dan andere Nederlanders.

Factorspiegels en bloedingen

Mensen met hemofilie die willen sporten, wordt aangeraden hun stollingsproduct zo kort mogelijk voor het sporten toe te dienen om de factorspiegel tijdens het sporten zo hoog mogelijk te houden37 Hierdoor zou het risico op een bloeding beperkt moeten blijven. Dit was echter nog niet eerder onderzocht. Deze factorspiegels tijdens het sporten, bleken een kritische rol te spelen bij het al dan niet ontstaan van een sportgerelateerde bloeding. Mensen die bij een sportblessure ook een bloeding rapporteerden, hadden een significant lagere factorspiegel dan degenen die geen bloeding opliepen (zes procent vs. twaalf procent; p=0,02). Daarnaast bepaalde de hoogte van de factorspiegel het risico op een bloeding: hoe hoger de spiegel

Kinderen (<12) Jongeren (12-17) Volwassenen (18+) Hemofilie Algehele populatie Hemofilie Algehele populatie Hemofilie Algehele populatie Voetbal (21%) Voetbal (41%) Voetbal (15%) Voetbal (34%) Fietsen (22%) Fitness (26%) Zwemmen (19%) Tennis (7%) Hardlopen (8%) Fitness (14%) Fitness (20%) Hardlopen (14%) Fietsen (7%) Judo (7%) Fietsen (7%) Hockey (6%) Wandelen (14%) Voetbal (9%) Gymnastiek (7%) Zwemmen (4%) Fitness (7%) Hardlopen (9%) Hardlopen (9%) Zwemmen (6%) Judo (4%) Hockey (4%) Zwemmen (5%) Zwemmen (7%) Zwemmen (7%) Tennis (5%)
FysioPraxis september 2023 | 37
Tabel 3. Meest beoefende sporten naar leeftijdscategorie voor mensen met hemofilie en het Nederlands gemiddelde
»

op het moment dat zij een sportblessure opliepen, hoe kleiner de kans dat deze blessure gepaard ging met een bloeding. Bij sporters met hemofilie die een factorspiegel van tien procent hadden, was het risico op een sportgerelateerde bloeding gehalveerd (zie figuur 2). Dit lijkt in lijn met het bestaande advies om zo kort mogelijk voor het sporten de stollingsfactor toe te dienen. We zagen namelijk ook veel meer bloedingen (71 procent) in de groep mensen die hun stollingsfactor meer dan twaalf uur voor het sporten toegediend hadden, ten opzichte van degenen die dat minder dan twaalf uur voor het sporten hadden gedaan.

Blessures en bloedingen voorspellen

Naar het aloude adagium “voorkomen is beter dan genezen”, hebben wij een poging gedaan om motorische en conditionele testen te identificeren die sportblessures en sportgerelateerde bloedingen kunnen voorspellen. Risicofactoren voor sportblessures zijn onder te verdelen in interne en externe risicofactoren. Vooral interne risicofactoren (zoals fitheid, vaardigheden, lage factorspiegel) kunnen verbeterd worden om blessures te voorkomen.38 Hiervoor moeten deze factoren wel eerst geïdentificeerd worden. Daarom werd voor

Figuur 2. Bloedingsrisico tijdens sport bij mensen met hemofilie

het verzamelen van de blessuredata, een aantal motorische vaardigheden (coördinatie, kracht, snelheid) en uithoudingsvermogen getest. Het bleek niet zo te zijn dat deelnemers met slechte scores ook een groter risico op blessures liep. Niet wanneer we naar de hele testbatterij kijken en ook niet wanneer we de individuele domeinen analyseren. De gekozen testen lijken daarom ongeschikt om in deze populatie sportblessures of sportgerelateerde bloedingen te voorspellen.39

Discussie en conclusie

Deze studie laat zien dat Nederlandse mensen met hemofilie onder de huidige, profylactische behandelstrategie, evenveel sporten als andere Nederlanders. Ondanks dat er nog verschillen te zien zijn bij volwassenen, zien we hierin wel al een verschuiving in bij kinderen, waarbij het de vraag is in hoeverre dit op lange termijn door gaat werken op volwassen leeftijd. Hier lijken we wel al het effect van de verbeterde behandelmogelijkheden te zien: omdat zij minder vaak bloeden, zijn er ook meer mogelijkheden voor fysieke activiteit. 40

Het aantal sportblessures en sportgerelateerde bloedingen was erg laag, waarbij de hoogte van de factorspiegels essentieel bleek in het voorkomen van sportgerelateerde bloedingen. Dit was de eerste studie die de invloed van factorspiegels op sportgerelateerde bloedingen prospectief onderzocht heeft. Broderick et al. (2012) meldden vergelijkbare resultaten bij kinderen, terwijl eerdere Amerikaanse studies geen associatie tussen bloedingen en fysieke activiteit lieten zien.41–43 De resultaten van de huidige studie lijken erop te wijzen dat sporten voor mensen met hemofilie onder het huidige behandelregime niet riskanter is dan voor andere mensen. De voorwaarde over het behandelregime is van groot belang, omdat sporten enkel met adequate factorspiegels veilig lijkt te zijn voor mensen met hemofilie. Dit onderstreept het belang van tijdige toediening van stollingsconcentraten: de spiegels geven alleen adequate bescherming als deze zo kort mogelijk voor het sporten toegediend worden. Dit lijkt een bevestiging van het huidige beleid.40 Dit maakt dat de resultaten van deze studie alleen toepasbaar zijn in landen waar profylactische behandeling toegepast wordt. Gezien de hoge kosten van deze behandeling, blijft dit vooralsnog beperkt tot West-Europa en Noord-Amerika.44

bij lage factorspiegels op het moment van de blessure. Een multivariabele regressieanalyse liet zien dat factorspiegel >10% een relevante voorspeller was voor het optreden van sportgerelateerde bloedingen (Odds Ratio: 0,93 (95% betrouwbaarheidsinterval: 0,88-0,98; p=0,02). De gestippelde lijn geeft een factorspiegel van 10 IU/dl aan op het moment van de sportblessure. De doorgetrokken lijn en het grijze vlak laten de mediane piekwaarde (42 IU/dl) en de interkwartiel range (35-52 IU/dl) na toediening zien.

olav.versloot@hu.nl

Literatuur: www.kngf.nl/fysiopraxis

38 | FysioPraxis september 2023
‘Vooral contactsporten waren taboe voor mensen met hemofilie’
»

WAT KAN DE FYSIOTHERAPEUT MET DE RESULTATEN VAN DIT ONDERZOEK?

Gezien de huidige nadruk op het belang van sport, bewegen en fysieke activiteit met het oog op gezondheidsverbetering en preventie45, is het van groot belang om te weten of dit bij mensen met hemofilie veilig toegepast kan worden.46,47 Daarnaast is dit van belang omdat mensen met hemofilie steeds meer en vaker fysiek actief worden.48,49 ‘De meeste Nederlandse fysiotherapeuten zien zelden mensen met hemofilie in de dagelijkse praktijk’, aldus Versloot. ’Ondanks deze beperkte vraag, geeft dit onderzoek relevante informatie voor fysiotherapeuten op het moment dat zij wel in aanraking komen met deze patiëntengroep. We hebben nu de directe gevolgen van sportdeelname vastgelegd. Daarnaast is het belangrijk om de lange termijngevolgen, met name op gewrichten, vast te stellen en hierin een vergelijking te maken met meer sedentaire mensen met hemofilie. Hiervoor zou een longitudinale, prospectieve studie opgezet moeten worden naar de langetermijngevolgen van sportdeelname ten aanzien van onder andere de gewrichtsstatus.’

Olav Versloot studeerde fysiotherapie aan de hogeschool van Amsterdam, waar hij in 1998 afgestudeerde.

Naast zijn werk in particuliere praktijken en de topsport, haalde hij in 2007 zijn Master bewegingswetenschappen. Na een aantal jaar in het buitenland te hebben gewerkt, startte hij in 2017 met dit promotietraject.

Titel proefschrift:

Sports Participation, Injuries and Bleeds in People with Haemophilia.

Promotiedatum:

23 maart 2023

Promotieteam:

Prof. Dr. Roger Schutgens (promotor)

Dr. Kathelijn Fischer en Dr. Janjaap van der Net (copromotoren)

Hoe ben je tot dit promotietraject gekomen?

‘Na mijn studies fysiotherapie en bewegingswetenschappen heb ik in Nederland, Qatar en China in de topsport gewerkt. Hier heb ik heel erg van genoten, maar ik miste wel (wetenschappelijke) diepgang en uitdaging. Promoveren was lange tijd een stil gekoesterde droom, maar er was altijd wel een reden om er niet aan te beginnen. Meestal had dat met geld te maken. Nadat ik terugkwam uit China, had ik het gevoel dat ik hier alles wel een keer meegemaakt had en heb ik de tijd genomen om een nieuwe uitdaging te vinden, waarbij pro-

moveren hoog op mijn verlanglijst stond. De nieuwe uitdaging kwam gelukkig in de vorm van dit promotietraject.’

Waarom dit onderwerp?

‘Dat ik dit onderzoek gedaan heb, is eigenlijk stom toeval. Ik zag gewoon ouderwets een advertentie waarin een promovendus voor dit traject gezocht werd, en daar werd ik meteen enthousiast van: een klinische vraagstelling in combinatie met inspanningstesten bij een relatief jonge doelgroep, ik had er meteen zin in!

De klinische achtergrond van dit project was ook nog eens heel praktisch: door de verbeterde behandelmethoden, lagere bloedingsincidentie en verlengde levensverwachting kunnen mensen met hemofilie steeds meer op het gebied van fysieke activiteit en sport, maar het was eigenlijk nooit uitgezocht of dit nou eigenlijk ook veilig was, en daar bleef ook nog veel discussie over.’

Hebben de conclusies je verrast?

‘Eigenlijk niet. We hebben gezien dat sporten veilig kan voor mensen met hemofilie, ook bij risicosporten, zolang ze maar kort voor het sporten hun stollingsproducten namen. Dit zagen we eigenlijk al in de klinische praktijk: de patiënten melden nauwelijks ernstige bloedingen of blessures, zolang hun stollingsfactoren maar op niveau waren tijdens het sporten. Dat was al een aanwijzing dat de hoogte van de

stollingsspiegel bepalend was, en dat is precies wat uit onze analyse kwam. Het was wel een tegenvaller dat we geen specifieke risicofactoren in deze groep konden identificeren.’

Wat zou je doen met 1 miljoen euro onderzoeksgeld?

‘Er zijn op dit moment grote ontwikkelingen binnen de behandeling van mensen met hemofilie. Er is langwerkende medicatie op de markt gekomen, er is nieuwe, anders werkende medicatie die subcutaan (i.p.v. intraveneus) toegediend kan worden en gentherapie begint te komen. Bij al deze nieuwe behandelvormen is de vraag in hoeverre onze conclusies ook geldig zijn. Dit zou ik graag willen onderzoeken. Daarnaast zou ik graag een longitudinale studie willen doen, die sportende en niet-sportende mensen met hemofilie naast elkaar zet om vragen te beantwoorden zoals beschermt sporten tegen (gewrichts)bloedingen? Heeft sporten en bewegen, net als in de algehele populatie, gezondheidsvoordelen voor mensen met hemofilie? Wat zijn de langetermijneffecten van sport? Gewrichten zijn in deze populatie bijvoorbeeld kwetsbaar; welk effect heeft langdurig sporten hierop? Ik weet niet of een miljoen hiervoor genoeg is, maar het zou zeker een mooie start zijn!’

FysioPraxis september 2023 | 39

Start je studie samen!

Met de fysiotherapeuten van Nederland, want elke fysiotherapeut was ook student

Bezoek gratis lezingen

Jouw lidmaatschap kost maar 2 euro per maand

Een persoonlijke starterscoach geeft antwoord op jouw fysiovragen

Lees de FysioPraxis gratis

Vergroot je kennis op jouw kennisplatform

Word lid van het KNGF! www.kngf.nl/student

Wereld Fysiotherapie Dag

Binnenkort, op 8 september, vieren we Wereld Fysiotherapie Dag (WFD). Over de hele wereld denken we op deze jaarlijkse dag na over het belang van fysiotherapie voor de gezondheidszorg. Kort geformuleerd: fysiotherapeuten zijn daarbij eigenlijk onmisbaar. Ze hebben een positieve invloed op mensenlevens door te helpen met bewegen en zelfstandig blijven. En ze houden de kosten van de zorg – enigszins tenminste – beheersbaar.

De WFD biedt ons dus de gelegenheid om het belang van fysiotherapie opnieuw zichtbaar te maken. Niet alleen binnen onze landsgrenzen, maar ook op internationaal niveau. Waarbij het goed is om erop te wijzen dat we het in Nederland in verhouding tot het buitenland heel goed doen, zowel wat betreft de behandeling als het wetenschappelijk onderzoek. Een extra reden om te pleiten voor opname van fysiotherapie in het basispakket van de zorgverzekering. Dit is een stap die naar mijn mening elk volgend kabinet, van welke politieke kleur ook, zal gaan nemen.

Het thema van de WFD is dit jaar artrose, een aandoening waarbij fysiotherapie een cruciale rol kan spelen. Niet voor niets vind je in deze editie van FysioPraxis meerdere artikelen over deze aandoening, die alleen al in Nederland 1,5 miljoen mensen treft. En daar komen er elke dag 200 bij.

De behandeling van artrose kan een voorbeeld zijn van hoe we moderne zorg kunnen aanpakken. Dit gebeurt vaak volgens het model van ‘stepped care’: geleidelijk aan wordt de intensiteit van de behandeling opgevoerd, terwijl de patiënten tegelijkertijd leren om met hun beperkingen om te gaan. Het is belangrijk te beseffen dat artrose weliswaar niet genezen kan worden, maar dat fysiotherapeuten mensen wel helpen om te blijven functioneren, ondanks hun beperkingen.

Over de hele wereld zijn er talloze mensen die hun levenskwaliteit en onafhankelijkheid hebben herwonnen met behulp van fysiotherapie. In een wereld waarin zorgsystemen constant onder druk staan, is dat echter niet alleen een oplossing voor het individu, maar ook voor de gezondheidszorg in het algemeen. De focus op geleidelijke behandeling, op zelfredzaamheid en op het maximaliseren van levenskwaliteit in het geval van aandoeningen zoals artrose, illustreert de verschuiving van curatieve naar preventieve zorg. Laten we deze benadering omarmen en erkennen dat fysiotherapie niet alleen de kwaliteit van individuele levens verbetert, maar ook de toekomst van de gezondheidszorg zelf vormgeeft.

FysioPraxis september 2023 | 41 column
Guido van Woerkom Foto: Wiep van Apeldoorn

‘Achteroverleunen en kritiek leveren is niet mijn stijl’

Daniëlle Busch is praktijkhouder van Fysiotherapie Cuijk Centrum. Naast fysiotherapeut is zij bestuursvoorzitter van het regionale netwerk FYNE, betrokken bij de Pilot van het programma ‘Organisatiegraad Paramedisch Zorg’ – samen sterk in de regio en lid van het kernteam Paramedisch Platform NOU.

Waarom ben je fysiotherapeut geworden?

‘Het idee ontstond bij korfbal. Bij de club en ook in mijn team zaten fysiotherapeuten. De begeleiding tijdens het sporten sprak mij aan: de preventie en behandeling van blessures en de voorbereiding van wedstrijden. Ik ervaarde het belang van goed voor jezelf zorgen en zat in een wereld waarin ik omgeven was door mensen die zich inzetten om het team goed te laten functioneren. In eerste instantie wilde ik dan ook richting sportfysiotherapie gaan. Mijn uitdaging is echter ergens anders komen te liggen, zoals het runnen van een praktijk. Het leuke is dat nu twee van onze therapeuten het korfbalteam van SPES/VIOS begeleiden. Het team is op 23 juni tweede geworden in de finale

van het Nederlands Kampioenschap 2023. Het fanatisme en de gedrevenheid van het hele team, de coach en de staf is geweldig en herkenbaar.’

Wat vind je belangrijk in je werk?

‘Als fysiotherapeut vind ik het belangrijk om de tijd te kunnen nemen voor de patient. Om de hulpvraag zo goed mogelijk in kaart te brengen en eventueel andere disciplines erbij te betrekken en samen met de patiënt een behandelplan op te stellen. Ik werk met name met patiënten met duizeligheidsklachten en patiënten die revalideren na hart-, vaat- of longaandoeningen. Als praktijkhouder ligt de uitdaging in het draaiende houden van de praktijk met al haar facetten. We hebben een fijn en evenwichtig team dat veel ruimte en verantwoordelijkheid aankan en waar ik trots op ben. Ik vind het belangrijk dat zij veel ruimte krijgen om te groeien in de richting waarin zij kunnen en willen. We werken veel met andere disciplines. Ik probeer te verbinden, ruimte te geven en faciliteiten te bieden. Bijvoorbeeld met de inzet van het project anderhalvelijnszorg in samenwerking met gezondheidscentrum ‘Via Sana’. Daar is de patiënt bij gebaat; we kunnen daardoor snel schakelen met de specialist. Hiermee kunnen we de werkdruk bij de huisartsen verlichten. Daar liggen kansen en mogelijkheden voor huisartsen en paramedici.’

Welke verschillende werkzaamheden doe je?

‘Naast mijn werk als praktijkhouder en fysiotherapeut ben ik voorzitter van FYNE (regionaal netwerk Fysiotherapeuten). Sinds begin 2023 ben ik lid van het kernteam Paramedisch Platform NOU. Het is

van belang om met de andere paramedici de krachten te bundelen. Door het netwerk zitten we aan tafel in de regio waar gelden worden verdeeld en ook bij de gemeente. Het belang van samenwerken wordt hier in de regio gevoeld. Als je wilt dat bepaalde zaken aangekaart worden of veranderen, dan moet je zelf de schouders eronder zetten. Achteroverleunen en kritiek leveren is niet mijn stijl. Voor patiënten is het belangrijk dat zij goede zorg blijven krijgen. Dat het zorglandschap verandert is een gegeven. Wij als fysiotherapeuten kunnen ons steentje bijdragen; onder andere door als paramedici samen te gaan werken.’

Waar word je minder blij van?

‘Dat jonge fysiotherapeuten afhaken. Het is en blijft toch een fantastisch vak, waarin je jezelf kunt ontwikkelen en waarin je je leven lang kunt blijven leren. Ik hoop dat wij voldoende studenten weten te inspireren om fysiotherapeut te worden en te blijven. Wij moeten het belang van het vak met elkaar blijven uitdragen, jonge collega’s laten meekijken en enthousiasmeren. Daarnaast is de werkdruk en de administratieve druk een uitdaging voor ons allemaal.’

Waar word je blij van?

‘Van collega’s die met passie hun vak uitoefenen en anderen inspireren. En dat wij als fysiotherapeuten echt iets kunnen betekenen voor het welzijn van de patient. Dat je de tijd kan nemen om naar het verhaal van de patiënt te luisteren. Het is een enorm divers vak, waarin je zowel vaktechnisch als organisatorisch jezelf kunt uitdagen en ontwikkelen. Ik hoop dat we dat met elkaar blijven uitstralen.’

Tekst: Vera van Hooff
in het zonnetje
42 | FysioPraxis september 2023

Redactie: de Beroepsinhoudelijke Verenigingen Coördinatie en eindredactie: Tessa Louwerens

NVMT

Craniocervicale Flexie-test nuttig bij

onderzoek nekpijn

Systematische review

NVOF

Psychofarmaca: bijwerkingen op het

orofaciale systeem

44 46

FysioPraxis september 2023 | 43 specialistenkatern

Craniocervicale Flexie-test nuttig bij onderzoek nekpijn

Systematische review en meta-analyse van alle publicaties betreffende de klinimetrische eigenschappen (betrouwbaarheid, validiteit en responsiviteit)) van de CCFT en de variaties bij personen met en zonder aspecifieke nekpijn.

Tekst: Ilse Swinkels

Wetenschappelijke literatuur geeft aan dat er een associatie bestaat tussen mechanische nekpijn en veranderingen in de structuur en functie van nekmusculatuur. De CranioCervicale Flexie Test (CCFT) is een van de neuromusculaire tests die de functie van de diepe cervicale flexoren (DCFs) onderzoekt. Er bestaan verschillende versies om de test uit te voeren en te scoren. De CCFT Activatie Score (CCFT-AS) is de druk die iemand kan bereiken en vasthouden gedurende 10 seconden. De CCFT Performantie Index (CCFT-PI) wordt berekend door het aantal keren dat een persoon de hoogste druk-toename gedurende 10 sec kan aanhouden. En er is de CCFT Cummulatieve Performantie Index (CCFT-CPI) die wordt berekend door alle voorgaande scores tot het punt van de CCFT-PI op te tellen. De maximum CCFT-CPI score is 300. Er zijn twee variaties op de uitvoering van de CCFT die de auteurs CCFT1 en CCFT2 noemen. Voorgaande reviews over de CCFT hadden conflicterende resultaten en onderzochten populaties waarin ook personen met specifieke nekpijn zaten.

Methode en Materiaal

Design: Systematische review en meta-analyse.

Publicaties werden gezocht in de zes belangrijkste databases met als voornaamste inclusiecriteria: volwassenen (asymptomatisch of met aspecifieke nekpijn); gebruikmakend van specifiek voor CCFT ontwikkelde apparatuur; onderzoek naar klinimetrische eigenschappen van de CCFT zoals beschreven in de Consensus-Based Standards for the Selection of Health Measurement Instruments (COSMIN) taxonomie. Exclusiecriteria waren o.a. specifieke nekpijn en traumatische of andere neurologische, reumatologische of systemische oorzaken van nekpijn. Algemene

informatie betreffende de studies en meer specifiek de onderzochte klinimetrische eigenschappen (m.i.b. betrouwbaarheid, convergente en discriminante validiteit en responsiviteit) werden verzameld. De convergente en discriminante validiteit van de CCFT werden onderzocht door te vergelijken met EMG, ultra geluid (UG), Range-of-Motion (ROM) en pijnintensiteit. De kwaliteit van de studies werd door twee reviewers onderzocht met behulp van de Quality Appraisal for Reliability (QAREL) checklist en de COSMIN risk-of-bias checklist.

Data-analyse

Alle meta-analyses waren gebaseerd op random-effects modellen om zo rekening te houden met de heterogeniteit van schattingen. Verschillende statistische technieken werden gebruikt afhankelijk van de onderzochte klinimetrische eigenschap. Gepoolde schattingen werden berekend voor CCFT of door de CCFT-variaties te groeperen om zodoende het niveau van CCFT-AS of CCFT-PI te berekenen.

Resultaten

Er werden 21 publicaties geïncludeerd. De kwaliteit van de studies varieerde sterk. De kwaliteit van de betrouwbaarheid studies scoorden op een of twee na laag op de QAREL checklist, bij de validiteit studies varieerde dit van twijfelachtig tot zeer goed (3 studies).

Op groepsniveau classificeerden de auteurs de interbeoordelaars betrouwbaarheid van CCFT-AS en CCFT-CPI als positief, maar op individueel niveau, voor klinische beslissingen, als negatief. Betreffende intrabeoordelaars betrouwbaarheid werd deze voor CCFT-AS, CCFT1 en CCFT2 op groepsniveau als positief beoordeeld, maar op individueel niveau als negatief. De algemene beoordeling van de CCFT-PI en CCFT-CPI op individueel niveau was positief. Het level

of evidence van de betrouwbaarheid in zijn geheel scoorde zeer laag tot matig. De convergente validiteit van de CCFT voor beoordeling van de DCF-activiteit werd als positief geclassificeerd indien vergeleken met EMG-activiteit, maar negatief bij vergelijking met UG. Er was een positieve beoordeling tussen CCFT en ROM. De convergente validiteit van de CCFT met pijnintensiteit bleek negatief. Er was een positieve discriminante validiteit voor de CCFT-AS bij het onderscheiden van personen met en zonder nekpijn. Voor de CCFT1 en CCFT2 was dit negatief. Gepoolde schattingen van zowel EMG als UG tonen dat personen met aspecifieke nekpijn gedurende de uitvoering van de CCFT-stadia de DCFs minder inschakelen en compenseren met de oppervlakkige CFs. De discriminante validiteit van CCFT met ROM was positief. De auteurs beoordeelden de responsiviteit van de CCFT als negatief, maar dit betrof slechts een studie van twijfelachtige kwaliteit.

Discussie

Deze studie onderzocht de klinimetrische eigenschappen van de CCFT bij asymptomatische- en aspecifieke nekpijn populaties.

Betrouwbaarheid

De verschillende CCFT-versies bleken betrouwbaar op groepsniveau. De CCFT-PI en CCFT-CPI bleken voldoende betrouwbaar om individuele klinische beslissingen te nemen. Voorgaande reviews hadden conflicterende resultaten voor de betrouwbaarheid. Er zijn belangrijke verschillen tussen die reviews en de huidige. Ten eerste, ze maakten geen onderscheid in de verschillende CCFTvariaties. Ten tweede, de voorgaande reviews includeerden verschillende aantallen publicaties met verschillende inclusiecriteria, waardoor vergelijken van de resultaten en dus conclusies worden bemoeilijkt. Ten derde, de interpretatie

44 | FysioPraxis september 2023 specialistenkatern NVMT | NEDERLANDSE VERENIGING VOOR MANUELE THERAPIE

van de betrouwbaarheid indexen verschilt per review en beïnvloedt sterk de conclusies van de auteurs. Tenslotte, de kwaliteit van de onderzochte studies is belangrijk en kan tot dubieuze conclusies leiden wanneer hiermee geen rekening wordt gehouden.

Validiteit en responsiviteit

De CCFT lijkt geschikt om te discrimineren tussen personen zonder en met aspecifieke nekpijn. Dit lijkt de hypothesis, die aangeeft dat er een beperkte controle over de DCFs bestaat bij nekpijn patiënten, te bevestigen. Maar deze beperkte controle lijkt slecht samen te hangen met de mate van pijnintensiteit. Dit kan verklaard worden uit de lage betrouwbaarheid van de CCFT voor individuen. De auteurs vonden het level of evidence voor de validiteit over het algeheel laag tot matig m.u.v. de discriminant validiteit van CCFT-AS die als hoog werd bevonden. Er zijn drie aspecten betreffende de validiteit van de CCFT die besproken worden. Ten eerste, in hoeverre is de CCFT een kwantificering van DCF-controle? Ten tweede, kan de CCFT personen identificeren die een verminderde DCF-controle hebben? Ten derde, bestaat er een correlatie tussen CCFT en pijnintensiteit?

Beperkingen

Het grootste deel van de studies waarop deze review is gebaseerd zijn van lage methodologische kwaliteit en sommige meta-analytische schattingen hebben een significante heterogeniteit. Dus de resultaten van deze review moeten met enige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. Ook de exclusie van studies waar geen differentiaties tussen symptomatische en asymptomatische personen werd gemaakt kan ervoor gezorgd hebben dat belangrijke informatie niet is meegenomen.

Conclusie

De CCFT zou een nuttig instrument kunnen zijn om die patiënten met aspecifieke nekpijn te identificeren die baat zouden kunnen hebben van een doelgerichte (op de DCFs gerichte) interventie. De slechte betrouwbaarheid van de meeste CCFTversies beperkt echter het nut van de test op individueel/klinisch niveau. In de klinische situatie wordt, gelet op de betrouwbaarheid, aangeraden de CCFT-PI of CCFT-CPI te gebruiken als uitkomstmaat. Wat betreft de responsiviteit kunnen er

geen conclusies worden getrokken en is er meer onderzoek nodig.

Bespreking

In deze systematische review en meta-analyse wordt gekeken wat de betrouwbaarheid en validiteit is van de CCFT. In de inleiding van het artikel geven de auteurs een heldere uitleg van de uitvoering en scoring van de test en de variaties erop.

Zoals de auteurs al aangeven moeten we voorzichtig zijn met het trekken van conclusies uit deze review vanwege het feit dat de geïncludeerde studies over het algemeen slecht van kwaliteit waren. Daarnaast waren er weinig studies om een meta-analyse te doen, wat de interpretatie ook bemoeilijkt. Desalniettemin zijn er wel nuttige tips uit te trekken. De auteurs geven aan dat er meerdere variaties bestaan van de CCFT en meerdere wijzen van scoren waarbij de CCFT-PI en CCFT-CPI het best scoren voor klinisch gebruik. Wanneer fysio-manueel therapeuten deze test dus willen toepassen is het zaak de meest betrouwbare methode toe te passen. Voorwaarde hiervoor is dat iedereen dezelfde uitvoering gebruikt en aangeleerd krijgt zodat we, wanneer er over de CCFT wordt gesproken, we allemaal weten over welke test-uitvoering we het hebben en welke score-methode. Dit is klinisch belangrijk zeker ook bij onze verslaglegging en dossiervorming. Nadeel is dat de CCFT-PI en CCFT-CPI meer tijd vergen. De test kost überhaupt meer tijd dan bijvoorbeeld een ROMmeting. Een gedegen training van de therapeuten op de uitvoering van de CCFT is ook nodig teneinde een goede (en zo betrouwbaar mogelijke) uitvoering te verkrijgen. Het probleem bij de toepassing van de CCFT zit vaak in het herkennen van allerlei compensatie strategieën die patiënten met nekpijn kunnen gebruiken. Het is lastig te beoordelen of en wanneer de SCF’s worden ingeschakeld ter compensatie en wanneer de test beëindigd moet worden. Kortom, een mooie test, indien correct uitgevoerd, om te kijken welke patiënt baat kan hebben bij een interventie gericht op de DCFs.

swinky@xs4all.nl

Literatuur: www.kngf.nl/fysiopraxis

specialistenkatern FysioPraxis september 2023 | 45 NVMT | NEDERLANDSE VERENIGING VOOR MANUELE THERAPIE
Dr. Ilse Swinkels-Meewisse, VUMC, Amsterdam

Psychofarmaca: bijwerkingen op het orofaciale systeem

Psychofarmaca zijn geneesmiddelen die de psychische functies beïnvloeden. Hoewel deze medicijnen primair bedoeld zijn om symptomen van psychische aandoeningen te verminderen, kunnen ze ook effect hebben op het orofaciale systeem.

Tekst: Yvonne de Kuyper

In 2022 werd volgens de Stichting Farmaceutische Kengetallen aan 2,5 miljoen mensen in Nederland een middel voorgeschreven dat onder psychofarmaca valt. Hoeveel patiënten bijwerkingen ervaren, is niet precies duidelijk. Maar, zegt Mahmoud Busati, arts in opleiding tot psychiater (AIOS): ‘Voor de (orofaciaal) fysiotherapeut is het wel belangrijk om deze bijwerkingen als zodanig te herkennen.’

Als het gaat over psychofarmaca, wordt op basis van werking en toepassing onderscheid gemaakt tussen een aantal categorieën: antidepressiva, antipsychotica, anxiolytica en psychostimulantia. Busati: ‘Deze groepen bestaan

uit verschillende soorten medicatie met diverse bijwerkingen. Hoewel voor veel bijwerkingen het exacte mechanisme niet helemaal helder is, bestaan er wel degelijk hypothesen over het ontstaan ervan.’

Hoofdpijn

Zo wordt hoofdpijn volgens Busati genoemd als bijwerking van diverse psychofarmaca. ‘Een mogelijke verklaring hiervoor is een verandering in de neurotransmitterbalans. Psychofarmaca beïnvloeden de activiteit van verschillende neurotransmitters zoals dopamine, serotonine, noradrenaline en glutamaat in de hersenen. Veranderingen in de niveaus en activiteit van deze neurotransmitters kunnen impact hebben op pijnperceptie en pijnregulatie.’

Bruxisme

‘Een andere bijwerking van psychofarmaca is bruxisme,’ vertelt Busati. ‘Diverse antidepressiva en psychostimulantia kunnen de serotoninespiegel beïnvloeden, wat de kans op knarsen en klemmen vergroot. Daarnaast kan bijvoorbeeld slaapmedicatie, zoals benzodiazepines, de verschillende stadia van je slaap beïnvloeden, waardoor je minder lang in de diepe slaapfase verkeert.’ Naast hoofdpijn en bruxisme zijn er nog meer mogelijke effecten op het orofaciale systeem, vervolgt Busati. ‘Denk aan: xerostomie (droge mond), duizeligheid, sialorroe (speekselvloed), dyskinesieën, medicatie-geïnduceerd parkinsonisme en smaakstoornissen. Hoewel zeer zeldzaam, wordt ook tinnitus genoemd als bijwerking van diverse antidepressiva. Het is echter belangrijk om op te merken dat niet alle patiënten die psychofarmaca gebruiken bijwerkingen zullen ervaren, en dat de ernst sterk kan variëren.’

Adviezen

‘Klachten van bijwerkingen verwacht je vooral in de instelfase of bij een aanpassing in de dosering van medicatie,’ zegt Busati. ‘Het gaat dan om de eerste vier tot tien dagen na het instellen of wijzigen van medicatie. Bij langer aanhoudende klachten of heftige klachten is het raadzaam te overleggen met de behandelend arts of psychiater van de patiënt. Ook als er twijfel is over de oorzaak van klachten, adviseer ik altijd overleg met de behandelaar.’ Verder benadrukt Busati: ‘Als het, ondanks de bijwerkingen, in het belang van de patiënt is om medicatie te blijven gebruiken, is het verstandig de patiënt bijvoorbeeld te wijzen op mondgedrag. De orofaciaal fysiotherapeut kan hierbij een grote rol spelen.’

Bekijk hier de anamnesekaart met de verschillende psychofarmaca en hun bijwerkingen:

46 | FysioPraxis september 2023 specialistenkatern
NVOF | NEDERLANDSE VERENIGING VOOR OROFACIALE FYSIOTHERAPIE
‘Bijwerkingen verwacht je vooral in de instelfase of bij een aanpassing in de dosering van medicatie’
“Tapen doe ik met Leukotape” Han Tijshen, NEC Official partner

Volg nu een gratis proefcursus

Onbeperkt nascholen met ruim 70 cursussen

Of u nu meer wilt leren over geriatrie, manueel, sport of uw praktijkvoering wilt optimaliseren: met een abonnement op CME-Online krijgt u onbeperkt toegang tot een uitgebreid online cursusaanbod van hoge kwaliteit. Per abonnementsjaar kunt u 16 of 24 punten behalen.

Vraag nu een gratis proefcursus t.w.v. 2 of 3 punten aan:

Online nascholing voor fysiotherapeuten  Uitgebreid cursusaanbod  De beste docenten  Praktijkgericht en
vakinhoudelijk
www.cme-online.nl/fy-gratis

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.