FysioPraxis maart 2015

Page 1

va k b l a d vo o r d e f y s i o t h e r a p e u t

Fysiopraxis JAARGANG 24 • NUMMER 2 • maart 2015

OPVATTINGEN

PROMOTIE

WETENSCHAP

Realistische behandeldoelen stellen is moeilijk

Meer aandacht voor cognities bij CWP

Gaming en FytO: verbetering professionele attitude

17

Fysiotherapie en personal training

22

32



3

INHOUD

REDACTIONEEL

Eigen regie

21 5 Agenda/Op de cover 6 KNGF-kort 8 Kort nieuws 12 Nieuwe praktijken 15 Achter het nieuws 17 Opvattingen 18 In de praktijk 20 KNGF-service 22 Promotie 23 Wetenschap promotieonderzoek 28 Wetenschap - mixed methods 32 Wetenschap - experimenteel onderzoek 37 Specialistenkatern

Onlangs kwam bij ons op de afdeling revalidatie een man van 23 jaar die anderhalf jaar in de ziektewet zat vanwege een lumbaal radiculair syndroom. De MRI vertoonde een minimale mediane HNP en de man liep schuifelend met kleine passen. Bij lichamelijk onderzoek bleek de kracht van de rechterkuit verminderd en was er een positief teken van Lasègue (20º) en een positief gekruiste Lasègue (30º). De klacht had geen natuurlijk beloop en de revalidatiearts vertelde de patiënt dat de pijn gezien kon worden als een soort fantoompijn, ofwel ‘the tissue was not the issue’. De man vond dit maar een vreemd verhaal. Een week later woonde hij een informatiebijeenkomst bij, waar dezelfde revalidatiearts en een psycholoog diverse zaken bespraken over chronische pijn, zoals het verschil tussen acute en chronische pijn, nociceptie, pijngewaarwording en centrale sensitisatie. De man hoorde de deelnemers praten over hun pijn en begon zich zeer ongemakkelijk te voelen. Al dat gepraat over pijn, hij wilde er niets meer mee te maken hebben. Hij besloot ter plekke dat hij zich niet meer zou laten leiden door pijn. Na de bijeenkomst begon hij met een normale loopsnelheid te lopen en ging hij weer aan het werk als vrachtwagenchauffeur. Binnen drie weken werkte hij weer volledig en waren de radiculaire verschijnselen verdwenen. De man uit deze casus is een mooi voorbeeld van iemand die ondanks de pijnklachten de regie over zijn leven weer oppakt. In onze praktijkvoering zien we regelmatig mensen die in belangrijke mate de eigen regie over hun leven kwijt zijn. Het informeren en coachen van mensen om de eigen regie te hervinden kan effectiever zijn dan te focussen op ‘the tissue’. Namens de redactie, Adri Apeldoorn

REACTIES KUNT U MAILEN NAAR FYSIOPRAXIS@KNGF.NL

Meer info vindt u op www.fysionet.nl

FysioPraxis is het officiële tijdschrift van het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) en verschijnt 10 keer per jaar.

REDACTIEADRES

KNGF Postbus 248 3800 AE Amersfoort E: info@miekevandalen.nl

EINDREDACTIE

Mieke van Dalen E: info@miekevandalen.nl M: 06 502 43 735

REDACTIE

Adri Apeldoorn Saskia Bon (hoofdredacteur) Karin Haks Lidwien van Loon (specialistenkatern) François Maissan Caroline Speksnijder

ADVERTENTIES

Bureau Van Vliet B.V. advertentietarieven op aanvraag Frank Oudman E: f.oudman@bureauvanvliet.com Remco Wijnhout E: r.wijnhout@bureauvanvliet.com T: 023 571 47 45 I: www.bureauvanvliet.com

ABONNEMENTEN NIET-KNGF LEDEN

Een particulier abonnement kost per jaar € 106 en buitenlandse abonnees betalen € 45 voor een digitale versie (prijswijzigingen voorbehouden). Abonnementen kunnen op ieder moment starten en u betaalt aan het begin van het jaar voor het aankomend jaar. Beëindiging kan op elk moment, met inachtneming van één maand opzegtermijn. Er volgt een verrekening naar rato

en teveel betaald abonnementsgeld wordt gecrediteerd.

doeleinden vragen we een passende vergoeding.

ABONNEMENTEN / ADRESWIJZIGINGEN

BLADCONCEPT

KNGF, Postbus 248, 3800 AE Amersfoort T: 033 467 29 00 E: ledenadministratie@kngf.nl

VERANTWOORDELIJKHEID

De redactie beslist over de samenstelling van FysioPraxis. De auteurs zijn verantwoordelijk voor de inhoud van de door hen geschreven artikelen en het KNGF voor het verenigingsnieuws.

AUTEURSRECHT

Onnink Grafische Communicatie BV

VORMGEVING

Aad Koeleman, X-Media Solutions

DRUKWERK

Senefelder Misset B.V.

FOTO OMSLAG Wiep van Apeldoorn ISSN

0927- 5983

© 2014 KNGF. Artikelen mogen alleen worden overgenomen en/of vermenigvuldigd na schriftelijke toestemming van het KNGF en met bronvermelding. Voor overname voor commerciële

FysioPraxis | maart 2015


Praktijk kopen/verkopen? WWW.STARTJEPRAKTIJK.NL Neem eens een kijkje bij ons actuele aanbod aan praktijken en kandidaten

Evidence Based Practice MSc/Drs START 14E ACADEMISCH JAAR SEPTEMBER 2015

Tweejarige universitaire deeltijd masteropleiding tot klinisch epidemioloog (medisch wetenschappelijk onderzoeker) voor medici, paramedici, verpleegkundigen en verloskundigen

Bridging healthcare and science ■

■ ■

een eersteklas carrièrestap als startpunt naar een hoog wetenschappelijk niveau modern en actueel onderwijs met een multidisciplinaire benadering (inter)nationaal gerespecteerd en NVAO-geaccrediteerd locatie Faculteit der Geneeskunde - AMC

Voor contact, voorlichtingsdata, informatie en aanmelding:

Startjepraktijk is onderdeel van:

Finetuning van Motor Control legt de basis voor optimaal bewegen. T 010 416 93 93 E info@veldon.nl www.veldon.nl

Werkt u al met het Veldon® concept?!

www.amc.nl/masterebp

Accreditatievrijstelling voor een deelregister naar keuze

ICMSU-ad-2015-20150119.indd 1

2-3-2015 9:02:12


5

AGENDA

OP DE COVER

Maart 2015

20 april

23 maart

Lezing De voet doet ertoe: een andere kijk op voeten (en schoenen), Nuenen

Financiering en het Business Model Canvas (voor de fysiotherapeut), Alkmaar

24 maart • Lezing Ethische dilemma’s in het dagelijks werk, Venlo • Avond van de jonge fysiotherapeuten Uitreiking scriptieprijs 2015, Assen

21 april • Pijn bij kinderen, Utrecht • Lezing Fysiotherapie thuis bij ouderen en chronisch zieken, Bathmen

22 april Lezing Voorstekruisbandrevalidatie: de praktijk, Vught

25 maart

24 april

Presentatie Tijdig starten met stoppen, Zwolle

Workshop Motor Control, Arnhem

25 april 31 maart Blessurepreventieve hardlooptechnieken, Leiden

April 2015

NVOF Jubileumcongres, Soesterberg

Mei 2015 1 t/m 4 mei WPT Congress (WCPT) – Singapore

Tanja van Balen Wie bent u? Ik ben fysiotherapeut en personal trainer. In onze praktijk combineren we het beste van beide werelden. Mensen die naar de fysiotherapeut komen, hebben meestal een klacht. Daarmee gaan we dus curatief aan de slag. Wie bij de personal trainer komt, heeft een doel. Daar zit de preventieve kant van ons werk.

2 april • Lezing De voet doet ertoe: domein van de fysiotherapeut!, Amsterdam • Lezing Fysiotherapie bij hoofdpijn, Urmond

8 april • Workshop Motor Control, Alkmaar • Lezing Voorstekruisbandrevalidatie: de praktijk, Zwolle

9 april Lezing Fysiotherapie bij hoofdpijn, Bergen op Zoom

10 april

6 t/m 9 mei 10th World Symposium on Congenital Malformations of the Hand and Upper Limb, Luxor theater Rotterdam

Augustus 2015 26 t/m 28 augustus 5e Europese Conferentie interprofessionele samenwerking en educatie in zorg en welzijn, Nijmegen

November 2015

Cursus Schouderpijn, Vught

6 november 14 april

FysioCongres, DeFabrique Utrecht

• Workshop Ontspannen Ondernemen, Groningen • Lezing Ethische dilemma’s in het dagelijks werk, Zwijndrecht

15 april Presentatie Tijdig starten met stoppen, Urmond

Waar is de foto gemaakt? In onze trainingszaal. Daarin staan geen apparaten want daar werken we niet mee. Je kunt ook oefeningen doen en je lichaam trainen zonder apparaten. Cliënten kunnen zodoende gemakkelijk thuis trainen zonder materialen te hoeven aanschaffen. Ik lees in FysioPraxis vooral… …de rubriek Opvattingen. Ik vind het mooi om te lezen hoe anderen over een bepaald onderwerp denken. Dat helpt mij mijn eigen mening te vormen. Ik ben trots op… …onze praktijk. Misschien zijn we de eerste praktijk in Nederland met de combinatie van fysiotherapeuten en trainers die zo nauw samenwerken. We begonnen acht jaar geleden met één klant. Nu hebben we 2 fte fysiotherapie, 4 fte personal training en twintig kleine groepen per week. Ik heb gekozen voor fysiotherapie omdat… …de combinatie van werken aan het menselijk lichaam en dienstverlening mij bijzonder boeit. Op het lichaam en de geest raak je nooit uitgekeken!

Informatie, inschrijven en meer scholingen, congressen, lezingen en trainingen: - www.fysionet.nl – agenda & MijnFysioNet - www.fysionetwerken.nl – kalender

FysioPraxis | maart 2015


6

KNGF-KORT

KORT NIEUWS UITGELICHT

RI&E FYSIOTHERAPIEPRAKIJKEN Goed nieuws, we hebben de erkenning en de toetsingsvrijstelling voor de branche RI&E (de risico-inventarisatie en evaluatie) weer binnen. Vanaf 1 maart 2015 geldt deze voor een termijn van 3 jaar. Een aantal onderdelen is geactualiseerd, er is meer aandacht voor mentale werkbelasting en we hebben de vragenlijst ingekort.

ceerde arbodeskundige. Met het instrument RIE Fysiotherapiepraktijken bespaart u deze kosten.

Aan de slag! Digitaal instrument

RI&E Fysiotherapiepraktijken Arborisico’s eenvoudig geïnventariseerd en geëvalueerd

Grip op arbeidsrisico’s Als werkgever moet u er alles aan doen om risico’s voor uw personeel te minimaliseren. Door het inventariseren van de risico’s op de werkvloer schat u de mogelijkheid en de omvang van de risico’s in. Vervolgens maakt u een plan van aanpak, waarin u beschrijft welke maatregelen u neemt om de risico’s te verkleinen. In het belang van uzelf en uw medewerkers kunt u dit het beste gezamenlijk oppakken.

Voordelen van branche RI&E De RI&E Fysiotherapiepraktijken is formeel erkend door het Steunpunt RI&E instrumenten. Deze erkenning stelt praktijken

De RI&E Fysiotherapiepraktijken vindt u op www.rie.nl. Voorzien van een groen erkenningsicoontje, het bewijs van toetsingsvrijstelling. Op deze site staan handige tools en tips, zoals checklists om risico’s in kaart te brengen. Meer informatie over de RI&E, maar ook directe toegang tot het instrument vindt op www.fysionet.nl, met de zoekterm ‘RI&E’.

Wist u dat?

T_2012-10_KNGF_Leaflet_RI-E.indd 1

22-11-2012 16:40:53

van leden van het KNGF vrij van toetsing. Dit geldt voor praktijken met maximaal 25 werknemers. Normaliter moeten organisaties die niet onder een cao vallen, hun RI&E namelijk laten toetsen door een gecertifi-

De RI&E Fysiotherapiepraktijken is voor KNGF-leden. Er zijn geen kosten aan verbonden. Wilt u meer weten of hebt u vragen, dan kunt op contact opnemen met de ledenvoorlichters van het KNGF via ledenvoorlichting@kngf.nl of telefonisch via 033 – 467 29 29.

KNGF-JAARPLAN 2015

AANGENOMEN OP DE ALGEMENE LEDENVERGADERING VAN 18 FEBRUARI Kwaliteit verbeteren, belangen behartigen en leden binden: de drie speerpunten uit het KNGF-Jaarplan 2015, getiteld Van disciplineren naar faciliteren. Met dit motto laat het KNGF zien dat de focus het komende jaar nog meer ligt op de dienstverlening aan leden: ledentevredenheid als maatstaf voor vereniging en kantoor. Daarnaast zet het KNGF zich dit jaar in voor de kwaliteit van de zorg met onder meer een nieuw systeem voor richtlijnontwikkeling, het Masterplan Kwaliteit in Beweging en aandacht voor wetenschappelijk onderzoek en evidentie van fysiotherapie. Kitty Bouten legt in een video het Masterplan KIB uit: wat gaat het KNGF doen, wat betekent dat voor u en hoe blijft u betrokken en op de hoogte? Deze film vindt u op

FysioPraxis | maart 2015

www.fysionet.nl, zoek op ‘video Masterplan KIB’. Belangenbehartiging is de derde pijler uit het jaarplan. Dit laat het KNGF zien door onder meer regionale zorggroepen, samenwerkingsverbanden en intramuraal werkende fysiotherapeuten te ondersteunen, door te werken aan evenwichtige contractvoorwaarden met de zorgverzekeraar en door de fysiotherapie voortdurend onder de aandacht te brengen bij stakeholders en bij de lokale en landelijke politiek. De vragen en antwoorden uit de RLV’en zijn terug te lezen op www.fysionet.nl > Actueel > Veel gestelde vragen. Zie op de pagina hiernaast de samenvatting van het jaarplan 2015. Bekijk het volledige KNGF-Jaarplan 2015 op www.fysionet.nl, zoek op ‘KNGF-Jaarplan 2015’.


7

Jaarplan KNGF 2015

Van disciplineren naar faciliteren In het Jaarplan 2015 vindt u de ambities van uw KNGF voor 2015. Dit plan geeft ook de langere termijnkoers van uw beroepsvereniging weer; die koers laat zich omschrijven als ‘van disciplineren naar faciliteren’. U vindt het Jaarplan op fysionet.nl/overKNGF (‘Algemene Vergadering’). In deze grafische samenvatting ziet u de uitgangspunten, doelen en belangrijkste activiteiten.

Onze kerntaken

De wereld om ons heen

• Adequate dienstverlening voor u belangenbehartiging voor u • Effectieve en uw patiënten/cliënten, uitgaande van

Het toenemende beroep op zelfredzaamheid van mensen en de vergrijzing bieden kansen voor fysiotherapie. Onze meerwaarde zit in bewezen (kosten)effectieve behandelingen voor mensen van alle leeftijden met al hun beweegvraagstukken. We kunnen als geen ander mensen in beweging houden. Essentieel is dat we onze positie innemen in de eerstelijn, in transmurale ketens en intramuraal. Daarbij is het goed meer en meer (multidisciplinaire) samenwerking te zoeken in het zorg- en sociale domein. Zonder ondernemerschap en innovatie laten we kansen liggen.

onze meerwaarde en rekening houdend met onze maatschappelijke verantwoordelijkheid inzet voor kwaliteit, vakinhoud • Continue en toegankelijkheid van de zorg

Leden binden Uitgangspunt

Ledentevredenheid als maatstaf voor vereniging en kantoor.

Doel

Significante verbetering van de tevredenheid over het KNGF onder onze leden in 2016 ten opzichte van 2014. Het merendeel van de leden kent en waardeert ons beleid en daarbij behorende activiteiten en voelt zich betrokken. Dit uit zich in verdubbeling van het aantal leden dat een RLV bijwoont. Het ledental blijft stabiel en het aantal jonge leden groeit met 5 tot 15%.

Acties 2015

• • • • • • • •

Verbetering van onze communicatie en informatievoorziening, o.a. door een nieuw digitaal platform Activiteiten om jonge, startende fysiotherapeuten aan te spreken Toename van scholingsinitiatieven Verbeterde gids- en vraagbaakfunctie van kantoor met minimale doorlooptijden Toegankelijke producten en diensten Digitale enquêtes om u te betrekken bij de beleidsontwikkeling (denk aan jaarplan en aanpassing van de verenigingsstructuur) Besluitvorming over cao-v Optimaal gebruik maken van kennis en kracht van Beroepsinhoudelijke Verenigingen

Belangen behartigen Uitgangspunt

Maatschappelijke beslissers erkennen de meerwaarde van fysiotherapie en KNGF om Nederland op een (kosten)effectieve wijze in beweging te houden.

Doel

Binnen de mogelijkheden van de wet (collectieve belangenbehartiging is verboden) stakeholders op een realistische lijn krijgen als het gaat om de bedrijfseconomische en maatschappelijke positie van het vak, financiering en toegankelijkheid van fysiotherapeutische zorg en onze rol in de zorgketen. Consumenten zijn zich bewust van het belang om fysiotherapie aanvullend te verzekeren.

Acties 2015

contractvoorwaarden met zorgverzekeraars •Evenwichtige administratieve druk, bijvoorbeeld door herziening •Vermindering richtlijn verslaglegging Continue politieke lobby in samenwerking met relevante partners •om fysiotherapie goed verzekerd te houden in de BV en AV communicatiecampagnes naar de zorgconsument om •Krachtige overstappen naar ‘consumentvriendelijke’ zorgverzekeringen te

• • • •

stimuleren Bevordering van collectiviteiten met werkgeversorganisaties en inzet op het laten terugvloeien naar fysiotherapie van middelen die vrijkomen door kostenbesparing door substitutie naar de eerste lijn Faciliteren regionale zorggroepen en samenwerkingsverbanden voor betere positie in kader van decentralisaties en nieuwe zorgconcepten Voorstel voor overleg met opleidingen over in- en uitstroom Belangenbehartiging voor intramurale werkende fysiotherapeuten om hun positie te verbeteren door o.a.: inzetten op goede positie in DOT’s/keten- en transmurale zorg, ondersteunen bij cao-afspraken, ontwikkelen programma kwetsbare cliënten en kwaliteitsprogramma voor 2e en 3e lijn

Kwaliteit verbeteren Uitgangspunt

Transparante kwaliteit waarbij de beroepsgroep de kwaliteit bepaalt en waarbij de administratieve lasten omlaag gaan.

Doel

Een kwaliteitssysteem dat werkbaar is voor de leden en de transparantie biedt waar de maatschappij om vraagt. De privacy is geborgd en het systeem leidt niet tot ongedekte kosten.

Acties 2015

Kwaliteit in Beweging reali•Masterplan seren voor u en gedragen door u. Ken-

• • • •

merken: aangepaste richtlijn verslaglegging, eenvoudige set aan PROMS en een relevante en valide dataset, slimme infrastructuur voor dataverzameling en inzet op afschaffing beheersaudit. Nieuwe systematiek voor richtlijnontwikkeling en richtlijnen voor multidisciplinaire samenwerking Inzet wetenschappelijk onderzoek voor het aantonen van evidentie voor de kosteneffectiviteit en meerwaarde van fysiotherapie Project- en onderzoeksvoorstel voor Reumatoïde Artritis Projectplan met Beroepsinhoudelijke Verenigingen voor uitbreiding bevoegdheden (Extended Scope)

FysioPraxis | maart 2015


8

OVERIG KORT NIEUWS

KORT NIEUWS HERZIENE DRUK VERSCHENEN

STANDAARDWERK VOOR DE MANUEEL THERAPEUT De onlangs verschenen 11e druk van Extremiteiten, Manuele therapie in enge en ruime zin is een volledig herziene versie, waarin de meest recente evidentie is geïmplementeerd. Wat kenmerkt het boek en wat is er nieuw in deze editie?

van het boek (bijna een derde) wordt achtergrondinformatie gegeven over een breed arsenaal aan onderwerpen, zoals biomechanica, osteokinematica en artrokinematica, neuroanatomie, bindweefselherstel, rode vlaggen, gezondheidspsychologie, pijn, disregulatie en segmentale stoornissen. Ook manueel therapeutisch onderzoek, behandeling en klinisch redeneren worden uitgebreid besproken. Een breed opgezet standaardwerk dus voor de manueel therapeut, en een zeer geschikt naslagwerk voor de algemeen fysiotherapeut.

Deze nieuwe editie bevat een sterk uitgebreid hoofdstuk over de schouder, waarin ook technieken voor de wervelkolom zijn meegenomen. Het hele boek staat nu online, en dat is handig voor een boek dat op papier bijna drie kilo weegt. Online staan ook circa 390 instructievideo’s van technieken, tests en oefeningen. In dit zeer lijvige werk wordt het meerdimensionaal belasting-belastbaarheidsmodel als basis gebruikt voor het klinisch redeneren. Per perifeer gewricht worden de functionele aspecten, neurofysiologische aspecten, osteokinematica, artrokinematica en onder-

D.L. Egmond en R. Schuitemaker, Extremiteiten, Manuele therapie in enge en ruime zin. 11e druk. Bohn Stafleu van Loghum, 2014. ISBN 9789036805919. Omvang: 876 pagina’s, prijs: € 134,99. zoeks- en behandeltechnieken besproken. De schouder vormt hierbij het hoogtepunt met 165 pagina’s. In het eerste gedeelte

NIEUW BOEK OVER POSTUROLOGIE

Op www.extremiteiten.nl vindt u de verzamelde reviews van het boek.

HOUDINGKUNDE VOOR GEÏNTERESSEERDEN Posturologie staat voor kennis van de menselijke houding, de lichaamseigen (regel)systemen die hier invloed op hebben en, op basis van terugkoppeling, de integrale implementatie. Podo staat voor voeten en posturaal betekent ‘de houding betreffend’. Met andere woorden: door middel van de voeten wordt de houding beïnvloed. De podoposturaal therapeut ziet de voeten als de feitelijke basis van de staande en lopende houding en daarmee kan niemand het oneens zijn. Door het staan en lopen te doen veranderen, past de houding zich aan. In Frankrijk en Italië wordt posturologie als een beroep beschouwd, in Nederland is het meer een interdisciplinair toepasbare visie. De auteur van het boek Posturologie is ruim twintig jaar als podoposturaal therapeut werkzaam geweest en deelt zijn ervaringen en de

FysioPraxis | maart 2015

ontdekking van verrassende verbanden: • spanning motorische oogspieren reageert op zwaartepuntverplaatsing; • dit geldt ook voor bepaalde vorm van dyslexie; • kaaksluiting 3-D gerelateerd aan zwaartepunt (stomatognatisch systeem; gewrichtsketen) • Kwadrant Theorie multidisciplinair toepasbaar; • hypothese: plantaire bindweefsel is vermoedelijk het ‘geheim’ achter de voetzoolmassage; • hypothese: ‘optische’ valgus een voorvoetvalgus? Peter W.B. Oomens, Posturologie, Houdingkunde voor geïnteresseerden. Calbona uitgeverij, 2014. ISBN: 9789491872723. Omvang: 100 pagina’s, prijs € 16,95.


9

Promotieonderzoek

Flexibele beweegprogramma’s voor jonge mensen met dementie Omdat mensen die op jonge leeftijd dementie krijgen meestal een druk leven hebben, blijkt het lastig hen te betrekken bij bewegingsonderzoek. Astrid Hooghiemstra beveelt daarom wetenschappers aan om beweegprogramma’s flexibel aan te bieden, inpasbaar in het leven van de patiënt.

Jonge groep Wanneer dementie optreedt voor het 65e levensjaar, spreken we van dementie op jonge leeftijd. Omdat de ziekte zich bij deze groep jonge mensen openbaart in de bloei van hun leven, heeft de diagnose dementie een bijzonder grote impact op hun eigen leven en dat van hun naasten. Desondanks richten weinig onderzoeken zich specifiek op deze jonge groep. Een medicijn dat dementie bestrijdt, is nog altijd niet voorhanden. Onderzoek naar niet-medicamenteuze behandelingen zijn van belang met het oog op zinvolle dagbesteding en passende zorg.

naar het effect van drie verschillende beweegprogramma’s op het denkvermogen (bijvoorbeeld het geheugen en de aandacht), activiteiten van het dagelijks leven (bijvoorbeeld koken) en de kwaliteit van leven bij jonge mensen met dementie. Het bleek echter tijdens de onderzoeksperiode niet mogelijk om de 150 benodigde deelnemers te vinden, omdat jonge patiënten meestal een druk leven hebben: ze reizen bijvoorbeeld of hebben nog jonge kinderen. De lange reistijd naar de revalidatiecentra waar de programma’s gegeven worden, is een extra obstakel. Uiteindelijk deden 15 mensen mee aan een conditieprogramma, 10 aan een flexibiliteitontspanningsprogramma en 28 aan een programma-aan-huis. Deze aantallen waren te klein om betrouwbare resultaten te verkrijgen. De vraag of beweegprogramma’s in te zetten zijn als behandeling, blijft relevant. Daarom deelt Hooghiemstra haar ervaringen met andere onderzoekers, zodat zij geholpen worden met de opzet van nieuw interventieonderzoek.

Beweegprogramma’s Astrid Hooghiemstra startte een studie

Bron: VUmc

Expositie over beweging en robotica

Move it! Hoe beweeg jij? Tot 30 augustus is in Natura Docet Wonderryck Twente de nieuwe expositie Move it! Hoe beweeg jij? te zien. Bezoekers van deze familietentoonstelling kunnen samen nagaan hoe je lichaam in beweging komt en blijft. Er is kracht, energie en informatie nodig om de 650 spiermotoren in je lijf aan te zetten om actie te ondernemen. Je kunt bijvoorbeeld testen hoe lang het duurt voordat je spieren gaan verzuren als je tegen de muur gebukt zit als een roeier of wanneer je emmertjes met inhoud optilt. Je kunt je hartslag en longinhoud meten en een reactiespelletje doen om de hersenen te testen. Er zijn ook robotbenen te zien. Tijdens de tentoonstellingsperiode worden er lezingen georganiseerd waarin dieper

op het thema Beweging en vooral ook op het thema Robotica wordt ingegaan. In de schoolvakanties staan de speciale activiteiten in het teken van Move it! Hoe beweeg jij? Deze expositie is tot stand gekomen door samenwerking van de bioloog en conservator dr. Eric Mulder met de heer dr. Wim Hullegie, directeur Fysiogym Enschede en lector Eerstelijnszorg aan de THIM Hogeschool voor Fysiotherapie te Utrecht, Roessingh Research and Development, MST Enschede en de Universiteit Twente/ Biomechanical Engineering. Artica in Ootmarsum verzorgde de vormgeving en realisatie. Move it! is mede mogelijk gemaakt met ondersteuning van de Provincie Overijssel en de Regio Twente.

Meer informatie: www.wonderryck.nl. FysioPraxis | maart 2015


“Science and beyond…III” Conference from 19th -20th June 2015 In conjunction with

Mobilisation with Movement®

Een veilige, 100% pijnvrije en effectieve manier van mobiliseren voor alle fysiotherapeuten met sterke wetenschappelijke bewijsvoering

   

Cursus Mulligan Concept AB: 2 x 2 dagen Cursus Mulligan Concept C: 2 dagen Mulligan Concept Herhalingsdag Mulligan Specials SI en TMJ (kaakgewricht) Cursussen zijn geaccrediteerd

Key Note Speakers o.a: Prof. dr. Patrick Calders, UG Gent, KU leuven, Department of Rehabilitation Sciences, Belgium Fat Physiology; its specific role in lymph angiogenesis, lymphoedema, cancer and cancer treatment Dr. Nele Devoogdt, KU Leuven, Department of Rehabilitation Sciences, Belgium Fluoroscopy; visualisation of lymph anatomy and lymph transport capacity demonstrated on patients, creating a rationale for treatment options Nelly van Uden-Kraan, senior researcher in the research group “Living together with cancer” at the VU University and the VU University Medical Center in Amsterdam, The Netherlands Introducing the Dutch Onco Compass; an online self-management tool for cancer patients

w w w . mu ll i g an co nc e p t .n l

OEDEEMTHERAPIE?

Professor Dr. Mira Meeus, Associate Professor, University of Gent, Rehabilitation Sciences and Physiotherapy, Belgium Introduces the presentations of our Master students in Lymphology & Oncology Other topics: Scar treatment, Stakeholders view on Oncology Rehab, etc. Friday Evening: Conference Dinner Price for 2 days including dinner and lunches € 375 Location: Conference Hotel Harderwijk op de Veluwe Leuvenumseweg 7 NL - 3847 LA Harderwijk Tel +31(0)341 801010 Fax +31(0)341 801011 Reservations can be made via E-mail: Sales@harderwijk.valk. com (reference number HWY-GS6066).

www.vodderschool.nl

www.backtogolf.nl www.yvlo.nl

For more information about the conference venue:

www.hotelharderwijk.com/en Meer informatie over al onze cursussen en opleidingen? Neem dan een kijkje op onze website: www.deberekuyl.nl

info@yvlo.nl

CONGRES op 16 april “10 jaar ZwangerFit MOVE ON” congres voor ZwangerFit trainer/coaches om kennis te delen learnshops en workshops de opleiding ZwangerFit start 23 september t/m 12 december YVLO ZwangerFit kijk op LinkedIn, Facebook en Twitter YVLO praktijkgericht….morgen aan de slag!


11

IMPULS aan zorgtechnologie

Expertisecentrum Gezondheidszorg en Technologie

Voordeel voor velen Verschillende groepen profiteren van Fontys EGT: studenten krijgen een topcurriculum aangeboden, bedrijven krijgen nieuwe hoogopgeleide professionals, betere mogelijkheden en faciliteiten voor R&D-activiteiten en een betere infrastructuur. Zorginstellingen kunnen profiteren van hoogopgeleide specialisten en innovatieve oplossingen die bijdragen aan daadwerkelijk betere zorg. Zorgprofessionals en zorgondernemers kunnen bij Fontys EGT training

Minister-President Mark Rutte bezoekt Fontys EGT Op woensdag 25 februari bezocht ministerpresident Mark Rutte het Fontys EGT, samen met gedeputeerde Bert Pauli en vertegenwoordigers van VVD Eindhoven. Studenten Elle Verhoeven en Roy Schriek lieten de ministerpresident zien waar zij mee bezig zijn. Elle heeft mensen bezocht met dementie en naar aanleiding daarvan een Do It Yourself app ontwikkeld. Roy had robot Reeti speciaal voor dit bezoek geprogrammeerd: de robot, die door logopediestudenten gebruikt wordt in hun werk met kinderen, heette de aanwezigen van harte welkom. Ook de Health Mirror, een interactieve spiegel voor revalidatie en fysiotherapeutische oefeningen, werd gedemonstreerd. Bron: Fontys

en (na)scholing krijgen in het toepassen van nieuwe technologie. Uiteindelijk hebben de cliënten van zorginstellingen en hun naasten voordeel omdat ze daadwerkelijk betere zorg ontvangen, meer aandacht krijgen en de eigen regie behouden.

EGT-partners Niet eerder gingen in ons land op deze schaal hoger onderwijs, zorg en bedrijfsleven een dergelijke programmatische regionale samenwerking aan. EGT combineert

Foto: Rien Meulman

Fontys heeft samen met een groot aantal partners uit de zorg, het onderwijs en het bedrijfsleven het Fontys Expertisecentrum Gezondheidszorg en Technologie (Fontys EGT) opgezet. Dit expertisecentrum voorziet in de snel groeiende vraag naar een betere verbinding tussen onderwijs, zorgaanbieders en bedrijfsleven. Het Fontys EGT wil zorgpraktijk en technologische mogelijkheden dichter bij elkaar brengen om zo een versnelling te bewerkstelligen. Ambitie is zorgtechnologie in de Brainport-regio via educatie, onderzoek en innovatie een forse impuls te bezorgen, om zo de kwaliteit van leven en zorg te verbeteren.

de Fontys-expertise van 12 lectoraten en 8 hogescholen op het terrein van verpleegkunde en paramedisch, psychologie, sport, natuurwetenschappen, ICT, engineering, techniek en logistiek. Daarnaast heeft EGT een groot aantal partners uit onderwijs, zorg en bedrijfsleven, waarvan een deel ook zelf investeert in het EGT, zoals de zorginstellingen Vitalis, BrabantZorg, Van Gogh, het Catharina Ziekenhuis en Maxima Medisch Centrum, ICTdienstverlener Acknowledge en de onderwijsinstellingen Summa en TU/e.

Gratis wachtkamerpakket

Zorg voor Beweging Fysiotherapeuten en orthopedisch chirurgen - ze werken veel samen in de zorg aan het bewegingsapparaat van patiënten. Naast de patiënten- en consumentenwebsite www.zorgvoorbeweging.nl heeft de Nederlandse Orthopaedische Vereniging (NOV) ook een jaarmagazine. Dit magazine is voor het publiek/de patiënt en bevat artikelen over bewegen, gezondheid, orthopedie, preventie et cetera. De editie van 2015 wordt in een oplage van 54.000 stuks verspreid via de orthopedische maatschappen, afdelingen en vakgroepen. In het blad komt de

samenwerking tussen orthopedisch chirurg en fysiotherapeut regelmatig ter sprake. Dit maakt Zorg voor Beweging Jaarmagazine ook zeer geschikt voor uw wachtkamer. Veel orthopedische maatschappen/vakgroepen hebben het magazine voorzien van eigen content. Voor een regiospecifiek wachtkamerpakket kunt u contact opnemen met de orthopedische maatschap/ vakgroep in uw regio. Een pakket met vier generieke exemplaren Zorg voor Beweging Jaarmagazine kunt u als KNGF-lid gratis opvragen bij de NOV (zo lang de voorraad strekt). Op www.zorgvoorbeweging.nl of via www.issuu.com (zoek op ‘NOV jaarma-

gazine’) kunt u het Zorg voor Beweging Jaarmagazine 2015 online bekijken. Wilt u gebruikmaken van dit aanbod? Stuur dan een mailbericht naar NOV@orthopeden. org met vermelding van uw naam, uw KNGFlidmaatschapsnummer en het bezorgadres.

FysioPraxis | maart 2015


12

Nieuwe praktijken

Make a Move

Voorkomen én genezen

Voorkomen is beter dan genezen. Tanja van Balen en Nick King werken sinds 2009 in hun praktijk Make a Move in Rotterdam aan de combinatie ervan: voorkomen én genezen. Tekst: Frank van Geffen | Fotografie: Wiep van Apeldoorn

Tanja van Balen is fysiotherapeut, Nick King is personal trainer. Het team van Make a Move telt inmiddels twee fysiotherapeuten, vier personal trainers en een trainer voor kleine groepen. De fysiotherapeuten werken ook als personal trainer en geven groepslessen. Cliënten kunnen afwisselend trainen met zowel een fysiotherapeut als een personal trainer, of in een groepsles. Het enthousiasme voor het aanbod van Make a Move is groot: wekelijks trainen er nu ongeveer twintig kleine groepen en krijgen veel mensen aanwijzingen van hun personal trainer. Van Balen startte in 2006 met het begeleiden van één klant op persoonlijke basis. Langzaam groeide haar praktijk, vooral door mond-tot-mondreclame. Ze ontmoette personal trainer Nick King. Hij bleek dezelfde visie te hebben op functionele training, een training die men in het dagelijks leven kan toepassen, en het centraal stellen van de klant en/of patiënt. Dat leidde in 2009 tot de oprichFysioPraxis | maart 2015

ting van hun gezamenlijke praktijk: Make a Move. Mensen komen er zowel om een persoonlijk (trainings)doel te bereiken als met klachten aan het bewegingsapparaat zoals heup-, lies- en rugklachten, knieklachten, nek- en schouderklachten of sportblessures. Ook voor vagere pijnklachten die bewegingsgerelateerd zijn, kloppen mensen aan bij Make a Move.

Samenwerking Van Balen: “In onze praktijk werken fysiotherapeuten nauw samen met personal trainers. Niet alleen bij ons, maar in heel Nederland zien wij een verschuiving van mensen die hulp zoeken bij trainers in plaats van bij fysiotherapeuten. Dit is geen toeval. Veel trainers zijn goed opgeleid, weten waar hun expertise

‘We willen mensen na één behandeltraject niet meer terugzien voor dezelfde klacht’


13

• Fotobijschrift

Uit en thuis

ligt en kennen hun grenzen. Als iemand pijn heeft en bijvoorbeeld een bepaalde beweging niet kan maken in een training, dan verwijst onze trainer door naar de fysiotherapeut. Die doet onderzoek en adviseert niet alleen de klant, maar ook de trainer over wat wel en niet goed is op dat moment. Heel vaak zijn twee of drie behandelingen genoeg en is het probleem opgelost. Een trainer kijkt met de klant naar diens doel en vult de trainingen daarop in. Een fysiotherapeut vraagt naar het probleem en de hulpvraag. Als het probleem is opgelost, iemand weer in staat is tot de ADL en kan sporten, gaat de trainer verder. Je kunt zeggen dat wij als fysiotherapeuten veel aan onderzoek/assessment en correctie doen. We bereiden vooral voor. De trainer daarentegen kijkt naar de trainingsvariabelen en verhoogt bijvoorbeeld volume en intensiteit. Om dit veilig te doen, behouden zij ook vaak een deel waarin aandacht is voor correct bewegen, voor het corrigeren en sterker maken van de zwakste schakel.” De meeste trainers bij Make a Move hebben een algemene opleiding zoals CIOS of ALO met daarnaast een aantal specifieke opleidingen zoals personal trainer van de Functional Training Academy en Chivo functioneel trainen.

De trainingen vinden plaats in een van de trainingsruimten in de Make a Move-studio of buiten in de directe omgeving: het Scheepvaartkwartier en het park rond de Euromast. Personal trainers van Make a Move komen ook naar mensen toe om thuis te trainen als het hun niet lukt om naar de studio te komen. De trainers gaan ook naar bedrijven voor incompanytrainingen. Make a Move verhuisde vorig jaar van een oud pakhuis naar een ruim pand aan de Houtlaan in Rotterdam.

Tanja van Balen (r.)

Voorlichting en beweging

De samenwerking tussen fysiotherapeuten en personal trainers gaat nog verder, legt Van Balen uit: “Achter de schermen hebben trainers en fysiotherapeuten afstemming over mogelijke blessures en persoonlijke doelstellingen, zodat trainingen en/of behandelingen naadloos op elkaar aansluiten. Onze personal trainers, fysiotherapeuten en coaches werken op fysiek, voedingstechnisch en mentaal vlak met de meest recente en bewezen effectieve inzichten. Bovendien hebben ze een enorme dosis praktijkervaring. Wij gaan bij fysiotherapie voor een actieve aanpak. Voorlichting en beweging zijn de belangrijkste aspecten. In een onderzoek kijken we naar bewegingspatronen en door oefeningen proberen we de zwakke en sterke schakels in het lichaam weer

>>

FysioPraxis | maart 2015


14

Nieuwe praktijken

met elkaar in balans te brengen. Wij gaan hierin een stap verder dan de meeste fysiotherapiepraktijken. Wij streven niet alleen naar het verhelpen van de klacht, maar ook naar herstel van volledige participatie in dagelijks leven en in sport. We willen mensen dan ook na één behandeltraject niet meer terugzien voor dezelfde klacht.”

Werkwijze Uit bovenstaande blijkt dat de persoonlijke aanpak bij Make a Move erg belangrijk is. “Er hangt bij ons geen medische sfeer, we hebben geen apparatuur en geen wachtkamer. We hebben wel een huiskamer waar mensen een krant kunnen lezen en koffie of thee kunnen drinken. Onze fysiotherapeutische behandelingen duren dertig minuten. Binnen drie behandelingen moet er verbetering zichtbaar zijn. Is dat niet het geval, dan verwijzen we door. Zowel de fysiotherapeuten als de trainers weten veel van bewegingspatronen en werken volgens een holistische aanpak, zonder zweverig te zijn. We helpen mensen hun problemen zelf op te lossen en het lichaam de kans te geven het zelfherstellend vermogen in te zetten. Dat zit ook achter onze keuze om zonder apparaten te werken. Bovendien maak je het mensen daardoor gemakkelijk om thuis de oefeningen te doen. Dat kan met simpele hulpmiddelen als een stoel of de onderste tree van de trap. Zowel de fysiotherapeuten als de trainers werken volgens best-evidence methoden. Ze doen allemaal aan verslaglegging en nemen allen deel aan collegiaal overleg.” Actieve aanpak Cliënten komen speciaal voor de actieve aanpak bij Make a Move. “Daarvoor hebben we bewust gekozen”, meldt Van Balen. “Die activiteit heb-

‘Door deze manier van werken hebben we geen no shows’ FysioPraxis | maart 2015

ben we verweven in de inrichting van de praktijk. Onze behandelkamer is standaard ook oefenruimte. Naast het uitvoeren van goed onderzoek en eventueel wat manuele technieken wordt er met name geoefend en zo snel mogelijk toegewerkt naar de autonomie van de klant. Wij doen na een anamnese met al onze klanten ook een algemene screening om de basisbeweegpatronen te onderzoeken. Aangevuld met specifiek onderzoek kunnen we heel gericht een oefenprogramma inzetten en advies geven over bewegen in het dagelijks leven. Mensen blijken vaak zelf hun klachten in stand te houden. Met de juiste adviezen heb je meestal binnen een paar dagen al een goed resultaat op pijnvermindering, ook als de klachten al jaren bestaan. We zijn allemaal lid van het Functional Training Netwerk en delen daar onze kennis en ervaring. We organiseren vier scholingsdagen per jaar voor alle aangesloten trainers. Daarnaast zijn we aanhangers van Chivo. We besteden veel aandacht aan ademhaling, juiste kernspanning en beweegpatronen en vanuit het centrum bewegen: respireren, centreren en integreren.”

Verzekeraars Make a Move kiest ervoor om niet-gecontracteerd te werken. Van Balen: “Wij hebben een afspraak met de klant en de klant heeft een afspraak met zijn of haar verzekeraar. Daar willen wij niet tussen zitten. De samenwerking met de klant is hierdoor veel helderder en ook het inzicht in wat de begeleiding kost. De klant weet altijd precies wat iets kost en wat het oplevert. De factuur sturen we direct naar de klant. Natuurlijk hebben we wel de vereiste registraties zoals BIG, CKR en AGB. Veel klanten kunnen de factuur gewoon indienen bij hun zorgverzekeraar. Door deze manier van werken hebben we, denken wij, geen no shows: mensen die niet komen opdagen zonder af te zeggen. Dat gebeurt hooguit één of twee keer per jaar! In de praktijk waar ik eerder werkte, waren dat er twee tot drie per therapeut per dag! Dan kun je dus uitrekenen dat dat op tien therapeuten - zo groot was de praktijk - minimaal € 600 per week kostte, dus een slordige € 31.000 per jaar voor niet uitgevoerde behandelingen!” Kosten De kosten voor het werken met een personal trainer of in kleine groepen trainen zijn hoger dan bij een sportschool of fitnesscentrum. “Dat klopt”, geeft Van Balen toe. “Maar als mensen voor € 60 per maand iedere week een vaste trainingsafspraak hebben met een goede trainer die hen kent en de training waar nodig aanpast, dan is hun dat het geld dubbel en dwars waard! De effectiviteit van onze trainingen is vele malen hoger dan wanneer iemand zonder vaste afspraak een les kan volgen in een fitnesscentrum. De persoonlijke aandacht krijgen mensen niet alleen in de personal training en fysiotherapie, maar ook in de groepen. De groepen zijn klein: twee tot maximaal acht personen.” Meer informatie: www.makeamove.today www.functionaltraining.net


achter het nieuws

Het tuchtcollege oordeelt

Contact met patiënten via sociale media Sms’jes kunnen leiden tot tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen, zo blijkt uit verschillende uitspraken van de tuchtcolleges. In dit artikel twee voorbeelden hiervan. Tekst: Betty Kroes, KNGF

Volgens de Beroepsethiek en Gedragsregels voor de Fysiotherapeut moet de fysiotherapeut die vermoedt dat bij de patiënt andere dan zakelijke en in een hulpverleningssituatie passende gevoelens een rol spelen, zich ervan vergewissen en zo nodig de patiënt er tactvol op attenderen, dat deze gevoelens niet kunnen worden beantwoord (zie regel 39b). Toch ziet de tuchtrechter nog steeds fysiotherapeuten die zich hier niet aan houden. Bijvoorbeeld de fysiotherapeut die zeer kort na de aanvang van de behandeling een stroom van sms’jes ontvangt van zorgvrager/klaagster, die niets met de behandeling te maken hadden. De tuchtrechter stelde: “Het had voor verweerder direct of althans gelet op de voortgaande stroom sms-berichten binnen enkele dagen duidelijk moeten zijn, dat er andere dan zakelijke gevoelens in het spel waren, althans konden zijn. Hij had zich daar toen al van moeten vergewissen en klaagster meteen duidelijk moeten maken dat deze gevoelens niet konden worden beantwoord. Daarmee is het college van oordeel dat verweerder onvoldoende zorgvuldig te werk is gegaan door haar eerst aansluitend aan de behandeling mede te delen dat hij de behandeling wenste te beëindigen.” Van een afkoelingsperiode is in deze casus echter geen sprake. Er ontstaat een zogenaamde ‘uit het oogpunt van goed hulpverlenerschap tuchtrechtelijk verwijtbare seksuele relatie’. De echtgenote van de fysiotherapeut komt erachter, en de eveneens getrouwde klaagster blijkt zwanger. Ze krijgt een miskraam. De fysiotherapeut krijgt aan het eind van deze turbulente periode een berisping. Wie de verwekker is, blijft in het midden. Hij is niet de enige fysiotherapeut die de mist in gaat. Ook de volgende regels worden niet altijd in acht genomen: • De fysiotherapeut dient zich tegenover de patiënt en diens eventuele begeleiders respectvol te gedragen. Informaliteit die niet duidelijk gewenst is, dient achterwege te blijven. • De fysiotherapeut dient alle onvermijdelijke handelingen die mogelijk als te informeel of als erotisch (bedoeld) zouden kunnen worden opgevat, te verklaren en met de nodige zorg te omgeven. Hierbij dient toestemming van de patiënt te worden afgewacht.

Voorbeeld 2: een collega van middelbare leeftijd had ’s avonds een intensieve berichtenwisseling met een minderjarige patiënte van zestien jaar. De toenadering, de inhoud van de berichten en het tijdstip waarop ze werden verzonden, nota bene ook nog nadat klaagster aangegeven heeft dat ze van haar moeder niet meer mag reageren, wordt als grensoverschrijdend en van ongepaste aard beoordeeld. Bovendien getuigt dit gedrag al helemaal niet van een respectvol en professioneel optreden. Op de vraag van het college of verweerder bekend is met de hier bedoelde richtlijn, luidde het antwoord ontkennend. Dit antwoord betekent dat verweerder zelfs tijdens deze tegen hem aanhangig gemaakte procedure niet de moeite heeft genomen zich te vergewissen van de voor zijn beroepsgroep geldende gedragsregels. Het college acht dit zorgwekkend, te meer nu verweerder – zoals hijzelf heeft verklaard – meermalen is aangesproken op de onwenselijkheid van het onderhouden van contacten met patiënten via sociale media.

Tuchtrecht Binnen de Wet BIG is het tuchtrecht van de beroepsbeoefenaren die geregistreerd zijn in het BIG-register, geregeld. Het tuchtrecht wordt uitgeoefend door vijf Regionale Tuchtcolleges met als beroepsinstantie het Centraal Tuchtcollege. Met het tuchtrecht kan de kwaliteit van de beroepsuitoefening in de individuele gezondheidszorg worden getoetst. Gaat een hulpverlener niet zorgvuldig te werk, dan kan dit leiden tot een aantekening in het BIG-register of zelfs tot doorhaling van de inschrijving. Alleen uitspraken die gevolgen hebben voor de beroepsuitoefening, worden aangetekend in het BIG-register. Bij het Regionaal Tuchtcollege kunnen de rechtstreeks belanghebbenden klagen, zoals de patiënt, familieleden of kinderen van de patiënt en de (wettelijk) vertegenwoordiger. Ook een werkgever of instelling kan belanghebbende zijn, evenals een collega. Verder kan de inspecteur van de Gezondheidszorg een klacht indienen.

FysioPraxis | maart 2015

15


U kent Chemodol, de hypo-allergene afwasbare massageolie. Maar kent u ook Chemolan, de gel van Chemodis? Een ideale gel voor toepassing bij echo-, ultrageluiden elektrotherapie. Want de behandelkoppen en elektroden worden niet aangetast, de gel maakt geen vlekken, is reukloos en makkelijk afwasbaar.

Van Chemodol zult u niets horen. Bovendien heeft u voor een optimaal resultaat maar weinig nodig. Als u daar de voordelen van inziet en meer informatie wilt, neem dan contact op met uw leverancier. Of bel voor meer informatie: 0800-chemodis (0800-24 36 63 47). www.chemodis.nl

CHEMODIS

Dat ligt voor de hand

Chemodis B.V. Para-medische Farmacie Postbus 9160 NL-1800 GD Alkmaar Tel. +31 (0)72 - 520 50 83 Fax +31 (0)72 - 512 82 14


o p v at t i n g e n

17

Tekst: Frank van Geffen

“ Realistische behandeldoelen stellen is moeilijk” “Als iemand met een duidelijke hulpvraag komt, is het gemakkelijker om een realistisch behandeldoel te stellen. Iemand wil bijvoorbeeld de duizend meter naar de supermarkt kunnen lopen. Dan is het behandeldoel niet ingewikkeld en erg realistisch. Wanneer de cliënt niet in staat is om zelf een realistisch doel te stellen, zal ik deze samen met de cliënt formuleren. Daardoor vermijd je dat je gaat behandelen zonder doel. Lage behandeldoelen zijn snel te bereiken, dus misschien realistischer.

Als een cliënt zijn doel te hoog stelt, leg ik uit wat ik kan bieden. Dat onderbouw ik met wetenschappelijke kennis en mijn huidige ervaring. Dan stellen we de haalbaarheid vast. Bij een te laag doel probeer ik de cliënt ervan te overtuigen dat er meer mogelijk is. Naarmate je meer ervaring krijgt, verwacht ik dat het eenvoudiger wordt om realistische behandeldoelen te stellen. Zeker in het begin van mijn carrière was ik al snel te ambitieus wat betreft het stellen van realistische behandeldoelen.”

“Het is moeilijk om realistische doelen te stellen, maar het is zeker mogelijk. Onder realistisch versta ik: lijkend op de werkelijkheid. Je maakt goede afspraken over het behandeldoel, samen met je cliënt. Dat doel moet SMART geformuleerd zijn en daar zit de R van Realistisch al in. Heeft een cliënt te hoge verwachtingen van de mogelijkheden van fysiotherapie, dan vertel ik dat meteen. Anders loopt het resultaat uit op een teleurstelling. Het grootste deel van de patiënten komt met een pijnklacht, wij behandelen de stoornis op functieniveau. Daarbij maken we gebruik van de International Classification of Functioning, Disability and Health, de ICF. Met deze classificatie in de hand proberen wij relaties te leggen tussen de verschillende dimensies. Als een cliënt pijn in de rug heeft, vraag ik door. Wanneer treedt de pijn op? Bij welke beweging precies? Ik analyseer die beweging om zo tot de mogelijke oorzaak van de klacht te komen. Op basis daarvan doe ik een realistisch behandelvoorstel.

“Het is vaak mogelijk om een realistisch behandeldoel te stellen, en soms is het moeilijk. Mijn eerste overweging daarbij is: om wiens doel gaat het eigenlijk? Van de fysiotherapeut of de hulpvrager? Het woord ‘Realistisch’ speelt een belangrijke rol bij het SMART formuleren van doelen. Tegenwoordig wordt die R ook wel uitgelegd als ‘Relevant’. Dan gaat het om de relevantie van het doel voor de hulpvrager. Komt iemand met een onrealistische vraag, bijvoorbeeld een te grote sportieve prestatie in verhouding tot de leeftijd, dan is dat een opening voor een bepaald gesprek. Het doel om iets niet te doen, is té snel bereikt. Zo’n hulpvrager heeft wellicht geen realistisch beeld van zijn mogelijkheden. Hij verwoordt echter wel een gevoel.

Tussen de hulpvraag en onze behandelmogelijkheden kan een discrepantie zitten.

Realistisch kun je ook naar je eigen competenties toe redeneren. Dan lijkt het realistisch, maar is het de vraag of het voor de hulpvrager relevant is. Dat is een valkuil waar je niet in wilt trappen.”

Met shared decision making probeer je tot een realistisch behandeldoel te komen.

Dan is het lastiger. Dit moet je met de patiënt bespreken om tot een behandelovereenkomst te komen.”

Wytse Bongers (24) is fysiotherapeut bij Haalboom & Van der Kleij in Utrecht. Hij doet de master Klinische Gezondheidswetenschappen.

Andries de Lange (38) is docent bij SOMT in Amersfoort en fysiotherapeut en master manuele therapie in Leidschendam.

Bob Vermeeren-de Groot (32) is manueel therapeut (i.o.) en fysiotherapeut in Lemmer.

FysioPraxis | maart 2015


18

IN DE PRAKTIJK

Deel 2

Taal maakt Als onderdeel van de gelijknamige campagne die de Verenigde EersteLijns Organisaties (VELO) samen met Stichting Lezen & Schrijven voert, informeert het KNGF, als partner van VELO, u via de driedelige serie Taal maakt gezonder over de problematiek van laaggeletterdheid. De artikelen geven achtergrondinformatie en concrete tips om: 1. laaggeletterdheid in uw zorgpraktijk te herkennen (FysioPraxis februari); 2. lees- en schrijfproblemen met patiënten te bespreken (FysioPraxis maart); 3. laaggeletterde patiënten door te verwijzen naar taalscholing (FysioPraxis april).

Hoe bespreekt u lees- en

Tekst en beeld: Stichting Lezen en Schrijven

en verbergen dit liever. Hiertoe gebruiken zij soms

In de vorige uitgave van FysioPraxis heeft u kunnen lezen hoe u lees- en schrijfproblemen bij patiënten kunt herkennen. U heeft wellicht het Taal maakt gezonder-notitieblokje al op uw bureau liggen. Vermoedt u dat iemand laaggeletterd is? Vraag voorzichtig door en toets eventueel uw vermoeden door de persoon te vragen om iets op te schrijven of te lezen. Autochtone laaggeletterden kunnen zich behoorlijk schamen voor hun lees- en schrijfprobleem smoesjes, zoals “Ik ben mijn leesbril vergeten”.

U bent zorgverlener in de eerstelijnszorg. U vermoedt of weet dat sommigen van uw patiënten laaggeletterd zijn en dat dit de behandeling van hun klachten kan belemmeren. U kent de feiten en de cijfers en u herkent de signalen die kunnen wijzen op lees- en schrijfproblemen. Werkt u nauw samen met andere zorgverleners? Dan is het goed om gezamenlijk afspraken te maken over hoe u laaggeletterdheid bespreekbaar maakt in uw zorgpraktijk. Wat kunt u doen om dit bespreekbaar te maken? En hoe kunt u hen helpen om de stap te zetten naar taalscholing?

Normaliseer het probleem De ervaring leert dat een gesprek over laaggeletterdheid het meeste effect heeft wanneer het probleem zoveel mogelijk wordt genormaliseerd. Laaggeletterden weten vaak niet dat er in Nederland 1,3 miljoen volwassenen zijn die moeite hebben met lezen en schrijven. Stel de patiënt dus op zijn gemak en vertel dat hij niet enige is. Vaak zijn laaggeletterden in het verleden op negatieve wijze geconfronteerd met hun lees- en schrijfachterstand. Uw vertrouwensrelatie met patiënten is een goede uitgangspositie voor het voeren van een positief gesprek: een gesprek over beter leren lezen en schrijven.

Ex-laaggeletterde en Taalambassadeur Leen: “Mijn vorige huisarts durfde ik niet in vertrouwen te nemen, omdat we niet zo’n goede band hadden. Ik ben blij dat mijn nieuwe huisarts de tijd nam om erachter te komen dat ik laaggeletterd ben en begrip toonde door dingen extra goed uit te leggen.”

Hoe motiveert u de patiënt er zelf iets aan te doen? Niet alle laaggeletterden voelen zich in het dagelijks leven belemmerd door hun lees- en schrijfachterstand. Probeer erachter te komen wat de motieven (kunnen) zijn voor uw patiënt om beter te leren lezen en schrijven. Belangrijk hierbij is dat u: • empathisch bent; • meeveert met eventuele weerstand; • eigen-effectiviteit van de patiënt ondersteunt; • discussie vermijdt.

FysioPraxis | maart 2015


19 In de volgende FysioPraxis deel 3 in de serie Taal maakt gezonder: Hoe verwijst u een patiënt door naar taalscholing?

gezonder schrijfproblemen? Dit zijn kenmerken van motiverende gespreksvoering (bekend uit o.a. de verslavingszorg). Andere technieken die u hierin kunt toepassen zijn: reflectief luisteren, discrepantie ontwikkelen, agenda bepalen, toestemming vragen en uitlokken van verandertaal.

Waarom beter lezen en schrijven? Mensen zijn over het algemeen beter te motiveren voor gedragsverandering door redenen die zij zelf hebben bedacht. Vraag de patiënt in welke gevallen hij ‘last’ heeft van zijn beperkte taalvaardigheden. Stel zoveel mogelijk open vragen. U kunt voorbeelden geven, zoals lezen van bijsluiters van medicijnen, het reizen met het openbaar vervoer of het vinden van een baan. Probeer de patiënt zelf wenselijke scenario’s te laten schetsen, zoals: “Het zou fijn zijn als ik niet meer afhankelijk ben van mijn partner om formulieren in te vullen en brieven te lezen.” Ouders willen doorgaans het beste voor hun kind. Zij staan waarschijnlijk meer open voor gedragsverandering als dit in het belang is van hun kind. Vertel hoe belangrijk het is dat kinderen thuis het goede voorbeeld krijgen wat betreft lezen. En leg uit dat (voor)lezen niet alleen erg leuk is, maar ook belangrijk voor de taalontwikkeling van kinderen.

Informeer de patiënt over taalscholing Vertel de patiënt dat er oplossingen zijn voor lees- en schrijfproblemen en dat je nooit te oud bent om te leren. Maar onderschat de stap naar taalscholing niet: het vergt voor velen al veel moed om uit te komen voor hun laaggeletterdheid. Vraag of uw patiënt meer zou willen weten over de mogelijkheden om beter te leren lezen en schrijven in de buurt. Maak eventueel een vervolgafspraak om hier verder over te praten. In deel 3 van deze serie leest u meer over doorverwijzen naar taalscholing.

Eenvoudig communiceren Zolang iemand nog moeite heeft met lezen en schrijven, is het belangrijk dat u uw communicatie aanpast. Let kritisch op uw taal- en woordgebruik en neem uw schriftelijke communicatie eens onder de loep. Denk aan website, folders, brieven en formulieren, maar vergeet ook de bewegwijzering op uw werklocatie niet. Iedereen is gebaat bij heldere communicatie.

Tips en tools • Alle fysiotherapiepieprakrijken hebben eind 2014 een pakket ontvangen met een wachtkamerboekje, de poster en het notitieblokje. Wilt u (nog) een pakket ontvangen, dan kunt u een mail sturen met naam, lidmaatschapsnummer en postadres naar facilitair@kngf.nl ovv Taal maakt gezonder. De voorraad is beperkt, dus op=op. • Kijk voor bronnen, meer feiten, tips en tools op www.taalmaaktgezonder.nl. • In het stappenplan Aanpak laaggeletterdheid bij patiënten leest u hoe u het onderwerp in uw organisatie op de agenda kunt zetten en houden. www.taalmaaktgezonder.nl - zoeken op ‘aanpak patiënten’. • Stichting Lezen & Schrijven kan een masterclass organiseren waarin u en uw collega’s meer te weten komen over het omgaan met laaggeletterdheid in de praktijk inclusief (oefening met) tips voor motiverende gespreksvoering. De bijeenkomst wordt kosteloos en op locatie verzorgd. Neem voor meer informatie contact op via gezondheid@lezenenschrijven.nl of bel naar 070 302 2660. • Nodig eens een Taalambassadeur uit om collega’s bewust te maken van de problematiek en/of om uw informatie te beoordelen op begrijpelijkheid. www.taalmaaktgezonder.nl zoek op ‘Gezondheidszorg presentaties’ of mail gezondheid@lezenenschrijven.nl of bel naar 070 302 2660.

Huisarts: ‘Nu pas snap ik dat het geen onwil was, maar dat mijn patiënt me gewoon niet begreep’

Stichting Lezen & Schrijven is altijd op zoek naar ervaringen uit de praktijk. Deel uw ervaring of tip via gezondheid@lezenenschrijven.nl.

FysioPraxis | maart 2015


20

KNGF-service

Arbeidsongeschiktheid

Zijn uw inkomsten wel zo zeker als u denkt? Als zelfstandig fysiotherapeut bent u vol passie bezig met uw vak. U zet u in voor uw patiënten en uw praktijk. Maar staat u wel eens stil bij de zakelijke kanten? Bijvoorbeeld de financiële zekerheid als u zelf niet meer kunt werken? Het is verstandig om dit wel te doen, want er kunnen zich ontwikkelingen voordoen in uw praktijk of wettelijke wijzigingen. Dan is het belangrijk dat u een goede aov hebt en dat deze aansluit op uw huidige én toekomstige situatie. Tekst: Bas Jongeling, Movir en Frank van de Geest, KNGF

heeft besloten geen premievrijstelling voor de pensioenopbouw meer te verlenen wanneer u geen inkomensvervangende uitkering op minimumloonniveau hebt. Uw risico is hiermee een stuk groter geworden. Stel, u bent 40 jaar en als zelfstandig fysiotherapeut raakt u 100% arbeidsongeschikt, maar u hebt geen inkomensvervangende uitkering. Dan heeft u tot uw pensioengerechtigde leeftijd geen inkomen. En omdat uw pensioenopbouw ook niet verder gaat, is uw uiteindelijke pensioen ook nog eens een stuk lager. Het SPF heeft u daarom onlangs in een brief geadviseerd een aov af te sluiten.

Hebt u wel inkomsten na uw 60e?

Verandert uw inkomen?

Een arbeidsongeschiktheidsverzekering is een langlopende verzekering. Dat betekent dat u kiest voor een eindleeftijd, die meestal aansluit op uw pensioen. Laten we eens kijken naar deze eindleeftijd. Er zijn namelijk nogal wat ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op uw gekozen eindleeftijd. Goodwill bijvoorbeeld werd gezien als aanvulling op het pensioen of ter overbrugging naar de pensioengerechtigde leeftijd. De goodwill staat onder druk en de pensioenleeftijd schuift verder op (inmiddels al naar 67 jaar). Wanneer gaat úw pensioen in? Sluit dit aan op uw eindleeftijd en zo niet, hebt u voldoende middelen om deze periode financieel te overbruggen? Volgens de cijfers van arbeidsongeschiktheidsverzekeraar Movir heeft meer dan 50% van de verzekerde fysiotherapeuten een eindleeftijd van 60 jaar of jonger op hun polis. Dat betekent dat zij minimaal een inkomensgat van 7 jaar hebben bij arbeidsongeschiktheid.

De hoogte van het inkomen dat u hebt verzekerd, is uiteraard ook een belangrijke factor. Is dit nog steeds hetzelfde bedrag als toen u uw verzekering sloot? Wellicht is dit jaren geleden en was u toen een jonge starter. Dan is het essentieel om te laten beoordelen of dit bedrag nog aansluit op uw huidige inkomen en (nog belangrijker) uw uitgavenpatroon. Kijk daarbij ook vooruit. Hebt u kinderen die nog gaan studeren? Kunt u dit nog betalen als u arbeidsongeschikt raakt? Of bent u juist in een andere levensfase en zijn uw huidige en toekomstige lasten niet zo hoog meer? Of hebt u een partner met een goed inkomen? In deze laatste gevallen kunt u de hoogte van het verzekerde bedrag op uw aov naar beneden aan laten passen. Bij Movir kunt u jaarlijks uw aov met 10% verhogen zonder dat u medische waarborgen hoeft aan te leveren.

Kent u de risico’s door aanpassing pensioenfonds SPF? Een goede arbeidsongeschiktheidsverzekering is nog belangrijker nu de Stichting Pensioenfonds voor Fysiotherapeuten (SPF)

KNGF-leden ontvangen bij Movir en Interpolis 10% korting op een beroepsarbeidsongeschiktheidsverzekering. Meer informatie vindt u op www.fysionet.nl, zoekterm ‘particuliere verzekeringen’. Wilt u een premie-indicatie, dan kunt u contact opnemen met uw verzekeraar of deze online berekenen op www.movir.nl.

FysioPraxis | maart 2015

Wat zijn uw reserves? Net als het verzekerde bedrag zou u ook de eigenrisicotermijn goed onder de loep moeten nemen. In het verleden heeft u misschien bewust gekozen voor een kortere eigenrisicotermijn, bijvoorbeeld vanwege een gewenste zwangerschap of omdat u over weinig financiële reservemiddelen beschikte. Mogelijk is ook hierin uw situatie veranderd. En mogelijk kunt u besparen op uw maandelijkse aov-premie. Uw verzekeringsadviseur kan u helpen de juiste inschatting te maken zodat u zorgeloos kunt werken en leven.


21

Wat vindt u ervan?

Consumentencampagne aanvullende verzekering In november en december 2014 heeft het KNGF een campagne gevoerd om de consument te wijzen op ‘goede’ en ‘slechte’ aanvullende verzekeringen. Het KNGF wilde weten wat haar leden van deze campagne vonden. Daarom is er een enquête uitgezet onder 1.958 KNGF-leden die werkzaam zijn in de eerste lijn. Hieraan hebben 258 personen gehoor gegeven.

Mening van patiënten over de campagne, gevraagd aan de fysiotherapeut positief bruikbare boodschap weet niet neutraal heldere boodschap

Dit is de mening van de KNGF-leden:

boodschap niet begrepen

• 87% is positief over de consumentencampagne; • 83% ziet graag dat het KNGF zich volgend jaar op een vergelijkbare manier en met een vergelijkbare boodschap op de consument richt. Veel leden geven aan liever van het positieve uit te gaan en willen alleen ‘goede’ polissen voor het voetlicht brengen. Anderen geven aan een conflict te ervaren tussen de verzekeraar die eisen stelt aan het maximale aantal behandelingen en de patiënt die goed verzekerd is en daarom juist meer behandelingen wenst. Niet iedereen zit te wachten op patiënten die onbeperkt verzekerd zijn voor fysiotherapie, en sommigen voelen gêne om dure polissen aan te bevelen aan patiënten die niet veel te besteden hebben. Wat vindt u ervan dat het KNGF zich met deze boodschap rechtstreeks tot consumenten richt?

Uitstekend gedaan, het is van groot belang dat consumenten zich hier van bewust zijn. De boodschap is goed, maar moet stelliger gepresenteerd worden. De boodschap is goed, maar moet subtieler gepresenteerd worden. Ik vind het helemaal geen taak van het KNGF om een campagne te voeren gericht op consumenten. Ik zou liever zien dat het KNGF een andere boodschap voor het voetlicht brengt.

overbodige campagne negatief 0%

10%

20%

30%

40%

50%

90% heeft met patiënten gesproken over de campagne; - 41% heeft gesprekken actief gestuurd naar de campagne; - 49% heeft alleen de campagne ter sprake gebracht als de patiënt er over begon.

Kunt u aangeven welke uitingen u heeft gezien gedurende de campagne, en welke media u zelf heeft ingezet om de campagne te ondersteunen en de boodschap te verspreiden?

120% 100% 80% 60%

64%

40%

Gezien

14%

20%

Gebru

9%

0%

4%

9% = gezien

= gebruikt

FysioPraxis | maart 2015


22

promotie

Invloed van negatieve gedachten en vermoeidheid

Multidisciplinaire behandeling van mensen met CWP In de behandeling van mensen met chronisch wijdverspreide pijn (CWP) moet meer aandacht besteed worden aan negatieve gedachten van de patiënten en aan de vermoeidheid die zij ervaren. Dit is de voornaamste conclusie uit het promotieonderzoek van Aleid de Rooij. Tekst: Brenda van Dam

De Rooij werkt als fysiotherapeut in een multidisciplinair team bij Reade, centrum voor revalidatie en reumatologie. “Met bewegen raak je iets bij patiënten. Als fysiotherapeut ben je automatisch met cognities bezig.” Haar promotietraject komt rechtstreeks van de werkvloer, vertelt De Rooij. “Cognitieve gedragstherapie is een belangrijk component van de multidisciplinaire behandeling. Maar we weten niet precies hoe dat werkt. In 2006 is Reade een onderzoek gestart naar die cognitieve werkingsmechanismen. Daarnaast wilden we ook kijken naar voorspellers van het behandelresultaat. Welke mensen reageren nu juist wel of juist niet goed op de behandeling? Ik ben toen gestart met het verzamelen van data bij patiënten met CWP. Bij Reade wilde men destijds paramedici academiseren en ik wilde graag met de onderzoeksvragen aan de slag. Dat heeft uiteindelijk geleid tot dit proefschrift.”

Waarom zijn cognities zo belangrijk? “Als iemand CWP heeft, is het belangrijk om te weten hoe die persoon daarover denkt. Veel cognitieve mechanismen hebben invloed op het functioneren. Als je bang bent voor de pijn, ga je anders bewegen. Ik vond het belangrijk daar meer over te weten. We hebben verschillende cognitieve mechanismen gerelateerd aan het behandelresultaat. Het blijkt dat vooral de negatieve emotionele cognities van invloed zijn op de behandeluitkomsten. Catastroferende gedachten als ‘het komt nooit meer goed’, geen vertrouwen in eigen kunnen, boosheid, angst. Er is een relatie tussen het verbeteren van dit soort gedachten en het behandelresultaat.”

En vermoeidheid?

“Het viel ons op dat vermoeidheid bij deze groep een grote FysioPraxis | maart 2015

‘Met bewegen raak je iets bij patiënten. Als fysiotherapeut ben je automatisch met cognities bezig’ in de revalidatie. Zelf zou ik het interessant vinden om dat verder te onderzoeken.”

Aleid de Rooij studeerde fysiotherapie aan de Hogeschool van Utrecht en deed vervolgens een opleiding manuele therapie. Vanuit haar werkgever Reade haalde ze haar Postinitiële Masteropleiding Epidemiologie en deed ze haar promotieonderzoek. In september 2014 promoveerde ze op het proefschrift Multidisciplinary Rehabilitation Treatment in Chronic Widespread Pain: Prediction and Mechanisms of Treatment Outcome.

rol speelt. In de revalidatie is daar weinig aandacht voor. Uit mijn onderzoek blijkt dat belangrijke behandelmechanismen van de pijnrevalidatie (onder andere verbeteren van pijncognities) niet gerelateerd zijn aan vermindering in vermoeidheid. Slaapproblematiek komt bij deze groep vaak voor. We weten dat slecht slapen gerelateerd is aan meer pijn, meer vermoeidheid en cognitieve problemen. Ik denk dat we meer met slaap moeten doen

Pas je de resultaten ook toe? “We zijn gestart met systematische zorgevaluatie. We gaan behandelingen evalueren. In de praktijk betekent dit dat er op gezette tijden vragenlijsten worden afgenomen. Daarbij brengen we ook die negatieve emotionele cognities in kaart. Deze metingen gebruiken we ook om te kijken welke modules we gaan inzetten bij een patiënt, waarbij we nu meer focus kunnen leggen op negatieve emotionele cognities.” Kunnen andere fysiotherapeuten hier iets mee? “Als je je het herkennen en beïnvloeden van negatieve emotionele gedachten eigen maakt, kun je je beter aansluiten bij de patiënt. Daar is scholing voor nodig, want dat is voor fysiotherapeuten geen dagelijkse kost. Het zou mooi zijn om een protocol te schrijven hoe je op die cognities kunt inspelen. Met bewegen lok je heel veel uit bij de patiënt. Als fysiotherapeut loop je er altijd tegenaan.” Lees ook het artikel van Aleid de Rooij op pag. 23-27 van dit nummer van FysioPraxis.


Wetenschap - promotieonderzoek

23

Voorspellers en cognitieve werkingsmechanismen van de multidisciplinaire behandeling bij patiënten met chronische wijdverspreide pijn Tekst: Aleid de Rooij, PhD

Samenvatting Voor patiënten met chronische wijdverspreide pijn (CWP) en de daarmee vaak samenhangende complexe problematiek worden multidisciplinaire behandelprogramma’s aanbevolen. De behandelresultaten zijn positief, maar het effect is beperkt. Het is waarschijnlijk dat de uitkomst van multidisciplinaire behandeling afhangt van kenmerken van de patiënt en kenmerken van de behandeling. Daarnaast is er nog onduidelijkheid over de werkingsmechanismen van de behandeling. Dit artikel geeft een samenvatting van de resultaten van studies beschreven in mijn proefschrift. De studies waren gericht op: 1. het onderzoeken van patiëntkenmerken (voorspellers) die gerelateerd zijn aan de uitkomst van de multidicisplinaire behandeling 2. het onderzoeken van de cognitieve werkingmechanismen van de multidisciplinaire behandeling. We vonden aanwijzingen dat meer angstklachten, negatieve ziektecognities, meer pijn en vermoeidheid en een lager opleidingsniveau voorspellers zijn van een slechter behandelresultaat. De resultaten van het onderzoek naar de cognitieve werkingsmechanismen lieten zien dat het mogelijk is in een groot aantal cognitieve variabelen drie cognitieve domeinen te onderscheiden: 1. negatieve emotionele cognities 2. actieve cognitieve coping 3 controle- en chroniciteitscognities. Verbeteringen in negatieve emotionele cognities waren vaker gerelateerd aan een positief behandelresultaat dan de andere twee domeinen. Het verbeteren van negatieve emotionele cognities lijkt daarom een belangrijk mechanisme om het resultaat van multidisciplinaire behandeling bij patiënten met CWP te verbeteren.

Inleiding CWP wordt gekenmerkt door gegeneraliseerde pijn, vermoeidheid en slecht slapen.1,2 Een subcategorie van patiënten met CWP voldoet ook aan de criteria voor fibromyalgie (FM).3 De

Promotiedatum: 24 september 2014, Vrije Universiteit Amsterdam Titel proefschrift: Multidisciplinary Rehabilitation Treatment in Chronic Widespread Pain: Prediction and Mechanisms of Treatment Outcome Promotor: prof. dr. J. Dekker Copromotoren: dr. M. van der Leeden, dr. L.D. Roorda

oorzaak van CWP is nog onduidelijk, maar er is toenemend bewijs dat een proces van centrale sensitisatie een rol speelt.4 Centrale sensitisatie is een toegenomen gevoeligheid van het zenuwstelsel voor pijnlijke, maar ook voor niet-pijnlijke prikkels. Uit onderzoek is bekend dat CWP geassocieerd is met een verslechterd fysiek5 en emotioneel functioneren6 en kan leiden tot beperkingen in werk,7 verminderd sociaal functioneren en afgenomen kwaliteit van leven.8,9 Voor patiënten met CWP en de daarmee vaak samenhangende complexe problematiek worden multidisciplinaire behandelprogramma’s aanbevolen.10,11 Bij een multidisciplinaire behandeling zijn vaak een (revalidatie)arts, fysiotherapeut, ergotherapeut, psycholoog en een maatschappelijk werker betrokken. In de literatuur worden positieve effecten van multidisciplinaire behandelprogramma’s beschreven.12,13 De effecten zijn echter over het algemeen beperkt.13 Patiënten met CWP vormen een heterogene groep.14,15 Het is waarschijnlijk dat de uitkomst van de multidisciplinaire behandeling afhangt van kenmerken van de patiënt en kenmerken van de behandeling. Er is echter nog weinig bekend over patiëntkenmerken (voorspellers) die gerelateerd zijn aan de uitkomst van de multidisciplinaire behandeling. Wanneer de behandeling kan worden aangepast aan de specifieke behoeften van de patiënt, of wanneer patiënten beter kunnen worden geselecteerd voor een multidisciplinaire behandeling, zal dit de doeltreffendheid van de behandeling verbeteren. Het eerste deel van dit artikel beschrijft

de resultaten van een observationele studie die zich richtte op het onderzoeken van voorspellers van de uitkomst van de multidisciplinaire behandeling.16 Naast voorspellers van het behandelresultaat is er onduidelijkheid over werkingsmechanismen van de multidisciplinaire behandeling. De multidisciplinaire behandeling werkt via veranderingen in fysiologische processen (zoals het verbeteren van de fysieke conditie) en psychologische processen (zoals het veranderen en bijstellen van cognities). Omdat verondersteld wordt dat het veranderen en bijstellen van cognities een van de werkingsmechanismen is van de multidisciplinaire behandeling bij CWP,17,18 richt de behandeling zich op een breed spectrum van cognitieve mechanismen. Een cognitie is een gedachte, opvatting of overtuiging die iemand heeft. Belangrijke cognitieve mechanismen zijn self-efficacy beliefs,19 cognitieve coping,20 angst en vermijdingscognities21,22 en illness beliefs23,24 (zie figuur 1). De cognitieve mechanismen zijn toegelicht in box 1. Deze mechanismen kennen diverse representaties en operationalisaties. In wetenschappelijk onderzoek, maar ook in de diagnostiek en de behandeling van CWP, neemt het in kaart brengen van cognitieve mechanismen een belangrijke plaats in. Ondanks de theoretische onderbouwing en het empirisch bewijs voor het belang van het behandelen van een groot aantal cognitieve mechanismen tijdens de multidisciplinaire behandeling van CWP is het effect van een multidisciplinaire behandeling beperkt. De relaties tussen cognitieve mechanismen zijn divers en complex en er FysioPraxis | maart 2015

>>


24

WETENSCHAP - PROMOTIEONDERZOEK

Figuur 1. De invloed van cognitieve mechanismen in de multidisciplinaire behandeling van CWP

Multidisciplinaire revalidatie behandeling

- Self-efficacy - Cognitieve coping - Angst- en vermijdingscognities - Illness beliefs

Genetische, biologische, psychologische en omgevingsfactoren

Centrale

Pijn

Fysiek functioneren ↓

sensitisatie

Vermoeidheid

Emotioneel functioneren ↓ (depressie)

worden veel1.verschillende 2) een indicatie voor multidiscimet een variabele frequentie per patiënt. Er was ruggengraat)3 en in Figuur De invloed meetinstrumenten van cognitieve mechanismen de multidisciplinaire behandeling van CWP gebruikt om deze mechanismen in kaart te plinaire revalidatiebehandeling.27 Doelen van de mogelijkheid voor 2 nazorgafspraken na het brengen. Het is onduidelijk of de cognitieve behandeling waren het leren omgaan met pijn en afronden van de behandeling om de persoonlijke mechanismen die we meten, uniek zijn of het verbeteren van activiteiten in het algemeen doelen te evalueren. De patiënten werden driedat er overlap zit tussen deze mechanismen. dagelijks leven. Het programma bestond uit: maal gemeten: aan het begin van de behandeling Daarnaast is het onduidelijk welke cognitieve educatie over neurobiologie van pijn en medica- (baseline), na 6 en na 18 maanden. De meetinmechanismen het meest gerelateerd zijn aan tiegebruik, cognitieve gedragstherapie (CGT), het strumenten die in deze studie gebruikt werden, een gunstige behandeluitkomst. aanleren van pijnmanagementprincipes, fysieke zijn conform de internationele consensusaanbeOm een beter inzicht te krijgen in de cognitieve training, ontspanningstherapie en assertiviteits- velingen van uitkomstmaten voor onderzoek naar mechanismen van de multidisciplinaire behande- training. Patiënten werd verder gevraagd om een chronische pijn.28 ling, hebben we eerst de onderlinge relaties en persoonlijk plan te maken, gericht op hun indivi- Uitkomstmaten: de overlap van cognitieve mechanismen in de duele behoeften en doelen. De behandeling werd • Pijn: Numerical Rating Scale pijn (NRS).29 multidisciplinaire behandeling onderzocht. Ook is zowel individueel als in een groep aangeboden. • Fysiek functioneren: Multiple Pain Inventory de mogelijkheid tot het reduceren van het aantal De inhoud van de groeps- en individuele behan(MPI) - subschaal interferentie van pijn in het cognitieve variabelen in een beperkt aantal deling was vergelijkbaar. De groepsbehandeling dagelijks leven.30 25 domeinen bestudeerd. Vervolgens hebben we bestond uit een opeenvolgende behandeling • Depressie: Beck Depression Inventory aan de hand van de resultaten uit bovenstaand van 7 weken, 7 uur per week en was verdeeld (BDI).31-33 onderzoek de relatie tussen verbetering in over 2 sessies. De individuele behandeling werd • Globaal ervaren behandeleffect: 7 punt likert cognities (binnen de gevonden domeinen) en de aangeboden in een periode van 4 tot 6 maanden scale. uitkomst van multidisciplinaire revalidatiebehandeling bij patiënten met CWP onderzocht.26

Methode Er is gebruikgemaakt van data van een prospectief cohort van patiënten met CWP van Reade, centrum voor revalidatie en reumatologie. In deze cohortstudie zijn 138 patiënten met CWP geïncludeerd, waarvan uiteindelijk 120 patiënten gedurende 18 maanden zijn gevolgd. De belangrijkste inclusiecriteria voor de studie waren: 1) de aanwezigheid van CWP volgens de American College of Rheumatology (ACR) classificatiecriteria: ten minste 3 maanden pijn zowel links als rechts in het lichaam, boven en onder de gordel en in het axiale gebied (thorax en/of FysioPraxis | maart 2015

Box 1. Beschrijving van cognitieve mechanismen

Self-efficacy wordt gedefinieerd als het vertrouwen van een persoon in het eigen kunnen en gedrag om met succes invloed uit te oefenen op zijn of haar omgeving, door bijvoorbeeld een bepaalde taak te volbrengen of een probleem op te lossen.19 Cognitieve coping is een doelgerichte poging om de negatieve invloed van stress te beheersen of ongedaan te maken.21 Bijvoorbeeld: herinterpreteren van pijn, jezelf positief toespreken, ontkennen van pijnsensaties, je aandacht afleiden van de pijn en het catastroferen. Angst- en vermijdingscognities: pijn geïnterpreteerd als een signaal voor toekomstige pijn en toekomstig letsel wat resulteert in pijngerelateerde angst en vermijding van activiteiten.21,22 Illness beliefs zijn de eigen percepties (gedachten en opvattingen) van de patiënt over het gezondheidsprobleem. Ziektepercepties zijn in te delen in vijf domeinen: de aard van de klacht, de duur, de gevolgen, de controle en de oorzaak van de klacht.23,24


25

Cognities werden in kaart gebracht met gevalideerde vragenlijsten die veel gebruikt worden in de metingen en diagnostiek bij CWP: • Illness beliefs: Illness Perception Questionnaire-revised (IPQ-R). Subschalen: verwachtingen over consequenties van pijn, emotionele representaties, ziektecoherentie, verwachtingen over persoonlijke controle, behandelcontrole, tijdslijn en cyclische tijdslijn.34-36 • Cognitieve coping: Coping met Pijn Vragenlijst (CPV). Subschalen: herinterpreteren van pijn, jezelf positief toespreken, aandacht afleiden van pijn, ontkennen van pijnsensaties en catastroferen.37 • Angst en vermijdingscognities: TAMPA Scale of Kinesiofobie (TSK).38,39 • Algemene self-efficacy beliefs: Dutch General Self-efficacy Scale (DGGS).40-42

Resultaten Studiepopulatie Patiënten waren overwegend vrouw (95%), van middelbare leeftijd (gemiddeld 45 jaar, SD 10,3) en van Nederlandse afkomst (71%). De deelnemers scoorden hoog op zowel vermoeidheid (subschaal van de Fibromyalgia Impact Questionnaire (FIQ)) (mediaan 8,3 IQR 7,3-10,0) als op pijnintensiteit (NRS) (gemiddelde waarde 6,1 SD 2,1) en hadden matige scores voor symptomen van depressie (BDI) (gemiddelde waarde 20,8 SD 8,9).

Veranderingen in de uitkomstmaten over de meetmomenten Bij evaluatie van de uitkomstmaten van de multidisciplinaire behandeling vonden we significante verbeteringen in ‘interferentie van pijn in het dagelijks leven’ tussen 0 en 6 maanden (T0-T1) en 0 en 18 maanden (T0-T2) en ‘depressie’ tussen 0 en 6 maanden (T0-T1), 6 en 18 maanden (T1-T2) en 0 en 18 maanden (T0-T2). Er werden geen significante verbeteringen in pijn gevonden. 48% van de patiënten ervaarde een verbetering in algemene gezondheid na 6 maanden en 37% na 18 maanden (zie tabel 1).

Voorspellers van het behandeleffect Voor het onderzoeken van voorspellers van de uitkomst van de multidiciplinaire behandeling hebben we de cohortgegevens op baseline en na 6 maanden follow-up geanalyseerd met behulp van liniaire regressieanalyse. We vonden aanwijzigingen dat meer angstklachten, negatieve ziektecognities (negatieve opvattingen over persoonlijke controle en gevolgen van de ziekte), meer pijn en vermoeidheid en een lager opleidingsniveau gerelateerd waren aan een slechter behandelresultaat (zie tabel 2 op FysioNet).

Cognitieve domeinen Om de onderlinge relaties en overlap tussen cognitieve mechanismen in de multidisciplinaire behandeling en de mogelijkheid tot reductie van deze mechanismen in een beperkt aantal domeinen te bestuderen, hebben we de data op baseline van 134 patiënten met CWP geanalyseerd met behulp van een factoranalyse. In 16 cognitieve variabelen konden 3 cognitieve domeinen worden onderscheiden: 1) negatieve emotionele cognities – “negatieve en emotionele gedachten die belemmerend zijn voor het omgaan met pijn”. Dit domein omvatte meerdere soorten cognities: emotionele representaties, beperkt begrip over de ziekte, gedachten over negatieve consequenties van de ziekte, catastroferende gedachten, angsten vermijdingscognities en algemene selfefficacy beliefs, 2) actieve cognitieve coping – “doelgerichte pogingen om de negatieve invloed van stress te beheersen of ongedaan te maken”. Dit domein omvatte de cognitieve copingstijlen: jezelf positief toespreken, ontkennen van pijnsensaties, aandacht afleiden en herinterpreteren van pijn, en 3) controle- en chroniciteitscognities – “verwachtingen over de beheersbaarheid en duur van de ziekte”. Dit domein omvatte gedachten over de duur en het (wisselende) beloop van de ziekte, de persoonlijke controle en behandelcontrole en ervaren controle over pijn.

Cognitieve werkingsmechanismen van de multidisciplinaire behandeling Met de hiervoor beschreven ordening werden de relaties tussen verbetering in negatieve emotionele cognities, actieve cognitieve coping, controle- en chroniciteitscognities, en de uitkomst van multidisciplinaire revalidatiebehandeling bij patiënten met CWP geëvalueerd. Voor deze studie zijn de gegevens van baseline, 6 maanden en 18 maanden follow-up geanalyseerd door middel van longitudinale-data-analyse (zie tabel 3 op FysioNet). De resultaten lieten zien dat verbeteringen in negatieve emotionele cognities gerelateerd zijn aan verbeteringen op alle uitkomstmaten, maar met name aan verbeteringen van interferentie van pijn in het dagelijks leven en depressieve symptomen (tussen baseline en 6 maanden en tussen 6 en 18 maanden). Verbetering in actieve cognitieve coping was gerelateerd aan verbetering van interferentie van pijn in het dagelijks leven (tussen baseline en 6 maanden). Ten slotte waren verbeteringen in controle- en chroniciteitscognities gerelateerd aan verbeteringen in pijn en depressieve symptomen (tussen 6 en 18 maanden). We konden concluderen dat verbeteringen in cognities zowel op korte als lange termijn gerelateerd waren aan de uitkomst van de multidisciplinaire behandeling.

Discussie en implicaties De resultaten suggereren dat meer angst, negatieve ziektecognities en een laag opleidingsniveau gerelateerd zijn aan een slechter behandelresultaat.16 Overeenkomstig aan onze resultaten vonden we in een door ons uitgevoerde review naar voorspellers van de uitkomst van de multidisciplinaire behandeling ook aanwijzingen, dat negatieve ziektecognities relateerd zijn aan een slechter behandelresultaat.43 Geen van de studies in de review had de relatie onderzocht tussen de mate van angstklachten en opleidingsniveau en het behandelresultaat. In de review vonden we bovendien matige bewijskracht dat de aanwezigheid van

Tabel 1. Veranderingen in uitkomstmaten Pijn (NRS)

T0 T1 T2 P waarde P waarde P waarde (n=120) (n=120) (n=114) T0-T1 T1-T2 T0-T2 6,08 (2,08) 6,08 (1,89) 5,81 (2,33) ,96 ,21 ,20

Interferentie (MPI)

4,07 (1,06)

3,87 (1,13)

3,79 (1,29)

,01

,10

,002

Depressie (BDI-II)

20,79 (8,86)

17,61 (9,53)

16,62 (9,97)

≤ ,001

,05

≤ ,001

Globaal ervaren effect Geen verandering/slechter

51,7%

63,2 %

Verbeterd

48,3%

36,8 %

T0= baseline, T1= follow-up na 6 maanden, T2= follow-up na 18 maanden. Getallen zijn gemiddelde waarden met tussen haakjes de standaarddeviatie, of percentages. P waarden zijn geanalyseerd met GEE statistics (generalized estimated equations). BDI= Beck Depression Inventory, MPI= Multiple Pain Inventory - subschaal interferentie van pijn, NRS = Numerical Rating Scale pijn.

>> FysioPraxis | maart 2015


26

WETENSCHAP - PROMOTIEONDERZOEK

meer depressieve symptomen een slechtere behandeluitkomst voorspelde bij patiënten met FM. Voor de mate van pijn en vermoeidheid in relatie tot behandelresultaat vonden we tegenstrijdig bewijs. Om de resultaten van multidisciplinaire behandeling te verbeteren, lijkt het belangrijk om aandacht te besteden aan het behandelen van emotionele problematiek (angst en depressie) en negatieve ziektecognities. Goede diagnostiek is hiervoor nodig. Om de behandeling specifieker te laten aansluiten op de behoefte van de patiënt, is er een aantal mogelijkheden. Eén mogelijkheid is deze patiënten een stapsgewijze behandeling aan te bieden, door bijvoorbeeld de emotionele problematiek44 en negatieve ziektecognities te behandelen vóór aanvang van het multidisciplinaire revalidatieprogramma. Een andere mogelijkheid is om de multidisciplinaire behandeling op een flexibele manier aan te bieden (bijvoorbeeld modulair).45 Afhankelijk van de behoefte van de patiënt kan de multidisciplinaire behandeling worden samengesteld uit een aantal modules, of er kunnen aanvullende componenten worden toegevoegd aan een bestaand multidisciplinair programma. De optie om modulair te werken lijkt goed aan te sluiten bij de huidige ontwikkelingen van Revalidatie Nederland. Verder lijkt het belangrijk dat men de behandeling goed afstemt op het opleidingsniveau van de patiënt. Om meer inzicht te krijgen in voorspellers van de behandeluitkomst, moet er echter nog meer onderzoek worden gedaan. Verder vonden we aanwijzingen dat verbeteringen in negatieve emotionele cognities vaker gerelateerd zijn aan een positief resultaat van de multidisciplinaire behandeling dan de actieve cognitieve coping en controlechroniciteitscognities.26 Het verbeteren van negatieve emotionele cognities lijkt daarom een belangrijk mechanisme van het resultaat van de multidisciplinaire behandeling bij CWP. Deze bevindingen kunnen richting geven aan het inrichten en optimaliseren van behandelprogramma’s. Een sterkere focus van de multidisciplinaire behandeling op negatieve emotionele cognities (catastroferen, lage self-efficacy beliefs, gedachten over de negatieve consequenties van de ziekte etc.) zou de behandeluitkomst kunnen verbeteren. De ontwikkeling van een (multidisciplinair) behandelprotocol en het scholen van behandelaars in het diagnosticeren en verbeteren van negatief emotionele gedachten kunnen zorgen voor een structurele inbedding van deze behandelstrategie in de zorg. De resultaten laten daarnaast ook zien dat cognities op lange termijn nog steeds veranderen en gerelateerd zijn aan de uitkomst van de multidisciplinaire behandeling. Deze bevindingen kunnen gevolgen hebben voor de planning van de behandeling. Nazorgsessies of FysioPraxis | maart 2015

Referenties

boostersessies zouden mogelijk het behandelresultaat verder kunnen verbeteren. Het effect van het behandelen van negatief emotionele cognities dient echter nog wel onderzocht te worden in een Randomized Controlled Trial. Ook zijn er verdere studies nodig om de impact van verandering van cognities op de lange termijn te verduidelijken en te leren hoe verbeteringen van cognities behouden kunnen worden op de lange termijn. Dr. Aleid de Rooij, PhD, Amsterdam Rehabilitation Research Center | Reade.

De tabellen 2 en 3 staan op FysioNet, www.fysionet.nl.

1. Forseth KO, Gran JT. The occurrence of fibromyalgialike syndromes in a general female population. Clin Rheumatol 1993;12:23-27. 2. Forseth KO, Husby G, Gran JT, Forre O. Prognostic factors for the development of fibromyalgia in women with self-reported musculoskeletal pain. A prospective study. J Rheumatol 1999;26:2458-2467. 3. Wolfe F, Smythe HA, Yunus MB, Bennett RM, Bombardier C, Goldenberg DL et al. The American College of Rheumatology 1990 Criteria for the Classification of Fibromyalgia. Report of the Multicenter Criteria Committee. Arthritis Rheum 1990;33:160172. 4. Bennett RM. Emerging concepts in the neurobiology of chronic pain: evidence of abnormal sensory processing in fibromyalgia. Mayo Clin Proc 1999;74:385-398. 5. McBeth J, Nicholl BI, Cordingley L, Davies KA, Macfarlane GJ. Chronic widespread pain predicts physical inactivity: results from the prospective EPIFUND study. Eur J Pain 2010;14:972-979. 6. White KP, Nielson WR, Harth M, Ostbye T, Speechley M. Chronic widespread musculoskeletal pain with or without fibromyalgia: psychological distress in a representative community adult sample. J Rheumatol 2002;29:588-594. 7. Breivik H. Survey of chronic pain in Europe: prevalence, impact on daily life, and treatment. Eur J Pain 2006;10:287-333. 8. Picavet HS, Schouten JS. Musculoskeletal pain in the Netherlands: prevalences, consequences and risk groups, the DMC(3)-study. Pain 2003;102:167-178. 9. Salaffi F, Sarzi-Puttini P, Girolimetti R, Atzeni F, Gasparini S, Grassi W. Health-related quality of life in fibromyalgia patients: a comparison with rheumatoid arthritis patients and the general population using the SF-36 health survey. Clin Exp Rheumatol 2009;27 (Suppl 56):S67-74. 10. Keel P. Pain management strategies and team approach. Baillieres Best Pract Res Clin Rheumatol 1999;13:493-506. 11. Gatchel RJ, Peng YB, Peters ML, Fuchs PN, Turk DC. The biopsychosocial approach to chronic pain: scientific advances and future directions. Psychol Bull 2007;133:581-624. 12. Scascighini L, Toma V, Dober-Spielmann S, Sprott H. Multidisciplinary treatment for chronic pain: a systematic review of interventions and outcomes. Rheumatology (Oxford) 2008;47:670-678. 13. Hauser W, Bernardy K, Arnold B, Offenbacher M, Schiltenwolf M. Efficacy of multicomponent treatment in fibromyalgia syndrome: a meta-analysis of randomized controlled clinical trials. Arthritis Rheum 2009;61:216224. 14. Thieme K, Turk DC, Flor H. Comorbid depression and anxiety in fibromyalgia syndrome: relationship to somatic and psychosocial variables. Psychosom Med 2004;66(6):837-844. 15. Turk DC, Okifuji A, Sinclair JD, Starz TW. Pain, disability, and physical functioning in subgroups of patients with fibromyalgia. J Rheumatol 1996;23(7):1255-1262. 16. Rooij A de, Leeden M van der, Roorda LD, Steultjens MPM, Dekker J. Predictors of Outcome of Multidisciplinary Treatment in Chronic Widespread Pain: An observational study. BMC Musculoskeletal Disorders 2013;11:14(1):133. 17. Sarzi-Puttini P, Atzeni F, Salaffi F, Cazzola M, Benucci M, Mease PJ. Multidisciplinary approach to fibromyalgia: What is the teaching? Best Pract Res Clin Rheumatol 2011;25:311-319. 18. Turk DC, Swanson KS, Tunks ER. Psychological approaches in the treatment of chronic pain patients when pills, scalpels, and needles are not enough. Can J Psychiatry 2008;53:213-223. 19. Bandura A. Self-efficacy: The exercise of control. New York, NY: US: WH Freeman and company; 1997. 20. Lazarus RS, Folkman S. Stress, Appraisal, and Coping. New York: Springer Publishing Company; 1984.


27

21. Lethem J, Slade PD, Troup JD, Bentley G. Outline of a Fear-Avoidance Model of exaggerated pain perception-I. Behav Res Ther 1983;21:401-408. 22. Vlaeyen JW, Linton SJ. Fear-avoidance and its consequences in chronic musculoskeletal pain: a state of the art. Pain 2000;85:317-332. 23. Leventhal H, Meyer D, Nerenz D. The common-sense representations of illness danger. Medical psychology. New York: Pergamon; 1980. 24. Leventhal H, Nerenz RD, Steele D. Illness representations and coping with health threats. A Handbook of psychology and health. Hillsdale NJ: Erlbaum; 1984. 25. Rooij A de, Steultjens MPM, Siemonsma PC, Vollebregt JA, Roorda LD, Beuving W et al. Overlap of Cognitive Concepts in Chronic Widespread Pain: An Exploratory Study. BMC Musculoskeletal Disorders 2011;12:218. 26. Rooij A de, Boer MR de, Leeden M van der, Roorda LD, Steultjens MPM, Dekker J. Cognitive Mechanisms of Change in Multidisciplinary Treatment of Patients with Chronic Widespread Pain: A Prospective Cohort Study. J Rehabil Med 2014;46:173-180. 27. Köke A, Brouwers M, Heuts P, Schiphorst Preuper R, Smeets R, Swaan L, et al. Consensus report pain rehabilitation Maastricht: Maastricht; 2005. 28. Dworkin RH, Turk DC, Farrar JT, Haythornthwaite JA, Jensen MP, Katz NP et al. Core outcome measures for chronic pain clinical trials: IMMPACT recommendations. Pain 2005;113:9-19. 29. Williamson A, Hoggart B. Pain: a review of three commonly used pain rating scales. J Clin Nurs 2005;14:798-804. 30. Kerns RD, Turk DC, Rudy TE. The West Haven-Yale Multidimensional Pain Inventory (WHYMPI). Pain 1985;23:345-356.

31. Beck AT, Steer RA, Brown GK; 1996. Beck Depression Inventory-II. The Psychological Corporation, San Antonio, TX. 32. Does, AJW van der. BDI-II-NL. Handleiding. De Nederlandse versie van de Beck Depression Inventory. 2nd ed. Lisse: Swets & Zeitlinger; 2002. 33. Miles A, McManus C, Feinmann C, Glover L, Harrison S, Pearce S. The factor structure of the BDI in facial pain and other chronic pain patients: a comparison of two models using confirmatory factor analysis. Br J Health Psychol 2001;6:179-196. 34. Weinman, J, Petrie KJ, Horne R. The Illness Perception Questionnaire: a new method for assessing the cognitive representation of illness. Psychol Health 1996;11:431-446. 35. Moss-Morris R, Weinman J, Petrie KJ, Horne R, Cameron LD, Buick D. The revised illness perception questionnaire (IPQ-R). Psychol Health 2002;17:1-16. 36. Ittersum MW van, Wilgen CP van, Hilberdink WK, Groothoff JW, Schans CP van der. Illness perceptions in patients with fibromyalgia. Patient Educ Couns 2009;74:53-60. 37. Spinhoven P, Kuile MM ter, Linssen ACG. Manual of the Dutch Coping with Pain Questionnaire. Lisse: Swets & Zeitlinger BV; 1994. 38. Goubert L, Crombez G, Van Damme S, Vlaeyen JW, Bijttebier P, Roelofs J. Confirmatory factor analysis of the Tampa Scale for Kinesiophobia: invariant two factor model across low back pain patients and fibromyalgia patients. Clin J Pain 2004;20:103-110. 39. Roelofs, J, Goubert, L, Peters, ML, Vlaeyen, JW, & Crombez, G. The Tampa Scale for Kinesiophobia: Further examination of psychometric properties in patients with chronic low back pain and fibromyalgia.

Eur J Pain 2004;8:495-502. 40. Schwartzer R. Self-efficacy: thought control of action. Washington, DC: Hemisphere; 1992. 41. Schwarzer R, Jerusalem M. Generalized Self-Efficacy scale. Measures in health psychology: a user’s portfolio. Causal and control beliefs. Windsor: NFER-Nelson; 1995. 42. Luszczynska A, Gutierrez-Dona B, Schwarzer R. General self-efficacy in various domains of human functioning: evidence from five countries. Int J Psychol 2005;40:80-89. 43. Rooij A de, Roorda LD, Otten RHJ, Leeden M van der, Dekker J, Steultjens MPM. Predictors of multidisciplinary treatment outcome in fibromyalgia: A systematic review. Disability and Rehabilitation 2013;35(6):437-49. 44. Arnold LM. Biology and therapy of fibromyalgia. New therapies in fibromyalgia. Arthritis Res Ther 2006;8(4):212. 45. Turk DC. The potential of treatment matching for subgroups of patients with chronic pain: lumping versus splitting. Clin J Pain 2005;21(1):44-55.

ADVERTENTIE

Aquatic Therapy University nu ook in Nederland! EINDELIJK! De Nederlandse ATU-campus is een feit. In mei starten we met de eerste Aquatic Therapie cursussen. De ATU staat voor direct toepasbare wetenschappelijk onderbouwde hands-on behandeltechnieken gericht op een specifieke doelgroep. Kijk op www.aquarevalidatie.nl voor het ruime aanbod en de inhoud van onze cursussen en schrijf je in. De cursusdagen worden gegeven in MyHealthclub Heerhugowaard. Als u wenst kunt u overnachten in een nabij gelegen hotel**** waarbij het vervoer door ons wordt verzorgd. AquaRevalidatie ‘de golf’ tel. 06 - 144 52 84 f.fennis@aquarevalidatie.nl

Voor beide cursussen is accreditatie aangevraagd.

fysiopraxis-de golf 150305.indd 1

Op 15/16 mei de kick-off: Hands-on Aquatic Therapy techniques for the ortho/neuro client. Een 2 daagse kennismakingscursus met de meest populaire therapieën en hun toepassingsmogelijkheden. Ruim 8 uur praktijkles in het water! De grote voordelen van watertherapie worden behandeld, zodat u in staat bent uw keuze te motiveren naar verwijzers en verzekeraars. Op 17/18 mei volgt de cursus: Water-Based Interventions for Musculoskeletal Disorders. Deze is bedoeld om de deelnemers snel en praktisch wegwijs te maken in de Aquatic technieken voor de orthopedische patiënt. Er wordt aandacht besteed aan de behandeling van o.a.; fibromyalgie, lage rugpijn, osteoporose, knieprothese, rotatorcuff repairs etc. Ook hier worden alle behandelingen onderbouwd met research.

05-03-15 16:14 FysioPraxis | maart 2015


28

W e t e n s c h a p - M I X E D M ETH O D S

Ontwikkeling van een framework

Beschrijven van doelen en inhoud van oefentherapeutische interventies Tekst: Dr. M. van der Leeden, dr. B. Staal, drs. E. Beekman e.a.

Samenvatting Achtergrond - De aard en inhoud van oefentherapeutische interventies zijn vaak niet goed beschreven in onderzoekspublicaties. Het weglaten van details van de interventie belemmert de vertaling naar de dagelijkse klinische praktijk. Doel - Het ontwikkelen van een framework voor het beschrijven van de doelen en inhoud van oefentherapeutische interventies binnen de fysiotherapie. Methode - Het framework is ontwikkeld in 3 stappen. Allereerst werd in de wetenschappelijke literatuur systematisch gezocht naar beschikbare methoden om fysiotherapeutische interventies te beschrijven. Vervolgens werd, op basis van de resultaten van dit literatuuronderzoek, een conceptframework ontwikkeld door een focusgroep van deskundigen (DO-IT-onderzoeksgroep). Ten slotte werden 4 verschillende oefentherapeutische interventies uit het DO-IT-onderzoeksprogramma beschreven met behulp van het framework. Dit leidde tot een definitieve versie van het framework. Resultaten - Het ontwikkelde framework bestaat uit een lijst met interventiedoelen op het niveau van lichaamsfuncties en activiteiten/participatie, beschreven in de terminologie van de International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF). Voor de beschrijving van de inhoud van de oefentherapeutische interventie is een lijst met interventiedetails opgesteld, die is afgeleid van een bestaande classificatie voor fysiotherapeutische interventies. Doelen en inhoud van de oefentherapeutische interventies zijn gekoppeld in het framework. Conclusie - Het ontwikkelde framework is een veelbelovende stap in de richting van het meer gestructureerd en gedetailleerd beschrijven van de doelen en inhoud van oefentherapeutische interventies in onderzoekspublicaties.

Achtergrond DO-IT is een onderzoeksprogramma van het KNGF en staat voor Designing Optimal Interventions for physical Therapy. De doelstelling van dit onderzoeksprogramma is het ontwikkelen van optimale fysiotherapeutische interventies voor patiënten met een chronische aandoening, die passen bij de dagelijkse praktijk. In een periode van 6 jaar (2008 t/m 2013) zijn 4 onderzoeksprojecten uitgevoerd. Deze hadden FysioPraxis | maart 2015

betrekking op oefentherapeutische interventies voor kwetsbare ouderen (UMC St Radboud Nijmegen), kinderen en jongeren met Cystic Fibrosis (UMC Utrecht), patiënten met COPD (UMC Maastricht) en patiënten met artrose van de heup en/of knie (VUmc Amsterdam). Dwarsverbanden tussen de projecten zijn uitgewerkt aan de hand van 3 gezamenlijke thema’s: (1) het evalueren van de rol van comorbiditeit, (2) het gebruik van generieke meetinstrumenten en (3) het systematisch beschrijven van de fysiotherapeutische interventie. In dit artikel wordt de uitwerking van het derde DO-IT-thema, het beschrijven van de fysiotherapeutische interventie (oefentherapie), beschreven. Het artikel is gebaseerd op een publicatie in Physical Therapy Reviews van februari 2014.1

Inleiding In de afgelopen decennia zijn er veel gerandomiseerde klinische trials op het gebied van de fysiotherapie gepubliceerd. In veel van deze trials zijn oefentherapeutische interventies onderzocht.2 De gebrekkige beschrijving van de aard van de interventie is vaak een manco in de publicatie van trials.3 In veel gevallen ontbreken cruciale details van de interventie. Dit beperkt de vertaling en toepasbaarheid van de onderzochte interventies naar de dagelijkse praktijk. Ook is een nauwkeurige beschrijving van de interventie essentieel om de kwaliteit van de onderzochte interventie te beoordelen. Een beschrijving van type, frequentie, intensiteit en duur van oefeningen is bijvoorbeeld nodig om te kunnen beoordelen of het aannemelijk is dat de beschreven oefeningen fysiologische reacties mogelijk kunnen maken.4 Er zijn nationaal en internationaal methoden beschikbaar om fysiotherapeutische interventies te beschrijven. Voorbeelden zijn de ‘Guide to Physical Therapist Practice’ van de American Physical Therapy Association5 en de ‘Classificatie Verrichtingen Paramedische Beroepen (CVPB) - versie voor fysiotherapie’.6 Hoewel deze methoden waardevolle elementen bevatten zijn zij, in hun huidige vorm, niet bruikbaar in een onderzoekspublicatie. Het doel van het derde DO-IT-thema was het ontwikkelen van een framework om op een gestructureerde en gedetailleerde manier de doelen en inhoud van oefentherapeutische interventies te beschrijven.

Methode Procedure - Het framework voor de beschrijving van oefentherapeutische interventies is ontwikkeld in 3 stappen. Eerst werd in de wetenschappelijke literatuur systematisch gezocht naar bestaande methoden om doelstellingen en/of inhoud van fysiotherapeutische interventies te beschrijven of te classificeren. Er werd een inventarisatie van deze methoden gemaakt. Vervolgens werden de elementen uit deze methoden die relevant werden geacht voor de ontwikkeling van het framework besproken in een focusgroep, bestaande uit de 13 leden van de DO-IT-projectgroep. De focusgroep bereikte consensus over een eerste versie van het framework. Ten slotte werden 4 verschillende oefentherapeutische interventies uit het DO-ITonderzoeksprogramma beschreven met behulp van het framework. Dit leidde tot een definitieve versie van het framework. Literatuuronderzoek - De doelstelling van het systematische literatuuronderzoek was het maken van een inventarisatie van beschikbare methoden om fysiotherapeutische interventies te beschrijven of te classificeren. Specifieke vragen hiervoor waren: 1. Welke methoden zijn gebruikt om doelen van interventies te beschrijven of classificeren? 2. Welke methoden zijn gebruikt om de inhoud van interventies te beschrijven of classificeren? 3. Is er een koppeling gemaakt tussen de doelen en de inhoud van interventies in deze methoden? Een zoekstrategie werd uitgevoerd in Pubmed, Embase en PEDro (januari 2012). De zoekstrategie werd ontwikkeld door twee leden van de focusgroep (ML en JBS) en geoptimaliseerd door een ervaren bibliothecaris. Extra artikelen werden geïdentificeerd door het handmatig opzoeken van referenties van de gevonden artikelen. Alleen full text publicaties in peerreviewed tijdschriften, gepubliceerd in het Engels, Duits, Frans of Nederlands, werden opgenomen in de review. Abstracts, boeken, proefschriften en congresoverzichten werden uitgesloten. Er was geen limiet op het jaar van publicatie. Screening van de titels en samenvattingen werd gedaan door twee reviewers (ML en JBS). Verschillen van mening werden opgelost en de redenen voor de exclusie van artikelen werden genoteerd. Gegevens over de doelgroep, een beschrijving van de methode, wijze van beschrijving van de doelstellingen


29

BOX A

Framework – Lijst van doelen (ICF) Lichaamsfuncties

Activiteiten en participatie

Stap 1 Selecteer de meest voorkomende interventiedoelen, met een maximum van 5 doelen op het niveau van functies en een maximum van 5 doelen op het niveau van activiteiten/ participatie. Beschrijf de doelen in ICFterminologie (zie hiernaast: Framework – Lijst van doelen).

Functies van het bewegingssysteem b710 Mobiliteit van gewrichten b715 Stabiliteit van gewrichten b730 Spierkracht b735 Spiertonus b740 Spieruithoudingsvermogen b755 Onwillekeurige bewegingsreacties b760 Controle van willekeurige bewegingen b765 Onwillekeurige bewegingen b770 Gangpatroon b780 Gewaarwordingen verband houdend met spieren en bewegingsfuncties

Basisactiviteiten d410 Veranderen van basale lichaamshouding d415 Handhaven van lichaamshouding d420 Uitvoeren van transfers d430 Optillen en meenemen d435 Verplaatsen van iets of iemand met de onderste extremiteiten d440 Nauwkeurig gebruik van de hand d445 Gebruiken van arm en de hand d450 Lopen d455 Zich verplaatsen (excl. lopen) d460 Zich verplaatsen tussen verschillende locaties d465 Zich verplaatsen met speciale (hulp) middelen

Framework – Procedure voor de beschrijving van doelen en inhoud van oefentherapeutische interventies

Stap 2 Geef een gedetailleerde beschrijving van de interventie aan de hand van de lijst met interventiedetails (zie pag. 30: Framework – Lijst van interventiedetails). Stap 3 Nummer de oefeningen en koppel deze aan de doelen waaraan ze gerelateerd zijn. Stap 4 Vat algemene informatie over de oefeningen samen. Stap 5 Voeg een tijdslijn toe indien van toepassing: als verschillende fases in de interventieperiode onderscheiden kunnen worden, stel dan interventiedoelen per fase op.

en/of de inhoud van de interventie en de strategie voor de ontwikkeling van de methode werden in een data-extractieformulier genoteerd. Focusgroepdiscussies - De focusgroep bestond uit alle 13 leden van de DO-ITonderzoeksgroep: 4 promovendi, 5 senior onderzoekers, 3 hoogleraren en een beleidsmaker van het KNGF. De meerderheid (10 van de 13 leden) had ervaring in zowel onderzoek als in de klinische praktijk. De focusgroep bediscussieerde welke elementen uit de gevonden methoden relevant werden geacht voor het framework. De werkwijze om consensus te krijgen bestond uit twee fasen: een e-mailronde en een consensusbijeenkomst. Consensus werd bereikt als de meerderheid van de leden instemde met het voorstel. In 3 e-mailrondes en 3 bijeenkomsten werden alle elementen voor het framework besproken en werd door consensus een eerste versie van het framework bereikt. Na het uittesten van het framework werden verdere verbeteringen aangebracht. De definitieve versie van het framework werd goedgekeurd door alle leden van de focusgroep.

Sensorische functies en pijn b280 Pijngewaarwording b260 Propriocepsis Mentale functies b130 Energie en driften (bijv. motivatie) b147 Psychomotorische functies b152 Stemming (bijv. angst voor bewegen) b160 Denken (bijv. illness beliefs) Functies van hart-en-bloedvatenstelsel, hematologisch systeem, afweersysteem en ademhalingsstelsel b410 Hartfuncties b415 Functies van bloedvaten b440 Ademhaling b445 Functies van ademhalingsspieren b455 Inspanningstolerantie Functies van het spijsverteringsstelsel, metaboolstelsel en hormoonstelsel b530 Handhaving lichaamsgewicht Functies van urogenitaal stelsel en reproductieve functies b620 Functies gerelateerd aan urinelozing b630 Gewaarwordingen gepaard gaande met urinelozing

Complexe activiteiten en/of participatie d230 Uitvoeren van dagelijkse routinehandelingen d470 Gebruiken van vervoermiddel d475 Besturen d480 Rijden op dieren als vervoermiddel d510 Zich wassen d520 Verzorgen van lichaamsdelen d530 Zorgdragen voor toiletgang d540 Zich kleden d550 Eten d560 Drinken d570 Zorgdragen voor eigen gezondheid d620 Verwerven van goederen en diensten d630 Bereiden van maaltijden d640 Huishouden doen d650 Verzorgen van wat bij huishouden hoort d839 Opleiding, anders gespecificeerd en niet gespecificeerd d859 Beroep en werk, anders gespecificeerd en niet gespecificeerd d920 Recreatie en vrije tijd (bijv. sport)

Overige activiteiten, namelijk ..................................................................... Overige functies, namelijk .....................................................................

Omgevingsfactoren

Persoonlijke factoren

.....................................................................

.....................................................................

Uittesten - In de 4 DO-IT-onderzoeksprojecten werd het framework gebruikt om de interventie te beschrijven. Voor elk onderzoeksproject werd één belangrijk interventiedoel op het niveau van functie en één op het niveau van activiteiten/ participatie geselecteerd. Deze doelstellingen en de bijbehorende interventies werden

beschreven met behulp van het framework. De promovendi vroegen feedback over de beschrijving van de interventie aan fysiotherapeuten die de interventies uitvoerden. Een invulformulier werd gebruikt om de procedure en de volledigheid van de lijst van doelen en interventiedetails te evalueren. FysioPraxis | maart 2015

>>


30

W e t e n s c h a p - M I X E D M ETH O D S

Framework – Lijst van interventiedetails Beschrijving

Specificatie

Oefentherapie: Individueel of in een groep

Het oefenen van functies en activiteiten: - Type oefening - Manier van uitvoeren van de oefening - Uitgangshouding - Timing en volgorde van oefeningen - Dosering van de oefening: • Intensiteit (bijv. gewicht) • Frequentie (herhalingen, sets) • Duur (sessie en totale programma) • Rusttijd tussen (sets van) oefeningen • Opbouw van oefeningen - Begeleiding door fysiotherapeut: • Instructie • Voordoen • Meedoen • Geven van feedback • Ritme en tempo aangeven • Geven van manuele weerstand • Helpen • Aanpassen van omgeving • Anders/niet gespecificeerd - Trainingsruimte - Trainingsapparatuur

Begeleiden: Individueel, in een groep, op afstand (bijv. telefoon, internet)

Informeren and adviseren over: - Ziekte en aandoeningen: ontstaan, verloop, erfelijke factoren, risicogroepen - Gezondheidstoestand/functioneren: • Op niveau van functies en anatomische eigenschappen (stoornissen) • Op niveau van activiteiten (beperkingen) • Op niveau van participatie (restricties) - Persoonlijke factoren: leefstijl/gezond gedrag, leefregels, persoonlijke verzorging, optimale houding, optimale beweging - Externe factoren: • Huidige fysiotherapeutische zorg (o.a. techniek, doel, verwacht effect, bijwerkingen, kosten) • Huiswerkopdrachten (o.a. uitgangshouding, wijze van uitvoeren, tijdstip en plaats, doel, neveneffecten) • Hulpmiddelen (o.a. gebruik, veiligheid, onderhoud) • Gezondheidszorg in het algemeen (o.a. wet- en regelgeving, financiering, subsidieregelingen) • Anders/ niet gespecificeerd Bieden van steun aan patiënt/cliënt (via gesprekstechnieken, lichaamsgerichte technieken, geven van weerbaarheidstraining) bij verwerkingsprocessen, gedragsveranderingen, aanpassingsprocessen Begeleiden anders/niet gespecificeerd

Resultaten Literatuuronderzoek - Er werden 4.662 referenties gevonden in de literatuurdatabases. Na screening van titels en samenvattingen werden 51 artikelen geselecteerd, waarvan 24 artikelen voldeden aan de inclusiecriteria. Deze 24 artikelen werden onderverdeeld in methoden die gebruikt zijn om een beschrijving of classificering te geven van doelen, inhoud of beide (voor een overzicht zie van der Leeden e.a.).1 FysioPraxis | maart 2015

Framework - Op basis van de resultaten van het systematisch literatuuronderzoek, de discussies in de focusgroep en het testen van het framework in de 4 DO-IT-onderzoeksprojecten is een definitief framework ontwikkeld. Om doelen van de oefentherapeutische interventie te beschrijven, is een lijst van ICF-categorieën op het niveau van functies en activiteiten/ participatie opgesteld.7 Basisactiviteiten, d.w.z. posities en bewegingen, zijn onderscheiden

van complexe activiteiten/participatie, d.w.z. posities en bewegingen in taakgerichte en context-specifieke activiteiten.8 ‘Overige functies’ of ‘overige activiteiten’ kunnen worden toegevoegd, evenals doelen op andere ICFniveaus (externe en/of persoonlijke factoren). Een maximum van 5 doelen op het niveau van functies en een maximum van 5 doelen op het niveau van activiteiten/participatie werd haalbaar geacht voor gebruik in een onderzoeksartikel. Verschillende fases van de interventieperiode kunnen verschillende interventiedoelen bevatten. Om de inhoud van de oefentherapeutische interventies te beschrijven werd de ‘CVPB - versie voor fysiotherapie’ het meest bruikbaar geacht. De categorie ‘oefenen’ van de CVBP is als basis voor de lijst met interventiedetails gebruikt, aangevuld met aanbevelingen voor de beschrijving van oefentherapie door Slade en Keating.9 Naast ‘oefenen’ besloot de focusgroep om de categorie ‘begeleiding’ van de CVPB te gebruiken in het framework, omdat begeleiding als een belangrijk onderdeel van de oefentherapeutische interventie wordt beschouwd. De koppeling tussen doelstellingen en inhoud van de interventie werd essentieel gevonden door de focusgroep. Omdat in veel gevallen meerdere doelen kunnen worden gekoppeld aan de beschrijving van een specifieke oefening, werd voorgesteld om de oefeningen te nummeren en te koppelen aan de doelen waaraan ze gerelateerd zijn, om herhaling te voorkomen. Om dezelfde reden kan informatie die toepasbaar is op alle oefeningen, onder ‘algemene informatie’ worden samengevat. Box A toont de definitieve versie van het framework, inclusief de procedure, een lijst van doelen in ICF-categorieën en een lijst met interventiedetails. Box B bevat een voorbeeld van de beschrijving van (een deel van) een oefenprogramma voor patiënten met knieartrose aan de hand van het ontwikkelde framework.10

Discussie In dit artikel is het ontwikkelde framework voor de beschrijving van oefentherapeutische interventies gepresenteerd. Een aantal opmerkingen kan worden gemaakt over het gebruik en de verdere ontwikkeling van het framework. Ten eerste beperkt het framework zich tot de beschrijving van oefentherapie. Een framework voor de beschrijving van de doelen en inhoud van andere fysiotherapeutische interventies, zoals manuele therapie, is wenselijk. Ten tweede is in het framework een lijst met interventiedoelen opgesteld om een breed scala van chronische aandoeningen te dekken. Om het framework te kunnen koppelen aan een specifieke diagnose, kan gebruik worden gemaakt van de ICF Core Sets, die zijn ontwikkeld voor tal van gezondheidsproblemen. Doelen kunnen verder worden gespecificeerd door gebruik te


31

BOX B Voorbeeld van de beschrijving van (een deel van) een neuromusculair oefenprogramma voor patiënten met knieartrose m.b.v. het ontwikkelde framework Oefentherapie in groepen van 6-8 patiënten, gedurende 12 weken, 2 keer per week, 60 minuten per sessie, geleid door 2 fysiotherapeuten

Interventiedoelen (ICF) fase 3 (week 9-12) Verbeteren van: b260: propriocepsis (oefening 1, 3, 6) b715: stabiliteit van gewrichten (oefening 1, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9) b740: spieruithoudingsvermogen (oefening 1, 2, 4, 5, 6, 7, 8, 9) b760: controle over willekeurige bewegingen (oefening 1 t/m 9) b455: inspanningstolerantie (oefening 2, 4, 7, 8) d450: lopen (oefening 8, 9) andere dagelijkse activiteiten, zoals trap op-/aflopen, opstaan van en gaan zitten op een stoel, of andere activiteiten die als relevant en problematisch werden gerapporteerd door de patiënt (oefening 9)

- dr. M. van der Leeden, VUmc, afdeling Revalidatiegeneeskunde, Amsterdam en Reade|Revalidatie en Reumatologie, Amsterdam; - dr. B. Staal, Radboudumc, Wetenschappelijk instituut voor kwaliteit van zorg, Nijmegen; - drs. E. Beekman, Universiteit van Maastricht, Caphri, Afdeling Epidemiologie; - dr. I. Mesters, Universiteit van Maastricht, Caphri, Afdeling Epidemiologie; - dr. E. Hendriks, Fysiotherapie Maesstate, Druten; - drs. M. de Rooij, Reade|Revalidatie en Reumatologie, Amsterdam; - drs. N de Vries, Radboudumc, Wetenschappelijk instituut voor kwaliteit van zorg, Nijmegen; - dr. M. Werkman, UMC Utrecht, Child Development and Exercise Center; - dr. V de Graaf-Peters, Hanzehogeschool, Life Science and Technology Groningen; - prof. dr. R. de Bie, Universiteit van Maastricht, Caphri, Afdeling Epidemiologie; - dr. E. Hulzebos, UMC Utrecht, Child Development and Exercise Center; - prof. dr. R. Nijhuis van der Sanden, Radboudumc, Wetenschappelijk instituut voor kwaliteit van zorg, Nijmegen; - prof. dr. J. Dekker, VUmc, afdeling Revalidatiegeneeskunde, Amsterdam.

Oefeningen fase 3 (week 9-12) 1 s quat-oefeningen (0-90° knieflexie; 5 seconden aanhouden) 2 r oeiergometer (5 minuten; maximale knieflexie 90°; maximale weerstand) 3 s taan op balansbord met lichte knieflexie, met twee benen en met 1 been (10 seconde aanhouden) 4 s tepapparaat 5 l eg press 6 u itvalspas (5 seconden aanhouden) 7 c rosstrainer (3 sessies van 1-2 minuten, opbouwend naar 1 sessie van 5-10 minuten) 8 l oopband (5-10 minuten), opbouwend in intensiteit (snelheid en/of helling) 9 t raining van dagelijkse activiteiten, zoals lopen op verschillende ondergronden, trap op-/aflopen, opstaan van en gaan zitten op een stoel, of andere activiteiten die als relevant en problematisch werden gerapporteerd door de patiënt (10-15 minuten)

Huiswerkoefeningen fase 3 (week 9-12) Oefening 1, 6 en 9; 5 dagen per week (alleen op niet-trainingsdagen)

Algemene informatie Oefeningen bestonden uit 3 sets van 10 herhalingen, met 30 seconden rust tussen elke set. Intensiteit van oefeningen werd opgebouwd tot maximale kracht (meer herhalingen konden niet op een adequate manier uitgevoerd worden door spiervermoeidheid). Oefeningen werden, indien van toepassing, uitgevoerd voor een spiegel. Therapeuten gaven feedback/instructies/correcties over kniepositie, met nadruk op de kwaliteit van uitvoering van de oefeningen.

maken van de derde niveaustructuur van de ICF (voor een gedetailleerde beschrijving zie www.who.int/classifications/ICF). Tot slot is ons framework ontwikkeld in Nederland met een focusgroep die betrokken is bij fysiotherapeutisch onderzoek. Om het framework breed toepasbaar te maken voor het beschrijven van oefentherapeutische interventies is externe validatie, binnen en buiten Nederland, nodig. Concluderend is het ontwikkelde framework een veelbelovende stap in het meer gestructureerd en gedetailleerd beschrijven van de doelen en inhoud van oefentherapeutische interventies in onderzoekspublicaties. Verdere

ontwikkeling is nodig om het framework breed te kunnen toepassen.

Dankwoord Wij bedanken het Wetenschappelijk College Fysiotherapie (WCF) voor het financieren van het DO-IT-onderzoeksprogramma. Wij bedanken dr. H. Ket voor zijn hulp met de zoekstrategieën in de elektronische databases en dr. Y. Heerkens voor haar hulp bij het opstellen van de lijst van ICF-categorieën.

Referenties

1. Leeden M van der, Staal B, Beekman E, Hendriks E, Mesters I, Rooij M de, Vries N de, e.a. Development of a framework to describe goals and content of exercise interventions in physical therapy: a mixed method approach including a systematic review. Phys Ther Rev 2014 Feb;19(1):1-14. 2. Maher CG, Moseley AM, Sherrington C, Elkins MR, Herbert RD. A description of the trials, reviews, and practice guidelines indexed in the PEDro database. Phys Ther 2008;88(9):1068-77. 3. Glasziou P, Meats E, Heneghan C, Shepperd S. What is missing from descriptions of treatment in trials and reviews? BMJ 2008;336(7659):1472-4. 4. Herbert RD, Bo K. Analysis of quality of interventions in systematic reviews. BMJ 2005; 331(7515):507-9. 5. American Physical Therapy Association. Guide to Physical Therapist Practice. Second Edition. Phys Ther 2001;81(1):9-746. 6. Heerkens YF, Meeteren NLU van [Dutch Classification of Interventions for Allied Health Professions-version for Physical Therapy]. Amersfoort: Nederlands Paramedisch Instituut 2009. 7. Finger ME, Cieza A, Stoll J, Stucki G, Huber EO. Identification of intervention categories for physical therapy, based on the international classification of functioning, disability and health: a Delphi exercise. Phys Ther 2006;86(9):1203-20. 8. Langeveld SA van, Post MW, Asbeck FW van, Postma K, Dam D ten, Pons K. Development of a classification of physical, occupational, and sports therapy interventions to document mobility and self-care in spinal cord injury rehabilitation. J Neurol Phys Ther 2008;32(1):2-7. 9. Slade SC, Keating JL. Exercise prescription: a case for standardised reporting. Br J Sports Med 2012; 46(16):1110-3. 10. Knoop J, Dekker J, Leeden M van der, Esch M van der, Thorstensson CA, Gerritsen M, Voorneman RE, e.a. Knee joint stabilization therapy in patients with osteoarthritis of the knee: a randomized, controlled trial. Osteoarthritis Cartilage. 2013 Aug;21(8):1025-34.

FysioPraxis | maart 2015


32

Wetenschap – experimenteel onderzoek

Actief leren met serious gaming

FytO: kwaliteitsinstrument voor de (student) fysiotherapeut Tekst: Monique Filart, Kees Smelt en Jos van der Werf

Samenvatting Doel - Dit onderzoek brengt de bijdrage van het fysiotherapeutenoverleg ‘FytO’ aan de ontwikkeling van de professionele attitude van tweedejaarsstudenten fysiotherapie binnen de game ‘Fysudus’ in kaart.

Methode - 131 studenten namen gedurende 8 weken deel aan de game; 70 studenten volgden de game inclusief FytO, 61 studenten volgden de reguliere game. Ten opzichte van de reguliere game kregen de studenten met FytO twee extra bijeenkomsten met hun aandeelhouder ter bespreking van het huidige en het gewenste behandelgedrag op het gebied van kwaliteit en doelmatigheid. De professionele attitude werd voor en na de game gemeten door middel van een schriftelijke enquête bestaande uit 22 vragen over kritisch-reflectief handelen en ontwikkelingsgerichtheid (maximale score van 88 punten). Analyse van de verschillen in ontwikkeling van professionele attitude tussen beide groepen vond plaats met t-toetsen.

Resultaten - In het studiejaar 2013-2014 namen 78 vrouwen (60%) en 53 mannen (40%) deel aan de game met een gemiddelde leeftijd van 20,3 jaar (range 17-30 jaar). Het hoogst afgeronde opleidingsniveau was mbo 12%, havo 52%, vwo 33% en hbo 3%. Er waren geen statistisch significante verschillen in persoonskenmerken tussen beide groepen. Door te gamen maakten beide groepen een statistisch significante ontwikkeling in hun professionele attitude door: de groep met FytO 16,6 punten en de groep zonder FytO 7,9 punten. Het verschil in ontwikkeling tussen beide groepen van 8,7 punten was statistisch significant.

Conclusie - FytO lijkt positief bij te dragen aan het verder ontwikkelen van de professionele attitude van tweedejaarsstudenten fysiotherapie binnen de game Fysudus. Het concept FytO biedt tevens aangrijpingspunten voor doorontwikkeling in het onderwijs en het praktijkveld. Nader onderzoek naar effectiviteit in andere settingen en kosteneffectiviteit is nodig om de bijdrage van het concept FytO verder te onderbouwen. FysioPraxis | maart 2015

Inleiding Vanaf 2013 maken tweedejaarsstudenten van de Saxion-opleiding fysiotherapie kennis met het fysiotherapeutenoverleg FytO als onderdeel van de serious game Fysudus. Het FytO integreert professionele kwaliteit met economische verantwoordelijkheid en lijkt positief bij te dragen aan de ontwikkeling van een professionele attitude. Het concept FytO is volgens de auteurs bruikbaar voor zorgopleidingen en de dagelijkse praktijk van zorgprofessionals, waar het verbinden van ‘vakmanschap’ en ‘managementcompetenties’ aan de orde is.

Serious gaming Fysudus Uit onderzoek van TNO naar de effectiviteit van serious gaming in het onderwijs1 blijkt deze onderwijsvorm aan te zetten tot actief en zelfsturend leren. Deze vorm van leren leidt tot meer begrip en inzicht in de leerstof. Simulatie van authentieke praktijksituaties maakt abstracte leerstof praktisch toepasbaar. Bovendien motiveert een game met een scoresysteem studenten zich verder te ontwikkelen en sluit gamen aan bij hun belevingswereld. De serious game Fysudus2 vindt plaats in het tweede studiejaar van de Saxion-opleiding fysiotherapie om de competenties ondernemen en organiseren behorende bij de beroepsrol manager3 te verwerven. Fysudus is in 2010 ontworpen op basis van GIMMICS, de serious

FytO Kwaliteitsoverleg

game van de opleiding farmacie van de Rijks Universiteit Groningen (RUG).4 In de game Fysudus gaan studenten de uitdaging aan om binnen 8 weken een goedlopende eerstelijns fysiotherapiepraktijk op te zetten en qua omzet de grootste praktijk van de virtuele stad Fysiodam te worden. In Fysiodam zijn 5 startende praktijken gevestigd. In iedere praktijk werken 4 tot 6 fysiotherapeuten. Elke praktijk heeft een externe aandeelhouder. De game bevat, naast het reguliere onderzoeken en behandelen van patiënten, beroepsauthentieke activiteiten op het gebied van ondernemen en organiseren. De kern is dat studenten een missie, visie en strategie formuleren die de basis vormt voor al het handelen in de game. Onder de competentie ondernemen vallen activiteiten als het schrijven van een ondernemingsplan, het maken van een eigen website, logo en folder, het herkennen en benutten van ondernemingskansen en het aangaan van samenwerkingsrelaties met zorginstellingen, sportverenigingen en bedrijven. De competentie organiseren richt zich op het plannen van patiënten, het bijhouden van het elektronisch patiëntendossier, het declareren, het communiceren met patiënten, familie, verwijzers en mystery guests zoals een verzekeraar, KNGF-bestuurder, huisarts, wmo-ambtenaar, inspecteur en de brandweer. Vier derde- en/of vierdejaarsstudenten fysio-


33

FytO

Tabel 1: Activiteiten binnen het Fysiotherapeuten Overleg ‘FytO’ Beroepstaken

Activiteiten

Competentie Ondernemen Oriënteren op externe omgeving

Activiteiten Ondernemen Uitzoeken vergoedingen zorgverzekeraars; Uitzoeken prestatie-indicatoren op landelijk niveau Kritisch reflecteren op gebruik richtlijnen op individueel niveau en op praktijkniveau Kritisch reflecteren op eigen behandelgedrag binnen de praktijk t.o.v. de landelijke prestaties Actieplannen maken om tot gedeelde behandelafspraken te komen; Actieplannen maken om de omzet verder te verhogen Aanpassen van behandelgedrag n.a.v. eerste FytObijeenkomst Activiteiten Organiseren Tijdig inleveren van voorbereiding en uitwerking actieplannen Patiëntengegevens vastleggen in EPD** Verantwoording afleggen over huidig individuele behandelgedrag naar collega’s en aandeelhouder Meedenken om tot gedeelde afspraken over behandelgedrag en acties ter vergroting van de omzet te komen Goed invullen van EPD; Uitdraaien van rapportages op individueel en praktijkniveau

Analyseren en beoordelen van interne omgeving Maken van een SWOT*-analyse Maken van plannen

Implementeren van plannen

Competentie Organiseren Plannen en organiseren van werkzaamheden Voeren van administratie Informeren van collega’s, derden Leveren van bijdrage aan bedrijfsvoering Beschikbaarheid en beheren van faciliteiten/middelen

*SWOT = Strengths, Weaknesses, Opportunities and Threats; **EPD = Elektronisch Patiënten Dossier

therapie leiden de game. Zij zijn verantwoordelijk voor het ontwikkelen, het inbrengen en het beoordelen van de activiteiten. De geleverde professionele kwaliteit wordt beoordeeld aan de hand van inhoudelijke criteria, wat wordt vertaald naar omzet. De praktijk met de hoogste

FytO ICT-systeem

omzet wint de game. Een projectbegeleider van de opleiding fysiotherapie ondersteunt de gameleiding. Een interne opdrachtgever bewaakt de kwaliteit van de game.

In 2013 ontstond de mogelijkheid Fysudus verder door te ontwikkelen. Op basis van de ervaringen van de faculteit Farmacie van de RUG met het Farmacotherapie overleg5 is het Fysiotherapeuten Overleg (FytO) ontworpen in samenwerking met de opleiding fysiotherapie en het Saxion-lectoraat Zorg en Ondernemen. Bij het ontwerp is rekening gehouden met de behoefte vanuit het fysiotherapeutisch werkveld meer gebruik te maken van behandeldata uit het elektronisch patiëntendossier.6-10 Het FytO is een praktijkoverleg dat een koppeling maakt tussen het professionele behandelgedrag van een individuele fysiotherapeut en het managen van een praktijk als geheel met behulp van een kwaliteitsmanagementsysteem. Dit systeem bestaat uit een ICT-systeem en een kwaliteitsoverlegstructuur (KOS). Het ICTsysteem levert sturingsinformatie over: • het behandelgedrag van de individuele fysiotherapeut (elektronisch patiëntendossier); • het behandelgedrag van de praktijk (managementrapportage); • het landelijke behandelgedrag van fysiotherapeuten (landelijke benchmark ParaBench11). Deze sturingsinformatie bepaalt de inhoud van het KOS, waarin het doel is om de inhoudelijke professionele kwaliteit en de doelmatigheid van het fysiotherapeutisch behandelgedrag van de individuele therapeut en de praktijk ten opzichte van andere praktijken in Nederland te verbeteren. In de game zijn twee bijeenkomsten van één uur voor het FytO gepland. Een docent in de rol van externe aandeelhouder leidt het overleg. De 7 stappen van systeemdenken12 vormen de basis voor de overlegstructuur. Het thema van het eerste overleg is afgeleid van de prestatie-indicatoren van de landelijke databank ParaBench en betreft wachttijden, instroom, behandelgemiddelden, behandelduur, recidieven en/of omzet per populatie. De fysiotherapeuten in de praktijk bereiden zich aan de hand van een casus individueel voor op deze bijeenkomst. De casus bevat een beschrijving van het thema en opdrachten over het huidige gebruik van richtlijnen, het aantal vergoedingen door de verzekeraar en het eigen behandelgedrag. Tijdens het overleg wordt het huidige behandelgedrag, de afwijking van richtlijnen en de vergoedingen besproken om vervolgens tot gedeelde afspraken over het gewenste behandelgedrag in de praktijk te komen. De fysiotherapeuten worden gestimuleerd tot het inbrengen van actievoorstellen voor het vergroten van de omzet. Tijdens het tweede overleg is er een evaluatie van het afgesproken behandelgedrag op basis van sturingsinformatie uit het ICT-systeem en vindt, indien nodig, bijstelling van de gemaakte afspraken plaats. Daarnaast presenteren de fysiotherapeuten de individueel FysioPraxis | maart 2015

>>


34

Wetenschap – experimenteel onderzoek

uitgewerkte actieplannen voor het vergroten van de omzet. In tabel 1 staan de activiteiten benoemd die bijdragen aan het ontwikkelen van de competenties ondernemen en organiseren gekoppeld aan professioneel handelen.

Praktijkgericht onderzoek In het studiejaar 2013-2014 is de bijdrage van het FytO aan de ontwikkeling van de professionele attitude van 131 tweedejaarsstudenten onderzocht.

Methode Er waren 2 groepen studenten; een groep van 70 studenten op woensdag en een groep van 61 studenten op vrijdag. De roostering van het onderwijs was een gegeven bij de uitvoering van dit onderzoek, waardoor het at random toedelen van studenten aan groepen niet mogelijk was. Om die reden is er op basis van de dagen dat de studenten stage lopen een keuze gemaakt om de woensdaggroep deel te laten nemen aan de game Fysudus inclusief FytO en de vrijdaggroep als controlegroep te gebruiken. De persoonskenmerken als geslacht, leeftijd en hoogst afgeronde opleidingsniveau van beide groepen zijn met elkaar vergeleken door middel van non- of parametrische toetsen. De professionele attitude van alle studenten werd aan het begin en aan het einde van de game gemeten aan de hand van de ontwikkelde schriftelijke enquête ‘Professionaliteit van de fysiotherapie in Fysiodam’.13 Deze enquête bestond uit 22 gesloten vragen over professionaliteit; 11 vragen gingen over kritisch reflectief handelen en 11 vragen over ontwikkelingsgerichtheid.14-16 De inhoudsvaliditeit van de vragenlijst is gecontroleerd door een onderwijskundige en psychologe gespecialiseerd in assessments op het gebied van gedrag. De interne consistentie was goed (Cronbach’s Alpha 0,85). De vragen werden op een 4-punts Likertschaal gescoord met een maximale score van 88 punten. Verschillen in professionele attitude, kritisch reflectief handelen en ontwikkelingsgerichtheid binnen de groepen en tussen beide groepen studenten werden geanalyseerd door middel van t-toetsen aan het begin en aan het einde van de game (p<0,05 bij tweezijdige toetsing; SPSS versie 22.0).

Resultaten Persoonskenmerken De totale populatie in het studiejaar 2013-2014 bestond uit 78 vrouwen (60%) en 53 mannen (40%) met een gemiddelde leeftijd van 20,3 jaar (range 17-30 jaar). Het hoogst afgeronde opleidingsniveau was mbo 12%, havo 52%, vwo 33% en hbo 3%. Op persoonskenmerken waren de twee groepen niet statistisch significant verschillend (p>0,05) (zie tabel 2).

FysioPraxis | maart 2015

Professionele attitude voorafgaand aan het gamen De groep met FytO had voorafgaand aan het gamen (op baseline) een lagere totaalscore op professionele attitude en een lagere deelscore op ontwikkelingsgerichtheid dan de groep zonder FytO (p<0,05). Op het onderdeel kritisch reflectief handelen verschilden beide groepen niet voorafgaand aan het gamen (p>0,05) (zie tabel 3). Ontwikkeling in professionele attitude door het gamen De groep met FytO maakte door het gamen gemiddeld een grotere ontwikkeling op het gebied van professionele attitude door (verschil 16,6 punten) dan de groep die alleen de reguliere game volgde (verschil 7,9 punten). Het verschil in ontwikkeling van 8,7 punten tussen beide groepen was statistisch significant (t=4,79; df=129; p<0,001). Op zowel het onderdeel kritisch reflectief handelen als het onderdeel ontwikkelingsgerichtheid was het verschil in ontwikkeling tussen beide groepen studenten statistisch significant. Het verschil was het grootst ten aanzien van ontwikkelingsgerichtheid met 6,5 punten (t=5,05; df=111; p<0,001). Het verschil in ontwikkeling op kritisch reflectief handelen bedroeg 2,4 punten (t=2,68; df=129; p<0,01). De groep met FytO had na het gamen een statistisch significant hogere totaalscore op professionele attitude (t=3,90; df=129; p<0,001) en een hogere deelscore op ontwikkelingsgerichtheid (t=4,81; df=129; p<0,001) dan de groep zonder FytO. De deelscore op het onderdeel kritisch reflectief handelen lag weliswaar ook iets hoger, maar dit verschil met de andere groep was niet

significant (t=1,83; df=125; p>0,05) (zie tabel 3).

Discussie Dit is de eerste keer dat er onderzoek is gedaan naar de bijdrage van het FytO aan de ontwikkeling van de professionele attitude van tweedejaarsstudenten fysiotherapie binnen de serious game Fysudus. Hiervoor is de schriftelijke enquête Professionaliteit van de fysiotherapie in Fysiodam ontwikkeld. Deze is gecontroleerd op inhoudsvaliditeit en homogeniteit. Uit de statistische analyses bleken er tussen beide groepen geen significante verschillen te bestaan in persoonskenmerken qua geslacht, gemiddelde leeftijd en opleidingsniveau. De voormeting liet zien dat er sprake was van een significant verschil in professionele attitude aan het begin van de game: de scores van de FytOgroep waren lager. Uit de nameting bleek deze groep significant beter te scoren dan de groep zonder FytO. Gaming lijkt positief bij te dragen aan het ontwikkelen van de professionele attitude van tweedejaarsstudenten fysiotherapie op het gebied van de beroepsrol manager. Beide groepen ontwikkelden zich gedurende de game in deze rol, maar de groep met FytO ontwikkelde zich significant beter en kwam boven de score van de groep zonder FytO.

FytO in de opleiding Het onderzoek laat zien dat studenten in de FytO-groep kritischer zijn en beter reflecteren op de kwaliteit en doelmatigheid van hun eigen behandelgedrag door gebruik te maken van richtlijnen, het elektronische patiëntendossier en managementinformatiesystemen. Door met

Tabel 2: Persoonskenmerken voorafgaand aan het gamen (n=131) FytO (n=70) Geen FytO (n=61) Geslacht (%) Vrouw 53 67 Man 47 33 Leeftijd in jaren 20,2 (1,9) 20,4 (1,6) Opleidingsniveau (%) Mbo 6 20 Havo 54 49 Vwo 37 28 Hbo 3 3 Getallen zijn gemiddelden (standaarddeviatie) tenzij anders aangegeven.

Tabel 3: Ontwikkeling in professionele attitude door het gamen (n=131) Meting FytO (n=70) Voor Na Verschil Geen FytO (n=61) Voor Na Verschil Verschil tussen beide groepen

Professionele attitude 49,2 (9,2) 65,8 (7,9) 16,6 (1,2) 52,9 (8,8) 60,8 (6,5 7,9 (1,4) 8,7 (1,8)**

Kritisch reflectief 27,0 (5,0) 31,8 (4,8) 4,7 (0,7) 28,1 (4,1) 30,4 (3,5)) 2,3 (0,6) 2,4 (0,9)*

Getallen zijn gemiddelden (standaarddeviatie en standaardfout), *p<0.01, **p<0.001.

Ontwikkelingsgericht 22,0 (5,6) 34,0 (4,1) 12,1 (0,7) 24,8 (6,3) 30,3 (4,7) 5,6 (1,1) 6,5 (1,3)**


35

Met dank aan: alle tweedejaarsstudenten, gameleiding en docent/aandeelhouders van de Saxion opleiding fysiotherapie; Margreet Engelhart, docent/onderwijskundig beleidsmedewerker, lid kenniskring Assessment, Saxion University of Applied Sciences; Renée Lutke, Manager Eurocat, Universitair Medisch Centrum Groningen; Nitie Mardjan, docent/onderzoeker lectoraat Zorg en Ondernemen, Saxion University of Applied Sciences; Frans Verschueren, docent Fysiotherapie, Saxion University of Applied Sciences; Sander van de Water, docent/onderzoeker Fysiotherapie, Saxion University of Applied Sciences; Erik Wierstra, Lector Innovatief Ondernemerschap, Saxion University of Applied Sciences.

Referenties Prijsuitreiking Fysudus

hen in gesprek te gaan over de rol die zij als professional hebben ten aanzien van het doelmatig handelen, vindt met name bewustwording plaats van het eigen behandelgedrag, het behandelgedrag van collega’s en de consequenties van dit gedrag voor de omzet van de praktijk. Tevens blijkt het FytO een goede stimulans voor studenten actief mee te denken over het gewenste behandelgedrag en een eerste stap richting gedragsverandering. Studenten zijn meer ontwikkelingsgericht en zien meer mogelijkheden voor het ontwikkelen van innovatieve diensten, producten en samenwerkingsrelaties om extra omzet voor de praktijk te genereren. Hiermee biedt FytO een concept binnen de opleiding om de beoogde brug tussen de rollen van inhoudelijk professional en manager te slaan.

integreren. Het accent zal in deze leerjaren nog meer liggen op het kritisch reflectief handelen door gebruik te maken van complexere thema’s en casuïstieken binnen een multidisciplinaire onderwijsomgeving. Het concept is volgens de auteurs ook bruikbaar voor andere zorgopleidingen, waar het verbinden van vakmanschap en managementcompetenties aan de orde is. Dit onderzoek is tot nu toe het eerste onderzoek naar de bijdrage van het FytO aan de ontwikkeling van de professionele attitude van tweedejaars fysiotherapiestudenten. Aanvullend onderzoek naar zowel kosteneffectiviteit als effectiviteit van het concept FytO is nodig om de meerwaarde binnen andere studiejaren van de opleiding fysiotherapie en andere zorgopleidingen te kunnen aantonen.

Beperkingen van dit onderzoek

FytO in de dagelijkse praktijk

Dit onderzoek kent een aantal beperkingen. De verdeling van de studenten in twee groepen vond om roostertechnische redenen niet plaats volgens geblindeerde randomisatie. De vragenlijst voor professionele attitude is nieuw ontwikkeld, waardoor toetsing op constructvaliditeit nog onvoldoende kon plaatsvinden. Voor het aantonen van de klinische relevantie is het aan te bevelen om de professionele attitude op meerdere momenten in zowel opleiding als beroep te meten, bijvoorbeeld voor en na de beroepsvoorbereidende stages in het vierde studiejaar en in het werkveld. Het geconstateerde verschil in persoonskenmerken qua geslacht en opleidingsniveau tussen beide groepen bleek niet significant. De mogelijkheid van een correlatie tussen een combinatie van de verschillende variabelen en de professionele attitude voorafgaand aan de game is in het kader van dit onderzoek niet verder onderzocht.

Het concept FytO is niet alleen binnen het onderwijs toepasbaar, maar biedt ook mogelijkheden binnen het werkveld. De eerstelijnsfysiotherapiepraktijken hebben de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in hun ICT-systemen, mede ingegeven door de landelijke ontwikkelingen ten aanzien van de invoering van kwaliteitsindicatoren en het elektronisch patiëntendossier.17 Informatie uit deze systemen wordt momenteel vooral gebruikt om verantwoording af te leggen over het handelen naar contractpartners. Daarnaast biedt deze informatie een praktijk en een individuele fysiotherapeut de mogelijkheid voor het beheren en het sturen van de eigen professionele kwaliteit via een eigen kwaliteitsmanagementsysteem. Onderzoek naar de effectiviteit van FytO in het werkveld is nodig om de bijdrage van het overleg voor de dagelijkse praktijkvoering in kaart te brengen.

Doorontwikkeling in het onderwijs Het concept FytO is voor de game Fysudus ontwikkeld. De uitdaging is vervolgstappen in het onderwijs te zetten door het concept FytO in het derde en vierde studiejaar van de opleiding te

Monique Filart is docent fysiotherapie/onderzoeker lectoraat Zorg en Ondernemen, Saxion University of Applied Sciences. Kees Smelt is fysiotherapeut en maatschapslid, de Haere Vroomshoop. Jos J. van der Werf is Lector Zorg en Ondernemen, Saxion University of Applied Sciences.

1. Oprins E, Bakhuys Roozeboom M, Visschedijk G. Effectiviteit van serious gaming in het onderwijs. Onderwijsinnovatie 2013;6:32-34. 2. Saxion. In: BlackBoard Learn, Course Fysiotherapie Leerjaar 2 (2013-2014). Onderwijs, Leertaken: Leerwerkpakket Manager: Gaming. https://leren. saxion.nl (11 april 2013). 3. Saxion. Opleidingsprofiel Fysiotherapie. Enschede: Saxion POCO-F, 2008. 4. Werf J van der, Dekens-Konter J, Brouwers J. A New Model for Teaching Pharmaceutical Care Services Management. Pharmacy Education 2004;4:3-45. 5. Proeftuin Farmacie Groningen. In: Proeftuin Farmacie Groningen. www.proeftuinfarmaciegroningen.nl (3 maart 2013). 6. Fayolle A. Handbook of research in entrepreneurship education: A general perspective. In: Kirby D. Changing the entrepreneurship education paradigm. Cheltenham: Edward Elgar Publishing Ltd, 2007; 21-45. 7. Pittaway L, Cope J. Simulating Entrepreneurial Learning Integrating Expertiential and Collaborative Approaches to Learning. Management Learning 2007;38:210232. 8. QAA. Enterprise and entrepreneurship education: Guidance for UK higher education providers. In: The Quality Assurance Agency for Higher Education 2012. www.qaa.ac.uk (29 oktober 2013). 9. Werf J van der, Smelt K, Filart M. FytO, Managen van professioneel gedrag vóór en dóór fysiotherapeuten. Plan van Aanpak voor het stimuleren van ondernemerschap door Saxion en Fysiotherapeuten werkzaam in de eerste lijn van de Haere, de Akker en Fytac. Enschede: Saxion AGZ, Lectoraat Zorg en Ondernemen, 2012. 10. Saxion. In: Lectoraat Zorg en Ondernemen, EA-kwadraat. http://www.saxion.nl/eakwadraat/site/blok1 (28 oktober 2014). 11. ParaBench. In: ParaBench. http://www.parabench.nl (14 mei 2013). 12. Schaveling J, Bryan B, Goodman M. Systeem denken. Van goed bedoeld naar goed gedaan. Den Haag: Sdu Uitgevers, 2012. 13. Engelaar M, Filart M. Enquête over de professionaliteit van de fysiotherapie in Fysiodam. Enschede: Saxion Lectoraat Zorg en Ondernemen, 2013. 14. Kuiper C, Balm M. Paramedisch handelen. Het ontwikkelen van beroepsattitudes. Utrecht: Lemma, 2004. 15. Saxion. In: BlackBoard Learn, Course Fysiotherapie Leerjaar 2 (2013-2014). Buitenschools leren: Beoordeling, beoordelingsformulier stage 2e jaar. https://leren.saxion.nl (10 juli 2013). 16. Saxion. In: BlackBoard Learn, Course Fysiotherapie Leerjaar 2 (2013-2014). Algemene informatie: Toetsinformatie, Ontwikkelassessment. https://leren. saxion.nl (10 juli 2013). 17. Braam C, Braspenning J. Kwaliteitsindicatoren Eerstelijns Fysiotherapie (Kwaliefy) en het Elektronisch Patiënten Dossier (EPD). Eindrapport. Nijmegen: IQ Scientific Institute for Quality of Healthcare, 2010. FysioPraxis | maart 2015


messegelände köln | exhibition centre cologne

JOIN glObal fItNess at fIbO: 9 – 12 aPRIl 2015

tRade vIsItOR tIckets ONlINe aNd at the cash desk ON-sIte the leading international trade show for fitness, wellness & health

Organised by

www.fıbo.de


S p e c i a l i st e n k at e r n

Specialisten katern Redactie: de Beroepsinhoudelijke verenigingen coördinatie en eindredactie: Lidwien van Loon

NVFG

Simulatietraining leefwereld dementie Interview met Jan Rietsema

Meetinstrumenten geriatrische cliënt UNCO-MOB 2.0 NVFS

Fysiotherapeuten in de topsport in Nederland Resultaten enquête NVMT

NeckSTep: patient centered care Symposium NVMT

Docent aan basis curriculum neurofysiologie en manuele therapie In memoriam: Leo Hagenaars (1950-2015) NVZF

Ziekenhuisfysiotherapie essentiële schakel in de keten Interview met aftredend voorzitter Helen Andersson

38 39 40 42 44 45

37


N V F G | NE D ERLAN D S E V ERENI G IN G V O O R F Y S I O T H ERAPIE IN D E G ERIATRIE

38

S p e c i a l i s t e n k at e r n

Interview met Jan Rietsema

Simulatietraining leefwereld dementie Into D’mentia heeft een simulatietraining ontwikkeld die inmiddels twee jaar op de markt is. De simulatietraining is gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek op het gebied van beleving en empathieontwikkeling. Het uitgangspunt is dat iets zelf ervaren de meest indringende en daarmee de meest effectieve vorm van leren is. Tekst: Linda van Osch

Into D’mentia is een sociale onderneming die geen winst wil behalen, maar primair maatschappelijke impact wil hebben. Jan Rietsema is er algemeen directeur. Hij vertelt hoe het idee van een simulatietraining is ontstaan, hoe de dementiesimulator is ontwikkeld, hoe de training is opgebouwd en wat tot nu toe de ervaringen zijn. Het interview hebben we voor u samengevat. Het volledige interview met Rietsema is in september 2014 gepubliceerd in het vakblad Fysiotherapie en Ouderenzorg. Simulator “De simulatietraining van Into D’mentia is bedoeld voor mensen die zorgen voor mensen met dementie. Dit kunnen mantelzorgers en professionals zijn. In een speciaal ontwikkelde simulator staan gezonde mensen een half uur in de schoenen van een persoon met dementie”, vertelt Rietsema. “Er worden gevoelens van

verwarring, onzekerheid en desoriëntatie gesimuleerd die mensen met dementie dagelijks ervaren.” Zo ervaren mantelzorgers en professionals zelf wat het is om dementie te hebben. Training Vanuit deze beleving heeft men bij Into D’mentia een training opgebouwd. Nu het inlevingsvermogen via de simulator vergroot is, doet de vraag zich voor wat men daarmee in de dagelijkse praktijk gaat doen. Hoe gaat men iemand met dementie nu benaderen? Op welke manier biedt men zorg aan zodat deze prettig is voor een persoon met dementie? Rietsema: “De training is gericht op het verbeteren van de relatie tussen de verzorgende en de persoon met dementie door een beter begrip van het ziektebeeld te realiseren. Daarbij veronderstellen we dat je empathie voelt voor wie je verzorgt als de relatie goed is, en dat daarmee ook makkelijker de zorgtaken opgebracht kunnen worden. Negatieve gevoelens kunnen zo worden weggenomen, waardoor stress en overbelasting voorkomen kunnen worden.” Mantelzorgers De overbelasting bij met name mantelzorgers is een actueel thema. Volgens een in juni 2014 gepubliceerd rapport van Alzheimer Nederland en het NIVEL zijn er 300.000 mantelzorgers.

Algemeen directeur van Into D’mentia Jan Rietsema

Van hen is de helft overbelast en de andere helft loopt een groot risico op overbelasting. Het aanpakken van dit probleem vormt dan ook een maatschappelijk uitdaging, aldus Rietsema. “Deze maatschappelijke uitdaging wordt nog groter nu het nieuwe zorgbeleid de rol van mantelzorgers wil vergroten. In de huidige vorm heeft de gezondheidszorg onvoldoende capaciteit, vooral personeel en budget, om het stijgend aantal mensen met dementie de zorg te bieden die ze nodig hebben. Door de rol van mantelzorgers te vergroten, zouden mensen langer thuis kunnen blijven wonen. Into D’mentia zou handvatten kunnen bieden om de taak van mantelzorgers te vergemakkelijken.” Kijk voor meer informatie over Into D’mentia op: www.intodmentia.nl. Linda van Osch is fysiotherapeut en senior onderzoeker bij Covance in Brussel. Ze is bereikbaar via lvanosch@ziggo.nl.

Zelf dementie ervaren In november van dit jaar verwacht Into D’mentia de app Fragmento te lanceren. Fragmento is gebaseerd op een dementiesimulator: ervaar via je tablet hoe het voelt om met dementie te leven. Je bent zelf de hoofdrolspeler in deze ervaring, en daarmee ben je iemand met dementie. Je wordt onder begeleiding van een voice-over meegenomen in een alledaags verhaal met verschillende geanimeerde scènes. In iedere scène zitten kenmerken van dementie verstopt die jou als gebruiker kunnen overkomen. Het is een interactieve ervaring waarbij gebruikgemaakt wordt van ‘immersive storytelling’. De huiskamer met open keuken via de dementiesimulator FysioPraxis | maart 2015


UNCO-MOB 2.0

Vernieuwde set meetinstrumenten geriatrische cliënt Het gebruik van meetinstrumenten wordt steeds belangrijker in het diagnostische, prognostische en evaluatieve proces van het fysiotherapeutisch handelen. Veel meetinstrumenten binnen de fysiotherapie zijn vooral getest op en geschikt voor gezonde volwassenen. Hierdoor is een groot deel ervan niet geschikt voor gebruik in de geriatrie. Daarom is er een set meetinstrumenten samengesteld om de mobiliteit van de geriatrische cliënt op een eenduidige wijze in kaart te brengen. Tekst: Nelleke Kruyswijk, Astrid van Alphen, Maaike Kleijn en Lizette Wattel

De set meetinstrumenten heet UNCO-MOB, dit staat voor Universitaire Netwerken Consensus Ouderenzorg - MOBiliteit (UNCO-MOB). De set werd aanvankelijk in 2008 in een breed consensustraject samengesteld door het Universitair Netwerk Ouderenzorg van het VU medisch centrum (UNO-VUmc) en het Universitair Kennisnetwerk Ouderenzorg (UKON). Daarop volgde in 2013 een vervolgtraject, gestart door het UNO-VUmc samen met een groep (geriatrie) fysiotherapeuten. De werkgroep kreeg het verzoek de set te toetsen aan het werkveld, aan te passen aan de meest recente wetenschappelijke inzichten en te verbreden naar de verschillende domeinen van functioneren van de geriatrische cliënt. Het resultaat was de UNCO-MOB 2.0 (tabel 1). Eisen vernieuwing In het consensustraject dat voorafging aan de UNCO-MOB 2.0, zijn meetinstrumenten gekozen op basis van bestaande richtlijnen en wetenschappelijke literatuur, gecombineerd met de expertise van de deelnemende groep fysiotherapeuten. Bij het kiezen van meetinstrumenten gold als criterium: • Nederlandstalige schaal; • goede psychometrische eigenschappen; • goed toepasbaar in de praktijk. Richtlijnen van de beroepsvereniging waren leidend; normen en systemen vanuit het werkveld waren richtinggevend. Domeinen De UNCO-MOB was oorspronkelijk alleen gericht op het domein mobiliteit, met de bijbehorende subdomeinen. Bij de herziene versie werd

Tabel 1. UNCO-MOB 2.0 Domein Standaardmeetinstrument Algemene screening • EMS Lopen • 10MLT • TUG • FAC Balans en rompbalans • BBS of POMA • TCT voor rompbalans Valrisico Na globale kwalitatieve inventarisatie kiest de behandelaar een meetinstrument voor lopen en/of balans Uithoudingsvermogen • 6MWT + BorgRPE Spierkracht • MRC Gewrichtsmobiliteit • N-0-M Tonus Pijn • NPRS Arm-handfunctie EMS=Elderly Mobility Scale; 10MLT=10 Meter Looptest; FAC=Functional Ambulation Categories; TUG=Timed Up and Go-test; POMA=Performance Oriented Mobility Assessment (Tinetti); BBS=Berg Balance Scale; TCT=Trunk Control Test; CVA=Cerebro Vasculair Accident; FES-I=Falls Efficacy Scale-International; 6MWT=6 Minuten Wandeltest; Borg RPE=Borg Rate of Perceived Exertion; MRC=schaal van de British Medical

in beginsel uitgegaan van alle domeinen van functioneren van de geriatrische cliënt, maar er bleek niet voor elk domein een meetinstrument te zijn dat voldeed aan de inclusiecriteria. De meetinstrumenten uit de oorspronkelijke UNCO-MOB zijn grotendeels gelijk gebleven en alleen op verschillende punten aangescherpt op basis van de meest recente literatuur. De UNCO-MOB 2.0 bestaat nu uit 19 meetinstrumenten verdeeld over 10 domeinen. Doelgroepen Bij het samenstellen van de UNCO-MOB 2.0 zijn er nieuwe afspraken gemaakt over de afnamefrequentie. Ook is er onderscheid gemaakt tussen twee doelgroepen van cliënten: • revalidanten: binnen één week na opname, tenzij er een goede meetinstrumentenoverdracht is, daarna minimaal één keer per 4 weken; • andere cliëntgroepen: binnen 14 dagen na de

Uitzondering • POMA (voor kwaliteit van lopen) • POMA niet bij CVA • FES-I

• MI bij CVA • HHD als preciseren nodig is • MAS bij CVA • PAI bij dementie • PACSLAC-D bij dementie • FAT bij CVA

Research Council; MI=Motricity Index; HHD=Handheld dynamometer; N-0-M=Neutrale-0-methode; MAS=Modified Ashworth Scale; PAI=Paratonia Assessment Instrument; NPRS=Numeric Pain Rating Scale; PACSLAC-D=Pain Assessment Checklist for Seniors with Limited Ability to Communicate, Dutch version; FAT=Frenchay Arm Test.

start van de behandeling, daarna 12 weken na de start van de behandeling en vervolgens elke 8 weken; voor elk zorgplan- of multidisciplinair overleg. Toekomst Ondanks het enorme aanbod van meetinstrumenten binnen de fysiotherapie kon de werkgroep overeenstemming bereiken over de meetinstrumenten die voor de geriatrische cliënt het meest geschikt zijn. Met de toename van de hoeveelheid onderzoeken en meetinstrumenten in de geriatrie bestaat de hoop dat de UNCO-MOB in de toekomst een complete set valide, betrouwbare en toepasbare meetinstrumenten zal bevatten voor alle fysiotherapeutische domeinen rond de geriatrische cliënt. Daarnaast is het wenselijk als de beroepsgroep zoveel mogelijk dezelfde meetinstrumenten gebruikt om transparantie en communicatie en daarmee de kwaliteit van zorg te bevorderen. Nelleke Kruyswijk is geriatriefysiotherapeut en

De UNCO-MOB 2.0 is te vinden op de website van het UNO: www.vumc.nl/uno. Het volledige artikel is te lezen in Fysiotherapie & Ouderenzorg van september 2014 (nummer 3).

werkzaam bij Careyn in Utrecht. Astrid van Alphen werkt als geriatriefysiotherapeut bij Stichting Sint Jacob in Haarlem. Maaike Kleijn is fysiotherapeut en werkt bij Zonnehuisgroep in Vlaardingen. Lizette Wattel is coördinator Universitair Netwerk Ouderenzorg en werkt bij VUmc Amsterdam. De auteurs zijn bereikbaar via n.kruyswijk@careyn.nl. FysioPraxis | maart 2015

39

N V F G | NE D ERLAN D S E V ERENI G IN G V O O R F Y S I O T H ERAPIE IN D E G ERIATRIE

S p e c i a l i s t e n k at e r n


NVFS | NEDERLANDSE VERENIGING VOOR FYSIOTHERAPIE IN DE SPORTGEZONDHEIDSZORG

40

S P E C I A L I S T E N K AT E R N

Johan Cruijff Instituut, NOC*NSF en NVFS

Helder beeld uit topsportenquête Tussen april en oktober 2014 werd alle KNGF-leden gevraagd naar hun werkzaamheden in de topsport. Met de enquête wilden het Johan Cruijff Instituut, het NOC*NSF en de NVFS een helder beeld krijgen van de fysiotherapeuten in de topsport in Nederland. Aanleiding was de ontwikkeling van een Masterclass Topsportgeneeskunde voor sportartsen die in de topsport willen werken. Daarvoor moest de expertise van ervaren fysiotherapeuten die al geruime tijd met topsporters werken, in kaart worden gebracht. Tekst: Jeffrey Jansen, Erik Duiven en Hans Bloo

De enquête bestond uit vragen over hoe lang men al in het vak zat, of men sporters met een A-, B- of HP-status behandelde, en hoelang, hoeveel en hoe vaak men topsporters behandelde. Daarnaast werd er gekeken naar sportbonden of andere organisaties waarbinnen de fysiotherapeuten werkzaam waren, of ze ook veel met jeugdig sporttalent te maken hadden en bij wat voor soort evenementen ze actief waren. Gevraagd werd ook welke erkende en niet-erkende specialisaties ze binnen of buiten de fysiotherapie hadden, en welke behandelvormen behalve fysiotherapie ze nog meer hanteerden (figuur 1). ERVARING In totaal hebben 152 unieke respondenten een bruikbare lijst met antwoorden ingestuurd. Hiervan waren slechts twee collega’s geen lid van het KNGF. De ervaring van de respondenten

viel meteen op. De meeste collega’s (77%) zijn ervaren rotten in het vak met meer dan 10 jaar ervaring in de fysiotherapie. Een derde behandelt al meer dan 10 jaar topsporters. Het overgrote deel van de respondenten werkt met de absolute top van de Nederlandse sporters. Van de 152 fysiotherapeuten gaven er 131 aan sporters met een A-, B- en/of HP-status te behandelen. Of men van louter werken met topsporters kan leven, valt te bezien. Slechts 7 respondenten werken fulltime in de topsport terwijl maar liefst 69 respondenten (45%) minder dan 5 uur per week in de topsport werken.

SPECIALISATIE Topsportfysiotherapeuten hebben zich voor het overgrote deel gespecialiseerd. Slechts 7% is algemeen practicus. Van de manueel therapeuten onder de respondenten heeft slechts 5% geen andere specialisatie en 30% combineert manuele therapie met sportfysiotherapie. De NVFS is overigens zeer goed vertegenwoordigd: ruim driekwart van alle fysiotherapeuten werkzaam in de topsport is een NVFS-sportfysiotherapeut. Ter vergelijking: 8 fysiotherapeuten hebben behalve een nietNVFS-sportfysiotherapieopleiding (IAS, ESP etc.) geen andere specialisatie gedaan, en 19 collega’s met deze opleiding hebben alsnog het traject tot NVFS-sportfysiotherapeut doorlopen. Tot slot werd er in de enquête gevraagd welke andere therapievormen regelmatig werden toegepast, zoals chiropraxie, osteopathie, shockwave, dry needling en medical taping. Ondanks de geringe wetenschappelijke evidentie wendt 84% van de respondenten medical taping aan (figuur 3).

WERKPLEK Zeker 92% van de deelnemers aan de enquête werkt vanuit een zelfstandige fysiotherapiepraktijk, van wie 46% dat niet combineert met een werkplek elders. Slechts een derde van de collega’s is verbonden aan een topsportbond. In de Centra voor Sport en Onderwijs (de CTO’s) zijn 40 sportfysiotherapeuten werkzaam, van wie 36 lid van de NVFS. De meeste fysiotherapeuten werken in de atletiek (52). Ander takken van sport zijn: voetbal (48), tennis (45), hockey (45), schaatsen (44) en wielersport (43). Hierbij valt op dat het een zeldzaamheid is dat een sportfysiotherapeut zich volledig richt op één tak van sport. Geen enkele collega houdt zich uitsluitend bezig met atletiek. Bij voetbal is dat slechts 1 collega, bij tennis gaat het om 3 collega’s, bij hockey om 2 collega’s, bij schaatsen 3 en bij wielersport slechts 1 collega (figuur 2).

Jeffrey Jansen werkt als sportfysiotherapeut bij Sportfysiotherapie De Bunders in Veghel. Daarnaast is hij NVFS-bestuurslid Communicatie & Samenwerking. Erik Duiven is student aan het Johan Cruijff Instituut. Hans Bloo is sportfysiotherapeut en bewegingswetenschapper, en werkzaam voor het Paramedisch Instituut Rembrandt in Veenendaal. Hij is NVFS-bestuurslid Wetenschap en Scholing. Ze zijn bereikbaar via jrjansen@debunders.demon.nl.

Figuur 1. Gegevens van fysiotherapeuten die de enquête hebben ingevuld topsporters in behandeling A,B of HP

aantal jaren ervaring

Niets ingevuld

niet ingevuld

Nee, op dit moment niet

Meer dan 10 jaar

Nee, al minimaal 5 jaar niet…

6 - 10 jaar

Nee, al minimaal 1 jaar niet… Ja

2 - 5 jaar 0 FysioPraxis | maart 2015

200

0

50

100

150


S P E C I A L I S T E N K AT E R N

NVFS | NEDERLANDSE VERENIGING VOOR FYSIOTHERAPIE IN DE SPORTGEZONDHEIDSZORG

Figuur 2. Fysiotherapeuten per sporttak Atletiek Voetbal Tennis Hockey Schaatsen Wielersport Volleybal Zwemmen Judo Gymnastiek Triathlon Paardensport Baseball / softball Handbal Gehandicaptensport Rugby Roeien Watersport Golf Squash Schermen Taekwondo Danssport Badminton Krachtsport Ijshockey Klimsport Handboog Bobslee Tafeltennis Cricket Floorbal Boksen Schietsport Autosport 0

10

20

30

40

50

60

Figuur 3. Andere therapievormen

Kritische noot Hoewel de enquête breed uitgezet is via alle kanalen van zowel het KNGF als de NVFS, is het niet uitgesloten dat de enquête buiten de NVFS wat minder bekend was. Hierdoor kunnen de gevonden verhoudingen tussen NVFS en niet-NVFS afwijkend zijn van de werkelijkheid.

een andere therapie Medical taping Shockwave Dry Needling Acupunktuur Osteopathie Chiropraxie 0

41

20

40

60

80

100

120

140

FysioPraxis | maart 2015


N V M T | NE D ERLAN D S E V ERENI G IN G V O O R M AN U ELE T H ERAPIE

42

S p e c i a l i s t e n k at e r n

Symposium NeckSTep: patient centered care

Implicaties voor uw behandelbeleid Zin in een verrassende dag op hoog niveau? Kom dan op 11 april naar NeckSTep, een prachtig symposium van de NVMT over het aanhouden van pijnklachten en patiëntgerichte zorg. Of beter: patient centered care want het is een internationaal symposium. U bent van harte welkom. Tekst: Lidwien van Loon

Het is aanpoten in de fysiotherapie. Hebt u net uw accreditatiepunten bij elkaar, kunt u weer aan de bak omdat verzekeraars nog wat rapporten willen. Alles verandert en dan willen patiënten ook nog eens meepraten over hun behandeling. Niet alleen wordt hun zorgvraag complexer en stellen ze steeds meer eisen aan de kwaliteit van hun behandeling, ze willen ook nog eens betrokken worden bij hun zorgproces. Hoe combineren we de wens van patiënten om mee te praten over hun zorg met de regeldruk en controledrang vanuit overheid en verzekeraars waarmee de aandacht voor de patiënt juist onder druk wordt gezet? En moet u dan, met al die druk, ook nog naar een symposium? Echt bijzonder Het antwoord is ja, laat dit symposium niet aan u voorbijgaan. Wat maakt dit symposium dan zo speciaal? Weer een kort antwoord: efficiëntie. In heel korte tijd wordt u bijgepraat over de laatste wetenschappelijke ontwikkelingen omtrent patient centered care, en u maakt meteen de stap naar het leveren van nog effectievere zorg. Daar kunt u na het weekend meteen mee aan de slag. Daartoe brengt de NVMT een inhoudelijk sterk en gevarieerd programma over de cervicale wervelkolom met als aandachtsgebieden shared decision making, motivational interviewing en interpersoonlijke neurobiologie. En om het nuttige met het aangename te verenigen wordt u op een zeer aantrekkelijke locatie verwacht: museum CORPUS in Oegstgeest. Daar kunt

Organisatie Het symposium komt tot stand dankzij de inzet van de leden van de projectgroep: Edwin de Raaij, Marloes Thoomes-de Graaf, François Maissan en Stefan Buikema (projectleider), in samenwerking met congresorganisatiebureau Confriends.

u letterlijk en figuurlijk een reis door de mens maken. Verwen uzelf met een welverdiende vakdag en kom 11 april naar NeckSTep. Sprekers Wie heten u op 11 april van harte welkom? In het programma staan klinkende namen van internationale allure, zoals prof. dr. Deborah Falla. Falla wordt regelmatig uitgenodigd als spreker op toonaangevende congressen. De NVMT is er dan ook maar wat trots op dat ze de uitnodiging accepteerde. Voor wie haar nog niet kent: ze sleepte met haar wetenschappelijk onderzoek talrijke prijzen in de wacht. Haar boek over whiplash, hoofdpijn en nekpijn staat bij menig fysiotherapeut in de kast. Momenteel is ze als hoogleraar NeuroInformatics verbonden aan het Bernstein Center for Computational Neuroscience in Göttingen. Daar houdt ze zich vooral bezig met de integratie van neurofysiologisch en klinisch onderzoek naar neuromusculaire controle van de wervelkolom bij mensen met chronische pijn. De projectgroep heeft met Falla het neusje van de zalm voor u binnengehaald. Ook Ronald Kan spreekt. Hij is manueel therapeut bij Revalidatiecentrum Heliomare in Wijk aan Zee en behandelt vooral mensen met langdurige complexe musculoskeletale gezondheidsproblemen. Hij nodigt u uit om na te denken over het effect van uw taalgebruik op het resultaat van uw behandeling. Daarbij bouwt hij voort op de keiharde evidentie voor het recidiveren van patiënten met chronische nekpijn, waarover Falla eerst spreekt.

Verhoogde activiteit Volgens Falla treden er verschillende veranderingen op door nekpijn. Zo lijken de diepe nekflexoren en extensoren vertraagd te reageren en minder activiteit te leveren. Dit zou kunnen leiden tot verhoogde activiteit van de oppervlakkige musculatuur, vooral tijdens het uitvoeren van functionele taken. Dit suggereert een reorganisatie van het systeem. De oppervlakkige spieren zijn verminderd in staat adequaat en tijdig te ontspannen na het leveren van activiteit. Dat verklaart wellicht waarom het aantal recidieven zo hoog is en waarom veel mensen last hebben van chronische nekpijn. Volgens Kan zou het taalgebruik van manueel therapeuten daarbij een rol kunnen spelen. Die uitspraak onderbouwt hij met onder meer onderzoek van René Castien naar het werkingsmechanisme van manuele therapie bij patiënten met spanningshoofdpijn. Daaruit bleek dat slechts 25% van het gunstige behandeleffect kon worden toegeschreven aan een verbetering van de functie van de diepe nekflexoren; 75% van het effect wordt dus bepaald door andere zaken. Door wat dan, vraagt Kan zich af. Door de interactie tussen de patiënt en de behandelaar, door de lichaamstaal van de behandelaar, de gebruikte woorden, de inrichting van de praktijk? Geruststellen Volgens Kan speelt het geruststellen van de patiënt een belangrijke rol in die overige 75%. Door geruststelling daalt de dreigingswaarde en daardoor wordt de kans op afname van de

Het boek van Falla over whiplash, hoofdpijn en nekpijn staat bij menig fysiotherapeut in de kast Prof. dr. Deborah Falla

FysioPraxis | maart 2015


‘Ons taalgebruik kan met kleine details grote effecten teweegbrengen. Elk woord telt’ Ronald Kan

pijn groter. “Geruststelling zou wel eens een heel belangrijke factor kunnen blijken voor het uiteindelijke behandeleffect”, stelt Kan. “Het is interessant om na te gaan wat het effect van de behandelrelatie is op de uitkomsten van een manueeltherapeutische interventie. Heb je een samenwerking met de patiënt die gebaseerd is op vertrouwen en respect, dan kan geruststelling in de attitude van de manueel therapeut in belangrijke mate bijdragen aan het effect van de

behandeling. Die geruststelling blijft vaak uit. Veel manueel therapeuten willen wat vinden om te behandelen. Er zit iets vast of er is een instabiliteit, maar daarmee verontrusten ze de patiënt dat er iets mis is met zijn rug. Dergelijke taaluitingen hebben onbewust gevolgen voor het idee van patiënten over de kwetsbaarheid van hun lichaam. Ze gaan voorzichtig bewegen en onbewust gaat er een pijnsignaal af waardoor de musculatuur zich ermee gaat bemoeien,

Programma NeckSTep • Lezingen, demonstraties, discussies, improvisatiecabaret, informatiemarkt en een reis door het lichaam • Inschrijving vanaf 9 uur, afsluiting met borrel en hapjes rond 17.30 uur • Accreditatie aangevraagd voor MSG-leden en voor het algemeen register • Kosten inclusief lunchbuffet: € 60 voor leden, € 225 voor niet-leden • Adres: CORPUS Congres Centre, Willem Einthovenstraat 1 in Oegstgeest

met alle gevolgen van dien. Dat er een alarm afgaat, wordt geïndiceerd door de woorden die de therapeut onbedoeld en ongewild gebruikt.” Nocebo “We denken blijkbaar dat patiënten willen horen wat er mis met hen is”, zegt Kan. “Maar weten we eigenlijk wel wat patiënten willen horen? Patiënten willen misschien een specifiek oordeel horen over wat er met hun rug aan de hand is, en meestal is er niet veel aan de hand, weten we. Het merendeel van de klachten is immers aspecifiek en gaat vanzelf weer over. Het heeft dus geen enkele zin om catastroferende teksten los te laten op patiënten, want daar wordt het alleen maar erger van, het noceboeffect. We moeten vooral positieve ideeën creëren bij de patiënt over de aard en ernst van de aandoening, zodat hij geen verhoogd gevoel van kwetsbaarheid ervaart. Onbewust leiden deze ideeën tot een verhoging van de dreigingswaarde en daardoor tot vermeerdering van pijn en een verhoogde stressrespons. Als we tegen patiënten zeggen dat ze napijn kunnen verwachten, dan kun je er donder op zeggen dat ze die napijn ook gaan voelen. Het ligt dus voor de hand om geen woorden te gebruiken als ‘de rug is instabiel’ of ‘uw tussenwervelschijf is versleten’ of ‘er zit een hernia aan te komen’. Zeker niet in combinatie met modellen van de wervelkolom met een uitpuilende rode discus. Dit goedbedoelde taalgebruik staat herstel juist in de weg in plaats van dat het eraan bijdraagt.” Elk woord telt “We zouden al veel winnen als we alleen al zouden beginnen met te zeggen: ‘Het valt allemaal reuze mee. Ik heb u uitgebreid onderzocht en het ziet er goed uit.’ Daarmee voorkomen we dat we patiënten op een achterstand zetten. Pas dus op met wat je zegt”, waarschuwt Kan. In zijn lezing legt Kan de nadruk op taalgebruik. Daarbij gaat hij ook in op het informeren van de patiënt in relatie tot nekmanipulaties, een onderwerp dat breed uitgemeten is in de media en terugkomt tijdens het symposium. “Als je patiënten nadrukkelijk informeert over de nawerking, is de kans groter dat ze nawerkingen gaan ervaren. Daar doe je patiënten geen plezier mee. Lastige materie waarbij de essentie is: hoe vertel je het? Niet zozeer wat maar hoe. Ons taalgebruik kan met kleine details grote effecten teweegbrengen. Elk woord telt. Daar ga ik 11 april uitgebreid op in. Ik zie de discussie met veel belangstelling tegemoet.” Lidwien van Loon is journalist en communicatietrainer bij Van Loon Communicatie Coaching. Ze is bereikbaar via lidwien@vanlooncommunicatiecoaching.nl. FysioPraxis | maart 2015

43

N V M T | NE D ERLAN D S E V ERENI G IN G V O O R M AN U ELE T H ERAPIE

S p e c i a l i s t e n k at e r n


N V M T | NE D ERLAN D S E V ERENI G IN G V O O R M AN U ELE T H ERAPIE

44

S p e c i a l i s t e n k at e r n

In Memoriam

Leo Hagenaars (1950-2015) Op 1 januari overleed plotseling Leo Hagenaars. Niet alleen voor de fysiotherapie in het algemeen maar ook voor de manuele therapie in het bijzonder is het overlijden van Leo een groot verlies. We zullen zijn passie en nimmer aflatende leergierigheid missen. Tekst: prof. dr. Rob Oostendorp

In de jaren tachtig van de vorige eeuw begonnen Leo en ik met het zoeken naar de neurofysiologische grondslagen van de manuele therapie. Later voegde Nol Bernards zich bij ons. We werden daarbij geïnspireerd door het baanbrekend werk van Irvin Korr uit de VS, prof. dr. Jan Bernards en dr. Twan Keyser uit Nijmegen en zeker ook door prof. dr. Frantisek Véle uit TsjechoSlowakije. We ontwikkelden het curriculum ‘Neurofysiologie en Manuele Therapie’ en doceerden aan grote groepen collega’s die de Leergangen Manuele Geneeskunde en Therapie (later SOMT) volgden. Mijn herinneringen gaan terug naar de volle zalen met cursisten in Nuenen en Veldhoven waar we samen vele collega’s hebben ingeleid in de neurofysiologische grondbeginselen in relatie tot de manuele therapie. Uitstekend docent Leo was leergierig en ontwikkelde zich in die jaren tot een uitstekend docent. Geleidelijk werden de mechanische en neurofysiologische kennis en inzichten geïntegreerd in de manuele therapie. Ogenschijnlijk moeiteloos wist Leo deze kennisgebieden aan elkaar te koppelen. Zo ontstond er een curriculum dat nog steeds model staat voor de huidige opleidingen manuele therapie in Nederland, met inachtneming van allerlei onderwijskundige veranderingen. Leo was een graag geziene en gehoorde spreker tijdens de jaarlijkse NVMT-congressen. Evidentie en expertise In het verlengde van de opkomst van evidence-based medicine (EBM) in Nederland in de jaren negentig van de vorige eeuw veranderde de manuele therapie in evidence-based manual therapy (EBMT). Leo vond vanaf het begin dat de noodzaak van het wetenschappelijk bewijs (best research evidence) veel te sterk de boventoon voerde

FysioPraxis | maart 2015

in de discussies over de grondslagen van de manuele therapie. De klinische expertise van de manueel therapeut en de waarden van de patiënt als evenwaardige onderdelen van EBMT kregen in zijn ogen nauwelijks aandacht in deze discussies. Narratief redeneren Leo koos meer en meer voor de filosofische kant van het vak die hij samen met John Bos diepgaand uitwerkte voor de manuele therapie in de boeken De kunst van het hulpverlenen en Pijn en lijden. Een fundamentele beschouwing. Het narratief redeneren was Leo in dit verband op het lijf geschreven. De match met de biomedisch en mechanisch ingestelde manueel therapeuten was niet altijd even gemakkelijk voor hem. Het huidige palet van de manuele therapie geeft aan dat Leo een koploper was in deze veranderde en veranderende manuele therapie. Veel onderzoeken laten nu zien dat het biomedisch redeneren en handelen alléén niet meer volstaan in het huidige

beeld van de manuele therapie. Leo was een beeldenaar voor de manuele therapie. Afscheid Op 8 januari jl. namen velen op indrukwekkende wijze afscheid van Leo tijdens een bijeenkomst op de begraafplaats St. Laurentius in Rotterdam. Leo had nog zoveel plannen na zijn afscheid van de Hogeschool Rotterdam. Helaas heeft hij deze plannen meegenomen in zijn graf. Moge hij rusten in vrede. We wensen zijn vrouw Rini, zijn gezin en familie veel sterkte. Prof. dr. Rob A.B. Oostendorp is emeritus hoogleraar Manuele Therapie, Faculteit Geneeskunde en Farmacie, Vrije Universiteit Brussel (VUB), België. Ook is hij emeritus hoogleraar Paramedische Wetenschappen, Scientific Institute for Quality of Healthcare (IQ Healthcare), Radboud Universitair Medisch Centrum (Radboudumc), Nijmegen. Hij is bereikbaar via rob.oostendorp@planet.nl.


Interview met voorzitter NVZF

“Ziekenhuisfysiotherapie staat nu op de kaart” Deze zomer treedt Helen Andersson af als voorzitter van de NVZF. Een mooi moment om haar te vragen naar haar bestuurlijke ervaring in de periode 2010-2015. “Ik snap beter hoe de hazen lopen binnen het KNGF, mijn politieke sensitiviteit is sterker geworden en de ziekenhuisfysiotherapie staat op de agenda van het KNGF.” Een gedreven voorzitter met klinkende resultaten. Tekst: Rik van Hooff

Je bent voorzitter geweest vanaf 2012, hoe kijk je terug op de afgelopen periode? “Mijn bestuurswerk voor de NVZF startte eigenlijk al twee jaar eerder, in 2010. Toen werd ik algemeen bestuurslid. Ik kijk terug op een leuke en interessante tijd. Ik heb veel mensen ontmoet met goede ideeën en passie voor hun vak, zoals praktiserende ziekenhuisfysiotherapeuten die voor hun vakgebied staan, en ook onderzoekers die binnen het vakgebied van de ziekenhuisfysiotherapie bijzonder relevant en grensverleggend onderzoek doen. Het was bijvoorbeeld leerzaam om bij de Nederlandse Zorgautoriteit op bezoek te gaan om te praten over financiering van ziekenhuisfysiotherapie. We vertegenwoordigen een grote groep van ruim tweeduizend fysiotherapeuten die een essentiële schakel in de keten zijn. Het is leuk om voor en met hen te werken.” Wat is er gedurende je ambtsperiode bereikt en wat had je willen bereiken? “We hebben een eigen congres dat elk jaar naast een inhoudelijk leerzaam programma ook een ontmoetingsplek biedt voor ziekenhuisfysiotherapeuten. Daarnaast realiseerden

we een groot aantal productbeschrijvingen, de invoering en standaardisatie van screening van kwetsbare ouderen in het ziekenhuis, een review naar evidence based interventies bij kwetsbare ouderen en indicatoren voor de buik/ thoraxchirurgie. Ik had graag bereikt dat de ziekenhuisfysiotherapeut een verbijzonderde of specialistenstatus zou hebben gekregen. We hebben veel verstand van de acuut zieke patiënt en nemen een unieke positie in de keten in. In verschillende Europese landen en ook in de VS zijn dit soort ‘acute care’ fysiotherapeuten een normaal verschijnsel. Het is nog steeds mijn wens om alle ziekenhuisfysiotherapeuten als lid van de NVZF te vertegenwoordigen.” Hoe heeft de vereniging zich ontwikkeld in deze periode? “Van een deels uitvoerende rol in projecten naar een besturende rol. We zitten aan tafel bij het ‘grote’ KNGF, er wordt inmiddels veel vaker aan ons gedacht bij de ontwikkeling van de inhoud. Ook het financieringsprobleem van de poliklinieken is een groot onderwerp van gesprek. Inmiddels hebben we hier met de diëtisten

‘We hebben veel verstand van de acuut zieke patiënt en nemen een unieke positie in de keten in’

Helen Andersson Helen Andersson (1978) studeerde van 1997 tot 2001 fysiotherapie aan de Hogeschool van Amsterdam. Aansluitend werkte ze als fysiotherapeut in het Academisch Medisch Centrum in Amsterdam tot halverwege 2007. Toen maakte ze als fysiotherapeut de overstap naar het topklinische Sint Lucas Andreas Ziekenhuis in Amsterdam. Daar werd ze na twee jaar hoofd van de afdeling Fysiotherapie en Ergotherapie. Inmiddels is ze vier jaar organisatorisch manager, momenteel van de bedrijfseenheden Intensive Care, Orthopedie en Urologie, samen goed voor zo’n 140 medewerkers. Helen Andersson is bereikbaar via h.andersson@slaz.nl.

over gesproken, omdat we samen sterker staan dan alleen. We kijken dus breder dan alleen de fysiotherapie in het ziekenhuis. Zo participeren we met vertegenwoordigers in de opstelling van multidisciplinaire richtlijnen rondom knievervanging en collumfracturen. En de aandachtsgebieden zijn uitgebreid met sociaaleconomische aspecten van ziekenhuisfysiotherapeuten.” In welke richting moet de vereniging zich ontwikkelen? “De NVZF zou een onderzoeksagenda moeten opstellen met hoogleraren die onderzoek doen naar acute care en kwetsbare patiënten. Het doel ervan zou zijn om het vak van ziekenhuisfysiotherapie nog meer evidence-based te maken en dus om de inhoud door te ontwikkelen. Dit in samenwerking met andere beroepsinhoudelijke verenigingen die dicht tegen de NVZF aan zitten en met wie we kwetsbaarheid als gezamenlijk thema hebben. Het omzetten van al deze mooie evidence naar de praktijk zou een nog prominentere vorm mogen krijgen.” Heb je nog een goed advies? “Zorg dat de inhoud doorontwikkeld wordt en dat je de verbinding houdt met fysiotherapeuten in de andere lijnen. Dit laatste omdat we complementair aan elkaar zijn en geen concurrenten. Blijf daarnaast kritisch kijken naar wat je doet. Doet het ertoe? Ga verspilling van fysiotherapeutische zorg tegen. Neem als individuele fysiotherapeut initiatief, wacht niet af wat de rest doet en wacht ook niet op je leidinggevende!” Rik van Hooff is zorgmanager Fysio/Ergotherapie bij Medisch Centrum Haaglanden in Den Haag. Hij is bereikbaar via hjavhooff@bronovo.nl. FysioPraxis | maart 2015

45

N V Z F | NE D ERLAN D S E V ERENI G IN G V O O R Z IEKEN H U I S f y s i o t h e r a p i e

S p e c i a l i s t e n k at e r n


Betrouwbare partner voor de fysiotherapeut

Fysiotherapie een wetenschap? Met Intramed overziet u in één oogopslag alle afspraken met uw patiënten, beschikt u over een compleet EPD en hebt u 24/7 inzicht in de omzetontwikkeling van uw praktijk.

In Utrecht wel!

Efficiënt met uw tijd

doen? Werk en studie combineren?

Meteen in de behandelkamer beginnen aan de hulpvraag van de patiënt De patiënt kan zelf vanuit huis zijn gegevens in zijn dossier zetten en een afspraak maken. Dat scheelt u veel tijd. Met Intramed PLUS beschikt u over: • online inschrijving en afsprakenbeheer • online vragenlijsten (ook eigen vragenlijsten) • online intake Handige koppelingen

Ben jij ambitieus en wil jij je vakgebied verder ontwikkelen? Wetenschappelijk onderzoek Dan is Fysiotherapiewetenschap iets voor jou! Meer weten? www.uu.nl/masters/fysiotherapiewetenschap

www.PsychFysio.nl Modulen 2015

Bovendien koppelt de software met handige applicaties waaronder de AfsprakenApp. Deze herinnert uw cliënt aan zijn afspraak, wat een goede service is voor uw cliënt en het scheelt u no-shows. Standaard compleet Intramed is een compleet programma en bevat alle functionaliteiten en handigheidjes om uw praktijkvoering makkelijk en soepel te laten verlopen. Alle functionaliteiten noemen is gewoon onmogelijk maar op onze website vindt u een overzicht van de belangrijke functie, meetinstrumenten en richtlijnen. Kijkt u eens op www.intramed.nl/fysiotherapie. En heeft u vragen of specifieke wensen dan kunt u ons altijd mailen of bellen: info@intramed.nl of 0182-621 107

Nieuws en cursussen voor fysiotherapeuten P Motorisch trainen bij musculo- - 4 dagen wo 24/6, do 25/6, skeletale pijn – WK   vr 26/6, za 27/6. P Opleiding Mindfulness Trainer - 8 dagen start 10/9. P Motiverende gespreksvoering+SFT - 3 dagen di 8/9, 29/9, 13/10. P Neurolinguïstisch programmeren - 3 dagen vr 2/10, 16/10, 6/11. P ACT bij pijn - 3 dagen di 10/11, 24/11, 8/12. Opleidingen@PsychFysio.nl • 06-21867046 Nieuwegein • www.psychfysio.nl Een nieuwe klant binnenhalen? Valt niet mee! door te adverteren in FysioPraxis.

Gegevens meenemen

Bel 023-5714745 en vraag naar Remco Wijnhout

Wij bieden ruime mogelijkheden om gegevens van uw huidige softwarepakket over te nemen in Intramed. Meer informatie bij de afdeling Verkoop & Administratie op 0182 – 621 107

Noordkade 94 - 2741 GA Waddinxveen T 0182 62 11 07 - F 0182 62 11 99 info@intramed.nl

Op de website treft u tevens uitgebreide productinformatie voor uw praktijk: w w w. i n t r a m e d . n l / f y s i o t h e r a p i e

r.wijnhout@bureauvanvliet.com zandvoort


Kinesio Tape ®

the second generation Door miljoenen gebruikt, door honderden gekopieerd. Tijd voor de volgende stap.

De ontwikkelaars van de originele Kinesio® Tape hebben de laatste jaren besteed aan een revolutionaire opvolger van de succesvolle Kinesio® Tape. De tape is enorm verbeterd op diverse punten en daardoor is een nieuwe dimensie ontstaan in het tapen. • Hypoallergeen • Latexvrij • Flinterdun • Optimaal draagcomfort • Zeer sterk

Maak nu gebruik van het kennismakingsaanbod 3 rollen bestellen; 3 rollen gratis. Maximaal 1 pakket per praktijk.

www.kinesio-nederland.nl


THE BEST VS THE REST wat is jouw rol?

Voor een optimaal herstel wil iedereen de beste medische zorg. Met onze TÜV-gecertificeerde, latexvrije tape garanderen wij het beste materiaal. Eigenlijk is voor fysiotherapeuten en hun patiënten maar één keus: CureTape.

www.curetape.nl


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.