23
de lumbale wervelkolom en het sacro iliacaal gewricht. Om een perifeer neurogeen component (PNC) uit te sluiten werd gekozen voor sensibiliteitstesten in onderbeen/ voetregio, reflextesten (knie- en achillespeesreflex en Babinski), zenuwtrektesten (Bragard, Laseque) en de Active Straight Leg Raise Test (ASLR). Alle waren negatief, waardoor een PNC lijkt uitgesloten.
Vasculair dynamisch entrapment
Om te beoordelen of er een mogelijk vasculair dynamisch entrapment aanwezig was, werd de pulsatiefrequentie van de a. tibialis posterior en a. pedis dorsalis gepalpeerd in rust en tijdens activiteit. Er werden geen bijzonderheden gevonden. De FAAM voor ADL was 84/84, dus goed, waar de subschaal voor sport een iets minder goed resultaat liet zien 24/32. Patiënt scoorde 70 op haar huidige niveau van functioneren, waarbij 100 een perfect functioneren betekent. Bij videoanalyse bleek dat patiënt haar linkerheup meer in flexie trekt na de achterzwaaifase en er lijkt een kneeing-in links te zijn (QR-code). Tevens zwaait ze haar rechterarm later van achter naar voren dan haar linkerarm. Mogelijk heeft dit te maken met het zoeken naar balans. Verder lijkt de rotatie van de voet niet vanuit de heup te komen. Er is een duidelijke exorotatie van haar linkervoet/onderbeen, vlak voordat ze hem plaatst. Mogelijk hangt dit samen met de laxiteit van het linker mediale collaterale ligament van haar linkerknie, de vergrote schuiflade in het linker BSG en de subjectieve verschillen tijdens de SLHT en SEBT. De zwabbervoet verdwijnt tijdens het sprinten en het schaatsen op de schaatsplank, maar is aanwezig tijdens het skeeleren (QR-code).
Hypothese Op basis van het klinisch onderzoek is er een mogelijkheid dat de zwabbervoet kan worden verklaard op basis van de kneeing-in. Differentiaal diagnostisch kan gedacht worden aan een perifeer neurologisch probleem en een compartimentsyndroom. Discussie Kan de zwabbervoet worden verklaard op basis van een functionele enkelinstabiliteit? Diverse specialisten (medici, paramedici, et cetera) hebben zich gebogen over dit fenomeen zonder een eenduidige verklaring, laat staan een oplossing. Hoewel de zwabbervoet nog steeds een mysterie is, is een aantal factoren aan het licht gekomen. Op basis van de uitslagen van de FAAM10 kan worden geconcludeerd dat de zwabbervoet geen enkele invloed had op de dagelijkse activiteiten van patiënt maar wel tijdens haar schaatsactiviteiten. Onderzoek laat links zowel een toegenomen schuiflade over het BSG zien als laxiteit van de mediale collaterale ligament van de knie. Om objectief te bepalen of deze klinische verschillen directe consequenties zouden kunnen hebben voor de actieve stabiliteit is gekozen voor de SLHT, SEBT, OLST en de PST. Met de SLHT kon een verschil tussen de linker- en rechterenkel geobjectiveerd worden.2 Tevens geeft de SLHT een goed beeld van de functionele prestatie van het knie- en heupgewricht.3-5 De SEBT werd ingezet vanwege het dynamisch karakter die past bij de schaatsactiviteit.6,7 De SEBT is een effectief middel voor het in kaart brengen van unilaterale chronische enkelinstabiliteit binnen de gestelde hypothese.6,7 Zowel de SLHT als de SEBT liet links ten opzichte van rechts geen kwantitatief verschil zien waardoor een pro- >>
Tabel 1. De Single Leg Hop Tests (SLHT). Tijd 1 Tijd 2 Gemiddelde tijd Links ten opzichte van rechts Links 2,26 2,57 2,42 89,6% Rechts 2,20 2,13 2,17 Afstand 1 Afstand 2 Gemiddelde afstand Single hop Links 132 138 135 97,5% for distance Rechts 133 144 139 Afstand 1 Afstand 2 Gemiddelde afstand Triple hop Links 425 428 426 96,3% for distance Rechts 431 455 443 Tijd 5 x rondje Tijd 10 x rondje Gemiddelde tijd Figure of 8 Links 17,6 33,45 51,05 101,7% Rechts 17,13 34,8 51,93 Aantal 1 Aantal 2 Totaal Side hop Links 65 68 133 101,5% Rechts 65 66 131 De tijd is weergegeven in seconden en de afstand in centimeters. One leg hop in time
FysioPraxis | augustus 2013
CASUÏSTIEK.indd 23
07-08-13 14:51