2013-08 FysioPraxis augustus 2013

Page 22

22

casuïstiek, diagnostiek en behandeling

Case report

Een schaatser met een zwabbervoet Regelmatig eindigt een schaatscarrière vanwege een ‘zwabbervoet’. Bij een zwabbervoet is de coördinatie van het been verstoord. De zwabbervoet presenteert zich niet alleen binnen het marathonschaatsen en langebaanschaatsen, maar ook binnen de skeelersport. De meest geopperde hypothese voor het ontstaan van een zwabbervoet is een neurogeen probleem, dan wel een sportspecifiek compartimentsyndroom. Er is onduidelijkheid over de incidentie en prevalentie. Tekst: Leon Meijer

Casus Een 24-jarige schaatsster presenteerde zich met een zwabbervoet die ze, zonder aanwijsbare oorzaak, ontwikkelde op haar zeventiende. In 2010 stopte ze met schaatsen. Een halfjaar voordat patiënt zich realiseerde dat er iets mis was met haar linkervoet waren er diverse mogelijke factoren. Er vond een wisseling plaats van een harde naar een zachtere schaatsschoen en ze was een keer hard gevallen op haar linkerheup. De voorgeschiedenis kende rechts een genezen stressfractuur (fibula). De sfeer in de schaatsploeg was destijds goed. Schaatsen was een automatisme die opeens een motorisch moeilijke opgave werd. Bij elke slag moest worden nagedacht. De linkervoet kwam niet meer in glijrichting op het ijs, maar over dwars. Patiënt gaf aan: “Het is niet alleen de voet, maar het gehele been voelt technisch anders aan.”

‘Inspectie van de enkel, voet en onderbeen toonde geen klinische verschillen in links en rechts, en ook geen range of motion van het bovenste en onderste spronggewricht’ Onderzoek Het fysiotherapeutisch onderzoek was gericht op het in kaart brengen van mogelijke belemmeringen op stoornis-, activiteiten-, en participatieniveau vanuit de hypothese functionele enkelinstabiliteit. Het verleden kende verschillende onderzoeken en behandelingen voor dit probleem zonder het gewenste resultaat (tabel 3, FysioNet). Gezien de locatie en aard van de klacht is ingezet op een bewegingsonderzoek van de enkel ter uitsluiting van artrogene dan wel musculaire problematiek. Manu-

ele krachttesten werden ingezet om een indruk te krijgen van de kennspieren in het onderbeen.1 Vanuit de gedachte dat er een mogelijke functionele enkelinstabiliteit aanwezig was, werd er gekozen voor de Single Leg Hop Test (SLHT), de Star Excursion Balance Test (SEBT), de One Leg Standing Test (OLST) en de Position Sense Test (PST).2-9 De SLHT geeft een actieve dynamische waarde weer, terwijl de SEBT meer een actieve statische waarde geeft. De combinatie van de SLHT, de PST en de OLST geeft een betrouwbare beoordeling van functionele enkelinstabiliteit.9 Ook proximaal gelegen regio’s werden geëvalueerd (knie, heup en rug). Er is videomateriaal gemaakt om het beeld van de zwabbervoet visueel te maken (QR-code). De volgende activiteiten zijn beoordeeld: schaatsen, skeeleren en ‘droogschaatsen’ (schaatsplank). De Foot and Ankle Ability Measure (FAAM) werd gebruikt om inzicht te krijgen in het functioneren op ADLen op sportniveau.10

Resultaat

Inspectie van enkel, voet en onderbeen toonde geen klinische links/rechts-verschillen, en ook geen range of motion (ROM) van het bovenste en onderste spronggewricht (BSG en OSG). Er was een normale kracht volgens de krachttesten van Mink1 voor plantair- en dorsaalflexie en inversie en eversie van het enkelgewricht. Er was geen verschil in omvang waarneembaar voor wat betreft de kuitmusculatuur (links = 26 cm, rechts = 26 cm) en er was geen pijn over ligamentaire structuren van de linkerenkel. De anterior en posterior drawtest11 liet meer schuiflade op het linker BSG zien. Er was geen laterale en/ of mediale enkelinstabiliteit. De uitkomst van de PST en OLST gaf geen verschil in links/rechts8 (tabel 4, FysioNet). De SLHT en de SEBT lieten geen klinisch relevante verschillen zien tussen de aangedane en de niet-aangedane zijde (tabel 1 en 2). Echter, de coördinatie van de linker extremiteit was duidelijk minder (kneeing-in-fenomeen en verhoogde amplitude bovenlijf). Onderzoek van het kniegewricht liet, behalve laxiteit van het linker mediale collaterale ligament, geen afwijkingen zien. De heupmobiliteit was normaal evenals de kracht van de abductie en exorotatie12 (tabel 5, FysioNet). Er waren geen afwijkingen van

FysioPraxis | augustus 2013

CASUÏSTIEK.indd 22

07-08-13 14:50


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.
2013-08 FysioPraxis augustus 2013 by KNGF FysioPraxis - Issuu