2013-06 FysioPraxis juni 2013

Page 1

va k b l a d vo o r d e f y s i o t h e r a p e u t

Fysiopraxis JAARGANG 22 • NUMMER 6 • juni 2013

profiel

Casuïstiek

KNGF-service

Prof. dr. Sita Bierma-Zeinstra over artrose

Eerstelijns fysiotherapie voor 70-plussers

Praktijkoverdracht: begin op tijd

Themanummer vergrijzing in de fysiotherapie Fysiotherapie: ook na je zestigste een leuk vak!

COVER.indd 1

04-06-13 15:40


“Binnenkort schrijven we allemaal apps voor om patiënten thuis te laten oefenen voor herstel.” Fer van den Hurk, fysiotherapeut en initiator van de app FysiOtherappy Lees het verhaal op vvaa.nl/mobiledoctors

En vanaf nu is er VvAA mobiel. VvAA mobiel brengt de toekomst in de praktijk met een uniek mobiel-telefonieabonnement voor en door zorgprofessionals. Een toekomst waarin smartphones en apps steeds vaker worden ingezet als instrument om de zorg te verbeteren. VvAA mobiel maakt gebruik van het hoogwaardige netwerk van KPN en biedt kwaliteit, transparantie, ledenvoordeel en de vertrouwde VvAA service.

• Arts en Apps: toegang tot gecategoriseerde medische apps • Ledenvoordeel: speciale lage tarieven • Eerlijk: binnen en buiten de bundel hetzelfde tarief • Kwaliteit: altijd maximaal mogelijke datasnelheid ook buiten de bundel • Toestelvervangservice: gratis en binnen 4 uur, op de Waddeneilanden binnen 24 uur

Uw eigen VvAA mobiel abonnement? vvaa.nl/mobiel

•FP-06 advertenties.indd 1

04-06-13 16:23


Wilt u zich verder ontwikkelen als fysiotherapeut? Blijf in beweging met een opleiding van Avans+ We starten gegarandeerd met onze Master opleidingen. Nog enkele plaatsen beschikbaar, dus schrijf u snel in! + Geriatriefysiotherapie (MGPT) 25-09-2013 Breda en 26-11-2013 Zwolle + Oncologiefysiotherapie (MOPT) 26-09-2013 Breda en Utrecht + Sportfysiotherapie (MPTS) 11-10-2013 Arnhem + Kinderfysiotherapie (MPPT) 05-09-2013 Breda + Manuele therapie (MMT) 26-09-2013 Nieuwegein + Upgrade, verkorte masteropleiding 17-09-2013 Amsterdam 10-10-2013 Zwolle 28-11-2013 Breda

Meer informatie over onze Master opleidingen? Kijk op www.avansplus.nl/fysiotherapie, bel 0900 110 10 10 (lokaal tarief) of mail naar info@avansplus.nl.

Ad Avans-fysiopraxis 185x132 fc 06-2013.indd 1

•FP-06 advertenties.indd 2

14-05-13 10:56

04-06-13 16:23


4

REDACTIONEEL/INHOUD

12

Goede stamhouders

I

n de jaren 60 van de 19e eeuw ontstond een nieuw beroep vanuit de gymnastiek, de heilgymnastiek. Pas sinds 1965 is er officieel sprake van het vak fysiotherapie. Tot het domein van de fysiotherapie werden heilgymnastiek, massage en fysische therapie gerekend. Vier jaar later, in 1969, studeerden de eerste fysiotherapeuten af.1 Onder de lezers van deze FysioPraxis zullen er fysiotherapeuten zijn die zich dit nog goed kunnen herinneren. Deze groep fysiotherapeuten heeft aan de wieg gestaan van het vak fysiotherapie. Maar het vak is volwassen geworden. Fysiotherapie krijgt meer en meer een op wetenschap gebaseerde ondergrond. Momenteel kunnen de opleidingen fysiotherapie niet meer zonder deze ondergrond. Een goede fysiotherapeut kent immers zijn vakliteratuur en blijft op de hoogte van de recente ontwikkelingen binnen zijn vakgebied. Echter, er zijn ook fysiotherapeuten die hierbij hun wenkbrauwen fronsen: ‘Die wetenschap richt ons vak ten gronde; stagiaires fysiotherapie kunnen ingewikkelde wetenschappelijke artikelen lezen, maar het “fingerspitzengefühl” is er niet meer bij’. Tja, hier hebben zij mogelijk een punt. Toch wil ik het omdraaien: is het niet juist de stageplaats waar de student de wetenschappelijke theorie in de praktijk leert toe te passen? Zie het vak fysiotherapie als een boom: de stam bestaat uit de fysiotherapeuten die aan de wieg van het vak hebben gestaan, hierlangs gaat de voeding uit de bodem naar de bladeren met bladgroenkorrels – de fysiotherapeuten in opleiding. De bladeren kunnen niet zonder voeding vanuit de stam en de stam kan niet zonder de bladgroenkorrels van de bladeren. Beide houden de boom, oftewel het vak fysiotherapie, in stand. Gaat u binnenkort met pensioen? Dan volgt hierbij de oproep om uw taken goed aan uw opvolgers over te dragen, zodat zij in de toekomst goede stamhouders kunnen worden. De stamhouders van nu hebben prachtig werk verricht, het is aan de volgende generatie om het vak inhoud te blijven geven en de eigenheid van het vak te behouden.

Adri Apeldoorn Saskia Bon Karin Haks Lidwien van Loon François Maissan Caroline Speksnijder

In dit nummer 6 Column Eke Zijlstra 6 KNGF-kort 7 Even bellen met... 11 Overig kort nieuws 16 Uit het veld Jonge en ervaren fysiotherapeuten leren van elkaar

18 Opvattingen 29 Ingezonden artikel Alarmfase rood, fysiotherapie in nood

30 Achter het nieuws 32 Forum 34 KNGF-service 38 FysioWijzer 39 Wetenschapskatern 45 Specialistenkatern

Reacties kunt u mailen naar fysiopraxis@kngf.nl. 1. Leijssenaar, B. Fysiotherapie in Nederland; 1965-heden. Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (2011).

55 Agenda 57 Vraag & Aanbod 58 Colofon

FysioPraxis | juni 2013

INHOUD.indd 4

04-06-13 16:19


5

22

26

34 OOP

TE K

12 Fysiotherapie voor patiënten NIEUWE PRAKTIJKEN

met complexe lichamelijke klachten

‘Onze aanpak is fris, wakker en doeltreffend’, schrijft zelfstandig behandelcentrum Vitaalpunt op de eigen website. Arno Engers: “Onze patiënten hebben complexe lichamelijke klachten waarbij psychosociale factoren een belangrijke, zo niet de belangrijkste rol spelen.”

34 Praktijkoverdracht: KNGF-SERVICE

begin op tijd

Uw handtekening zetten onder de overdracht van uw praktijk is misschien wel de meest gedenkwaardige handeling die een fysiotherapeut verricht als ondernemer. Dat klinkt een stuk luchtiger dan het is. Een overdracht kan emotioneel zijn en er moet gewoon erg veel geregeld worden. Zorg er daarom voor dat ruim voor de verkoop alles op orde is.

22 Eerstelijns fysiotherapie voor CASUÏSTIEK

70-plussers

Als gevolg van de demografische ontwikkelingen zullen in de toekomst (nog) meer ouderen gebruikmaken van de eerstelijns fysiotherapie. De Hanzehogeschool is in samenwerking met het Nederlands Paramedisch Instituut een inventariserend onderzoek gestart om de eerstelijns fysiotherapeutische zorg aan de groep 70-plussers in Nederland in kaart te brengen.

26 Prof. dr. Sita Bierma-Zeinstra PROFIEL

“De fysiotherapeut heeft een belangrijke rol bij de behandeling van patiënten met artrose. Voor de effectiviteit van oefentherapie, bij uitstek het terrein van de fysiotherapeut, is een grote bewijslast. Ook bij het omgaan met pijn speelt de fysiotherapeut een rol”, aldus prof. dr. Sita BiermaZeinstra.

FYSIOPRAXIS ONLINE Naast FysioPraxis bestaat er FysioPraxis online. U vindt deze digitale versie op FysioNet: www.fysionet.nl. Literatuurverwijzingen, verrijkingen en links naar aanvullende informatie vindt u op FysioNet via Producten & Diensten, FysioPraxis. In FysioPraxis kunt u zien welke artikelen zijn verrijkt. Onder aan het artikel staat het FysioPraxis onlinesymbool: de ronde button met pijl. FysioPraxis online is alleen toegankelijk voor leden van het KNGF na inloggen.

FysioPraxis | juni 2013

INHOUD.indd 5

04-06-13 16:19


6

KNGF-KORT

VAN DE VOORZITTER

Vergrijzing verzilverd In deze editie leest u over vergrijzing. Vergrijzing binnen het vak fysiotherapie en vergrijzing van onze samenleving. En we vergrijzen in rap tempo. Ik heb even wat cijfers erbij gepakt: Nederland telt op dit moment rond de 2,7 miljoen ouderen. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek verstaan we onder oudere een 65-plusser. Een kwart van de ouderen heeft de leeftijd van 80 jaar of hoger. En de berekeningen zijn dat in 2040 ruim een kwart van de gehele bevolking 65-plus is. Ik vang regelmatig vooroordelen op over ouderen en over het ouder worden: ouderen hebben een hang naar het verleden, ouderen zijn kwetsbaar, zorgafhankelijk en dus duur, ouderen begrijpen niets van digitale media of wat de jeugd beweegt. Kortom: ouderen zijn traag, krom, grijs en rimpelig. Gelukkig worden deze mythes rondom ouderen langzaamaan ontrafeld. Want als er ergens vitaliteit is, dan is het wel bij deze groep. Ouderen sporten, gaan meer dan ooit op reis en zijn in hoge mate maatschappelijk betrokken bij vrijwilligerswerk of mantelzorg. Wist u dat maar liefst 95 procent van de 65-plussers thuis woont en van de 80-plussers nog steeds 86 procent? En een groeiende groep ouderen is nog volop aan het werk. Mensen die hun kennis, wijsheid en ervaring inzetten ten dienste van de maatschappij. En deze maatschappelijke inzet van ouderen wordt alsmaar belangrijker. Het is kapitaal dat we niet voortijdig moeten afschrijven, maar ten volle moeten gaan benutten. Het aandeel 65-plussers in de bevolking neemt rap toe. In de ouderenzorg liggen dan ook volop kansen voor de fysiotherapie. De fysiotherapeut heeft een belangrijke rol in het vitaal houden van álle 65-plussers: bij het zo lang mogelijk aan het werk houden, bij revalidatie of herstel na een ingreep, door zorg dichtbij de mensen aan huis of in de wijk te brengen en door te zorgen dat de mensen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen functioneren en op een prettige manier oud kunnen worden. En ook de groep kwetsbaardere ouderen heeft u hard nodig. Dit vraagt van u kennis van de groep ouderen – wie zijn ze en wat willen ze – en van fysiotherapeutische zorg aan ouderen, en hoe u dit in uw praktijk of in de wijk vormgeeft. Ik hoorde laatst Hannie van Leeuwen* spreken. Ze riep ouderen op om ook zelf verantwoordelijkheid te nemen. De meeste ouderen kunnen prima zelf bepalen tot waar de grens van hun zorgvraag reikt. Kwaliteit van leven staat voorop. Hannie van Leeuwen vroeg zich af of de focus niet zou moeten verschuiven, meer ‘van levensduur naar levensdoel’. Eigen regie en kwaliteit van het eigen bestaan als leidraad. Ik onderschrijf haar oproep volledig. De kerntaak van de fysiotherapeut in de ouderenzorg zal in de toekomst liggen in het vitaal houden van de oudere mens. De vitale oudere als de onontbeerlijke smeerolie van de maatschappij. Een schone taak ligt ons voor. De fysiotherapeut verzilvert de vergrijzing.

STICHTING GESCHIEDENIS FYSIOTHERAPIE WWW.SGFINFO.NL

Stichting Geschiedenis Fysiotherapie Gezocht:

functionaris en/of beheerder opslag historische collectie in Urk Het bestuur van de Stichting Geschiedenis Fysiotherapie (SGF) is op zoek naar een vrijwilliger(ster) die kan helpen bij het beheren van de historische collectie van de stichting. Sinds kort is de historische collectie verhuisd naar een ruimte op een bedrijventerrein in Urk. De Stichting Geschiedenis Fysiotherapie heeft deze ruimte kunnen huren van het ‘Medisch Leesmuseum’ dat wordt beheerd door de medisch historicus prof. M. van Lieburg. De collectie bestaat uit historische fysiotherapeutische apparatuur, waaronder massagehulpmiddelen, oefenapparaten, tijdschriften, boeken en een archief.

Takenpakket De taak van de vrijwilliger(ster) is het regelmatig ordenen, schoonmaken en inzichtelijk maken van de collectie voor anderen. Het is aan te bevelen dat de functionaris afkomstig is uit de directe omgeving van de Noordoostpolder of omgeving Zwolle. Het bestuur kijkt graag uit naar uw reactie. Voor verdere inlichtingen kunt terecht bij het secretariaat SGF: Sweelincklaan 7, 6865 JB Doorwerth t.n.v. Wim Schoemans, e-mail: stgefy@kpnmail.nl, tel. 026-334 19 48 of bij de huidige collectiebeheerder Aad Graafland, tel. 078-615 25 71.

Eke Zijlstra * Hannie van Leeuwen is al 40 jaar lang politiek actief in de gezondheidszorg en ouderenbeleid en is 87 jaar oud.

FysioPraxis | juni 2013

KNGF-KORT.indd 6

04-06-13 15:51


7

Even bellen met...

Quo Vadis 2013! Vrijdag 12 april vond het tweede OndernemersEvent Quo Vadis 2013! plaats in de Klepperman in Hoevelaken. Ruim 150 professionele ondernemers woonden interactieve presentaties bij over onderwerpen als ‘leanmanagement’ en ‘waardevanzorg’.

benchmarkinformatie en scenario’s om het effect van nieuwe producten of diensten te belichten.

Randvoorwaarden Het OndernemersEvent was gericht op de randvoorwaarden van het ondernemerschap in de fysiotherapeutische praktijk. Dr. Stef Groenewoud (KPMG) presenteerde in ‘waardevanzorg’ het belang van transparantie van kwaliteit en kosten van fysiotherapeutische zorg in de keten. Reacties van deelnemers: “Dit onderwerp sluit naadloos aan bij de huidige ontwikkelingen en wensen in de praktijk”. Harry Gosselink opende het OndernemersEvent met een heldere presentatie over zijn ondernemerschap en zijn rol als bestuurder. “Ondernemer, ga omdenken…” was zijn betoog. Maak van een probleem een feit en maak van de feiten een nieuwe mogelijkheid.

Door middel van een zelf-assessment kregen deelnemers inzicht in situationeel leiderschap. Over allergieën, kernkwaliteiten, motiveren en toepassing van een HR-cyclus in de praktijk.

‘Inspirerend, waardevol, voor herhaling vatbaar. Geen vakinhoud maar ondernemerschap!’

2. Leiderschap: ‘Investeren in je medewerkers levert hogere motivatie op’, door DAJC Fysio HR

3. De zorgmakelaar, wat kan dat voor mij betekenen’, door Eldermans&Geerts Advocaten De Zorgverzekeringswet in 2006 was het startsein voor marktwerking in de gezondheidszorg. De misvatting bestaat dat onderhandelen met zorgverzekeraars geen zin heeft – tekenen bij het kruisje. In de praktijk blijkt dat het wel degelijk zin heeft om te onderhandelen, waarbij het wel van belang is om juridische grenzen en mogelijkheden te kennen.

Het KNGF heeft een kostencalculatiemodel en de FysioFactor ontwikkeld voor eerstelijns praktijken en voor intramurale afdelingen fysiotherapie voor het berekenen van de gemiddelde kostprijs van zittingen,

Wat is je achtergrond? Oorspronkelijk ben ik opgeleid tot epidemioloog, maar het onderzoekswerk gaf te weinig voldoening en ik miste bovendien het menselijk contact. Daarom ben ik fysiotherapie gaan doen. Het is een veelzijdig vak en binnen FysioPraxis komt nu de onderzoeker in mij weer naar boven.

‘Brede lezersgroep aanspreken’

Hoe zie je de toekomst van de fysiotherapie? Fysiotherapie is een goede en efficiënte vorm van zorg die kan helpen bij de vergrijzing en het probleem van de stijgende zorgkosten. Het is te hopen dat zorgverzekeraars dat ook inzien, want dan hebben we een goede toekomst.

Workshops

1. Financieel management, door C@SE&T

Karin Haks (35) is fysiotherapeut (MPT) in Utrecht en sinds maart jongstleden redactielid van FysioPraxis.

Wat wil je bereiken met FysioPraxis? FysioPraxis moet een breed gedragen vakblad zijn dat collega’s waardevolle en bruikbare informatie biedt.

Hoogleraar Wim Groot Wethouder en ing. Mark van Oosterhout belichtten de ontwikkelingen en veranderingen in de Nederlandse gezondheidszorg en de rol die de ondernemende fysiotherapeut kan spelen bij de inrichting van het gezondheidszorgbeleid van de gemeenten. Na het plenaire gedeelte was het tijd voor de workshops:

Karin Haks

4. Lean Management: ‘Slimmer, sneller en slanker’, door TNO Management Consultant Lean is een managementfilosofie die erop is gericht om verspillingen, zaken die geen toegevoegde waarde leveren, te elimineren. De deelnemers ervoeren de kunst van het kort-cyclisch (alle medewerkers, op de werkvloer, elke dag, continu) verbeteren.

Wat is je (grootste) uitdaging voor FysioPraxis? Een goede balans vinden in het streven naar afwisseling, een interessante onderwerpkeuze, het aanspreken van een brede lezersgroep en het bieden van voldoende diepgang. Fysiotherapie, een mooi vak? Absoluut. Het is een heel kosteneffectieve vorm van zorg die een betere kwaliteit van leven oplevert. FysioPraxis | juni 2013

KNGF-KORT.indd 7

04-06-13 15:51


8

KKNNGGFF--KKoorrtt

Beroepsethiek en gedragsregels

Mag dat? Mag een fysiotherapeut giften aannemen van een persoon tot wie de hulpverlener in een behandelingsrelatie staat? En welke regels en/of bepalingen liggen hieraan ten grondslag?

Casus Een fysiotherapeut behandelde een patiënt gedurende een periode van een half jaar. Vóór de behandelperiode kenden de fysiotherapeut en de patiënt elkaar niet. De patiënt was een 87-jarige alleenstaande man die kort daarvoor na en huwelijk van 45 jaar gescheiden is. De man is daar ook zeer boos over. Ongeveer twee weken na de vermoedelijke laatste behandeling is de fysiotherapeut samen met de patiënt bij de notaris geweest. De notaris heeft de uiterste wilsbeschikking van de patiënt vastgelegd, onder herroeping van alle eerdere, waarbij de patiënt aan de fysiotherapeut de inboedel van de woning en de auto legateerde. Ongeveer zes weken nadien is de patiënt overleden. In de daarop volgende maanden heeft de fysiotherapeut de verkregen inboedel via marktplaats verkocht.

Vraag: Mag dit?

?

Antwoord: Nee, dat mag niet

Ongeoorloofde beloning Een gouden regel in de (para) medische hulpverlening is geen giften of bevoordelingen aan te nemen van degene tot wie de hulpverlener in een behandelingsrelatie staat. De wetgever heeft dit vastgelegd in het erfrecht: “Wie werkzaam is op het gebied van de individuele gezondheidszorg (BIG-geregistreerden), die iemand gedurende de ziekte waaraan hij is overleden bijstand heeft verleend, kan geen voordeel trekken uit de uiterste wilsbeschikkingen die zodanig persoon gedurende de behandeling of de bijstand te zijn of harer behoeve heeft gemaakt.” De wetgever drukt dit beginsel nog pregnanter uit binnen het overeenkomstenrecht, betreffende de vernietigbaarheid van een schenking of gift van de patiënt aan zijn/ haar behandelaar. De grondslag hiervoor is de afhankelijkheidspositie van de patiënt jegens zijn/haar behandelaar.

Artikel 54 van de beroepsethiek en gedragsregels voor de fysiotherapeut De regels in de Beroepsethiek en gedragsregels (en de Modelregeling Fysiotherapeut – Patiënt) zijn praktische uitwerkingen van bovengenoemde wettelijke bepalingen. Artikel 54 luidt: “De fysiotherapeut dient zich te realiseren dat het aanzien van het beroep en diens beoefenaren zeker wordt geschaad als winstbejag eerder het doel lijkt dan de kwaliteit van de zorg. Bij kwaliteit van zorg hoort een passend honorarium. Dit geldt ook ten aanzien van het aanvaarden van persoonlijk voordeel bij verkoop, of bemiddeling bij verkoop, van hulpmiddelen met preventieve of therapeutische waarde. Niet acceptabel is ook het aanvaarden van een beloning, direct of op termijn, naast wat daarover in wet en regelgeving is vastgelegd. Elk geschenk of elke gift die een materieel pretentieloze attentie te boven gaat, dient afgewezen te worden. In een voorkomend geval dient de fysiotherapeut zich ervan te vergewissen of de waarde van een – mogelijk reeds aanvaarde – attentie inderdaad niet buitenproportioneel is. Indien in plaats van een honorarium een beloning in natura plaatsvindt, dient deze beloning evenredig te zijn aan het honorarium. Gebruik van vrijheid, met als oogmerk geldelijk gewin, leidt onvermijdelijk tot devalueren van het aanzien van het beroep. Gedoeld wordt hier op de vrijheid die de fysiotherapeut heeft met betrekking tot verkoop van producten en tot het instellen van de therapie naar aard, frequentie, duur en behandelplaats.”

Oordeel Centraal Tuchtcollege

Het Centraal Tuchtcollege deelt het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat voornoemd artikel 54 van de beroepsregels is geschonden. “Verweerster wist voor de beëindiging van de behandelrelatie met patiënt dat deze haar wilde bedanken met een legaat. Vaststaat bovendien dat het legaat het directe ge-

FysioPraxis | juni 2013

KNGF-KORT.indd 8

04-06-13 15:51


9

‘Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege is er sprake van een beloning in de zin van artikel 54, die een onmiddellijk gevolg is van de behandelrelatie’ volg is geweest van de persoonlijke band die door deze behandelrelatie is ontstaan. Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege is er sprake van een beloning in de zin van genoemd artikel 54 (namelijk het legaat), die een onmiddellijk gevolg is van de behandelrelatie. Het verband tussen de behandelrelatie en het legaat had onder de gegeven omstandigheden voor verweerster aanleiding moeten zijn het legaat te weigeren, ook als zij dat legaat (geheel of ten dele) zou kunnen opvatten als een tegenprestatie voor door haar te verrichten werkzaamheden na het overlijden van de patiënt. Dat het legaat als een last gezien zou moeten worden, is overigens door verweerster onvoldoende aannemelijk gemaakt.”

Het Centraal Tuchtcollege vindt dat de vraag of de behandelrelatie daadwerkelijk is geëindigd, niet behoeft te worden beantwoord, nu in deze casus in elk geval sprake is van een beloning op (korte) termijn. “Ook al had verweerster, zoals zij stelt, de overtuiging dat het opnemen van het litigieuze legaat in het testament rust bracht bij patiënt, toch had zij het legaat naar het oordeel van het college niet moeten accepteren. Door dit wel te doen heeft zij niet alleen de praktijk van klaagster, maar ook de beroepsgroep geschaad.”

Reacties van leden van FysioNetwerken Mark Brinkman: “De fysiotherapeut had zich mijns inziens niet actief moeten bemoeien met de uiterste wilsbeschikking. Het roept bij mij wel de vraag op wat ethisch gezien volgens onze gedragsregels en tuchtrechtelijk juist is in het geval dat er geen actieve bemoeienis van de fysiotherapeut geweest zou zijn?” Hanneke Muijen-Drop: “Ik vind dat deze fysiotherapeut zeer creatief is geweest en zich zeker heeft onderscheiden van zijn vakgenoten. Maar of de manier waarop hij dat heeft gedaan wel zo passend is? Het heeft mij wel geholpen. Waar ik vroeger met een zeer bezwaard gevoel een bosje bloemen of doosje chocola aannam van een gelukkige patiënt die uitbehandeld was, kan ik het nu wat relativeren!” Maurits Vuister: “Een soortgelijke casus werd onlangs in Arts en Auto beschreven. Daarin kreeg de behandelaar na het overlijden van de patiënt een mooie en dure vaas. De patiënt wist dat de behandelaar een liefhebber was van deze specifieke kunst. Hoewel ik de precieze argumentatie niet meer weet, was het wel duidelijk dat dat absoluut niet toelaatbaar was. In dit geval is de fysiotherapeut met de patiënt naar de notaris geweest. Deze actie valt niet binnen het domein van de fysiotherapeut en dat is dus onprofessioneel handelen, en daarbij is de gift een buitenproportionele vergoeding. Nota bene: de fysiotherapeut moet wel fors erfbelasting betalen, dan wel inkomstenbelasting voor verdienste.”

Carla Bekkering: “Deze casus doet inderdaad denken aan een casus uit Arts en Auto die werd besproken door een ethicus en een jurist. De ethicus is meer geneigd om het legaat acceptabel te vinden, de jurist wijst op de wet BIG, die in dit opzicht duidelijk is: een legaat mag niet worden aangenomen. De familie kan bezwaar aantekenen en de erfenis laten terugdraaien. De fysiotherapeut is tuchtrechtelijk aan te spreken. Overigens is er in 2010 een fysiotherapeut die een erfenis aanvaardde ontslagen door haar werkgever.” Mirjam Kleinveld: “Onze beroepsethiek en gedragsregels laten hierover ook geen twijfel bestaan. Als je artikel 54 in ons boekje erop naslaat, kun je lezen over ongeoorloofde beloningen. En dan is het zeker niet geoorloofd. Ik begreep onlangs dat er ook collega’s zijn die allerlei artikelen in hun praktijken verkopen en dan vele malen duurder dan je voor dit product zou geven in de groothandel of in de winkel. Dat is dus misbruik maken van je positie en mijns inziens niet alleen ongeoorloofd, maar ook beschamend om op deze manier aan winstbejag te doen.”

Alle volledige reacties van leden lezen? Kijk op FysioNetwerken > Forum > FysioNet Nieuwsberichten > ‘Mag dat’.

FysioPraxis | juni 2013

KNGF-KORT.indd 9

04-06-13 15:51


10

KNGF-KORT

VAN DE VOORZITTER

gezondheid en de levensverwachting zonder lichamelijke 2005/2008 niet waar te nemen. Dit hangt samen met de beperkingen per opleidingsniveau is niet eerder gepublinog relatief korte tijdreeks en met de marges rond de ceerd. De hier gepresenteerde resultaten zijn berekend op cijfers. De opsplitsing van het totaalcijfer in cijfers per basis van enquêtegegevens. In POLS en in de EBB zijn opleidingsniveau zorgt voor een toename van de marges bewoners van instituten en tehuizen uitgesloten van deelrond de uitkomsten, waardoor verschillen minder snel name. Dit zal waarschijnlijk leiden tot een lichte overschatstatistisch significant zijn. Bij de totale levensverwachting ting van de gezonde levensverwachting, omdat het aanper opleidingsniveau speelt dit minder, omdat daar geen nemelijk is dat voor mensen in institutionele huishoudens gebruik hoeft te worden gemaakt van prevalentiecijfers per hogere leeftijdsspecifieke prevalenties vanCentraal ongezondheid opleidingsniveau. in het Kwalide kwaliteit van tie en herregistratie 1. Wanneer mag ik mij fysiotherapeut vanuit de Wet BIG is, om gelden, bij een gemiddeld lager opleidingsniveau, voor Wel kan worden dat de gezonde levensbij Artifysiotherapie nog verder te stimuleren, het teitsregister Fysiotherapie’ staat erdan noemen? En kangeconcludeerd ik in Nederland wermensen in particuliere huishoudens. verwachtingen per opleidingsniveau in de onderzochte Centraal Kwaliteitsregister Fysiotherapie kel 20.1: ‘Door registratie in het Centraal ken als fysiotherapeut? Wellicht opvallende resultaat van het hier gepreperiode nietfysiotherapeut sterk zijn toe-isof wettelijk afgenomen. geldtinook Fysiotherapie verbindt hetvoor leven geroepen doorhet de meest be- Kwaliteitsregister De titel be- Dit(CKR) senteerde onderzoek zijn de per opleidingsniveau verschildeschermd. omvang van het verschil in gezonde levensverwachting Wie de officiële studie heeft roepsorganisatie KNGF. Wie aan alle kwa- de fysiotherapeut zich tot de naleving van lendepraktijkervatrends voor levensverwachting Waar tussen hoog-aan enalle laagopgeleiden. de beroepsethiek en bij de vrouwen. gedragsregels vande afgerond, basiseisen voldoet en liteitseisen voor behandeling, levensverwachting van middelbaar opgeleide vrouwen staat ingeschreven in het BIG-register van ring, (bij)scholing en vakoverleg voldoet en het KNGF en de Modelregeling fysiotherastijgt, stagneert levensverwachting voor laagUitde onderzoek bleekwerkt dat de levenspeut-patiënt van NP/CF en KNGF. De fy-en volgens de KNGF-richtlijnen, mag diezelfde overheid, van magPerenboom zelfstandig (2004) patiënten hoogopgeleide vrouwen. De oorzaak van deze stagnatie verwachting zonder chronische ziektes daalde voor alle behandelen als fysiotherapeut en zich fy- zich in het CKR inschrijven. Op de consu- siotherapeut onderwerpt zich aan het ververdient nader onderzoek. Daarbij van spelen wellicht meersociaaleconomische enigingstuchtrecht het KNGF.’ mentensite: met www.defysiotherapeut.com siotherapeut noemen. groepen (geoperationaliseerd dere factoren een rol, aangezien de stagnatie geldt voor de behulp van opleidingsniveau), bij zowel mannen als vroustaan onder ‘Vind uw fysiotherapeut’ de twee opleidingsgroepen die het verst uiteen liggen. wen. Dat onderzoek betrof de periode 1989/1992 tot 2. Waarom is het Centraal Kwaliteits- fysiotherapeuten die in het Centraal Kwa1997/2000. De huidige analyse lijkt te duiden op een voortliteitsregister Fysiotherapie zijn opgenoregister Fysiotherapie ingesteld? zetting van deze trend, al is de daling maar bij Op grond van artikel 3 lid 2 van de statu- men.twee opleidingsgroepen significant. Het onderzoek ten van het Koninklijk Nederlands Genoot- van Perenboom wijkt op een aantal punten af de hier uitgevoerde 3. Kunt u mij een voorbeeld geven schap voor Fysiotherapie (KNGF),van waarin analyse. Belangrijke verschillen zijn de wijze waarop de Literatuur fysio- Bent u in beweging en hebt u vragen? de CKR-geregistreerde is bepaald dat het KNGF de kwaliteit van waarom sterftekansen per opleidingsniveau zijn bepaald en de lijst de beroepsuitoefening bevordert en be- therapeut zich aan de KNGF-beroeps- Neem contact op met onze ledenvoorlichvan gebruikte ziektes. In de studie van PerenGarssen, B.J.H. Lodder en M. of Kardal, ters via ledenvoorlichting@kngf.nl bel ethiek moet houden? Bruggink, J.W., M.J. waakt, is hetchronische Centraal Kwaliteitsregister boom wordt niet gekeken naar de levensverwachting in als 2009, Trends in gezonde levensverwachting. BevolkingsFysiotherapie ingesteld. Als voortvloeisel Volgens artikel 20 ‘Gevolgen van registra- 033-467 29 29 (ma. t/m vr. 8.30-17.00 uur). goed ervaren gezondheid en de levensverwachting zonder trends 57(1), blz. 60–66. lichamelijke beperkingen per opleidingsniveau. Jagger, C., B. Cox, S. Le Roy en EHEMU, 2006, Health Over onderzoek naar trendmatige ontwikkelingen in Nederexpectancy calculation by the Sullivan method. Third land van de levensverwachting in als goed ervaren edition. EHEMU Technical Report, September 2006.

WAT U BEWEEGT Vragen uit de praktijk

Levensverwachting en gezonde levensverwachting bij geboorte naar Staat opleidingsniveau, inclusief standaardfout (Zie pagina 10, Cijfers over vergrijzing – Bron: CBS) Levensverwachting en gezonde levensverwachting bij geboorte naar opleidingsniveau, inclusief standaardfout Levensverwachting

Levensverwachting in als goed ervaren gezondheid

Levensverwachting zonder lichamelijke beperkingen

Levensverwachting zonder chronische ziektes

Mannen Laag (basisonderwijs)

1997/2000 2001/2004 2005/2008

71,0 (0,5) 72,3 (0,3) 74,1 (0,3)

51,5 (0,6) 51,3 (0,6) 53,1 (0,6)

61,4 (0,6) 60,8 (0,5) 62,5 (0,5)

44,1 (0,7) 43,7 (0,7) 43,0 (0,6)

Lager middelbaar (vmbo)

1997/2000 2001/2004 2005/2008

73,9 (0,3) 74,9 (0,2) 76,5 (0,1)

59,4 (0,5) 59,3 (0,5) 60,1 (0,5)

67,4 (0,4) 66,4 (0,4) 67,6 (0,4)

47,8 (0,6) 45,8 (0,6) 46,0 (0,6)

Hoger middelbaar (havo, vwo, mbo)

1997/2000 2001/2004 2005/2008

76,5 (0,2) 77,4 (0,1) 78,5 (0,1)

63,1 (0,4) 64,1 (0,4) 65,1 (0,4)

70,5 (0,3) 70,8 (0,3) 71,8 (0,3)

49,4 (0,5) 48,5 (0,4) 46,9 (0,4)

hoog (hbo, universiteit)

1997/2000 2001/2004 2005/2008

78,5 (0,3) 79,3 (0,2) 81,4 (0,1)

68,9 (0,6) 68,6 (0,5) 72,3 (0,5)

74,3 (0,5) 74,6 (0,4) 76,8 (0,4)

52,8 (0,7) 51,2 (0,6) 52,4 (0,6)

Laag (basisonderwijs)

1997/2000 2001/2004 2005/2008

78,2 (0,4) 77,7 (0,3) 78,9 (0,3)

52,9 (0,6) 50,6 (0,7) 52,2 (0,6)

60,8 (0,5) 59,3 (0,6) 60,1 (0,5)

40,0 (0,7) 36,8 (0,7) 37,6 (0,6)

Lager middelbaar (vmbo)

1997/2000 2001/2004 2005/2008

80,1 (0,2) 81,4 (0,2) 82,6 (0,1)

60,9 (0,5) 61,5 (0,6) 60,9 (0,6)

67,5 (0,4) 68,4 (0,5) 68,2 (0,5)

43,8 (0,6) 40,6 (0,6) 39,0 (0,6)

Hoger middelbaar (havo, vwo, mbo)

1997/2000 2001/2004 2005/2008

84,1 (0,3) 83,7 (0,2) 84,9 (0,1)

65,1 (0,7) 66,0 (0,6) 66,9 (0,6)

70,3 (0,7) 72,4 (0,5) 72,5 (0,6)

45,3 (0,8) 42,1 (0,6) 43,0 (0,6)

hoog (hbo, universiteit)

1997/2000 2001/2004 2005/2008

84,7 (0,4) 83,6 (0,2) 85,3 (0,2)

70,8 (0,9) 68,2 (0,7) 72,8 (0,8)

74,4 (0,8) 74,0 (0,6) 75,4 (0,8)

47,6 (1,1) 45,5 (0,7) 46,4 (0,8)

Vrouwen

FysioPraxis | juni 2013

74

KNGF-KORT.indd 10

Centraal Bureau voor de Statistiek

04-06-13 15:51


OVERIG KORT NIEUWS

11

KORT NIEUWS Hulpmiddelen gevraagd voor MALAWI Binnenkort start er in Zuid-Malawi een polikliniek voor gehandicapte kinderen. Op dit moment bestaan er in het zuiden van Malawi geen faciliteiten voor deze kinderen, waardoor ze buiten de samenleving staan. Ze kunnen niet lopen, niet meespelen, niet naar school, en dat maakt het werken aan een betere toekomst voor hen bijzonder moeilijk. Met de nieuwe polikliniek zal de zelfredzaamheid van deze kinderen aanzienlijk worden vergroot. Deze polikliniek is een nieuw initiatief van

Kondanani, een dorp voor weeskinderen. Dit dorp bestaat sinds 1998 en wordt geleid door een Nederlandse vrouw. De polikliniek heeft dringend behoefte aan fysiotherapeutische materialen. De organisatie hoopt dat er in Nederland op de revalidatieafdelingen van ziekenhuizen, in revalidatiecentra of in particuliere praktijken misschien (afgekeurde/afgedankte) materialen zijn die in Malawi – eventueel na aanpassingen door de rehabtechnicians – nog zeer nuttig kunnen zijn. Te denken aan: lichtgewicht matten,

therapeutische ballen, hoepels, touwen, materialen voor speltherapie, spalken en splinten, (gebruikte) Piedro-schoenen, rolstoelen, looprekken en krukken. De hulpmiddelen worden bij u opgehaald en vervolgens naar Malawi verscheept. Stichting Watu Washibana ondersteunt Kondanani financieel bij projecten op educatief en medisch gebied. Voor meer informatie: www.watuwashibana.nl, tel. 0481-48 10 58 of nennykegels@hotmail.com.

Van HALYNeD naar ‘Fit for the Future’: denkt u ook mee? In het Specialistenkatern (FysioPraxis van april) stond in een artikel over het HALYNeD-project van het lectoraat Leefstijl en Gezondheid van de Hogeschool Utrecht in samenwerking met de NVFK, de Stichting Fitkids, Revalidatiecentrum De Hoogstraat en het Kinderbewegingscentrum van het Wilhelmina Kinderziekenhuis. Dit project is de afgelopen twee jaar (en nog tot de zomer) gefinancierd door SIA RAAK. Uit eerdere gesprekken met kinderfysiotherapeuten kwam naar voren dat er naast nieuw onderzoek ook een grote behoefte is aan het bundelen van kennis

met betrekking tot het testen en trainen van fitheid en fysieke activiteit bij kinderen met een beperking.

Vervolgtraject

Het vervolgtraject ‘Fit for the Future’ zal zich richten op het vertalen van deze beschikbare kennis naar praktische toepasbare kennis in de vorm van factsheets, workshops, testprotocollen en andere middelen om het klinisch redeneren op het gebied van fitheid en activiteiten bij kinderen te ondersteunen. Na de zomer wil het lectoraat Leefstijl en Gezondheid (lector dr. Harriët Wittink), in samenwer-

king met de huidige HALYNeD-partners, hiermee van start gaan. Mocht u interesse hebben om mee te doen of mee te denken, dan kunt u contact opnemen met senior onderzoeker dr. Janke F. de Groot (janke.degroot@hu.nl).

Cijfers over vergrijzing 7 jaar Hoogopgeleide mensen leven bijna 7 jaar langer dan laagopgeleide mensen. Bovendien leven hoogopgeleiden langer in goede gezondheid. 39,8 jaar De gemiddelde leeftijd van de werkenden bedroeg in 2001 nog 38,2; in 2007 was dit al 39,8. 1,1 miljoen Met 1,1 miljoen werkende personen is de gezondheids- en welzijnsorg de grootste bedrijfstak van Nederland. De gemiddelde leeftijd ligt op 41,1 jaar (2007).

Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gebruikt drie maten voor een gezonde levensverwachting: • Levensverwachting als goed ervaren gezondheid • Levensverwachting zonder chronische ziektes • Levensverwachting zonder lichamelijke beperkingen Op de linker pagina staat een overzicht van de levensverwachting en de gezonde levensverwachting bij geboorte naar opleidingsniveau (bron CBS). Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). FysioPraxis | juni 2013

OVERIG KORT NIEUW B.indd 11

04-06-13 16:04


12

Nieuwe Praktijken

Zelfstandig behandelcentrum

Fysiotherapie voor patiënten met complexe lichamelijke klachten ‘Onze aanpak is fris, wakker en doeltreffend’, schrijft zelfstandig behandelcentrum Vitaalpunt op de eigen website. “Wij bieden een integrale behandeling, elke patiënt wordt door een medisch specialist, fysiotherapeut én psycholoog begeleid”, zegt behandelaar en manager onderzoek en ontwikkeling Arno Engers. Tekst: Marjam Overmars | Beeld: Robert Jan Stokman Fotografie

Vitaalpunt kreeg haar officiële status van ZBC, zelfstandig behandelcentrum, in maart 2011. De eerste vestiging opende haar deuren aan de Amstelveenseweg in Amsterdam, pal naast het Vondelpark, zodat fysiotherapeuten en psychologen makkelijk met hun patiënten naar buiten kunnen om te bewegen. In juni 2012 volgde de tweede vestiging in Rotterdam en binnenkort start Vitaalpunt ook in Amersfoort. Vitaalpunt in Amsterdam heeft momenteel 22 medewerkers: fysiotherapeuten, psychologen, psychiaters, een bedrijfsarts, een revalidatiearts, een psychomotorisch therapeut, een diëtist, een secretaresses en een directeur. De patiënten worden verwezen door revalidatiecentra, huisartsen, bedrijfsartsen en psychiaters.

‘We zijn vooral goed in de combinaties van klachten, als iemand bijvoorbeeld én depressief is én pijn én diabetes én overgewicht heeft’ Praten en bewegen Arno Engers (49) is vanaf het begin nauw betrokken bij de oprichting van Vitaalpunt. “Al voor mijn afstuderen als fysiotherapeut in 1988 was ik gegrepen door problematiek op het snijvlak tussen ‘lichamelijk’ en ‘geestelijk’. Wat zijn de overtuigingen van een patiënt over de oorzaak en behandeling van zijn of haar klachten? Zoekend naar een antwoord heb ik klinische psychologie en bewegingswetenschappen gestudeerd. Ik ben altijd geïnteresseerd gebleven in de behan-

deling rond pijn en vermoeidheid en heb op dat gebied gewerkt en (promotie-)onderzoek gedaan.” Het is lastig om patiënten in hun overtuiging en gedrag te veranderen, maar bij hulpverleners is dat nog veel lastiger, aldus Engers. “Op een gegeven moment kwam ik in aanraking met twee gelijkgestemde fysiotherapeuten in Amsterdam die zich bezighielden met arbodienstverlening. We hebben toen besloten samen ‘from scratch’ een centrum op te zetten waarbij we zorgverleners selecteren op dezelfde visie en aanpak. Dat is Vitaalpunt geworden, een tweedelijns ZBC: een instelling voor medisch specialistische zorg tussen ziekenhuis, ggz en revalidatie-instelling in.”

Gecombineerde klachten De behandelprogramma’s van Vitaalpunt richten zich op vier klachtengebieden: depressie, angststoornissen, chronische pijnklachten en chronische vermoeidheid. “Dat zijn onze vier pijlers. We zijn vooral goed in de combinaties van klachten, als iemand bijvoorbeeld én depressief is én pijn én diabetes én overgewicht heeft. Onze patiënten hebben complexe lichamelijke klachten waarbij psychosociale factoren een belangrijke, zo niet de belangrijkste rol spelen.” Gecombineerde behandeling “De kracht van Vitaalpunt is het zoeken naar overlap tussen verschillende disciplines”, zegt Engers. De behandelprogramma’s bestaan uit praten en bewegen. “Maar de fysiotherapeut kan ook praten, net als de psycholoog ook kan bewegen. Ook onze psychologen zijn fit.” Voorafgaand aan de intake vindt er een pre-screening plaats waarbij de patiënt vragenlijsten invult en telefonisch contact heeft met Vitaalpunt. “We hebben dan al veel informatie over de patiënt, zodat we bij de intake de juiste arts kunnen inschakelen: de revalidatiearts of psychiater. De andere twee aanwezige disciplines zijn fysiotherapie en psychologie. We bepalen met zijn drieën welke therapie het

Runningtherapie: Niels Goudswaard (fysiotherapeut) met patiënt.

FysioPraxis | juni 2013

NIEUWE PRAKTIJKEN.indd 12

04-06-13 15:35


13

‘Bij runningtherapie gaan we regelmatig buiten rennen, onafhankelijk van iemands humeur of het weer’ Tijdgebonden) zodat de patiënt inzicht heeft in het proces, er controle over krijgt en precies weet hoeveel tijd en energie hij erin moet stoppen. De protocollen beschrijven het begin gedetailleerd, maar in de loop van het traject volgen we de dynamiek van de patiënt meer. De benadering is transparant met de nadruk op het tijdcontingent. Een van de belangrijkste doelen is het verminderen van ontregeling, vooral bij mensen die hun gedrag laten afhangen van pijn, vermoeidheid en of stemming. We stellen bijvoorbeeld een slaap-waakritme en een activiteitenpatroon in. Bij runningtherapie gaan we regelmatig buiten rennen, onafhankelijk van iemands humeur of het weer. Hetzelfde geldt immers voor werk of andere verplichtingen: je hebt het gepland dus je probeert je eraan te houden, en vaak merk je dat het dan gewoon best gaat.” De afspraken die patiënten met zichzelf maken moeten wel reëel zijn, dus wordt eerst in kaart gebracht wat gezond en haalbaar is. Het doel van de behandeling is een significante verbetering van iemands kwaliteit van leven waarvan werkhervatting een onderdeel kan zijn. “Ook betrekken we de partner en het gezin er intensief bij. Een gedragsverandering vereist namelijk vaak aanpassingen van je directe omgeving.” De combinatie geestelijke gezondheidszorg en somatische instelling is volgens Engers bijzonder in Nederland. “Een depressie behandelen met runningtherapie wordt wel meer gedaan, maar anders dan bij ons. Wij stimuleren ‘helpende overtuigingen’ en ‘helpend gedrag’. Mensen denken vaak: als je somber bent dan trek je je terug, bij pijn moet je stoppen en bij moeheid rusten. Maar bij veel stoornissen is rusten niet ‘helpend’. Ook de psychologen hebben deze visie, ze moeten geïnteresseerd zijn in het lijf, weten welke pijntjes genegeerd kunnen worden en welke niet. En de fysiotherapeuten moeten kunnen coachen en weten hoe je gedragsverandering aanpakt. We zitten niet op elkaars stoel, maar er is wel overlap.” meest passend is. Tijdens de behandeling ziet de patiënt vervolgens altijd een team: de fysiotherapeut en psycholoog.”

Concreet

De behandelprogramma’s zijn concreet. “We hebben voor veertien aandoeningen protocollen geschreven op basis van beschikbare somatische en psychologische richtlijnen. Daarbinnen hebben we drie gradaties in ernst; van licht, matig tot intensief. We formuleren SMARTdoelen (Specifiek, Meetbaar, Aanvaardbaar, Realistisch,

Effecten Vitaalpunt krijgt veelal patiënten met ingewikkelde klachten die in de eerste lijn maar niet verder komen. Engers. “Wij zoeken intensief naar mogelijkheden en oplossingen. Uit rapportages die we terugkrijgen blijkt dat patiënten erg tevreden zijn. De sfeer is goed, mensen zeggen: ‘Dit is zorg zoals het moet zijn.’ Maar zo vernieuwend of wereldschokkend zijn onze behandelingen niet. Wat ik lastig vind, is dat het zo lang duurt voordat wetenschappelijke kennis wordt opgepakt door het werkveld.”

>>

FysioPraxis | juni 2013

NIEUWE PRAKTIJKEN.indd 13

04-06-13 15:35


www.PsychFysio.nl

Modulen 2013-2014

Psychologie voor fysiotherapeuten

De Arcus enkelbandage

SPORTEN ZONDER ZORGEN HET ARCUS ORTHOPAEDIE PROGRAMMA BEVAT EEN VOLLEDIG ASSORTIMENT AAN HULPMIDDELEN VOOR DE GROTE- EN KLEINE GEWRICHTEN IN HET LICHAAM.

 Motiverende gespreksvoering+  Gezondheidspsychologie voor de fysiotherapeut  Pijn en stressmanagement  ACT bij chronische pijn  Neuro-linguïstisch programmeren

-3 dagen do 5/9, 19/9, 3/10. -5 dagen do 10/10, 31/10, 14/11, 28/11, 12/12. -3 dagen di 5/11, 19/11, 3/12. -3 dagen di 17/12, 7/1, 21/1. 3 dagen di 3/6, 17/6, 1/7.

Opleidingen@PsychFysio.nl /06-15571070 /Leslocatie: Utrecht /www.psychfysio.nl

STERK!

In meer dan 10.000 therapieartikelen.

LEVERBAAR IN VERSCHILLENDE MATEN EN KLEUREN.

Aangename stabilisering door de medisch werkzame compressie van de gebruikte elastische materialen

Effectieve oedeemreductie door de specifieke positie van de pelotten aan beide zijden van het enkelgewricht

Perfekte pasvorm door hoogwaardige vlakbrei kwaliteit en anatomische pasvorm. Ook als maatwerk uitvoering leverbaar

T: +31 (0)40 215 52 25

Uitstekend draagcomfort door drukverminderend geconstrueerde randen en bijzonder vlakke naden

MEER WETEN OVER ONS COMPLETE PROGRAMMA MEDISCH THERAPEU TISCHE KOUSEN, STEUNKOUSEN EN ARCUS BANDAGES? BEL 0485-385123 OF MAIL INFO@OFA-NEDERLAND.NL

Nederland m ed i c a l p ro d u cts

•FP-06 advertenties.indd 3

www.ofa-nederland.nl

04-06-13 16:24


N i e u w e P r a k t i j k en

‘Zodra er nieuw bewijs komt dat een behandelonderdeel een meerwaarde heeft, passen we onze protocollen aan’ Patiënten worstelen vaak met de vraag: is pijn of vermoeidheid nu lichamelijk of psychisch? “Wat maakt het uit, het gaat erom dat je weer actief wordt en de extreme vermoeidheid afwerpt. Simpelweg het opbouwen van actieve minuten. Dat een patiënt denkt: Hee, dat kan ik weer. Daar worden mensen blij van. De pijn is vaak niet meer informatief, je moet andere informatiebronnen gebruiken. Als je gisteren 5 kilo kon tillen, zal dat vandaag ook wel lukken, ook al voel je je niet lekker. En op een dag dat je je fitter voelt, moet je niet naar 20 kilo gaan. Een kilootje erbij, meer niet. Want daar begint vaak het gejojo met vermoeidheid, pijn en somberheid.”

Evidence-based Er zijn vaste evaluatiemomenten halverwege en aan het eind van de behandeling, maar tussendoor hebben de fysiotherapeut en psycholoog na iedere sessie contact of schrijven een overdracht. Drie maanden na de laatste sessie is er een terugkommoment waarbij het gehele team de situatie van de patiënt en een aantal ingevulde vragenlijsten onderling bespreekt. En de behandelaren bespreken dit vervolgens weer met de patiënt. De behandelprotocollen van Vitaalpunt zijn gebaseerd op

15

Behandelsituatie: Arno Engers (behandelaar en manager) met patiënt.

evidence-based richtlijnen en andere wetenschappelijke inzichten. “Zodra er nieuw bewijs komt dat een behandelonderdeel een meerwaarde heeft, passen we onze protocollen aan. Als er (nog) geen richtlijnen zijn, maar wel specifieke evidentie over wat werkzaam en effectief is, dan zetten we dat in. Onze zorgverleners worden regelmatig bijgeschoold op wetenschappelijk vlak.” Snel en dynamisch noemt Engers de organisatie. “Ook de vragenlijsten en informatie voor de patiënten werken we regelmatig bij.” Iedere patiënt heeft een eigen map met documentatie afgestemd op de kennis en situatie van de patiënt. “Per sessie geven we op de patiënt toegespitste informatie. Er is goed nagedacht over de inhoud en formulering van de teksten, en het ziet er aantrekkelijk uit. Als iemand depressief is, moet je geen slordige kopietjes geven. Patiënten kunnen eigen registraties en schema’s bijhouden, dat werkt heel motiverend.”

Toekomstplannen

Engers ziet de toekomst zonnig in. “Over vijf jaar hebben we het aantal centra uitgebreid naar zo’n acht tot tien, verspreid over Nederland. De locaties zullen centraal gelegen zijn, goed bereikbaar met de fiets, het openbaar vervoer en de auto. En vlakbij groen, zodat we gemakkelijk naar buiten kunnen om te bewegen en te praten. Ook hebben we dan onze e-health mogelijkheden vergroot zodat we intensief contact kunnen hebben met mensen die wat moeilijker naar ons toe kunnen komen, bijvoorbeeld omdat ze ver weg wonen of op reis zijn.” FysioPraxis | juni 2013

NIEUWE PRAKTIJKEN.indd 15

04-06-13 15:35


16

uit het veld

Mentorschap Programma

Het Regionaal Genootschap Fysiotherapie Groot IJsselland (RGF) startte vorig jaar met het Mentorschap Programma. Bedoeling van het project is dat jonge fysiotherapeuten op afstand worden begeleid door ervaren collega’s. “Voor pas afgestudeerde fysiotherapeuten is het een prettige uitkomst als zij feedback willen van een ervaren collega over vakinhoudelijke en persoonlijke ontwikkeling”, legt projectcoördinator Jeroen Broekhoff uit. Tekst: Renso van Nuland

Fysiotherapeut en regiomedewerker van het KNGF Jeroen Broekhoff: “Mijn collega Karin Heyl kende het project van de American Physical Therapy Association ( APTA). Een dergelijk project was er in ons land nog niet voor alumni die met allerlei vragen rondliepen”, vertelt hij. Broekhoff krijgt bijval van Susanne van Riesen, voorzitster van het RGF Groot IJsselland: “Bij ons staan 1.100 leden geregistreerd. Dat zijn ervaren en betrokken fysiotherapeuten, maar een deel van het ledenbestand is jong en minder ervaren. Wij willen er voor alle leden zijn. Met het Mentorschap Programma hopen we de jonge fysiotherapeuten iets te bieden waar ze behoefte aan hebben.”

Marian de Poel: ‘Als ik een jonge collega kan helpen, sta ik daarvoor open’ Protegés gevraagd

Hoe gaan Broekhoff en zijn team de zoektocht invullen naar meer belangstellende protegés? “Dat is wel een belangrijk doel op dit moment. Gelukkig meldde er zich al een protegé bij ons aan. Maar we zijn ons ervan bewust dat het er wel meer moeten worden”, vindt hij. Van Riesen: “Binnenkort houden we een bijeenkomst samen met de Hanzehogeschool waarbij we een grote groep willen bereiken. We nodigen de mentoren ook uit. Via deze weg willen we ervoor zorgen dat het programma

www.shutterstock.com

Jonge en ervaren fysiotherapeuten leren van elkaar

gaat leven. We zijn nog niet zo lang bezig, we moeten onszelf ook wel de tijd geven om het project uit te kristalliseren.” “Ook onze sponsor FYZZIO omarmt het project volledig en wil het Mentorschap Programma graag tot een succes maken”, legt Broekhoff verder uit.

Betrokken mentoren De zoektocht naar mentoren ging wat gemakkelijker. “In onze regio maakten we kenbaar waar we mee bezig waren en al vrij snel gaven acht mentoren zich op voor het programma via onze website. Al deze mentoren hebben hun eigen specialisatie, zodat we nu een gemêleerd gezelschap in onze gelederen hebben. De een heeft een eigen praktijk, de ander werkt in het ziekenhuis”, aldus Broekhoff. “Alle mentoren die geregistreerd staan, zijn ooit stagebegeleider geweest. Het bloed kruipt dus waar het niet gaan kan. Zij hebben al ervaring met het coachen en begeleiden van jonge collega’s”, vult Van Riesen aan. Ervaringen in de praktijk

Een van de gelouterde collega’s van Broekhoff die actief deelneemt aan het Mentorschap Programma is Marian de Poel. De fysiotherapeut werkt in een praktijk in Meppel. “Jeroen enthousiasmeerde mij voor het Mentorschap Programma. Het concept sprak me meteen aan nadat Jeroen mij de inhoud had uitgelegd. Als ik een jonge collega kan helpen, sta ik daarvoor open. Pas afgestudeerden kunnen onzeker zijn over een aantal zaken. Als ik ze daarbij met raad en daad kan bijstaan doe ik dat met alle plezier.” Inmiddels zijn de eerste contacten al gelegd tussen mentor en protegé. “Dat contact ging eerst per e-mail. Na een paar berichten over

FysioPraxis | juni 2013

ARTIKEL MENTORSCHAP.indd 16

04-06-13 15:43


17

Mentorschap Programma Voor wie is het programma bedoeld? Voor onervaren collega’s die graag feedback willen van een ervaren collega over hun vakinhoudelijke, loopbaan- en persoonlijke ontwikkeling. Daarnaast is het voor ervaren en/of gepensioneerde collega’s een mooie manier om hun ervaringen uit te wisselen en verrast te worden door de frisse kijk van een jonge collega.

Hoe vinden jonge collega’s (protegés) een mentor? Op de website www.fysionetwerken.nl/werkgroep/27 staan onder de button ‘mentoren’ de beschikbare mentoren met hun profiel. Mocht de jonge collega een geschikte mentor vinden, dan kan hij/zij een e-mail sturen naar de mentor. Vervolgens maken mentor en protegé een afspraak om kennis te maken en te kijken of er een klik is. Als de klik er is, ondertekenen beiden de gedragscode. Ook kan een jonge collega een van de mentoren benaderen met een specifieke vraag.

Waarom een gedragscode?

en weer spraken we in september af. Het gesprek duurde ruim een uur. Het klikte meteen en vanaf dat moment emailen we regelmatig. Onlangs had mijn protegé vragen over de Direct Toegankelijke Fysiotherapie (DTF). Dan sparren wij daarover via de e-mail.”

Voordelen mentor

Heeft het mentorschap ook nog voordelen voor De Poel zelf? “Jazeker,” zegt ze resoluut, “het houdt me scherp en ook ik leer van deze nieuwe rol. Echt, je leert er ook als ervaren fysiotherapeut veel van. Ik kan het elke collega aanraden.” Niet iedereen kan zo maar mentor worden. Broekhoff: “De mentoren moeten wel aan bepaalde criteria voldoen. Van tevoren vragen wij ze om een vragenlijst in te vullen, zodat wij een duidelijk beeld van de kwalificaties hebben. Maar wij helpen de mentoren graag. Wij bieden hun extra scholing aan op het gebied van coachen en begeleiden.” Van Riesen: “Zoals Marian aangeeft, ontstaat er ook een frisse kruisbestuiving tussen mentor en protegé. Voor de ervaren fysiotherapeut kan het mentorschap uitgroeien tot een waardevol contact waar hij ook de vruchten van plukt. De frisse kijk van een protegé zorgt voor een andere kijk op zaken die voor de mentor verrassend en vernieuwend kan zijn.”

Toekomst Hoe zien Broekhoff en Van Riesen de toekomst van het nieuwe project dat nu alleen in de regio van RGF Groot IJsselland draait? “We kozen er bewust voor om het eerst regionaal op te zetten. We kunnen niet ontkennen dat het geweldig zou zijn als het in de komende jaren navolging krijgt in de rest van het land”, is hun hoopvolle toekomstvisie.

Om basisafspraken te maken tussen mentor en protegé zodat duidelijk is wat er van beide partijen mag worden verwacht en om ervoor te zorgen dat er integer met de besproken informatie wordt omgegaan. De gedragscode wordt opgestuurd naar het regiokantoor.

Hoe onderhouden mentor en protegé contact? De eerste afspraak is face-to-face om kennis te maken. De vervolgcontacten kunnen in goed overleg via de e-mail, de telefoon of face-to-face plaatsvinden.

Hoeveel uur kost het een mentor per maand? In de gedragscode staat dat een mentor de intentie moet hebben twee uur per maand beschikbaar te zijn. Een andere invulling staat vrij – in samenspraak tussen beide partijen.

Wat kost het? Het programma is gratis voor leden van RGF Groot IJsselland.

Krijgen mentoren scholing? De Hanzehogeschool biedt mentoren gratis een avond scholing aan op het gebied van coachen.

Voor meer informatie over het Mentorschap Programma kunt u contact opnemen met Jeroen Broekhoff, regiomedewerker Regiokantoor Noord-Nederland, via broekhoff@kngf.nl of kijk op FysioNetwerken ‘Werkgroep Mentorschap Programma RGF Groot IJsselland’.

Het volledige artikel is verschenen in MoveMens. U kunt het artikel vinden en lezen op www.movemens.nl, nummer 4-2012. FysioPraxis | juni 2013

ARTIKEL MENTORSCHAP.indd 17

04-06-13 15:44


18

O P V AT T I N G E N Tekst: Marjam Overmars | Beeld: Vincent Boon Photography

“Fysiotherapie ook na je zestigste een leuk vak!”

‘Met haast zijn we niet sneller, haast is meer een gevoel vanbinnen’

Wie:

Len Somers

(60) Zelfstandig psychosomatisch fysiotherapeut in Utrecht.

Fysiotherapie: “Psychosomatische fysiotherapie is een manier om mensen te begeleiden in het stapsgewijs veranderen van gewoontes en patronen die niet meer handig zijn.” Trots op: “Mijn handen. Ik maak vaak mee dat mijn handen meer voelen dan ik met mijn hoofd weet.” Grootste uitdaging: “Mensen leren om liefdevol en met mildheid naar zichzelf te kijken, waardoor ze kunnen verzachten en daardoor beter met zichzelf, hun klacht en het leven omgaan.” Hoe houd je het vak leuk: “Ik houd het niet leuk, het vak ìs leuk. Ik vind het geweldig om steeds weer andere mensen te ontmoeten en ik houd van aanraken en uitleggen.” Ouder worden: “Ik word wijzer, ben meer ontspannen in mezelf en in mijn vak. Ik heb wel het gevoel dat de wereld steeds sneller gaat. Je mag best efficiënt zijn, maar kan het niet wat rustiger?”

FysioPraxis | juni 2013

OPVATTINGEN.indd 18

04-06-13 16:02


19

‘Wacht niet op een goede dag, maar maak er een’

Wie:

Theo Kwaak

(61) Sinds 1977 fysiotherapeut bij revalidatiecentrum Heliomare in Wijk aan Zee.

Fysiotherapie: “Ik behandel onder schooltijd kinderen met allerlei aandoeningen en daarnaast heb ik poliklinische patiënten.” Trots op: “De gebouwen hier zijn kaarsrecht. Ik heb meer dan 30 jaar gestreden voor een mooie draai-oefentrap. Die is twee jaar geleden gekomen.” Grootste uitdaging: “Op dit moment zijn dat twee tieners die door kanker respectievelijk een onderbeenamputatie en een omkeerplastiek hebben. Het is een uitdaging om ze weer aan het lopen te krijgen en ze voor te bereiden op een zelfstandige toekomst.” Hoe houd je het vak leuk: “Voor mij is dat afwisseling: van afdelingen, patiëntenpopulaties en soorten behandeling.” Ouder worden: “Om bij te blijven ga ik regelmatig naar congressen en symposia. Toen ik begon, had ik allerlei soorten patiënten, maar je moet je steeds verder specialiseren om gericht te kunnen behandelen.” FysioPraxis | juni 2013

OPVATTINGEN.indd 19

04-06-13 16:02


20

O P V AT T I N G E N

‘Kinderfysiotherapie houdt je jong’

Ron van Empelen

Wie: (62) Senior kinderfysiotherapeut bij het Kinderbewegingscentrum van het WKZ in Utrecht en docent/tutor van de masteropleiding kinderfysiotherapie aan de Hogeschool Utrecht. Fysiotherapie: “Ik heb altijd kinderen behandeld en dat zal ik blijven doen tot mijn pensioen. Ik vind het plezierig om met kinderen te werken, ik heb me er enorm in bekwaamd en ik kan het vakgebied goed overzien.” Trots op: “Mijn promotie in 2005, de masteropleiding kinderfysiotherapie en het studieboek Kinderfysiotherapie, dat binnenkort toe is aan de derde druk.” Grootste uitdaging: “Het docentschap. Je moet je continu verdiepen en vernieuwen om een goed docent te kunnen zijn.” Hoe houd je het vak leuk: “Door bij te blijven. Ik heb me omgevormd naar een docent die zijn studenten leert hun eigen competenties te ontwikkelen.” Ouder worden: “Dat gaat vanzelf. Voordelen zijn: meer ervaring, beter overzicht en je herkent makkelijker patronen, zowel in de patiëntencasuïstiek als in werksituaties.” FysioPraxis | juni 2013

OPVATTINGEN.indd 20

04-06-13 16:02


21

‘Fysiotherapie houdt je jong, zowel lichamelijk als geestelijk’

Wie:

Aly Anink-van Driel (62)

Fysiotherapeut en manueel therapeut in Lekkerkerk en Krimpen aan de IJssel.

Fysiotherapie: “Toen ik begon kon een patiënt me wel eens vervelen, maar tegenwoordig vind ik iedereen interessant. Je kijkt verder dan zeuren over kleine pijntjes.” Trots op: “De groei van mijn praktijk. Van gordijntjes tussen de tafels hebben we ons ontwikkeld tot een prachtig multidisciplinair revalidatiecentrum. En ik blijk personeelszaken en pr ook goed aan te kunnen.” Grootste uitdaging: “Dat we ondanks de bezuinigingen en toegenomen concurrentie tijd en energie blijven steken in onze goede kwaliteit.” Hoe houd je het vak leuk: “Door creatief te blijven en nascholingen te volgen. Ik heb vorig jaar geprobeerd rustiger aan te doen, maar dat bleek niet leuk.” Ouder worden: “Fijn. Ik ben nog heel fit. En het is handig om niet meer tegen mensen op te hoeven kijken, dat deed ik vroeger veel te veel.”

FysioPraxis | juni 2013

OPVATTINGEN.indd 21

04-06-13 16:02


22

casuïstiek, diagnostiek en behandeling

Onderzoek fysiotherapeutische zorg bij ouderen

Eerstelijns fysiotherapie voor 70-plussers Als gevolg van de demografische ontwikkelingen zullen in de toekomst (nog) meer ouderen gebruikmaken van de eerstelijns fysiotherapie. De Hanzehogeschool Groningen is in samenwerking met het Nederlands Paramedisch Instituut (Npi) een inventariserend onderzoek gestart om de eerstelijns fysiotherapeutische zorg aan de groep 70-plussers in Nederland in kaart te brengen. Tekst: drs. R. van Abbema en dr. J.S.M. Hobbelen | Beeld: Klaus Rose

Als gevolg van de demografische ontwikkelingen neemt het aantal ouderen toe in absolute zin: meer 65-plussers, maar ook in relatieve zin: in 2040 loopt het aantal 65-plussers op naar een kwart van de bevolking.1 Als gevolg van deze bevolkingsontwikkeling zullen ook meer ouderen gebruik gaan maken van de eerstelijns fysiotherapie.2 Op dit moment zijn twee op de tien patiënten in de fysiotherapiepraktijk 65 jaar of ouder en dat aantal zal dus toenemen. Van de 65-plussers heeft 40 procent twee of meer chronische aandoeningen3 en van de groep thuiswonende ouderen is ongeveer een kwart kwetsbaar. Dit betekent dat ze een verhoogd risico hebben op bijvoorbeeld vallen, een ziekenhuisopname of overlijden.5 Ook een ongezonde leefstijl, zoals te weinig bewegen en een ongezond voedingspatroon kan bijdragen aan gezondheidsproblemen of kwetsbaarheid.6 Als gevolg van deze gezondheidsproblemen krijgen ouderen vaak moeite met het uitvoeren van activiteiten die van belang zijn voor het zelfstandig wonen, zoals lopen, opstaan en traplopen. Verwijzing en behandeling vindt op dit moment vaak plaats op basis van één diagnose of klacht terwijl er vaker sprake zal zijn van een complex van leeftijdsgerelateerde aandoeningen en klachten die samenkomen. Het is een grote uitdaging voor de

heeft de Hanzehogeschool in samenwerking met het Nederlands Paramedisch Instituut (Npi) een inventariserend onderzoek gestart met als doel het in kaart brengen van de eerstelijns fysiotherapeutische zorg aan de groep 70-plussers in Nederland.

Methode In 2012 is een digitale enquête uitgezet onder fysiotherapeuten in Nederland. De fysiotherapeuten werden geselecteerd met behulp van een steekproef, uitgevoerd door het Nederlands instituut voor onderzoek binnen de gezondheidszorg (Nivel). De fysiotherapeuten werden schriftelijk benaderd om deel te nemen aan het onderzoek. Het doel van deze enquête was inzicht te krijgen in de intake en de behandeling van 70-plussers in de eerstelijns fysiotherapie. Hierbij werd onder andere gevraagd naar verwijsredenen, het gebruik van meetinstrumenten, interdisciplinair overleg, de uitgevoerde fysiotherapeutische verrichtingen en naar groepsinterventies voor ouderen. De vragenlijst bestond voornamelijk uit meerkeuze vragen, waarbij de mogelijkheid bestond om meerdere antwoorden of een eigen antwoord te geven.

Resultaten

‘Een kwart van de groep thuiswonende ouderen is kwetsbaar’ professional in de zorg om hier vat op te krijgen. In plaats van het managen van één ziekte, klacht of aandoening vind er een verschuiving plaats naar casemanagement. Dit vraagt om eerstelijnszorg waarbij de fysiotherapeut naast zijn eigen gespecialiseerde kennis ook de vaardigheid heeft om met andere disciplines samen te werken en een bepaalde mate van kennis te ontwikkelen buiten zijn eigen vakgebied. De vraag is of de huidige fysiotherapeutische zorg aansluit bij de complexe zorgvraag van de 70-plussers. Er zijn ons geen publicaties bekend die inzichtelijk maken hoe goed de fysiotherapeut in de eerste lijn is toegerust op deze demografische veranderingen. Daarom

In totaal hebben 262 fysiotherapeuten de vragenlijst afgerond. Binnen de praktijken waar deze fysiotherapeuten werken, zijn in totaal 1.593 fysiotherapeuten werkzaam. Van de 1.593 therapeuten binnen de praktijken van de ondervraagde therapeuten zijn 285 therapeuten gespecialiseerd als geriatriefysiotherapeut (18 procent).

Verwijsredenen Aan de fysiotherapeuten werd gevraagd wat de drie meest voorkomende verwijsredenen waren voor de groep 70-plussers in hun praktijk. Op de eerste plaats komen de chronische aandoeningen, gevolgd door de postoperatieve revalidatie. Op de derde plaats komen de verwijzingen op basis van beperkingen in ADL-activiteiten. Daarna volgen de orthopedische klachten en inactiviteit.

Diagnostiek en evaluatie Voor diagnostiek en evaluatie gebruiken de ondervraagde

FysioPraxis | juni 2013

CASUÏSTIEK.indd 22

04-06-13 15:32


23

fysiotherapeuten zowel vragenlijsten als performancetesten. De meest gebruikte vragenlijsten bij ouderen zijn (met respectievelijk 89 procent en 87 procent) de Visuele Analoge Schaal (VAS) en de Patiënt Specifieke Klachtenlijst (PSK). Minder dan 30 procent van de fysiotherapeuten gebruikt regelmatig vragenlijsten die gericht zijn op het in kaart brengen van de zelfredzaamheid van ouderen, zoals de Barthel-index (29 procent), de Elderly Mobility Scale (EMS) (15 procent) of de Groningen Activity Restriction Scale (GARS) (8 procent). Een frailty index of indicator wordt regelmatig gebruikt door 17 procent van de fysiotherapeuten. Wat betreft de performancetesten worden de 6-minuten wandeltest (60 procent) de Timed Up and Go (57 procent) en de Berg Balance Scale (46 procent) het meest gebruikt bij de ouderen.

Specifieke aandachtspunten bij de intake In een open vraag werd naar specifieke aandachtspunten bij de intake van de oudere cliënt gevraagd. Hier werden zaken genoemd als: mate van zelfredzaamheid, de thuissituatie, medicatie, comorbiditeit, valrisico’s, gebruik van hulpmiddelen, activiteiten en participatie, de psychosociale gezondheid, aanwezigheid van een sociaal netwerk en aanwezigheid of belasting van de mantelzorg. Minder vaak werd genoemd: cognitieve vaardigheden, de motivatie voor en verwachtingen van de behandeling, de voedingstoestand, visus en gehoor, het beweegverleden, coping en zelfmanagement en welke andere zorgverleners er bij de oudere betrokken zijn. Wat verder opvalt is dat een kwart van de ondervraagde fysiotherapeuten niet bekend is met het begrip frailty of kwetsbaarheid bij ouderen. Multidisciplinair overleg Fysiotherapeuten hebben regelmatig overleg met andere disciplines over de 70-plussers. Slechts 2 procent van de ondervraagde fysiothera-

peuten zegt geen overleg te hebben. Het meest wordt er overlegd met de huisarts (87 procent) gevolgd door de thuiszorgverpleegkundige (47 procent), de ergotherapeut (35 procent), de praktijkverpleegkundige (-ondersteuner) 19 procent, de geriater of specialist ouderengeneeskunde (15 procent), de diëtist (13 procent), de podotherapeut (12 procent) en de maatschappelijk werker (8 procent). Andere disciplines (18 procent) waarmee wordt overlegd zijn de verpleging en verzorging in tehuizen, casemanagers, de logopedist, de psycholoog, de psychogeriater, medisch specialisten, specialistisch verpleegkundigen, de orthopedisch schoenmaker en oefentherapeuten (Mensendieck, Cesar).

Behandeldoelen in de individuele behandeling Wanneer gevraagd wordt naar de drie meest voorkomende behandeldoelen voor 70-plussers binnen de eerstelijns fysiotherapie, dan ligt er veel nadruk op het activiteitenniveau; het verbeteren van ADL-activiteiten (62 procent), het verbeteren van loopvaardigheden (44 procent) en het bevorderen van beweeggedrag (36 procent) zijn de drie meest genoemde behandeldoelen. De thuissituatie wordt door 57 procent van de ondervraagde therapeuten het meest geschikt bevonden om activiteiten te oefenen met de ouderen. Op functieniveau worden spierkracht, uithoudingsvermogen en de mobiliteit (beweeglijkheid) van gewrichten het meest behandeld bij de ouderen. Van de fysiotherapeuten verricht 95 procent regelmatig manuele behandelingen bij ouderen, waarbij massage van spierweefsel door 70 procent van de therapeuten regelmatig wordt toegepast, gevolgd door articulaire bewegingen met hoekstandsverandering (64 procent), zonder hoekstandsverandering (40 procent) en lymfedrainage (14 procent).

Groepsinterventies Van de praktijken waar de ondervraagde fysiotherapeuten werkzaam zijn, biedt 36 procent >> FysioPraxis | juni 2013

CASUÏSTIEK.indd 23

04-06-13 15:32


Complete praktijksoftware voor de fysiotherapeut

De Berekuyl, European College for Lymphoedema Therapy organiseert in samenwerking met de VUB:

P

ost-HBO cursus Opleiding tot Oedeem Fysiotherapeut Gebaseerd op Modern Treatment for Lymphoedema ad modum Casley Smith (Australische methode).

Doelgroep: fysiotherapeuten die in hun dagelijkse praktijk geconfronteerd worden met patiënten met oedeem aandoeningen. Inhoud: theoretisch achtergronden en praktijk behandeling met de componenten:

• Manuele lymfdrainage • Bandageren • Specifieke oefentherapie • Ademhalingsoefeningen

• Hydrotherapie • Huidhygiëne • Psychosociale vaardigheden • etc.

Toets: praktijk en theoretisch examen plus 8 klinische uren. Doel: Na het behalen van het afsluitende theoretisch en praktisch examen is de cursist in staat zelfstandig een diagnose, een behandelplan op zowel korte als lange termijn op te stellen en een bijbehorende correct uitgevoerde behandeling te praktiseren. Opleiding is geaccrediteerd door KNGF en NVFL

“We hebben nooit geweten dat Intramed zo compleet is”. Intramed levert uiterst overzichtelijke, efficiënte en betaalbare software voor de zorg. Software die inmiddels meer dan 19.000 professionele (para)medici ondersteunt in hun dagelijkse bedrijfsvoering. Altijd up-to-date en met de zekerheid van alleen de allerbeste support door mensen die het pakket door en door kennen.

Een greep uit de basisfunctionaliteiten van Intramed: • Voldoet aan de KNGF verslagleggingsrichtlijn • De meetinstrumenten PSK, VAS (algemeen, pijn, stijfheid), DRI en NPRS zijn standaard opgenomen, maar u kunt ook zelf vragenlijsten en testen samenstellen. Met mogelijkheden om deze door patiënten zelf in te laten vullen en de testresultaten in overzichtelijke grafieken weer te geven. • Contract-tarieven zorgverzekeraars kunnen automatisch geïmporteerd worden (jaarlijks te downloaden vanaf onze website) • Beveiligt online declareren bij alle zorgverzekeraars (Vecozo) • Oude verslaglegging gemakkelijk converteren naar de nieuwste verslaglegging • Fysiotherapeutische diagnose wordt automatisch samengesteld uit ingevoerde gegevens • Een groot deel van het kwaliteitsjaarverslag fysiotherapie kan automatisch gegenereerd worden • Deskundige helpdesk, ook ’s avonds

CURSUSDATA

Startdata module 1 10 11 12 31 01 02

oktober oktober oktober oktober november november

2013 2013 2013 2013 2013 2013

www.deberekuyl.nl

Het maximale aantal deelnemers is 12. Inschrijving geschiedt op volgorde van binnenkomst aanmelding. Meer informatie? Vraag de prospectus aan of ga naar onze website. Therapeutisch Centrum De Berekuyl • Duinweg 17 • 3849 NJ Hierden (T) 0341 - 45 31 77 • (F) 0341 - 27 01 06 • (E) info@deberekuyl.nl • (I) www.deberekuyl.nl

Met Intramed PLUS een volledig EPD Een goed EPD bevordert de inhoudelijke kwaliteit, doelmatigheid en transparantie van de zorg. Daarnaast brengt het de gezondheidstoestand van de patiënt in kaart en ondersteunt het de fysiotherapeut in klinisch redeneren en besluiten. Een greep uit de mogelijkheden die Intramed PLUS te bieden heeft: • Aanvullende richtlijnen KNGF (18 stuks) • Aanvullende richtlijnen specialismen (3 stuks) • Bijbehorende meetinstrumenten (ruim 100 stuks) • Behandelrichtlijnen (24 stuks) • Voldoet aan de Agis/Achmea eisen (en andere verzekeraars) voor plus-contracten • Online intake patiënt (2013) • Online vragenlijsten afnemen (ook eigen vragenlijsten) (2013) Intramed PLUS biedt meer, kijk voor alle mogelijkheden op onze website Wilt u online werken? Dan bieden wij u Intramed OnLine aan: Veilig en snel online werken met een betrouwbare partner. Kijk voor meer informatie op onze website

Evidence Based Practice MSc/Drs START 12E ACADEMISCH JAAR SEPTEMBER 2013

Tweejarige universitaire deeltijd masteropleiding tot klinisch epidemioloog (medisch wetenschappelijk onderzoeker) voor medici, paramedici, verpleegkundigen en verloskundigen

Bridging healthcare and science ■

Gegevens meenemen Wij bieden ruime mogelijkheden om gegevens van uw huidige softwarepakket over te nemen in Intramed. Meer informatie bij de afdeling Verkoop & Administratie op 0182 – 621 107

■ ■ Noordkade 94 - 2741 GA Waddinxveen T 0182 62 11 07 - F 0182 62 11 99 info@intramed.nl

Op de website treft u tevens uitgebreide productinformatie voor uw praktijk: w w w. i n t ra m e d . n l

•FP-06 advertenties.indd 4

een eersteklas carrièrestap als startpunt naar een hoog wetenschappelijk niveau modern en actueel onderwijs met een multidisciplinaire benadering (inter)nationaal gerespecteerd en NVAO-geaccrediteerd locatie Faculteit der Geneeskunde - AMC

Voor contact, voorlichtingsdata, informatie en aanmelding:

www.amc.nl/masterebp

Accreditatievrijstelling voor een deelregister naar keuze

04-06-13 16:24


CASUÏSTIEK, DIAGNOSTIEK EN BEHANDELING

en een groepsinterventie aan waar 70-plussers aan kunnen deelnemen. Er zijn interventies die zich richten op een specifieke aandoening, zoals COPD, diabetes, hart- en vaatziekten, parkinson, artrose en CVA. De COPD-groepen zijn het meest vertegenwoordigd binnen de praktijken van de ondervraagde fysiotherapeuten. Daarnaast zijn er beweeggroepen voor ouderen, seniorengym (c.q. bejaardengym, ouderengym, fysiogym) en fitness voor ouderen (c.q. gerofitness, fysiofitness, fysioplus, 70+fit). Van deze 93 groepsinterventies is 48 procent zelf ontworpen op basis van de eigen ervaring, 24 procent is zelf ontworpen op basis van ‘best evidence’ en 28 procent van de groepsinterventies zijn bestaande programma’s die rechtstreeks zijn overgenomen. Dit zijn programma’s zoals ParkFit (ParkinsonNet), In Balans (valpreventie NISB), MOPA (Multi Disciplinair Programma Artrose heup en knie) en het KNGF-beweegprogramma COPD. Het belangrijkste hoofddoel van de groepsinterventies binnen de ondervraagde groep fysiotherapeuten is het bevorderen van beweeggedrag (31 procent), gevolgd door het verbeteren van spierkracht en uithoudingsvermogen (20 procent) en het plezier in het bewegen (18 procent). De meeste programma’s hebben een frequentie van een keer per week (70 procent) met een duur van 1 uur. Wat opvalt is de totale duur van de programma’s; 55 procent van de programma’s duurt langer dan 6 maanden. Dit zou te maken kunnen hebben met beweeggroepen waar geen duidelijk afgebakend tijdspad voor staat maar waar ouderen doorlopend in participeren. De mate van uitval wordt door de fysiotherapeuten erg laag geschat, in tegenstelling tot wat vaak ervaren wordt bij effectstudies in wetenschappelijk onderzoek. Dit kan te maken hebben met de fitheid van de ouderen die deelnemen aan de huidige beweeggroepen. Wellicht worden de ouderen met een lager fitheidsniveau – die het meeste baat zouden kunnen hebben bij een beweegprogramma – nog niet altijd bereikt.

Conclusie en discussie

De eerstelijns fysiotherapie beweegt zich voorzichtig in de richting van de complexe ouderenzorg, maar er is nog veel aandacht voor dit vakgebied nodig. Wat opvalt is dat er al op activiteitenniveau wordt verwezen (beperkingen in ADL-activiteiten) en dat ook in de behandeldoelen van de fysiotherapeuten het activiteitenniveau van de ouderen bovenaan staat. Toch wordt er ook nog regelmatig ‘hands on’ behandeld. Dit kan zeker van toegevoegde waarde zijn bij orthopedische klachten, maar moet dan een duidelijk meetbaar en haalbaar doel hebben, bijvoorbeeld ter vergroting van de mobiliteit. Ook bij beweegprogramma’s is het van belang dat de fysiotherapeut een behandeldoel blijft nastreven en evalueert, waarbij gewerkt wordt aan zelfmanagement. Dit voorkomt dat mensen afhankelijk worden van de fysiotherapeut voor hun lichamelijke activiteit en dat de zorgkosten te hoog oplopen. Driekwart van de fysiotherapeuten is bekend met het begrip kwetsbaarheid. Het gebruik van performancetesten, zoals loopsnelheid en beenkracht, zijn belangrijke indicato-

25

ren om kwetsbaarheid in kaart te brengen. Frailty indexen en -indicatoren worden ook al regelmatig gebruikt door 17 procent van de fysiotherapeuten. Het is belangrijk om tekenen van kwetsbaarheid te herkennen wanneer je als fysiotherapeut met ouderen werkt. Kwetsbaarheid kan worden beïnvloed door middel van training, maar vraagt om een zorgvuldige benadering met betrekking tot dosering en het rekening houden met alle beïnvloedende factoren. We zien dat veel specifieke beweeggroepen zijn gericht

‘Kwetsbaarheid kan worden beïnvloed door training’ op ziektebeelden als COPD, parkinson en diabetes. Ook bij specifieke verwijzingen blijft het van belang om oog te houden voor comorbiditeit en complexe gezondheidsproblematiek bij ouderen. Op dit moment wordt in opdracht van het KNGF gewerkt aan een beweegstandaard voor kwetsbare ouderen. Deze beweegstandaard is gericht op de groep ouderen met een complexe hulpvraag. Net als bij de andere beweegstandaarden is ook bij deze groep het uitgangspunt: ‘het bevorderen van een actieve leefstijl en de verhoging van fitheid’. Een dergelijk hulpmiddel zal fysiotherapeuten handvatten geven voor het ontwikkelen van een beweegprogramma op basis van de meest recente evidentie. De beweegstandaard kwetsbare ouderen wordt in het najaar verwacht.

Vervolgonderzoek Als vervolg op dit onderzoek is er een enquête uitgezet onder ouderen die gebruikmaken van de eerstelijns fysiotherapie. Hiermee wordt onder andere de gezondheidstoestand, de mate van kwetsbaarheid, de doelen die ouderen nastreven met behulp van de eerstelijns fysiotherapie en de motivatie om te (gaan) bewegen bij ouderen in kaart gebracht. Hiermee kunnen we nagaan of de eerstelijns fysiotherapeutische zorg voor 70-plussers in lijn is met de behoefte en hulpvraag van deze groep ouderen. Daarnaast worden de diagnosecodes waarop gedeclareerd is voor de 70-plussers in 2012 in kaart gebracht. Tot slot wordt de fysieke fitheid van 70-plussers getest binnen de deelnemende fysiotherapiepraktijken in Nederland met behulp van een aantal performancetesten. Alle fysiotherapeuten die meededen aan dit onderzoek willen we nogmaals hartelijk danken voor hun bijdrage.

De literatuurlijst staat op FysioNet, www.fysionet.nl.

Drs. R. van Abbema, fysiotherapeut, bewegingswetenschapper, PhD student aan het Lectoraat Transparante Zorgverlening, Hanzehogeschool Groningen. Dr. J.S.M Hobbelen; fysiotherapeut, bewegingswetenschapper, Lector Healthy Lifestyle, Ageing and Health Care, Hanzehogeschool Groningen. FysioPraxis | juni 2013

CASUÏSTIEK.indd 25

04-06-13 15:32


26

Profiel

Prof. dr. Sita Bierma-Zeinstra

Fysiotherapie belangrijk bij behandeling artrose “De fysiotherapeut heeft een belangrijke rol bij de behandeling van patiënten met artrose. Voor de effectiviteit van oefentherapie, bij uitstek het terrein van de fysiotherapeut, is een grote bewijslast. Ook bij het omgaan met pijn speelt de fysiotherapeut een rol”, aldus prof. dr. Sita Bierma-Zeinstra. Zij is hoogleraar artrose en aanverwante aandoeningen aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Tekst: Frank van Geffen | Beeld: Robert Jan Stokman Fotografie

Bierma-Zeinstra studeerde in 1983 af als fysiotherapeut maar vond te weinig werk in Nederland. Ze verhuisde naar Zweden waar ze negen jaar als fysiotherapeut werkte. “Toen ik terugkwam naar Nederland, wilde ik niet meer als fysiotherapeut aan de slag maar koos ik de studie gezondheidswetenschappen in Nijmegen, tegenwoordig biomedische wetenschappen. In 1994 kon ik in Rotterdam promotieonderzoek doen en in 1999 promoveerde ik op heupklachten. Als hoogleraar ben ik verbonden aan de afdelingen Huisartsgeneeskunde en Orthopedie. In mijn huidige werk heb ik nog steeds plezier van mijn achtergrond in de fysiotherapie. Ik heb aardig wat patiënten met artrose gezien en kan dat goed combineren met de kennis uit mijn opleiding en de ervaringen die ik in deze functie opdoe. Ongeveer 95 procent van mijn tijd besteed ik aan het begeleiden van promovendi, aan interpretatie van onderzoek in diverse commissies en aan het genereren van onderzoek. Dat betekent dat ik ook altijd op zoek ben naar geld bij diverse subsidiegevers. De overige tijd geef ik les.”

‘Artrose is de combinatie van een mechanisch probleem en een metabole aandoening’ Bewegen

Artrose is een veelvoorkomende aandoening in Nederland. Veel artrosepatiënten blijken baat te hebben bij bewegen. Bierma-Zeinstra: “In de jaren 90 zijn we overgegaan van de passieve naar de actieve behandeling. Van bewegen is wetenschappelijk aangetoond dat het beter is. En daar komt de fysiotherapeut volop in beeld. In goed overleg met huisartsen kan de fysiotherapeut gericht behandelen. De fysiotherapeut is direct toegankelijk, maar bij artrose is het belangrijk dat alle zorgverleners goed samenwerken, ook in het eerste stadium. Verder speelt de

fysiotherapeut een rol bij het onderzoek van de patiënt: zijn er bewegingsbeperkingen, hoe is de spierkracht, hoe gaat de patiënt met de pijnklachten om? Bij verwijzing is het belangrijk dat huisartsen goed weten welk pakket de fysiotherapeut aanbiedt.”

Invloed fysiotherapeut

De fysiotherapeut kan op meerdere terreinen invloed uitoefenen, vindt Bierma-Zeinstra. “Door gericht te oefenen, helpt de fysiotherapeut de gewrichten van patiënten soepel te houden en hun spieren te trainen. Ook speelt de fysiotherapeut een rol bij het aanleren van een goede lichaamshouding en het omgaan met pijn. Dat is allemaal van groot belang, maar de fysiotherapeut helpt patiënten ook bij het actief zijn in bredere zin; het in beweging zijn, los van welke oefeningen dan ook. Het gaat dan om het veranderen van leefstijl en het motiveren tot gewichtsvermindering. Bewegen is daarbij echt het sleutelbegrip. Artrose is de combinatie van een mechanisch probleem en een metabole aandoening. Obesitas is een belangrijke oorzakelijke factor voor zowel het ontstaan als voor de progressie van knieartrose. De fysiotherapeut kan een patiënt helpen om af te vallen.”

Speerpunten

Bierma-Zeinstra is naast haar eigen klinische projecten soms ook betrokken bij fundamentele projecten rond artrose, maar vooral ook bij epidemiologische projecten, zoals de Rotterdamstudie die bij de afdeling Epidemiologie loopt. “Hier worden diverse facetten binnen de etiologie van artrose bestudeerd, de samenhang met mechanische en metabole aspecten en de genetica van artrose. We willen weten wat de effecten van behandeling zijn. Artrose is niet één aandoening maar een verzamelnaam van subgroepen van aandoeningen. Het zijn etiologieën met hetzelfde eindpunt. Het is dus belangrijk dat we die subgroepen goed kunnen onderscheiden. Momenteel zijn we met een internationale groep onderzoekers bezig de effecten van behandelingen bij artrose in verschillende subgroepen te onderzoeken. Verder zijn we op zoek naar de vroege herkenning van artrose. Behandelingen zijn tot

FysioPraxis | juni 2013

PROFIEL.indd 26

04-06-13 16:17


27

Naam: Sita Bierma-Zeinstra (52) Opleiding: gezondheidswetenschappen Nijmegen, promotieonderzoek Rotterdam Huidige functie: hoogleraar artrose en aanverwante aandoeningen Favoriete sport: fietsen (iedere zondag) en langere fietstochten Voldoet aan de norm voor gezond bewegen: ja Passie voor: onderzoek Favoriete websites: www.booking.com in verband met veel buitenlandse reizen Inspirerende collega: David Felson uit Boston, hij heeft al decennia veel voor het onderzoek naar artrose betekend en gaat hier nog steeds met ongebreidelde energie mee door

nu toe niet zo effectief. Het probleem is dat je er meestal te laat bij bent, namelijk als de artrose al evident is. We hebben hier in Rotterdam net wereldwijd de eerste trial naar preventie van artrose binnen een hoogrisicogroep voor artrose afgesloten. In de toekomst willen we in plaats van symptoombehandelingen graag ziektemodificerende behandelingen in een vroeg stadium toepassen.” Bierma-Zeinstra verricht ook onderzoek naar het ontstaan van pijn. “Als je van alle Rotterdammers röntgenfoto’s maakt, vind je heel wat artrose. Maar meer dan de helft heeft er geen klachten over terwijl sommigen juist veel last van pijn hebben. Wij willen begrijpen waarom de ene patiënt wél pijn heeft en de andere niet. Hoe ontstaat die pijn? Welke typen pijn zijn er, welke structuren zijn erbij betrokken? Welke geestelijke gesteldheid is erop van invloed? Dat zijn de speerpunten van ons huidige wetenschappelijk onderzoek.”

Praktisch

Bierma-Zeinstra hoopt dat de resultaten van wetenschappelijk onderzoek hun weg vinden naar de fysiotherapiepraktijk. “Die vroegherkenning van artrose is daarvan een voorbeeld. We willen sneller zien welke mensen een verhoogd risico op artrose hebben, zodat we eerder kunnen behandelen. Er is nog geen radiologische herkenning, dus onderzoeken we symptomen, zoals het type klachten en de eerste verschijnselen bij lichamelijk onderzoek. Fysiotherapeuten zijn erbij gebaat te weten welke facetten invloed hebben op pijn en hoe ze die facetten kunnen beïnvloeden. Overgewicht is natuurlijk een overduidelijk symptoom. Dat het kan leiden tot knieartrose

is waarschijnlijk wel bekend maar het is door die metabole aspecten ook een risicofactor voor handartrose. Bij de knie werkt overgewicht trouwens dubbelop. Obese types belasten hun knie anders, ze gebruiken een andere techniek bij opstaan en lopen. Maar het metabole gedeelte speelt ze ook parten: het vetweefsel werkt als een orgaan dat factoren produceert waardoor de artrose verergert en de klachten kunnen toenemen. Een andere risicofactor is een knietrauma. Dat blijkt bij jonge sporters vaak artrose tot gevolg te hebben. Fysiotherapeuten die aan een sportclub verbonden zijn, kunnen door gerichte trainingen te geven kruisbandletsel helpen voorkomen. Daarvoor is al bewijslast. Op de afdeling Orthopedie onderzoeken we momenteel mensen met een trauma aan de voorste kruisband. Bij wie ontstaat artrose vrij snel? Bij wie later? En waarom is dat zo?”

Prof. dr. Sita Bierma-Zeinstra: “We willen sneller zien welke mensen een verhoogd risico op artrose hebben, zodat we eerder kunnen behandelen.”

Bijblijven

Bierma-Zeinstra vindt het belangrijk dat fysiotherapeuten hun kennis over artrose op peil houden. “De richtlijnen zijn daarbij natuurlijk heel belangrijk. Dat is de allereerste bron. De brei aan gegevens is in richtlijnen al vertaald, dus dat scheelt veel uitzoekwerk. Wie dieper wil gaan en meer over diagnostiek wil weten kan de internationale EULAR- of OARSI-richtlijnen gebruiken. Wie nieuwsgierig is en helemaal bij wil zijn vindt zijn weg wel in PubMed. Studenten leren in hun opleidingen al hoe ze in de juiste omgeving moeten zoeken en hoe ze dat heel gericht kunnen doen door hun zoekvraag te vernauwen. Belangrijk is dat fysiotherapeuten hun rol kennen bij artrose. Die komt ze toe.” FysioPraxis | juni 2013

PROFIEL.indd 27

04-06-13 16:17


Vrije Universiteit Brussel

De Berekuyl European College for Lymphoedema Therapy

Master Lymphology & Oncology

C

Start datum 5-6 September 2013

M

Y

CM

MY

CY

CMY

K

Naast de mogelijkheid tot het behalen van uw Master en/of Master of Science titel onderscheidt de opleiding zich door verdieping in onder andere: lymfoedeem, lymfoedeem bij kinderen, inspanningsimmunologie, inspanningsfysiologie, pijnfysiologie, oncologie, oncologische revalidatie en psychologie. Studeert u bij de Berekuyl, dan bent u ook student aan de Vrije Universiteit van Brussel (VUB)! Zo kunt u onder meer gebruik maken van de Universiteitsbibliotheek, de virtual community en Point Carré2. Speciaal voor dit Master traject hebben de VUB en De Berekuyl een leerstoel ingericht: Exercise Immunology & Chronic Fatigue in Health & Disease. Benodigde vooropleiding: NVFL en Vlaamse geregistreerde oedeemtherapeuten en huidtherapeuten.

Voor meer informatie en het downloaden van de prospectus, ga naar www.deberekuyl.nl

Heeft u vragen: info@deberekuyl.nl

Locatie: De Berekuyl Duinweg 17 3849NJ te Hierden

Mechanische Diagnose en Therapie voor de wervelkolom en de extremiteiten

TweejarigeMechanische opleiding tot en geregistreerd MDT-therapeut Diagnose Therapie voor de wervelkolom en de extremiteiten U bereikt: U leert: Tweejarige opleiding tot geregistreerd MDT-therapeut

• De beste en snelst mogelijke behandelresultaten • Duidelijk gestructureerd onderzoeken • Een uitstekende secundaire preventie • Betrouwbaar classificeren Een hoge tevredenheid bij u, uw patiënten en de Positief prognostische factoren herkennen in U •bereikt: U •leert: zorgverzekeraar biopsychosociale context Doelgericht behandelen met een actieve rol voor de patiënt • De beste en snelst mogelijke behandelresultaten •• Duidelijk gestructureerd onderzoeken • Een uitstekende secundaire preventie • Betrouwbaar classificeren • Een hoge tevredenheid bij u, uw patiënten en de • Positief prognostische factoren herkennen in biopsychosociale context MDT is uitstekend toepasbaar zorgverzekeraar binnen de richtlijnen. • Doelgericht behandelen met een rol voor de patiënt en geaccrediteerd met 183 punten De opleiding isactieve in delen te behalen

Schrijf u in voor de totale opleiding MDT en bespaar € 350 !

MDT: ‘Best Evidence Practice’ voor onderzoek en behandeling van rugklachten MDT is uitstekend toepasbaar binnen de richtlijnen. De opleiding is in delen te behalen en geaccrediteerd met 183 165 punten

Meer informatie vind u op onze website: www.mckenzie.nl

MDT: ‘Best Evidence Practice’ voor onderzoek en behandeling van rugklachten Meer informatie vind u op onze website: www.mckenzie.nl

Meer informatie vind u op onze website: www.mckenzie.nl advertentie Mckenzie 2013 praxis.indd 1

•FP-06 advertenties.indd 5

6-2-2013 16:38:26

04-06-13 16:24


INGEZONDEN ARTIKEL

29

Marktwerking in de fysiotherapie

Presentatie rapport ‘Alarmfase rood, fysiotherapie in nood’ Tekst: Marion Russchen, namens Initiatiefgroep ‘Manifest Fysiotherapeuten’ en ‘ZorgGeenMarkt’

Eind april kwamen ruim honderd fysiotherapeuten naar Den Haag voor de presentatie van het rapport ‘Alarmfase rood, fysiotherapie in nood’ van het comité ZorgGeenMarkt in samenwerking met de initiatiefgroep Manifest Fysiotherapeuten. Het rapport is opgesteld door dr. Ingrid Palm van het comité ZorgGeenMarkt. Alan Ralston, dagvoorzitter en woordvoerder van het comité ZorgGeenMarkt, opende de bijeenkomst met een korte inleiding over marktwerking. Petra Zimmer gebruikte namens de initiatiefgroep Manifest Fysiotherapeuten ter illustratie een citaat van Victor Hugo. Toen iemand Victor Hugo vroeg wat hij het belangrijkste vond om te slagen – geld, hard werken of hersenen antwoordde hij: ‘Als u op een driewieler zit, welk wiel is dan het belangrijkste?’ Het lijkt er nu op dat er maar één wiel in de fysiotherapie of in de gezondheidszorg bestaat: geld en bezuinigingen, dit ten koste van de andere twee wielen, namelijk de inhoudelijke kwaliteit en de betrokkenheid met de patiënt. Daarom het appel aan de zorgverzekeraars, politiek, collega’s en ook aan het genootschap: maak gebruik van alle wielen. Dat levert meer resultaat op, het geeft een stabieler beleid, en niet onbelangrijk, het houdt de fysiotherapeuten op de werkvloer betrokken en gemotiveerd!

Administratieve last Ruim 2.100 fysiotherapeuten vulden de enquête in van het comité ZorgGeenMarkt. De enquête is in juli 2012 verspreid onder de achterbannen van Fysiovergoeding, ZorgGeenMarkt en via de initiatiefgroep Manifest Fysiotherapeuten. Uit de samenvatting van het rapport blijkt vooral de eensgezindheid uit de antwoorden: onafhankelijk van elkaar blijkt dat de administratieve last welhaast onmogelijk is geworden en dat de patiënt mede daardoor gedupeerd wordt. De respondenten legden de schuld hiervoor bij de zorgverzekeraars, die er op geen enkele manier voor zorgen dat de kwaliteit van het vak gewaarborgd kan blijven. Volgens voorzitter Eke Zijlstra van het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fy-

Forumdiscussie met van links naar rechts: Ineke Wever, Eke Zijlstra, Bob Jan Spits, Sija de Jong, Alan Ralston, Wim van Minnen en Petra Zimmer.

siotherapie (KNGF), herkent en erkent de beroepsorganisatie de in het rapport genoemde problematiek. Als voorzitter hoort hij ook dat de beroepsgroep het zat is om klem te zitten tussen de administratieve lastendruk en patiënten die niet langer de zorg kunnen krijgen die zij nodig hebben. De onderhandelingspositie van de fysiotherapeut ten opzichte van de zorgverzekeraar is niet stevig genoeg. Zijlstra wil de toegankelijkheid van de fysiotherapie herstellen, wat inhoudt dat deze moet terugkeren in het basispakket. Ook de kwaliteitsbewaking behoort in handen van de beroepsgroep; in de vorm van PROMs en met de door de beroepsgroep opgestelde eisen. Verder wil Zijlstra dat de patiënten door de bomen het bos weer kunnen zien, wat inhoudt dat er een eind moet komen aan de 400 verschillende tarieven. Zijlstra liet weten dat het aangeboden rapport niet in de la zal verdwijnen en dat de handschoen is opgepakt. Ineke Wever van Zorgverzekeraars Nederland (ZN) gaf aan dat fysiotherapie voorop loopt qua marktwerking, maar erkent dat er bespreekpunten bestaan. Met name de administratieve last moet goed bekeken worden. Zij kon zich vinden in de aanbevelingen uit het rapport. Econoom Bob-Jan Spits presenteerde zijn studie over de effecten van marktwerking in de zorg, specifiek over de rol van zorgverzekeraars. Hij constateert dat de huidige zorgverzekeraars vanuit economisch perspectief een machtspositie hebben en dat volgens de economische definities er geen sprake is van marktwerking.

Forumdiscussie Tijdens de forumdiscussie kwamen vertegenwoordigers van het Reumafonds en de koepel van Ouderenorganisaties (CSO) aan het woord. De reacties die naar voren kwamen uit de zaal lieten zien dat er belang werd gehecht aan wetenschappelijk onderzoek en dat dit door het KNGF moet worden ondersteund. Eke Zijlstra vertelde dat er wel degelijk veel onderzoek wordt gedaan, maar dat dit nog niet neerdaalt in de praktijk. De zaal liet vervolgens weten geen wurgcontracten te willen en een reëel tarief. Henk van Gerven van de SP maakte een compliment naar de initiatiefgroep en vond het motto voor het rapport zeer frappant: ‘Onze handen behoren de patiënt, niet het toetsenbord’. Petra Zimmer van de initiatiefgroep vond dat er veel vragen onbeantwoord waren gebleven en vroeg zich af waarom er zo weinig politici aanwezig waren. In het bijzonder vond zij het ook zeer te betreuren dat er niemand van Volksgezondheid, Welzijn en Sport het rapport in ontvangst wilde nemen. Zimmer onderstreepte dat deze bijeenkomst juist een begin is. De initiatiefgroep gaat door en de uitkomsten van het rapport zullen onder de politieke aandacht worden gebracht. Het volledige rapport is terug te vinden op www.manifestfysiotherapeuten.nl. Volg de initiatiefgroep op: www.manifestfysiotherapeuten.nl e-mail: info@manifestfysiotherapeuten.nl Twitter: @FYSIOMANIFEST Facebook: Initiatiefgroep Manifest Fysiotherapeuten FysioPraxis | juni 2013

INGEZONDEN ARTIKEL ROOD.indd 29

04-06-13 16:05


VAN HET KNGF

ZO HEEFT u invloed OP HET BELEID VAN HET KNGF

Met de de nieuwe verenigingsstructuur Met nieuwe verenigingsstructuur wordt u als lid lid direct betrokken bij bij de de wordt u als direct betrokken strategische beleidsvoering. Gedurende strategische beleidsvoering. Gedurende de de strategische cyclus zijn er verschillende strategische cyclus zijn er verschillende momenten en en acht manieren waarop u u momenten acht manieren waarop invloed kunt uitoefenen. invloed kunt uitoefenen.

r jaajar a n n e aglag e l s r s BE verver r a a VOORSTEL VOORSTEL Ja Ja VOORBEVOORBEREIDING & & REIDING COÖRDINATIE COÖRDINATIE

BESLUITVORMING BESLUITVORMING

ZO HEEFT strategiuscheinvloed beleidsvoering. Gedurende de strategi cyclus zijn erBELEID verschil ende OPsche HET VAN KNGF momenten en achtHET manieren waarop u

We hebben van onze leden groen licht gekregen om de k e ni n vereniging te moderniseren. In ar r e a j deze infographic kunt u zien open VOORSTEL VOORSTEL g welke momenten en wanneer s la u r BESLUITVORM e als lid invloed hebt aop rvhet beleid. VOORSTEL a VOORBEREIDING & en Jstructuur VOORBEREIDING & Met deze nieuwe COÖRDINATIE COÖRDINATIE VOORBEwerkwijze starten we in 2014. REIDING & vo e r ing b el e i d Ui t vo e r ing b el e i d Ui t

achter het nieuws

COÖRDINATIE

In FysioPraxis en FysioEnieuws INPUT VOORVOOR INPUT lichten we regelmatig onderdelen ONDERLIGGENDE ONDERLIGGENDE Met de nieuwe verenigingsstructuur WERKPLANNEN WERKPLANNEN uit. Zo heeftBESLUITVORMING u al kunnen wordt u als lid direct betrokken bij de lezen over de ledenraad, over strategische beleidsvoering. Gedurende de strategische cyclus zijn er verschillende commissies en over de regio.

ot i n g r g B e r ot i n g Beg

30

ZO ZOHEEFT HEEFT uuinvloed invloed Nieuwe structuur en werkwijze OP HET BELEID OP HET BELEID KNGF Modernisering Met de nieuwe verenigingsstructuur VAN VANHET HETKNGF KNGFwordt u als lid direct betrokken bij de invloed kunt uitoefenen.

Uit

M

stelling van van het controlerend orgaan van van de de stelling het controlerend orgaan vereniging: de ledenraad. DezeDeze bestaat uit uit vereniging: de ledenraad. bestaat 20 leden van van het KNGF die door u enude 20 leden het KNGF die door en de andere leden rechtstreeks worden gekozen. andere leden rechtstreeks worden gekozen.

voorvoor het concept meerjarenbeleidsplan. het concept meerjarenbeleidsplan. Het Het bestuur en de benutten de de bestuur enledenraad de ledenraad benutten input en wegen het mee bij het van van input en wegen het mee bij maken hetSTEMMEN maken VOOR de strategische keuzen. de strategische keuzen. DE LEDENRAAD

Bij verkiezing van van de ledenraad kan kan elk lid Bij verkiezing de ledenraad elk lid van van de vereniging in twee zogenaamde de vereniging in twee zogenaamde kieskringen (digitaal) een een stemstem uitbrengen kieskringen (digitaal) uitbrengen op één van van de kandidaten. op één de kandidaten.

U kunt uw input geven tijdens online stelling van het controlerend orgaan van de U kunt uw input geven tijdens online vereniging: de ledenraad. Deze bestaat uit bijeenkomsten, regionale en/of landelijke bijeenkomsten, regionale en/of 20landelijke leden van het KNGF die door u en de bijeenkomsten. andere leden rechtstreeks worden gekozen. bijeenkomsten.

STEMMEN VOOR DE LEDENRAAD

02 02

JAARLIJKS JAARLIJKS

INPUT MEERJARENBELEIDSPLAN

Als lid kunt u (inhoudelijke) input geven voor het concept meerjarenbeleidsplan. Het bestuur en de ledenraad benutten de input en wegen het mee bij het maken van de strategische keuzen.

Bij verkiezing van de ledenraad kan elk lid van de vereniging in twee zogenaamde kieskringen (digitaal) een stem uitbrengen op één van de kandidaten.

U kunt uw input geven tijdens online INPUT VOOR bijeenkomsten, regionale en/of landelijke bijeenkomsten. ONDERLIGGENDE

04 04

01

3-JAARLIJKS

02

WERKPLA

INPUT VOOR INPUT MEERJARENONDERLIGGENDE BELEIDSPLAN WERKPLANNEN

Als lid heeft u direct invloed op de samen-

r Beg

03

03

05 05

03

WERKPLANNEN

JAARLIJKS

04

INPUT VOOR ONDERLIGGENDE WERKPLANNEN

Als lid heeft u direct invloed op de samenstelling van het controlerend orgaan van de vereniging: de ledenraad. Deze bestaat uit 20 leden van IN het KNGF die door u en de PLAATSNEMEN PLAATSNEMEN IN andere leden rechtstreeks worden gekozen.

Als lid kunt u (inhoudelijke) input geven voor het concept meerjarenbeleidsplan. Het bestuur en de ledenraad benutten de PLAATSNEMEN IN input en wegen het mee bij het maken DE van MENINGSPEILING ONDER LEDENRAAD MENINGSPEILING de strategische keuzen. ONDER

verkiezing van de ledenraad kanvoor elk lid Als Bij lid u zich kandidaat stellen de de Alskunt lidvereniging kunt u zich kandidaat stellen voor van de inde twee zogenaamde ledenraad in één van kieskringen. ledenraad (digitaal) in één van destem kieskringen. kieskringen een uitbrengen De kandidaatstelling is open. U hoeft dus dus Deéén kandidaatstelling is open. U hoeft op van de kandidaten.

UAls kunt uw input geven tijdens online De kandidaatstelling is open. U hoeft dusu deelnemen onder alleaan leden.regioactivilid u de om zelf het Als lid Alsheeft lid heeft umogelijkheid de mogelijkheid om zelf het te worden. Alskunt lid kunt u deelnemen aan regioactiviniet voorgedragen bijeenkomsten, regionale en/of landelijke initiatief te nemen tot een meningspeiling teiten. Denk aan scholing, interventie ofleden Vindt u dat een vraag aan alle initiatief te nemen tot een meningspeiling teiten. Denk aan scholing, interventie ofgesteld bijeenkomsten. Voor de ledenraad worden profielen moet worden? Wanneer honderd leden van

Voor de ledenraad worden profielen Voor de ledenraad worden profielen 3-JAARLIJKS gemaakt. Voldoet u aan een een van van de de gemaakt. Voldoet u aan profielen? Bij de krijgt u een profielen? Bijverkiezing de verkiezing krijgt u een uitnodiging om uom kandidaat te stellen. Als Als uitnodiging u kandidaat te stellen. kandidaat steltstelt u zichzelf aan aan de leden voorvoor kandidaat u zichzelf de leden via een vooraf vastgesteld format. via een vooraf vastgesteld format.

JAARLIJKS

DE LEDENRAAD DE LEDENRAAD

niet niet voorgedragen te worden. voorgedragen te worden.

02

3-JAARLIJKS 3-JAARLIJKS IN PLAATSNEMEN DE LEDENRAAD

Als lid kunt u zich kandidaat stellen voor de ledenraad in één van de kieskringen. De kandidaatstelling is open. U hoeft dus FysioPraxis juni 2013 niet |voorgedragen te worden. Voor de ledenraad worden profielen gemaakt. Voldoet u aan een van de profielen? Bij de verkiezing krijgt u een uitnodiging om u kandidaat te stellen. Als ACHTER HET NIEUWS.indd 30 stelt u zichzelf aan de leden voor kandidaat

LEDEN DOOR LEDEN LEDEN DOOR LEDEN onder alle alle leden. onder leden.

MENINGSPEILING ONDER BIJDRAGEN AANAANLEDEN DOOR LEDEN BIJDRAGEN

STEMMEN VOOR DE LEDENRAAD

INPUT MEERJARENBELEIDSPLAN

thematische kennisoverdracht. De organi-

thematische kennisoverdracht. De organigemaakt. Voldoet u aan een van de de vereniging dit ook vinden, kunt u het satie en van van de regioactiviteiprofielen? Bij de verkiezing krijgt u coördinatie een bestuur schriftelijk tverzoeken een satie en coördinatie de regioactiviteiuitnodiging om u kandidaat te stellen. Als ledenpeiling te houden. Het bestuur moet Vindt u datu een aan aan alle alle leden gesteld ten liggen bij de en het Vindt dat vraag een vraag leden gesteld ten liggen bijregiofunctionaris dehier regiofunctionaris en het kandidaat stelt u zichzelf aan de leden voor dan toe overgaan. moetmoet worden? Wanneer honderd leden van regioteam. Deze laat zich bijstaan door worden? Wanneer honderd leden van regioteam. Deze laat zich bijstaan door via een vooraf vastgesteld format. de vereniging dit ook vinden, kuntkunt u hetu het de vereniging dit ook vinden, bestuur schriftelijk tverzoeken een 3-JAARLIJKS bestuur schriftelijk tverzoeken een ledenpeiling te houden. Het Het bestuur moetmoet ledenpeiling te houden. bestuur hierhier dan dan toe overgaan. toe overgaan.

04

AD HOC AD HOC ONDER MENINGSPEILING LEDEN DOOR LEDEN

leden via een regionale adviesraad, leden via een regionale adviesraad, AD HOC werkgroepen en projectgroepen. werkgroepen en projectgroepen.

05 06 0

BIJDR

REGIOACTIVITEITEN Als lid heeft u de mogelijkheid om zelf het REGIOACTIVITEITEN initiatief te nemen tot een meningspeiling

Als lid kunt u zich kandidaat stellen voor de ledenraad in één van de kieskringen.

e id

01

3-JAARLIJKS 3-JAARLIJKS

01

Ui t

03 03

ot i n g

0101

vo e r ing b el e i d

momenten en acht manieren waarop u Met de nieuwe verenigingsstructuur INPUT VOORVOOR INPUT invloed kunt uitoefenen.VOORSTEL ONDERLIGGENDE wordt u als lid direct betrokken bij de ONDERLIGGENDE Op FysioNet vindt u alle achterM WERKPLANNEN WERKPLANNEN strategische beleidsvoering. Gedurende gronden overzichtelijk bijeen. deSTEMMEN strategische STEMMEN VOOR INPUT MEERJARENVOORBEREIDING Ga hiervoor naar & VOOR cyclus zijn er verschillende INPUT MEERJARENCOÖRDINATIE DEmomenten LEDENRAAD BELEIDSPLAN INPUT VOORV en acht manieren waarop uBELEIDSPLAN DE LEDENRAAD INPUT www.fysionet.nl/modernisering. ONDERLIGGEND ONDERLIG Alsinvloed lid heeft u direct invloed op de samenAls lid kunt u (inhoudelijke) input geven Als lid heeft u direct invloed op de samenAls lid kunt u (inhoudelijke) input geven kunt uitoefenen. WERKPLANNE

ACTIEV REGIO ACB DE Als VER DEli teiten

them Ieder Ie satie actiev tenac li regio organ or leden werkg werk w

M

Deeln Voor a Vo sten, vereni ve DOOR gecom ge uitnod ui profie pr

05

06

Als lid kunt u deelnemen aan regioactiviteiten. Denk aan scholing, interventie of thematische kennisoverdracht. De organisatie en coördinatie van de regioactiviteiten liggen bij de regiofunctionaris en het regioteam. Deze laat zich bijstaan door leden via een regionale adviesraad, werkgroepen en projectgroepen.

Ieder lid heeft de actieve rol te ver organen van de v werkgroepen, pr

kan kan via regionale bijeenkomDeelnemen Als lid heeft u direct invloed opDeelnemen de samenAls lidviakuntregionale u (inenhoudel ibijeenkomjke) input geven sten, online 'bijeenkomsten' lezingen. sten, online 'bijeenkomsten' en lezingen. DOORLOPEND stelling van het controlBIJDRAGEN erend orgaan van de voor het concept meerjarenbeleidACTIEVE splan. ROLDOOR DOORLOPEND AAN INDO É REGIOACTIVITEITEN DE VERENIGINGSO vereniging: de ledenraad. Deze bestaat uit Het bestuur en de ledenraad benutten de 20 leden van het KNGF die door u en de input en wegen het mee bij het maken van andere leden rechtstreeks worden gekozen. de strategische keuzen.

Als lid heeft u de mogelijkheid om zelf het initiatief te nemen tot een meningspeiling onder alle leden.

Vindt u dat een vraag aan alle leden gesteld moet worden? Wanneer honderd leden van de vereniging dit ook vinden, kunt u het bestuur schriftelijk tverzoeken een ledenpeiling te houden. Het bestuur moet hier dan toe overgaan.

Deelnemen kan via regionale bijeenkom-

Voor alle functies vereniging worde gecommuniceerd uitnodiging om z 04-06-13profiel 15:44 - kandidaa


VOORSTEL VOORSTEL

MENINGSPEILING

e ni MENINGSPEILING MENINGSPEILING jaar rek n

ge

VOORBEREIDING & COÖRDINATIE

& COÖRDINATIE

VOORSTEL

OORDEELSVORMING OORDEELSVORMING INSPRAAK ALLE LEDEN

Ui t

vo e r ing b el e i d

VOORBEVOORBEREIDING & & REIDING COÖRDINATIE COÖRDINATIE

INPUT VOOR ONDERLIGGENDE WERKPLANNEN

VOORSTEL VOORSTEL

OORDEELSVORMING

.

anlan VOORBEl REIDING & p COÖRDINATIE ajar ar p a j n VOORSTEL e n n e MeM en erejearrja repnlaplan BESLUITVORMING lan INPUT VOOR ONDERLIGGENDE WERKPLANNEN

vo e r ing b el e i d

BESLUITVORMING BESLUITVORMING

n Meer jarenplan e

INPUT VOOR ONDERLIGGENDE 05 WERKPLANNEN ACTIEVE ROLROL IN ÉÉN VANVAN ACTIEVE IN ÉÉN

06 06

BIJDRAGEN AAN REGIOACTIVITEITEN

DE Als VERENIGINGSORGANEN kunt u deelnemen aan regioactiviDElidVERENIGINGSORGANEN

06

INSPRAAK ALLE LEDEN

.

Ui t

ot i n g

MENINGSPEILING

Ui t

neglebiedle r ib vo e r ing id Ui t Ui t v o e

t egring BegroB

INSPRAAK ALLEALLE INSPRAAK LEDEN LEDEN VOORBEREIDING

MENINGSPEILING

n e n j a ar pl a n

ut geven idsplan. nutten de maken van

mkomgen.

STRATEGISCHE INPUT

VOORSTEL

e npl a

ctivieden e ofgesteld d leden van nirganint u het ien viteiuur moet n het oor

VOORSTEL VOORSTEL

id

online landelijke

oo

STRATEGISCHE INPUT

vo e r ing b el e i d

INPUT VOOR ONDERLIGGENDE WERKPLANNEN

INPUT VOORVOOR INPUT ONDERLIGGENDE ONDERLIGGENDE WERKPLANNEN WERKPLANNEN

m zelf het ngspeiling

INPUT VOOR ONDERLIGGENDE WERKPLANNEN

Uit

VOORBEREIDING VOORBEREIDING & COÖRDINATIE & COÖRDINATIE V

STRATEGISCHE INPUT

r jar

VOORBEREIDING & COÖRDINATIE

MENINGSPEILING

Ui

vo e r ing b el e i d

BESLUITVORMING

Ui t v o e

BESLUITVORMING

VOORBEREIDING & COÖRDINATIE

VOORSTEL

ng

vo e r ing b e le i d Ui t vo e r ing b e le i d Ui t

vo e r ing b el e i d Ui t vo e r ing b el e i d Ui t

s la er v MENINGSPEILING MENINGSPEILING ar VOORSTEL Ja

VOORBEREIDING & COÖRDINATIE

STRATEGISCHE STRATEGISCHE INPUT INPUT

d r ing b el e i

U

o

l an e n j a a r p l a n

VOORSTEL neglebiedle r ib vo e r ing id Uit it vo e

ut geven idsplan. nutten de maken van

Vo V oo

ee lan en jaainrgpmlan r e np d er ja plan enbejraeiar plan me r jaren r in g m e e e id ng r ing b e le e r idi id Ui t v o e rbere rb t vo e r ing b e le

STRATEGISCHE STRATEGISCHE INPUT INPUT

BENG & ATIE DINATIE

OOR E GENDE NNNEN

id

31

jare np

Ui

INPUT

t vo e r ing b el e

STRATEGISCHE INPUT

me e r

innging kreen e e k r r a r BESLUITVORMING n ejna jaa e aglag STRATEGISCHE BESLUITVORMING STRATEGISCHE rs BESLUITVORMING INPUT

0707

ACTIEVE ROL IN ÉÉN VAN BIJDRAGEN AANAAN DE VERENIGINGSORGANEN BIJDRAGEN

ja a

.

rp

07 OORDEELSVORMING 08 08 08 BIJDRAGEN AAN ONTWIKKELING SPECIALISME

MENINGSPEILING ONDER

MENINGSPEILING ONDER LEDEN DOOR BESTUUR MENINGSPEILING ONDER LEDEN DOOR BESTUUR Ook het bestuur heeft de mogelijkheid om LEDEN DOOR BESTUUR een meningspeiling onder alle leden te

ONTWIKKELING SPECIALISME ONTWIKKELING SPECIALISME

Ieder lid heeft de mogelijkheid om een Er is alle ruimte voor vakinhoudelijke teiten. Denk aan scholing, interventie of actieve rol te vervullen in één van de ontwikkeling van specialisme. thematische kennisoverdracht. De organiorganen van de vereniging (commissies, Ieder lid heeft de mogelijkheid om een Er isEr alle ruimte voorvoor vakinhoudelijke OokOok hetinitiëren. bestuur heeftheeft de mogelijkheid om om Ieder lid heeft de om werkgroepen, een isenalle ruimte vakinhoudelijke het bestuur de mogelijkheid satie en coördinatie van de mogelijkheid regioactiviteiprojectgroepen bestuur). Binnen de kaders van het algemene beleid actieve rolbijte vervullen in één van de ontwikkeling van specialisme. een meningspeiling onder leden te te tenactieve liggen de regiofunctionaris en het voeren de wetenschappelijke verenigingen deze peilingen kunt uonder uwalle mening geven. rol te vervullen in één van de ontwikkeling van specialisme. eenVia meningspeiling alle leden regioteam. Dezede laatvereniging zich bijstaan door Voor alle functies binnen een orgaan van de hun eigen beleid. De coördinatie van de initiëren. Samen met die van de andere leden laat het organen van (commissies, organen van deadviesraad, vereniging (commissies, initiëren. leden via een regionale vereniging worden profielen opgesteld en wetenschappelijke verenigingen komt te bestuur uw mening meetellen bij de werkgroepen, projectgroepen en bestuur). Binnen deactief kaders van van het algemene beleid werkgroepen en projectgroepen. gecommuniceerd. Leden krijgen liggen bij een functionaris van het kantoor. uitvoering van het beleid. werkgroepen, projectgroepen en bestuur). Binnen dedekaders het algemene beleid uitnodiging om zich op basis van het voeren de wetenschappelijke verenigingen Via deze peilingen kuntkunt u uwu mening geven. voeren de wetenschappelijke verenigingen Via deze peilingen uw mening geven. Deelnemen kan via regionale bijeenkomprofiel - kandidaat te stellen. Voor alle functies binnen een orgaan van van de de hun hun eigen beleid. De coördinatie van van de de Samen met met die van de andere leden laat laat het het Voor alle functies binnen een orgaan eigen beleid. De coördinatie Samen die van de andere leden sten, online 'bijeenkomsten' en lezingen.

DOORLOPEND DOORLOPEND

VOORBEREIDING & COÖRDINATIE

INPUT VOOR ONDERLIGGENDE WERKPLANNEN DOORLOPEND DOORLOPEND

vereniging worden profielen opgesteld en en vereniging worden profielen opgesteld DOORLOPEND DOORLOPEND gecommuniceerd. Leden krijgen actief de de gecommuniceerd. Leden krijgen actief uitnodiging om zich - op -basis van van het het uitnodiging om zich op basis profiel - kandidaat te stellen. profiel - kandidaat te stellen.

wetenschappelijke verenigingen komt te te wetenschappelijke verenigingen komt DOORLOPEND liggen bij een functionaris van van het kantoor. liggen bij een functionaris het kantoor.

VOORSTEL BESLUITVORMING ACHTER HET NIEUWS.indd 31

bestuur uw mening meetellen bij de bestuur uw mening meetellen bij de AD HOC uitvoering van van het beleid. uitvoering het beleid.

AD HOC AD HOC .

apl n

FysioPraxis | juni 2013

04-06-13 15:44


32

Forum

Kwaliteit in beweging

Fysiotherapie neemt regie in kwaliteit Een reactie van de heer Bouman naar aanleiding van het artikel ‘Fysiotherapie neemt regie in kwaliteit’, gepubliceerd in FysioPraxis 4-2013 (pag. 28-31). Met aansluitend een reactie van Henri Kiers. In het artikel ‘Fysiotherapie neemt regie in kwaliteit’ wordt een lans gebroken voor de PROMs: het meten van resultaten en op basis daarvan het verbeteren van de kwaliteit. Bij het lezen van dit artikel kreeg ik het gevoel van ‘oude wijn in nieuwe zakken’. In 2003 werd de eerste fysiotherapiepraktijk Onink & Brakké, tegenwoordig Somatic, ISO 9001-gecertificeerd. De praktijkhouders van deze praktijk zagen als eersten de toegevoegde waarde van een kwaliteitsmanagementsysteem in. Hun visie: ‘De weg naar het resultaat bepaalt in hoge mate het niveau en de bestendigheid van het resultaat. Alleen uitkomsten meten is nooit een succes gebleken.’

patiënten ontwiKKeling

proms inzicht

Kwaliteit

Kern van de beperking KwaliFy, plus- en topzorgaudits zijn zeer fraudegevoelige systemen. Het lijkt wel alsof het KNGF en de verzekeraars graag opgelicht willen worden. Er worden PROMs ontwikkelt waarbij er vooralsnog vanuit wordt gegaan dat de uitkomsten niet ‘opgeleukt’ zullen worden. Vragenlijsten voor patiënten worden nu ook vaak door behandelaars ingevuld om aan de plusaudit-eisen te voldoen. Zal dat met PROMs niet gebeuren? De meeste

‘Alleen bij een geloofwaardig kwaliteitsbeleid en onafhankelijke toetsing met mogelijkheid tot sanctionering zal het KNGF de regie wellicht weer in handen kunnen krijgen’ patiënten zijn blij wanneer ze zijn uitbehandeld en hebben dan helemaal geen zin meer om vragenlijsten in te vullen. Of wil het KNGF het de patiënten verplichten? De opmerking van Olaf van der Zanden (fysiotherapeut, lid van de KNGF-beleidscommissie Kwaliteit, Onderwijs, Wetenschap en Beroepsinhoud en bestuurslid Kwaliteit van de Vereniging Topfysiotherapie en praktijkhouder in Weert) raakt de kern van de beperking van PROMs. PROMs ge-

ven geen inzicht in de processen die naar het resultaat leiden en geven geen beeld van de zorgvisie van de praktijk, laat staan van de interne acties die in een praktijk worden ondernomen om systematisch aan kwaliteit te werken. PROMs kunnen een goed beeld geven van behandelresultaten mits ze deel uitmaken van een breder kwaliteitssysteem, waarbij tevens de interne processen van een praktijk worden getoetst. PROMs enkel als middel voor kwaliteitsmeting zal even kansloos zijn als KwaliFy. Ik deel de volgende mening van Hans Plattel (contractmanager bij zorgverzekeraar Menzis): “Het zou goed zijn als fysiotherapeuten elkaar aanspreken op kwaliteit.” Zolang het zelfreinigend vermogen binnen de beroepsgroep fysiotherapie ontbreekt, zal het KNGF nooit de regie over kwaliteit in handen krijgen. Een bezoek van collega-therapeuten, zoals Henri Kiers in het artikel voorstelt, zal bij verzekeraars niet veel indruk maken. Alleen bij een geloofwaardig kwaliteitsbeleid en onafhankelijke toetsing met mogelijkheid tot sanctionering zal het KNGF de regie wellicht weer in handen kunnen krijgen. Menno Bouman, Stichting Kwaliteitsbeheer Fysiotherapie Nederland.

FysioPraxis | juni 2013

FORUM.indd 32

04-06-13 15:30


33

Reactie: Henri Kiers De heer Bouman pleit in zijn reactie voor het gebruik van procesindicatoren. Wij hebben hiertegen een principiële keuze gemaakt en daar verschillen we inderdaad van mening. Lering uit bestaande systemen (plus audits, HKZcertificering, beheersaudits) en het reeds verlaten systeem KWALIFY hebben geleid tot de keuze voor uitkomstindicatoren. Deze indicatoren zijn veel meer valide voor de uitkomst van de behandeling, iets wat de naam al aangeeft. Immers, het is de uitkomst van de behandeling die bepaalt of de behandeling het gewenste resultaat heeft bereikt. Informatie over het proces is echter wel noodzakelijk om uitkomsten te verbeteren. Er dient daarom ook een duidelijk onderscheid te worden gemaakt tussen het meten van kwaliteit en het verbeteren van kwaliteit. Dat zijn twee verschillende dingen. Daarom is in het Kwaliteit in Bewegingssysteem ook voorzien in een terugkoppeling van indicatoren met een benchmark en een intern kwaliteitsverbeteringsproces. Dit kan plaatsvinden op basis van procesvariabelen, waarin gepoogd wordt de kwaliteit van handelen te verbeteren. Of dit proces slaagt of niet, of de behandeling effect sorteert of niet, is alleen maar goed te meten door de uitkomst te meten. We willen toch niet terug naar een systeem waarbij de mate waarin verslag wordt gelegd de basis is voor de beoordeling van de kwaliteit van zorg?

‘Alleen met outcomeindicatoren zal een eerlijke systematiek van kwaliteitsbeoordeling mogelijk zijn’

Parallel

Een mooie parallel is te trekken met een fysiotherapeutische behandeling zelf. Wij proberen mensen te helpen met een persoonlijk probleem met bewegen – als het enigszins kan op participatieniveau. Voor de analyse van het probleem maken we echter wel degelijk gebruik van functiestoornissen, externe en persoonlijke factoren. Deze worden ook gebruikt bij het bepalen van de soort interventie. Of deze interventie succesvol is geweest of niet, is echter alleen te beoordelen aan de hand van de uitkomst op participatieniveau. Wil men deze behandeling verbeteren, dan zal geanalyseerd moeten worden wat gedaan is op alle factoren en hoe dat effect heeft gehad op de outcome van de behandeling.

Outcome-indicatoren

Een procesbeoordeling zonder outcome is als de oude spreuk ‘operatie geslaagd, patiënt overleden’. Alleen met outcome-indicatoren zal een eerlijke systematiek van kwaliteitsbeoordeling mogelijk zijn, onder het motto ‘laat maar zien wat je kunt’. Alleen dit zal leiden tot, zoals de heer Bouman aanhaalt, een geloofwaardig kwaliteitsbeleid.

Henri Kiers, bestuurslid KNGF, portefeuille Kwaliteit, Onderwijs, Wetenschap en Beroepsinhoud.

Advertentie

De beste zorg voor longpatienten

volg ons op: @longfonds facebook.com/longfonds youtube.com/longfonds

longfonds.nl In Nederland zijn ruim één miljoen mensen met een chronische longziekte. Het Longfonds zet zich voor hen in, want longen zijn van levensbelang. Wij strijden voor gezonde longen en tegen chronische longziekten. Als zorgverlener geeft u zorg aan longpatiënten. Met de patiëntenversies van de zorgstandaarden astma en COPD kunt u samen met de patiënt aan de slag voor de beste zorg. Bestel de patiëntenversies gratis op longfonds.nl/bestellen

Voorheen Astma Fonds

FysioPraxis | juni 2013

FORUM.indd 33

04-06-13 15:30


34

KNGF-service

Verkoop fysiotherapiepraktijk

Praktijkoverdracht: begin op tijd Uw handtekening zetten onder de overdracht van uw praktijk is misschien wel de meest gedenkwaardige handeling die een fysiotherapeut verricht als ondernemer. Dat klinkt een stuk luchtiger dan het is. Een overdracht kan emotioneel zijn en er moet gewoon erg veel geregeld worden. “Zorg dat ruim voor de verkoop alles op orde is.” Tekst: Margit Warmink

De praktijk ‘verkoopklaar’ maken, een koper vinden, vaststellen of pensionering financieel haalbaar is en administratieve en fiscale kwesties zo regelen dat de overdracht optimaal uitpakt voor koper en verkoper… Over een succesvolle overdracht begint u idealiter zo’n vijf jaar van tevoren met nadenken, adviseert KNGF.

Goodwill

Uit het Onderzoek Praktijkoverdracht 2012 van het KNGF blijkt dat tussen de 10 en 40 procent van de 55+-praktijkhouders dit advies wil overnemen. Bijna de helft denkt dat 1 tot 3 jaar volstaat. Henri Brom, adviseur Overname & Opvolging bij MKB Adviseurs, is net als het KNGF voorstander van ruim plannen. “Dan hebt u nog tijd om maatregelen te treffen, mocht dat nodig blijken. Zo kan het belastingtechnisch verstandig zijn om de overdracht aan werknemers via de geruisloze methode te laten plaatsvinden. Dat kun je niet zomaar even regelen, de werknemer moet dan drie jaar in dienst zijn geweest.” Ook kan het inkomen na pensionering tegenvallen. Brom: “Dat zien we op dit moment veel omdat de opbrengst van goodwill tegenvalt. Als je dit op tijd ontdekt, kun je nog financiële voorzieningen treffen. Of overwegen om wat langer door te werken. Misschien wel in loondienst van je eigen praktijk, als de nieuwe eigenaar dat ook een goed idee vindt.”

Verkoop aan medewerkers Van de respondenten wil 65 procent binnen 5 jaar stoppen met hun praktijk. Het bereiken van de pensioenleeftijd is de belangrijkste reden, gevolgd door de hoge administratieve belasting (Onderzoek Praktijkoverdracht, KNGF). De toegenomen eisen van zorgverzekeraars worden vaak genoemd, zegt Eric van Haperen, praktijkadviseur bij VvAA. “Oudere fysiotherapeuten hebben daar vaak geen zin meer in. Voor de jonge generatie ligt dat anders, die zijn ermee opgegroeid.” Als er zo veel stoppers zijn, is dit dan wel een goed moment om te beginnen? Van Haperen: “2012 was geen best jaar voor fysiotherapiepraktijken. Maar omdat er veel contracten niet zijn verlengd of tussentijds ontbonden, zijn er ook veel jongeren die zelfstandig verder willen. Onze ervaring is dat banken vertrouwen hebben in de gezondheidszorg, ondanks de crisis. Fysiotherapiepraktijken zijn nog redelijk goed te financieren.”

Highlights onderzoek Highlights onderzoek praktijkoverdracht praktijkoverdracht 61% verdiept zich korter dan drie jaar vooraf in het proces 61% verdiept zich korter dan drie jaar vooraf in het proces 57% acht proces van praktijkoverdracht als (heel) lastig 57% acht proces van praktijkoverdracht als (heel) lastig Slechts 18% schat opvolger vinden in als (heel) makkelijkSlechts 18% schat opvolger vinden in als (heel) makkelijk Slechts 3% heeft geen of nauwelijks inzicht in hoogte pensioen Slechts 3% heeft geen of nauwelijks inzicht in hoogte pensioen 74% is beperkt of slecht op hoogte van methodiek waardebepaling 74% is beperkt of slecht op hoogte van methodiek waardebepaling Praktijk wordt in 50% overdragen aan werknemer, nogPraktijk geen 4% aan in niet-fysiotherapeut wordt 50% overdragen aan werknemer, nog geen 4% aan niet-fysiotherapeut Men zoekt voor overdracht vooral binnen eigen netwerk (49%) Men zoekt voor overdracht vooral binnen eigen netwerk (49%) Slechts 19% kwalificeert verkoopwaarde praktijk als ‘aanzienlijk’ Slechts 19% kwalificeert verkoopwaarde praktijk als ‘aanzienlijk’ 47% ziet goodwill nog als onderdeel pensioen, lijkt niet 47% verstandig ziet goodwill nog als onderdeel pensioen, lijkt niet verstandig Na bereiken pensioenleeftijd is administratieve lastendruk reden om te stoppen! Nabelangrijkste bereiken pensioenleeftijd is administratieve lastendruk belangrijkste reden om te stoppen! Na accountant/belastingadviseur (91%), kijkt men voorNa ondersteuning vooral naar collega, accountant/belastingadviseur (91%), kijkt gespecialiseerd adviesbureau en KNGF men voor ondersteuning vooral naar collega, gespecialiseerd adviesbureau en KNGF Behoefte productaanbod voor stoppers: boekje over waardebepaling 67%, checklist 64%, Behoefte productaanbod voor stoppers: boekje maatwerkadvies 57% over waardebepaling 67%, checklist 64%, maatwerkadvies 57%

FysioPraxis | juni 2013

KNGF-SERVICE.indd 34

04-06-13 15:36


www.shutterstock.com

35

Thijs en Eugenie namen ruim twee jaar geleden het besluit om hun praktijk te verkopen. De macht van de zorgverzekeraars, de administratieve rompslomp: het echtpaar was er klaar mee. “Hoewel we het werk 37 jaar lang met veel plezier hebben gedaan. We zijn gaan praten met onze medewerkers en die waren geïnteresseerd in een overname. Ons plan was een harmonische overdracht. We wilden de goodwill en het onroerend goed verkopen, alles in één keer. De inventaris kregen ze erbij.” Toch verslikten de twee partijen zich nog bijna in het proces. “Dat kwam omdat de adviseur van de andere partij allerlei eisen ging stellen. Wij mochten bijvoorbeeld vijf jaar lang geen mensen uit deze regio behandelen. Dat waren we ook helemaal niet van plan, maar zo ontstond er onbedoeld achterdocht. Gelukkig konden we dit uitpraten zodat het contact nu nog steeds goed is.” Achteraf gezien was het fiscaal handiger geweest om een jaar later te stoppen. Thijs: “De fiscale vrijstelling bij verkoop en afstorting in een lijfrente is veel hoger voor een 60-jarige. Maar dan had ik nog wel een jaar moeten doorwerken.”

trouwen uit. Je gelooft in je eigen praktijk. Ook kun je afspreken om betrokken te blijven, dat wekt vertrouwen bij de koper. Eventueel kun je overwegen om geld in de praktijk te laten zitten, ook om fiscale redenen. Bedenk wel dat als de praktijk failliet gaat, je geld weg is.”

Waardeontwikkelingen Uit het Onderzoek Praktijkoverdracht 2012 (KNGF) blijkt dat 40 procent geen idee heeft wat de waarde is van de praktijk en bijna 50 procent denkt dit ongeveer te weten. Arjan Wijnands is specialist Medici en Vrije beroepen bij ABN AMRO, de grootste bank onder fysiotherapeuten. Hij houdt de waardeontwikkelingen goed in de gaten. “Veel aspecten spelen een rol, zoals de regio, het personeel, het patiëntenbestand en de uitstraling van de praktijk. Het loont om de praktijk zo aantrekkelijk mogelijk te maken. Stop dus niet met investeren omdat je toch met pensioen gaat. Zorg dat alles op orde is.” “Vraag de marktwaarde,” adviseert Wijnands, “dat straalt ver-

Ook Marleen Jansen, sectormanager Gezondheidszorg bij Rabobank, ziet regelmatig dat de voormalige praktijkhouder betrokken blijft. “Fysiotherapeuten vinden hun werk vaak prachtig, ze willen alleen van de administratieve rompslomp af. Dan is samenwerking een mooie oplossing die bovendien een positieve uitstraling heeft op patiënten.” Een achtergestelde lening is volgens Jansen prettig voor beide partijen. “De nieuwe praktijkhouder krijgt daarmee zijn financiering makkelijker rond. En tegen een rente van 5 tot 6 procent is uitlenen best aantrekkelijk.” Volgens de KNGFaanbeveling zijn bewuste keuzes en een goed advies van belang bij financiële betrokkenheid na de overdracht. >>

‘Het loont om de praktijk zo aantrekkelijk mogelijk te maken. Stop niet met investeren omdat je toch met pensioen gaat. Zorg dat alles op orde is’

FysioPraxis | juni 2013

KNGF-SERVICE.indd 35

04-06-13 15:36


• •

100 % pijnvrije mobilisaties MWM’s, NAGS & SNAGS volgens Brian Mulligan Cursus Mulligan Concept A/B : 2 x 2 dagen (34 accr.pnt.) Cursus Mulligan Concept C: 2 dagen (14 accr.pnt.) Docenten: René Claassen en Peter van Dalen Voor meer informatie, data en inschrijven: Welkom op onze website! :

www.mulliganconcept.nl

TAPING CONCEPTS is een praktische cursus voor alle fysiotherapeuten over eigenschappen en toepassingsmogelijkheden van elastische én niet‐ elastische tape met veel aandacht voor klinisch rederenen.

Docenten: René Claassen Gecertificeerd Kinesiotaping / taping instructor sinds 2000, en Peter van Dalen, taping instructor sinds 2007. Beide TAPING CONCEPTS docenten zijn daarnaast docent Mulligan Concept. Accreditatie: De cursus Taping Concepts is geaccrediteerd. Organisatie: Mulligan Opleidingen.

Ga voor cursuslocaties en data naar:

www.tapingconcepts.com

Wie sponsort mijn hart? Gezocht: donateurs Kinderhartenfonds.

Tijdens de cursus gebruiken wij NASARA, Original Kinesiology Tape. Deze tape wordt van harte aanbevolen door de Duitse Olympische Sportfederatie en de Duitse Vereniging van Toegepaste Sportgeneeskunde.

Ga voor bestellen van taperollen naar:

www.mulliganproductstape.com

Draag bij aan levensreddend wetenschappelijk onderzoek en een gezondere leefstijl voor kinderen. Bel 070 - 3155638 voor informatie of kijk op www.iksteunhetkinderhartenfonds.nl

 Probeer nu één maand

        

gratis!

BSL Fysiotherapeut Totaal

EFFICIËNT BOUWEN AAN UW VAKKENNIS

res een cong

WebTV Ab

 

on

Uw vakinformatie en nascholing in één keer regelen? Dat kan, met BSL Fysiotherapeut Totaal. Een compleet abonnement waarin vakinformatie en nascholing voor u bij elkaar zijn gebracht.

0,€ 3.00 Slechts

0 € 59€,1-2,5 et Ub

BS

L

r:

or maa

arde vo

neaan wa me nt

aalt

per

jaa

r

PEUT HERA T O I S FY OTAAL T

• Uw vakinformatie en online nascholing in één abonnement • Behaal tot 15 accreditatiepunten per jaar • Online toegang > 60 boeken

Gratis Ga naar www.bsl.nl/fysiotherapeuttotaal Call proefabonnement? to action

 

•FP-06 advertenties.indd 6

BAANBREKEND. BETROUWBAAR.

BSL_ADV_210x297 FT_versie 3.indd 1

24-05-2013 16:34:22

04-06-13 16:24


KNGF-SERVICE

Leeftijd praktijkhouders versus alle fysiotherapeuten (2012). 25 20

Leeftijdsopbouw van alle fysiotherapeuten in 2004, 2008 en 2012. 25 20 15 25

praktijkhouders

%

alle fysiotherapeuten

45-49 jaar

50-54 jaar

2008 2012

5

15 %

%

40-44 jaar

2004

10

20

15

35-39 jaar

37

0

praktijkhouders t/m 24 jaar 10

55-59 60+ 10 jaar jaar

25 t/m 29 30 t/m 34 jaar jaar

alle fysiotherapeuten

35 t/m 39 40 t/m 44 jaar jaar

55 t/m 59 jaar

2004

60+ jaar

2008

leeftijdscategorie

5

5

45 t/m 49 50 t/m 54 jaar jaar

2012

0

t/m 24 jaar

25-29 jaar

30-34 jaar

35-39 jaar

40-44 jaar

45-49 jaar

50-54 jaar

55-59 60+ jaar jaar

t/m 24 jaar 25 t/m 29 30 t/m 34 jaar jaar

35 t/m 39 40 t/m 44 jaar jaar

45 t/m 49 50 t/m 54 jaar jaar

55 t/m 59 jaar

60+ jaar

leeftijdscategorie

Toekomstkansen

Hoe denkt de Rabobank – de best gewaardeerde grootbank onder fysiotherapeuten – over de toekomstkansen van nieuwe praktijkhouders? Jansen: “Fysiotherapie biedt volgens ons perspectief voor starters. Er is in de maatschappij meer aandacht voor preventie, er zijn veel ouderen en ook revalidatie blijft werk opleveren.” Naast de praktijk kan ook het pand worden aangeboden. Dit zijn twee aparte zaken, want onroerend goed is minder waardevast, stelt Jansen. Kopers zijn in deze omstandigheden terecht heel kritisch, huren is bij de start zeker een optie.”

Verkoop aan een externe partij

Zo’n 50 procent denkt de praktijk over te dragen een aan werknemer en nog geen 4 procent aan een niet-fysiotherapeut. Toen Geert Hoppenbrouwers zijn grote praktijk wilde verkopen toonde een ziekenhuis interesse. Het bod lag aanzienlijk hoger dan de biedingen van collega-fysiotherapeuten. “Henri Blom van MKB Adviseurs ging voor mij in gesprek. Hij wilde de waarde van de praktijk vaststellen volgens de DCF-methode. Hij wist de financiële mensen van het ziekenhuis ervan te overtuigen dat dit redelijk was, aangezien het een grote praktijk met een goede reputatie betrof. En ik zat, denk ik, nog net in de goede tijd. Ik ben heel tevreden over hoe dit is gelopen.” Er is een klein puntje dat Hoppenbrouwers nu anders zou doen. Hij zou een tijdsafspraak maken. “Met name de gesprekken over de toekomstige strategie namen veel meer tijd in beslag dan ik had gedacht. De financiële kant was wel weer snel geregeld.” De praktijk is inmiddels een particuliere kliniek van het ziekenhuis en ook de medewerkers zijn daar blij mee. “De werkgelegenheid is gegarandeerd en dat was voor hen het belangrijkste.”

KNGF-ondersteuning Wat komt er allemaal bij kijken als u de praktijk wilt overdragen? Hoe komt de verkoopprijs eigenlijk tot stand? Wat zijn fiscale aandachtspunten en hoe zit het juridisch in elkaar? Het KNGF ondersteunt u en breidt die ondersteuning verder uit.

Presentatie Tijdig Starten met Stoppen (beschikbaar) Binnen drie uur een overzicht van de belangrijkste aspecten van een praktijkoverdracht. Regionaal aangeboden, in samenwerking met MKB Adviseurs. Ruim driehonderd fysiotherapeuten bezochten de presentatie vorig jaar. Met positieve reacties. “Een goede eerste stap om het proces tijdig en welbewust in te gaan”, aldus een van de deelnemers.

Checklist Praktijkoverdracht (in ontwikkeling) Alle aandachtspunten kort en concreet digitaal op een rijtje. Om af te vinken, zelf aantekeningen bij te zetten, meer informatie te vinden et cetera. Uw eigen checklist, benaderbaar via de pc, tablet of mobiel, achter uw eigen inlogprofiel.

Boekje Praktijkwaardering (in ontwikkeling) Inzicht krijgen in hoe de waarde van een praktijk kan worden bepaald. Een voor de fysiotherapeut begrijpelijk verhaal over gangbare methodieken. Geen normatieve richtlijn dus. Opgesteld in overleg met ter zake doende adviseurs en banken.

Meer informatie

Alles over de presentatie ‘Tijdig Starten met Stoppen’ vindt u op FysioNet, fysionet.nl/ tijdigstartenmetstoppen. Het overige aanbod komt naar verwachting vanaf het najaar beschikbaar. We bekijken ook de mogelijkheid om met geschikte partijen afspraken te maken over maatwerkadvisering voor leden.

OOP

TE K

FysioPraxis | juni 2013

KNGF-SERVICE.indd 37

04-06-13 15:37


38

Fysiowijzer

Herziene richtlijn Lage-rugpijn

“Een richtlijn geeft kaders” Bart Staal schreef de tekst van de herziene richtlijn Lage-rugpijn, maar vindt dat die richtlijn geen kookboek is. “Het is een kaderstelling. Fysiotherapeuten en manueel therapeuten kunnen op basis van hun klinische expertise en ervaring variëren binnen de hoofdrichting die de richtlijn geeft. Het is een hulpmiddel waarbinnen de zorgverlener tot op zekere hoogte ruimte heeft zijn eigen keuzes te maken.” DE VORIGE RICHTLIJN Lage-rugpijn dateert van 2005. “Die was eigenlijk best goed”, zegt Bart Staal, senior onderzoeker/epidemioloog bij het Scientific Institute for Quality of Healthcare van het UMC St Radboud in Nijmegen. Tevens is hij fysiotherapeut en bewegingswetenschapper en docent Onderzoeksmethoden aan de Hogeschool Arnhem Nijmegen. “De herziene richtlijn Lage-rugpijn is een aanscherping van de vorige. Er is veel nieuwe literatuur over dit onderwerp bijgekomen, maar er is geen sprake van grote doorbraken. Wel nieuw is het feit dat het hier een combinatierichtlijn betreft: de richtlijn Manuele Therapie bij lage-rugpijn en de richtlijn Rugpijn zijn geïntegreerd. De herziene richtlijn Lagerugpijn is zowel bestemd voor fysiotherapeuten als voor manueel therapeuten. Ten opzichte van de vorige richtlijnen zijn de veranderingen voor fysiotherapeuten minder groot dan voor manueel therapeuten. Bij het ontwikkelen van de nieuwe richtlijn zijn we vrij standaard te werk gegaan. De literatuur is geüpdatet, een groep van deskundigen uit de praktijk en uit de wetenschap heeft in zes à zeven sessies commentaar geleverd. De nieuwe versie is korter en eenvoudiger. Hij is al uitgetest in een pilotsessie. De reacties van de deelnemende manueel therapeuten en fysiotherapeuten waren positief. Ze vonden de richtlijn inderdaad eenvoudiger in het gebruik.”

Implementatie

Het simpele verschijnen van een nieuwe richtlijn betekent nog niet meteen dat iedereen ermee werkt, erkent Staal: “De ervaring leert – en dat blijkt ook uit onderzoek – dat het vaak zo’n tien jaar duurt voordat nieuwe inzichten gemeengoed worden in het veld. Er verschijnen ieder jaar twee miljoen artikelen in medische tijdschriften, op Medline zijn jaarlijks meer dan tienduizend goed opgezette trials te vinden. Er is een enorme toename in het aantal richtlijnen, best-practices en innovaties. Toch krijgt dertig tot veertig procent van de patiënten niet de zorg die zij zouden moeten ontvangen. Bijna een kwart van de patiënten ontvangt zelfs zorg die onnodig en potentieel schadelijk is. Er is een enorme variatie in de kwaliteit van zorg. Dat dwingt ons om goed na te denken over de implementatie van een richtlijn. Het is dus meer dan alleen zorgen dat er weer een nieuwe versie komt. Je moet je huidige handelen analyseren, evenals de setting en de doelgroep. Hoe

staat de doelgroep ten opzichte van de vernieuwing? Welke barrières zijn er? Gebaseerd op deze diagnose ontwikkel je dan een interventie, een implementatiestrategie die je vervolgens uitvoert en evalueert. Dat geldt dus ook voor het gebruik van deze herziene richtlijn Lage-rugpijn.”

Fysio-nair Staal denkt dat jongere collega’s eerder geneigd zijn om met de richtlijn aan de slag te gaan. “Ik heb de indruk dat die gemakkelijker meegaan met vernieuwingen. Voorlichting is een veelgebruikte interventie om nieuwe inzichten te implementeren. Een spel kan ook een middel zijn. Zo’n spel, in dit geval een app voor smartphone en tablet, slaat bij die doelgroep waarschijnlijk beter aan dan bij oudere collega’s. Het is een interactief spel met driehonderd vragen over de richtlijn Lage-rugpijn die grotendeels door Inge van Haren zijn bedacht. Zij was junior onderzoeker bij IQ Healthcare. Als je dit spel speelt op je smartphone of tablet krijg je ad random meerkeuzevragen te beantwoorden over de herziene richtlijn. Je kunt de moeilijkheidsgraad zelf kiezen. Hoe meer vragen je goed hebt, hoe hoger je scoort. Je kunt het spel individueel spelen of tegen een collega.” Het gaat dan om vragen als: Welk verschijnsel hoort niet als algemeen beeld bij aspecifieke lage rugpijn? In hoeveel groepen wordt specifieke lage rugpijn onderscheiden? Vergelijkend onderzoek Vorig jaar is er onderzoek gedaan naar het effect van de app. Uit de groep respondenten werd aselect een groep fysiotherapeuten en manueel therapeuten gekozen die een maand lang met Fysio-nair aan de slag ging. De andere groep kreeg een lezing van Staal over de herziene richtlijn. Alle deelnemers kregen daarna een vignettentoets, een methode uit de marketing waarbij het relatieve belang onderzocht wordt van diverse aspecten bij het maken van keuzes. Staal: “Onze hypothese is dat zo’n spel bijdraagt aan het kennisniveau en dus aan de toepassing van de richtlijn. Het was van belang om te kijken in hoeverre de proefpersonen antwoorden gaven volgens die richtlijn. We hopen natuurlijk dat de app-deelnemers beter scoren, maar we hebben nog niet alle antwoorden geanalyseerd.” Staal hoopt dat veel vakgenoten de richtlijn als uitgangspunt nemen bij de behandeling van patiënten met lage rugpijn. “Kwaliteit van zorg is een hot item. Richtlijngebruik draagt zeker bij aan het verhogen van die kwaliteit.” De herziene richtlijn Lage-rugpijn staat binnenkort op www.fysionet-evidencebased.nl/. Op deze website vindt u ook meer informatie over Fysio-nair.

FysioPraxis | juni 2013

FYSIOWIJZER.indd 38

04-06-13 15:41


W E T E N S C H A P S K AT E R N

39

WETENSCHAPS KATERN Onder redactie van dr. Adri Apeldoorn

Physical Therapy Journal DIGITAAL

Journal of the American Physical Therapy Association and Royal Dutch Society of Physical Therapy

Effectiveness of Back School Versus McKenzie Exercises in Patients With Chronic Nonspecific Low Back Pain: A Randomized Controlled Trial Is er een verschil in effectiviteit tussen de Rug School- en de McKenzie-methode bij patiënten met chronische aspecifieke lage rugpijn?

40

Effects of Region-Specific and Non- Region-Specific Spinal Manipulative Therapy in Patients With Chronic Low Back Pain: A Randomized controlled trail De effecten van een locale lumbale manipulatie vergeleken met een niet-lokale hoogthoracale manipulatie bij patiënten met chronische lage rugklachten.

Physical Therapy Journal is voor u – als lid van het KNGF – digitaal beschikbaar. Na inloggen op FysioNet vindt u onder ‘Producten en Diensten’

de link naar het Physical Therapy Journal. 40

Redressieprincipes bij de behandeling van contracturen deel 2: mechanische principes; de praktijk, inclusief spalken Binnen het fysiotherapeutisch specialisme handtherapie is spalken een essentieel onderdeel om bewegingswinst te behalen. Principes van het spalken zouden door iedere fysiotherapeut begrepen en toegepast moeten worden.

41

Journal of the American Physical Therapy Association and Royal Dutch Society of Physical Therapy

INHOUD WETENSCHAPSKATERN.indd 39

04-06-13 15:45


40

w e t e n s c h a p s k at e r n

Summary

PTJ #6, juni 2013

Effectiveness of Back School Versus McKenzie Exercises in Patients With Chronic Nonspecific Low Back Pain: A Randomized Controlled Trial Garcia AN, Costa LCM, Silva TM, Gondo FLB, Cyrillo FN, Costa RA, Costa LOP.

Klinische vraag Is er een verschil in effectiviteit tussen de Rug School-methode en de McKenzie-methode bij patiënten met chronische (> 3 maanden) aspecifieke lage rugpijn? Conclusie van de auteurs Na één maand scoorden patiënten die waren behandeld volgens de McKenzie-methode beter op functionaliteit dan patiënten die waren behandeld volgens de Rug School-methode. Echter, het verschil was klein en mogelijk niet klinisch relevant. Op alle andere uitkomstvariabelen en na 3 en 6 maanden was er geen verschil tussen de groepen. Onderzoeksopzet Randomized controlled trial Onderzoekslocatie Een eerstelijns fysiotherapiepraktijk

van één uur. De analysemethode was ‘intention to treat’. De effecten werden gemeten na 1, 3 en 6 maanden. De primaire effectmaten waren pijn en functionaliteit na 1 maand. Secundaire effectmaten waren pijn en functionaliteit na 3 en 6 maanden, kwaliteit van leven na 1, 3 en 6 maanden en rompflexiemobiliteit na 1 maand. Op functionaliteit (Roland Morris Disability Questionnaire, 0-24) scoorde de McKenzie-groep na 1 maand beter dan de Rug School-groep (gemiddeld verschil 2,4 punten (95% CI 0,76-3,99), maar er was geen verschil op andere meetmomenten en op andere meetinstrumenten. Een belangrijk nadeel van deze studie is dat beide groepen werden behandeld door een en dezelfde behandelaar. Doordat deze behandelaar ook de McKenzie-classificatie kende van de patiënten in de Rug School-groep kan het zijn dat dit ongewenst de verschillen tussen de twee behandelmethoden heeft verkleind. De auteurs geven aan dat mogelijk betere effecten te bereiken zijn door de specifieke behandelmethoden te koppelen aan of af te stemmen op patiëntkenmerken en voorkeuren.

Dr. Adri Apeldoorn, afd. revalidatie, Medisch Centrum Alkmaar en redactielid FysioPraxis.

Samenvatting Voor patiënten met aspecifieke chronische lage rugpijn blijken oefeningen en voorlichting effectief. In de Rug School- en de McKenziemethode worden deze twee interventies gecombineerd. Het is onbekend of een van de twee behandelmethoden bij deze patiëntencategorie betere resultaten oplevert. De Rug School-methode is ruim 40 jaar geleden in Zweden ontwikkeld en bestaat uit vier groepssessies van 1 uur. Het doel van de methode is enerzijds voorlichting over de anatomie, ergonomie en houding en anderzijds het verbeteren van de mobiliteit en de kracht door middel van oefeningen. De McKenziemethode is ruim 50 jaar geleden ontwikkeld en bestaat uit individuele behandelingen. De patiënt wordt ingedeeld in een van de volgende drie subgroepen; ‘posture’, ‘dysfunction’ en ‘derangement’. Behandeling en voorlichting worden hierop afgestemd. In deze Braziliaanse studie werden 148 patiënten geïncludeerd en gerandomiseerd. De Rug School-groep kreeg één individuele sessie en drie groepssessies van één uur. De McKenzie-groep kreeg vier individuele sessies

PTJ #6, juni 2013

Effects of Region-Specific and Non-Region-Specific Spinal Manipulative Therapy in Patients With Chronic Low Back Pain: A Randomized controlled trail Costa LCM, Rissato LL, Oliveira RF, Liebano RE, Costa LOP.

Klinische vraag Wat zijn de effecten van een lokale lumbale manipulatie vergeleken met een niet-lokale hoog-thoracale manipulatie bij patiënten met chronische lage rugklachten. Conclusie van de auteurs Er bleek geen verschil in beide primaire uitkomstmaten, pijn en pijndrempel tussen een gelokaliseerde manipulatie in de lumbale wervelkom en een niet-gelokaliseerde manipulatie in de hoog-thoracale wervelkolom bij patiënten met chronische lage rugklachten. Er bleek wel een verbetering op

de pijnscore van 30% in beide groepen. Tevens werd geconcludeerd dat een biomechanische verklaring voor een manipulatie geen stand houdt. Onderzoeksopzet Een gerandomiseerd klinisch onderzoek (RCT) bij patiënten met chronische lage rugklachten, meer dan 12 weken bestaand. Onderzoekslocatie De patiënten werden gerekruteerd op een ‘onbekende’ fysiotherapieafdeling. Het was niet bekend of dit in de eerste lijn of in de tweede lijn was.

Samenvatting Van manipulaties in de lumbale wervelkolom zijn positieve effecten beschreven, zeker wanneer je dit vergelijkt met bijvoorbeeld standaard fysiotherapie, behandeling door de huisarts of oefentherapie. Over het werkingsmechanisme van een manipulatie zijn vele theorieën bekend, maar de meest gangbare is de biomechanische verklaring. Door de manipulaties ontstaat een grotere range of motion waardoor er minder stress is op ligamentaire structuren, verminderde pijn, et cetera. Er blijkt steeds meer bekend te zijn omtrent een alternatieve (neurofysiologische) verklaring met betrekking tot het werkingsmechanisme. De auteurs hebben geprobeerd dit middels een RCT te onderzoeken door een groep patiënten (n = 74) met chronische lage rugklachten lokaal te manipuleren na een manueel therapeutisch onderzoek, tussen de niveaus L2-L5. De andere groep (n = 74) kreeg een hoog thoracale manipulatie tussen T1 en T5. De uitkomstmaten waren met name pijn en drukpijn op de niveaus L3 en L5 (pijndrempel). Er werd voor en vlak na de manipulatie gemeten. Er bleek geen verschil in effect tussen de groepen. Wel was er 30% vermindering van pijn en van de pijndrempel in beide groepen. De auteurs concluderen dan ook dat alleen een biomechanisch verklaring voor het effect van manipulaties in de laag lumbale wervelkolom niet voor de hand ligt.

Dr. Jan Pool, senior onderzoeker, lectoraat Leefstijl en Gezondheid, Hogeschool Utrecht.

FysioPraxis | juni 2013

WETENSCHAPSKATERN.indd 40

04-06-13 16:06


41

wetenschapskatern

Redressieprincipes bij de behandeling van contracturen deel 2: mechanische principes; de praktijk, inclusief spalken dr. Ton A.R. Schreuders1, drs. Jan Jaap de Morree2 Fysiotherapeut/wetenschappelijk onderzoeker, afdeling

1

Revalidatie Erasmus MC Rotterdam en Zeeuws Hand en Pols Centrum Fysioloog, afdeling Revalidatie Erasmus MC Rotterdam

2

Gewrichtscontracturen en spierverkortingen ontstaan in de regel na het langdurig positioneren in een bepaalde stand, zoals tijdens een gipsperiode waarbij sprake is van een ‘normale’ fysiologische aanpassing aan de opgelegde stand. Een andere situatie is het ontstaan van een contractuur na een trauma, waarbij het lichaam de wond op een zo kort mogelijke termijn wil dichten en helen. Daarbij is er sprake van overkill: in de haast om de wond te dichten worden weefsels met elkaar verbonden, waarbij de functie van normaal verglijdende weefsels verloren gaat. In de praktijk van de handtherapie wordt vaak geoefend met de gedachte dat oefenen verklevingen zal voorkomen, maar feitelijk ontstaan

verklevingen altijd. Oefenen heeft daarom als doel de verklevingen zodanig lang te laten worden dat ze de beweging niet meer belemmeren. Tussen de structuren en glijlagen is er altijd verbindend losmazig bindweefsel (loose areolar tissue).1 Een pees kan toch goed verglijden omdat het omhullende losmazige bindweefsel voldoende lengte heeft en flexibeler is dan het verglijdingstraject (excursie) van de pees. Tegelijk met adhesievorming treedt in een vroeg stadium oedeem op. Door het mechanische effect van oedeem gaan hand en vingers in de position of injury staan; meta-carpo-phalangeale (MCP-) in extensie en het proximale interphalangeale (PIP-)gewricht in flexie, die wordt bepaald door het volume binnen het gewrichtskapsel (loose packed position) en de bovenliggende huid. In figuur 2 is een MCP-gewricht met zwelling te zien, waarbij links het gewricht in extensie staat met weinig spanning en rechts met veel spanning op ligamenten en kapsel. In ontspannen houding zal het MCP daarom altijd in extensie gaan staan en dreigt er in deze stand

Figuur 1. Duim-palmaire-abductiespalk uit 1946 ontworpen om de mobiliteit van het CMC-gewricht te vergroten. (Uit: American Academy of Orthopaedic Surgeons: Orthopaedic Appliances Atlas, vol. 1. Ann Arbor, Mich.: J.W. Edwards, 1952)

een contractuur. Om die reden wordt het MCP in flexie geïmmobiliseerd of gespalkt om ‘verkorting’ van ligamenten te voorkomen. Verkorting dient in dit verband niet letterlijk te worden genomen, want bindweefsel zal niet in korte tijd verkorten. In geïmmobiliseerde ligamenten in een slappe stand zullen (nieuwe) verbindingen ontstaan tussen collagene vezels, waardoor de mogelijkheid van verlenging bij flexie verloren gaat. Het ‘uitvouwen’ is verminderd, vergelijkbaar met een touw dat in lijm is gedompeld en dan zijn ‘uitrekbaarheid’ verliest. De bewegingswinst in een korte periode kan niet het gevolg zijn van een verlenging van weefsel, maar alleen van het verplaatsen van oedeem naar gebieden waar het minder in de weg zit. Hieruit volgt dat kortdurend oefenen de weefsels onvoldoende stimuleert tot verlenging omdat het oedeem feitelijk nog in de weg zit. Wanneer het behandeldoel het vergroten is van de mobiliteit, bijvoorbeeld na een buigpeesletsel, is de beperkende factor de verkleving van de pees met zijn omgeving die een normale ex-

>>

Figuur 2. MCP-gewricht waarbij het kapsel en de ligamenten in extensie minder spanning hebben (linker figuur) en dus de stand is waarin het gewricht verkiest te gaan staan bij zwelling/oedeem. Rechts flexie van het MCP waarbij de collaterale ligamenten op spanning staan.

FysioPraxis | juni 2013

WETENSCHAPSKATERN.indd 41

04-06-13 16:06


42

w e t e n s c h a p s k at e r n

cursie tegengaat. Oefenen heeft als doel deze verkleving dusdanig te beïnvloeden dat deze niet sterker maar langer wordt, en wel zodanig lang dat het bindweefsel het verglijden van de pees niet meer belemmert. De juiste prikkel is, zoals in deel 1 vermeld,2 een langdurig aangehouden rekprikkel in de eindstanden van de pees. In geval van een buigpees zal de bijbehorende spier vermoeid raken en is een periode van bijvoorbeeld 10 seconde met aansluitend even ontspannen het maximaal haalbare om de excursie van de buigpees naar proximaal te verbeteren. Een volgroeid litteken is een compleet andere situatie dan bindweefselvorming tijdens een inflammatoire fase. Het verschil tussen een volgroeide rustende contractuur en een vers littekenweefsel is dat bij de eerste de ontstekingsfase niet meer actief is. Tot meer dan 1 jaar na het ontstaan van een contractuur is verbetering van de mobiliteit mogelijk maar dan vaak alleen met behulp van spalktherapie.

Redressieprincipes met behulp van spalken Fysiotherapeuten behandelen frequent bewegingsbeperkingen. Binnen het fysiotherapeutisch specialisme handtherapie is spalken een essentieel onderdeel om bewegingswinst te behalen. Principes van het spalken zouden door iedere fysiotherapeut begrepen en toegepast moeten worden. “Application of too much force results in microscopic tearing of tissue, oedema, inflammation, and tissue necrosis. Prolonged gentle stress is the key factor in achieving remodelling, and splinting is the only currently available treatment modality that has the ability to apply consistent and constant gentle stress for a sufficient amount of time to achieve true soft tissue growth.”3

Weefselspanning, tijdsduur en intensiteit Bij mobilisatie van contracturen dient nauwlettend aandacht te worden besteed aan de aspecten tijdsduur en intensiteit van een therapeutische behandeling (of een handeling van de patiënt zelf). Ken Flowers heeft het begrip Total End Range Time (TERT) geïntroduceerd.4 Dit is bij de behandeling van gewrichtscontracturen de hoeveelheid tijd die het weefsel in zijn eindstand staat. Hoe groter de TERT, hoe effectiever. Deze term benadrukt dat het niet om de hoeveelheid spanning gaat, maar om de tijd dat het weefsel onder spanning wordt gehouden.5,6 Om een gerichte prikkel met langdurige rek te geven, dienen toelaatbare grenzen in belasting in acht te worden genomen. De elastiekjes bij orthodontiebeugels werken gemiddeld genomen met spanningen rond de 250 gram. Paul Brand gaf in de vorige decennia een indicatie voor een acceptabele kracht van 100-250 gram rekspanning.7 Dit is een lastige maat, aangezien over gewrichten de krachten onder hoeken en per gewricht over wisselende afstanden ten opzichte van de gewrichtsas lopen. De kracht kan tot grote en onacceptabele momenten leiden als de momentsarm groot is. Het net niet wit worden van de huid over gewrichten (blanching) bij het bepalen van de spanning met de spalk is een indicator voor de juiste druk. Het behandelen van een bewegingsbeperking is gericht op adaptatie van het collageen en is in feite het remoduleren daarvan. Doorbloeding van het gezonde weefsel moet blijven plaatsvinden, want het veroorzaken van decubitusplekken is een ernstige behandelfout. We dienen ons te realiseren dat uitgeoefende trekkracht op contractweefsel rond vingergewrichten, zoals PIP’s, MCP’s of een polsgewricht, kracht levert op de huid, pezen, ligamenten,

Figuur 3. Bij A zien we kraakbeencompressie wanneer de druk bij de blauwe pijl ver van het gewricht wordt gegeven. Bij druk zoals wordt gegeven in figuur B (dicht bij gewricht) is het effect rotatie en glijden met minder compressie.

Figuur 4. Redressiespalk ter verbetering van PIP-extensie. De midphalanx is geïmmobiliseerd tegen de spalk en via een loodrechte trekkracht wordt dicht bij het gewricht een kracht naar extensie uitgeoefend. De druk van de bandjes is goed verdeeld.

vliezen, et cetera. Een vingerspalk die flexie van het PIP van een middelvinger bevordert, geeft druk op de dorsale zijde van het middelste vingerkootje. Druk op de huid en de onderliggende weefsels kan via blokkade van de doorbloeding snel leiden tot drukplekken. Bij het ontstaan van drukplekken moet de spalk direct worden aangepast of verwijderd. Constante druk kan ook de diffusie van voedingsstoffen in het kraakbeen verhinderen en de kwaliteit van kraakbeen negatief beïnvloeden en schade opleveren aan het kraakbeen. Verlengen van contracturen (redresseren) dient naast langdurig toedienen van een rekprikkel met een spalk gecombineerd te worden met bewegen. Dit stilhouden en bewegen lijkt tegenstrijdig, maar langdurige rek om de fibroblasten te activeren, in combinatie met oefenen om de gewrichtsmobiliteit (range of motion, ROM) te gebruiken en spieradaptatie te voorkomen, is de ideale therapeutische aanpak. Om die reden is het bij redressie van contracturen te prefereren om vooral ‘s nachts te redresseren met behulp van een spalk en overdag de gewonnen mobiliteit te gebruiken zonder spalk. Zo kan overdag functie worden gevraagd van de hand.

Mechanica van redressie met spalken De trekrichting van spalkmateriaal moet idealiter loodrecht op het onderliggende botdeel FysioPraxis | juni 2013

WETENSCHAPSKATERN.indd 42

04-06-13 16:07


43

wetenschapskatern

worden geplaatst, zodat er geen compressiekrachten zijn die het kraakbeen negatief kunnen beïnvloeden. Ook is het beter om dichtbij het gewricht de krachten te laten werken zodat er een kracht wordt geleverd met angulair bewegen en geen hefboomwerking waardoor er mogelijk sterke compressiekrachten ontstaan (figuur 3). Het krachtenspel tijdens redressie met een spalk luistert nauw en een voorzichtige opbouw van het draagschema is noodzakelijk om onder andere drukplekken te voorkomen. Zo wordt soms bij de behandeling van een flexiecontractuur van een vinger het dorsum van de vinger als steunpunt gebruikt, terwijl die huid daarvoor eigenlijk minder geschikt is. Hierdoor kan een drukplek snel ontstaan, vooral dicht bij het PIP-gewricht (figuur 4). Ook als het meest distale bandje waarmee de kracht wordt gegeven niet een brede en goede drukverdeling geeft, kunnen drukplekken ontstaan.

Figuur 5. Dynamische extensiespalk – een zogenaamde Capener. Met een veer wordt kracht op de mid-phalanx uitgeoefend om meer extensie in het PIP-gewricht te krijgen.

Praktijk spalktherapie

Milde kracht

Om het gevaar van drukplekken en gewrichtsschade te minimaliseren moet een gewenningsperiode worden gehanteerd waarbij de duur dat de spalk wordt gedragen wordt opgebouwd. Zo kan worden gestart met 10-15 minuten per dag. De therapeut controleert hierbij op drukplekken en ontstekingsverschijnselen en past indien nodig de spanning of de draagduur aan. Wanneer de spalk na een paar dagen al 1-2 uur zonder problemen kan worden gedragen kan de patiënt de spalk ‘s nachts met een matige trekspanning aandoen. Indien pijn of flinke rode plekken ontstaan, moet het dragen van de spalk onmiddellijk worden gestaakt. Als alles optimaal verloopt, zal de mobiliteit van het litteken toenemen. Tijdens therapiesessies worden de actieve ROM en de passieve ROM van het gewricht gemeten. De spalk wordt bijgesteld als de spanning en de trekrichting niet meer optimaal zijn. De spalktherapie is succesvol als een toename van minimaal 5-10° per 1-2 weken wordt bereikt. Als na 2-3 weken nauwelijks tot geen effect is bereikt, kan bijvoorbeeld worden gespalkt met een draadspalk of Capener (figuur 5) of kan de patiënt worden gegipst (zie verder bij serial casting). Als daarmee in 3-4 weken wederom geen effect wordt bereikt dan dient men de behandeling te stoppen.

Bij een zacht eindgevoel zal de nadruk liggen op actief oefenen en behandeling van oedeem, bijvoorbeeld door de nadruk te leggen op elevatie van de hand en arm. Ook bij een verend eindgevoel is actief oefenen geïndiceerd en dient te worden behandeld met milde prikkels, zoals met behulp van Coban/Coflex-tape of een neopreenkoker. Dit zal meer druk leveren en is in die zin iets agressiever, maar nog steeds mild. Een simpele zwachtel kan worden gebruikt bij extensiecontracturen van de vingers en moet zodanig worden aangebracht dat de vingers in hun flexie-eindstand worden gehouden. De patiënt kan zijn hand hoog houden (elevatie) en nog steeds af en toe actief de vingers buigen om de spierpomp aan de gang te houden. Dit kan 10-15 minuten per keer worden gedaan. Bij pijn of een toename van warmte en/of zwelling moet het oefenen gestopt worden.

Het algoritme van redresseren Wanneer het therapiedoel het verbeteren van mobiliteit is, dan is een opbouw in intensiteit van mild naar agressief verstandig. Het bepalen van de intensiteit wordt mede bepaald door onder andere de resultaten van eventuele eerdere interventies en de wijze waarop deze zijn uitgevoerd, de mate van gewrichtsbeperking en het eindgevoel.

Matig intensief Is daarentegen het eindgevoel stug, dan betekent dit dat het bindweefsel stijf en waarschijnlijk ‘rijper’ is en moet gezocht worden naar meer agressieve vormen, zoals een redressiespalk waarbij de spalk over langere periodes wordt gedragen en idealiter als nachtspalk. Een statisch verstelbare spalk heeft een lus van bijvoorbeeld klittenband waarmee aan het betreffende deel wordt getrokken. Het risico op drukplekken is nu vele malen groter. Is de tijd die verstreken is sinds het ongeval/trauma lang, dan zal ook sneller naar een agressievere prikkel worden gezocht. Serial casting met gips wordt soms toepast wanneer eerder genoemde behandelvormen geen effect hebben gehad. Dit betekent niet dat gipsen agressief is, in tegendeel, alleen

is het risico op drukplekken en eventueel een stijf gewricht groter. Bij serial casting wordt de vinger in de uiterste ROM-stand ingegipst. Om de paar dagen wordt het gips vervangen en aangelegd in een positie steeds iets dichter naar de gewenste stand. Bij het wisselen van een gipsspalk kan kort het glijden en smeren in het gewricht worden geoefend, samen met het verlengen en verkorten van spieren. Te lang oefenen in een sessie geeft verlies van ROM omdat vaak vocht in het weefsel van de hand vloeit en de opkomende zwelling de beweging beperkt. Oefenen met een hand op borst/halshoogte is dan ook beter dan oefenen met een afhangende hand. Voorafgaand aan serial casting met gips wordt het gewricht 10-15 minuten gemobiliseerd en de actief en passief bereikte stand genoteerd. Het gewricht wordt ingegipst zonder druk te geven op bijvoorbeeld het dorsum van het PIPgewricht en zonder veel spanning. De patiënt wordt geïnstrueerd om bij pijn en/of zwelling het gips onmiddellijk te verwijderen door het een tijdje in water te houden. Wanneer geen problemen optreden moet een afspraak worden gemaakt na 2 tot 3 dagen en wordt het gips vervangen. De therapeut controleert de plaatsen waar druk kan zijn ontstaan en of het gewricht niet te stijf is geworden. Vervolgens wordt weer geoefend, het gewricht wordt gemobiliseerd en er wordt gemeten hoeveel mobiliteit is gewonnen (extensie) en eventueel aan flexie is verloren. Daarna wordt er in de nieuwe positie ingegipst.

Agressief Het meest agressief zijn de dynamische spalken, zoals een spalk waarmee met een elastiek

>>

FysioPraxis | juni 2013

WETENSCHAPSKATERN.indd 43

04-06-13 16:07


44

w e t e n s c h a p s k at e r n

wordt getrokken of een Capener (figuur 5) omdat hierbij constant druk wordt gegeven door de veerwerking, ook als de ROM verbetert.

Spierweefsel en spalken Bij langer bestaande contracturen (aantal weken tot maanden) passen spieren die over de beperkte gewrichten lopen zich aan. Het principe van sarcomeeraanpassing geldt zowel bij verkorte immobilisatie, waarbij in de verkort geïmmobiliseerde spieren sarcomeren in serie worden afgebroken, als bij gerekte spieren, waar sarcomeren worden bijgebouwd. Er is bij verkorte immobilisatie zowel atrofie in de dwarsdoorsnede als in de lengte van spieren. Bij de aanvang van de therapie om grotere lengte te bereiken, schiet het aantal sarcomeren tekort. Ze worden overrekt en de spier is bij verlenging zwak. Door oefenen en kracht leveren in de verlengde positie neemt het aantal sarcomeren in serie in een paar weken weer toe. In de spiervezels is, onder meer, de mechanische rekprikkel op titines en nebulines in de sarcomeren de prikkel tot sarcomeervermeerdering. Na een aantal weken is de spierlengte weer geoptimaliseerd wat betreft de ROM. Logisch is hierbij dat de collagene adhesies en contracturen eerst moeten zijn opgeheven door redressie en therapie, anders kunnen de spieren die lengte niet bereiken. Door te oefenen op het moment dat een redressiespalk wordt vervangen kunnen verkorte spieren in de meest verlengde stand isometrisch actief worden gecontraheerd. Het actief oefenen heeft gelijk ook effect op het weer verglijden van fasciebladen

in het verloop van de extremiteit. Mochten hier ook beperkende aanpassingen zijn opgetreden, dan is daarvoor aandacht zeer gewenst. Bij een handletsel neemt (leert) de patiënt ontwijkende voorkeurshoudingen aan die leiden tot ongewenste adaptatie ten gevolge van disuse. Wat door Taub learned non-use is genoemd.8 Kortom, naast het behandelen van een flexiecontractuur ter hoogte van carpus en pols dient ook de gehele arm te worden behandeld. Een mens is namelijk een ‘geboren aanpasser’.9 Als bepaalde functies niet meer haalbaar zijn, zullen we min of meer automatisch de mogelijkheden leren benutten binnen de beperking. De nieuwe beperkte situatie wordt ‘normaal’. Dat ‘normale’ (dus beperkte) aangeleerde patroon moet tijdens de therapie weer worden doorbroken. Een spalk heeft daarin geen bijdrage. De patiënt moet zich dwingen de gewonnen ruimte weer te benutten. Sensibel en motorisch herstel tijdens de redressieperiode komt niet automatisch. Het moet daarom bewust worden getraind en geïntegreerd in de activiteiten in het dagelijks leven (ADL). Extrinsic tightness van de flexoren, bijvoorbeeld na buigpeesletsel of na een nervus radialis-laesie, zijn voorbeelden van adaptieve aanpassingen van spieren. Door een compartimentsyndroom of door ontstekingen kunnen pathologische verkortingen ontstaan door fibrosering van het spierweefsel (bijvoorbeeld een Volkmannse contractuur). Herstel van de optimale lengte van de spier kan goed met spalken door gedurende de nacht de spier(en) in verlengde positie te spalken (statische spalk) en

overdag de patiënt de ‘nieuwe’ lengte te laten gebruiken in de ADL. Daarnaast moet de patiënt een aantal keren gedurende de dag de verkorte spier in de verlengde stand brengen om vervolgens een kortdurende isometrische contractie te geven. Dit is waarschijnlijk de beste prikkel om de spier te stimuleren sarcomeren in serie aan te maken voor meer spierlengte. Wanneer het doel van de behandeling een toename van mobiliteit (ROM) is, moet in het algemeen die toename na ongeveer 2 tot 3 weken meetbaar zijn. Indien na 4-5 weken geen enkele verbetering is opgetreden, is verdere redressie waarschijnlijk niet zinvol.

Referenties 1. Guimberteau JC. New ideas in hand flexor tendon surgery. The sliding system.: Aquitaine domaine forestier; 2001. 2. Morree de JJ, Schreuders TAR. Redressie principes bij de behandeling van contracturen – deel 1: bindweefsel fysiologie. FysioPraxis 2013. 3. Fess EE, McCollum M. The influence of splinting on healing tissues. J Hand Ther 1998;11(2):157-61. 4. Flowers KR, LaStayo P. Effect of total end range time on improving passive range of motion. J Hand Ther 1994;7(3):150-7. 5. Flowers KR. A proposed decision hierarchy for splinting the stiff joint, with an emphasis on force application parameters. J Hand Ther 2002;15(2):158-62. 6. Glasgow C, Wilton J, Tooth L. Optimal daily total end range time for contracture: resolution in hand splinting. J Hand Ther 2003;16(3):207-18. 7. Brand PW. Clinical Mechanics of the Hand. St. Louis, Toronto, Princetown: CV Mosby; 1999. 8. Taub E, Uswatte G, Mark VW, Morris DM. The learned nonuse phenomenon: implications for rehabilitation. Eura Medicophys 2006;42(3):241-56. 9. Mulder T. De geboren aanpasser: Olympus;2009.

Afgelopen dinsdag ging de praktijk van fysiotherapeut Doornbos

online j aanbod! delijk Tijjde ins i Nú tappppen en u krijgt 50% kor ting opp een g instructie deskundige j in uw ppraktijk o). (regulier tarief 180,- eur

Wilt u ook zo’n complete website voor uw praktijk? Ga naar www.praktijkinfo.nl FysioPraxis | juni 2013

Adv.PraktijkInfo_voor Fysiopraxis 148x210.indd 1

WETENSCHAPSKATERN.indd 44

07-05-2012 11:39:26

04-06-13 16:07


S p e c i a l i s t e n k at e r n

45

Specialisten katern Redactie: de Specialistenverenigingen coördinatie en eindredactie: Lidwien van Loon

VHVL

Van heftig kloppen naar topreferente zorg Tussen 2002 en 2015 gaat ruim 37 procent van de fysiotherapeuten met pensioen. Hoe brengen deze fysiotherapeuten hun kennis over op de nieuwe generatie en hoe blijven ze geïnspireerd?

46

NVFL

Geriatrische oedeemtherapie?

Het is vrij onbegrijpelijk dat er niet meer oedeemfysiotherapeuten zijn in de geriatrie en dat er niet of nauwelijks onderzoek wordt gedaan naar oedeemproblematiek bij ouderen.

47

NVFS

Oplossingsruimte in de sportfysiotherapie-praktijk

Volgens prof. dr. Ruud Meulenbroek zijn er vier wetenschappelijke constructen die de beperkte invloed van het brein op ons bewegen kunnen verklaren.

48

NVFG

Diabetes in beweging in het verpleeghuis Karin Bosma heeft in haar afstudeerproject de adviezen uit de Verenso-richtlijn, de KNGF-standaard en de literatuur vertaald naar een beweeginterventie bij kwetsbare ouderen in het verpleeghuis.

Kleinschalig wonen onder de loep vanuit cliëntenperspectief Een samenvatting van het interview met prof. dr. Rose-Marie Dröes over de verdere ontwikkeling van de psychosociale hulpverlening voor ouderen met dementie. NVMT

Onderzoek cervicale regio op potentiële cervicale arteriële disfunctie (Hoog)cervicale manipulaties: de Standards Committee van de IFOMPT

50 51 52

ging na of er consensus mogelijk is hoe er met deze problematiek moet worden omgegaan.

INHOUD SPECIALISTENKATERN.indd 45

04-06-13 15:45


V H V l | V e r e n i g i n g v o o r H a r t- , Va at- e n L o n g f y s i o t h e r a p i e

46 S p e c i a l i s t e n k at e r n

Interview met Suzan Helder

Van heftig kloppen naar topreferente zorg Nederland vergrijst en de fysiotherapeuten ook. Tussen 2002 en 2015 gaat ruim 37 procent van de fysiotherapeuten met pensioen.1 Hoe brengen deze fysiotherapeuten hun kennis over op de nieuwe generatie en hoe blijven ze geïnspireerd? We vroegen het Suzan Helder. Ze is nu 63 en begon haar carrière in 1974 op de longafdeling van het toenmalige Wilhelmina Gasthuis. Via vaatchirurgie, cardiologie en poliklinische hartrevalidatie kwam ze uiteindelijk terecht op de afdeling Cardiothoracale Chirurgie van het AMC in Amsterdam. Tekst: Harm Gijsbers

Suzan, wat waren jouw eerste ervaringen in de hart-, vaat-, longfysiotherapie? “Ik begon in paviljoen 5, de longafdeling van het WG, toen er nog heftig geklopt werd. Je had een zaal met tien mensen en je ging ze allemaal langs. Dat werd trouwens in die tijd al wel minder, we begonnen toen al met oefenen.”

van het kloppen naar meer oefentherapie. Hoe ging dat? “Heel langzaam, echt heel langzaam. Via allerlei wegen sijpelde het antikloppen binnen en werd het meer comprimeren. Comprimeren kostte mij meer kracht, dus echt blij was ik er niet mee. Het was vooral een lichamelijke overschakeling. Laat mij maar een half uur kloppen, ik denk dat ik het nog steeds kan. Maar ineens was het over.” De veranderingen blijven komen. Hoe blijf je jezelf ontwikkelen? “Via cursussen als hartrevalidatie leerde ik veel over belasting-belastbaarheid. De trend is dat patiënten steeds vroeger gemobiliseerd worden. Ik denk dat je vooral veel moet luisteren en kijken naar anderen. Samenwerking met collega’s is heel belangrijk om jezelf te blijven ontwikkelen. Vooral uit de sportfysiotherapie kun je heel veel inspanningsfysiologie leren. Verder heb je goede communicatieve vaardigheden nodig. En humor is heel belangrijk, zeker bij hartpatiënten.”

Ik denk dat je vooral veel moet luisteren en kijken naar anderen. Samenwerking met collega’s is heel belangrijk om jezelf te blijven ontwikkelen.

maar dat is het niet. De turnover is heel groot. Je ziet bijna elke dag weer andere patiënten. De menselijke invloed is heel belangrijk voor mijn werkplezier. Mijn patienten zijn vaak een dag geleden geopereerd, moeten uit bed en naar de oefengroep. Het is iedere keer de uitdaging om te zien of het kan. Iedere dag ben je opnieuw aan het klinisch redeneren.” Welke kennis heb je daarbij nodig? “In het AMC zien we met name complexe en topreferente zorg. Op mijn afdeling moet ik kennis hebben over hartaandoeningen, postoperatieve pulmonale complicaties, verschillende oncologische aandoeningen en recidiverende pneumothoraxen. Ik denk dat het heel belangrijk is dat ik ervaring heb op zowel de longafdeling als op cardiologie. Je kunt daardoor meer afgaan op je klinische blik.” Heb je nog een boodschap voor de nieuwe generatie hart-, vaat-, longfysiotherapeuten? “Kijk naar de mens achter de patiënt! Als je niet weet wat mensen voelen of doen, kun je oefenen wat je wilt maar er gebeurt niets.”

Harm Gijsbers is fysiotherapeut en paramedisch teamleider van het ortho-traumateam van het Academisch Medisch Centrum Amsterdam. Ook is hij bestuurder van de VHVL. Hij is bereikbaar via harm.gijsbers@kpnmail.nl.

Je hebt jarenlang ervaring opgedaan op zowel de longafdeling als de vaatchirurgie, cardiologie en hartrevalidatie. Zie je overeenkomsten? “Er zijn veel verschillen tussen hartpatiënten en longpatiënten. Wat ze gemeen hebben, is dat ze snel vermoeid of buiten adem zijn. Het draait dus om goed kijken naar de belasting-belastbaarheid. Waar ligt de grens van inspanning? Hoe komen ze over de angst heen van weer in beweging komen? Je moedigt ze vooral aan: probeer het maar eens, kijk maar of u een paar meter verder kunt lopen.” In je loopbaan heb je steeds nieuwe ontwikkelingen meegemaakt. Neem het voorbeeld

Jij ziet natuurlijk een nieuwe generatie fysiotherapeuten binnenkomen. Hoe doen ze het en hoe zorg je voor kennisoverdracht? “Ze zijn superenthousiast en gaan voortvarend aan de slag. Soms willen ze te snel, denken ze groots. Nee, begin klein. Je kunt in het kleine heel groot zijn. Met je instructies aan patiënten maar ook in je ontwikkeling. Ik geef ze altijd een-op-een feedback. Soms zeg ik wel eens ik denk dat het slimmer is om iets op een andere manier te doen.” Hoe houd je je werkzaamheden leuk? “Ik werk alweer een hele poos op cardiothoracale chirurgie. Dat zou saai kunnen worden

Literatuur 1. Vugts CJ, Velden LFJ van der, Velde F van de, Hingstman L. Behoefteraming fysiotherapeuten 2002-2015. 2004. Beschikbaar via: www.narcis.nl/publication/ RecordID/publicat:1499.

FysioPraxis | juni 2013

SPECIALISTENKATERN.indd 46

04-06-13 16:15


Samenwerking biedt kansen

Geriatrische oedeemtherapie? De geriatriefysiotherapeut komt alle problematiek uit de oedeemtherapie tegen in zijn praktijk. Het is vrij onbegrijpelijk dat dit gegeven niet heeft geleid tot meer oedeemfysiotherapeuten in de geriatrie. Daarnaast wordt er niet of nauwelijks onderzoek gedaan naar oedeemproblematiek bij ouderen. Toch liggen er kansen. Tekst: Anja Kuperus, MSPT i.o.

Van de ongeveer duizend geregistreerde oedeemfysiotherapeuten werkt slechts een beperkt deel (ook) in de geriatrie. Een onbekend aantal fysiotherapeuten in de geriatrie heeft wel een opleiding oedeemtherapie gevolgd maar is niet geregistreerd. In de oedeemtherapie worden patiënten behandeld met primair of secundair lymfoedeem, veneuze aandoeningen, arterieel lijden, hartfalen en de gevolgen van oncologische behandeling of palliatieve behandeling bij oncologische problematiek.1 In de geriatrie worden kwetsbare ouderen of patiënten met een biologisch hoge leeftijd met complexe problematiek behandeld.2 Oedeemtherapeutische zorgverlening De oedeemtherapeutische zorgverlening is multidisciplinair van aard. Dit is een manier van werken die ook de geriatrie kenmerkt. Onderdelen van deze zorgverlening zijn: manuele lymfdrainage, specifieke oedeemhandgrepen, ambulante compressietherapie (zwachtelen en therapeutische elastische kousen), pressotherapie (apparatuur), voorlichting over preventie en huidverzorging, adviezen over kleding en lymftaping.

lymfoedeem naast oncologische problematiek die lymfoedeem kan veroorzaken. Een aanzienlijk deel van de geriatrische patiënten heeft te maken met een vorm van chronische veneuze insufficiëntie (CVI). CVI is een symptomencomplex aan de onderbenen dat onder andere bestaat uit varices, oedeem, pigmentaties en ulcus cruris venosum.4 Het ontstaat door een falend veneus systeem waardoor veneus bloed terugstroomt naar de venen in het been terwijl dit normaliter door spierpompwerking en aanwezigheid van functionerende kleppen voorkomen wordt. De meest voorkomende klachten van CVI zijn: pijn, een moe en/of zwaar gevoel in de benen en kramp. Bij geriatrische patiënten kunnen deze klachten in combinatie met oedeem het fysiek actief zijn flink belemmeren. Na trauma of operatie ontstaat posttraumatisch oedeem waarbij het lymfstelsel tijdelijk niet in staat is het lymfvocht af te voeren door beschadiging of overbelasting. In de geriatrie worden veel patiënten behandeld na heup- of knieoperaties, fracturen, amputaties en contusies, en regelmatig is er sprake van oedeemvorming. Meerwaarde oedeemtherapie In de praktijk is met oedeemtherapie vaak snel resultaat te behalen in de vorm van afname van het oedeem en van de klachten die daardoor ontstaan. Bij CVA-patiënten worden gunstige resultaten gezien bij de behandeling van het schouder-handsyndroom (aandoening valt onder

chronisch regionaal pijnsyndroom: CRPS I) dat kan ontstaan door een verkeerde houding van arm of hand of door trauma bij waarnemingsstoornissen. Naast behandeling met lymfdrainage wordt in de praktijk in toenemende mate lymftaping gebruikt met goede resultaten. In de geriatrie wordt door een beperkt aantal fysiotherapeuten gebruikgemaakt van oedeemtherapie terwijl de indicaties bij wijze van spreken voor het oprapen liggen. Het lijkt tijd te worden dat er door middel van wetenschappelijk onderzoek wordt aangetoond welke meerwaarde oedeemtherapie kan hebben voor de geriatrische patiënt en vooral in die situaties waar oedeem bewegen en actief zijn belemmert. Kortom, oedeemtherapie in de geriatrie: dat moet beter!

47

N V F L | N e d e r l a n d s e V e r e n i g i n g v o o r F y s i o t h e r a p i e b i n n e n d e Ly m f o l o g i e

S p e c i a l i s t e n k at e r n

Anja Kuperus is geriatriefysiotherapeut bij De Zorggroep, geriatrische CVA-revalidatie, locatie Venray. Ze is MSPT i.o. en werkt daarnaast als

Indicaties in de geriatrie In een samenvatting van een lezing van Földi wordt gerefereerd aan een grote incidentie van geriatrische lymfoedeempatiënten.3 Oorzaken voor lymfoedeem bij geriatrische patiënten zouden volgens hem zijn: minder lymfangionpulsaties, verstoring van lymfangiogenese door ziekten en lymfcapillairdegeneratie, minder huidelasticiteit, minder effectiviteit van de spierpomp, frequent voorkomen van actieve artrose, diabetes type II, arteriële stoornissen en ziekten, veneuze hypertensie, obesitas, postmenopauzale hormonale veranderingen, verminderde fysieke activiteit en meer acceptatie van oedemateuze benen. Ouderen lijken nogal wat risico te lopen op de ontwikkeling van

docent bij Avansplus in Breda en als docent neurorevalidatie bij CNA. Ze is bereikbaar via afkuperus@kpnmail.nl.

Literatuur 1. NVFL, Beroepscompetentieprofiel 2011. 2. NVFG, Beroepscompetentieprofiel 2007. 3. Berkelmans J, Blommers D, Hidding J. Verslag van het XX International congres of Lymphology. Oedeminus 2006;9(1): 18-20. 4. Veraart JCJM. Chronische veneuze insufficiëntie. Ned T Geneesk 2002;146:199.

FysioPraxis | juni 2013

SPECIALISTENKATERN.indd 47

04-06-13 16:15


NVFS | Nederlandse Vereniging voor Fysiotherapie in de Sportgezondheidszorg

48 S p e c i a l i s t e n k at e r n

Human Motor Control

Oplossingsruimte in de sportfysiotherapiepraktijk Hoe beïnvloedt ons brein ons bewegen? In de sportfysiotherapie weten we er eigenlijk nog maar weinig van terwijl er toch veel kennis beschikbaar is. Is beweeggedrag na operatie en beperking te verklaren door een brug te slaan naar theoretische constructen vanuit de revalidatiegeneeskunde? Ja, zegt prof. dr. Meulenbroek en hij draagt vier wetenschappelijke constructen aan. Tekst: Lidwien van Loon

Hoe is het te verklaren dat een patiënt met stagnatie na een knietrauma nauwelijks over de voet van zijn fysiotherapeut kan stappen terwijl dezelfde patiënt met alle gemak op een fiets stapt, een versnelling maakt voordat hij vol in de remmen knijpt om met een sprongetje van zijn fiets af te stappen? Hoe kan de intrinsieke dynamiek van een beweging de orthopedische revalidatie van een patiënt onderdrukken? Beweeggedrag De meeste sportfysiotherapeuten kunnen deze vraag niet goed beantwoorden. Logisch, het antwoord vergt een gedachtegoed dat de sportfysiotherapie overstijgt. Het dagelijkse werk in de sportfysiotherapiepraktijk zou er echter bijzonder bij gebaat zijn om te weten welke verbinding sportfysiotherapeuten kunnen maken met

Nijmegen. Aan een overvolle zaal vertelde hij over inzichten uit de psychologie en de bewegingswetenschappen die als beschikbare kennis geïmplementeerd kunnen worden in de sportfysiotherapie. Uit zijn onderzoek blijkt dat doelgerichte bewegingen vaak minder vanuit de cerebrale cockpit worden aangestuurd dan we de afgelopen decennia hebben aangenomen. Wat betekent dit voor de voorspelbaarheid van het beweeggedrag van patiënten die onder behandeling van een sportfysiotherapeut zijn? Oplossingsruimte Volgens Meulenbroek zijn er vier wetenschappelijke constructen die belangrijk zijn om de beperkte invloed van het brein op ons bewegen te kunnen verklaren: • de neuromotorische ruistheorie van G. Van Galen en A. Thomassen • de posture-based motion planning-theorie van D. Rosenbaum en J. Vaughan • de dynamische systeemtheorie van S. Swinnen en P. Beek • de ecologisch psychologische theorie van J. Gibson en M. Turvey

Meulenbroek benadrukt dat hij met deze constructen geen panklare oplossingen wil bieden, maar vooral ruimte en dimensies wil creëren om in oplossingen te denken. Naar zijn zeggen

Als sportfysiotherapeuten de invloed van pathologie op bewegen inzichtelijk kunnen maken, dan kunnen ze hun interventies daarop aanpassen.

theoretische constructen om het beweeggedrag te verklaren van bijvoorbeeld patiënten met een voorstekruisbandlaesie. Deze vraag is het levenswerk van prof. dr. Ruud Meulenbroek. Hij is hoogleraar aan het Donders Institute for Brain, Cognition and Behaviour in Nijmegen. Op 17 april sprak hij in de collegecyclus ‘Brein. De ziel van het bewegen’ van MRC

staan praktijk en theorie niet haaks op elkaar. Theoretische analyse van human motor control biedt namelijk mogelijkheden om sportfysiotherapeutische observaties vorm te geven, blijkt uit zijn onderzoek. Heel kort door de bocht kan vanuit de analyse van human motor control gezegd worden dat bewegingen hun intrinsieke dynamica hebben, dat perceptie en actie nauw met

elkaar verbonden zijn en dat mensen flexibeler zijn dan we veronderstellen door taakirrelevante variabiliteit te benutten, waarbij geldt: meer geautomatiseerde controle is minder controle. Coördinatiepatronen Onderzoek naar motor planning wijst uit dat perceptie en actie zeer nauw samenwerken. Bij uitval van een systeem, zoals bij een neurofysiologische aandoening als een voorstekruisbandlaesie, wordt bewegen intern geactiveerd door de verwachtingen omtrent sensorische consequenties. Wat een beweging in gang zet en houdt, is een complexe, gelaagde interactie tussen corticale en subcorticale onderdelen van het brein. Elke laag (neuraal, cognitief) heeft een eigen dynamiek met per laag verwachtingen over wat er gaat gebeuren. Deze verwachtingen beïnvloeden de transfer van energie in de bewegingsprocessen en daarmee het coördinatiepatroon in de kinematische gewrichtsketen van de patiënt. Welke coördinatiepatronen weet een patiënt dan aan te grijpen? Er zijn legio patronen die hij kan aanboren. De

FysioPraxis | juni 2013

SPECIALISTENKATERN.indd 48

04-06-13 16:15


Prof. dr. Ruud Meulenbroek is psycholoog en bewegingswetenschapper. Hij is als hoogleraar verbonden aan het Donders Institute for Brain, Cognition and Behaviour in Nijmegen. Daar doet hij ruim tien jaar onderzoek naar human motor control in samenwerking met onder meer fysiotherapeuten. Hij sprak als gastdocent in de collegecyclus ‘Brein. De ziel van het bewegen’. Deze collegecyclus gaat over evolutiebiologie en wordt verzorgd door het Musculoskeletal Research Centre (MRC) Nijmegen, een samenwerkingsverband tussen het Lectoraat Musculoskeletale Revalidatie van de Hogeschool Arnhem Nijmegen (HAN), UMC St Radboud, de Sint Maartenskliniek en het Donders Institute.

alleen taakafhankelijke spierinnervaties een rol spelen maar ook dat er meer proximale spieractiviteit en betrokkenheid van gewrichten is dan de eerdere modellen veronderstellen, vooral als er verschillende bewegingsdoelen tegelijkertijd worden nagestreefd. Als bewegingsmogelijkheden goed worden verdeeld, dan zijn er bij een beweegprobleem andere vrijheidsgraden inzetbaar. vraag ligt dan voor de hand: benutten we binnen de sportfysiotherapie de oplossingsruimte om de patiënt naar een ander coördinatiepatroon te verleiden dat gezonder en soepeler is? Vrijheidsgraden Voor het beantwoorden van deze vraag is het van belang een goed beeld te hebben van redundantie in combinatie van bewegingsmogelijkheden, ook wel vrijheidsgraden om bewegingsdoelen te bereiken. Als mensen kunnen kiezen uit verschillende vormen van bewegen, waar kiezen ze dan voor? Uit analyse van redundantie van spieren blijkt dat problemen in taken door spieren worden opgelost. Helaas blijken bestaande verklaringsmodellen inmiddels te eenvoudig, stelt Meulenbroek. Daarmee kunnen we niet de coördinatiepatronen verklaren op bijvoorbeeld een wiebelplank. Coördinatiepatronen blijken niet stabiel te zijn, geeft zijn onderzoek aan. Zo is er veel variabiliteit in gewrichten. Uit het onderzoek van Meulenbroek blijkt dat bijvoorbeeld bij rotaties in de elleboog, pols en vinger niet

Bewegingsmogelijkheden Hoe vertaalt zich dit naar de dagelijkse sportfysiotherapiepraktijk? Als vrijheidsgraden zo van belang zijn, wat zegt dit dan over het gebruik van bijvoorbeeld de benen van een patiënt met stagnatie na een knietrauma? Wat gebeurt er als we parameters veranderen tegen de natuurlijke beweging in? Wat als we coördinatie van bewegingen koppelen, bijvoorbeeld tussen patiënt en fysiotherapeut? Het antwoord op deze vragen zou patiënten wel eens betere sportfysiotherapeutische behandelmogelijkheden kunnen bieden. Meulenbroek doet hier samen met Jurjen Bosga onderzoek naar. Wat zijn aangrenzende bewegingsmogelijkheden? Meulenbroek en Bosga zijn op zoek naar oplossingsruimte, meer dan diagnosticeren en oplossen, om patiënten uit slechte beweegpatronen te halen door middel van geleid actief bewegen. Daarbij gaan ze uit van drie oplossingstrategieën: efficiëntie, compensatie en adaptatie van beweegprocessen in de tijd. Uit de eerste resultaten blijkt dat – hoe stabieler hoe beter – niet

langer standhoudt, maar ingehaald wordt door hoe variabeler hoe beter. Als sportfysiotherapeuten de invloed van pathologie op bewegen inzichtelijk kunnen maken, dan kunnen ze hun interventies daarop aanpassen. Volgens Meulenbroek moeten opleidingen daarom meer aandacht schenken aan motor learning en motor control. De sportfysiotherapie kent veel bruikbare toepassingen maar moet de verbinding met de theorie nog maken om oplossingsruimte te benutten.

49

NVFS | Nederlandse Vereniging voor Fysiotherapie in de Sportgezondheidszorg

S p e c i a l i s t e n k at e r n

Lidwien van Loon is journalist en communicatietrainer bij Van Loon Communicatie Coaching. Ze is bereikbaar via lidwien@vanlooncommunicatiecoaching.nl.

Aanbevolen literatuur • Bosga J, Meulenbroek R. De betekenis van de flexibiliteit van het neuromotorische systeem voor de fysiotherapie. Neuropraxis 2009;3:61-65. • Kuo AD, Donelan M. Dynamic Principle of Gait and Their Clinical Implications. Phys Ther 2010;90;157-174 (gratis te downloaden via de website van de HAN).

FysioPraxis | juni 2013

SPECIALISTENKATERN.indd 49

04-06-13 16:16


N V F G | N e d e r l a n d s e V e r e n i g i n g v o o r F y s i o t h e r a p i e i n d e G e r i at r i e

50 S p e c i a l i s t e n k at e r n

Beweeginterventie voor kwetsbare ouderen

Diabetes in beweging in het verpleeghuis In 2011 is de multidisciplinaire richtlijn ‘Diabetes voor kwetsbare ouderen thuis en in verzorgings- en verpleeghuizen’ uitgekomen. De richtlijn is ontwikkeld door de specialisten ouderengeneeskunde (Verenso). Het KNGF had in 2009 al een Standaard Beweeginterventie Diabetes Mellitus type 2 ontwikkeld. Deze wordt momenteel herzien en geactualiseerd. Het doel van mijn afstudeerproject was om de advie-zen uit de Verenso-richtlijn, de KNGF-standaard en de literatuur te vertalen naar een beweeginterventie bij kwetsbare ouderen in het verpleeghuis. Tekst: Karin Bosma

Om dit doel te bereiken heb ik een literatuuronderzoek gedaan naar het effect van bewegen bij kwetsbare ouderen met diabetes. Ook heb ik een pilot beweeginterventie in het verpleeghuis uitgevoerd. Op basis van de verzamelde gegevens heb ik een beweeginterventie ontworpen voor de verpleeghuisdoelgroep. Beweeginterventie De pilot beweeginterventie duurde acht weken. De interventie bestond uit tweemaal per week een uur groepsgewijs trainen in een oefenzaal in balanstraining, functionele training en training van het kracht- en uithoudingsvermogen. De training startte met een gezamenlijke warming-up van 15 minuten. Daarna volgde er een individueel deel van 35 minuten waarin een combinatie van duur- en krachttraining werd afgewisseld met balansoefeningen. De training werd afgesloten met een cooling down van 10 minuten. De intensiteit van de duurtraining werd bepaald op licht intensief (Borgschaal 10-12). Alle deelnemers maakten hiervoor gebruik van de MOTO-med, een elektronische bewegingstrainer. Hierbij kan zittend met trappers met armen of benen gefietst worden. Het lopen werd in de loopbrug gedaan of met een loophulpmiddel onder begeleiding. Op de EN-tree Pulley werden verschillende bewegin-

Over deze onderwerpen kunt u meer lezen in Fysiotherapie en Ouderenzorg, het verenigingsblad van de NVFG (info@nvfgnet.nl).

fysiotherapie & ouderenzorg

Duur- en krachttraining, waarbij gebruik werd gemaakt van de MOTO-med (foto onder).

gen getraind in zit: extensie knie en/of abductie schouder afhankelijk van de mogelijkheden van de deelnemer. De aanvangswaarde was 50 procent van het 1RM en werd in drie series van tien keer uitgevoerd. Voor de balanstraining werd gebruikgemaakt van een oefentol, een

schuimrubberbal, het wandrek en de loopbrug. Bij aanvang van elke training kon iedere deelnemer per onderdeel bepalen of de ingestelde waarde hoger, lager of hetzelfde werd uitgevoerd. De nadruk lag op het beweegplezier en het behalen van een hoog aantal beweeg-

FysioPraxis | juni 2013

SPECIALISTENKATERN.indd 50

04-06-13 16:16


Innovaties in de dementiezorg

De nadruk lag op het beweegplezier en het behalen van een hoog aantal beweegminuten tijdens de training, en minder op het verbeteren/opbouw van uitgangswaarden. De resultaten lijken positief te zijn. Op alle meetinstrumenten is een verbetering gemeten.

minuten tijdens de training, en minder op het verbeteren/opbouw van uitgangswaarden. Resultaten De resultaten lijken positief te zijn. Van de zes deelnemers aan de pilot zijn er twee uitgevallen. De begin- en eindmeting hebben plaatsgevonden op bloedglucosewaarden, biometrische gegevens, mobiliteit en welzijn. Op alle meetinstrumenten is een verbetering gemeten. De pilot is door alle deelnemers als goed ervaren. Hoewel het uiteindelijke aantal deelnemers (n=4) te beperkt is om de significantie te beoordelen laat het resultaatgemiddelde een positieve trend zien. Daarbij lijkt bij deze doelgroep de beweegduur in minuten van groter belang te zijn dan het verhogen van de intensiteit van de training. De beschreven interventie lijkt dus effectief te zijn maar zal uitgebreider onderzocht moeten worden. In verband met het groeiende aantal patiënten met diabetes mellitus (type 2) is een effectieve aanpak van groot belang.

Karin Bosma is werkzaam als fysiotherapeut bij de Frankelandgroep, centrum voor verzorgd wonen, verpleging en welzijn in Schiedam, en ze is master Fysiotherapie in de geriatrie. Ze is bereikbaar via k.bosma@frankelandgroep.nl.

Kleinschalig wonen onder de loep vanuit cliëntenperspectief In het vakblad Fysiotherapie en Ouderenzorg van maart 2013 is een interview met prof. dr. Rose-Marie Dröes gepubliceerd. Dröes is hoogleraar psychosociale hulpverlening voor ouderen met dementie bij de afdeling Huisartsgeneeskunde & Ouderengeneeskunde van het VUmc in Amsterdam. Ze benadrukt dat het doorlopen van vier stappen van groot belang is om de psychosociale hulpverlening voor ouderen met dementie verder te ontwikkelen. Tekst: Linda van Osch

In de afgelopen dertig jaar heeft Dröes veel expertise opgebouwd in zorg- en ondersteuningsinterventies ter bevordering van het psychosociale functioneren en de kwaliteit van leven van mensen met dementie en hun mantelzorgers. Ook heeft ze veel gepubliceerd, onder meer over de theoretische kaders die aan deze interventies ten grondslag liggen. Stappenplan In het interview met Dröes komt naar voren dat er vier stappen zijn die van groot belang zijn voor het verder ontwikkelen van psychosociale hulpverlening voor ouderen met dementie. Voor elk van deze stappen is verder onderzoek gewenst. De vier stappen zijn: 1. Wat zijn de behoeften van mensen met dementie? 2. Welke daarvan zou je kunnen ondersteunen en hoe zou je dat kunnen doen? 3. Onderzoek vervolgens de ontwikkelde interventies op hun effectiviteit. 4. Als interventies effectief blijken te zijn, hoe kunnen deze dan het beste geïmplementeerd worden in de reguliere gezondheidszorg?

spectief van de persoon met dementie is echter een andere invalshoek. Dröes zegt hierover: “Je alleen richten op de interventies en hun effect is niet voldoende. Het is belangrijk om de cliënt centraal te stellen. Wat zijn nou zijn behoeften, beleving en wensen?” Perspectieven De behoeften, de beleving en de wensen van mensen met dementie goed in kaart brengen is minder gemakkelijk dan op het eerste gezicht lijkt. Dit komt omdat er verschillende kanten aan het verhaal zitten. Dröes noemt drie verschillende perspectieven: 1. Zorg-en- behandelperspectief 2. Adaptatieperspectief 3. Kwaliteit-van-levenperspectief

Door de kenmerken van kleinschalig wonen vanuit deze drie genoemde perspectieven te beoordelen wordt het zichtbaar dat kleinschalig wonen in potentie kan voldoen aan de behoeften. Aan de hand hiervan is men dan snel geneigd te denken dat het wel goed zit met kleinschalig wonen. Dit is Dröes te simpel gezegd. Haar conclusie luidt dan ook: “Kleinschalig wonen heeft in principe de mogelijkheden, maar er zijn nog wel een paar mitsen en maren te noemen.” Het stappenplan, de drie perspectieven en de mitsen en maren van kleinschalig wonen worden in het interview uitgebreid beschreven.

51

N V F G | N e d e r l a n d s e V e r e n i g i n g v o o r F y s i o t h e r a p i e i n d e G e r i at r i e

S p e c i a l i s t e n k at e r n

Linda van Osch werkt als fysiotherapeut bij Sevragram in Heerlen. Daarnaast is ze lid van de redactie van Fysiotherapie en Ouderenzorg. Ze is bereikbaar via lvanosch@ziggo.nl.

Onderzoek Aan de hand van dit stappenplan kan er onderzoek worden opgezet waarin van begin tot eind alle stappen doorlopen worden. Het evalueren van kleinschalig wonen is een voorbeeld van de laatste mogelijkheid. Er worden momenteel veel verschillende onderzoeken naar kleinschalig wonen gedaan. Deze interventie beoordelen vanuit het per-

Over deze onderwerpen kunt u meer lezen in Fysiotherapie en Ouderenzorg, het verenigingsblad van de NVFG (info@nvfgnet.nl).

fysiotherapie & ouderenzorg FysioPraxis | juni 2013

SPECIALISTENKATERN.indd 51

04-06-13 16:16


N V M T | NE D ERLAN D S E V ERENI G IN G V O O R M AN U ELE T H ERAPIE

52 S p e c i a l i s t e n k at e r n

Internationaal framework

Onderzoek cervicale regio op potentiële cervicale arteriële disfunctie Cervicale manipulaties en met name de hoogcervicale manipulaties zijn een blijvende bron van discussie. Met name de risicofactoren, de diagnostiek, het gebrek aan bewijs en het voorhanden zijn van een redelijk alternatief blijven de gemoederen bezighouden. Ook internationaal speelt deze discussie. Voor de Standards Committee van de IFOMPT was dit de reden om na te gaan of er consensus mogelijk is hoe er met deze problematiek moet worden omgegaan. Tekst: dr. Jan Pool

Er is een internationaal framework ontwikkeld dat als gids dient bij het onderzoek van de cervicale wervelkolom naar potentiële risicofactoren en met name de cervicale arteriële disfunctie voorafgaande aan eventuele manueeltherapeutische interventies (OMT). Hoewel de risico’s klein zijn, komen er complicaties voor. Ook in de literatuur worden risico’s op ernstige complicaties beschreven. Dit betekent dat dergelijke risico’s meegenomen moeten worden in de besluitvorming van een behandeling. Met andere woorden, het dient een integraal onderdeel te zijn in de anamnese en het onderzoek. Daarbij moet worden vermeld dat de validiteit en betrouwbaarheid van specifieke tests en met name hoogcervicale stabiliteitstests mager zijn. Men kan dus niet van de uitkomst van een speci-

1. De context van het onderzoek binnen de cervicale region In 2007 heeft de Standards Committee (SC) op het WCPT-congres in Vancouver een sessie georganiseerd met vertebrobasilaire insufficiëntie als thema. Uit de discussie bleek dat de risico’s bij cervicale technieken een van de hoofdthema’s was. De noodzaak werd uitgesproken om tot een gezamenlijk statement te komen. In 2008 werd deze discussie voortgezet tijdens het IFOMPT-congres in Rotterdam waarin de resultaten van een enquête onder de leden (MO’s) besproken werden. Van deze leden hanteerde 85 procent al een premanipulatieve richtlijn, meestal met de Australische richtlijn als basis, met de premanipulatieve positietest. Slechts vijf van de MO’s (25 procent) beschikten over een brochure voor patiënten over de risico’s bij cervicale manipulaties. Acht MO’s gebruikten een alternatieve cervicale screeningstest, zoals de craniovertebrale ligamentaire test. De conclusie was dat een internationaal framework ontwikkeld diende te worden met consensus tussen de twintig landen. De SC kreeg de opdracht dit framework in 2012 in Quebec te presenteren. 2. Klinisch redeneren Klinisch redeneren is de basis van het framework. Daarbij is kennis over wanneer en hoe de juiste strategieën kunnen worden ingezet om

Het framework stelt zich ten doel het klinisch redeneerproces van de manueel therapeut te ondersteunen. fieke test uitgaan, en zeker niet van subjectieve tests als palpatie en eindgevoel. Klinisch redeneren Het framework heeft de intentie informatief te zijn en niet voorschrijvend. Het stelt zich ten doel het klinisch redeneerproces van de manueel therapeut te ondersteunen. Het framework onderscheidt daartoe twaalf secties die hierna kort worden beschreven (kijk voor uitgebreide informatie op www.ifompt.org).

een probleem op te lossen van belang, daarbij gebruikmakend van de beschikbare evidentie in de OMT. Volgens Rivett is kennis van de vele gedocumenteerde bij- en nawerkingen van cervicale manipulaties van belang in een gedegen klinisch redeneerproces om nieuwe ‘events’ te voorkomen. 3. Anamnese Naast het klinisch redeneerproces is het doel van de therapeut om tijdens de anamnese al

een goed oordeel te krijgen over de kans op serieuze pathologie en de aanwezigheid van contraindicaties. Een groot aantal absolute en relatieve contraindicaties wordt genoemd, evenals een belangrijk aantal risicofactoren dat geassocieerd is met zowel CAD (cervicale arteriële disfunctie) als hoogcervicale instabiliteit. Aan de hand van enkele casuïstieken worden problemen in de differentiële diagnostiek duidelijk gemaakt. 4. Keuzes binnen het fysieke onderzoek Het interpreteren van de uitkomsten in de anamnese en het klinisch redeneerproces leiden tot een initiële hypothese. Daarbij wordt een keuze gemaakt uit de tests die ingezet gaan worden. De cruciale vraag hierbij is: levert het nog wat op? 5. Fysiek onderzoek In het framework worden enkele domeinen onderscheiden, zoals de bloeddruk als risicofactor. Geadviseerd wordt deze te meten indien van toepassing. Daarnaast wordt aangeraden om de craniovertebrale ligamentaire test uit te voeren. Hiervan weten we dat de validiteit en reproduceerbaarheid mager tot slecht is. De uitkomsten van deze test moeten daarom binnen het gehele klinisch redeneerproces worden bezien. Ook een gedegen neurologisch onderzoek, premanipulatieve positietests en palpatie van de art. Carotis worden genoemd. Ook hier dient men voorzichtig om te gaan met ferme conclusies: de validiteit en reproduceerbaarheid zijn vaak laag. De taak voor de therapeut is het beantwoorden van de volgende vragen: • Is er sprake van een hoog risico op een verdacht probleem? • Kan ik een hypothese op een vasculair probleem verwerpen? • Dien ik de patiënt in te sturen voor verder onderzoek? 6. Risicoanalyse Hoewel de risico’s laag zijn, zeker vergeleken andere conservatieve behandelingen, dienen alle risicofactoren binnen het klinisch redeneerproces zorgvuldig afgewogen te worden. Het is de verantwoordelijkheid van de therapeut om risico’s te herkennen en mee te wegen in de besluitvorming.

FysioPraxis | juni 2013

SPECIALISTENKATERN.indd 52

04-06-13 16:16


Het internationaal framework voor onderzoek naar de cervicale regio op potentiële cervicale arteriële disfunctie voorafgaande aan een manueeltherapeutische interventie is geschreven door A. Rushton, D. Rivett, L. Carlesso, T. Flynn, W. Hing en R. Kerry. De tekst is uitgegeven door de Standards Committee van de IFOMPT Quebec in oktober 2012.

10. Training van vaardigheid in de cervicale regio Het lesgeven in de vaardigheid van manipuleren en het toetsen ervan zijn belangrijke componenten in de opleiding tot manueel therapeut. De instructies dienen gebaseerd te zijn op de beschikbare literatuur met betrekking tot het handelen, zoals amplitude, snelheid, specificiteit en lokalisatie. 7. Stroomdiagram Voor het stroomdiagram word verwezen naar: www.ifompt.org. 8. Informed consent en medisch-juridisch framework Een informed consent bestaat uit zowel ethische als juridische componenten. De specifieke eisen verschillen van land tot land. De volgende types kunnen worden onderscheiden: • Uitdrukkelijke toestemming: de toestemming voor behandeling wordt uitdrukkelijk gegeven, hetzij schriftelijk, hetzij mondeling. • Impliciete toestemming: vaak in een gespreksvorm gehanteerd waarbij de fysiotherapeut gedurende de behandeling aangeeft wat hij of zij gaat doen; deze vorm is minder betrouwbaar bij juridische toetsing.

Ongeacht de vorm van de toestemming is het van belang dat deze vrijwillig wordt gegeven. 9. Veilige OMT-praktijk en wat te doen bij een ernstige situatie Hoewel er binnen de manuele therapie een grote variatie in technieken bestaat, moeten deze aan de volgende minimale eisen voldoen: • Er worden minimale krachten gebruikt op structuren in de cervicale wervelkolom, lage amplitude en gebruikmakend van korte hefbomen. • Cervicale manipulatietechnieken moeten comfortabel aanvoelen voor de patiënt. • Eindstandige cervicale manipulatietechnieken dienen te worden vermeden. • Een premanipulatieve testpositie voor manipulatie wordt aanbevolen.

Risicoanalyse Risico Benefit Veel en ernstige risicofactoren Geen voordeel voor MT

Actie Vermijd behandeling

Matig aantal en karakter risicofactoren

Vermijd behandeling of stel behandeling uit, monitor en onderzoek opnieuw

Matig voorspelbaar voordeel voor MT

11. Voorstel om de media tegemoet te treden Zie: www.ifompt.org.

53

N V M T | NE D ERLAN D S E V ERENI G IN G V O O R M AN U ELE T H ERAPIE

S p e c i a l i s t e n k at e r n

12. Referenties Zie: www.ifompt.org. Beschouwing Voor de praktiserende manueel therapeut die veel patiënten met cervicale problematiek behandelt, is dit framework een ‘must’ om te lezen. Voor de opleidingen is het een uitdaging om het framework te integreren in het onderwijs. Daarnaast blijft de vraag of er überhaupt wel gemanipuleerd dient te worden in de hoogcervicale wervelkolom. Immers, de wetenschappelijke evidentie is beperkt en alternatieven als mobilisatietechnieken zijn effectief gebleken (Hoving 2003, Pool 2011, Leaver 2010). De keuze blijft aan de manueel therapeut, maar wel na een gedegen klinisch redeneerproces met risicoanalyse.

Dr. Jan Pool is als senior onderzoeker verbonden aan het lectoraat Leefstijl en Gezondheid van de

Nauwelijks aanwezige risicofactoren en van licht karakter

Laag tot hoog voorspelbaar voordeel voor MT

Behandel voorzichtig, monitor continu voor verandering of nieuwe symptomen

Hogeschool Utrecht. Ook is hij lid van Standards Committee IFOMPT. Hij is bereikbaar via jan.pool@hu.nl.

FysioPraxis | juni 2013

SPECIALISTENKATERN.indd 53

04-06-13 16:16


Master Sportfysiotherapie worden? Bij ons bent u aan het juiste adres. ¬ bewogen ¬ kleinschalig ¬ state of the art ¬ praktijkgericht ¬ is NVAO-geaccrediteerd

Start januari 2014

Meer informatie of direct inschrijven? Kijk op www.transfergroep.nl/sportfysiotherapie of bel (010) 794 68 00

Transfergroep Gezondheidszorg Post-hbo-opleidingen, advies & onderzoek

•FP-06 advertenties.indd 7

04-06-13 16:24


55

Agenda juni 2013

en comor-biditeiten. Deskundigen gaan in op

december 2013

21 juni

fysiologische achtergronden, trainingsleer en de

13 december

DigitaleZorgEvent

zorg rondom obesitas. Ook staan interessante

Postoperatieve revalidatie na herstel van

Het DigitaleZorgEvent is een initiatief van BSL en

workshops op het programma.

kraakbeenletsel van het kniegewricht

patiëntenfederatie NPCF in samenwerking met

Locatie: ‘Drakenburg’, Baarn

Locatie: Duiven

het Trimbos instituut. Het Event is ontwikkeld voor

Inlichtingen: www.fysionet.nl

Inlichtingen: www.physioknowledge.nl of

patiënten en zorgprofessionals en alle consumenten

tel. 06-52680218

in Nederland omdat uiteindelijk iedereen vroeg of

30 oktober

laat met zorg te maken krijgt. Het DigitaleZorgEvent

NVRF Congres

14 december

is een uniek evenement waarbij het ‘ervaren’ van

Op 30 oktober wordt voorafgaand aan de Algemene

2e Nationaal congres Elastisch Tapen

digitale zorgtoepassingen centraal staat en wordt

Ledenvergadering een lezingenprogramma

Het programma van het congres is in

gecombineerd met praktische kennissessies. Uniek

georganiseerd. De bijeenkomst start om 18.30 uur.

voorbereiding. Meer informatie volgt als het

ook omdat patiënten en zorgverleners samen op

Informatie over het programma en de sprekers

programma definitief is.

ontdekkingsreis gaan. U kunt digitale zorg zelf ter

wordt op een nader tijdstip bekendgemaakt.

Locatie: Gelderland

plaatse zien, doen en beleven door het volgen van

Locatie: Hoofdkantoor KNGF, Amersfoort

Inlichtingen: Bohn Stafleu van Loghum,

workshops, sessies en lezingen. Vier hoofdthema’s:

Inlichtingen: www.fysionet.nl

www.cursussenencongressen.nl

1. Digitale zorg en uw gegevens; 2. Digitale zorg zelf doen; 3. Digitale zorg samen doen; 4. Digitale zorg 2025. Slimmere zorg, dat doet u samen! Kom dus

november 2013

met uw patiënt naar het DigitaleZorgEvent. Als u

8 en 9 november

samen inschrijft, heeft u beiden gratis toegang.

Diagnostiek en revalidatie van hoog cervicale

Locatie: Jaarbeurs Utrecht

klachten

OKTOBER 2013

Inlichtingen: www.event.digitalezorggids.nl

Locatie: Duiven

9-12 oktober

Inlichtingen: www.physioknowledge.nl of

EFIC Congress: Pain in Europe VIII

tel. 06-52680218

The EFIC will announce more details and

OKTOBER 2013

BUITENLAND

information on how to register et cetera closer

17 oktober

15 november

to the actual date.

Regionaal symposium ‘Maak je niet dik!’

FysioCongres

Locatie: Florence, Italië

(Midden Nederland)

Locatie: Jaarbeurs Utrecht

Inlichtingen: www.efic.org

Binnen onze samenleving en de praktijk krijgen we

Inlichtingen: congressecretariaat@kngf.nl

als fysiotherapeut steeds meer te maken met de welvaartsziekte obesitas. Omdat deze groep

15 en 16 november

patiënten een specifieke aanpak vraagt en deze

Diagnostiek en revalidatie van de schouder bij

ziekte vaak onderbelicht blijft, willen wij u graag

(bovenhandse) sporters

informeren over de laatste stand van zaken.

Locatie: Duiven

In een drietal plenaire lezingen wordt onder meer

Inlichtingen: www.physioknowledge.nl of

aandacht besteedt aan demografie, prevalentie

tel. 06-52680218

■ Nieuw toegevoegde evenementen

Advertentie

FysioPraxis | juni 2013

AGENDA.indd 55

04-06-13 15:53


U kent Chemodol, de hypo-allergene afwasbare massageolie. Maar kent u ook de verzorgende producten van Chemodis?

Geen spoor van Chemodol Er is een milde, ongeparfumeerde handshampoo waarmee u uw handen veilig kunt ontvetten. En een huidverzachtende Handcare-crème met vochtregulerende bestanddelen waarmee u uitdroging van de handen tegengaat en ze heerlijk soepel houdt. En Chemasept, een huidreinigingslotion met langdurige werking. Uw leveranciers kunnen u er alles over vertellen. Of bel voor meer informatie: 0800-chemodis (0800-24 36 63 47). www.chemodis.nl

CHEMODIS

Dat ligt voor de hand

•FP-06 advertenties.indd 8

Chemodis B.V. Para-medische Farmacie Postbus 9160 NL-1800 GD Alkmaar Tel. +31 (0)72 - 520 50 83 Fax +31 (0)72 - 512 82 14

04-06-13 16:25


Vraag en aanbod

57

Vraag & Aanbod Aangeboden Maatschapsdeel ter overname: Het betreft een part-time maatschapsdeel (met uitbreidingsmogelijkheden) in Bussum. En wordt aangeboden ivm zwangerschap. De praktijk bestaat uit 3 maten en er zijn meerdere specialisaties aanwezig. Voor meer informatie: vanessagessel@hotmail.com of 06-20088001. Per april 2014: 50% aandeel in goed lopende praktijk in Purmerend, op A locatie. Ons patienten bestand is zeer wisselend, maar bestaat voor het grootste deel uit ortopedische patienten. We werken samen met een manueel therapeut. Ook is er in de praktijk aanwezig een acupuncturiste en er worden Pilates trainingen gegeven. Brieven onder nummer FP02327 Aangeboden ter overname in verband met pensionering: een goedlopende fysio therapie praktijk met praktijk pand voor 1-2 fysio therapeuten met unique selling points. De praktijk is gelegen in een leuke wijk in den Haag. Voor ininformatie ; e.van.haperen@vvaa.nl. Ter overname aangeboden goedlopende praktijk fysio-manuele therapie in centrum van grote plaats in Zuid-Friesland, i.v.m. pensionering praktijkhouder (manu-

SvS-190x135.qxp

eel therapeut). Er zijn 2 fysiotherapeuten full time werkzaam, waarvan één in loondienst. Het bedrijfspand is te koop of te huur. Reactie aan de heer J.H. Renkema VvAA j.renkema@vvaa.nl Brieven onder nummer FP02330 Ter overname aangeboden maatschapsdeel in goedlopende pluspraktijk te Arnhem. Liefst fysio met specialisatie of studerend hiervoor. Voor verdere info mailt u naar : walter@deugdenterpstra.nl Ter overname fysiotherapiepraktijk evt met sportschool.De totale ruimte is 500m2 met grote oefenruimte.Regio Rotterdam . Fysiotherapeut geïnteresseerd in sport verdiend de voorkeur. Voor juiste ondernemer grote toekomst mogelijkheden. Ik kan u daarbij ondersteunen. Voor meer informatie graag brieven onder nr. Brieven onder nummer FP02332 UNIEKE KANS: I.V.M. LEEFTIJD EN GEZONDHEID AANGBODEN: KANTOOR/ WINKEL/WOONPAND IN T GOOI. Zeer geschikt voor praktijk en/of fitness, etc. Met veel kant en klaar voorzieningen. (Eventueel ook goodwill beschikbaar) werkvloer ca. 250m2. 1e en 2e etage woonunits. ca. 2x 50 m2. Huidige taxatie verkoopwaarde € 380.000. Gecorrigeerde WOZ € 416.000. Bod boven € 319.000 bemiddeling@outlook.com

11-07-2005

16:50

Pagina 1

Ter overname aangeboden: Goed lopende Praktijk voor Fysiotherapie; 4 fysiotherapeuten met zeer veel specialisaties. Meerdere disciplines werkzaam in de praktijk.Regio Oost Brabant. Brieven onder nr. Brieven onder nummer FP02334

Personeel gevraagd Voor fysiotherapiepraktijk www.gezondfysiek.nl in Amsterdam&Utrecht zoeken wij ondernemende fysio- en bekkentherapeuten. De praktijken zijn gevestigd binnen www.bbbhealthclub.nl en startend, waardoor de uren nog opgebouwd moeten worden. De werkzaamheden kunnen gecombineerd worden met werkzaamheden bij bbb. Mail: advies@gezondfysiek.nl

Deze advertentierubriek is alleen voor KNGF-leden. Ga voor het plaatsen van een advertentie in de rubriek Vraag & Aanbod naar FysioNet, www.fysionet.nl > inloggen > Producten & Diensten > FysioPraxis > Vraag & Aanbod. Reactie onder nummer (linksboven op envelop) kunt u sturen naar: Bohn Stafleu van Loghum, FysioPraxis, Afdeling Vraag & Aanbod, t.a.v. Eleonora Smit, Postbus 246, 3990 GA Houten. Wanneer u nog vragen heeft, kunt u contact opnemen met e.smit@bsl.nl.

ADVERTENTIE

Word nu supporter Reken af met spierziekte. Giro 33322

www.spierenvoorspieren.nl FysioPraxis | juni 2013

FP 06 V&A.indd 57

04-06-13 16:22


58

VRAAG EN AANBOD

VRAAG & AANBOD MAAK VANDAAG NOG EEN JOB ALERT AAN VOOR JOUW IDEALE BAAN!

Vind actuele vacatures

Solliciteer direct!

Maak een Job Alert aan

Medische banenbank • Actuele vacatures in de de gezondheidszorg • Gemakkelijk zoeken in het meest complete vacature aanbod • Ontvang dagelijks de nieuwste vacatures per email

Het actuele vacatureaanbod voor de gezondheidszorg!

Bekijk alle vacatures op medischebanenbank.nl BAANBREKEND. BETROUWBAAR.

BSL_MBB__adv_A5_LIGGEND.indd 1

30-05-2013 13:15:40

COLOFON VA K I N F O R M AT I E V O O R D E F Y S I O T H E R A P E U T FysioPraxis is het officiële tijdschrift van het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) en verschijnt 12 keer per jaar. UITGEVER

Karin Linden Bohn Stafleu van Loghum Het Spoor 2, 3994 AK Houten Postbus 246, 3990 GA Houten T: (030) 638 38 05 E: k.linden@bsl.nl I: www.bsl.nl REDACTIEADRES

Bohn Stafleu van Loghum Postbus 246, 3990 GA Houten T: (030) 638 37 43 E: s.hoevers@bsl.nl EINDREDACTIE

Suzet Hoevers E: s.hoevers@bsl.nl

REDACTIE

ABONNEMENTEN NIET-KNGF LEDEN

Adri Apeldoorn Saskia Bon (hoofdredacteur) Karin Haks Lidwien van Loon (Specialistenkatern) François Maissan Caroline Speksnijder

Een abonnement (incl. verzend- en administratiekosten) op FysioPraxis voor particulieren kost per jaar € 106,00 en niet-leden buitenland € 131,00 (prijswijzigingen voorbehouden). Abonnementen kunnen op iedere gewenst moment worden aangegaan. Een abonnement wordt eenmaal per jaar bij voorfacturering voor het aankomend jaar berekend en belast. Beëindiging van het abonnement is mogelijk op elk moment in het jaar, met inachtneming van een maand opzegtermijn. Indien u uw abonnement wilt stopzetten, vindt verrekening plaats met eventueel reeds betaald abonnementsgeld. U betaalt dan alleen voor de maanden waarin u abonnee bent geweest en eventueel teveel betaald abonnementsgeld wordt aan u gecrediteerd.

ADVERTENTIES

Bohn Stafleu van Loghum, advertentietarieven op aanvraag Bas de Wit T: (030) 638 38 24 E: b.dewit@bsl.nl Jan Peterson T: (030) 638 39 76 E: j.peterson@bsl.nl I: www.bsl.nl/adverteerders Eleonora Smit T: (030) 638 37 04 E: e.smit@bsl.nl

REDACTIERAAD

ABONNEMENTEN / ADRESWIJZIGINGEN

Gaston Melis, (1967) communicatie

KNGF, Postbus 248, 3800 AE Amersfoort T: (033) 467 29 00 E: ledenadministratie@kngf.nl

ADRESWIJZIGING NIET-KNGF LEDEN

Bij wijziging van de tenaamstelling en/of het adres: adreswikkel met de gewijzigde gegevens opsturen naar het KNGF.

de inhoud van de door hen geschreven artikelen en het KNGF voor het verenigingsnieuws. AUTEURSRECHT

©2013 KNGF. Artikelen mogen alleen worden overgenomen en/of vermenigvuldigd, op welke wijze dan ook, na schriftelijke toestemming van het KNGF of Bohn Stafleu van Loghum en met bronvermelding. BLADCONCEPT

Bohn Stafleu van Loghum VORMGEVING

Onnink Grafische Communicatie BV FOTO OMSLAG

Wilhelmina Kinderziekenhuis/ UMC Utrecht, R. van Empelen Vincent Boon Photography BEELD

o.a. Shutterstock (www.shutterstock.com) ISSN 0927-5983

VERANTWOORDELIJKHEID

De verantwoordelijkheid voor de samenstelling van het tijdschrift berust bij de redactie, met dien verstande dat de auteurs verantwoordelijk zijn voor

FysioPraxis | juni 2013

FP 06 V&A.indd 58

04-06-13 16:22


405.048 VvAA Campagnegrid A4 • Perc. opmaak 100% • Perc. uitdraai 100% • 210×297 mm • FC

Sfeer en motivatie in het team. U hebt er zelf invloed op. Wist u dat 69% van de werkzoekenden sfeer en cultuur belangrijk vindt in een baan? Dat is niet verwonderlijk. In een goede sfeer werkt iedereen gemotiveerder en kan veel tot stand worden gebracht. Hoe slaagt u erin uw collega’s te motiveren om samen meer resultaat te behalen? De adviseurs van VvAA, zoals Brigitte Vogels dat is voor fysiotherapeuten in Overijssel, staan voor u klaar. Zij helpen u uw praktijk in beweging te houden. Ze geven inzicht in de cijfers, beantwoorden contractuele en juridische vragen én zij ondersteunen u bij uw personeelsmanagement. Bijvoorbeeld met de feedbacktool om de samenhang binnen uw team te versterken en de tevredenheid onder de collega’s te monitoren. Zo werkt u samen aan goede resultaten voor uw praktijk met een gemotiveerd team en houdt u meer tijd beschikbaar voor uw patiënten. Wilt u weten wat iemand als Brigitte Vogels voor u kan betekenen? Scan de QR-code en zij vertelt het u binnen een minuut. Of maak direct een afspraak met Brigitte via 06 2290 0992 of met de adviseur in uw regio via www.vvaa.nl/mijnadviseur.

Brigitte Vogels adviseur voor fysiotherapeuten in Overijssel

adv_zorgvooruwzaak_fysio_A4_02.indd 1 •FP-06 advertenties.indd 9

14-05-13 16:25 17:41 04-06-13


THE BEST VS THE REST wat is jouw rol?

Voor een optimaal herstel wil iedereen de beste medische zorg. Met onze TÜV-gecertificeerde, latexvrije tape garanderen wij het beste materiaal. Eigenlijk is voor fysiotherapeuten en hun patiënten maar één keus: CureTape.

www.curetape.nl

13891 Adv campagne Curetape.indd 1 •FP-06 advertenties.indd 10

22-04-13 09:15 04-06-13 16:25


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.