2013-04 FysioPraxis april 2013

Page 1

va k b l a d vo o r d e f y s i o t h e r a p e u t

Fysiopraxis JAARGANG 22 • NUMMER 4 • april 2013

achter het nieuws

test en techniek

wetenschap praktisch

Fysiotherapie neemt regie in kwaliteit

De STarT Back Screening Tool

De effecten van functionele elektrostimulatie

Netwerk Aspecifieke Lage Rug Klachten Na een lange aanloop nu operationeel

COVER.indd 1

03-04-13 16:01


Zegt het woord ‘overbelasting’ u iets? Als fysiotherapeut en als ondernemer hebt u een baan met nogal wat ‘overbelasting’. De zorg voor uw patiënten staat uiteraard voorop, maar als zorgprofessional ontkomt u niet aan de toenemende invloed van de zorgverzekeraars. Kunt u hulp gebruiken om uw zaak in balans te houden? De adviseurs van VvAA, zoals Annemiek van der Elst dat is voor fysiotherapeuten in Midden-Nederland, staan voor u klaar. Zij weten exact wat er speelt in uw vakgebied én in uw regio, en helpen u direct met bijvoorbeeld een managementrapportage voor uw gehele praktijkvoering. Daarmee hebt u volledig inzicht in de cijfers van uw praktijk en houdt u veeleisende zorgverzekeraars onder de duim. Én heeft u daarmee de perfecte sparringpartner voor alle zaken waar u in uw praktijkvoering tegenaan loopt. Benieuwd wat iemand als Annemiek van der Elst voor ú kan betekenen? Scan de QR-code en zij vertelt het u binnen een minuut. Of maak direct een afspraak met Annemiek via 06 2095 9700 of de adviseur in uw regio via vvaa.nl/mijnadviseur.

Annemiek van der Elst adviseur voor fysiotherapeuten in Midden-Nederland

In het hart van de gezondheidszorg.

•FP-04 advertenties.indd 1

03-04-13 13:38


verder met fysiotherapie! Master Manuele Therapie

Kom naar onze open dag! www.somt.nl/open-dag

Master Bekkenfysiotherapie

In samenwerking met:

Master Sportfysiotherapie www.somt.nl | info@somt.nl | 033 456 0737 | Fysiopraxis maart 2013.indd 1

•FP-04 advertenties.indd 2

Master Fysiotherapie in de Geriatrie twitter.com/SOMTAmersfoort 22-2-2013 16:42:52

03-04-13 13:38


4

REDACTIONEEL/INHOUD

Geloof in eigen handelen

14

I

k geloof in mijn eigen handelen, mijn klinische expertise, die zorgvuldig is opgebouwd de afgelopen jaren. Klinische expertise wordt echter gekleurd door onder andere conformation en hindsight bias, zoals beschreven in het vorige redactioneel. Ik werd me bewust van deze fenomenen toen ik klinimetrie in toenemende mate ging toepassen en de meetgegevens ging evalueren. Om een beter inzicht te krijgen in de mens achter de patiënt gebruikte ik op aanraden van een vriend de ‘Illness Perception Questionnaire’ (IPQ), een vragenlijst voor ziektepercepties. Mijn inschatting van de belevingen van patiënten liet ernstig te wensen over, en dat bleek bij collegae al niet veel beter te zijn. Verder dacht ik allerlei varianten van ‘eindgevoel’ te kunnen bepalen. Ik ben namelijk manueel therapeut en hierin dus getraind. Doordat ik elke zitting beschreef – ook de resultaten van de functietesten – bleek dat ik met regelmaat een ander eindgevoel waarnam tijdens mijn evaluaties van de behandeleffecten. Ik kon me niet voorstellen dat mijn behandelingen steeds direct leidden tot een ander eindgevoel. Uit een nadere analyse van mijn data leek ik ‘alleen maar’ in staat een normaal of afwijkend eindgevoel intern consistent vast te stellen. Later zijn bovenstaande voorbeelden wetenschappelijk onderzocht en werd mijn ‘nieuwe kennis’ over mijn handelen bevestigd. Het is moeilijk om ziektepercepties bij de patiënt in te schatten en vrijwel onmogelijk om modaliteiten van eindgevoel betrouwbaar te bepalen. Dankzij klinimetrie en het noteren van de uitkomsten kon ik een relatie leggen tussen de uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek en het eigen handelen. Mijn huidige klinische expertise is dat niet-wenselijke ziektepercepties een belemmerende factor kunnen zijn voor herstel. De schijnzekerheid van het bepalen van modaliteiten heb ik verlaten. Het vaststellen van een normaal of afwijkend eindgevoel lijkt voldoende voor het diagnosticeren van een functiestoornis. Mijn geloof is veranderd, ik ben benieuwd welke bias mij nu parten speelt.

Adri Apeldoorn Saskia Bon Karin Haks Lidwien van Loon François Maissan

In dit nummer 6 Column Eke Zijlstra 6 KNGF-kort 7 Even bellen met... 9 Van weten naar doen 10 Overig kort nieuws 18 Opvattingen 24 Achter het nieuws 32 Test en techniek in beeld

De STarT Back Screening Tool

34 FysioWijzer 35 Fundamenten 38 Specialistenkatern

Caroline Speksnijder Harriët Wittink Reacties kunt u mailen naar fysiopraxis@kngf.nl.

47 Agenda 49 Vraag & Aanbod 50 Colofon

FysioPraxis | april 2013

INHOUD.indd 4

03-04-13 15:55


5

20

26

28

14 ALRK-netwerk actief in Noord- 28 Fysiotherapie neemt regie in NIEUWE PRAKTIJKEN

ACHTER HET NIEUWS

Holland

kwaliteit

In de regio Alkmaar is sinds kort het netwerk Aspecifieke Lage Rug Klachten (ALRK) actief. Mariska Kerssens en Bob van den Meiracker willen hiermee de deskundigheid, de samenwerking en de communicatie verbeteren binnen de multidisciplinaire eerstelijnshulpverlening.

Fysiotherapeuten weten als geen ander hoe goed zij hun werk doen. Het KNGF stelt zich op het standpunt dat kwaliteit het belangrijkste uitgangspunt voor het beleid is. Kwaliteit is van de beroepsgroep. Fysiotherapeuten bepalen dus zelf wat kwaliteit is en hoe ze die het beste kunnen meten. Hoe denkt het veld hierover?

20 Sturing van complexe WETENSCHAP PRAKTISCH

looptaken na een beroerte Fysiotherapeut en bewegingswetenschapper Roos van Swigchem promoveerde onlangs op het proefschrift: Control of complex gait. The adaptability of gait in chronic stroke and the effects of functional electrical stimulation. Doel van het onderzoek was onder meer de vergelijking tussen het lopen met een spalk en het lopen met een uitwendige elektrostimulator.

26 Publiceren in een wereldWETENSCHAP PRAKTISCH

tijdschrift

Volgende maand staat FysioPraxis geheel in het teken van wetenschap. Een mooie gelegenheid om het nieuwe Wetenschapskatern te introduceren, dat van start gaat omdat het Nederlands Tijdschrift voor Fysiotherapie (NTvF) ophoudt te bestaan. FysioPraxis sprak met scheidend hoofdredacteur prof. dr. Paul Helders.

FYSIOPRAXIS ONLINE Naast FysioPraxis bestaat er FysioPraxis online. U vindt deze digitale versie op FysioNet: www.fysionet.nl. Literatuurverwijzingen, verrijkingen en links naar aanvullende informatie vindt u op FysioNet via Producten & Diensten, FysioPraxis. In FysioPraxis kunt u zien welke artikelen zijn verrijkt. Onder aan het artikel staat het FysioPraxis onlinesymbool: de ronde button met pijl. FysioPraxis online is alleen toegankelijk voor leden van het KNGF na inloggen.

FysioPraxis | april 2013

INHOUD.indd 5

03-04-13 15:56


6

KNGF-KORT

VAN DE VOORZITTER

Fysiotherapie voor iedereen Er wordt bezuinigd. En niet zo zuinig ook. Maar liefst drie miljard euro moet ergens vandaan worden gehaald. Deze regering wil dit onder andere doen door de verplichte restitutie in de naturapolissen én de restitutiepolis in de basisverzekering af te schaffen, maar ook door nog verder in de basisverzekering te gaan schrappen. Ik kan hier heel stellig over zijn: wij zijn hier absoluut tegen. Wij vinden dat fysiotherapie noodzakelijke zorg is die voor alle burgers toegankelijk moet blijven. En dus een plek verdient in het basispakket. Dit raakt ons recht in ons fysiotherapiehart. Want deze zorg, toegankelijk voor iedereen, kunnen we straks misschien niet meer waarmaken. Wij blijven ons dan ook met verve inzetten voor kosteneffectieve fysiotherapie in de basisverzekering. En dat we kosteneffectief zijn, kunnen we onderbouwen. We hebben gedegen bewijs dat dit zo is voor de aandoeningen RA, artrose, osteoporose, claudicatio en COPD. Hiermee kunnen we verderop in de zorg tenminste 160 miljoen euro besparen. En hier houdt het niet op. We gaan nu ook bewijzen verzamelen voor de aandoeningen lage rug, hart, CVA en diabetes. Bewijs dat een stevige basis is voor de gesprekken over het behoud van fysiotherapie in de basisverzekering. Het moment is dan ook aangebroken dat we, meer dan ooit, de fysiotherapie met kracht moeten positioneren. We moeten laten zien dat het juist goed is dat fysiotherapie voldoende in de basisverzekering is opgenomen. Dat bespaart tenslotte fors op de kosten. En deze kosten bespaar je juist niet door in de fysiotherapie te gaan snijden. Wat betekenen deze bezuinigingsplannen voor onze patiënten? Wordt fysiotherapie een voorrecht voor de rijken? Laten we dit alsjeblieft voorkomen. En kan de patiënt straks nog wel zijn eigen zorgverlener kiezen? Het lijkt er niet op. Wij blijven ons er sterk voor maken dat een patiënt – óók als deze alleen de basisverzekering heeft – het recht heeft zijn eigen zorgverlener te kiezen. Natuurlijk, ik snap ook dat de zorguitgaven naar beneden moeten en dat ook onze beroepsgroep daar een bijdrage aan moeten leveren. Daarom moeten we ervoor zorgen dat men niet meer om ons heen kan. De fysiotherapeut levert tenslotte veel op voor relatief weinig geld én hij levert kwalitatief hoogwaardige zorg. Door nog kritischer te kijken wanneer de patiënt het weer zonder fysiotherapie afkan, en door niet onnodig lang door te gaan met behandelen laten wij zien dat ook wij een – behoorlijk – steentje bijdragen aan het omlaagbrengen van de kosten in de zorg.

Fysiotherapie in de media Eke Zijlstra op Skipr.nl: “Inperking keuzevrijheid leidt tot kostbare tweedeling” Deze column van begin maart is een reactie op de bijdrage van NMT-voorzitter Rob Barnasconi (d.d. 27 februari 2013) over de voorgenomen wijziging van artikel 13 van de Zorgverzekeringswet (restitutie in de BV). In zijn column wijst Zijlstra scherp op de ongewenste gevolgen voor de keuzevrijheid van patiënten en de toegang van fysiotherapie.

In De Telegraaf Over het belang van fysiotherapie voor zowel werknemers als werkgevers In de special ‘Gezond Bedrijf’ van De Telegraaf (editie maart 2013, pag. 4) staat een advertorial van het KNGF. Bedrijfsfysiotherapeut Léon Gardien vertelt over de rol van fysiotherapie bij de duurzame inzetbaarheid van medewerkers.

WAT U BEWEEGT 1. Mag ik als praktijkhouder/ondernemer de dossiers van mijn medewerkers, de behandelend fysiotherapeuten, inzien? In het kader van de geheimhoudingsplicht is het volgende van belang: in de relatie zorgverlener en patiënt krijgt de zorgverlener de beschikking over gegevens van de patiënt. De patiënt heeft er recht op dat deze gegevens door de zorgverlener geheim worden gehouden. De zorgverlener mag dan ook niet – zonder toestemming van de patiënt – inlichtingen over de patiënt aan anderen verstrekken. Daar waar anderen wordt geschreven, worden niet de personen bedoeld die rechtstreeks betrokken zijn bij de uitvoering van de behandelingsovereenkomst, zoals degene die optreedt als vervanger van de zorgverlener, voor zover de verstrekking van gegevens noodzakelijk is voor de door hen in dat kader te verrichten werkzaamheden. De werknemer is de zorgverlener, maar u bent als zorgaanbieder/praktijkhouder in zoverre bij de behandeling betrokken dat u, wanneer deze is afgesloten, de zorgovereenkomst heeft

Eke Zijlstra FysioPraxis | april 2013

KNGF-KORT.indd 6

03-04-13 16:09

V


gt

7

Even bellen met...

Gratis toegang tot

Physical Therapy Journal Vanaf 2013 is Physical Therapy Journal (PTJ) ook het wetenschappelijke tijdschrift van het KNGF. Het Nederlands Tijdschrift voor Fysiotherapie (NTvF) wordt per 2013 niet meer uitgegeven. Alle leden van het KNGF hebben vanaf nu gratis toegang tot de volledige online inhoud van PTJ. Het is momenteel helaas technisch nog niet mogelijk om losse abonnementhouders toegang tot PTJ te verlenen.

kies daar: KNGF Member Sign In; • vul op de volgende pagina uw ‘Mijn Fysionet’-login en wachtwoord in en klik op inloggen; • zodra u bent ingelogd verschijnt de link waarmee u weer teruggaat naar de pagina van PTJ.

Hoe krijgt u toegang tot de volledige inhoud van Physical Therapy Journal?

Methode 2

Methode 1 Ga naar de site van Physical Therapy Journal via http://ptjournal.apta.org/ • blader door de inhoud van PTJ; • zodra u van een artikel de volledige tekst wilt bekijken komt u op de inlogpagina,

U heeft nu volledige toegang tot alle recente artikelen en edities.

• ga rechtstreeks naar www.fysionet.nl/ ptjournal; • log in met uw ‘Mijn Fysionet’-gegevens; • zodra u bent ingelogd verschijnt de link waarmee u naar de pagina van PTJ gaat. U heeft nu volledige toegang tot alle recente artikelen en edities.

Vragen uit de praktijk met de zorgverzekeraar van de patiënt. U bent dan de declarant. In die zin bent u bij de behandeling betrokken en kunt u de dossiers controleren. Als het anoniem kan, verdient dat de voorkeur. In de meeste elektronische dossiers kan dit geanonimiseerd. Het voorgaande geldt ook wanneer u van de praktijkhouder de taak hebt gekregen de dossiers te controleren. Komt u een dossier tegen van een bekende? Dan doet u er verstandig aan dat dossier door een ander te laten controleren. 2. Er wordt mij gevraagd een verklaring op te stellen dat een patiënt niet (meer) in staat is te werken. Kan en mag ik een dergelijke verklaring verstrekken? De fysiotherapeut kan geen verklaring afleggen dat de patiënt niet kan werken. De fysiotherapeut kan aangeven dat de patiënt bijvoorbeeld rugklachten heeft, maar niet dat de patiënt hierdoor niet in staat is om te werken. De fysiotherapeut mag dus geen oordeel geven over de arbeidsongeschikt-

heid; hij mag dus geen waardeoordeel geven. Een behandelaar wordt niet geacht objectief te zijn ten opzichte van de patiënt. Ook is het belangrijk dat voorkomen wordt dat de vertrouwensrelatie tussen de patiënt en de hulpverlener wordt geschaad. Met gerichte (ondertekende) toestemming van de patiënt mag de fysiotherapeut feitelijke medische gegevens verstrekken. Het is dus toegestaan om aan te geven dat de patiënt rugklachten heeft. Het is vervolgens aan – bijvoorbeeld een (bedrijfs)arts – om te bepalen of dit voldoende reden is om te oordelen over de arbeidsongeschiktheid of over het functioneren in het dagelijkse leven.

Bent u in beweging en hebt u vragen? Neem contact op met onze ledenvoorlichters via ledenvoorlichting@kngf.nl of bel 033-467 29 29 (ma. t/m vr. 8.30-17.00 uur).

Sjoerd Olthof Sjoerd Olthof (31) is projectmedewerker op de afdeling Beleid & Ontwikkeling van het KNGF. Wat doe je bij het KNGF? Ik was redactiesecretaris van het Nederlands Tijdschrift voor Fysiotherapie (NTvF). Verder houd ik me bezig met de multidisciplinaire richtlijnen en diverse losse projecten. Wat is je achtergrond? Ik heb twee studies afgerond: bedrijfskunde en daarna fysiotherapie.

‘PTJ heeft een hoge status’

Wat gebeurt er met NTvF? Vanwege het teruglopende aanbod van artikelen leek er geen bestaansrecht meer te zijn voor het NTvF. Om de leden toch toegang te bieden tot de meest recente ontwikkelingen gaat het NTvF samen met het Amerikaanse Physical Therapy Journal (PTJ). Onze leden krijgen digitaal toegang tot dit tijdschrift, dat twaalf keer per jaar verschijnt. Het KNGF heeft Philip van der Wees afgevaardigd in de redactie van het PTJ. In FysioPraxis wordt een katern Wetenschap toegevoegd, waarin gelinkt wordt naar het PTJ. We zijn blij met deze ontwikkeling, omdat het PTJ een hoge status heeft. Wat is de uitdaging voor de wetenschap? Bij iedereen – overheid, patiënten en collega-zorgverleners – aantonen dat fysiotherapie een middel is om op een goedkope manier bij te dragen aan gezondheidswinst en dure zorg te voorkomen. Fysiotherapie, een mooi vak? Ja, schitterend. Een onmisbare speler in de zorgketen.

FysioPraxis | april 2013

KNGF-KORT.indd 7

03-04-13 16:09


www.PsychFysio.nl

Modulen 2013-2014

Psychologie voor fysiotherapeuten

De Arcus enkelbandage

SPORTEN ZONDER ZORGEN HET ARCUS ORTHOPAEDIE PROGRAMMA BEVAT EEN VOLLEDIG ASSORTIMENT AAN HULPMIDDELEN VOOR DE

 Neurolinguïstisch programmeren  Motiverende gespreksvoering+  Gezondheidspsychologie voor de fysiotherapeut  Pijn en stressmanagement  ACT bij chronische pijn

-3 dagen za 25/5, 8/6, 22/6 -3 dagen do 5/9, 19/9, 3/10 -5 dagen do 10/10, 31/10, 14/11, 28/11, 12/12. -3 dagen di 5/11, 19/11, 3/12 -3 dagen di 17/12, 7/1, 21/1

Opleidingen@PsychFysio.nl /06-15571070 /Leslocatie: Utrecht /www.psychfysio.nl

accountants en belastingadviseurs

GROTE- EN KLEINE GEWRICHTEN IN HET LICHAAM. LEVERBAAR IN VERSCHILLENDE MATEN EN KLEUREN.

Aangename stabilisering door de medisch werkzame compressie van de gebruikte elastische materialen

Effectieve oedeemreductie door de specifieke positie van de pelotten aan beide zijden van het enkelgewricht

Perfekte pasvorm door hoogwaardige vlakbrei kwaliteit en anatomische pasvorm. Ook als maatwerk uitvoering leverbaar

dé onafhankelijke adviseur voor de fysiotherapeut. ook bij praktijkoverdracht.

Uitstekend draagcomfort door drukverminderend geconstrueerde randen en bijzonder vlakke naden

MEER WETEN OVER ONS COMPLETE PROGRAMMA MEDISCH THERAPEU TISCHE KOUSEN, STEUNKOUSEN EN ARCUS BANDAGES? BEL 0485-385123 OF MAIL INFO@OFA-NEDERLAND.NL

Nederland medical products

•FP-04 advertenties.indd 3

Wij organiseren regelmatig cursussen voor (toekomstige) ondernemers in de zorg. Een kleine greep: - Waarnemen of loondienst, - Praktijkstart, - Financiële en fiscale aspecten voor ondernemers, - Uw praktijk financieel bekeken, - Zin en onzin van het financiële jaarverslag, … Misschien ook wat voor uw IOF of studievereniging? bel voor meer informatie met Jacqueline van eekelen, 0317-41 91 35, of mail j.van.eekelen@seres.nl of kijk op www. seres.nl

www.ofa-nederland.nl

03-04-13 13:38


VA N W E T E N N A A R D O E N

9

Consumentenonderzoek

Consumenten aan het woord Elke maand lichten we een van de onderzoeken uit die wij vanuit het KNGF doen. Deze keer is dat geen ledenonderzoek, maar een consumentenonderzoek. Simone Agema en Daniëlle Elings van de afdeling Communicatie geven aan waarom dit onderzoek is gehouden, wat de resultaten zijn en wat ze ermee gaan doen. Tekst: Simone Agema, Daniëlle Elings en Wieke Ormel

Wat vormde de aanleiding om dit onderzoek te laten uitvoeren? We willen weten hoe wij onze communicatie richting consumenten effectiever kunnen maken. Met andere woorden: we zoeken een manier om de waarde van de fysiotherapie zodanig over de bühne bij consumenten te brengen dat het bijdraagt aan de positionering van de fysiotherapeut. Dit onderzoek had tot doel te achterhalen aan wat voor informatie de consument behoefte heeft, wanneer hij informatiebehoefte heeft en via welke weg de

consument het beste te bereiken is. Daarnaast hebben we getoetst of men de campagne PolisPluimen kent en hoe de boodschap is overgekomen.

Heeft het onderzoek opvallende en/of verrassende uitkomsten opgeleverd?

Allereerst is het belangrijk om regelmatig te toetsen of dat wat je doet nog goed is, nog werkt. Onderzoek doen is een van de manieren om dat te achterhalen. Daarnaast kan een fysiotherapeut natuurlijk ook altijd veel leren in het directe contact met de klant. De kunst is om de behoefte van de consument te verbinden met de behoefte van de fysiotherapeut en daarvoor heeft het onderzoek aanknopingspunten opgeleverd. Zo zien we een belangrijk onderscheid in informatiebehoefte tussen mensen met en mensen zonder klachten. Mensen met (langdurige) klachWelke informatie zoekt men op welk moment ten aan spieren of gewrichten en mensen die revalideren zijn veel ontvankelijker voor informatie over fysiotherapie uitleg over de behandeling dan mensen zonder klachten. Op zich niet verrassend, maar het is dan wel de vraag of het zinvol is om onze preventietips pijlen te richten op het hele Nederlandse publiek via de voor massamedia. de behandeling De belangrijkste onderwerpen waar menverzekering en vergoedingen tijdens de naar behandeling men op welk moment sen zoeken zijn: mogelijke oorzaken van de klachna deten, behandeling (extra) oefeningen waar men terecht kan bij een bepaalde aandoening (specialismen), de kosten en de kwaliteit van de fysiotheprocedures bij de fysiotherapeut rapeut, vergoedingen van zorgverzekeraars en informatie over zorgpolissen. Bezoekers van de fysiotherapeut zoe0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% ken informatie zowel voor, tijdens en na de behandeling. voor de behandeling Verder blijkt dat fysiotherapie een onderwerp is dat leeft tijdens de behandeling en belangrijk wordt gevonden. Ruim de helft is er (aanvulna de behandeling lend) voor verzekerd en een meerderheid neemt het ook mee in de keuze voor een aanvullende zorgverzekering. Tot slot: de zorgverlener of verwijzer is de belangrijkste % 50% 60% 70% 80% bron voor de informatie. En men ontvangt de informatie het liefst online (via een zoekmachine of de site van een fysiotherapeut).

Welke informatie zoekt men op welk moment?

Bent u aanvullend verzekerd voor fysiotherapie?

Ben je van plan de resultaten te gebruiken in jouw werk, en hoe ben je van plan dat te doen?

weet niet; 13% nee; 26%

ja; 62%

Jazeker. Op basis van de resultaten van dit onderzoek en met behulp van input van leden – zo is er in februari een werkgroep consumentencommunicatie bij elkaar geweest – komen we tot een concreet plan voor de communicatie met consumenten. In de loop van het jaar zullen we het plan stapsgewijs uitvoeren. Deze stappen maken we zichtbaar via FysioNet en FysioEnieuws. In de gaten houden dus! FysioPraxis | april 2013

VAN WETEN NAAR DOEN.indd 9

03-04-13 16:10


10

OVERIG KORT NIEUWS

KORT NIEUWS

ONDERZOEK: e-health in de COPD-zorg Tekst: Sigrid Vorrink, onderzoeker lectoraat Vraaggestuurde Zorg, Hogeschool Utrecht

Vanuit de Hogeschool Utrecht en het Universitair Medisch Centrum houden wij ons bezig met een onderzoek rond COPD en bewegen. Hiervoor zijn we op zoek naar fysiotherapiepraktijken, ziekenhuizen en revalidatiecentra die deel zouden willen nemen aan dit onderzoek.

Activiteit van de patiënt gedurende de maand februari 2013.

Over het onderzoek

COPD-patiënten hebben vaak moeite om fysiek actief te blijven na een periode van revalidatie. De begeleiding valt voor een deel weg en mensen moeten zichzelf motiveren om te blijven bewegen. Patiënten vallen hierdoor vaak terug in inactiviteit, wat een negatief effect heeft op de gezondheid. Om COPD-patiënten een steuntje in de rug te geven, hebben we een programma voor de mobiele telefoon ontwikkeld dat meet en laat zien hoeveel een persoon daadwerkelijk beweegt (in aantal stappen). Het meten van de stappen gebeurt met de bewegingssensor in de smartphone. De patiënt hoeft verder dus niks te dragen en kan op elk moment van de dag bijhouden hoeveel stappen er al zijn gezet en hoeveel er nog gezet moeten worden voor het bewegingsdoel. Deze gegevens worden tevens naar een beveiligde website gestuurd waar de fysiotherapeut kan meekijken en waar de bewegingsdoelen eventueel kunnen worden aangepast. In een oogopslag kan de fysiotherapeut zien met welke patiënten het goed gaat en met

Overzicht van de resultaten van de patiënt op verschillende tijdschalen.

welke minder goed. Vanaf de website is het ook mogelijk om een groepsbericht (soort sms) naar alle patiënten te sturen, of naar een individuele patiënt.

Vergoeding Van de patiënten die deelnemen aan het onderzoek komt de helft in de interventiegroep. Zij krijgen een smartphone te leen gedurende 6 maanden. Er zijn vier metingen tijdens het onderzoek (longfunc-

tie, looptest, BMI, kortademigheid) verspreid over een jaar. Wij komen langs op de praktijk om de metingen uit te voeren. Per proefpersoon ontvangt u een vergoeding van 200 euro, en u komt in aanmerking voor acht accreditatiepunten. Hebt u interesse of wilt u meer informatie, neem dan contact op via copdonderzoek@hu.nl of bel met 088-481 23 63 of 088-481 23 64.

Ook dit jaar wordt u uitgenodigd om mee te dingen naar de ‘TulipMed Prijs voor Sportgeneeskunde’. De Vereniging voor Sportgeneeskunde (VSG) wil middels de TulipMed Prijs voor Sportgeneeskunde het wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de sportgeneeskunde – in de ruimste zin – bevorderen. De prijs is onder te verdelen in een geldprijs van 500 euro voor het beste wetenschappelijke artikel en een geldprijs van 2.750 euro voor het beste proefschrift. Beide prijzen worden uitgereikt tijdens het VSG-congres en zijn vrij te besteden.

Meedoen Wetenschappelijke proefschriften en wetenschappelijke tijdschriftartikelen met praktische relevantie voor de sportgeneeskunde die in 2012 zijn gepubliceerd/ geaccepteerd (en nog niet eerder hebben meegedongen) dienen vóór 1 juni 2013 in tienvoud te worden verstuurd naar: Vereniging voor Sportgeneeskunde t.a.v. de jury van de TulipMed Prijs voor Sportgeneeskunde Postbus 52, 3720 AB BILTHOVEN Voor meer informatie: Carolien Kanne, tel. 030-225 22 90 en vsg@sportgeneeskunde.com

www.shutterstock.com

TulipMed Prijs voor Sportgeneeskunde

FysioPraxis | april 2013

OVERIG KORT NIEUWS.indd 10

03-04-13 16:03


11

KIJKEN, LEZEN, LUISTEREN EN SURFEN

LEZEN

SURFEN

SportMindfulness Veel praktische oefeningen

www.deblessure.nl blessurewebsite voor patiënten

Hoe kan zwemster Ranomi Kromowidjojo zo koel blijven tijdens de laatste Olympische Spelen en waarom had judoka Henk Grol het zo zwaar?

De website www.deblessure.nl biedt informatie over het houdings- en bewegingsapparaat van het menselijk lichaam. De website is in eerste instantie bedoeld voor patiënten, maar is ook interessant voor (para)medici. De fysiotherapeut kan de site gebruiken om de patiënt inzicht in zijn klacht te geven.

Twijfel

Vlak na zijn Olympische optreden in Londen vertelde Grol dat hij hevig aan zichzelf twijfelde: “Ik heb de eerste partijen alleen tegen mezelf lopen judoën’’, zei Grol, die in februari 2012 een slijmbeursontsteking opliep en kort voor de Spelen kwam daar nog een teenblessure bij. “Mentaal is dat een hele harde klap geweest. En dat kon ik vanochtend even niet van me afzetten. Het is heel moeilijk uit te leggen hoe dat voelt. Het was heel confronterend, en je kunt niet van de judomat vluchten. Ik moet ‘vrij’komen.” (Trouw, 2 augustus 2012).

Behandelopties De website gaat in op de werking van het lichaam en over de blessures, aandoeningen, klachten en ziektes die zoal voorkomen. Alle lichaamsdelen worden apart behandeld, waarbij de aandacht uitgaat naar de functie van het weefsel, de symptomen bij de klachten, het onderzoek dat nodig is om een diagnose te stellen en de mogelijke behandelopties.

Mindfulnesstraining

“Dat ‘vrij’komen is een van de vaardigheden die een sporter kan leren tijdens een mindfulnesstraining voor sporters”, aldus Edith Rozendaal, sportpsycholoog en auteur van Sport Mindfulness. Een zeer praktisch boek waarin Rozendaal in heldere taal stapsgewijs uitlegt hoe sporters met mindfulness kunnen leren hun mentale en emotionele vaardigheden te verbeteren. In het boek volgen we David, Maartje, Kim en Aziz. Alle vier zijn het gezonde prestatiegerichte sporters die het in hun sport goed doen, maar die om verschillende redenen met stressvolle situaties moeten dealen. Blessures, conflicten, verliezen, twijfels: iedere topsporter weet dat je er op enig moment tijdens je carrière mee te maken krijgt. Bepalend voor succes is echter hoe je omgaat met deze tegenslagen.

Meer informatie len, maar gewone duidelijke taal met uitleg, instructies en veel praktische oefeningen. Een sporter kan er zelf mee aan de slag, maar het is nog beter om de aanpak uit het boek te gebruiken onder begeleiding van een sportpsycholoog die in de toepassing van mindfulness geschoold is.

Via deze website is tevens informatie te krijgen over de nek, de schouder, de elleboog, de pols en hand, de rug, de bekkenbodem, de heup, de hamstrings, de scheen, de achillespees, de enkel, de voet en de knie.

Voor meer informatie: DeBlessure.nl.

Inhoud

In het boek komen onder andere aan bod: de rol van concentratie, wat mindfulness is, verschillende, korte mindfulnessoefeningen, hoe men op een overzichtelijke manier de negatieve gedachten en emotionele lichamelijke reacties in kaart kan brengen en op een realistische evenwichtige manier kan reageren.

Aanpak

Rozendaal beschrijft in negen hoofdstukken – met concrete voorbeelden uit de begeleiding van David, Maartje, Kim en Aziz – precies hoe dat gaat. Als lezer begrijp je het daardoor direct. Geen taaie theorie waar je je doorheen moet worste-

Titel: Sport Mindfulness Auteur: Edith Rozendaal Uitgeverij: mijnmanagementboek.nl Prijs: € 14,95 ISBN: 9789461934499 Te bestellen via: www.sport-gek.nl FysioPraxis | april 2013

OVERIG KORT NIEUWS.indd 11

03-04-13 16:03


Complete praktijksoftware voor de fysiotherapeut

Evidence Based Practice MSc/Drs START 12E ACADEMISCH JAAR SEPTEMBER 2013

Tweejarige universitaire deeltijd masteropleiding tot klinisch epidemioloog (medisch wetenschappelijk onderzoeker) voor medici, paramedici, verpleegkundigen en verloskundigen

“Ik heb nooit geweten dat Intramed zo compleet is”.

Bridging healthcare and science

Intramed levert uiterst overzichtelijke, efficiënte en betaalbare software voor de zorg. Software die inmiddels meer dan 19.000 professionele (para)medici ondersteunt in hun dagelijkse bedrijfsvoering. Altijd up-to-date en met de zekerheid van alleen de allerbeste support door mensen die het pakket door en door kennen.

Een greep uit de basisfunctionaliteiten van Intramed:

• Voldoet aan de KNGF verslagleggingsrichtlijn • De meetinstrumenten PSK, VAS (algemeen, pijn, stijfheid), DRI en NPRS zijn standaard opgenomen, maar u kunt ook zelf vragenlijsten en testen samenstellen. Met mogelijkheden om deze door patiënten zelf in te laten vullen en de testresultaten in overzichtelijke grafieken weer te geven. • Contract-tarieven zorgverzekeraars kunnen automatisch geïmporteerd worden (jaarlijks te downloaden vanaf onze website) • Beveiligt online declareren bij alle zorgverzekeraars (Vecozo) • Oude verslaglegging gemakkelijk converteren naar de nieuwste verslaglegging • Fysiotherapeutische diagnose wordt automatisch samengesteld uit ingevoerde gegevens • Een groot deel van het kwaliteitsjaarverslag fysiotherapie kan automatisch gegenereerd worden • Deskundige helpdesk, ook ’s avonds

een eersteklas carrièrestap als startpunt naar een hoog wetenschappelijk niveau modern en actueel onderwijs met een multidisciplinaire benadering (inter)nationaal gerespecteerd en NVAO-geaccrediteerd locatie Faculteit der Geneeskunde - AMC

Voor contact, voorlichtingsdata, informatie en aanmelding:

www.amc.nl/masterebp

Accreditatievrijstelling voor een deelregister naar keuze

Met Intramed PLUS een volledig EPD Een goed EPD bevordert de inhoudelijke kwaliteit, doelmatigheid en transparantie van de zorg. Daarnaast brengt het de gezondheidstoestand van de patiënt in kaart en ondersteunt het de fysiotherapeut in klinisch redeneren en besluiten. Een greep uit de mogelijkheden die Intramed PLUS te bieden heeft: • Aanvullende richtlijnen KNGF (18 stuks) • Aanvullende richtlijnen specialismen (3 stuks) • Bijbehorende meetinstrumenten (ruim 100 stuks) • Behandelrichtlijnen (24 stuks) • Voldoet aan de Agis/Achmea eisen (en andere verzekeraars) voor plus-contracten • Online intake patiënt (2013) • Online vragenlijsten afnemen (ook eigen vragenlijsten) (2013) Intramed PLUS biedt meer, kijk voor alle mogelijkheden op onze website Wilt u online werken? Dan bieden wij u Intramed OnLine aan: Veilig en snel online werken met een betrouwbare partner. Kijk voor meer informatie op onze website Gegevens meenemen Wij bieden ruime mogelijkheden om gegevens van uw huidige softwarepakket over te nemen in Intramed. Meer informatie bij de afdeling Verkoop & Administratie op 0182 – 621 107

Noordkade 94 - 2741 GA Waddinxveen T 0182 62 11 07 - F 0182 62 11 99 info@intramed.nl

Op de website treft u tevens uitgebreide productinformatie voor uw praktijk: w w w. i n t ra m e d . n l

•FP-04 advertenties.indd 4

03-04-13 13:38


13

Overig Kort nieuws

Support van sociale omgeving noodzakelijk in strijd tegen overgewicht De TNO Monitor 2012 in opdracht van het Convenant Gezond Gewicht geeft aan dat kinderen tussen de 4 en 11 jaar meer bewegen. Daardoor voldoet nu 40 procent aan de fitnorm (32 procent in 2011). Meer dan de helft van de scholen in het basisonderwijs ondernam in 2012 activiteiten om overgewicht tegen te gaan.

Sociale omgeving

Ondanks deze winstpunten, blijft de support van de sociale omgeving soms sterk achter. Slechts 12 procent van de ouders van de 4-11 jarigen vindt het nodig dat hun kind meer gaat bewegen en 22 procent van de ondervraagde ouders vindt dat hun kind gezonder moet gaat eten. Kinderen en volwassenen ervaren nog al-

stijging ten opzichte van het jaar ervoor. Middelbare scholen gaven meer les over gezondheid en besteedden meer aandacht aan bewegen en organiseerden een gezonder aanbod in de schoolkantine.

Overgewicht Het aantal mensen met overgewicht blijft onverminderd hoog. De cijfers van het CBS 2012 wijzen uit dat 54 procent van de volwassen mannen overgewicht heeft, 43 procent van de vrouwen en 13 procent van kinderen en jongeren tot 20 jaar. Martin van Rijn, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport opende op 28 januari de Nationale Balans Top, die dit jaar in het teken stond van Verlangen & Verleiden. “Mijn beleid is er in ieder geval op ge-

Gemeenten en zorgverzekeraars werken samen aan re-integratie Zorgverzekeraars en gemeenten werken steeds meer samen om uitkeringsgerechtigden te helpen bij het vinden van werk. Zorgverzekeraars Nederland (ZN) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) hebben een brochure gemaakt voor gemeenten en zorgverzekeraars met onder meer praktische ervaringstips. De brochure is een praktisch instrument voor de gemeenten en zorgverzekeraars om samen te werken aan re-integratie en sociale activering van uitkeringsgerechtigden. Gezond zijn en je gezond voelen is belangrijk om deel te kunnen nemen aan de maatschappij en te kunnen werken. Omgekeerd dragen participeren en werken juist bij aan het gezond zijn en gezond voelen. Dit betekent dat gezondheidsbevordering en participatiebevordering nauw met elkaar verweven zijn. Om dit goed vorm te kunnen geven, hebben gemeenten en zorgverzekeraars elkaar nodig.

www.shutterstock.com

Gezondheidswinst

tijd weinig steun van hun ouders, collega’s, vrienden en klasgenootjes om gezonder te gaan eten en meer te bewegen.

100 procent gezond Het convenant richt zich op een gezond aanbod in de school-, sport- en bedrijfskantine. De Nederlandse overheid streeft naar 100 procent gezonde schoolkantines in 2015. Afgelopen jaar hield meer dan de helft van de basisscholen en 40 procent van de middelbare scholen zich bezig met het voorkomen en tegengaan van overgewicht bij leerlingen. Dit is een lichte

richt dat jongeren een gezonde keus kunnen maken. Dit betekent onder meer dat goede lesprogramma’s worden gebundeld en programma’s zoals de Gezonde Schoolkantine verder worden ontwikkeld. Bovendien krijgt ook overgewicht bij jongeren de aandacht in het Nationaal Programma Preventie. Met extra middelen wil ik de komende jaren overgewicht bestrijden en een gezonde leefstijl stimuleren” aldus staatssecretaris Van Rijn.

Voor gemeenten is de zorgverzekeraar niet een eerste logische partner qua inhoud en voor zorgverzekeraars is re-integratie geen primaire activiteit. Naast de betrokken burgers zijn zowel gemeenten als zorgverzekeraars gebaat bij gezondheidswinst voor burgers. Dit draagt immers bij aan zowel participatie (gemeentelijk belang) als aan het reduceren van zorggebruik (in het belang van de zorgverzekeraar). De brochure Samen voor re-integratie is informatief en bevat tevens een praktisch en uitnodigend instrument om de samenwerking naar een hoger niveau te tillen.

Bron: ZN. Bron: Convenant Gezond Gewicht/ ZN. FysioPraxis | april 2013

OVERIG KORT NIEUWS.indd 13

03-04-13 16:04


15

netwerk zodanig is samengesteld dat alleen oefentherapeuten en fysiotherapeuten eraan gingen deelnemen.”

Missie en visie Van den Meiracker benadrukt dat het cruciaal was dat de projectgroep eerst een goed fundament legde door in het projectplan missie, visie en doelstellingen vast te leggen: “Om de multidisciplinaire samenwerking duurzaam te maken, vonden we een goede structuur heel belangrijk. Tijdens het maken van de visie hebben we veel tijd besteed aan het leren kennen van elkaars verschillende achtergronden en competenties. Ook was er al aandacht geweest voor het proces van samenwerken. We waren bang dat het project onbeheersbaar zou worden, gezien de grootte van de te behandelen populatie en de hoeveelheid deelnemende praktijken. Om het proces onder controle te houden, was dus een gedegen projectplan nodig, net als goede projectbegeleiding. Dit bleek ook goed te werken. Uiteindelijk beschikten we over een degelijk projectplan dat een goede leidraad vormde voor het opzetten van het netwerk.” Kartrekkers In het tweede deel van het project is de ‘kartrekkersgroep’ opgericht, bestaande uit vier oefentherapeuten, vier fysiotherapeuten en een praktijkmanager. Het project maakte vervolgens door meer mankracht een snelle doorstart. Op 27 juni 2012 vond in Alkmaar

de oprichtingsvergadering van het ALRK-netwerk plaats. Kerssens: “De reactie op de uitnodiging was goed; een groot aantal oefentherapeuten en fysiotherapeuten uit de regio woonden deze bijeenkomst bij. Dit leidde ertoe dat momenteel 24 praktijken met een goede regionale spreiding in de regio Noord-Kennemerland staan ingeschreven. De deelnemers hebben inmiddels de verplichte scholing gehad en de eerste visitaties staan dit jaar gepland.”

Scholing en toetsing

Om het doel te bereiken, zet het netwerk een aantal middelen in. Kerssens: “Dat zijn samenwerkingsafspraken zowel binnen de eerste lijn als tussen de eerste en tweede lijn, verwijsafspraken, deskundigheidsbevordering door twee keer per jaar een scholing te volgen, een uniform behandelprotocol, visitatie en toetsing. Het netwerk wil de kwaliteit op een zo hoog mogelijk niveau krijgen en dat schept verplichtingen.” Van den Meiracker vult aan: “In de eerste scholingsactiviteit stond daarom het thema ‘Van zeggen wat je doet, naar doen wat je zegt’ centraal. Het betreft met name de implementatie van richtlijnen en het zelf opgestelde protocol. Om te mogen deelnemen in het netwerk moeten leden hun competenties transparant maken door in de verslaglegging aan te tonen dat ze de richtlijn, het behandelprotocol en de klinimetrie toepassen. Een eigen toetsingscommissie van het netwerk visiteert de deelne-

>> FysioPraxis | april 2013

NIEUWE PRAKTIJKEN.indd 15

03-04-13 16:14


15

netwerk zodanig is samengesteld dat alleen oefentherapeuten en fysiotherapeuten eraan gingen deelnemen.”

Missie en visie Van den Meiracker benadrukt dat het cruciaal was dat de projectgroep eerst een goed fundament legde door in het projectplan missie, visie en doelstellingen vast te leggen: “Om de multidisciplinaire samenwerking duurzaam te maken, vonden we een goede structuur heel belangrijk. Tijdens het maken van de visie hebben we veel tijd besteed aan het leren kennen van elkaars verschillende achtergronden en competenties. Ook was er al aandacht geweest voor het proces van samenwerken. We waren bang dat het project onbeheersbaar zou worden, gezien de grootte van de te behandelen populatie en de hoeveelheid deelnemende praktijken. Om het proces onder controle te houden, was dus een gedegen projectplan nodig, net als goede projectbegeleiding. Dit bleek ook goed te werken. Uiteindelijk beschikten we over een degelijk projectplan dat een goede leidraad vormde voor het opzetten van het netwerk.” Kartrekkers In het tweede deel van het project is de ‘kartrekkersgroep’ opgericht, bestaande uit vier oefentherapeuten, vier fysiotherapeuten en een praktijkmanager. Het project maakte vervolgens door meer mankracht een snelle doorstart. Op 27 juni 2012 vond in Alkmaar

de oprichtingsvergadering van het ALRK-netwerk plaats. Kerssens: “De reactie op de uitnodiging was goed; een groot aantal oefentherapeuten en fysiotherapeuten uit de regio woonden deze bijeenkomst bij. Dit leidde ertoe dat momenteel 24 praktijken met een goede regionale spreiding in de regio Noord-Kennemerland staan ingeschreven. De deelnemers hebben inmiddels de verplichte scholing gehad en de eerste visitaties staan dit jaar gepland.”

Scholing en toetsing

Om het doel te bereiken, zet het netwerk een aantal middelen in. Kerssens: “Dat zijn samenwerkingsafspraken zowel binnen de eerste lijn als tussen de eerste en tweede lijn, verwijsafspraken, deskundigheidsbevordering door twee keer per jaar een scholing te volgen, een uniform behandelprotocol, visitatie en toetsing. Het netwerk wil de kwaliteit op een zo hoog mogelijk niveau krijgen en dat schept verplichtingen.” Van den Meiracker vult aan: “In de eerste scholingsactiviteit stond daarom het thema ‘Van zeggen wat je doet, naar doen wat je zegt’ centraal. Het betreft met name de implementatie van richtlijnen en het zelf opgestelde protocol. Om te mogen deelnemen in het netwerk moeten leden hun competenties transparant maken door in de verslaglegging aan te tonen dat ze de richtlijn, het behandelprotocol en de klinimetrie toepassen. Een eigen toetsingscommissie van het netwerk visiteert de deelne-

>> FysioPraxis | april 2013

NIEUWE PRAKTIJKEN.indd 15

03-04-13 16:14


TAPING CONCEPTS is een tweedaagse zeer praktische cursus voor fysiotherapeuten waarin cursisten kennis maken met de eigenschappen en toepassingsmogelijkheden van het tapen met elastische tape. De nadruk in deze cursus ligt sterk op de casuïstiek. Ook wordt er aandacht besteed aan casuïstiek waarbij men de voorkeur zou kunnen geven aan conventioneel tapen (o.a.Mulligan Taping Technieken). Docenten: René Claassen Gecertificeerd Kinesiotaping / taping

• •

instructor sinds 2000, en Peter van Dalen, taping instructor sinds 2007. Beide TAPING CONCEPTS docenten zijn daarnaast docent Mulligan Concept (official members Mulligan Concept Teachers Association MCTA).

100 % pijnvrije mobilisaties MWM’s, NAGS & SNAGS volgens Brian Mulligan Cursus Mulligan Concept A/B : 2 x 2 dagen (34 accr.pnt.) Cursus Mulligan Concept C: 2 dagen (14 accr.pnt.) Docenten: René Claassen en Peter van Dalen Voor meer informatie, data en inschrijven: Welkom op onze website! :

www.mulliganconcept.nl

Locaties en data: Vught, 25 en 26 juni 2013 Zwolle, 26 en 27 juni 2013

STERK!

In meer dan 10.000 therapieartikelen.

Inschrijven: www.mulliganconcept.nl of

www.tapingconcepts.com De cursus is geaccrediteerd. De cursus wordt georganiseerd door Mulligan Opleidingen.

T: +31 (0)40 215 52 25

E-CUBE - NIEUWE STANDAARD IN ECHOGRAFIE Extreem accuraat

Single Crystal-technologie voor hoge resolutie en diepe penetratie.

Efficiënte workflow XSpeed voor ultra snelle processing.

Ergonomisch design Comfort voor de gebruiker en een ruimtebesparend ontwerp dat unieke mobiliteit biedt.

Weten hoe het werkt? E-CUBE demonstratie-dag op vrijdag 17 mei

ULTRASOUND // EMG // SUPPORT // TRAINING Voor medici en paramedici die zonder zorgen hun blik willen verruimen biedt Dynamic een breed spectrum aan producten en trainingen. Met toewijding zorgen de specialisten van Dynamic voor een blijvende impuls die uw werkplezier vergroot. Samen met u ontdekken we de mogelijkheden en meerwaarde van echografie en emg in de praktijk. Deze inzichten zijn de basis voor de communicatie met uw patienten en onderbouwing van uw werkwijze. Doorzie uw mogelijkheden en maak kennis met Dynamic.

www.dynamic-bv.nl Bedrijvenpark Twente 165L // 7602 KE Almelo The Netherlands // E info@dynamic-bv.nl // T +31 (0)546 658 580

•FP-04 advertenties.indd 5

03-04-13 13:38


Nieuwe Praktijken

17

Van den Meiracker: ‘Om de multidisciplinaire samenwerking duurzaam te maken, vonden we een goede structuur heel belangrijk’ mende praktijken. Deze commissie neemt met de deelnemers de eigen kwaliteitsindicatoren door en evalueert de gegevens. Door een database aan te leggen, wil het netwerk inzichtelijk maken hoe vaak mensen met rugklachten worden behandeld, met welk resultaat en wat de kosten zijn. We verwachten niet dat het aantal patiënten stijgt, wel dat we rondom deze patiënten beter samenwerken en communiceren met elkaar en met verwijzers. Daar zit de winst.”

Kwaliteit en wetenschap

Naast het proces vinden Kerssens en Van den Meiracker de inhoud van belang. Kerssens: “Het netwerk richt zich op het implementeren van evidence-based practise. Naast de scholing en toetsing heeft het netwerk een goede relatie met scholingsinstituten en universiteiten en wil het een actieve bijdrage leveren aan wetenschappelijk onderzoek.” Een van de innovatieve aspecten van het netwerk is het gebruik van een nieuw meetinstrument, de STarT Back Screening Tool (zie pag. 32 en 33). Kerssens: “Dat is ontwikkeld aan de Keele University in Engeland. Met behulp van de STarT Back worden patiënten in drie subgroepen ingedeeld: patiënten met een laag, een middelmatig en een hoog risico voor het ontwikkelen van persisterende, invaliderende lage rugpijn. In 2012 is een gerandomiseerde studie van de Keele University-groep in de Lancet gepubliceerd. Bij dit onderzoek werden 851 patiënten met lage rugklachten in de eerste lijn behandeld volgens usual care of aan de hand van de uitslag van de STarT Back. Behandeling volgens de STarT Back bleek op korte en lange termijn effectiever en kosteneffectiever te zijn dan usual care.” Van den Meiracker: “Patiënten met een laag risico op chronische klachten kunnen we dan dus minder behandelen. Bij patiënten met een hoog risico kunnen we de behandeling juist intensiveren. Dat levert ook kostenbesparing op, je werkt gerichter.”

Gedrag

Een belangrijk aspect van het behandelbeleid is dat de deelnemers de gedragsmatige component van patiënten met lage rugpijn herkennen en daar adequaat mee omgaan. “Daarmee proberen we te voorkomen dat lage rugpijn chronisch wordt”, licht Van den Meiracker toe. “Bij ongeveer 10 procent van de patiënten bestaat die kans, dat zijn de zogenoemde draaideurpatiënten. Die groep doet een zwaar beroep op het gezondheidsbudget en

groeit sterk. Uit onderzoek blijkt dat factoren die chroniciteit voorspellen en onderhouden op gedrag zijn gestoeld. Ze hebben bijvoorbeeld angst om te bewegen, ontzien zichzelf daarbij te veel. Door dat te herkennen, kunnen we ze op de juiste manier aansturen.”

Proces Bij het opzetten van het netwerk viel het de leden van de projectgroep op dat het hier een erg grote doelgroep betreft. Kerssens: “Lage rugpijn staat op de eerste plaats van de ranglijst van aandoeningen. Bovendien zijn er aardig wat hulpverleners bij betrokken. Daarbij spelen ook cultuurverschillen nog een rol. Oefentherapeuten voelen zich nogal eens wat ‘overlopen’ door fysiotherapeuten. Daarmee moet je allemaal rekening houden bij het opzetten van zo’n netwerk.” Van den Meiracker: “De deelnemers zijn enthousiast en we hebben nog veel ideeën voor de toekomst. We zijn ervan overtuigd dat we een goede weg zijn ingeslagen. Dankzij een goed fundament van onze missie en visie kunnen we de kwaliteit verhogen, patiënten een betere behandeling geven en de kosten reduceren. Het vergde heel veel geduld maar dat was het zeker waard.” En na een lange aanloop is het netwerk nu operationeel. FysioPraxis | april 2013

NIEUWE PRAKTIJKEN.indd 17

03-04-13 16:14


18

o p v at t i n g e n

Er worden te veel fysiotherap e Tekst: Marjam Overmars

‘Twee dagen fysiotherapeut en verder een bijbaantje’

‘Starters moeten leren zich te onderscheiden’

Ik ben kortgeleden afgestudeerd, en voor mij en mijn ex-klasgenoten blijkt het behoorlijk moeilijk om een baan te vinden. Weinig vacatures, maar veel reacties. Dat geeft wel aan dat er veel werkzoekende fysiotherapeuten zijn. Ik heb het geluk dat ik twee dagen per week op oproepbasis als fysiotherapeut kan werken op mijn oude stageadres. Voor de rest heb ik mijn bijbaantje bij een online fietsenwinkel kunnen aanhouden. Binnenkort ga ik een grote reis van vier maanden maken, en tot die tijd houd ik mijn twee banen. Daarna zal ik me opnieuw oriënteren. Als ik geen werk kan vinden, ga ik wellicht verder studeren. Ik heb de basisopleiding fysiotherapie voltooid. Vanuit het KNGF wordt geadviseerd om in eerste instantie vooral ervaring op te doen als therapeut, om vervolgens pas te specialiseren. Omdat je dan beter weet wat je wilt en wat de markt vraagt. Dat leek een goed advies, maar ik weet niet of het nu nog werkt. Veel fysiotherapiepraktijken zijn momenteel terughoudend in het aannemen van mensen, omdat ze bang zijn dat er minder patiënten komen nu de zorgverzekeraars de vergoedingscriteria steeds scherper stellen. Mensen wachten langer af, zeker aan het begin van het jaar. In november en december wordt het weer wat drukker, want dan maken patiënten hun ‘tegoed’ op, zoals ze dat zien. Op het laatste congres stelde KNGF-voorzitter Zijlstra dat we nu moeilijk tijden doormaken, maar dat over vijf jaar door de dubbele vergrijzing – van fysiotherapeuten en van patiënten – het tij gaat keren en de fysiotherapeuten weer hard nodig zijn. Dat zou betekenen dat ik alleen die vijf jaar moet zien te overbruggen. We zullen zien.”

Eens met de stelling, maar dan toegespitst op twee aspecten: ten eerste zijn de pas afgestudeerde fysiotherapeuten te eenvormig en ten tweede hebben ze een verkeerd verwachtingspatroon. Veel afgestudeerde fysiotherapeuten kunnen – gechargeerd gezegd – hetzelfde. Ze zijn opgeleid tot algemeen fysiotherapeut en hebben er niet over nagedacht wat hun toegevoegde waarde is, wat hun doelen zijn op de lange termijn en welke stappen ze moeten nemen om daar te komen. Een groot aantal studenten heeft zelfs binnen de studie telkens soortgelijke stages gelopen, waardoor ze smalle ervaring hebben opgedaan. Eigenlijk moeten ze hun zoektocht nog beginnen na hun afstuderen, terwijl praktijken op zoek zijn naar iemand die op een bepaald gebied al wat ervaring heeft opgedaan. Daar zie je een enorme mismatch. Wat hun verwachtingspatroon betreft: ze hebben vaak geen idee met welke kosten en baten een praktijk te maken heeft en hebben daardoor onrealistische verwachtingen van hun startsalaris. Het percentage starters dat binnen twee jaar een carrièreswitch maakt is heel groot. Dat kan voorkomen worden door ze een realistischer beeld van het beroep fysiotherapeut te geven en de verwachtingen beter te managen. De hogescholen moeten de studenten voorbereiden op een veranderde markt. Nog maar kort geleden, in de zomer van 2011, waren er zo veel fysiotherapeuten nodig dat ze niet aan te slepen waren. Nu kunnen werkgevers kiezen uit een ruim aanbod. Ze kiezen voor de kandidaat die zich het best kan presenteren en die zich kan onderscheiden, bijvoorbeeld doordat hij of zij tijdens de studie nog extra cursussen heeft gevolgd. We hoeven niet te somber te zijn, want er liggen ook veel kansen voor fysiotherapie. Bijvoorbeeld vergrijzing, de eigen verantwoordelijkheid bij het ontwikkelen van een gezondere leefstijl en de rol van werkgevers bij het verzuimmanagement van hun personeel.”

Yoris Beljon (21) is net afgestudeerd als fysiotherapeut aan de Fontys Hogeschool in Eindhoven en blogt op fysionetwerken.nl > platformen > studentenplatform

Laura Trimpe (29) is manager van Fysion, wervings-, selectie- en uitzendbureau voor fysiotherapeuten.

FysioPraxis | april 2013

OPVATTINGEN.indd 18

03-04-13 16:13


19

p euten opgeleid” ‘Misschien is het een tijdelijke dip’

‘Waar het om gaat is de fluctuaties op de arbeidsmarkt te dempen’

Een mooie stelling, maar ik ben het er toch niet mee eens. Er zijn zeker politieke en economische veranderingen die het vak zouden kunnen bedreigen, maar ik ben er nog niet van overtuigd dat die bedreiging doorzet. Fysiotherapie is – op de particuliere opleidingen na – een numerus fixus-opleiding. De instroom wordt onder meer bepaald door de behoefteraming van het Nivel uit 2003. Op de Hanzehogeschool in Groningen laten we ieder jaar 285 studenten instromen en jaarlijks leveren we per saldo zo’n 150 gediplomeerde studenten af voor de Nederlandse markt (een deel gaat naar het buitenland en een deel haakt af). Studenten gaven altijd aan redelijk vlot een baan te vinden, maar sinds kort horen we geluiden dat het moeilijker is. Maar misschien is het een tijdelijke dip. Fysiotherapie zat in 2012 nog in de top tien van hbo-opleidingen waarna je het snelst een baan vindt, volgens het jaarlijkse Elsevier-onderzoek. Nog geen jaar geleden was er dus nog helemaal geen probleem. We moeten echter wel oppassen dat we het vak niet te strak omkaderen. Als je het vak smaller maakt, dan is er behoefte aan minder fysiotherapeuten en worden er misschien wèl te veel mensen opgeleid. Fysiotherapeuten zijn generalisten. Er wordt geschreven aan een nieuw beroepscompetentieprofiel, en ik denk dat we de fysiotherapeut sterker maken door verbreding. In Groningen stimuleren we de ontwikkeling van de T-shaped professional: de specialist van het menselijk bewegen die daarnaast veel weet over aanpalende gebieden, zoals voeding en gedrag. Of je die verbreding in de bachelor moet laten plaatsvinden, is de vraag. Wij zijn nu een brede master voor zorgprofessionals aan het ontwikkelen met andere paramedische opleidingen en de opleiding toegepaste psychologie. In Groningen gaan we voor versterking van de zorgprofessional in de brede context.”

Worden fysiotherapeuten opgeleid voor werkloosheid? Dat kan alleen een goede toekomstverkenning uitwijzen. De capaciteitsraming die we eerder voor het KNGF hebben gemaakt wordt onder meer gebruikt voor het plannen van de benodigde instroom in de opleiding. Onze laatste raming dateert van 2003, we zouden graag een nieuwe maken. Met een dergelijke raming kun je een beeld vormen van de beroepsgroep voor de komende tien jaar. Je bekijkt en extrapoleert trends op grond van aspecten als leeftijds- en geslachtssamenstelling, vergrijzing, uitstroom, behoefte aan parttime werken, patiënt- en niet-patiëntgebonden taken. Wat je daarnaast moet doen, en dat is lastiger, is bekijken hoe de vraag naar fysiotherapie de komende tien jaar zal veranderen. Dat lijkt richting de glazen bol te gaan, maar je kunt de toekomst grijpbaar maken door verschillende trends te onderscheiden. Je hebt dtf, specialisatie, verschuiving van intra- naar extramuraal en dan ook nog demografische, epidemiologische en sociaal-culturele trends aan de patiëntkant. Daarom ontwikkelen wij scenario’s op basis van verschillende aannames. Je moet nooit uitgaan van één werkelijkheid, maar van een aantal ‘stel nou’s’. Een beleidsmaker kan wat met die scenario’s. Je weet dan dat wanneer je inzet op een bepaald punt, je die en die gevolgen krijgt. En dan kun je beslissen of je meer mensen wilt opleiden, of juist opleidingen wilt sluiten. Momenteel is het lastig voor fysiotherapeuten om een baan te vinden. De grote vraag is: is dat tijdelijk of structureel? Waar het om gaat is de fluctuaties op de arbeidsmarkt te dempen, om ze te monitoren en onder controle te houden en er stabiliteit in te krijgen. Daar is iedereen bij gebaat. Want voldoende arbeidscapaciteit is een basisvoorwaarde voor wat we in Nederland willen: een bereikbare en betaalbare gezondheidszorg.”

Jan Peter Landsman (45) is opleidingsmanager van de opleiding fysiotherapie aan de Hanzehogeschool in Groningen.

Ronald Batenbrug (48) is programmaleider Beroepen in de gezondheidszorg bij het Nivel. FysioPraxis | april 2013

OPVATTINGEN.indd 19

03-04-13 16:13


20

Wetenschap praktisch

Sleepvoet na CVA

Sturing van complexe looptaken na een beroerte Fysiotherapeut en bewegingswetenschapper Roos van Swigchem is op vrijdag 15 februari gepromoveerd aan de Radboud Universiteit Nijmegen. De titel van haar proefschrift luidt: Control of complex gait. The adaptability of gait in chronic stroke and the effects of functional electrical stimulation. Doel van het onderzoek was onder meer de vergelijking tussen het lopen met een spalk en het lopen met een uitwendige elektrostimulator. Tekst: José Hermans | Beeld: Roos van Swigchem

In Nederland moeten, naar schatting, zo’n 120.000 mensen leven met de gevolgen van een CVA. Circa 19.000 mensen uit deze groep houden in de chronische fase last van een sleepvoet. Onderzoeker dr. Roos van Swigchem werkte jaren in verpleeghuis Noordse Balk in Wormerveer met onder andere CVA-patiënten. Na 16 jaar praktijkervaring ging zij bewegingswetenschappen studeren aan de VU in Amsterdam. Daar werd de Van Ingen Schenau Award aan haar toegekend, waarmee zij een extra onderzoeksstage mocht doen. Deze stage, in de Sint Maartenskliniek in Nijmegen, mondde uit in een promotieonderzoek bij de afdeling Revalidatie van het UMC St Radboud naar de effecten van functionele elektrostimulatie op de loopvaardigheid bij mensen na een CVA.

voor de linkervoet vielen en een experimentele groep van 25 personen met een CVA waarbij de obstakels voor de paretische voet terechtkwamen. De resultaten lieten duidelijk zien dat mensen met een paretische voet minder goed in staat zijn om obstakels te vermijden. Hun prestatie verslechterde wanneer de tijd die beschikbaar was om op het obstakel te reageren afnam. Als een van de oorzaken vond Van Swigchem vertraagde en verminderde spierreacties, mogelijk doordat mensen na een beroerte andere neurale circuits gebruiken voor de sturing van stapaanpassingen. Verder bleek dat mensen met een beroerte na het ontwijken van een obstakel langer tijd nodig hebben voor het hervatten van hun looppatroon.

Stapaanpassingen Het promotieonderzoek van Van Swigchem bestaat uit twee delen. In het eerste deel onderzocht zij de bewegingssturing van plotselinge stapaanpassingen. Er werd een proefopstelling gebruikt met een loopband waarop plotseling obstakels neervallen. De proefpersonen bestonden uit twee groepen: een controlegroep van 25 gezonde personen waarbij de obstakels

Aandacht

Het voorafgaande leidde tot de volgende onderzoeksvraag: vergen stapaanpassingen tijdens het lopen meer aandacht van personen na een beroerte dan van gezonde proefpersonen? Aan dit onderzoek namen acht patiënten en acht gezonde proefpersonen deel. De proefpersonen moesten tijdens het ontwijken van de obstakels nu ook een cognitieve taak uitvoeren: de zoge-

FysioPraxis | april 2013

WETENSCHAP PRAKTISCH.indd 20

03-04-13 16:09


21

‘Mensen met een beroerte hebben na het ontwijken van een obstakel langer tijd nodig voor het hervatten van hun looppatroon’

naamde ‘auditieve Stroop-taak’. Bij beide groepen leidde de dubbeltaak tot een langere reactietijd bij het vallen van de obstakels, maar de mensen met een beroerte presteerden hierbij slechter dan de gezonde proefpersonen op de cognitieve taak. Mensen met een beroerte geven dus prioriteit aan de motorische taak boven de cognitieve taak: de zogenaamde ‘posture-first strategy’. Van Swigchem: “Dat is op zichzelf een veilige keuze, maar het kan mensen in het dagelijks leven in gevaar brengen wanneer zij een ingewikkelde looptaak uitvoeren terwijl tegelijk andere taken hun aandacht vergen.”

Met zichzelf In het tweede deel van haar promotieonderzoek vergeleek Van Swigchem de effecten van functionele elektrostimulatie (FES) met die van een enkel-voetorthese (EVO) voor wat betreft het aanpassingsvermogen van het lopen bij mensen met een sleepvoet ten gevolge van een beroerte. In dit onderzoek werden FES en EVO binnen de groep van deelnemers met een beroerte vergeleken. Alle deelnemers hadden een sleepvoet waarvoor zij een EVO gebruikten. Zij schakelden gedurende 8 weken over op een uitwendig FES-apparaat (de NES L300) waarbij de elektrische prikkeling via de huid aan de peroneuszenuw wordt overgedragen. De deelnemers ervoeren een meerwaarde van FES boven hun EVO voor wat betreft de inspanning en de stabiliteit van lopen, de kwaliteit van het looppatroon, de loopafstand, het draagcomfort en het uiterlijk van het apparaat. Op gangbare kwantitatieve uitkomstmaten, zoals

De proefopstelling: een loopband waarbij proefpersonen moeten proberen obstakels te ontwijken die plotseling voor de paretische voet vallen.

de loopsnelheid en het activiteitenniveau, werden echter geen verschillen gevonden. Mogelijk kwam dit doordat de deelnemers relatief goede lopers waren bij wie de loopsnelheid bijvoorbeeld weinig ruimte meer bood voor verbetering. De obstakeltaak op de loopband liet daarentegen wel een meerwaarde zien van FES boven de EVO. Met FES waren de deelnemers beter in staat de obstakels te ontwijken dan met een EVO, wat voor een deel van de deelnemers mogelijk ook van klinisch belang kan zijn. Het onderzoek liet zien dat dit mogelijk geldt voor mensen met een lage spierkracht in het aangedane been, maar vervolgonderzoek is nodig om de karakteristieken van de ‘goede responders’ echt goed in kaart te brengen.

Praktische implicaties

Van Swigchem: “Het gebruik van functionele elektrostimulatie van de peroneuszenuw is in 1961 voor het eerst aangekaart door Liberson en hierna in Nederland opgepakt door Gerrit Zilvold. FES is de afgelopen decennia echter maar mondjesmaat ingezet omdat het niet goed klinisch toepasbaar was, met name in de periode dat de draadloze aansturing nog niet bestond. De laatste jaren wordt FES echter steeds vaker toegepast en worden de effecten van FES ook meer onderzocht. Veel onderzoek toont aan dat FES het lopen verbetert wanneer we het vergelijken met het lopen zonder orthese. Het huidige onderzoek toont aan dat FES als orthese ten minste net zo goed is als een EVO en voor een selecte groep mensen met een sleepvoet na een CVA wellicht zelfs beter.”

>> FysioPraxis | april 2013

WETENSCHAP PRAKTISCH.indd 21

03-04-13 16:09


Wilt u zich verder ontwikkelen als fysiotherapeut? Avans+ is uw partner voor praktijkgerichte fysiotherapeutische opleidingen met een goede wetenschappelijke basis en een reële en haalbare studielast.

Informeer ook naar de mogelijkheden voor een incompany-traject. Kijk op www.avansplus.nl/fysiotherapie of bel 0900 110 10 10 (lokaal tarief).

+ Master Pediatric Physical Therapy. Wordt u enthousiast van het op professionele wijze behandelen en begeleiden van kinderen ten aanzien van hun motorische ontwikkeling? Dan is de Master Pediatric Physical Therapy de opleiding voor u. Vele experts op dit gebied zijn betrokken bij deze opleiding, brengen nieuwe kennis in en bieden u handvatten om zelf expert te worden. Start 5 september 2013 in Breda. + Master Geriatric Physical Therapy. Wilt u zich specialiseren in de behandeling en begeleiding van kwetsbare ouderen? Ook deze doelgroep is gebaat bij bewegen en om dat zo verantwoord mogelijk te doen worden u de nodige kennis en vaardigheden aangereikt. De master geriatrie fysiotherapeut probeert ervoor te zorgen dat patiënten zolang mogelijk in hun vertrouwde omgeving kunnen blijven. Start 25 september 2013 in Breda en 26 november 2013 in Zwolle.

Avans+ staat op 7 juni op het NVFK-congres in Zwolle. We begroeten u graag bij onze stand!

Ad Avans-fysiopraxis 185x132 fc 04-2013.indd 1

09-03-13 16:33

Afgelopen dinsdag ging de praktijk van fysiotherapeut Doornbos

online Tijjdeelijjk aanbod! Nú iinstappppen en u krijgt 50% korting opp een deskundigge instructie p aktijjk in uw pr ). (regulier tariief 180,- euro

Wilt u ook zo’n complete website voor uw praktijk? Ga naar www.praktijkinfo.nl Adv.PraktijkInfo_voor Fysiopraxis 148x210.indd 1 •FP-04 advertenties.indd 6

07-05-2012 11:39:26 03-04-13 13:39


23

W ete n s c hap prakt i s c h

Visie Multicenter-onderzoek is noodzakelijk

D Roos van Swigchem promoveerde op het proefschrift Control of complex gait. The adaptability of gait in chronic stroke and the effects of functional electrical stimulation. De digitale versie van het proefschrift is te verkrijgen via de auteur, R.Swigchem@reval.umcn.nl.

‘FES zou bijvoorbeeld ook voor mensen met multiple sclerose inzetbaar kunnen zijn. Bij perifeer neurologische aandoeningen, bijvoorbeeld een hernia nuclei pulposi, is FES niet toepasbaar’ Centraal neurologische aandoeningen Van Swigchem stelt heel duidelijk dat FES alleen zinvol is bij patiënten met centraal neurologische aandoeningen. “Hoewel dit onderzoek zich niet op andere aandoeningen richtte, zou FES bijvoorbeeld ook voor mensen met multiple sclerose inzetbaar kunnen zijn. Bij perifeer neurologische aandoeningen, bijvoorbeeld een hernia nuclei pulposi, is FES echter niet toepasbaar.”

r. Anke Kottink-Hutten is onderzoeker aan de Universiteit Twente en werkt bij Roessingh Research & Development in Enschede. Zij heeft zelf ook onderzoek gedaan naar FES. “Het onderzoek van Roos van Swigchem is vooral interessant omdat zij gekeken heeft naar het aanpassingsvermogen en naar de impact van tijdsdruk. In haar onderzoek heeft zij geen significante verbetering in loopsnelheid bij FES aangetroffen. Dit in tegenstelling tot eerdere bevindingen in onder andere mijn eigen onderzoek. Dit komt waarschijnlijk doordat de patiënten in het onderzoek van Roos al een goede loopfunctie op baseline hadden, waardoor wellicht door een plafondeffect geen significante toename op loopsnelheid is gevonden. Het is moeilijk om bij onderzoek op dit terrein voldoende proefpersonen te vinden. We doen er daarom alles aan om multicenter-onderzoeken mogelijk te maken. In het kader van een vervolgstudie op het onderzoek van Roos van Swigchem met een geïmplanteerd systeem werd samengewerkt tussen de Radboud Universiteit en het AMC. Een andere reden kan zijn dat de groep waarvoor FES geschikt is sowieso een kleine subpopulatie is. De meeste mensen met een sleepvoet zullen ook in de standfase steun nodig hebben en zullen dus meer baat hebben bij een spalk. Van Swigchem heeft binnen een groep proefpersonen gekeken naar verschillen tussen spalk en FES. Dat is nauwelijks eerder gedaan. In de RCT die bij Roessingh Research & Development is uitgevoerd hebben wij deze vergelijking ook gemaakt, maar bij andere onderzoeken is meestal het lopen met hulpmiddel (hetzij spalk of FES) vergeleken met het lopen zonder hulpmiddel. Het feit dat deelnemers vooral op kwalitatieve gronden een voorkeur hebben voor FES pleit voor meer aandacht voor de vergoeding van FES. Op dit moment wordt een spalk meestal wel vergoed, maar moeten mensen FES zelf betalen. In het vervolgonderzoek naar het geïmplanteerde FES-systeem moet zeer zeker ook gekeken worden naar de therapeutische effecten op de lange termijn: leidt het gebruik van FES tot blijvende functionele veranderingen? Tot nu toe hebben we hier overigens geen aanwijzingen voor.”

Vervolgonderzoek Op dit moment loopt op de afdeling revalidatie van het UMC St Radboud een vervolgonderzoek waarbij de geïmplanteerde versie van FES (ActiGait) nader bestudeerd wordt. Hierbij ligt de nadruk op de langetermijneffecten van het gebruik van FES.” Meer informatie over FES: ‘Elektrostimulatie bij centraalneurologische aandoening’, FysioPraxis 12-2012 (editie december), Specialistenkatern, pag. 39.

Dr. Anke Kottink-Hutten, onderzoeker aan de Universiteit Twente en werkzaam bij Roessingh Research & Development in Enschede. FysioPraxis | april 2013

WETENSCHAP PRAKTISCH.indd 23

03-04-13 16:09


24

achter het nieuws

Evaluatie consumentencampagne

Publiekscampagne ‘PolisPluimen In december 2012 hield het KNGF de publiekscampagne ‘PolisPluimen’. Een groep betrokken leden keek terug en wisselde op 14 februari jongstleden met KNGF-vertegenwoordigers van gedachten over het vervolg van deze campagne. Uit de bijeenkomst kwamen diverse nuttige suggesties voor de consumentencommunicatie in 2013. Tekst: Frank van Geffen | Beeld: Tonny Bos (KNGF)

De publiekscampagne PolisPluimen had tot doel consumenten te wijzen op het belang van een aanvullende verzekering voor fysiotherapie (zie ook Van weten naar doen, pag. 9). Uit de bereikcijfers bleek dat de campagne relatief goed scoorde. Marketingstrateeg Peter Boots lichtte het kwalitatieve onderzoek toe. Ongeveer twee op

‘Ongeveer twee op de tien Nederlanders zegt de publiekscampagne van het KNGF te kennen; voornamelijk via de zorgverlener’ de tien Nederlanders zegt de publiekscampagne van het KNGF te kennen – voornamelijk via de zorgverlener. Van de mensen die de campagne kennen, geeft 23 procent aan naar de dekking binnen hun eigen zorgverzekering te kijken. Belangrijke conclusie was dat campagnes zich vooral moeten richten op de primaire doelgroep: mensen met klachten aan het bewegingsapparaat. Campagnes

moeten goed aansluiten bij de informatiebehoeften van cliënten. Die moeten vóór, tijdens en na de behandeling informatie krijgen. Internet speelt daarbij een belangrijke rol. Ook mensen die (nog) geen klachten hebben, vormen een doelgroep voor campagnes. ‘Ga tijdig naar de fysiotherapeut’ kan daarbij een goede boodschap zijn.

Reacties Enkele aanwezige leden hadden zich geërgerd aan de campagne. Ze vonden het verkeerd om de consument naar de zorgverzekeraars te drijven. Koen Overdijk: “Wijs patiënten liever op het belang van een vrije keuze door bewust te kiezen voor geen AV-polis of een met een goede restitutie. Als meer mensen hiervoor kiezen wordt niet-contracteren makkelijker.” Henk Jansen vond de campagne juist nog te zwak omdat de gestelde selectiecriteria veel te ‘zorgverzekeraarvriendelijk’ waren. “We moeten cliënten juist veel meer sturen en helpen. Voor de individuele cliënt is het een hels karwei om alle polissen met elkaar te vergelijken. De fysiotherapeut kan het niet eens, laat staan de cliënt. We moeten zorgverzekeraars nu al informeren over wat de selectieeisen zijn om een PolisPluim2014 te bemachtigen, zodat ze de kans krijgen om de polissen aan te passen wanneer ze daarvoor kiezen.”

FysioPraxis | april 2013

ACHTER HET NIEUWS.indd 24

03-04-13 16:10


25

Een groep betrokken leden wisselde met KNGF-vertegenwoordigers van gedachten over het vervolg van de publiekscampagne.

men’ krijgt vervolg Robert Hoogland pleitte ervoor om de kracht van de fysiotherapie te communiceren. “Wij zijn er erg goed in om ons eigen beroep uit te hollen. We verzinnen allerlei trucs om onszelf te verbeteren. De fysiotherapeut is een sterke speler in het zorgveld. Wij zijn de deskundigen als bewegen een probleem wordt. We moeten veel meer vanuit onze kracht communiceren. Daarbij verwacht ik steun vanuit Amersfoort. Onze kracht wordt vergroot als we contractvrij werken, maar ik snap dat dit voor de meesten nu nog een stap te ver is.”

eigen praktijk. Het KNGF-budget hoeft hiervoor niet per se te stijgen. Ook kan het KNGF wetenschappelijke artikelen beschikbaar stellen in begrijpelijk Nederlands. “Die teksten kunnen wij dan als nieuws of nieuwtjes doorgeven aan onze cliënten.”

Vervolg

Voor een volgende campagne adviseerden de aanwezigen om nu al aan zorgverzekeraars te laten weten welke argumenten voor een PolisPluim meetellen. “Beloon ze op transparantie, op een fatsoenlijk restitutiebedrag en

Rol KNGF

Tijdens de bijeenkomst vroeg Simone Agema, manager communicatie bij het KNGF, naar de wensen van de leden. Koen Overdijk pleitte ervoor dat het KNGF transparant maakt hoe het precies met de restitutievergoedingen zit: “Laat patiënten in euro’s zien wat ze bij iedere aanvullende verzekering per behandeling terugkrijgen. Het is onzin dat alle fysiotherapeuten dat zelf doen. Verder kan het KNGF ons helpen om de waarde van ons vak nog duidelijker te maken. Dat een cliënt met bijvoorbeeld chronische recidiverende rugklachten na een aantal behandelingen zijn loopbaan weer kan vervolgen en zodoende niet in de WAO komt. Dat is toch heel veel waard?!” Michiel Trouw hoopte op een nieuwe campagne: “De boodschap daarvan moet dan zijn: neem contact op met uw fysiotherapeut over de beste vorm van verzekeren. De cliënt moet met behulp van een eenvoudig rekenvoorbeeld kunnen bepalen of, en zo ja, wat hij in de aanvullende verzekering zou kiezen. De fysiotherapeut kan daarbij helpen met laagdrempelige informatie vanuit zijn

‘Beloon de zorgverzekeraars op transparantie, op een fatsoenlijk restitutiebedrag en op het schrappen of niet hanteren van de beheersaudit’ op het schrappen of niet hanteren van de beheersaudit. Bovendien moeten we duidelijk maken dat de fysiotherapeut laagdrempelig is/wil zijn.” Alle aanwezige leden wilden graag betrokken blijven bij de komende campagnes. FysioPraxis | april 2013

ACHTER HET NIEUWS.indd 25

03-04-13 16:10


26

wetenschap praktisch

Nederlandse fysiotherapie zet zich op de kaart

Publiceren in een wereldtijdschrift Volgende maand zal FysioPraxis geheel in het teken staan van wetenschap. Een mooie gelegenheid om ons nieuwe Wetenschapskatern te introduceren, dat van start gaat omdat het Nederlands Tijdschrift voor Fysiotherapie (NTvF) ophoudt te bestaan. Is de opheffing van het NTvF een droevige aangelegenheid? Scheidend hoofdredacteur prof. dr. Paul Helders vindt van niet. “Het was onvermijdelijk. En met wat we nu voor elkaar gekregen hebben, de samenwerking met het Amerikaanse Physical Therapy Journal (PTJ), zet Nederland zich goed op de kaart. We kunnen ons niet beter wensen.” Tekst: Marjam Overmars | Beeld: Vincent Boon Photography

Hoewel er met de opheffing van het NTvF een tijdschrift met een geschiedenis van meer dan honderd jaar verloren gaat, valt er van enige weemoed weinig te bespeuren bij emeritus hoogleraar kinderfysiotherapie en fysiologie Paul Helders. “De afgelopen tien jaar is het aantal ingezonden publicaties sterk gedaald, en gingen we van twaalf naar uiteindelijk vier nummers per jaar. Het werd echt harken om het blad te vullen, het werd zo’n beetje mijn tijdschrift, met onderwerpen die ik leuk vond want mensen schreven erin op mijn uitnodiging.” Hij grinnikt. “Het had een andere naam moeten hebben, ‘Paul’ bijvoorbeeld.” Waarom het aantal inzendingen zo daalde? “Omdat Nederlands niet de taal van de wetenschap is. Wetenschappers die hun carrière vooruit willen helpen publiceren in Engelstalige tijdschriften. Het NTvF had een impactfactor van nul. Een impactfactor wordt bepaald door het aantal

‘Vlak de Nederlanders niet uit! Wij hebben hier een kleine, maar zeer productieve groep wetenschappers die het tijdschrift goed kunnen vullen’ nummers per jaar, gedeeld door het aantal citaties. Een tijdschrift telt pas mee als er voldoende uit wordt geciteerd. Maar wie leest er nu Nederlands? Niemand. Alle kleine taalgebieden hebben overigens ditzelfde probleem, we zijn niet het enige.”

Top van de wereld Er moest dus iets gebeuren, vond Helders. En laat hij nou een aantal jaar geleden als eerste

niet-Amerikaan gevraagd zijn om deel uit te maken van de redactie van het Physical Therapy Journal (PTJ). “Top van de wereld, een impactfactor van 2.8 – dat is hoog – en een oplage van 80.000, met daarnaast nog het nodige online aanbod.” Zou het geen lumineus idee zijn om daarmee samen te gaan? “Ik kende de mensen goed, dus ik dacht: ik waag het erop. En het is gelukt! Het heeft me heel wat etentjes en reizen naar Amerika gekost, maar nu hebben we de samenwerking op poten gezet. En op de cover staat: Physical Therapy, the official Journal of the American physical Therapy association and the Royal Dutch Society of Physiotherapy. Wat wil je nog meer?”

Nederlandse vertegenwoordiging Inmiddels heeft Helders zich teruggetrokken uit de Amerikaanse redactie, maar niet nadat hij een waardige opvolger had aangezocht: Philip van der Wees. “Nu zit er een Nederlander in de scientific editorial board van het PTJ, een uitstekende wetenschapper die op Harvard heeft gewerkt, het Amerikaanse systeem kent èn vloeiend de taal spreekt – geen Dinglish.” Je zou kunnen zeggen dat dit een muis-enolifantconstructie is, maar daar is Helders het niet geheel mee eens. “Natuurlijk zijn zij vooralsnog leading, maar vlak de Nederlanders niet uit! Wij hebben hier een kleine, maar zeer productieve groep wetenschappers die het tijdschrift goed kunnen vullen. Toen ik er eind januari was, stonden er veertien net geaccepteerde artikelen in de productielijn, waarvan er zes van Nederlanders waren. Dat is niet mis.” Vertaling naar de praktijk Helders ziet al helemaal voor zich hoe het PTJ een plaats verwerft in de Nederlandse fysiotherapiewereld. “Je kunt het zien in het geheel van ledencommunicatie. In de ideale situatie die ik voor ogen heb, stel je een wetenschapsjournalist aan, het liefst een gepromoveerde fysiotherapeut die verstand van zaken heeft en die een goed contact met de Amerikanen onderhoudt. Deze persoon beheert het twitteraccount. Hij of zij leest de artikelen die in de pijplijn zitten, selecteert het leukste, interessantste of meest opzienbarende en zet

FysioPraxis | april 2013

ARTIKEL HELDER.indd 26

03-04-13 16:11


27

‘We moeten het vak op een platform brengen naar de practicus, zodat wetenschappelijke kennis en ontwikkelingen vertaald worden naar hoofd en handen’

dat op twitter. In de eerstkomende FysioPraxis staat dan een aankondiging van het bewuste artikel met een korte samenvatting. Op die manier worden lezers nieuwsgierig gemaakt via twitter, lekker gemaakt in FysioPraxis, en gaan ze via de KNGF-site naar de online uitgave van PTJ. Een maand na verschijnen in PTJ zorg je dat een Nederlandse wetenschapper het stuk bespreekt in FysioPraxis. Niet te lang, zo’n drie pagina’s. Een korte en krachtige samenvatting – in het Engels clinical messages of clinical bottom lines genoemd – met een duiding naar de praktijk. Wat wordt er gezegd, waar komt het onderzoek op neer, wat kun je ermee in de praktijk. Misschien heel veel, maar misschien ook niet, omdat er bijvoorbeeld een kleine speciale onderzoeksgroep is gebruikt die heel anders is dan de normale patiëntenpopulatie – maar dan zet het ons wel op een interessante gedachte die uitnodigt tot verder onderzoek. Daar heeft de praktijkmens iets aan. Die wetenschapper beschrijft wat je kunt generaliseren, wat niet, wat staat er nou en wat leren we ervan.”

Studenten leren lezen Niet alleen afgestudeerde fysiotherapeuten kunnen zo kennisnemen van de nieuwste wetenschappelijke inzichten, ook, en vooral juist, studenten kunnen hier hun voordeel mee doen. “We moeten stu-

denten leren lezen. Ook al komen ze vers van de havo en vinden ze het hartstikke ingewikkeld: we moeten ze dat tijdschrift injagen. In de geneeskunde en psychologie wordt ook lesmateriaal besproken aan de hand van gepubliceerd materiaal. Dat zit er bij fysiotherapie nog niet in, maar dat moet wel komen als je van hbo’ers mensen wilt maken die het wetenschapsveld vertalen naar de dagelijkse beroepsuitoefening. Je leert zodoende de studenten verder kijken dan alleen naar therapieën. Als je je vak kunt inbedden in een groter geheel wordt de wereld interessanter, je vak duizend keer leuker en alles wat je doet gaat een dimensie dieper.”

Bevlogenheid voor het vak Helders kan er niet genoeg op hameren: “Je blijft niet bij als je alleen maar FysioPraxis leest. Fysiotherapeuten moeten óók PTJ lezen. We moeten het vak op een platform brengen naar de practicus, zodat wetenschappelijke kennis en ontwikkelingen vertaald worden naar hoofd en handen. Als je in FysioPraxis mensen hebt die met zo veel bevlogenheid over het vak kunnen schrijven dat het van de pagina’s afdruipt, krijg je alle fysiotherapeuten mee en zullen ze zelf de weg naar PTJ vinden. En nee, dat is niet te moeilijk. Iedere hbo’er heeft het in zich.” FysioPraxis | april 2013

ARTIKEL HELDER.indd 27

03-04-13 16:11


28

achter het nieuws

Kwaliteit in beweging

Fysiotherapie neemt regie in kwaliteit Fysiotherapeuten weten als geen ander hoe goed zij hun werk doen. Het KNGF stelt zich op het standpunt dat kwaliteit het belangrijkste uitgangspunt voor het beleid is. Kwaliteit is van de beroepsgroep. Fysiotherapeuten bepalen dus zelf wat kwaliteit is en hoe ze die het beste kunnen meten. Hoe denkt het veld hierover? Tekst: Frank van Geffen en Henri Kiers

Henri Kiers is bestuurslid met de portefeuille Kwaliteit, Onderwijs, Wetenschap en Beroepsinhoud. Hij heeft kritiek op de manier waarop nu kwaliteit wordt gemeten. “Fysiotherapeuten zijn heel druk met het invullen van vragenlijsten en we hebben vraagtekens bij de validiteit ervan. Kwaliteit meten is meer dan vinkjes zetten op een lijst. Wij pleiten er dan ook voor om het aantal indicatoren voor verslaglegging fors te beperken. Verder willen we dat fysiotherapeuten de belangrijkste onderwerpen in open velden invullen. Met de huidige werkwijze komt het klinisch redeneerproces niet tot zijn recht. Je vult de onderdelen van diagnose namelijk apart in. In een fysiotherapeutische diagnose ben je juist op zoek naar de samenhang tussen deze onderdelen. Voor het meten van kwaliteit willen wij werken met uitkomstindicatoren, ook wel patient reported outcome measurements, afgekort PROMs genoemd. De patiënt vult die bij voorkeur zelf in. Alles bij elkaar heb je dan een beperkt aantal vragen naar patiëntervaringen en een aandoeningsspecifieke vragenlijst.”

Norm

Patiënten

Cynthia Vogeler, programmadirecteur bij de Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie (NCPF), is positief over het gebruik van PROMs: “De PROMs geven een goed beeld van de kwaliteit van de behandeling.

Fotografie: Wiep van Apeldoorn

Het KNGF-bestuur wil met deze manier van kwaliteit meten een norm stellen. Kiers: “Als je in het Centraal Kwaliteitsregister (CKR) staat, ben je een goede collega,

dat mag niet ter discussie staan. Fysiotherapeuten die zeer slecht scoren op de indicatoren krijgen daarom bezoek van collega-fysiotherapeuten. Dan vindt een gesprek plaats over de samenhang tussen hulpvraag, diagnose en behandeling. Deugt die samenhang niet, dan krijgt de fysiotherapeut een verbetertraject aangeboden. Helpt dat niet of weigert hij, dan staat hij niet meer in het CKR.” Indicatoren op zich zijn niet geschikt als absolute bepaling van kwaliteit, er zijn altijd andere factoren die de score op een indicator kunnen beïnvloeden. Kiers: “Het CKR moet daarom voldoende borg zijn voor kwaliteit om selectief in te kopen. Differentiëren kunnen zorginkopers veel beter op basis van producten, waarvan indicatoren een onderdeel kunnen vormen. De aangetoonde meerwaarde van State of the Art-fysiotherapie is daarvoor een goed argument. Beter dan zoals in de huidige plus- en topsystematiek. Basis van ons beleid is dat kwaliteit van onszelf is. Wij bepalen wat kwaliteit is en wij handhaven die ook.”

Henri Kiers, bestuurslid KNGF portefeuille Kwaliteit, Onderwijs, Wetenschap en Beroepsinhoud.

Cynthia Vogeler, programmadirecteur bij de Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie (NCPF),

Philip van der Wees, senior onderzoeker bij de afdeling IQ Healthcare van het UMC St Radboud in Nijmegen.

FysioPraxis | april 2013

ACHTER HET NIEUWS B.indd 28

03-04-13 16:04


29

Ze geven informatie over wat iemand functioneel weer kan en brengen de fysiotherapeut dichter bij de patiënt. Het gesprek over de resultaten van de behandeling kan namelijk op basis van de functionele ervaren verbetering vanuit de patiënt worden besproken. Zo komt de patiënt dicht bij de professional te staan. De samenwerking tussen fysiotherapeut en patiënt, de patiëntenparticipatie vinden wij belangrijk. Daar passen de PROMs prima bij. Het is een instrument om verbeterinformatie boven water te krijgen. Op basis van de gegevens kun je keuzes maken in de behandeling. Vooraf leggen fysiotherapeut en patiënt op basis van de PROMs hun verwachtingen over de behandeling vast. Dat kan tussentijds en na afloop weer gebeuren. Zo krijg je een goed beeld van het functioneren van de patiënt, van de bijdrage die de fysiotherapeut daaraan levert en van wat de patiënt daaraan zelf heeft bijgedragen. Het gaat bij Proms om zorguitkomsten die het mogelijk maken om als patiënt te kiezen, zowel op praktijkniveau als bij het maken van keuzes tijdens de behandeling.”

Pilots

Philip van der Wees is senior onderzoeker bij de afdeling IQ Healthcare van het UMC St Radboud in Nijmegen. Hij gaat de komende twee jaar een aantal pilots uitzetten rondom het gebruik van PROMs. “Het Kwaliteitsinstituut vraagt van ons om transparant te zijn over de kwaliteit van de zorg die we leveren. Daarin staat het meten van de uitkomst van de zorg centraal, door middel van PROMs. Cliënten geven daarbij aan hoe ze het resultaat van de behandeling voor hun functioneren ervaren, het meetinstrument kan een vragenlijst zijn. De volgende stap in het gebruik van PROMs is dat de uitkomsten naar kwaliteitsindicatoren leiden. Het gebruik van PROMs kent dus twee aspecten. Ten eerste brengen we het probleem van de cliënt in kaart. Daarbij gaat het bijvoorbeeld over pijn, over dagelijks functioneren, over sporten of werk. Op basis daarvan bepalen cliënt en fysiotherapeut het doel van de behandeling. Het tweede aspect is dat je met PROMs

Olaf van der Zanden, fysiotherapeut, lid van de KNGF-beleidscommissie Kwaliteit, Onderwijs, Wetenschap en Beroepsinhoud en bestuurslid Kwaliteit van de Vereniging Topfysiotherapie en praktijkhouder in Weert.

informatie verzamelt over de kwaliteit van de fysiotherapie. Dat doe je door informatie van alle fysiotherapeuten naast elkaar te leggen. Het liefst zien we dat de patiënt voorafgaand aan de behandeling – thuis op de computer – al een vragenlijst invult. Daarna vindt een gesprek tussen cliënt en fysiotherapeut plaats over het behandeldoel. Aan het eind van de behandeling vult de cliënt dan weer een vragenlijst in. Zo ver zijn we nog niet, maar het gaat wel die kant op. Dat vergt wel wat van fysiotherapeuten. Zij moeten de gegevens goed interpreteren. Gelukkig is er de laatste jaren al veel gedaan op het gebied van klinimetrie, maar het moet nog verder in de routine worden opgenomen. Dat gaan we de komende twee jaar testen in pilots voor verschillende aandoeningen en met verschillende PROMs. We zijn ervan overtuigd dat deze werkwijze zinvol is voor de praktijkvoering.”

Meetinstrumenten “Meetinstrumenten zijn al jaren een belangrijk thema voor fysiotherapie, ook in het beleid van het KNGF”, zegt Olaf van der Zanden. Hij is lid van de KNGF-beleidscommissie Kwaliteit, Onderwijs, Wetenschap en Beroepsinhoud. Verder is hij bestuurslid Kwaliteit van de Vereniging Topfysiotherapie en praktijkhouder in Weert. “Het is belangrijk dat we inzicht geven in de kwaliteit van ons vak, al reikt dat verder dan alleen het gebruik van meetinstrumenten. Dat bij audits vaak het gebruik van minimaal twee meetinstrumenten als norm wordt gesteld, zegt echter niets over de vakinhoudelijke kwaliteit. Waarom kies je voor een bepaald meetinstrument? Evaluatief, diagnostisch? Sluit het aan bij het te evalueren einddoel? We hebben een inventarisatie gemaakt van alle meetinstrumenten uit KNGF-richtlijnen, NHG-standaarden, LESA’s, CBO, enzovoort. Dat was een hele klus en de kunst is om daaruit te bepalen wat je zou willen standaardiseren. Er blijken ook nieuwe meetinstrumenten te zijn die hierin nog niet zijn opgenomen. De richtlijn Whiplash dateert van 2005. Hierin wordt de Bornemouth Neck Questionnaire – >>

Hans Plattel, contractmanager bij zorgverzekeraar Menzis.

Dunja Dreesens, projectleider Meerjarenagenda bij het Kwaliteitsinstituut, onderdeel van Zorginstituut Nederland i.o. (nu nog het College voor zorgverzekeringen, CVZ).

FysioPraxis | april 2013

ACHTER HET NIEUWS B.indd 29

03-04-13 16:04


Vakliteratuur koop je bij de specialist Kom kijken en kopen bij BSL Shop n

Onderscheidend in kwaliteit en service: 91% van de klanten recommandeert BSL Shop bij collega’s, 98% blijft bij BSL Shop bestellen;

n

Meer dan 2.000 titels voor professionals en studenten in de zorg;

n

Boeken, tijdschriften, e-books, vragenlijsten, testen, handboeken, agenda’s en meer;

n

24/7 online bestellen, levering uit voorraad in binnen- en buitenland;

n

U koopt rechtstreeks bij de uitgever: altijd de meest actuele uitgaven

BESTEL NU

Ga meteen naar www.bsl.nl

BSL Shop: de kwalitatieve bron van kennis Professionals en studenten in de zorg gaan voor relevante en betrouwbare vakinformatie naar BSL Shop. Het adres voor literatuur en lectuur voor de dagelijkse praktijk en opleidingen. Want bij BSL Shop koopt u rechtstreeks bij de uitgever. Dus beschikt u altijd over de meest actuele uitgaven en een klantenservice met kennis van zaken. Ervaar het zelf, kom kijken en kopen op www.bsl.nl

Baanbrekend. Betrouwbaar. Bohn Stafleu van Loghum.

Just_BSL_Ad_210-297_BSL-Webshop2.indd 1 •FP-04 advertenties.indd 7

13-10-2011 16:23:11 03-04-13 13:39


achter het nieuws

nog – niet genoemd, terwijl deze wel voordelen heeft met prima kwalitatieve eigenschappen. Namens de Vereniging Topfysiotherapie zijn we met onze IT-leverancier het FysioEPD verder aan het ontwikkelen. Het moet meer ondersteunend zijn in het diagnostische proces en de behandeling. We ontwikkelen momenteel onderzoeksprotocollen in het EPD, waarbij automatisch de juiste selectie van meetinstrumenten en tests plaatsvindt. Nog een stap verder ga je als je de patiënt thuis al een vragenlijst of intakedossier laat invullen. Ook kun je er klinische predictieregels en ehealthproducten aanhangen. Er is veel meer mogelijk in combinatie met meetinstrumenten.” Van der Zanden ziet kansen voor de PROMs: “Ze bieden inzicht in de outcome van de behandeling, al is daarover ook discussie mogelijk. Als ik na negen behandelingen een patiënt terugverwijs naar de huisarts omdat het verwachte resultaat uitblijft, zal de outcome niet goed zijn. Een collega die dat inzicht al na vier behandelingen krijgt, heeft misschien dezelfde uitkomst bij de PROMs. Die factor moet je ook meenemen in de beoordeling van PROMs. Het meten van aspecten van kwaliteit is nu eenmaal complex. PROMs geven informatie voor onszelf: hoe kunnen we met die informatie onze kwaliteit verbeteren? Ook kun je benchmarken met je netwerk of met landelijke gegevens. Daarna kun je het als etalage-informatie gebruiken of meenemen in de onderhandelingen met zorgverzekeraars. Wij dragen graag bij aan de ontwikkeling van de PROMs.”

Driehoek Hans Plattel is contractmanager bij zorgverzekeraar Menzis. Hij vindt dat kwaliteit gedragen moet worden door de driehoek patiënt/cliënt – zorgaanbieder – zorgverzekeraar. “Dat is de mooiste situatie, als het hele veld er overeenstemming over bereikt. We zouden daarover constructief in gesprek moeten zijn. Een voorbeeld van hoe we nu toetsen of fysiotherapeuten hun richtlijnen volgen, is de kwaliteitstoets of beheersmodelaudit. De richtlijn is van de beroepsgroep, daar treden wij niet in. Als uit de audit blijkt dat een fysiotherapeut niet volgens de richtlijnen werkt, kan dit contractuele consequenties hebben. Het zou goed zijn als fysiotherapeuten elkaar aanspreken op kwaliteit. Als wij het zeggen, roept dat weerstand op. Het is beter dat de beroepsgroep dat zelf doet. Fysiotherapeuten kunnen hun kwaliteit toetsen in intervisie als de spelregels en de sancties transparant zijn. Als de grootste excessen uit de markt worden gehaald bespaart dat jaarlijks 150 miljoen euro. Een fysiotherapeut die niet volgens de richtlijnen werkt, werpt een smet op de beroepsgroep. Eén rotte appel bederft de hele mand. Het is goed dat het KNGF wil optreden tegen overbehandeling. Wie ingeschreven staat in het CKR voldoet alleen aan de basiseisen. Dat zegt echter nog niet dat iemand handelt volgens de richtlijnen van de beroepsgroep. Daarom stellen wij aanvullende eisen; we letten ook op serviceaspecten, zoals avondopenstelling, bieden van een verbijzondering en/of het hebben van een website. Dat zijn eisen die onze klanten stellen.” Menzis vindt het belangrijk om zo transparant mogelijk te zijn. Plattel: “Over alle zorg die we inkopen, geven we inzicht.

31

Op onze website kun je alle contracten en profielen vinden. We zijn duidelijk in welke eisen we stellen aan zorg. Maar de praktijk bepaalt in eerste instantie zelf of ze aan die eisen voldoet. Het is een high trust high penalty. Selectief inkopen is een manier om kwaliteit te stimuleren. Wij bekijken het zorgaanbod als belangenbehartiger van de verzekerde. Die is zeer gediend bij transparantie. Als je een hartoperatie moet ondergaan laat je dat het liefst doen door een zeer ervaren hartchirurg. En over diens kwaliteit moet duidelijkheid bestaan. Dat geldt ook bij fysiotherapie. Specialisatie kan een argument zijn om juist voor díe fysiotherapeut te kiezen. Daar kunnen aanbieders op inspelen. Juist in een verzadigde markt, zoals die van fysiotherapie, is het goed om je te onderscheiden. We volgen het kwaliteitsbeleid van het KNGF met belangstelling.”

Keuzes maken

Dunja Dreesens is projectleider Meerjarenagenda bij het Kwaliteitsinstituut, onderdeel van Zorginstituut Nederland i.o. (nu nog het College voor zorgverzekeringen, CVZ). Dreesens: “Het meten van kwaliteit is vooral bedoeld om inzicht te verschaffen. Op basis van die informatie kunnen cliënten een keuze maken tussen zorgaanbod en aanbieders. Je kunt je afvragen of er een lineair verband is tussen de beschikbaarheid van informatie en het maken van keuzes. Er spelen waarschijnlijk veel meer factoren een rol als cliënten voor een bepaalde zorgaanbieder kiezen. Dat neemt niet weg dat de informatie beschikbaar moet zijn, liefst zo compleet en objectief mogelijk. Daar raken we meteen een ander punt: is kwaliteit objectief meetbaar? Dat probeert iedereen wel door in richtlijnen en zorgstandaarden kwaliteit te benoemen, maar bij het maken van een keuze spelen voorkeuren en beleving van de cliënt toch een belangrijke rol. Dat ontslaat ons echter niet van de plicht om die objectieve criteria die er zijn toch maar vast te leggen.”

Positief

Het Kwaliteitsinstituut is positief over de weg die het KNGF inslaat met het meten van de kwaliteit van de dienstverlening. Dreesens: “Net als de minister vinden wij dat het veld daarvoor verantwoordelijk is en blijft. Het KNGF is van plan om de samenhang tussen de verschillende indicatoren meer in kaart te brengen. Dat is alleen maar goed. Dat gebeurt uiteraard in samenspraak met cliënten en zorgverzekeraars. We zien de uitkomsten daarvan met belangstelling tegemoet. Ik ben niet bang voor de kritiek dat hier de slager zijn eigen vlees keurt. Als de gegevens naar buiten komen, keuren ook andere slagers mee, net als de consumenten. Daarom is het ook goed vooraf over de meetinstrumenten te overleggen met zorgverzekeraars en cliënten. Momenteel zijn meer beroepsgroepen bezig met het meten van de eigen kwaliteit. Je kunt overwegen om wat meer samenhang te brengen in al die systemen. In Engeland gebeurt de ontwikkeling centraal. De kritiek daar is dat de standaarden te ver afstaan van het beroepsveld. Wij proberen met het zogenoemde toetsingskader de uniformiteit te bevorderen, maar uitgangspunt blijft dat de professie zelf verantwoordelijk is voor de kwaliteit van het werk.” FysioPraxis | april 2013

ACHTER HET NIEUWS B.indd 31

03-04-13 16:04


32

test en techniek in beeld

Screeningsinstrument lage rugklachten

De STarT Back Screening Tool De STarT Back Screening Tool is ontwikkeld voor patiënten met lage rugklachten in de eerste lijn. Met het screeningsinstrument wordt een indruk verkregen over de kans op het ontwikkelen van persisterende invaliderende lage rugpijn. Tevens geeft de uitslag op de STarT Back Screening Tool richting aan de te volgen behandelstrategie. In dit artikel worden de ontwikkeling, het onderzoek en de klinische relevantie van de StarT Back Screening Tool beschreven. Tekst: Adri Apeldoorn, Miranda van Hooff en Raymond Ostelo

Onderzoek naar subgroepen bij patiënten met aspecifieke lage rugklachten wordt al enkele decennia beschouwd als topprioriteit.1 De vele initiatieven rondom onderzoek naar subgroepen hebben geleid tot het gebruik van een uitgebreid assortiment aan vragenlijsten, zoals de 4 DKL2 en de SCL-9034 en testprocedures, waaronder movement controltesten,5 het McKenzieconcept6 en het O’Sullivansysteem7. Voor veel van deze instrumenten en classificatiemethoden bestaat enig bewijs dat ze klinisch relevant zijn, maar geen van alle heeft een uitgebreide testprocedure doorstaan. Een interessant nieuw instrument is de STarT Back Screening Tool.8 Met behulp van de STarT Back worden patiënten in drie subgroepen ingedeeld. Voor iedere subgroep bestaat een specifieke behandelstrategie. De afgelopen jaren is dit instrument uitvoerig getest.

Risicogroepen De STarT Back Screening Tool is ontwikkeld aan de Keele University in Engeland. De onderzoekers hadden als doel een beslissingsinstrument voor huisartsen te ontwikkelen waarmee patiënten konden worden gerangschikt in drie subgroepen:

Indeling patiënten in drie subgroepen.

1. patiënten met een laag risico voor het ontwikkelen van persisterende invaliderende lage rugpijn; 2. patiënten met een middelmatig risico voor het ontwikkelen van persisterende invaliderende lage rugpijn; 3. patiënten met een hoog risico voor het ontwikkelen van persisterende invaliderende lage rugpijn. Met behulp van een cohort van 1.141 patiënten is in eerste instantie een reeks risicofactoren geselecteerd op het ontwikkelen van persisterende invaliderende lage rugpijn. Uit deze risicofactoren hebben praktijkdeskundigen die factoren geselecteerd die mogelijk te modificeren (veranderen) zijn door een interventie. Vervolgens zijn er verdere analyses uitgevoerd (onder andere naar de betrouwbaarheid, de interne consistentie en de validiteit) met als uiteindelijk resultaat een lijst van negen vragen, waarmee patiënten kunnen worden gerangschikt naar risico op persisterende invaliderende lage rugpijn.8 Aan de subgroepen zijn bovendien interventies gekoppeld: 1. laag risico: informatie en stimuleren om actief te blijven (één behandeling); 2. middelmatig risico: verwijzing fysiotherapie; 3. hoog risico: verwijzing fysiotherapie met speciale aandacht voor psychologische risicofactoren.

STarT Back versus usual care In 2012 is een gerandomiseerde studie van de Keele University Group in de Lancet gepubliceerd. In deze studie werden 851 patiënten met lage rugklachten in de eerste lijn behandeld volgens usual care (de normale praktijkvoering) of aan de hand van de uitslag van de STarT Back.9 Volgens de STarT Back hadden 26 procent van de patiënten een laag, 46 procent een middelmatig en 28 procent een hoogrisicoprofiel. Behandeling volgens de STarT Back bleek op de korte en de lange termijn effectiever en kosteneffectiever te zijn dan usual care. Het analyseren van de resultaten voor de drie afzonderlijke subgroepen leverde ook interessante resultaten op. Zo verschilden de behandelresultaten voor patiënten met een laag risico niet tussen twee behandelstrategieën (usual care of STarT Back). Maar patiënten met dit profiel werden in de usual-caregroep wel vaker

FysioPraxis | april 2013

TEST EN TECHNIEK.indd 32

03-04-13 16:02


33

‘De fysiotherapeut kan de STarT Back gebruiken om een indruk te krijgen van het risicoprofiel van de patiënt en voor het bepalen van de behandelstrategie’

The STarT Back Screening Tool: Dutch Version Rugscreenings Instrument

Auteur: 9 Oorspronkelijke versie: Jonathan Hill et al. © Keele University 01/08/07 (http://www.keele.ac.uk/sbst/) 9 Nederlandse versie: M van Hooff, W van Lankveld, P Anderson, A Apeldoorn, F van Hartingsveld, R Ostelo (2011)

Naam: _______________________________

Antwoord u alstublieft ieder onderdeel. Kruis bij ieder onderdeel het vakje aan dat op u van toepassing is. Soms is het moeilijk om tussen twee vakjes te kiezen, kruis dan het vakje aan dat uw probleem het beste beschrijft. Kruis niet meer dan één vakje per onderdeel aan! Denk bij het beantwoorden van de volgende vragen telkens aan de situatie in de laatste 2 weken.

Dr. Adri Apeldoorn is fysiotherapeut en epidemioloog, Medisch Centrum Alkmaar en EMGO+ instituut, VU/VUmc, Amsterdam en is redactielid bij FysioPraxis. Drs. Miranda van Hooff is fysiotherapeut en epidemioloog, Sint Maartenskliniek/Research, Nijmegen. Prof. dr. Raymond Ostelo is fysiotherapeut en epidemioloog, EMGO+ instituut, VU/VUmc, Amsterdam.

Eens

□ □ □ □ □ □ □ □

□ □ □ □ □ □ □ □

0

2 In de laatste 2 weken heb ik wel eens pijn in mijn schouder of nek gehad. 3 Vanwege mijn rugpijn liep ik alleen korte afstanden. In de laatste 2 weken kleedde ik me trager dan gewoonlijk aan vanwege mijn rugpijn.

5 Voor iemand in mijn toestand is het echt niet veilig om lichamelijk actief te zijn.

fysiotherapeutisch behandeld dan in de STarT Backgroep (49 procent tegenover 7 procent). Dit kan worden geïnterpreteerd als het ‘overbehandelen’ van de laag risicogroep in usual care. De resultaten voor patiënten met een middelmatig en hoogrisicoprofiel waren in de StarT Backgroep beter dan in de usual-caregroep. In de StarT Backgroep werden alle patiënten met deze risicoprofielen behandeld, terwijl dit voor twee derde van de patiënten in de usual-caregroep het geval was. Dit laatste kan worden geïnterpreteerd als het ‘onderbehandelen’ van deze groepen in de usual care.

Een pdf van de STarT Back Screening Tool en de scoringsmethode staat op FysioNet, www.fysionet.nl. Meer informatie over de STarT Back Screening Tool is te vinden op http://www.keele.ac.uk/sbst/

Oneens In de laatste 2 weken straalde mijn rugpijn wel eens uit naar één of beide 1 benen.

4

Bruikbaarheid voor fysiotherapeuten De STarT Back is ontwikkeld als screeningsinstrument voor huisartsen, maar is mogelijk ook bruikbaar voor fysiotherapeuten. In het hiervoor beschreven onderzoek waren het immers fysiotherapeuten die de patiënten selecteerden voor fysiotherapeutische behandeling in de usual-caregroep. De fysiotherapeut kan de STarT Back gebruiken om een indruk te krijgen van het risicoprofiel van de patiënt en voor het bepalen van de behandelstrategie. Onderzoeksgroepen van de Sint Maartenskliniek en het onderzoeksinstituut EMGO+ van VU/VUmc hebben de vragenlijst vertaald volgens de richtlijnen van Streiner en Norman.10 De Nederlandse versie is nog niet getest op betrouwbaarheid, validiteit en effectiviteit.

Datum: _____________

6 Ongeruste gedachten gingen vaak door mijn hoofd. Ik vind dat mijn rugpijn verschrikkelijk is en ik geloof dat het nooit meer beter zal worden. Over het geheel genomen heb ik niet genoten van alle dingen waar ik vroeger 8 wel van genoot. 7

1

9. Over het geheel genomen, hoe hinderlijk was uw rugpijn in de laatste 2 weken? In het geheel niet

Een beetje

Matig

Erg

Extreem

0

□ 0

0

1

1

Totale uitslag (alle 9) : __________________ Sub Uitslag (Q5-9):______________

Literatuur 1.

Borkan JM, Cherkin DC: An agenda for primary care research on low back pain. Spine (Phila Pa 1976) 1996;21:2880-4. 2. Terluin B, van Marwijk HW, Ader HJ, de Vet HC, Penninx BW, Hermens ML, van Boeijen CA, van Balkom AJ, van der Klink JJ, Stalman WA: The Four-Dimensional Symptom Questionnaire (4DSQ): a validation study of a multidimensional selfreport questionnaire to assess distress, depression, anxiety and somatization. BMC Psychiatry 2006;6:34. 3. Derogatis LR, Lipman RS, Covi L: SCL-90: an outpatient psychiatric rating scale--preliminary report. Psychopharmacol Bull 1973;9:13-28. 4. Arrindell WA, Ettema JHM: Symptom checklist. Handleiding bij een multidimensionele psychopathologie-indicator. Lisse, Swets & Zeitlinger bv, 1986. 5. Luomajoki H, Kool J, de Bruin ED, Airaksinen O: Reliability of movement control tests in the lumbar spine. BMC Musculoskelet Disord 2007;8:90. 6. McKenzie R, May S: The lumbar spine. Mechanical diagnosis & therapy (volume 1&2). ed 2nd, Waikanae, Spinal Publications New Zealand Ltd, 2003. 7. Dankaerts W, O’Sullivan P: The validity of O’Sullivan’s classification system (CS) for a sub-group of NS-CLBP with motor control impairment (MCI): Overview of a series of studies and review of the literature. Man Ther 2011;16:9-14. 8. Hill JC, Dunn KM, Lewis M, Mullis R, Main CJ, Foster NE, Hay EM: A primary care back pain screening tool: identifying patient subgroups for initial treatment. Arthritis Rheum 2008;59:632-41. 9. Hill JC, Whitehurst DG, Lewis M, Bryan S, Dunn KM, Foster NE, Konstantinou K, Main CJ, Mason E, Somerville S, Sowden G, Vohora K, Hay EM: Comparison of stratified primary care management for low back pain with current best practice (STarT Back): a randomised controlled trial. Lancet 2011;378:1560-71. 10. Streiner DL, Norman GR: Health measurement scales, a practical guide to their development and use. ed 3, New York, Oxford University Press, 2003. FysioPraxis | april 2013

TEST EN TECHNIEK.indd 33

03-04-13 16:02


34

Fysiowijzer

KNGF-standaard Beweeginterventie

KNGF-standaard Beweeginterventie overgewicht en obesitas bij kinderen De KNGF-standaard Beweeginterventie overgewicht en obesitas bij kinderen is gericht op kinderen tussen 6-12 jaar die op basis van uitkomsten van BMI-, GGR- en de NNGB-waarden in aanmerking komen voor een beweegprogramma onder fysiotherapeutische supervisie. Uitgangspunt is dat het kind ná afronding van een beweegprogramma zelf in staat is om voldoende te bewegen. Tekst: Dinja van Heeringen-de Groot, projectleider ontwikkeling KNGF-standaarden Beweeginterventies en richtlijncoördinatie

www.shutterstock.com

De focus vanuit de politiek ligt meer en meer op het bevorderen van gezondheid in plaats van op het bestrijden van ongezondheid. Overgewicht is daarbij een van de speerpunten. Ter ondersteuning van de behandeling van obesitas in de dagelijkse praktijk is in 2008 de CBOrichtlijn Diagnostiek en behandeling van obesitas bij volwassenen en kinderen opgesteld. Deze richtlijn beoogt multidisciplinaire samenwerking te vergroten door middel van het aanbieden van gecombineerde leefstijlinterventies (dieet–bewegen–gedrag) als behandelmethode voor obesitas. Daarnaast ontwikkelde het PON in 2010 de ‘Zorgstandaard Obesitas’ met een apart addendum voor kinderen met obesitas. Hoewel het perspectief van de richtlijnen onderling verschilt, zijn ze het er alle over eens dat het vergroten van de lichamelijke activiteit bij deze kinderen een belangrijk onderdeel is van een multidisciplinaire gecombineerde leefstijlinterventie. Voor het onderdeel bewegen wordt over het algemeen de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) als norm geaccepteerd. De richtlijnen geven echter géén inzicht in hoe de NNGB kan worden bereikt. De KNGF-standaard Beweeginterventie doet dit wel en biedt daarom mogelijkheden om als onderdeel van de multidiscipli-

naire behandeling van obese kinderen te worden opgenomen. Met de verschijning van deze KNGF-standaard kan dus invulling worden gegeven aan de behoefte van een laagdrempelig, op maat gesneden beweegprogramma.

Doel De standaard Beweeginterventie overgewicht en obesitas bij kinderen is een handreiking voor fysiotherapeuten die kinderen met deze aandoening op een veilige en verantwoorde wijze willen begeleiden naar een actievere leefstijl. Fysiotherapeuten die een beweegprogramma voor deze doelgroep aanbieden die gebaseerd is op de SBI, hebben als doel bij kinderen tussen de 6 en 12 jaar met overgewicht en obesitas in de eerste plaats de fitheid te verbeteren en in de tweede plaats het beweeggedrag. Obesitas bij kinderen is en zal in de toekomst een steeds vaker voorkomend probleem zijn. Vanwege de gezondheidsrisico’s is het van groot belang te proberen om overgewicht bij kinderen te voorkomen. Uit wetenschappelijke onderzoeken blijkt dat alleen het aanbieden van multidisciplinair gecombineerde leefstijlinterventie effectief is voor de behandeling van kinderen met obesitas. Het geven van alleen een behandeling gericht op bewegen blijkt niet effectief. Om deze reden wordt een multidisciplinair leefstijlprogramma aangeraden. Binnen zo’n gecombineerd leefstijlprogramma kan de fysiotherapeut – als deskundige in het aansturen van beweegzorg – het onderdeel bewegen uitvoeren in de vorm van een beweegprogramma. De KNGF-standaard Beweeginterventie overgewicht en obesitas bij kinderen is gericht op kinderen tussen 6-12 jaar die op basis van uitkomsten van BMI-, GGR- en de NNGBwaarden in aanmerking komen voor een beweegprogramma onder fysiotherapeutische supervisie. Uitgangspunt is dat het kind ná afronding van een beweegprogramma zelf in staat is om voldoende te bewegen. Er wordt uitgebreid stilgestaan bij de rol van de fysiotherapeut als begeleider, maar ook als adviseur en informatieverstrekker. De vaak doorslaggevende rol die ouders en de maatschappelijke omgeving spelen wordt beschreven en ook staan specifieke aandachtspunten voor het trainen van kinderen benoemd. Tevens wordt ingegaan op de voordelen van groepstraining ten opzichte van individuele begeleiding.

FysioPraxis | april 2013

FYSIOWIJZER.indd 36

03-04-13 16:03


FUNDAMENTEN

35

Motorisch leren: het belang van zelfsturing

Zelfstandige sturing over hulpmiddelen Het inzicht dat zelfgestuurde feed-

Tekst: prof. dr. P.J. Beek, hoogleraar coördinatiedynamica en decaan Faculteit der Bewegingswetenschappen, Vrije Universiteit, Amsterdam

Zelfgestuurde feedback

Sinds circa 2000 is een groot aantal studies verschenen naar de effecten van beide vormen van feedbackverschaffing op het leerresultaat, met name in experimenten met gezonde proefpersonen van middelbare leeftijd die relatief eenvoudige laboratoriumtaken uitvoerden. In het merendeel van deze studies bleek uit retentie- en transfertests dat de taak beter werd geleerd wanneer de proefpersonen zelf konden bepalen wanneer zij behoefte hadden aan feedback dan wanneer deze van buitenaf was opgelegd. Hoewel dit effect niet in alle studies werd gevonden, werd een tegenovergesteld effect [voor zover mij bekend] tot dusver niet gerapporteerd. Meer recent (een enkele studie uitgezonderd) is gebleken dat zelfgestuurde feedback ook tot een beter leerresultaat leidde bij complexe taken. Tevens bleek het gunstige effect ervan bij mensen met een aandoening, bijvoorbeeld het syndroom van Down.

‘Feedback waar het lerende individu zelf voor kiest’

www.thinkstockphotos.com

Bij motorische leerprocessen spelen verschillende vormen van feedback een rol. Een bekend onderscheid is dat tussen intrinsieke feedback, die een direct gevolg is van de handeling zelf, en extrinsieke feedback, die niet inherent is aan de handeling zelf maar die van buitenaf wordt verstrekt, bijvoorbeeld door een leraar, coach of therapeut. Naast de aard van de feedback kan ook onderscheid gemaakt worden naar de momenten waarop de feedback wordt aangeboden. Zo kan men de feedback tijdens of na uitvoering van de handeling verstrekken. Daarnaast kan de feedback na elke poging of zo nu en dan worden verschaft. Een ander onderscheid is dat tussen van buiten opgelegde feedback en feedback waar het lerende individu zelf voor kiest – bijvoorbeeld door wel of niet te kijken naar een video-opname van de handeling of het resultaat daarvan.

back een positieve invloed heeft op motorische leerprocessen kan worden verruimd naar andere vormen van zelfsturing tijdens het oefenen, zoals hoelang en hoe intensief er geoefend wordt, en of er al dan niet gebruik wordt gemaakt van hulpmiddelen. Zo is recent aangetoond dat mensen met de ziekte van Parkinson een balanstaak beter leerden wanneer zij zelf mochten bepalen wanneer zij gebruikmaakten van een balanceerstok dan een controlegroep die de balanceerstok even vaak gebruikte, maar op voorgeschreven momenten (die overeenkwamen met de gekozen momenten in de zelfgestuurde groep).

Theoretische verklaringen Ter verklaring van het gunstige effect van zelfgestuurde feedback op het leren van motorische taken zijn in de literatuur verschillende algemene, elkaar niet-uitsluitende verklaringen geopperd, waaronder een actievere betrokkenheid op het leerproces, een verdieping van de informatieverwerking en sterkere motivatie. Deze verklaringen zijn echter nog voorlopig. Om hiervoor meer evidentie te krijgen, is aanvullend onderzoek nodig naar de omstandigheden waaronder de proefpersonen om feedback vragen, naar hun motivatie en naar de hersenactiviteit tijdens het oefenen. Zo is recentelijk gebleken dat proefpersonen vooral om feedback vragen na succesvolle pogingen, hetgeen wijst op een verklaring in termen van motivatie en ervaren competentie. Wanneer deze succesvolle pogingen op gezag van de proefleider niet als goed werden ervaren, en dus geen competentiegevoelens teweegbrachten, verdween het voordeel van de zelfgestuurde feedback. Uiteraard heeft het inzicht dat het tot voordeel strekt om de lerende sturing te geven over de inrichting van zijn of haar eigen leerproces ook verstrekkende praktische implicaties. In veel gevallen is het immers nog altijd de leraar, coach of trainer die beslist wanneer feedback gegeven wordt en niet de leerling, atleet of patiënt. Nog al te veel practici zien zichzelf als degene die de regie voert over het leerproces, waarbij aan relevante individuele verschillen tussen de lerende individuen voorbij wordt gegaan. Op basis van de resultaten van het onderzoek naar de rol van zelfsturing bij motorische leerprocessen zouden practici beter kunnen optreden als mediators van leerprocessen met als taak omstandigheden te creëren die optimaal aansluiten bij de informatieverwerkende capaciteit en informatiebehoefte van het lerende individu.

De literatuurverwijzingen staan op FysioNet, www.fysionet.nl.

FysioPraxis | april 2013

FUNDAMENTEN.indd 35

03-04-13 16:02


(advertorial)

Al die extra partijen maken kinderfysiotherapie uniek “Je investeert 3,5 jaar in je studie voor Master Kinderfysiotherapie. Dat is langer dan andere masters in de fysiotherapie. Het is een ingewikkeld vak waarbij je met complexe factoren te maken hebt. Je krijgt te maken met extra partijen zoals ouders, grootouders, school en sportclubs. Dat maakt het vak van kinderfysiotherapeut wezenlijk anders.“

Aan het woord is Gert Dedel, coördinator bij de Master Kinderfysiotherapie van Hogeschool Rotterdam Transfergroep en eigenaar van een eigen praktijk in Zeeland.

Leren omgaan met dilemma’s Transfergroep besteedt veel aandacht aan het omgaan met dilemma’s. Er zijn workshops met acteurs die dergelijke rollen spelen. Zo leer je omgaan met lastige situaties als bijvoorbeeld ouders zich hinderlijk gedragen. Of een kind dat bang of baldadig is. Op zo’n moment komen pedagogiek en communicatie dicht bij elkaar. “Ik denk dat niet alleen die extra workshops, maar ook het werken in kleine groepen onze opleiding echt anders maakt dan andere masters. Je hebt niet alleen in de klas meer aandacht, daarbovenop krijg je ook individuele coaching om je persoonlijke vaardigheden te ontwikkelen naast je vakkennis.”

Steeds verder specialiseren Trends in het vak kinderfysiotherapie zijn moeilijk aan te geven. Er is wel veel vraag, hier bij Transfergroep krijgen we constant vacatures opgestuurd. In mijn praktijk is het ook altijd druk. Specialismen worden steeds specifieker. Fysiotherapeuten onderscheiden zich op smalle leeftijdsgroepen zoals zuigelingen, baby’s, peuters enz. Gert Dedel: “Ik denk dat het steeds verder specialiseren wel een trend is. Ook ik heb mij gespecialiseerd, niet in een leeftijdsgroep maar in kinderen met chronische vermoeidheid en chronische pijn. Samen met een kinder- en jeugdpsycholoog en een diëtist hebben we een klein

•FP-04 advertenties.indd 8

jaar geleden een praktijk geopend. Best schrijnend dat je het met dit specialisme zo druk kunt hebben. Nota bene in Zeeland. Ik heb een kind gehad in mijn praktijk van 11 jaar. Volledig gestrest door de CITO-toets, die daarnaast ook aan topsport deed en tussendoor nog even een typediploma moest halen. In dit geval lag het niet aan overambitieuze ouders, maar echt aan de persoonlijkheid van het kind zelf. Maar ik heb ook een kind van 16 jaar met een overvolle agenda, waarbij je meteen denkt: waarom schrap je daar niet iets uit?” Chronische pijn en chronische vermoeidheid is een van de thema’s van de drie masterclasses die deelnemers krijgen in hun vierde masterjaar. Het spreekt voor zich dat Gert Dedel dit onderwerp onder zijn hoede heeft. Andere actuele thema’s zijn bijvoorbeeld motorische schrijfproblemen en ademhaling. Hiervoor worden specialisten ‘ingevlogen’ om deze masterclasses te geven, zoals Lianne van der Giessen (Erasmus/Sophia kinderziekenhuis).

en het kind neem je een beslissing hoe we de behandeling gaan aanpakken. Je geeft ze alternatieven die EBP zijn gebaseerd zodat je als ouder en kind ook echt een keuze hebt. Geen schijnkeuze. En, niet onbelangrijk, of ze het met jou als therapeut willen doen. Die keuze moet je ze geven. Duidelijk en neutraal. Dat is echt de toekomst.”

De beste? Gert Dedel tot slot: “Of er bewijzen zijn dat onze studenten beter zijn? Feit is wel dat de eerste twee plaatsen van de beste Masterthesis in 2012 door twee van onze studenten zijn behaald. Dat zegt toch wel wat. Het NVFK is trouwens lovend over het niveau van onze begeleiding bij de vormgeving van het traject rondom de masterthesis. Met die eerste twee plaasten als resultaat.” Kijk op www.transfergroep.nl/kft voor meer informatie over de opleiding Master Kinderfysiotherapie. Of bel 010 - 794 6800.

Shared Decision Making Een ander bijzonder onderdeel van de Master Kinderfysiotherapie van Transfergroep is het onderwerp dat wordt behandeld door Vincent Kortleve. Gert Dedel: “Wat je bij hem leert is om SDM te gebruiken. Samen met de ouders

Gert Dedel: “Niet alleen de extra workshops en masterclasses, maar ook onze kleine groepen maken onze Master Kinderfysiotherapie anders.“

03-04-13 13:39


Fysiotherapie op meesterlijk niveau! NIEUW: Master Arbeid & Gezondheid (locatie Deventer) Start september 2013 Meer info: saxion.nl/mag

NIEUW: Master Revalidatie bij Chronische Aandoeningen (locatie Deventer) Start september 2013 Meer info: saxion.nl/mrca

Master Musculoskeletaal (locatie Enschede) Start februari 2014 Meer info: saxion.nl/mms

saxion.nl/zorgenwelzijn 003-0410 Advertentie Fysiopraxis A4.indd 1 •FP-04 advertenties.indd 9

12-03-13 14:36 03-04-13 13:40


N V B F | N e d e r l a n d s e V e r e n i g i n g v o o r B e d r i j fs - e n a r b e i d sf y s i o t h e r a p e u t e n

38 S p e c i a l i s t e n k at e r n

Risicovolle belasting bij tiltaak

Gezondheidsschade door tillen tijdens het werk De Gezondheidsraad is nagegaan of er een gezondheidskundige of veiligheidskundige advieswaarde afgeleid kan worden voor tillen tijdens het werk. Dit staat beschreven in een advies in een reeks waarin de Commissie Signalering Arbeidsomstandighedenrisico’s verschillende arbeidsrisico’s uit de Arbeidsomstandighedenwet en bijbehorende regelgeving onder de loep neemt. Deze commissie heeft wetenschappelijke gegevens bestudeerd over nadelige gezondheidseffecten van tillen. Daarbij lag de focus op de resultaten van longitudinale onderzoeken omdat die het meest betrouwbare beeld geven. Tekst: Marlene Lutgert-Boomsma

In 2005 gaven 840.000 werknemers aan regelmatig meer dan 25 kilogram te tillen. Onderzoek laat zien dat werknemers die regelmatig tillen, gezondheidsklachten kunnen ondervinden. Dit zijn met name pijnklachten in de lage rug. Bij een kwart leiden deze klachten tot chronische klachten met nadelige gezondheidseffecten op het welzijn in het dagelijks leven en op de productiviteit in het werk. NIOSH-formule In de Arbeidsomstandighedenwet staat geen wettelijke grenswaarde voor tillen. Zowel de Europese en internationale richtlijnen als de richtlijnen van de Inspectie SZW verwijzen naar de herziene NIOSH-formule voor tillen uit 1991. Dit is een rekenformule opgesteld door het National Institute for Occupational Safety and Health (NIOSH) die wereldwijd veelvuldig gebruikt wordt om te kunnen beoordelen of bepaalde tilsituaties risico’s met zich meebrengen voor de veiligheid en gezondheid van werknemers. De NIOSH geldt voor 90 procent van de werkende volwassenen (99 procent van de mannen en 75 procent van de vrouwen). Om gezondheidsschade te voorkomen ligt volgens de NIOSH het veilig handmatig tilgewicht tussen 5 en 23 kilogram, waarbij 23 kilogram geldt als de werknemer onder de meest optimale omstandigheden tilt. De NIOSH-formule is gebaseerd op biomechanisch, fysiologisch en psychofysiologisch onderzoek.

de gevolgen van tillen uitgebreid wetenschappelijk onderzocht. In veel onderzoek wordt informatie over de mate van blootstelling en de gezondheidsklachten verkregen via zelfrapportage. Om in beeld te krijgen hoe groot het extra risico is op gezondheidsklachten als gevolg van tillen tijdens het werk, zijn de resultaten uit de beschikbare studies gecombineerd in een metaanalyse. Deze meta-analyse brengt de relatie tussen tillen en klachten aan de lage rug in kaart. Hieruit blijkt dat voor het (regelmatig) tillen van 23 kilogram geldt dat dit jaarlijks het aantal werknemers met lage rugklachten per 100 werknemers met 3,3 verhoogt (13 werknemers). Een aantal richtlijnen in Nederland hanteert 25 kilogram als maximaal te tillen gewicht. Dit verhoogt het aantal werknemers met lage rugklachten door

Om tilsituaties en tilbelasting optimaal te kunnen beoordelen zijn bedrijfsfysiotherapeuten de specialisten bij uitstek die de algemeen geaccepteerde NIOSH-formule kunnen uitvoeren en interpreteren.

tillen van 3,3 naar 3,7 per 100 werknemers per jaar. Ten aanzien van de prevalentie van klachten is het interessant te zien dat bij een steekproef 44 procent van de Nederlandse bevolking van 25 jaar en ouder jaarlijks rugklachten ervaart. Van deze 44 procent geeft 21 procent aan dat de klachten chronisch zijn (langer dan drie maanden), 9,2 procent van de Nederlandse bevolking van 25 jaar of ouder ontwikkelt chronische rugklachten. Adviescommissie De commissie beschouwt tillen als een relevant arbeidsrisico voor klachten aan het bewegingsapparaat, met name lage rugklachten en klachten aan de bovenste en onderste extremiteiten. De commissie concludeert dat geen niveau van tillen vast te stellen is waarbij klachten aan de lage rug voorkomen kunnen worden. Op dit moment wordt in de Nederlandse wet- en regelgeving verwezen naar de NIOSH-formule ter preventie van lage rugklachten door tillen. De commissie is van mening dat de NIOSH-formule een internationaal geaccepteerde rekenmethode is om risicovolle belasting bij een tiltaak te voorkomen. De commissie raadt daarom aan de NIOSH-formule te blijven hanteren als best beschikbare instrument om het ontstaan van nieuwe klachten voor te zijn. Conclusie Bedrijven hebben deskundigheid nodig om klachten aan het houdings- en bewegingsapparaat te voorkomen. Om tilsituaties en tilbelasting optimaal te kunnen beoordelen zijn bedrijfsfysiotherapeuten de specialisten bij uitstek die de algemeen geaccepteerde NIOSH-formule kunnen uitvoeren en interpreteren. Zo kan gezondheidsschade voor werkgever en werknemer voorkomen worden. De tekst is gebaseerd op een advies van de Gezondheidsraad van december 2012 (nr. 2012/36; www. gezondheidsraad.nl).

Marlene Lutgert-Boomsma is register bedrijfsfysiotherapeut en psychosomatisch fysiotherapeut. Ze is werkzaam bij Bedrijfsfysie in Hattem. Daarnaast is ze voorzitter van de redactie-

Risico’s door tillen Sinds de jaren negentig van de vorige eeuw zijn

commissie van de NVBF. Ze is bereikbaar via amlutgert@kpnmail.nl.

FysioPraxis | april 2013

SPECIALISTENKATERN.indd 38

03-04-13 16:11


Wetenschap en richtlijnen

Academisering binnen de bekkenfysiotherapie: wie durft? In de afgelopen vijftien jaar hebben verschillende onderzoeksgroepen sterk bijgedragen aan de groei van de evidentie op het gebied van conservatieve therapie bij disfuncties van het bekken en de bekkenbodem in samenhang met de bekkenorganen, ook in relatie tot de chirurgie. De ontwikkeling van evidence-based richtlijnen is in volle gang. De bekkenfysiotherapie is als specialisatie binnen de fysiotherapie sinds 2006 een feit. Daarnaast zijn er landelijke afspraken met de huisartsen gemaakt op het gebied van de eerstelijnsbehandeling van urineincontinentie (LESA). Tekst: Bary Berghmans Beeld: Springer Verlag GmbH

Aan deze ontwikkelingen hebben enkele bekkenfysiotherapeuten succesvol bijgedragen als promovendi bij onderzoeksgroepen, zoals het Pelvic Care Center Maastricht van het Maastricht Universitair Medisch Centrum, het Leids Universitair Medisch Centrum en het Erasmus Medisch Centrum. In de academische setting maken deze bekkenfysiotherapeuten deel uit van het multidisciplinaire kernteam van specia-

Een voorbeeld hiervan is de recentelijk gepubliceerde multidisciplinaire richtlijn voor urineincontinentie bij vrouwen en de richtlijn fecale incontinentie na totaalruptuur van de Nederlandse Vereniging van Obstetrie & Gynaecologie die binnenkort verschijnt. Internationale rol De meerwaarde van bekkenfysiotherapeuten is internationaal niet onopgemerkt gebleven. Dit blijkt uit de aanwezigheid van bekkenfysiotherapeuten in belangrijke organisatorische en wetenschappelijke functies binnen voorname internationale organisaties als International Continence Society en International Urogynecological Association. Binnen deze organisaties zijn Nederlandse bekkenfysiotherapeuten aangesteld als docent bij internationale opleidingen en wetenschappelijke projecten. In die hoedanigheid fungeren ze als ambassadeur voor de beroepsgroep. Transitievoorwaarden Een belangrijk punt van zorg is echter de landelijke implementatie van wetenschap en richtlijnen, dus de daadwerkelijke invulling in de dagelijkse praktijk. Nog te veel patiënten

Het doel is bij te dragen aan multidisciplinaire methoden en transparantie van (kosten) effectief en doelmatig handelen. listen dat zich bezighoudt met de transitie van verworven kennis, inzicht en ervaring uit wetenschappelijk onderzoek naar de klinische praktijk. Richtlijnen Het doel is bij te dragen aan multidisciplinaire methoden en transparantie van (kosten)effectief en doelmatig handelen. Door deze ontwikkelingen zijn wetenschappelijk geschoolde bekkenfysiotherapeuten meer en meer betrokken geraakt bij de totstandkoming van landelijke richtlijnen van relevante beroepsorganisaties.

krijgen tot op de dag van vandaag slechts alleen care waar cure voor hen misschien mogelijk is. Noodzakelijke voorwaarden om de transitie van wetenschap naar de dagelijkse praktijk te effectueren zijn: triage, patiënt-/cliëntselectie, implementatie van verworven kennis en inzicht, informatie en educatie van alle betrokken hulpverleners rondom de patiënt met disfuncties van het bekken en de bekkenbodem in samenhang met de bekkenorganen. Vandaar dat deze voorwaarden een steeds belangrijker aandachtsgebied moeten worden van het huidige onderzoek binnen de bekkenfysiotherapie.

Innovatie In het komende decennium moet de ketenzorg innovatief in de praktijk worden gerealiseerd met respect voor alle disciplines, waarbij de diverse professionals op de meest efficiënte manier moeten worden ingezet. Met het oog op de toenemende vergrijzing en de toenemende vraag naar zorg zal de bekkenfysiotherapie een belangrijke rol spelen bij het effectief en doelmatig handelen op het gebied van preventie, patiëntselectie, diagnosestelling en behandeling. Een mooi voorbeeld is het preventieprogramma Motherfit dat zich richt op de ketenzorg rondom zwangerschap en vaginale bevalling bij primipara. Inventarisatie van risicofactoren, zoals een langdurige uitdrijffase, duidt de populatie die het meeste baat heeft bij Motherfit. Dit programma sluit nauw aan op het NVFB-ZwangerFit-programma dat voor de klinische praktijk ontwikkeld is. Onderzoek naar het langetermijneffect van Motherfit levert evidentie voor de implementatie in de ketenzorg. Jonge onderzoekers gezocht Een ander belangrijk punt van zorg is de vergrijzing van de wetenschappelijke voorhoede van academisch gevormde bekkenfysiotherapeuten. De volgende lichting laat (te) lang op zich wachten. Wil de bekkenfysiotherapie de ingezette koers blijven volhouden, dan moet de academisering voortvarend en professioneel ter hand worden genomen. Kortom, wie durft deze uitdaging aan?

Bary Berghmans is klinisch epidemioloog, gezondheidswetenschapper en bekkenfysiotherapeut. Hij werkt als organisatorisch

39

N V F B | N e d e r l a n d s e V e r e n i g i n g v o o r F y s i o t h e r a p i e b i j B e k k e n p r o b l e m at i e k e n P r e - e n P o s t pa r t u m G e z o n d h e i d s z o r g

S p e c i a l i s t e n k at e r n

directeur van het Pelvic Care Center Maastricht bij het Academisch Medische Centrum Maastricht. Hij is bereikbaar via bary.berghmans@maastrichtuniversity.nl. FysioPraxis | april 2013

SPECIALISTENKATERN.indd 39

03-04-13 16:12


NVFK | NEDERLANDSE VERENIGING VOOR KINDERFYSIOTHERAPIE

40 S P E C I A L I S T E N K AT E R N

Healthy Active Living for Youth with NEuromotor Disability

Onderzoek met en voor de kinderfysiotherapeutische praktijk In juni 2011 is het project Healthy Active Living for Youth with NEuromotor Disability (HALYNeD) van start gegaan. Het uitgangspunt voor dit project waren vragen uit de kinderfysiotherapeutische praktijk. Van verschillende kanten zijn er vragen gekomen over het gebrek aan kennis om rolstoelrijdende kinderen met spina bifida te testen en te trainen. Andere vragen gingen vooral over de veiligheid van testen en trainen bij kinderen met spierziekten. Een beweegadvies is in ontwikkeling. Tekst: dr. Janke de Groot, Manon Bloemen en Bart Bartels

Om deze vragen over gezond bewegen bij verschillende doelgroepen te kunnen beantwoorden is er een consortium gevormd van deskundigen van het lectoraat Leefstijl en Gezondheid van de Hogeschool Utrecht (penvoerder), het KBC, Revalidatiecentrum De Hoogstraat, Stichting Fitkids en de NVFK. Ook stonden de hulpvragen van de doelgroepen centraal. ROL VAN PATIËNT EN KINDERFYSIOTHERAPEUT Het eerste jaar van HALYNeD stond in het teken van interviews en focusgroepen met kinderen,

ouders en hulpverleners. Met deze interviews probeerden we inzicht te krijgen in factoren waarmee rekening moet worden gehouden bij het ontwikkelen van klinimetrie en interventies voor fitheid en activiteit. De terugkoppeling van de resultaten verloopt via best-practiceontwerpen van de master Kinderfysiotherapie van de HU, symposia en congressen, wetenschappelijke publicaties, publicaties in het BOSK-magazine en via www.halyned.hu.nl. BEHOEFTE AAN BEWEEGADVIES BIJ KINDEREN MET SPIERZIEKTEN De huidige wetenschappelijke literatuur beschrijft een gebrek aan evidence-based beweegrichtlijnen voor kinderen met spierziekten. Daarom zijn er in het afgelopen jaar twee onderzoekpilots uitgevoerd naar het beweeggedrag en de haalbaarheid van inspanningstests bij kinderen met spierziekten. Daarbij werden kinderen met spierdystrofie en ouders geïnterviewd. Uit de interviews blijkt dat er de behoefte bestaat aan eenduidige richtlijnen op het gebied van dagelijkse fysieke activiteiten, sportdeelname en trainingsprogramma’s. Ouders geven aan dat ze niet goed kunnen bepalen welke activiteiten wel/niet veilig en haalbaar zijn.

Gezocht: kinderen (6-18 jaar) met spina bifida Kinderen die een rolstoel gebruiken voor sport en spel kunnen meedoen aan HALYNeD Let’s ride…, een studie naar fitheid en activiteit. Er zijn verschillende studies gedaan naar de fitheid en fysieke activiteit bij lopende kinderen. Over de fitheid en fysieke activiteit bij kinderen die een rolstoel gebruiken, is echter nog te weinig bekend. Ook zijn er nog geen meetinstrumenten beschikbaar voor deze doelgroep. Het doel van HALYNeD Let’s ride… is de fitheid (functieniveau) en fysieke activiteit (activiteiten/participatieniveau) te beschrijven van rolstoelrijdende kinderen met spina bifida. Ook worden de onderlinge relaties tussen deze uitkomsten binnen de verschillende niveaus van het ICF-CY geëvalueerd. Hiervoor worden er valide en betrouwbare meetprotocollen (aerobe prestatie, anaerobe prestatie, functioneel rolstoelrijden, vaardigheid in rolstoelrijden, fysieke activiteit) ontwikkeld die praktisch toepasbaar zijn in de kinderfysiotherapeutische praktijk. HALYNeD Let’s ride… is in oktober 2012 gestart. De studie verloopt erg goed: de kinderen en hun ouders vinden het een zeer leuke en interessante ervaring. Willen we echt iets kunnen zeggen, dan moeten we vijftig kinderen testen. Voor deze grote onderzoeksgroep zijn we op zoek naar kinderen met spina bifida die hun rolstoel gebruiken in het dagelijks leven. Ook kinderen die de rolstoel alleen tijdens het sporten of voor lange afstanden gebruiken, zijn welkom. Stuur voor vragen, opmerkingen of tips een e-mail naar Manon Bloemen, manon.bloemen@hu.nl.

Sommige ouders zijn bang dat er spierschade optreedt tijdens inspanning. Andere ouders ervaren dat fysieke activiteit soms leidt tot sterke vermoeidheidsklachten en algehele malaise. ONTWIKKELING BEWEEGRICHTLIJNEN VOOR KINDEREN MET SPIERZIEKTEN In het inspanningsonderzoek hielden kinderen en ouders gedurende een aantal weken een bewegingsdagboek bij. Uit een maximale inspanningstest kwam naar voren dat kinderen veilig maximaal getest kunnen worden en dat sommige kinderen opvallend veel spierpijn hebben na reguliere sportactiviteiten. In samenwerking met het Kinderbewegingscentrum en het Spieren voor Spieren Kindercentrum uit het WKZ-UMCU is er een inventarisatie van het beweeggedrag en de hulpvragen gestart bij een grote groep kinderen met verschillende spierziekten en hun ouders. Op deze manier hopen we een representatief beeld te krijgen van de huidige problemen en hulpvragen zodat toekomstige beweegrichtlijnen goed aansluiten bij kinderen, ouders en betrokken fysiotherapeuten.

De literatuur staat vermeld op Fysionet, www.fysionet.nl.

Dr. Janke de Groot is hoofdonderzoeker en projectleider van het onderzoek Healthy Active Living for Youth with Neuromotor Disability (HALYNeD). Ze is werkzaam binnen het lectoraat Leefstijl & Gezondheid van de Hogeschool Utrecht en het KBC van het Wilhelmina Kinderziekenhuis. Manon Bloemen en Bart Bartels zijn beiden onderzoekers aan het UMCU.

Kinderfysiotherapeuten gezocht Kinderfysiotherapeuten kunnen zich aanmelden voor het HALYNeD-netwerk door een e-mail te sturen naar Janke de Groot. Ze is bereikbaar via janke.degroot@hu.nl.

FysioPraxis | april 2013

SPECIALISTENKATERN.indd 40

03-04-13 16:12


Single case study

Casus

Tweelagencompressiesysteem bij lymfoedeem en arteriële stenose Arteriële beperkingen worden gezien als een contra-indicatie voor ambulante compressietherapie. Verhoging van weefseldruk zou leiden tot verdere beperking van de circulatie waardoor de zuurstof- en voedingsstoffenvoorziening van het weefsel te laag kan worden. Bij een patiënt met zowel lymfoedeem als arteriële beperkingen bleven de gevreesde complicaties echter uit, het oedeem werd succesvol bestreden. Daarmee komt de aanname dat arteriële beperkingen een contra-indicatie zouden zijn voor ambulante compressietherapie, opnieuw ter discussie te staan. Tekst en beeld: Tom Zee

De enkel-arm-index (EAI) is een maat die het relatieve bloeddrukverschil tussen de slagaders van arm en been in een getal uitdrukt. De systolische druk gemeten aan het been wordt gedeeld door de systolische druk gemeten aan de arm. Een EAI lager dan 1 duidt op arteriële stenose. In deze singel casestudy werd de EAI door de operatie vergroot van 0.4 tot 0.7 (foto 1). De contraststof in het rechterbeen stroomt normaal door, links nagenoeg niet. De operatieve bypass verbindt de arteria femoralis proximaal van de stenose met de arteria poplitea. Behandeling lymfoedeem Zwelling is te kwantificeren door bepaling van het volumeverschil. Het volumeverschil wordt bepaald door berekening van de inhoud op

Foto 1: Arteriografie voor de operatie. Foto 2: Zwachtelen met Coban 2 van 3M. Foto’s 3-5: Lymfoedeem van het linkerbeen.

1

basis van omtrekmeting om de 4 cm. Met de uitkomsten van deze omtrekmetingen is een nauwkeurige schatting te maken van het volume van beide benen. Het volumeverschil bij mevrouw A was bij aanvang van de therapie 1029 ml (13,5 procent). We gaven de prioriteit aan behandeling van het oedeem voordat we met gesuperviseerde looptherapie zouden starten. Behandeling van het lymfoedeem (tweemaal per week) bestond uit de combinatie van: • manuele lymfedrainage van 40 minuten; • intermitterende pneumatische compressietherapie van 40 minuten; • huidverzorging; • compressiebandage met een tweelagensysteem (Coban™ 2) om onder- en bovenbeen (foto 2). Resultaten en DisCUSSIE Het volume is gevolgd door middel van omtrekmeting om de 4 cm. De druk van de compressiebandage is gemeten met een Picopress™apparaat. De sensor van de picopress is onder de bandage blijven zitten waardoor het mogelijk werd veranderingen in de druk na bepaalde tijd te onderzoeken. Uiteraard werden de plaatsing van de sensor en de uitgangspositie van de patiënt gestandaardiseerd. De druk door het tweelagencompressiesysteem was direct na het aanbrengen vrij hoog: tussen 53 en 78 mm Hg. Na drie of vier dagen was de druk meestal tot 50 procent afgenomen. Twee weken na de behandeling was er een duidelijke afname van het volumeverschil tot 79 ml. Op dat moment hebben we een compressiekous aangemeten. In de tijd dat de kous in bestelling was, is de behandeling voortgezet met uitzondering van de

2

3

Mevrouw A is 66 jaar als ze zich aanmeldt op verwijzing ‘lymfoedeem van het linkerbeen’ (foto 3-5). Ze is bekend met arteriële insufficiëntie van haar linkerbeen. In 2009 is er operatief een bypass gemaakt wegens kritische ischemie. Sindsdien is er veel zwelling van het linkerbeen. Ze heeft een BMI van 29 en rookt incidenteel. Haar loopafstand is beperkt, ze schat haar claudicatieafstand in op 100 meter.

compressiebandage. Er bleek acuut toename van het volume (grafiek, FysioNet). Er is geen enkele complicatie geweest die zou kunnen samenhangen met ischemie. Arteriële beperkingen worden terecht gezien als een contra-indicatie voor ambulante compressietherapie. Het is de vraag of arteriële insufficiëntie een absolute of een relatieve contraindicatie is. De uitkomsten van deze case study bevestigen eerder onderzoek van onder meer dr. J. Schuren naar compressietherapie bij arteriële insufficiëntie. Ambulante compressietherapie is in deze casus het meest effectieve onderdeel van de conservatieve behandeling van lymfoedeem. Mogelijk wordt veel patiënten tekort gedaan door ze ambulante compressie te onthouden uit angst voor complicaties als gevolg van ischemie. Arteriële insufficiëntie is mogelijk een relatieve contra-indicatie voor compressietherapie. Het is een indicatie voor fysiotherapeutische behandeling. Nadat mevrouw A haar compressiekous kreeg, is ze gestart met gesuperviseerde looptherapie. De claudicatieafstand is inmiddels met een factor 6 toegenomen. Helaas is het haar nog niet gelukt om te stoppen met roken.

41

N V F L | N e d e r l a n d s e V e r e n i g i n g v o o r F y s i o t h e r a p i e b i n n e n d e Ly m f o l o g i e

S p e c i a l i s t e n k at e r n

Tom Zee werkt als algemeen fysiotherapeut en oedeemfysiotherapeut bij De Behandelbank in Arnhem. Hij is bereikbaar via tom@behandelbank.nl.

4

5 FysioPraxis | april 2013

SPECIALISTENKATERN.indd 41

03-04-13 16:12


NVMT | Nederlandse Vereniging voor Manuele Therapie

42 S p e c i a l i s t e n k at e r n

Oefentherapie bij nekaandoeningen

From a clinical point of view Nekpijn is een veelvoorkomend probleem. Naar schatting ervaart 22 tot 70 procent van de bevolking wel eens nekpijn. Uit onderzoek blijkt dat deze incidentiecijfers de afgelopen tien jaar zijn gestegen en ook zullen blijven stijgen.1 De prevalentie van nekpijn stijgt met de leeftijd en piekt in de vrouwelijke populatie rond het vijftigste levensjaar. Ondanks het natuurlijk herstel van nekpijn is recidief van nekpijn hoog. Tekst: Prof. dr. Barbara Cagnie, Vincent Dewitte en prof. dr. Lieven Danneels

Er zijn heel wat oorzaken van nekpijn beschreven als gevolg van osteoartritis, discuspathologie, trauma, tumoren, infecties, myofasciale pijnsyndromen en torticollis. Voor veel van deze entiteiten zijn er echter geen duidelijk gedefinieerde diagnostische criteria bepaald. Net als bij lage rugpijn is er bij de meeste patiënten met nekgerelateerde klachten geen pathoanatomische oorzaak identificeerbaar. Daarom wordt nekpijn meestal onderverdeeld op basis van het pijnmechanisme: nociceptieve nekpijn of neuropathische nekpijn bij afwezigheid van ernstige medische pathologieën (‘red flags’). Klinisch redeneren Deze indeling is een zeer grove indeling die weinig zegt over de klinische presentatie van de patiënt. Figuur 1 geeft een klinisch denkkader weer dat is afgeleid van het ICF-raamwerk. Het richt zich op relevante aangrijpingspunten binnen de musculoskeletale kinesitherapie.2 Dit klinisch denkkader dient als leidraad bij het klinisch onderzoek en als aangrijpingspunt bij het opstellen van een behandelplan. Als manueel therapeut is het van groot belang om binnen het klinisch onderzoek op zoek te gaan naar functiestoornissen die worden beoordeeld ten opzichte van de fase van het weefselherstel en het dominant pijnmechanisme. Zo kan worden ingeschat hoe deze functiestoornissen invloed hebben op activiteit en participatie. Binnen deze context is het belangrijk om in te zien dat dezelfde stoornissen in structuur en functie een verschillende klinische presentatie kunnen geven. Dit komt onder meer omdat de uiteindelijke conditie van de patiënt wordt meebepaald door psychosociale factoren (‘yellow flags’). Keuzes in klinisch onderzoek Wanneer we een doelgericht behandelplan willen opstellen, is het van groot belang uit te gaan

van de klinische presentatie van de patiënt. Figuur 2 geeft door middel van een flowchart aan welke keuzes er worden gemaakt in functie van de klinische presentatie van de patiënt. Het klinisch onderzoek omvat een uitgebreide anamnese en inspectie naast een basisfunctieonderzoek (actief en passief onderzoek). De gegevens afkomstig uit de inspectie en het basisfunctieonderzoek en de klinische relevantie uit de anamnese bepalen de richting voor verder onderzoek. Tijdens het basisfunctieonderzoek wordt enerzijds de bewegingsamplitudo geobserveerd; anderzijds wordt de bewegingskwaliteit geanalyseerd. Ook wordt de relatie tussen pijn en beweging nagegaan. Indien de bewegingsamplitudo onvoldoende is en dit klinisch relevant is op basis van de anamnese, zal het onderzoek verder gestuurd worden in de richting van het articulaire of myofasciale onderzoek. Indien voornamelijk de bewegingskwaliteit ontoereikend is, zal het onderzoek zich richten op de evaluatie van myofasciale en motorische controle disfuncties. Wanneer echter uit de anamnese een neurogeen verhaal wordt vermoed, is het van belang om ook een neurogeen onderzoek uit te voeren. Indeling oefentherapie Op basis van de uitkomsten van het klinisch onderzoek kan een behandelplan worden opgesteld waarin ook de doelstellingen worden geformuleerd. Uit verschillende reviews is gebleken dat de multimodale behandeling van nekpijn de gouden standaard is.3-5,7 Dit betekent dat de behandeling bestaat uit manuele therapie, oefentherapie en educatie. Uit deze meta-analyses blijkt ook dat oefentherapie een sleutelrol speelt. In het kader van dit artikel gaan we niet in op de hands-on technieken als passieve mobilisaties, manipulaties en neurodynamische technieken. Aangezien oefentherapie een ruim begrip is, doen we in dit artikel een poging om deze vorm van handelen in te delen in functie van de te bereiken doelstellingen. Kay et al. maakten recent ook gebruik van een classificatiesysteem om oefentherapie in te delen om op die manier uitspraken te kunnen doen over de evidentie van oefentherapie bij nekklachten. De belangrijkste besluiten uit deze Cochranestudie zijn dat stretching en krachtoefeningen van de cervicale spieren zinvol zijn bij patiënten met chronische nekklachten in het kader van pijnreductie en functieverbetering, zowel op de korte als de lange termijn. Over andere vormen van

oefentherapie bestaat er op dit moment weinig tot geen evidentie. De belangrijkste reden hiervoor is dat er tot op heden weinig tot geen goed uitgevoerde studies bestaan.

1. Oefeningen ter bevordering van de mobiliteit Indien uit het klinisch onderzoek blijkt dat voornamelijk de kwantiteit van de beweging (daling range of motion) gestoord is, kan de bron van de pijn zowel articulair als myofasciaal zijn. Is de oorzaak eerder articulair, dan kunnen actieve mobilisatieoefeningen worden aangewend, bijvoorbeeld bij artrose. Blijkt de oorzaak van de verminderde beweeglijkheid echter myofasciaal te zijn, dan zijn stretchingoefeningen of specifieke spierenergetische oefeningen aan te raden. Actieve mobilisatieoefeningen Bij actieve mobilisatieoefeningen proberen we actief en/of via de uitgangshouding (armpositie) de mobiele segmenten te stabiliseren en de oefening meer te laten aangrijpen op het hypomobiele segment of de hypomobiele regio. Deze mobiliteitsoefeningen kunnen het beste meermalen per dag worden uitgevoerd met een frequentie overeenkomstig het ademhalingsritme. Mobilisatieoefeningen worden voornamelijk uitgevoerd in de richting van hoogcervicale flexie, laagcervicale extensie en rotatie, aangezien dit vaak de meest beperkte bewegingen zijn. Met het oog op de mobiliteit is een hoog aantal herhalingen van belang. Stretching Voor stretching kunnen diverse methodes worden gehanteerd: passieve stretching, proprioceptieve neuromusculaire facilitatie (contractrelax (CR) en contract-relax antagonist contraction) en active inhibitory restabilization (AIR). Gecontroleerde stretching door de therapeut kan voor de eerste behandelingen zinvol zijn. Toch streven we vooral stretching door de patiënt zelf na vanwege het belang van actieve participatie door de patiënt, het tijdsframe en de intensiteit die efficiënte stretching kenmerkt. In het kader van nekaandoeningen is het van belang dat de volgende spieren geëvalueerd en indien nodig gestretcht worden: de mm.scaleni, de m.sternocleidomastoideus, de m.trapezius pars descendens, de m.levator scapulae en de m.pectoralis minor en major. De onderstaande modaliteiten ter behandeling van spierverkor-

FysioPraxis | april 2013

SPECIALISTENKATERN.indd 42

03-04-13 16:12


Figuur 1. Klinisch denkkader.

Figuur 2. Opbouw klinisch onderzoek en behandelplan.

Figuur 3. Trainingsopbouw sensorimotorische controle.

tingen zijn richtlijnen en zijn niet absoluut: • stretchduur: 20 seconden (volgens de literatuur is 15 seconden voldoende); • frequentie: 2-4 herhalingen (tweemaal is het meest effectief), minimaal driemaal per week; • intensiteit: maximaal comfortabel rekgevoel maar geen pijn.

2. OEFENINGEN TER BEVORDERING VAN MOTORISCHE CONTROLE DISFUNCTIES Indien uit het klinisch onderzoek blijkt dat er een verstoorde sensorimotorische controle aanwezig is die zich uit in een maladaptieve (gewoonte) houding en/of een verminderde bewegingskwaliteit en die bevestigd wordt door het specifieke sensorimotorisch controleonderzoek, dan dienen de oefeningen in de eerste plaats gericht te zijn op het herstellen van deze disfuncties. Hierbij wordt gestart met het trainen van de neuromusculaire controle: eerst wordt de controle bewust aangeleerd en gepreciseerd (‘perception en precision’) om deze vervolgens te automatiseren (‘repetition’) en te integreren (‘analytical integration’) (figuur 3). Afhankelijk van de unieke presentatie van de patiënt kunnen dit enerzijds de cervicale flexoren en extensoren zijn; anderzijds mogen ook de scapulothoracale spieren niet vergeten worden bij patiënten met nekaandoeningen. Indien uit het klinisch onderzoek blijkt dat de patiënt onvoldoende kracht en uithoudingsvermogen heeft in een of meer

cervicale of scapulaire spieren, dan kunnen ook specifieke spierversterkende oefeningen gegeven worden (‘endurance enforce’). Voldoende controle enerzijds en afdoende kracht en uithouding anderzijds zijn cruciaal om in een volgende fase de houdingscontrole (‘postural control’) en bewegingscontrole (‘movement control’) te trainen. Hierbij wordt ernaar gestreefd de beweging over de volledige bewegingsamplitudo op een gecontroleerde manier uit te voeren. Het is voor de patiënt (en de therapeut) een grote uitdaging om de juiste bewegingspatronen uiteindelijk te integreren in het dagelijks functioneren (‘functional integration’). Met het oog op een goed resultaat zijn geduld, herhaling en bijsturing (coaching) van haalbare oefeningen geboden.

OEFENINGEN TER BEÏNVLOEDING VAN DE COGNITIEVE EN AFFECTIEVE ELEMENTEN Los van de meer biomechanische effecten die oefentherapie heeft, is het overduidelijk dat oefentherapie ook een cognitief en affectief effect kan hebben. Patiënten zijn vaak door pijn het belang van bewegen uit het oog verloren, wat resulteert in een beperkt arsenaal van bewegingen (‘guarded movements’).6 Daarbij komt dat de manier waarop een patiënt zijn klachten interpreteert, een substantiële invloed heeft op het gedrag van de patiënt. Angst om te bewegen is daar een mooi voorbeeld van. Corrigeren van deze cognities door middel van educatie en gradueel opgebouwde oefenschema’s (‘graded activity’) kan in de juiste context een gunstig effect hebben op de symptomen, participatiestoornissen en disfuncties.

43

NVMT | NEDERLANDSE VERENIGING VOOR MANUELE THERAPIE

S P E C I A L I S T E N K AT E R N

CONCLUSIE Oefentherapie speelt een belangrijke rol in de behandeling van patiënten met nekklachten. De evidentie voor deze vorm van therapie is beperkt, gezien het gebrek aan studies in dit domein. Niettemin is het van belang om gerichte oefentherapie aan te bieden om de gewenste doelstellingen te bereiken.

De literatuur staat op FysioNet,

3. AANVULLENDE OEFENINGEN OEFENINGEN TER BEVORDERING VAN DE CIRCULATIE Een aantal posturale klachten ontstaat op basis van een mechanisme dat wordt toegeschreven aan een tekort aan circulatie. Dit kan worden beschouwd als een ischemisch nociceptief pijnmechanisme. Een mogelijke hypothese is dat door een stase van metabolieten een daling van de ph-waarde ontstaat (zuurder milieu). Bewegen en oefenen met als doel de pH-waarde te doen stijgen is hier dan ook het therapeutische antwoord. Hierbij kan het best gekozen worden voor algemeen circulatoir bevorderende oefeningen, met name comfortabele midrange oefeningen.

www.fysionet.nl.

Prof. dr. Barbara Cagnie is manueel therapeut en gepromoveerd in de motorische revalidatie en kinesitherapie, en is werkzaam als docent en postdoctoraal onderzoeker aan de vakgroep REVAKI van de Universiteit van Gent. Ze is bereikbaar via barbara.cagnie@ugent.be. Vincent Dewitte is mandaatassistent bij de vakgroep REVAKI van de Universiteit van Gent en bereikbaar via vincent.dewitte@ugent.be. Lieven Danneels is hoogleraar aan de vakgroep REVAKI van de Universiteit Gent. Ze is bereikbaar via lieven.danneels@ugent.be. FysioPraxis | april 2013

SPECIALISTENKATERN.indd 43

03-04-13 16:12


N V O F | N e d e r l a n d s e V e r e n i g i n g voo r O r ofa c i a l e F y s i o t h e r a p i e

44 S p e c i a l i s t e n k at e r n

Erfelijkheid en orofaciale pijn Erfelijkheidsonderzoek bij meerlingen wijst uit dat genetische aspecten een rol spelen bij het ervaren van pijn aan het kaakgewricht. Dit geeft sturing aan onderzoek en behandeling van patiënten met orofaciale klachten. Corine Visscher is orofaciaal fysiotherapeut en universitair hoofddocent aan het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA). Ze is betrokken bij onderzoek naar erfelijkheid en TMD bij tweelingen en neemt deel aan de werkgroep voor het Internationale Classificatiesysteem voor Temporomandibulaire Disfuncties (TMD). Tekst: Grace van den Dobbelsteen

“Het berust min of meer op toeval dat ik me heb gespecialiseerd in onderzoek en behandeling van chronische kaakklachten. Na mijn studie fysiotherapie kon ik op het ACTA promotieonderzoek doen binnen het werkveld van temporomandibulaire disfuncties. Ik kwam er ik terecht in een multidisciplinair team van tandartsen, een fysiotherapeut en een psycholoog. Het uitgebreide onderzoek dat ik bij het ACTA kan doen bij patiënten met temporomandibulaire disfuncties, is zo boeiend dat ik van TMD mijn specialisatie heb gemaakt”, zegt Corine Visscher. Eyeopener “Het hoofd is het meest complexe lichaamsdeel. Door met diverse disciplines zeer gestructureerd naar chronische kaakgewrichtsklachten te kijken krijgen we meer grip op het orofaciale domein. Vroeger had vooral de tandarts de hoofdrol in de aanpak van dit soort aandoeningen. Inmiddels is bekend dat occlusie en articulatie veelal niet de aanleiding zijn voor temporomandibulaire disfuncties maar juist biomechanische factoren, zoals overbelasting door verkeerde mondgewoontes. Het was voor mij een eyeopener hoe belangrijk psychosociale aspecten zijn bij het ontwikkelen van chronische kaakklachten. Reden om TMD vanuit een multidisciplinaire aanpak te benaderen. Ons team bestaat uit tandarts-gnathologen, een psycholoog en fysiotherapeut. Samen slagen we erin 70 tot 80 procent van onze patiënten met kaakgewrichtsaandoeningen met succes te behandelen. Het is bekend dat 30 tot 60 procent van nek-, rug- en hoofdpijnklachten is gerelateerd aan genetische aspecten”, aldus Visscher.

Corine Visscher is betrokken bij onderzoek naar erfelijkheid en TMD bij tweelingen.

Maar hoe zit dat met orofaciale pijn? Zijn mensen gevoeliger om kaakpijn te ontwikkelen door erfelijke aanleg? Tot nu toe is daar geen bewijs voor gevonden.

Met de gegevens uit het onderzoek kan Visscher verder richting geven aan onderzoek- en behandelstrategieën voor patiënten met TMD en andere musculoskeletale aandoeningen.

erfelijkheid en TMD bij meerlingen Deze vraag was voor Visscher aanleiding om een onderzoek te starten naar erfelijkheid bij TMD. Vanuit het ACTA kwam ze in contact met het Nederlands Tweelingen Register. “Sinds twee jaar neem ik bij hoogleraar Dorret Boomsma deel aan het onderzoek naar erfelijkheid en TMD bij meerlingen. We richten ons op het onderdeel lichamelijke pijnklachten, waaronder kaakgewrichtsklachten. De data uit het onderzoek mag ik gebruiken voor mijn analyses. Ik kan al zeggen dat erfelijkheid in zo’n 40 procent van de gevallen een aanwijsbare rol speelt bij kaakgewrichtsklachten bij meerlingen. Eeneiige tweelingen zijn voor 100 procent genetisch identiek. Bij twee-eiige tweelingen ligt dit percentage op ongeveer vijftig. Met onze gegevens kunnen we berekenen in welke mate genetische factoren bij TMD een rol spelen. Mijn vraag of TMD een andersoortige aandoening is dan bijvoorbeeld rug- of hoofdpijnklachten kan ik nu met ‘nee’ beantwoorden. Duidelijk is dat de een kwetsbaarder is dan de ander om pijn te ontwikkelen. Erfelijkheid heeft hierin een oorzaak. En de levensloop speelt een rol want ook de dagelijkse belasting van een individu bepaalt of hij bepaalde klachten ontwikkelt.”

Grace van den Dobbelsteen is communicatieadviseur en tekstschrijver in Tilburg. Ze is bereikbaar via info@dobbelsteencommunicatie.nl.

Over Corine Visscher • orofaciaal fysiotherapeut en epidemioloog • gepromoveerd aan de Universiteit van Amsterdam, doctoraat getiteld Cervical spinal pain in chronic craniomandibular pain patients. Recognition, prevalence and risk indicators • universitair hoofddocent aan ACTA • wetenschappelijk onderzoeker naar chronische pijn en diagnostiek van temporomandibulaire aandoeningen • lid van de commissie Richtlijn Aangezichtspijn • voorzitter van de commissie Wetenschap van de NVOF • bestuurslid van de Physical Therapy Board of Craniofacial and Cervical Therapeutics • (co)auteur van meer dan veertig nationale en internationale publicaties

FysioPraxis | april 2013

SPECIALISTENKATERN.indd 44

03-04-13 16:12


Toegevoegde waarde HVL-fysiotherapeut

Longrevalidatie: nieuwe internationale richtlijn Longrevalidatie wordt internationaal erkend als een belangrijke interventie voor de behandeling van mensen met chronisch obstructieve longziekten (COPD). Ondanks optimaal medische behandeling ervaren mensen met COPD nog steeds dagelijks symptomen en zijn ze fysiek minder actief. Longrevalidatie is effectief in het optimaliseren van beenspierkracht, inspanningsvermogen, kwaliteit van leven en integrale gezondheidstoestand van mensen met COPD. Op langere termijn heeft longrevalidatie ook een positief effect op de frequentie en ligduur van ziekenhuisopnames. Tekst: Dr. Martijn Spruit

De Amerikaanse en Europese longverenigingen (respectievelijk de ATS en ERS) ondersteunen longrevalidatieteams door met enige regelmaat recent verworven wetenschappelijke inzichten en klinische ervaringen van internationale experts samen te vatten in een nieuwe internationale richtlijn voor longrevalidatie. Binnenkort wordt de nieuwe ATS/ERS-richtlijn voor longrevalidatie gepubliceerd die de 2006-versie zal vervangen. Deze nieuwe richtlijn bleek noodzakelijk door enkele belangrijke wetenschappelijke ontwikkelingen op het gebied van longrevalidatie bij mensen met een chronische longaandoening. De nieuwe richtlijn onderstreept de meerwaarde van HVL-fysiotherapeuten. Persoonlijke behandeldoelen De eerste reden tot herziening van de richtlijn is gelegen in het feit dat we steeds beter begrijpen dat mensen met COPD complexe somatische problemen en/of complexe adaptatieproblemen kunnen hebben. Na een intensieve integrale analyse door een gespecialiseerd interdisciplinair longrevalidatieteam dienen er persoonlijke behandeldoelen te worden opgesteld in nauwe samenspraak met de persoon met een chronische longaandoening. HVLfysiotherapeuten maken uiteraard onderdeel uit van het interdisciplinaire longrevalidatieteam, mede omdat beenspierkracht en het functionele inspanningsvermogen voor en na het longrevalidatieprogramma moeten worden gemeten. Bovendien vormt inspanningstraining nog steeds een belangrijk onderdeel van de longrevalidatie. In het verleden waren dit voornamelijk fietspro-

gramma’s. Inmiddels zijn ook gesuperviseerde wandelprogramma’s (op een loopband of buiten, inclusief ‘nordic walking’) effectief gebleken om het inspanningsvermogen en het beweeggedrag van mensen met COPD te verbeteren. Andere longaandoeningen De tweede reden is dat longrevalidatie niet uitsluitend geschikt is voor mensen met COPD. Verschillende wetenschappelijke studies hebben aangetoond dat ook mensen met een andere chronische longaandoening voordeel kunnen hebben van een interdisciplinaire longrevalidatie in een gespecialiseerd centrum. Dit betekent dat HVL-fysiotherapeuten zich verder moeten gaan verdiepen in andere longaandoeningen, zoals ILD, longkanker en astma, zodat ze ook deze doelgroepen tijdens de longrevalidatie adequaat kunnen begeleiden. Belang beenspierkracht Tot slot werden tot enkele jaren geleden voornamelijk mensen met ‘stabiel’ COPD doorverwezen voor longrevalidatie. Intensieve fysiothe-

wordt in veel wetenschappelijke publicaties vastgesteld. Er blijven echter nog veel vragen onbeantwoord die in de nabije toekomst moeten worden opgepakt door (fysiotherapie) wetenschappers. Zo is structurele nazorg die aansluit bij de persoonlijke longrevalidatiedoelen, nog steeds een punt van discussie. Tot op heden tonen recente wetenschappelijke studies aan dat slechts een beperkt deel van de mensen met een chronische longaandoening fysiek actief blijft na afronding van de longrevalidatie. Mensen met COPD die hun leefstijl niet hebben aangepast, ervaren dat de behaalde gezondheidswinst na de longrevalidatie verloren gaat. centrale rol voor HVLfysiotherapeuten HVL-fysiotherapeuten kunnen bij de nazorg een belangrijke functie vervullen. Ze kunnen mensen die klaar zijn met de interdisciplinaire longrevalidatie wekelijks begeleiden bij het fysiek actief blijven en het behouden van de fysieke conditie door middel van gesuperviseerde inspannings-

45

V H V L | V e r e n i g i n g v o o r H a r t- , Va at- e n L o n g f y s i o t h e r a p i e

S p e c i a l i s t e n k at e r n

HVL-fysiotherapeuten moeten zich verder verdiepen in andere longaandoeningen zodat ze ook deze doelgroepen tijdens de longrevalidatie adequaat kunnen begeleiden. rapeutische begeleiding (inclusief vroegtijdige mobilisatie, krachttraining en/of elektrische spierstimulatie) tijdens een ziekenhuisopname als gevolg van een COPD-exacerbatie (op de intensive care of de reguliere longafdeling) heeft aangetoond dat mensen met COPD sneller van bed naar stoel kunnen. Dit komt onder meer doordat hun beenspierkracht minder snel achteruit gaat. Hiermee wordt de klinisch toegevoegde waarde van HVL-fysiotherapeuten nog eens onderstreept.

training. HVL-fysiotherapeuten spelen een centrale rol in de begeleiding en behandeling van mensen met een complexe chronische longaandoening voor, tijdens en na longrevalidatie. Dit onderstreept het belang van gedegen opgeleide HVL-fysiotherapeuten, vooral omdat het aantal mensen met een chronische longaandoening de komende jaren zal toenemen.

Dr. Martijn Spruit is wetenschappelijk adviseur

Behoud gezondheidswinst Longrevalidatie is dus succesvol gebleken bij mensen met chronische longaandoeningen. Dat

in CIRO+ in Horn. Daarnaast is hij bestuurslid Wetenschap bij de VHVL. Hij is bereikbaar via martijnspruit@ciro-horn.nl. FysioPraxis | april 2013

SPECIALISTENKATERN.indd 45

03-04-13 16:12


DigitaleZorgEvent n ve le e B ✓ n oe D ✓ n ie Z ✓ n Kom same

Vrijdag 21 juni 2013/Jaarbeurs/Utrecht Als zorgprofessional heeft u te maken met de roep (en soms zelfs druk) om effectiever en efficiënter te werken én samen te werken. Op het DigitaleZorgEvent bieden wij u alle inzichten, kennis en ervaringen die er zijn om de zorg slimmer te maken.

• eHealth zien, doen en beleven (Experience Zone). • Inhoudelijke geaccrediteerde kennissessies. • Inspirerend voor zowel zorgverlener als patiënt. • Sprekers als Wilna Wind, Micha Wertheim, Lucien Engelen, Dr. Bertho Nieboer en Vanessa Evers. • Gratis toegang op uitnodiging van uw patiënt of cliënt.

www.digitalezorggids.nl/event Een initiatief van

NEDERLANDSE PATIËNTEN CONSUMENTEN FEDERATIE

In samenwerking met

BSL_DZE_advertenties 210x297.indd 1 •FP-04 advertenties.indd 10

12-03-2013 11:00:49 03-04-13 13:40


47

Agenda april 2013

30 mei-1 juni

15 juni

18 april

1st World Congress on Pelvic Pain

HALYNeD symposium

Congres Samen sterk!

Er zal een plenaire bijeenkomst zijn met lezingen,

Locatie: Faculteit Gezonheidszorg,

Landelijk congres over gecombineerde ondersteu-

State of the Art en posterpresentaties.

Hogeschool Utrecht

ning voor mensen met dementie en hun familie.

Locatie: Beurs van Berlage, Amsterdam

Inlichtingen: www.halyned.hu.nl

Locatie: Singelkerk Amsterdam

Inlichtingen: www.pelvicpain-meeting.com

21 juni

Inlichtingen: www.vumc.nl/aca of www.ontmoetingscentradementie.nl

juni 2013

DigitaleZorgEvent U kunt digitale zorg zelf ter plaatse zien, doen en

18 april

7 juni

beleven door het volgen van workshops, sessies en

NAD Conferentie ‘Ruim baan voor regionale

NVFK Voorjaarscongres: ‘De nieuwe

lezingen. Vier hoofdthema’s: 1. Digitale zorg en uw

diabeteszorg en -preventie op maat’

generatie…!’

gegevens; 2. Digitale zorg zelf doen; 3. Digitale zorg

Wat heeft het Nationaal Actieprogramma Diabetes

De maatschappij verandert snel en vraagt ook van

samen doen; 4. Digitale zorg 2025.

(NAD) concreet opgeleverd voor de diverse zorg-

de kinderfysiotherapeut de nodige aanpassingen.

Slimmere zorg, dat doet u samen! Kom dus met

professionals en mensen met (een hoog risico

We nemen kennis van nieuwe onderzoeks- en be-

uw patiënt naar het DigitaleZorgEvent. Als u samen

op) diabetes? Hoe worden de resultaten in de

handelmethoden en moeten ons deze eigen maken

inschrijft, heeft u beiden gratis toegang.

zorgketen ingebed en wat draagt het NAD bij aan

door het volgen van cursussen en workshops. We

Locatie: Jaarbeurs Utrecht

het toekomstige (overheids)beleid? Het NAD legt de

leren virtueel te communiceren en maken gebruik

Inlichtingen: www.event.digitalezorggids.nl

basis voor preventie en zorg op maat dicht bij huis.

van een elektronisch patiënten dossier. We moeten

Een ontwikkeling die nauw aansluit bij de behoefte

wennen aan het intensieve raadplegen van internet

in het veld en bij de visie van het ministerie van

door patiënten, verwijzers en collega’s, en het over-

december 2013

Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

dragen van allerlei informatie via de elektronische

14 december

Locatie: Media Plaza, Utrecht

weg. Deze veranderingen staan bol van de uitda-

2e Nationaal congres Elastisch Tapen

Inlichtingen: Bohn Stafleu van Loghum,

gingen en kansen, en uiteraard ook bedreigingen;

Het programma van het congres is in

www.cursussenencongressen.nl

daar willen we samen de schouders onder zetten.

voorbereiding. Meer informatie volgt als het

Locatie: De Nieuwe Buitensociëteit, Zwolle

programma definitief is.

Inlichtingen: http://nvfk.fysionet.nl/congressen.html

Locatie: Gelderland

20 april Dutch Pain Society Congress 2013

Inlichtingen: Bohn Stafleu van Loghum,

Multidisciplinair pijncongres voor leden en overige

13 juni

belangstellenden. Thema: ‘Van multi naar meer,

Symposium ‘Oncologie in Perpectief -

Dutch Pain Society in nieuwe tijden’.

100 jaar grensverleggend’

Locatie: Congrescentrum de ReeHorst, Ede

Op donderdag 13 juni 2013 organiseert het Antoni

Inlichtingen: www.dutchpainsociety.nl of

van Leeuwenhoek voor het negentiende achtereen-

congresservice@dutchpainsociety.nl

volgende jaar een symposium over ontwikkelingen

MEi 2013

in de oncologische zorg voor verpleegkundigen

23-26 mei

en paramedici. Het thema van het symposium is

4th International Congress on Neuropathic Pain

‘100 jaar grensverleggend’. Tijdens het symposium

Topics covered will feature the most up-to-date

15 mei

wordt teruggeblikt op de afgelopen 100 jaar in de

information and developments in the understanding

Congres ‘Chronische pijn’

oncologie is er veel aandacht voor de hedendaagse

and care of patients with neuropathic pain.

Behandeling en begeleiding in de eerste lijn

ontwikkelingen op dit gebied en aan het einde van

Locatie: Toronto, Canada

Met praktische adviezen en actuele onderzoeks-

de dag vindt een kijkje in de toekomst plaats.

Inlichtingen: www.neupsig.org, www.kenes.com/

resultaten. Op dit congres wordt u volledig

Locatie: Theater/Congrescentrum De Meervaart

neupsig

geïnformeerd over de laatste stand van zaken in

in Amsterdam-Osdorp

de behandeling en wetenschap van chronische

Inlichtingen: www.avl.nl/symposium-oncologie-

pijn. Specialisten in behandeling van chronische

in-perspectief-2013

MEi 2013

www.cursussenencongressen.nl

BUITENLAND

OKTOBER 2013 9-12 oktober

pijn geven ieder op hun gebied een update met veel praktische adviezen. Er zijn bijdragen vanuit de

14 juni

EFIC Congress: Pain in Europe VIII

pijnklinieken van diverse universitaire ziekenhuizen,

Congres Lage rugpijn

The EFIC will announce more details and

vanuit de praktijk van de fysiotherapie en huisarts,

De laatste kennis en inzichten over het beloop van

information on how to register et cetera closer

en vanuit de psychologie.

de klachten, de waarde van diagnostische testen

to the actual date.

Doelgroep: fysiotherapeuten, huisartsen oefen-

en de (kosten)effectiviteit van bestaande en nieuwe

Locatie: Florence, Italië

therapeuten en psychologen.

behandelingen.

Inlichtingen: www.efic.org

Locatie: Domstad Congrescentrum, Utrecht

Locatie: Jaarbeurs Utrecht

Inlichtingen: www.lannoocampus-academie.nl

Inlichtingen: Bohn Stafleu van Loghum, www.bsl.nl/lagerug

■ Nieuw toegevoegde evenementen

FysioPraxis | april 2013

AGENDA.indd 47

03-04-13 16:04


verde r m et fys i ot h e ra p i e

Waarom juist nú in een masteropleiding investeren? Nu de verdiensten in veel praktijken onder druk staan, investeren ondernemende praktijkeigenaren in de kwaliteit van hun fysiotherapeuten. Om patiënten nog beter en sneller te kunnen helpen en om zich positief te onderscheiden. Ook bij SOMT zijn we ervan overtuigd dat de toekomst van ons vakgebied om kwaliteit draait. Daarom investeren wij veel in onze masteropleidingen. Bijvoorbeeld in zogenaamde Master-op-Master-

Schrijf uw medewerker(s) voor 1 juli in en ontvang een voucher voor SOMT cursussen en symposia

opleidingen en onze samenwerking met de Vrije Universiteit Brussel. Bezoek op 8 juni onze open dag. Of lees eerst op onze website waarom u juist nú voor een masteropleiding van SOMT moet kiezen.

www.somt.nl | (033) 456 07 37 | info@somt.nl | of volg ons op twitter.com/somtamersfoort SOMT adv Masteropleiding A4 V2.indd 1 •FP-04 advertenties.indd 11

02-04-13 15:56 03-04-13 13:40


Vraag en aanbod

49

Vraag & Aanbod Aangeboden Solopraktijk ter overname. .Geen goodwill ! Praktijkruimte (+- 100 m2) +( te verhuren) bovenwoning te koop of te huur. Inventaris goedkoop over te nemen. tel. 046 4753062

middelgrote plaats. De praktijk bestaat uit 3 maten. Gezien de samenstelling van het team gaat de voorkeur uit naar een vrouw met interesse voor bekken-. psychosomatische fysiotherapie en oedeemtherapie. Meer informatie onder nummer 06-28144322 .

Te koop aangeboden! praktijk voor fysiotherapie in zonnig Spanje (Benidorm). Geen eigen praktijkruimte! Faciliteiten en behandelingen in residenties, hotels, urbanisaties enz. Voor meer informatie glenn@deugdenterpstra.nl of 0345588004

Goedlopende praktijk Fysio- en Manuele Therapie. Het betreft een full time maatschapsdeel in Hengelo (Ov) en wordt aangeboden ivm pensionering. Tevens wordt een deel van het praktijkpand te koop aangeboden evenals de inventaris. Lammert Dijkstra, 0646343721

Ter overname:HKZ gecertificeerde Praktijk voor Fysiotherapie in Twente (4fte;5fysioth.) wordt i.v.m. het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd na 35 jaar ter overname aangeboden.Er zijn meerdere specialisaties aanwezig. We beschikken over een modern praktijkpand (340m2) en parkeergelegenheid op eigen terrein. 2 andere paramedische disciplines zijn in het pand gevestigd. Brieven onder nummer FP02310

Unieke kans!Direct over te nemen: Solopraktijk manueel- en fysiotherapie, watersportplaats,hartje Friesland.Prachtige omgeving, gemotiveerde mensen, stevige basis, ontwikkelkansen. Informatie:Jeroen Renkema (VvAA), jeroen.renkema@vvaa.nl

Ter overname aangeboden maatschapsdeel, ongeveer 35 uur, in fysiotherapiepraktijk in het midden van het land in een

Personeel gevraagd Gezocht per 1 juni 2013: collega fysiotherapeut op haptonomische basis ter invulling van de psychosomatiek binnen onze praktijk. Het betreft een vacature van 16

uur per week. Wij zijn een praktijk met verschillende specialisaties die intensief samenwerken. Voor meer info: www.fysiotherapiekoningsweg.nl. Graag uw sollicitatie met CV richten aan mevr. L. van der Sterren (fysio-koningsweg@planet.nl) Gezocht voor Plus-praktijk in paramed centrum ZO-Br.: mannelijke fysiotherapeut voor 30-35 u.p/w specialisatie(s): manueel/PSF/geriatrie( of stud. hiervoor). Wij bieden een prettige werkomgeving met diverse ft. Spec., 7 Fte Maatschapsdeel ( nu 2 maten) op termijn mogelijk! Reacties op korte termijn: t.a.v. Medisch Beweegcentrum, De Dam 5, 6021 KM Budel. info@medischbeweegcentrum.nl tel 0495-494393 Deze advertentierubriek is alleen voor KNGF-leden. Ga voor het plaatsen van een advertentie in de rubriek Vraag & Aanbod naar FysioNet, www.fysionet.nl > inloggen > Producten & Diensten > FysioPraxis > Vraag & Aanbod. Reactie onder nummer (linksboven op envelop) kunt u sturen naar: Bohn Stafleu van Loghum, FysioPraxis, Afdeling Vraag & Aanbod, t.a.v. Eleonora Smit, Postbus 246, 3990 GA Houten. Wanneer u nog vragen heeft, kunt u contact opnemen met e.smit@bsl.nl.

ADVERTENTIE

LageRUGPIJN Congres

Vrijdag 14 juni 2013 JaaRbeURs UtRecht

Meer informatie: www.bsl.nl/lagerug

CLR2013_Adv_185x132mm.indd 1

FP 04 V&A.indd 49

• • • • •

Klinische richtlijnen voor lage rugpijn Gedragsmatige behandeling van lage rugpijn Preventie en behandeling van lage rugpijn in de werkomgeving Multidisciplinaire behandeling van patiënten met chronische lage rugpijn Indelen van patiënten met lage rugpijn in subgroepen

17-12-2012 11:04:39

FysioPraxis | april 2013

03-04-13 13:37


50

VRAAG EN AANBOD

VRAAG & AANBOD Voorheen Astma Fonds

De beste zorg voor longpatienten In Nederland zijn ruim één miljoen mensen met een chronische longziekte. Het Longfonds zet zich voor hen in, want longen zijn van levensbelang. Wij strijden voor gezonde longen en tegen chronische longziekten.

Voorheen Astma Fonds

Voorheen Astma Fonds

Voorheen Astma Fonds

Astma, en wat nu?

heeft Mijn kind nu? astma, wat dlid

C PD, CO en wat nu?

lid

lid men p: t met s op: onds fonds fonds

min)

ds.nl

V30/01.13

3

s op: onds fonds fonds

ds.nl

V31/01.13

Als zorgverlener geeft u zorg aan chronische longpatiënten. Hen voorzien van waardevolle informatiee over hun ziekte is daarin belangrijk. Het Longfonds helptt u daarbij, met voorlichtingsmaterialen die u gratis kunt bestellen via onze website. longfonds.nl/bestellen

volg ons op: @longfonds facebook.com/longfonds youtube.com/longfonds

longfonds.nl

COLOFON VA K I N F O R M AT I E V O O R D E F Y S I O T H E R A P E U T FysioPraxis is het officiële tijdschrift van het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) en verschijnt 12 keer per jaar. UITGEVER

Karin Linden Bohn Stafleu van Loghum Het Spoor 2, 3994 AK Houten Postbus 246, 3990 GA Houten T: (030) 638 38 05 E: k.linden@bsl.nl I: www.bsl.nl REDACTIEADRES

Bohn Stafleu van Loghum Postbus 246, 3990 GA Houten T: (030) 638 37 43 E: s.hoevers@bsl.nl EINDREDACTIE

Suzet Hoevers E: s.hoevers@bsl.nl

REDACTIE

ABONNEMENTEN NIET-KNGF LEDEN

Adri Apeldoorn Saskia Bon (hoofdredacteur) Karin Haks Lidwien van Loon (Specialistenkatern) François Maissan Caroline Speksnijder Harriët Wittink

Een abonnement (incl. verzend- en administratiekosten) op FysioPraxis voor particulieren kost per jaar € 106,00 en niet-leden buitenland € 131,00 (prijswijzigingen voorbehouden). Abonnementen kunnen op iedere gewenst moment worden aangegaan. Een abonnement wordt eenmaal per jaar bij voorfacturering voor het aankomend jaar berekend en belast. Beëindiging van het abonnement is mogelijk op elk moment in het jaar, met inachtneming van een maand opzegtermijn. Indien u uw abonnement wilt stopzetten, vindt verrekening plaats met eventueel reeds betaald abonnementsgeld. U betaalt dan alleen voor de maanden waarin u abonnee bent geweest en eventueel teveel betaald abonnementsgeld wordt aan u gecrediteerd.

ADVERTENTIES

Bohn Stafleu van Loghum, advertentietarieven op aanvraag Bas de Wit T: (030) 638 38 24 E: b.dewit@bsl.nl Jan Peterson T: (030) 638 39 76 E: j.peterson@bsl.nl I: www.bsl.nl/adverteerders Eleonora Smit T: (030) 638 37 04 E: e.smit@bsl.nl

REDACTIERAAD

Gaston Melis, (1967) communicatie

ABONNEMENTEN / ADRESWIJZIGINGEN

KNGF, Postbus 248, 3800 AE Amersfoort T: (033) 467 29 00 E: ledenadministratie@kngf.nl

ADRESWIJZIGING NIET-KNGF LEDEN

Bij wijziging van de tenaamstelling en/of het adres: adreswikkel met de gewijzigde gegevens opsturen naar het KNGF.

de inhoud van de door hen geschreven artikelen en het KNGF voor het verenigingsnieuws. AUTEURSRECHT

©2013 KNGF. Artikelen mogen alleen worden overgenomen en/of vermenigvuldigd, op welke wijze dan ook, na schriftelijke toestemming van het KNGF of Bohn Stafleu van Loghum en met bronvermelding. BLADCONCEPT

Bohn Stafleu van Loghum VORMGEVING

Onnink Grafische Communicatie BV FOTO OMSLAG

ALRK-netwerk, Fysiotherapie Elisabeth in Alkmaar, Bob van den Meiracker Robert Jan Stokman Fotografie BEELD

o.a. Shutterstock (www.shutterstock.com) ISSN 0927-5983

VERANTWOORDELIJKHEID

De verantwoordelijkheid voor de samenstelling van het tijdschrift berust bij de redactie, met dien verstande dat de auteurs verantwoordelijk zijn voor

FysioPraxis | april 2013

FP 04 V&A.indd 50

03-04-13 16:00


adv_jan2013.indd 1 •FP-04 advertenties.indd 12

23-01-13 14:22 03-04-13 13:40


ONZE ROL IN DE SPORT

Voor een optimaal herstel wil iedereen de beste medische zorg. org. Met onze TÜV-gecertificeerde, latexvrije tape garanderen wij het beste materiaal. Op deze manier ondersteunen wij, al bijna 15 jaar, topsporters over de hele wereld bij hun prestaties. Daarom is er voor fysiotherapeuten en hun patiënten maar één keus: CureTape. reTape.

www.curetape.nl

13190 Adv. CureTape NL (gouden beker) A4.indd 1 •FP-04 advertenties.indd 13

06-08-12 12:31 03-04-13 13:40


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.