31
‘Met behulp van de HOAC II worden de verschillende stappen in het denkproces van de fysiotherapeut met betrekking tot diagnostiek en behandeling inzichtelijk gemaakt’ zelf zijn ingebracht worden vergeleken met de problemen die door andere betrokkenen zijn gemeld (bijvoorbeeld door de partner of door de werkgever). De hypothese wordt derhalve gebaseerd op de PIP’s en de non-PIP’s. Verder onderzoek zal meer richting geven aan de voorlopige hypothese. Informatie van de patiënt (PIP) en zijn omgeving (NPIP), maar ook gedifferentieerder onderzoek zullen uiteindelijk bijdragen aan de definitieve hypothese. Bij de definitieve hypothese wordt een mening geformuleerd over elk bestaand probleem en elk te verwachten probleem.
Sneller denkproces Met betrekking tot de bestaande problemen kan zo nodig een behandeling worden ingesteld (of kan hiervan worden afgezien), en bij problemen die in de toekomst worden verwacht kunnen bijvoorbeeld preventieve maatregelingen worden genomen. Ook de stappen die in de behandeling moeten worden genomen zijn in de HOAC II uitgebreid gedefinieerd. Er dient evaluatie plaats te vinden van bestaande en te verwachten problemen. Hierna kan worden geïnventariseerd of de doelen zijn bereikt en of de gevormde hypothesen correct zijn of dat bijstelling hiervan noodzakelijk is. Met behulp van de HOAC II worden de verschillende stappen (vormen en toetsen van hypothesen) in het denkproces van de fysiotherapeut met betrekking tot diagnostiek en (eventueel geïndiceerde) behandeling inzichtelijk gemaakt. Het gebruik van dit model levert veel op, maar kost novieten in eerste instantie veel tijd. Eigen ervaring en ervaringen van anderen leren dat bij veelvuldig gebruik van de HOAC II het denkproces veel gestructureerder en uiteindelijk sneller verloopt.10
Literatuur 1. Rothstein JM, Echternach JL, Riddle DL. The Hypothesis-Oriented Algorithm for Clinicians II (HOAC II): a guide for patient management. Phys Ther. 2003;83:455-70. 2. International Classification of Functioning, Disability and Health. World Health Organization, Geneve, 2002. 3. Offringa M, Assendelft WJJ van, Scholten RJPM. Inleiding in evidence-based medicine. 2de herziene druk, Bohn Stafleu Van Loghum, Houten, 2007. 4. Haynes, Deveraux, Guyatt. Clinical expertise in the area of evidence based medicine and patient choice. EBM Notebook 2002. 5. Beurskens AJHM, Peppen RPS van, Stutterheim E, Swinkels RAHM, Wittink H. (eds.) Meten in de Praktijk, Bohn Stafleu Van Loghum, Houten, 2008. 6. Swinkels RAHM, Peppen RPS van, Custers JWH, Wittink H, Beurskens AJHM. Implementatiestrategie klinimetrie fysiotherapie: het gebruiken van meetinstrumenten door fysiotherapeuten in de dagelijkse praktijk. 7. Higgs J, Jones M. Clinical reasoning in the health professions. Oxford: Butterworth-Heinemann, 1995. 8. Edwards I, Jones M, Carr J et al. Clinical reasoning strategies in physical therapy. Phys Ther. 2004;84(4): 312-30. 9. Nijhuis-van der Sanden R, Hartman A, Empelen R. Werkwijze binnen de kinderfysiotherapie. In: Kinderfysiotherapie, Empelen van R, Nijhuis-van der Sanden R, Hartman A (redactie), Elsevier Gezondheidszorg, 2e herziene druk, Maarssen, 2006. 10. Engelbert RHH, Wittink H. eds, Klinisch redeneren met de HOAC II. Bohn Stafleu van Lochem, Houten, 2010, ISBN: 9789031377275.
Dr. Raoul Engelbert, lector opleiding Fysiotherapie Hogeschool van Amsterdam, senior staflid afdeling Revalidatie Academisch Medisch Centrum Amsterdam. Dr. Harriët Wittink, lector Leefstijl en Gezondheid, Hogeschool Utrecht.
FysioPraxis | februari 2013
CASUÏSTIEK.indd 31
05-02-13 13:53