TaalCompleet A2 Thema8 Inkijkexemplaar

Page 1


Thema 8

Opleidingen

Inhoudsopgave 8.1 8.2 8.3 8.4 8.5 8.6 8.7 8.8 8.9 8.10 8.11

Na de middelbare school Verder leren Een cursus kiezen Je aanmelden voor een cursus Ik werk, jij werkte, hij heeft gewerkt Je inschrijven voor een cursus Een cursus volgen Ik heb, jij kon, hij heeft bedacht Werken en leren Blijf jezelf ontwikkelen Het examen

194 197 199 201 203 208 210 213 217 218 220


THEMA

1

Welk woord hoort bij welk plaatje?

• het diploma • de docent

• de kunst • het lokaal

…………………………….........………………

…………………………….........………………

…………………………….........………………

…………………………….........………………

8

OPLEIDINGEN

2

Beantwoord de vragen.

1. Welke opleiding heb jij gedaan in je eigen land? En in Nederland? �������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������� 2. Heb je een diploma gehaald? Zo ja, welke? �������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������� 3. Welke cursus of opleiding wil jij nog doen? Waarom? ��������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������

8.1 Na de middelbare school ** Kiezen voor de toekomst Aan het einde van de middelbare school doe je eindexamen. Als je slaagt voor het examen krijg je een diploma. Je moet dan kiezen wat je in de toekomst gaat doen. Je kunt verschillende dingen doen: • een opleiding doen voor een beroep • studeren aan een hogeschool of universiteit

194


• werk zoeken Je ziet hier wat je kunt doen met je diploma: Je hebt dit diploma:

Je kunt deze opleiding doen:

Je leert:

vmbo-diploma → mbo-opleiding

een beroep

havo-diploma

→ hbo-opleiding

theorie en praktijk

vwo-diploma

wetenschappelijke theorie en opleiding onderzoek

Je doet dat hier:

Het duurt:

Dit kun je worden:

bakker ROC of een 2, 3 of 4 jaar automonteur bedrijfsschool kok journalist hogeschool 4 jaar drogist docent rechter universiteit 4 of 5 jaar politicus tandarts

De keuze voor je toekomst Veel mensen weten al jong wat ze willen gaan doen. Sommige mensen weten dat nog niet. Je moet over verschillende dingen goed nadenken. Dan kun je een goede keuze maken. • Wat voor diploma heb je? • Wat kun je goed? • Welke interesses heb je? • Wil je graag met mensen werken? • Wil je binnen of buiten werken? • Zijn er veel of weinig banen? • Wil je veel geld verdienen? Buitenlandse diploma’s Diploma’s uit je eigen land zijn soms anders dan de Nederlandse diploma’s. Bij het IDW (Internationale Diploma Waardering) kijken mensen wat je diploma waard is. Ze vergelijken je diploma met een Nederlands diploma. Je krijgt dan een officieel papier. Op dat papier staat wat je diploma in Nederland waard is. Kijk voor meer informatie op www.idw.nl.

3

Maak de opdracht.*

Ga naar www.taalsterk.nl en maak de opdracht op de computer.

4

Wat betekenen de woorden?

Wat betekenen de blauwe woorden? Schrijf de betekenis op in de woordenlijst.

5 6 7 * 8 * 9

**

10 ** Maak de opdrachten.

Ga naar www.taalsterk.nl en maak de opdrachten op de computer.

195


THEMA

11 Vul in.** Vul het formulier in. Gebruik je eigen gegevens. Zit je niet meer op school? Bedenk dan bij ‘huidige school’ en ‘huidige opleiding’ zelf een naam en adres.

8

OPLEIDINGEN

Inschrijfformulier MBO Graag voor 1 april volledig en duidelijk ingevuld opsturen. Gegevens student Geslacht: Achternaam: Voornaam: Geboortedatum: Geboorteland: Geboorteplaats: Nationaliteit: Rekeningnummer:

□ Man

□ Vrouw

Adresgegevens student Straat: Postcode: Telefoon: E-mail:

Woonplaats:

Huisnummer: Mobiel:

Huidige school Naam: Straat: Postcode: Telefoon:

Woonplaats:

Huisnummer:

Opleidingen Opleiding □ vmbo □ havo □ vwo □ mbo □ Anders, namelijk __________________________________

196

Diploma □ Ja □ Nee □ Ja □ Nee □ Ja □ Nee □ Ja □ Nee □ Ja □ Nee

Gehaald in jaar


Opleiding Voor welke opleiding wil je je inschrijven? Datum: Handtekening student:

Handtekening ouder: (alleen als student jonger dan 18 jaar is)

8.2 Verder leren ** Kinderen en jongeren in Nederland gaan naar school. Maar ook volwassenen blijven leren. Je bent nooit te oud om te leren! Je kunt verschillende dingen doen als je volwassen bent. Cursus In een cursus leer je hoe je iets moet doen. Er zijn veel soorten cursussen, bijvoorbeeld computercursussen of taalcursussen. Een cursus duurt meestal niet langer dan een jaar. Je moet er één of twee keer per week naartoe. De cursus kan overdag of ’s avonds zijn. Je kunt bijvoorbeeld naar een rijschool om je rijbewijs te halen. Of naar een tekencursus als je wilt leren tekenen. Een cursus kan voor je werk zijn, maar het kan ook een hobby zijn. Heb je belangstelling om een cursus te doen? In de bibliotheek kun je informatie vragen over cursussen. Ook in de krant of op internet kun je informatie zoeken. Opleiding Met een opleiding kun je een beroep leren, bijvoorbeeld automonteur. Een opleiding duurt meestal een paar jaar. Je moet vaak iedere dag naar school. Maar voor sommige opleidingen hoef je niet iedere dag naar school. Je kunt dan leren en werken tegelijk. Soms moet je ook stage lopen. Je kunt bijvoorbeeld een opleiding bij het ROC volgen. Sommige bedrijven hebben ook speciale opleidingen voor hun werknemers. Daar leer je precies wat je nodig hebt voor je vak. Ervaringscertificaat Misschien heb je geen diploma, maar ben je ergens wel heel goed in. Je kunt dan een ervaringscertificaat (EVC) halen. Dat is een bewijs dat je iets heel goed kunt, omdat je er ervaring mee hebt. Met een EVC kun je makkelijker werk krijgen. Je hebt dan geen diploma meer nodig. Een EVC kun je in een paar weken halen. Het is dus sneller en goedkoper dan een opleiding.

197


THEMA

Bijvoorbeeld: Robert kan goed auto’s repareren. Maar hij heeft geen diploma. Hij besluit daarom om een EVC te halen. Daardoor kan hij makkelijker werk vinden als automonteur. Kijk voor meer informatie op deze websites: www.ervaringscertificaat.nl of www. kenniscentrumevc.nl.

8

OPLEIDINGEN

12 Maak de opdracht.* Ga naar www.taalsterk.nl en maak de opdracht op de computer.

13 Wat betekenen de woorden? Wat betekenen de blauwe woorden in de tekst? Schrijf de betekenis op in de woordenlijst.

14 15 * 16 **

Maak de opdrachten.

Ga naar www.taalsterk.nl en maak de opdrachten op de computer.

17 Maak de opdracht.* Ga naar www.taalsterk.nl en maak de opdracht op de computer.

198


8.3 Een cursus kiezen ** Wil je een cursus volgen? Dan kun je bijvoorbeeld naar een buurthuis gaan. Kinderen, jongeren en volwassenen kunnen hier cursussen volgen. Op de website van het buurthuis kun je vinden welke cursussen er zijn. Meestal is er ook een folder waar meer informatie in staat. Hieronder zie je een voorbeeld van een rooster van een buurthuis.

Buurthuis De Klimop Informatie: 030 9854671 Openingstijden: ma. t/m vr. 8.30 – 21.00 uur Ook dit jaar hebben we weer leuke cursussen voor u. Kijk in het rooster wat u leuk vindt. Aanmelden voor een cursus kan tot vrijdag 31 augustus.

Cursussen

startdatum 10 september

cursus schilderen

dag maandag

tijd 19.00 – 20.15

lokaal 3

10 september

internet 50+

maandag

19.30 – 21.00

1

17 september

Spaans niveau 1

maandag

19.00 – 20.30

4

11 september

computercursus

dinsdag

19.00 – 20.30

1

11 september

dansen voor kinderen

dinsdag

16.30 – 18.00

4

12 september

tekenen voor kinderen

woensdag

13.30 – 15.00

3

19 september

korte verhalen schrijven woensdag

14.00 – 15.30

4

13 september

fietsen voor vrouwen

donderdag 13.30 – 15.00

2*

13 september

koken voor mannen

donderdag 18.30 – 20.00

2

20 september

de mooiste foto’s maken donderdag 19.00 – 20.30

3

20 september Spaans niveau 2 donderdag 19.00 – 20.30 * We verzamelen in het lokaal en gaan daarna samen naar buiten.

4

Bij de administratie liggen formulieren waarmee u zich kunt inschrijven. Op het rooster zie je op welke dag, hoe laat en waar de cursus gegeven wordt. Je kunt bij het buurthuis altijd meer informatie vragen. De mensen daar kunnen je uitgebreid vertellen wat je in de cursus gaat doen.

199


THEMA

18 Maak de opdracht.* Ga naar www.taalsterk.nl en maak de opdracht op de computer.

19 Wat betekenen de woorden?

8

Wat betekenen de blauwe woorden in de tekst? Schrijf de betekenis op in de woordenlijst.

OPLEIDINGEN

20 21 * 22 **

Maak de opdrachten.

Ga naar www.taalsterk.nl en maak de opdrachten op de computer.

23 Vul in.** Vul de agenda in. Je gaat naar de cursus koken voor mannen bij buurthuis De Klimop Je dochter gaat meedoen aan de cursus dansen voor kinderen. Je zoon gaat de cursus tekenen voor kinderen doen. Schrijf de cursussen in je agenda. Gebruik het rooster van tekst 8.3. september

week 37

september

10 maandag

donderdag 13 _____________________________ _____________________________ _____________________________

11 dinsdag

vrijdag 14 _____________________________ _____________________________ _____________________________

12 woensdag

zaterdag 15 _____________________________ zondag 16 _____________________________

_____________________________ _____________________________ _____________________________ _____________________________ _____________________________ _____________________________ _____________________________ _____________________________ _____________________________

200

week 37


8.4 Je aanmelden voor een cursus ** 24 Luister naar de tekst.** Ga naar www.taalsterk.nl en luister naar tekst 8.4. Je hoort Elise. Ze wil een computercursus doen. Ze belt naar de Volksuniversiteit.

25 Maak de opdracht.* Ga naar www.taalsterk.nl en maak de opdracht op de computer.

26 Print uit. Ga naar www.taalsterk.nl en print de tekst uit.

27 Wat betekenen de woorden? Wat betekenen de blauwe of onderstreepte woorden in de tekst? Schrijf de betekenis op in de woordenlijst.

28 29 * 30 **

Maak de opdrachten.

Ga naar www.taalsterk.nl en maak de opdrachten op de computer.

31 Wat zeg je?* Schrijf op hoe jij zou reageren. 1. Je belt met een vriendin. Je vriendin praat erg zacht en je verstaat haar niet. Wat zeg je? Of wat vraag je? �������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������� 2. Je volgt een computercursus. Je hebt een code nodig voor de computer. Je hebt geen code gekregen. Wat vraag je? �������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������� 3. Je zit in de les. De docent legt uit hoe je vragen kunt stellen. Je begrijpt de docent niet. Het gaat te snel. Je wilt dat ze wat langzamer praat. Wat vraag je? �������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������� 4. De docent heeft iets uitgelegd. Nu vraagt ze of je het begrijpt. Je begrijpt het nog niet goed. Wat zeg je? Of wat vraag je? ��������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������

201


THEMA

5. Je gaat naar een cursus. Je moet in lokaal 5 zijn. Je kunt het lokaal niet vinden. Wat vraag je? ��������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������

32 Maak de brief af.**

8

OPLEIDINGEN

Je wilt de cursus Spaans niveau 3 volgen. Op het rooster lees je: De cursus Spaans niveau 3 is vol. U kunt zich wel inschrijven voor de wachtlijst. U krijgt dan zo snel mogelijk bericht. Je schrijft een brief naar de school. Je schrijft dat je op de wachtlijst wilt.

Beste mevrouw Riveros, Ik wil graag deelnemen aan de cursus Spaans niveau 3. Ik las dat ………………..................………………………...............………………………………… . Ik wil ………………..................………………………...............……………………………........…… . Ik hoop dat ………………..................………………………...............……………………………. . …………...............………………………………… …………...............…………………………………

202


8.5 Ik werk, jij werkte, hij heeft gewerkt ** ^ Tegenwoordige tijd In boek A1 thema 2 leer je hoe je werkwoorden in de tegenwoordige tijd gebruikt. Die woorden gaan over nu. Kijk maar eens naar het werkwoord werken: ik werk werk Ik werk anderhalf uur per dag. jij werk + t werkt Jij werkt niet vaak. werk jij? Werk jij niet vaak? u werk + t werkt U werkt in de provincie Zeeland. hij / zij werk + t werkt Hij werkt op een leuke plek. wij werk + en werken Wij werken veel samen. jullie werk + en werken Jullie werken ‘s avonds. zij werk + en werken Zij werken bij de overheid. Veel werkwoorden gaan op deze manier. Verleden tijd Je kunt ook praten over vroeger. Je gebruikt de werkwoorden dan in de verleden tijd. Als je over vroeger praat, zet je –te(n) of –de(n) achter de ik-vorm van het werkwoord. SoFTKeTCHuP X Weet je nog wanneer je een –t of een –d moet gebruiken? Dat kun je zien met de ‘SoFTKeTCHuP X’ regel. • Is de laatste letter van de ik-vorm een S, F, T, K, CH, P of X? Dan komt er achter de ik-vorm –te(n). • Is de laatste letter van de ik-vorm een andere letter? Dan komt er achter de ik-vorm –de(n). Voorbeeld: werken. Achter de ik-vorm (werk) komt –te(n): Nu Vroeger ik werk werkte jij werkt werkte werk jij? werkte jij? u werkt werkte hij / zij werkt werkte wij werken werkten jullie werken werkten zij werken werkten

ik-vorm + te(n)

203


THEMA

Voorbeeld: rennen. Achter de ik-vorm (ren) komt –de(n): Nu Vroeger ik ren rende jij rent rende ren jij? rende jij? u rent rende hij / zij rent rende wij rennen renden jullie rennen renden zij rennen renden

8

OPLEIDINGEN

ik-vorm + de(n)

Voltooide tijd Je kunt ook op een andere manier over vroeger praten. Namelijk in de voltooide tijd. Je gebruikt dan hebben of zijn en het voltooid deelwoord. Bijvoorbeeld: hebben Ik heb de leraar een vraag gesteld. Jij hebt heerlijke soep gemaakt. Hij heeft zijn nieuwe oven gebruikt. Wij hebben het artikel gelezen. Jullie hebben vandaag veel geleerd. Zij hebben de spullen op tijd geleverd.

zijn Ik ben naar huis gekomen. Jij bent vroeg wakker geworden. Hij is op vakantie gegaan. Wij zijn naar de markt geweest. Jullie zijn van de trap gevallen. Zij zijn helemaal naar Maastricht gefietst.

Vaak kun je een regel gebruiken om het voltooid deelwoord te maken. Je kijkt eerst wat de ik-vorm van het werkwoord is. Vóór de ik-vorm komt ge– en ná de ik-vorm komt –t of –d: hele werkwoord ik-vorm voltooid deelwoord werken werk gewerkt rennen ren gerend

33 Wat betekenen de woorden? Wat betekenen de blauwe woorden in de tekst? Schrijf de betekenis op in de woordenlijst.

34 35 * 36 **

Maak de opdrachten.

Ga naar www.taalsterk.nl en maak de opdrachten op de computer.

37 * 38 * 39 *

Maak de opdrachten.

Ga naar www.taalsterk.nl en maak de opdrachten op de computer.

204


40 Beantwoord de vragen.** Gebruik de woorden die tussen haakjes staan. Voorbeeld Wat kook jij vandaag? (koken – soep) Vandaag kook ik soep.

1. Waar kijk je naar? (kijken – schilderij) ������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������ . 2. Wat doen die mensen? (rennen – trein) ������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������ . 3. Waar werkt Mounir nu? (werken – bank) ������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������ . 4. Wat deed Marisha daar? (gooien – bal) ������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������ . 5. Wat deed je gisteren in Amsterdam? (fietsen – straat) ������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������ . 6. Waarom hadden je ouders vroeger geen auto? (verdienen – geld) ������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������ . 7. Wat heb je vandaag gedaan? (werken – tuin) ������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������ . 8. Wanneer zijn Adin en Nadya getrouwd? (trouwen – vorige week) ������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������ .

41 Maak zinnen met de woorden.** Schrijf deze zinnen in de tegenwoordige tijd: 1. zwemmen – neef �������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������� 2. wachten – Marieke �������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������� 3. schilderen – huis ��������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������

205


THEMA

4. sparen – zegeltjes �������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������� Schrijf deze zinnen in de verleden tijd:

8

5. schrijven – oma

OPLEIDINGEN

�������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������� 6. kosten – auto �������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������� 7. wandelen – gisteren �������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������� 8. vertellen – geheim ��������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������

42 Maak de zinnen af.** Gebruik de woorden die tussen haakjes staan. 1. Mariëlle heeft ������������������������������������������������������������������������������������������ . (werken, hard) 2. Tom en Sara zijn �������������������������������������������������������������������������������� . (trouwen, gisteren) 3. Mijn vader heeft ����������������������������������������������������������������������������������� . (schilderen, kast) 4. De mannen hebben ��������������������������������������������������������������������������������� . (bouwen, huis) 5. Mijn vrienden hebben ��������������������������������������������������������������������� . (organiseren, feest) 6. De jongeren hebben ����������������������������������������������������������������������������� . (dansen, samen) 7. Ik heb ����������������������������������������������������������������������������������������������������� . (volgen, cursus) 8. Corine is ����������������������������������������������������������������������������������������� . (fietsen, naar school)

206


43 Schrijf een e-mail.* Vandaag hoefde je niet te werken. Je had dus tijd voor andere dingen. Je schrijft een e-mail aan je vriend Hassan. Schrijf wat je vandaag gedaan hebt.

fietsen Nieuw bericht Aan: Onderwerp:

eten koken

wandelen

hasboy@huis.nl hoi Hassan

Hoi Hassan, ………………………………….............…………………………………………………. ………………………………….............…………………………………………………. ………………………………….............…………………………………………………. ………………………………….............…………………………………………………. ………………………………….............…………………………………………………. ………………………………….............…………………………………………………. Groetjes, ……………………………………

207


THEMA

8.6 Je inschrijven voor een cursus Heb je interesse in een cursus? Dan kun je informatie over cursussen opzoeken. Zodra je weet welke cursus je wilt gaan doen, kun je je inschrijven. Meestal moet je daarvoor een inschrijfformulier invullen. Hieronder zie je een voorbeeld van een formulier.

8

OPLEIDINGEN

VOLKSUNIVERSITEIT OUDDORP Lassostraat 65 | 3281 AV Ouddorp | tel.: 0187-112233 e-mail: ouddorp@volksuniversiteit.nl www.volksuniversiteit.nl/ouddorp Openingstijden: maandag t/m donderdag 9.00-19.00 uur INSCHRIJFFORMULIER Naam + voorletters: Adres: Postcode en woonplaats: Telefoon thuis: Telefoon werk/mobiel: E-mail:

M/V

Cursusnaam Cursus-

Cursusprijs

Extra kosten

Bedrag boeken *

Totaal

1. 2. 3.

€ € €

€ € €

€ € €

€ € € € _______

nummer

Totaal

* Alleen invullen als u deze boeken wilt bestellen via de Volksuniversiteit.

U kunt zich alleen inschrijven als u gelijk betaalt. Hoe wilt u betalen? ○ Ik betaal met mijn bankrekening. ○ Ik betaal geld bij de administratie. Handtekening:

Datum:

_______________________

_______________________

Zodra wij uw geld hebben ontvangen, is uw inschrijving definitief. Wij bevestigen uw inschrijving met een brief. Let op: de cursussen starten alleen als minstens vijf mensen zich hebben ingeschreven! Voor sommige cursussen heeft u speciale materialen nodig. U krijgt dan een brief. Daarin staat wat u moet meenemen.

208


44 Maak de opdracht.* Ga naar www.taalsterk.nl en maak de opdracht op de computer.

45 Wat betekenen de woorden? Wat betekenen de blauwe woorden in de tekst? Schrijf de betekenis op in de woordenlijst.

46 47 * 48 **

Maak de opdrachten.

Ga naar www.taalsterk.nl en maak de opdrachten op de computer.

49 Vul in.** Vul het formulier in. Je wilt twee cursussen gaan volgen. Lees de informatie over de cursussen. Je wilt met je bankrekening betalen. Vul het inschrijfformulier in op de volgende bladzijde.

Dans met ons mee t u verschillende In deze cursus leer tango en salsa. soorten dans. Zoals schoenen mee. Neem zelf uw dans uari Startdatum: 9 febr ,Kosten cursus: € 90 Code: D105

Iedereen ka n tekenen In deze cur sus leert u a lles over tek U leert vers enen. chillende m anieren om tekenen. Ied te ereen maak t zijn eigen tekening. Startdatum : 18 januari Kosten curs us: € 85,Kosten potl oden: € 7,50 Code: T203

209


THEMA

VOLKSUNIVERSITEIT OUDDORP Lassostraat 65 | 3281 AV Ouddorp | tel.: 0187-112233

8

INSCHRIJFFORMULIER

OPLEIDINGEN

Naam + voorletters: Adres: Postcode en woonplaats: Telefoon thuis: Telefoon werk/mobiel: E-mail:

M/V

Cursusnaam Cursus-

Cursusprijs

Extra kosten

Bedrag boeken *

Totaal

1. 2. 3.

€ € €

€ € €

€ € €

€ € €

Totaal

€ _______

nummer

* Alleen invullen als u deze boeken wilt bestellen via de Volksuniversiteit.

U kunt zich alleen inschrijven als u gelijk betaalt. Hoe wilt u betalen? ○ Ik betaal met mijn bankrekening. ○ Ik betaal geld bij de administratie. Handtekening:

Datum:

_______________________

_______________________

8.7 Een cursus volgen ** Betreft: cursus ‘Kunst voor iedereen’ Beste mevrouw Fatuzzo, Welkom bij de cursus ‘Kunst voor iedereen’, de cursus voor mensen met een culturele belangstelling. Wat kunt u van de cursus verwachten? • • • • •

210

De cursus duurt tien lessen. Iedere les heeft een ander programma. U leert alles over de kunst van de laatste twee eeuwen. We vergelijken moderne kunst met klassieke kunst. We bezoeken minimaal twee tentoonstellingen in een museum. U werkt individueel aan een verslag.


• Een docent met veel ervaring beantwoordt al uw vragen. Aan het eind van de cursus weet u alles van kunst. Nuttige informatie: • De cursus begint op dinsdag 25 september. Op 23 oktober is er geen les, want dan is het vakantie. De laatste les is op 11 november. • Iedere les duurt van 19.00 tot 21.00 uur. • De lessen vinden plaats in het gebouw van basisschool ‘Het Startblok’, in het lokaal naast de administratie. • U krijgt elke avond één kopje koffie of thee gratis. De volgende moet u zelf betalen. • Neem zelf een pen en papier mee. Heeft u nog vragen? Dan kunt u mailen naar: m.duveling@cursus.nl. We hopen dat u net zo veel zin in de cursus heeft als wij. We zien u graag op 25 september. Met vriendelijke groet, Mariska Duveling, docent kunst

50 Maak de opdracht.* Ga naar www.taalsterk.nl en maak de opdracht op de computer.

51 Wat betekenen de woorden? Wat betekenen de blauwe woorden in de tekst? Schrijf de betekenis op in de woordenlijst.

52 53 * 54 **

Maak de opdrachten.

Ga naar www.taalsterk.nl en maak de opdrachten op de computer.

211


THEMA

55 Beantwoord de vragen.* Op school hangt een bord met informatie. Lees de informatie op het bord. Beantwoord daarna de vragen.

8

OPLEIDINGEN

INFORMATIEBORD

Mededelingen: • Mevrouw Duveling, docent kunst, is ziek. Deze week gaat de cursus ‘Kunst voor iedereen’ niet door. • Vanaf volgende week begint de kookles niet meer om 13.00 uur, maar om 14.00 uur. • Let op: Vanmiddag is lokaal 7 niet vrij. De Nederlandse les is in lokaal 12. Voetbalwedstrijd: Zondag 21 april gaan we naar de wedstrijd Ajax – PSV. Wil je ook mee? Meld je dan voor vrijdag 5 april aan bij de administratie. Je kunt dan meereizen met de bus. Te koop: Een woordenboek Nederlands. Bijna niet gebruikt. In de winkel: € 30,-. Nu voor maar € 15,-. Bel Marit: 06-53436978.

1. Waarom wordt de Nederlandse les ’s middags in lokaal 12 gegeven? Omdat �������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������� . 2. Waarom gaat de cursus ‘Kunst voor iedereen’ niet door? Omdat �������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������� . 3. Hoe laat begint de kookles volgende week? De kookles �������������������������������������������������������������������������������������������������������������������� . 4. Wanneer moet je je aanmelden voor de voetbalwedstrijd? Je ������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������� . 5. Je wilt het woordenboek Nederlands kopen. Hoeveel moet je betalen? Het woordenboek ����������������������������������������������������������������������������������������������������� .

56 Maak de zinnen af.** Gebruik de woorden die tussen haakjes staan. 1. Hoeveel ����������������������������������������������������������������������������������������������������������� ? (cursisten) 2. Wanneer ������������������������������������������������������������������������������������������������������������� ? (cursus)

212


3. Welke ���������������������������������������������������������������������������������������������������������������� ? (boeken) 4. Wat �������������������������������������������������������������������������������������������������������������� ? (meenemen) 5. Waarom ������������������������������������������������������������������������������������������������������������ ? (betalen) 6. Wie ��������������������������������������������������������������������������������������������������������������������� ? (docent) 7. Waar ���������������������������������������������������������������������������������������������������������������� ? (museum) 8. Hoelang ��������������������������������������������������������������������������������������������������������������������� ? (les)

8.8 Ik heb, jij kon, hij heeft bedacht ** Je hebt al geleerd dat niet alle werkwoorden op dezelfde manier gaan. Bijvoorbeeld hebben en zijn. hebben: ik jij u hij / zij wij jullie zij

Nu heb hebt heb jij? heeft heeft hebben hebben hebben

Vroeger had had had jij? had had hadden hadden hadden

Nu ben bent ben jij? bent is zijn zijn zijn

Vroeger was was was jij? was was waren waren waren

zijn: ik jij u hij / zij wij jullie zij

Er zijn nog meer werkwoorden die op een andere manier gaan. Bijvoorbeeld: Werkwoord Nu Vroeger kunnen Ik kan. Ik kon. mogen Ik mag. Ik mocht. zullen Ik zal. Ik zou. lopen Ik loop. Ik liep. kopen Ik koop. Ik kocht. gaan Ik ga. Ik ging.

213


THEMA

Ook in de voltooide tijd gaan sommige werkwoorden anders. Bijvoorbeeld: Werkwoord Nu Vroeger Vroeger bewegen Ik beweeg. Ik bewoog. Ik heb bewogen. snijden Ik snijd. Ik sneed. Ik heb gesneden. bedenken Ik bedenk. Ik bedacht. Ik heb bedacht. zwijgen Ik zwijg. Ik zweeg. Ik heb gezwegen. wijzen Ik wijs. Ik wees. Ik heb gewezen. vangen Ik vang. Ik ving. Ik heb gevangen. schieten Ik schiet. Ik schoot. Ik heb geschoten. ontvangen Ik ontvang. Ik ontving. Ik heb ontvangen.

8

OPLEIDINGEN

De werkwoorden die op een andere manier gaan moet je zelf onthouden. Op www.taalsterk.nl zie je een lijst met de belangrijkste werkwoorden die op een andere manier gaan. De toekomst Je hebt geleerd hoe je praat over vroeger en over nu. Je kunt ook over de toekomst praten. De toekomst is de tijd die nog moet komen. Als je over de toekomst praat, kun je bijvoorbeeld de volgende woorden gebruiken: straks, morgen, later, vanavond, over een week, volgend jaar. Je kunt ook de woorden zullen en gaan gebruiken. Bijvoorbeeld: • Ik ga straks een verhaal voorlezen. • Morgen ga ik in de rivier zwemmen. • Volgende week ga ik naar een concert van U2. • Zullen we samen op vakantie gaan?

57 Wat betekenen de woorden? Wat betekenen de blauwe woorden in de tekst? Schrijf de betekenis op in de woordenlijst.

58 59 * 60 **

Maak de opdrachten.

Ga naar www.taalsterk.nl en maak de opdrachten op de computer.

61 * 62 * 63 * 64 * 65 **

Maak de opdrachten.

Ga naar www.taalsterk.nl en maak de opdrachten op de computer.

66 Maak zinnen met de woorden.** Schrijf de zinnen in de tegenwoordige tijd. 1. mogen – kinderen �������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������� 2. staan – straat ��������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������

214


3. zullen – wanneer �������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������� 4. zien – Katja �������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������� 5. gaan – Spanje �������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������� 6. komen – buren �������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������� 7. kunnen – helpen �������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������� 8. hebben – hond ��������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������

67 Maak de zinnen af.** Gebruik de woorden die tussen haakjes staan. 1. Wij gingen vorig jaar niet op vakantie, omdat ������������������������������������������������������������������� ������������������������������������������������������������������������������������������������������������������ . (hebben, geld) 2. Ik miste de trein, omdat ����������������������������������������������������������������������������������������������������� ����������������������������������������������������������������������������������������������������������������� . (weggaan, laat) 3. Vanja wist niet wat Ali zei, omdat �������������������������������������������������������������������������������������� ������������������������������������������������������������������������������������������������������������������ . (verstaan, taal) 4. Yamina fietste nooit, omdat ����������������������������������������������������������������������������������������������� ������������������������������������������������������������������������������������������������������������������� . (kunnen, niet) 5. Mama heeft ��������������������������������������������������������������������������������������������� . (snijden, taart) 6. Jeroen heeft ����������������������������������������������������������������������������������������������� . (kopen, auto) 7. Mijn broer heeft ������������������������������������������������������������������������������������������� . (vinden, tas) 8. Het team heeft ������������������������������������������������������������������������������� . (verliezen, wedstrijd)

215


THEMA

68 Schrijf de e-mail.** Je volgt een cursus ‘korte verhalen schrijven’. Je vriendin Anne volgt dezelfde cursus. Dit is een deel van het rooster:

8

OPLEIDINGEN

Rooster cursus ‘korte verhalen schrijven’ 11 mei een verhaaltje over jezelf en je familie schrijven 18 mei een verhaal van de docent afmaken 25 mei een verhaaltje over je werk schrijven Anne was 18 mei ziek. Schrijf wat jullie in die les hebben gedaan. Schrijf ook wat jullie in de volgende les gaan doen. Nieuw bericht Aan: Onderwerp:

20 mei anne@mail.com cursus korte verhalen schrijven

Hoi Anne, ………………………………….............…………………………………………………. ………………………………….............…………………………………………………. ………………………………….............…………………………………………………. ………………………………….............…………………………………………………. ………………………………….............…………………………………………………. ………………………………….............…………………………………………………. ………………………………….............…………………………………………………. ………………………………….............…………………………………………………. Groetjes, ……………………………………

216


8.9 Werken en leren ** Wat is een bedrijfsschool? Een bedrijfsschool is een soort school in een bedrijf. Mensen komen bij het bedrijf werken en tegelijk leren. Ze leren precies wat ze nodig hebben voor dat werk. Zo kunnen ze hun werk dus goed doen. Steeds meer bedrijven richten een bedrijfsschool op. Dat doen ze omdat ze moeite hebben om nieuw personeel te vinden. Terwijl veel jongeren werkloos zijn. Maar zij hebben meestal te weinig ervaring. Op zoek naar personeel Hendrik Tiele is directeur van Technisan. Hij vertelt over de problemen van zijn bedrijf: “Veel van mijn werknemers zijn al oud. Ze gaan bijna met pensioen. Ik moet dus nieuwe mensen aannemen. Maar niemand heeft de juiste ervaring. Jongeren die net van school komen, weten niet wat ze moeten doen. Ze hebben op school veel theorie geleerd, maar weinig praktische dingen.” Samen met het ROC “Op onze bedrijfsschool leren de werknemers bijvoorbeeld hoe onze machines werken. Ervaren docenten van het ROC geven les. De lessen zijn speciaal voor ons bedrijf gemaakt. Het werkt perfect. Wij hebben daardoor werknemers die weten wat ze moeten doen. En de jongeren hebben werk.” ROC of bedrijfsschool Afra gaat naar de bedrijfsschool van Technisan. Voordat ze hier begon, ging ze naar het ROC. Daar is ze na een jaar gestopt. Afra vertelt waarom: “Op het ROC moest ik veel boeken lezen. Al die theorie vind ik moeilijk. Ik kon mijn aandacht niet goed bij de les houden. Toen ik las over de bedrijfsschool bij Technisan was ik gelijk enthousiast. Ik ben drie maanden geleden begonnen. Eerst leerden we een basis om te kunnen werken: communicatie, samenwerken en omgaan met leiding. Daarna kon ik gelijk gaan werken.” Praktisch Afra: “In het bedrijf is er iemand die mij begeleidt. Hij vertelt mij wat ik moet doen. Soms krijgen we wel les, maar dat is ook in het bedrijf. Je hoeft dus geen hele dag naar school. Later in de opleiding krijgen we ook meer theorie. Maar dan begrijp ik dat beter, omdat ik de praktijk al ken. Als ik klaar ben met leren, krijg ik de mogelijkheid om hier te blijven werken.”

69 Maak de opdracht.* Ga naar www.taalsterk.nl en maak de opdracht op de computer.

70 Wat betekenen de woorden? Wat betekenen de blauwe woorden in de tekst? Schrijf de betekenis op in de woordenlijst.

217


THEMA

71 72 73 * 74 * 75 ** 76 **

Maak de opdrachten.

Ga naar www.taalsterk.nl en maak de opdrachten op de computer.

77 Maak de zinnen af.**

8

1. Ik ga niet graag naar school, want �������������������������������������������������������������������������������������

OPLEIDINGEN

������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������ . 2. Farida gaat met de trein naar haar werk, omdat ��������������������������������������������������������������� ������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������ . 3. Mijn vader gaat bijna met pensioen, want ������������������������������������������������������������������������ ������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������ . 4. Hij kan morgen niet komen, want �������������������������������������������������������������������������������������� ������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������ . 5. Ik kan geen werk vinden, omdat ���������������������������������������������������������������������������������������� ������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������ . 6. Ik wil met mijn baas praten, omdat ����������������������������������������������������������������������������������� ������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������ . 7. Bashkim gaat naar een rijschool, want ������������������������������������������������������������������������������ ������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������ . 8. Anne wil een diploma halen, omdat ���������������������������������������������������������������������������������� ������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������ .

8.10 Blijf jezelf ontwikkelen ** 78 Luister naar de tekst.** Ga naar www.taalsterk.nl en luister naar tekst 8.10. Je hoort een gesprek tussen Laura en Fadil. Ze praten over een cursus.

79 Maak de opdracht.* Ga naar www.taalsterk.nl en maak de opdracht op de computer.

218


80 Print uit. Ga naar www.taalsterk.nl en print de tekst uit.

81 Wat betekenen de woorden? Wat betekenen de blauwe of onderstreepte woorden in de tekst? Schrijf de betekenis op in de woordenlijst.

82 83 * 84 **

Maak de opdrachten.

Ga naar www.taalsterk.nl en maak de opdrachten op de computer.

85 Schrijf een sms.** Je hebt een sms gekregen van je vriend Peter. Hij wil morgen met je uit eten. Lees zijn sms en stuur een sms terug. Zeg dat je morgen niet kunt, maar volgende week wel. Zeg ook waarom je morgen niet kunt.

Hoi! Heb je zin om morgenavond uit eten te gaan? Er is een nieuw restaurant bij mij in de straat. Ik heb gehoord dat het eten daar erg goed is. Groetjes, Peter

...................................................... ...................................................... ...................................................... ...................................................... ...................................................... ...................................................... ...................................................... ......................................................

219


THEMA

8.11 Het examen ** Ga je examen doen? Lees dan van tevoren deze tips. • Kom op tijd! Kom je te laat op het examen? Dan mag je niet meer meedoen! • Luister goed naar de instructies. Je weet dan precies wat je moet doen. • Lees de uitleg bij de vragen altijd goed door. Je weet dan waar je op moet letten in de tekst. Of je weet wat je moet schrijven. • Geef altijd antwoord. Als je geen antwoord geeft, is het altijd fout. Weet je het antwoord niet? Schrijf dan toch iets op of kies een antwoord. Misschien geef je wel het goede antwoord. • Kijk je antwoorden na. Ben je klaar met het examen? Kijk dan nog een keer naar je antwoorden. Misschien ben je er één vergeten. Of misschien zie je een fout. Nu kun je dat nog veranderen. • Zorg dat je op tijd klaar bent. Voor elk examen krijg je een bepaalde tijd. Als de tijd voorbij is, moet je stoppen. Denk dus niet te lang over één vraag na. Begrijp je een tekst niet? Of weet je het antwoord niet? Ga dan eerst naar de volgende vraag. Heb je aan het eind van het examen nog tijd over? Dan kun je nog een keer naar die vraag kijken.

8

OPLEIDINGEN

Luisteren: Het examen Luisteren duurt 35 minuten. Je krijgt ongeveer 25 vragen. Je maakt dit examen op de computer. Op het scherm zie je links een plaatje of een filmpje. Rechts staat een vraag met antwoorden.

Bron: www.inburgeren.nl

• Kijk eerst naar de titel en naar het plaatje. Waar gaat de tekst over? • Lees de vraag en de antwoorden vóór je naar de tekst gaat luisteren. Je weet dan waar je op moet letten. • Luister goed naar de tekst. • Klik op het goede antwoord. • Heb je het antwoord nog niet gehoord? Dan kun je nog een keer naar de tekst

220


luisteren. Klik op . Kies dan het goede antwoord. • Klik daarna op ‘Volgende’. Begrijp je de tekst niet? Of weet je het antwoord niet? Denk dan niet te lang na. Je hebt dan niet genoeg tijd voor de andere vragen. Als je het antwoord niet weet, klik je op ‘Volgende’. Heb je nog tijd over aan het eind van het examen? Klik dan op de vragen die je nog niet hebt beantwoord. Lezen: Het examen Lezen duurt 50 minuten. Je krijgt ongeveer 25 vragen. Je maakt dit examen ook op de computer. Op het scherm zie je links een tekst. Rechts staat een vraag met antwoorden.

Bron: www.inburgeren.nl

• Kijk eerst goed naar de tekst. Wat lees je in de titel en de kopjes? Wat zie je op het plaatje? Wat is het onderwerp van de tekst? • Hoe ziet de tekst eruit? Wat voor soort tekst is het? Is het een brief? Is het een artikel uit de krant? Is het een folder? • Lees daarna de vraag en de antwoorden. Waar moet je op letten als je de tekst gaat lezen? Wat zijn belangrijke woorden? Moet je de hele tekst lezen? Of hoef je maar een klein stukje te lezen? • Lees dan de tekst. Of alleen het stukje tekst dat belangrijk is. Zoek het antwoord op de vraag. • Klik op het goede antwoord. • Klik daarna op ‘Volgende’. Schrijven: Het examen Schrijven duurt 35 minuten. Je moet ongeveer vijf zinnen afmaken. Je moet ook twee of drie brieven schrijven of formulieren invullen. Het examen Schrijven maak je níet op de computer. Je krijgt een boekje waar de opdrachten in staan. Je moet met een pen in het boekje schrijven. • Lees eerst goed de opdracht. Waar moet je over schrijven? • Wat voor soort tekst moet je schrijven? • Denk na over het onderwerp. Wat weet je al? Welke woorden horen hierbij?

221


THEMA

• Als je dit allemaal weet, kun je beginnen met schrijven. Let ook hierop: • In welke volgorde schrijf je de woorden? • Aan wie moet je iets schrijven? Gebruik je ‘je’ of ‘u’? • Gaat het over vroeger, nu of de toekomst? Schrijf de werkwoorden in de goede vorm. • Hoe schrijf je de woorden? Let op de spelling. • Schrijf netjes. Als men je antwoord niet goed kan lezen, is het fout! • Onderstreep belangrijke woorden in de opdracht. Deze woorden kun je gebruiken in je antwoord. Maar schrijf geen hele zinnen over.

8

OPLEIDINGEN

86 Maak de opdracht.** Ga naar www.taalsterk.nl en maak de toets op de computer.

87 Maak de puzzel. Zoek de woorden in de puzzel. De woorden staan van links naar rechts en van boven naar beneden. Van de letters die je niet gebruikt kun je een zin maken. i

k

f

o

l

d

e

r

v

w

o

b

w

v

o

p

r

i

c

h

t

e

n

u

d

a

a

r

d

o

o

r

i

l

n

u

i

n

m

a

a

n

d

a

c

h

t

r

n

g

e

e

n

a

a

v

a

k

r

t

h

e

z

e

s

d

o

c

e

n

t

h

o

n

e

u

e

r

v

a

r

e

n

u

u

s

l

w

n

c

h

r

o

c

o

i

d

o

f

a

r

t

i

k

e

l

l

s

aandacht artikel buurthuis daardoor dansen docent eeuw ervaren folder inhoud mezelf oprichten roc vak vangen vwo

Welke zin kun je maken met de letters die je niet gebruikt hebt? Lees van links naar rechts. ………………………………………………………………………………………………

222


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.