4
D E O U D E K O L O N I E SUIKER
De producten van de Oude Kolonie waren bedoeld voor de West-Europese markt. Suiker - destijds een luxe product - was het belangrijkste handelsgewas. In 1651 stuurt de Engelse gouverneur van Barbados, Lord Willoughby, driehonderd man op pad met de opdracht om een kolonie aan de Surinamerivier te stichten. Barbados staat dan al vol suikerplantages; de Engelsen hebben nieuwe grond nodig. Nadat Brazilië van Zeeuwse in Portugese handen overgaat en joden er niet meer getolereerd worden, vestigen zich ook Portugees Joodse planters in Suriname. Om optimaal te profiteren van de investeringen, hebben de plantage-eigenaren goedkope arbeidskrachten nodig. De indianen worden ongeschikt geacht voor plantagewerk en daarom introduceert Lord Willoughby de slavernij in Suriname. De Staten van Zeeland hadden intussen de koloniën Essequibo en Berbice gesticht. Tijdens de Tweede Engelse Oorlog (1665-1667) veroveren de Zeeuwen het fort bij Paramaribo op de Engelsen en noemen het Fort Zeelandia. Bij de Vrede van Breda in 1667 wordt besloten dat beide partijen hun oorlogsbuit mogen houden: de Staten van Zeeland krijgen Suriname en de Engelsen Nieuw Amsterdam (New York). Net voor de vredesoverkomst is echter nog een Engelse vloot uitgezeild om Suriname ter heroveren en nadat de vrede is getekend, verwoesten Engelse troepen veel plantages en dwingen ze de Engelse planters met hun slaven Suriname te verlaten. In 1682 wordt een nieuwe Nederlandse poging gedaan Suriname te koloniseren. In een octrooi wordt vastgelegd dat de West Indische Compagnie de klus zal klaren. De WIC moet de verdediging van de kolonie op zich nemen en is ook verantwoordelijk voor het uitsturen van Nederduitsgereformeerde predikanten. Tot slot moet de WIC een koopsom van 260.000 gulden betalen aan de Zeeuwen, een bedrag dat de Compagnie niet kan opbrengen. Na veel onderhandelen stappen ook de kapitaalkrachtige Cornelis van Aerssen van Sommelsdijck en de stad Amsterdam in het avontuur. Zij richten in 1683 de ‘Geoctroyeerde Sociëteit van Suriname ‘ op. De drie partijen spreken af de kosten en baten gelijkelijk te verdelen. De WIC krijgt het monopolie van de slavenaanvoer uit Afrika en volgens het Octrooi van 1682 worden zij ook verplicht slaven te leveren aan de kolonie Suriname. Daar zijn jaarlijks ongeveer 2500 slaven nodig. In ruil daarvoor krijgt de Compagnie suiker; een slaaf is ongeveer 5000 pond suiker waard. Tussen 1680 en 1780 groeide het aantal plantages van 200 tot 591 en het aantal slaven van 2800 tot 53.000.
Gezicht op het paleis van de Gouverneur met afbeelding van het wapen van de WIC (uit: Voyage à Surinam; P.J Benoit, 1839; collectie KIT)
27
Cornonie_HT.indd 27
19-09-10 12:28