







PRAKTIJKCASE
PRAKTIJKCASE
PRAKTIJKCASE
PRAKTIJKCASE






PRAKTIJKCASE
PRAKTIJKCASE
PRAKTIJKCASE
PRAKTIJKCASE
De huidige schaarste aan personeel in de bouw- en technieksector maakt het extra belangrijk dat er geen dingen dubbel worden gedaan. Dit is één van de maatschappelijke uitdagingen waar standaarden een positieve rol kunnen spelen.
Een mooi voorbeeld van efficiënt werken vind ik de bouw van het gerechtshof in Breda, waar ik vanuit mijn functie als directeur van Homij destijds nauw bij betrokken was. Van begin af aan is daar gewerkt met één en hetzelfde digitale bouwwerkdossier. Alle betrokkenen - van architect tot bouwer en installateur - hadden toegang tot dat dossier. Dat bespaart tijd. Bij veel meer bouwprojecten kunnen partijen op deze manier samenwerken en breed gedragen standaarden helpen daarbij.
Eén van de dingen die ik wil bereiken als voorzitter van het bestuur van Ketenstandaard is om het belang van standaarden onder de aandacht te brengen bij bestuurders en directies van bedrijven. Nu komen collega’s van de ICT-afdeling vaak met de suggestie om te gaan werken met standaarden. Vanuit hun technische deskundigheid vertellen ze dan een ingewikkeld verhaal dat de directie moeilijk kan volgen. Pas zodra bestuurders en directies een duidelijk beeld hebben van hoe standaarden bedrijfsprocessen kunnen verbeteren, komt het gebruik van standaarden hoog op hun agenda te staan.
Soms zie ik bedrijven die jaren bezig zijn met het implementeren van standaarden in hun systeem. Dat kan sneller. Al ben je natuurlijk wel afhankelijk van de snelheid van bedrijven waarmee je samenwerkt. De praktijkcases in dit magazine laten duidelijk zien wat goede samenwerking oplevert. Wat betreft de uitdaging om te verduurzamen in de sector, verwacht ik dat gespecialiseerde bedrijven technieken gaan ontwikkelen die hergebruik van materialen vaker winstgevend maken. Natuurlijk moet er nog wel een betrouwbare plek komen voor het beheren van duurzame en circulaire kenmerken van producten. Hierover is Ketenstandaard volop in gesprek met de sector.
Ik kijk ernaar uit tijdens het Ketenstandaard Congres op 23 maart 2023 verder met jullie te spreken over alle maatschappelijke uitdagingen in de bouw- en technieksector!
Antonio Navarrete Gelde Bestuursvoorzitter KetenstandaardAls directeur van digiGO BIM Loket werkt Pieter van Teeffelen samen met zo’n vijftig collega’s aan de digitaliseringsopgave van de Ontwerp-, Bouw- en Technieksector. "Digitaliseren is noodzakelijk voor het realiseren van maatschappelijke opgaven als de energietransitie en de woningbouwopgave. Als processen sneller lopen, kunnen we bijvoorbeeld sneller en betere huizen bouwen.”
“Voor het aanvragen van een bouwvergunning zijn veel gemeenten nog afhankelijk van informatie in pdf-formaat,” zegt Pieter van Teeffelen, sinds april 2022 directeur van digiGO BIM Loket. “Als dit soort informatie digitaal beschikbaar komt, kan het bestemmingsproces - en dus het bouwproces - een stuk sneller gaan. Met digitaal bedoel ik dan gestructureerde, eenvoudig (digitaal) over te nemen en in te lezen informatie in tegenstelling tot ongestructureerde informatie die je over moet typen. Digitaal werken vermindert het risico op fouten, denk aan het verkeerd om aangelegde fundament van een school zoals laatst in Zeeland gebeurde.”
“De sector is zich nog te weinig bewust hoeveel faalkosten we kunnen terugdringen of hoeveel kwaliteitsverbetering
mogelijk is met digitaliseren. Het is één van onze taken om die bewustwording te creëren. Een obstakel hierbij is dat mensen dit een lastig onderwerp vinden, het is ook moeilijk om in klare taal uit te leggen. Dat gaan we wel meer doen. We moeten echt goed duidelijk maken hoe digitaliseren de sector kan helpen. Daarom starten we het project ‘Klare taal voor bestuurders’ dat zich richt op die duidelijke communicatie.”
“Deze sector werkt nauwelijks met procesbeschrijvingen waarin de verbanden met standaarden zijn opgenomen. Die directe link naar standaarden, het klinkt zo eenvoudig hè, is echt veel gevraagd in onze sector. Daarom hebben we er ook een versnellingsproject van gemaakt onder de naam van ILS-configurator. ILS staat voor informatieleveringsspecificatie. Een ILS legt vast welke data van een bouwwerk door wie worden aangeleverd, waar deze data te vinden zijn en wanneer ze beschikbaar zijn. De ILS-configurator is een online hulpmiddel waarmee je snel en eenvoudig tot een optimale samenstelling van een ILS komt. In maart 2023 lanceren we de eerste versie. Op onze website kun je er veel meer over lezen.”
BIM-Loket was voorheen dé plek waar de sector met elkaar sprak over digitalisering. BIM Loket en digiGO vormen sinds november 2022 één organisatie die werkt
Hoofddoel van DSGO is dat alle ketenpartners in de verschillende fases van de levenscyclus van een bouwwerk, straks gemakkelijk en veilig gebruik kunnen maken van beschikbare data. Ook de assetmanagement- en gebruiksaspecten krijgen hierbij nadrukkelijk aandacht. Zo verbeteren ketenpartners hun onderlinge – digitale – samenwerking en werken ze efficiënter én duurzamer. Met de ondertekening van de DigiDealGO in april 2019 hebben overheid, de brancheverenigingen in de ontwerp-, bouw- en technieksector én de toeleverende industrie afgesproken dat zij samen inzetten op: deelbare, herbruikbare en toegankelijke informatie.
Een belangrijke afweging bij het delen van data is vanuit welke bron de informatie wordt gedeeld. Uit veiligheidsoverwegingen wil de verzender vaak zelf het eigenaarschap van de informatie blijven behouden. Dit biedt betere bescherming bij het verspreiden van vertrouwelijke informatie zoals bijvoorbeeld bouwtekeningen. De gegevens worden dan met anderen gedeeld via Application Programming Interfaces (API’s). Bij dit zogeheten ‘federatief data delen’ is in de API als het ware een sleutel ingebouwd voor wie wel of niet toegang krijgt tot de informatie.
aan de realisatie van de digiGO Uitvoeringsagenda 20222024. Van Teeffelen: “De activiteiten en verworvenheden van het BIM Loket zijn hier een belangrijk onderdeel van. Als in de loop van 2023 de naam digiGO BIM Loket verandert hopen we dat iedereen weet dat het digitale clubhuis voor de sector verder gaat onder de naam digiGO. digiGO kent drie pijlers. Naast het aanjagen van digitalisering in de sector, neemt digiGO de regie op zich wat betreft een groot aantal open standaarden. En, last but not least, binnen digiGO is er het grote programma voor de opzet van een Digitaal Stelsel Gebouwde Omgeving (DSGO). Dat DSGO-stelsel zal bestaan uit een set uniforme afspraken die zorgt voor veilige, betrouwbare en gecontroleerde toegang tot data voor en over de bebouwde omgeving.”
“Standaarden zijn vaak onzichtbaar in het proces van digitaliseren, maar ze zijn ongelooflijk belangrijk. Nu is het zo dat architecten, bouwbedrijven en fabrikanten nog vaak geen of eigen standaarden hebben. Dat draagt niet bij aan de efficiëntie die we willen bereiken. Wij werken juist toe naar minder standaarden die breder gebruikt gaan worden. Door meer eenduidigheid kan je efficiënter werken. Samen met de sector gaan we die open standaarden verder ontwikkelen.”
Van Teeffelen: “Vanuit digiGO focussen we ons op de regierol. Het beheer van standaarden leggen we graag bij de organisaties die bewezen hebben daar goed in te zijn, zoals Ketenstandaard, Geonovum en CROW. We hadden bijvoorbeeld nog de standaard NL/SfB in eigen beheer, maar in januari 2023 heeft Ketenstandaard de verantwoordelijkheid voor dat beheer overgenomen. Op die manier wordt het voor Ketenstandaard makkelijker om nieuwe verbindingen te maken. Ook wordt het dan makkelijker bestaande verbindingen tussen standaarden die ze beheren te verbeteren. Dat zal impact hebben, NL/SfB is immers de meest gebruikte classificatie voor gebouwonderdelen in Nederland. Bouw- en installatiebedrijven coderen met deze standaard lagen en objecten in BIM en CAD-systemen.”
“Het is belangrijk om een goed beeld te hebben van hoe alle standaarden zich tot elkaar verhouden. Met de ‘Roadmap Standaarden’ hebben we een beschrijving geleverd van het gewenste ontwikkelingstraject voor open BIM- en GIS-standaarden, gericht op de realisatie van een samenhangend ‘ecosysteem’ van standaarden. Daar gaan we mee door, waarbij we ons nu gaan focussen op de doorontwikkeling in samenhang. En, nadrukkelijker dan ooit, in samenspraak met de stakeholders in onze sector. Verder kijken we naar internationale inbedding en aansluiting van alle standaarden. Hier zoeken we verbinding met Building Smart. Het is ons voornemen hier een pro-actievere rol te gaan spelen vanuit onze rol als verbindend instituut voor de sector.”
“In 2023 gaan we nog duidelijkere keuzes maken wat betreft onze prioriteiten. De strategie die we daarvoor ontwikkelen wordt expliciet in overleg met onze stakeholders vormgegeven. Denk hierbij vooral ook aan een groeiende rol van de sector zelf die is verenigd in de Bouw Digitaliserings Raad (BDR). We rekenen erop dat we door dat versterkte overleg bereiken dat de sector zich actiever gaat inzetten voor digitalisering in de gebouwde omgeving. De maatschappelijke noodzaak is er. Op dit moment gaat alle aandacht uit naar onderwerpen als hoge bouwkosten, stikstof en personeelsschaarste. Dit soort uitdagingen zijn des te meer reden om ook aandacht te schenken aan digitalisering en standaardisering, dat kan immers een oplossing bieden. Vanuit digiGO moeten wij dat veel duidelijker gaan maken aan de sector. Maar de sector kan zelf ook iets doen. Ik kijk graag om me heen naar andere gebieden waar digitalisering speelt, we kunnen zoveel leren van elkaar. Neem de Geo wereld, daar is met de overheid afgesproken om verplicht bepaalde standaarden te gaan gebruiken. Dat zou in deze sector ook kunnen gebeuren.”
Het Rijksvastgoedbedrijf besteedt de ontwikkeling van grote projecten steeds vaker uit aan de markt. Een STABU-bestek is in dergelijke constructies niet noodzakelijk wat betreft het administratieve deel, maar wel voor het vastleggen van de technische eisen. Giovanni de Cuba, adviseur bouwkunde bij het Rijksvastgoedbedrijf, beaamt dat de STABU-besteksystematiek belangrijk is om de kwaliteit van een gebouw goed te borgen.
“Ik vind het interessant om te zien hoe de STABUsystematiek samen met de markt wordt ontwikkeld,” zegt Giovanni de Cuba, die het Rijksvastgoedbedrijf vertegenwoordigt in de STABU-beheercommissie van Ketenstandaard. “Als ‘denktank’ is de beheercommissie een geslaagd concept. Af en toe moet ik er wel op wijzen om ook voldoende met mijn behoeftes als opdrachtgever en vastgoedbeheerder rekening te houden. Een aannemer is na de oplevering klaar met een bouwwerk, maar als eigenaar moeten we het gebouw een jaar of vijftig beheren. Om dat goed te doen hebben we specifieke documenten nodig die voor de aannemer minder belangrijk zijn, bijvoorbeeld over de brandveiligheid van een gebouw. Gelukkig regelt de Wet Kwaliteitsborging (Wkb) dit soort zaken nu goed. Wat mij betreft is STABU een belangrijke systematiek, juist ook om de kwaliteit van een gebouw goed te borgen. Het is mooi dat STABU ook rekening houdt met de Wkb.”
Bij het Rijksvastgoedbedrijf heeft er de afgelopen jaren een verschuiving plaatsgevonden van het zelf bestekken schrijven tot het laten opstellen van specificaties door de markt. “Als opdrachtgever vragen we bij grote opdrachten steeds vaker uit via een vraagspecificatie. Grote projecten worden meestal gerealiseerd door een consortium van
bedrijven en daar horen andere contractvormen bij. Dan werken we met UAV-GC of DBFMO-contracten. Een STABU-bestek is in dergelijke constructies niet noodzakelijk wat betreft het administratieve deel. Voor het vastleggen van de technische eisen is STABU wel nodig.”
Bij kleinere renovaties en aanpassingen aan gebouwen werkt het Rijksvastgoedbedrijf met huisaannemers en raamcontracten. Dan heeft werken met STABU een groot voordeel. “Met STABU kan je heel gericht uitvragen, vooral op cruciale onderdelen waar specifieke eisen voor gelden. Die staan standaard in de STABU-systematiek en het is zonde om die standaard niet te gebruiken. In STABU kan je bijvoorbeeld specifieke akoestische eisen of kwaliteitseisen bij monumenten selecteren. Ook wat betreft installatietechniek en elektrotechniek staan de actuele normen in STABU, die staan dan meteen goed in je bestek.”
De NL/SfB ontsluiting in de STABU-systematiek is uitstekend, daar wordt al langer mee gewerkt. Neem bijvoorbeeld BIM/Revit, je zou daarin zo de bouwdelen kunnen koppelen aan een specifiek STABU-hoofdstuk. Bij bepaalde softwarepakketten bestaat al de mogelijkheid om in elementen te sorteren, dan is de stap naar bouwdelen volgens de NL/Sfb-systematiek niet zo groot meer.”
“Het is jammer dat nog maar weinig mensen de STABUsystematiek goed beheersen. Veel specialisten gaan met pensioen of hebben een andere functie gekregen. Het is zonde dat daarmee belangrijke kennis verloren gaat. Bij het Rijksvastgoedbedrijf hechten we belang aan STABU, het maken van de bestekken besteden we uit aan gespecialiseerde bestekschrijvers of ingenieursbureaus. Als opdrachtgever moeten we die bestekken controleren. Als je dan niet precies weet hoe de systematiek werkt, kan je deze ook niet goed beoordelen. Als opdrachtgever blijft het belangrijk om goed uit te vragen bij bouwopdrachten, dan reageert de markt ook anders.”
“Het is belangrijk de STABU-systematiek te laten aanhaken op de ontwikkelingen in de bouwwereld. Dat is van grote waarde. Wanneer specificaties te veel over worden gelaten aan de markt, dan is er meer onduidelijkheid en ontstaan er conflicten. Met STABU voorkom je dat. De markt moet de voordelen van de STABU-systematiek leren kennen en inzien. Bij het merendeel van de opdrachten wil de bouwer gewoon maken wat je als opdrachtgever vraagt. Bouwers hebben vaak behoefte aan duidelijke kaders en die geeft STABU.”
Woningcorporatie QuaWonen kan huurders sneller helpen bij reparatieverzoeken sinds de goede samenwerking met Bouwbedrijf Bakker Arkel. Door te digitaliseren kan het indienen van een verzoek, de reparatie en het betalen van de factuur binnen een week worden afgehandeld. Dat leidt tot meer klanttevredenheid van huurders én tot een besparing op de bedrijfskosten.
QuaWonen is een sociale verhuurder in de regio Krimpenerwaard. In 2014 besloot de organisatie het niet planmatig onderhoud te gaan uitbesteden. Bouwbedrijf Bakker Arkel kwam met de beste aanbieding. “Bakker Arkel had de meest vooruitstrevende aanpak,” zegt Wendy du Prie, medewerker functioneel beheer en informatievoorzieningen bij QuaWonen. “Zij denken verder dan alleen het reparatieproces, dat sprak ons aan. We zijn een nauwe samenwerking gestart met Bakker Arkel. Natuurlijk blijven wij de opdrachtgever en zij opdrachtnemer, maar we doen veel meer in onderling overleg dan bij traditionele contracten met aannemers.”
Jeroen Spruit, Hoofd Administratie bij Bakker Arkel: “De kern van de uitvraag van QuaWonen was om het werkproces te vereenvoudigen door te digitaliseren en om het klantvriendelijker te maken. Nu beschikken we over een digitaal systeem waarbij we precies de fasen van een werkopdracht kunnen volgen. DICO is een handig hulpmiddel hierbij. Wij werkten al met de DICO standaard voor het versturen van facturen en we zijn ons erin gaan verdiepen hoe we deze standaard breder konden gebruiken. Binnen een half jaar hadden we een systeem om met QuaWonen te kunnen communiceren via DICO.”
“Vroeger verstrekten we in een jaar gemiddeld 8.000 opdrachten via e-mail. Al die informatie moesten we handmatig verwerken, de facturen apart inboeken en daarna betalen,” zegt Du Prie. “Dankzij het werken met DICO gaat het hele proces nu in 15 klikken. Vanaf het moment dat een huurder een melding maakt, wordt er binnen 24 uur een afspraak gemaakt. De vakman weet precies wat de klacht is en kan meteen de juiste spullen meenemen. Hij doet de reparatie en meldt deze gereed op zijn tablet. In theorie kan Bakker Arkel de dag erna factureren en kunnen wij de factuur meteen voldoen als de reparatie past binnen de prijsafspraken.”
Bij reparaties boven het drempelbedrag gaat een ander traject lopen. Dan controleert de afdeling Niet Planmatig Onderhoud (NPO) de reparatie door een ingediende calculatie en keurt deze goed. “Wij werken wel met DICO, maar dit proces werkt iets minder automatisch,” zegt Richard Buijs, coördinator NPO bij QuaWonen. “De meeste reparaties zie ik niet eens voorbijkomen, alleen de afwijkingen van de prijsafspraken. Ik krijg ook automatisch een melding als ingediende bedragen niet kloppen. En als een garantiebon wordt aangemaakt en er blijkt geen
garantie te zijn, dan krijg ik ook een melding en ga ik ermee aan de slag. Dit werkt efficiënt. Het proces van het goedkeuren van calculaties zou wat mij betreft ook via DICO kunnen, dit verloopt nu nog via Outlook.”
Om goed te kunnen samenwerken, opende Bakker Arkel een vestiging in Bergambacht, in de buurt van het QuaWonen hoofdkantoor. De busjes waarmee de reparateurs van het bouwbedrijf voorrijden bij huurders dragen de logo’s van beide organisaties. Du Prie: “Het schept vertrouwen wanneer bewoners zien dat er iemand uit een bus van QuaWonen stapt om de reparatie te doen. Dan doen mensen de deur wel open.”
Bakker Arkel werkt bij twee andere woningcorporaties ook met DICO en een volgende woningcorporatie heeft zich al gemeld. Spruit: “De afgelopen jaren is er een enorme groei geweest. In 2006 waren misschien zes corporaties hiermee bezig, dat zijn er nu honderdtwintig. Steeds meer corporaties merken het gemak van DICO, maar nog niet iedereen benut het systeem zo ten volle als QuaWonen. Du Prie: “Wat ik in de toekomst graag zou zien is dat we ook met installateurs via DICO kunnen werken. En dan het liefst dat een storing aan de cv-ketel rechtstreeks bij de installateur gemeld wordt en dat de installateur dan een werkopdracht aanmaakt die automatisch bij ons in het systeem komt. De software van de installateur is daar al geschikt voor. Als een installateur tien meldingen krijgt, en hij gaat daar allemaal op af, dan ontvangen wij tien verschillende nota’s. Wij kunnen enorm besparen als we hier één werkopdracht en één factuur voor kunnen aanmaken.”
Digitaliseren van bedrijfsprocessen betekent een verandering in werkwijzen. Opzichters die voorheen vooraf veel werkzaamheden in de woning zelf opnamen, doen dit nu veel minder. De opzichters controleren nu meer achteraf door het uitvoeren van steekproeven. Het is belangrijk om alle collega’s van begin af aan mee te nemen in deze verandering. “Goed met elkaar communiceren is cruciaal,” zegt Du Prie. “Mijn tip aan andere woningcorporaties is om vanaf de start de hele organisatie mee te nemen in het proces van digitaliseren. Iets nieuws roept altijd weerstand op. Dat moet je ombuigen in vertrouwen. Bakker Arkel is heel transparant, we kunnen alles bespreken en dat moet ook als je processen zo ver automatiseert. We houden elkaar scherp. Uiteindelijk blijft digitaliseren mensenwerk.”
“Als directeur van Hibin kan ik invulling geven aan mijn ambitie om de bouwsector de goede kant op te krijgen als het gaat om maatschappelijke onderwerpen. Ik ben ooit begonnen als makelaar, dus ik weet vanuit de praktijk welke eisen mensen stellen aan een fijne woon- en werkomgeving. Fijn wonen betekent ook zorgen voor weinig overlast van bijvoorbeeld vrachtwagens met bouwmaterialen die de stad inrijden.”
“Bij Hibin is een van de maatschappelijke opgaven waar ik aan werk het stimuleren van duurzaam en circulair bouwen. Fabrikanten en groothandelaren willen hiermee aan de slag, maar er is de nodige discussie. Hoe meet je duurzaamheid eigenlijk? Er zijn verschillende manieren om het duurzaamheidsniveau van een product te berekenen. Daar moeten we eerst overeenstemming over bereiken met elkaar. Het is belangrijk dat we organisaties een basis bieden om mee aan de slag te gaan. Ook het zorgen voor goed werkgeverschap is een van de maatschappelijke opgaven waar ik me voor inzet. Als we arbeidszaken goed regelen in de sector dan zijn mensen tevreden en dat is weer goed voor de maatschappij. En ten slotte
Sinds april 2022 is Hedy van Opzeeland directeur van Koninklijke Hibin. Met haar ervaring bij verschillende groothandels weet Van Opzeeland hoe belangrijk digitalisering is om efficiënter te kunnen werken. Én ze weet hoe ze verandering kan bereiken in de bouwsector, onder meer via het ETIM- convenant.
is digitalisering een belangrijk aandachtspunt. Al onze activiteiten dragen uiteindelijk bij aan beter bouwen en een fijnere omgeving voor mensen, dat is waar ik het allemaal voor doe.”
“Digitaliseren is niet de heilige graal, maar een middel om oplossingen te vinden voor maatschappelijke uitdagingen. Het zorgt voor efficiëntie en voor betrouwbaarheid in de gegevens die je met elkaar deelt. Wat betreft digitaliseren is het voor ons heel belangrijk dat meer organisaties gebruik gaan maken van de ETIM standaard. Daarom hebben we ook het ETIM-convenant opgesteld, dat inmiddels is ondertekend door 46 organisaties. Dat is mooi, maar we willen dat álle fabrikanten en groothandelaren gaan werken met de ETIM standaard.”
“De belangstelling voor ETIM is ontstaan doordat datamanagers bij groothandels ongelooflijk veel tijd kwijt zijn met het verkrijgen, beheren en verspreiden van productdata. De data worden via verschillende bestandstypen aangeleverd, ze bevatten typefouten en zijn vaak niet actueel. Dat vormt een bron van frustratie.
ETIM biedt daar een oplossing voor. Ik ben een groot voorstander van het standaardiseren van data. Het gaat erom dat je alle gegevens op dezelfde manier beschikbaar stelt. Een groothandelaar kan vervolgens zelf prioriteit geven aan bepaalde data. De een wil sturen op stikstofdata, een ander op de ideale maatvoering van een product, weer een ander op merk.”
“ETIM is een goede manier om specifieke productkenmerken vast te leggen en te standaardiseren. Om het echt tot een succes te maken is het belangrijk dat zoveel mogelijk organisaties ermee gaan werken. Vanuit Hibin zetten we ons daarvoor in door het bezoeken van fabrikanten en groothandelaren en ze op de voordelen te wijzen. Die voordelen worden steeds duidelijker. Het voorkomt een hoop discussie, tijd en geld wanneer inkopers en verkopers van bouwmaterialen het over exact dezelfde materialen hebben. En dat is mogelijk wanneer precies de juiste kenmerken van een product ergens vastliggen. Als iemand een rode deur besteld en de definitie rood is vaag vastgesteld, dan kan dat al discussies opleveren. De vraag is dan altijd, is er verkeerd besteld of is er verkeerd geleverd?”
“Fabrikanten en groothandelaren zien de voordelen van ETIM en ze willen de standaard graag gaan gebruiken. In de werkgroepen met Ketenstandaard hebben we voor een aantal productgroepen al flinke stappen gezet. Sommige fabrikanten weten alleen niet hoe ze moeten beginnen om met ETIM te gaan werken, of het ontbreekt hen aan capaciteit. Het zou mooi zijn als er een laagdrempelig en duidelijk stappenplan komt zodat ze makkelijk de eerste stappen kunnen zetten. Het stappenplan kan ook duidelijk maken hoe ETIM zich verhoudt tot DICO.”
“ETIM biedt volop mogelijkheden voor fabrikanten en groothandelaren om te verduurzamen. Productdata die nodig zijn vanuit duurzame en circulaire wet- en regelgeving kunnen erin verwerkt worden, denk aan Wkb vereisten en de Materiaalpaspoorten van Madaster. Ook om die reden roep ik iedereen uit de sector op zich in ETIM te verdiepen. Sluit je aan bij de werkgroepen die zich buigen over de vraag welke productkenmerken belangrijk zijn om te standaardiseren! Vooral voor de werkgroepen deuren, dakpannen, dakramen en ondervloeren zoeken we nog een aantal grote bedrijven die willen meedenken. Uiteindelijk is het mijn ambitie dat ook de aannemer de voordelen inziet van ETIM bij het bestellen van producten. Als aannemers nog meer vanuit BIM werken, gaat dat vast ook gebeuren. Dan maakt de bouwsector echt flinke slagen met efficiënt werken!”
Hibin werd op 27 april 1905 opgericht in het Haagse Koffyhuis in Utrecht. Het is een dynamische organisatie voor de bouwtoelevering in Nederland. Net als de aangesloten bedrijven, blijft Hibin zich vernieuwen door te anticiperen op ontwikkelingen in de maatschappij en de bouwsector in het bijzonder. Koninklijke Hibin vertegenwoordigt met haar 140 leden ruim vierhonderd vestigingen in bouwmaterialengroothandel, die gezamenlijk een groot deel van de totale omzet voor hun rekening nemen. Behalve een belangrijke speler bij het afsluiten van cao’s, organiseert Hibin ook opleidingen en zet ze zich in voor brancheontwikkeling in brede zin. Met het convenant Bevorderen en versnellen van de ETIMclassificatie, richt Hibin zich op alle bouwtoeleveraars. Door ondertekening van het convenant bevestigen fabrikanten, importeurs en de bouwmaterialenhandel dat ze zich actief inzetten om het gebruik van ETIM te stimuleren.
Het convenant is een samenwerking tussen Hibin en onder meer Ketenstandaard. Hibin organiseert de werkgroepen en het ondertekenen van de convenanten. Heb je daar vragen over? Neem dan contact op met Ad Blokker via a.blokker@hibin.nl
Fabrikanten, groothandels, installateurs en bouwbedrijven gebruiken ETIM om producten te classificeren en technische kenmerken vast te leggen. ETIM International bewaakt deze standaard wereldwijd, Ketenstandaard is verantwoordelijk voor de Nederlandse vertaling. De voordelen van ETIM:
• Efficiënter beheer van productdata;
• Snel en foutloos productgegevens uitwisselen;
• Faalkosten verminderen;
• Beschikbaar in meer dan 20 talen.
Samen met Hibin organiseert Ketenstandaard werkgroepen om in overleg met fabrikanten en groothandelaren vast te stellen welke productkenmerken belangrijk zijn voor het zoeken en vinden van hun product op websites, in digitale catalogi en in andere productbestanden. De werkgroepen rond tegels, tegellijm, kalkzandsteen, isolatiemateriaal, gevelplaten, hout gebaseerd plaatmateriaal en gipsplaat hebben inmiddels wijzigingen laten doorvoeren in ETIM. De werkgroepen deuren, dakpannen, dakramen en ondervloeren moeten nog van start.
Ketenstandaard beheert en ontwikkelt de Nederlandse vertaling van ETIM. Heb je daar vragen over? Neem dan contact op met Ketenstandaard Bouw en Techniek via info@ketenstandaard.nl
Rensa Verwarming & Ventilatie is een van de grotere groothandels in verwarming en ventilatie producten op de Nederlandse markt. Sinds 2020 is Rens Godschalk hoofd databeheer bij Rensa Family Company, dat alle centrale diensten beheert voor Rensa Verwarming & Ventilatie en zusterbedrijven Gafco en Gévier. Dagelijks neemt de hoeveelheid te beheren data toe. “De goede wisselwerking tussen 2BA en de DICOen ETIM-standaarden maakt het groeiende databeheer te behappen.”
Al ruim voordat Godschalk bij Rensa in dienst kwam, werkte het bedrijf met ETIM. Godschalk: “ETIM is dé standaard in Nederland voor productclassificaties voor de bouw- en installatiebranche. ETIM maakt het mogelijk grote hoeveelheden productdata snel te verwerken. Het voordeel voor ons als groothandel om te werken met deze standaard is dat alle productinformatie, of het nu gaat om een douchekop of een cv-ketel, allemaal op dezelfde manier wordt aangeleverd. Dat werkt efficiënt voor onszelf en installateurs kunnen de producten makkelijk online vinden en goed met elkaar vergelijken.”
Godschalk en zijn afdeling beheren bij de Rensa Family Company data van ongeveer een half miljoen producten. Al die gegevens worden aangeleverd door meer dan 400 fabrikanten in de verwarming- en ventilatiebranche. Voor het grootste deel van dit assortiment wordt de data verkregen via de datapool van 2BA. Het voordeel van deze datapool is dat de data bij 2BA aan de voordeur wordt gevalideerd, ongeacht met welke uitwisselstandaard wordt aangeleverd. De 2BA datapool is volgens ETIM ontwikkeld en ondersteunt DICO. Godschalk: “Wij maken gebruik van de DICO standaard voor het uitwisselen van zowel productdata als handelsgegevens. Dat maakt het proces van het uitwisselen van gegevens efficiënter. DICO maakt het ook makkelijker om zaken met elkaar te kunnen doen omdat er veel minder fouten voorkomen in de uitwisseling.”
Het aandeel online verkopen van Rensa groeit gestaag en zal in de toekomst nog verder toenemen. Ondertussen neemt ook het aantal gebruikers van de standaarden toe. Het zou de hele sector helpen wanneer nog meer partijen in de sector DICO en ETIM gaan gebruiken, daarvan is Godschalk overtuigd. “Vooral in combinatie met 2BA als datapool hebben wij onze processen nu zo ingericht dat schaalbaarheid makkelijker mogelijk is. Het is ideaal om via de datapool van 2BA één plek te hebben om alle data van fabrikanten te kunnen delen met installateurs. Dat is ook handig bij uitbreiding van het assortiment. Als we voor 20 fabrikanten honderden nieuwe producten in ons assortiment moeten opnemen dan betekent dat een ongelooflijke hoeveelheid extra data om te verwerken. Via de samenwerking met 2BA en het gebruik van DICO en ETIM is dat prima te behappen. Als we niet op deze manier zouden werken, dan zouden we extra collega’s nodig hebben voor al het databeheer.”
“Wij proberen klanten heel laagdrempelig te helpen en we vragen altijd hun feedback. Als installateurs een product zoeken dat ontbreekt in ons assortiment of als bijvoorbeeld de gegevens niet kloppen, dan horen we dat meteen en passen we dat aan. Het aantal wijzigingsverzoeken van fabrikanten blijft groeien en dat is een hele klus voor ETIM NL om te verwerken. Via de ETIM beheercommissie wordt gewerkt aan verbetering van het standaardproces van aanleveren van gegevens zodat wijzigingen sneller kunnen worden doorgevoerd,” zegt Godschalk die deel uitmaakt van de ETIM beheercommissie.
“Bij Rensa staan we voor digitalisering, we willen ons deel in de online verkoop vergroten. Daarom investeren we volop in ICT. Databeheer is een belangrijk aspect daarbij. Uiteindelijk levert goed beheer van data geld op. Een efficiënt proces bespaart kosten én het leidt tot meer omzet doordat producten sneller op de markt verschijnen.”
Als werkvoorbereider bij Comfort Partners | TBI profiteert Edwin de Vries dagelijks van de digitaliseringsslag van 2BA en Rensa. “Tot twee jaar geleden moest ik zes schermen tegelijk openen om de producten van verschillende leveranciers te vergelijken. Sinds we met 2BA werken, kan ik via hun zoekmachine Unifeed eenvoudig de beschikbaarheid en prijzen van al die producten inzien. Dat is een stuk overzichtelijker en bespaart veel tijd.”
2BA beheert sinds 2004 de neutrale branchedatapool voor het gecontroleerd en digitaal uitwisselen van product- en handelsinformatie tussen leverancier en afnemer op basis van de internationale ETIMstandaarden. Deze gegevens worden door en voor de gehele keten continu compleet en actueel gehouden en beschikbaar gesteld voor de CAD-engineer, calculator, werkvoorbereider of inkoper. Hierdoor beschikt men altijd op het juiste moment over de nodige gegevens. Vandaag de dag maken al meer dan 2.500 installatie- en montagebedrijven en bijna 200 groothandels gebruik van de 2BA datapool.
Comfort-Partners verzorgt de totaalinstallatie voor woningen, vaak in opdracht van woningcorporaties. Op dit moment is De Vries onder meer betrokken bij een nieuw appartementencomplex achter het station in Groningen. Hij controleert de materiaalkeuzen en maakt ontwerpberekeningen voor bijvoorbeeld drinkwaterleidingen. “Op de website van 2BA check ik altijd eerst de beschikbaarheid en prijzen van producten die we nodig hebben. Daarna ga ik met de leverancier, bijvoorbeeld Rensa, in overleg over de concrete levering van producten als verwarmingsbuizen, cv-ketels en warmtepompen. Woningcorporaties geven vaak ook zelf aan welke producten ze willen hebben, bijvoorbeeld omdat ze bij een bepaald merk goede ervaring hebben met de levensduur van het product.”
“Dankzij de ETIM-classificaties kan ik op de website van Rensa en 2BA duidelijk de kenmerken van een product zien. Het zou mooi zijn als andere groothandelaren hun website ook zo goed op orde zouden hebben. Het maakt de markt transparant. Natuurlijk onderhandelen we als afnemer over prijzen, maar we kiezen niet altijd de goedkoopste oplossing. Service speelt ook mee, en die is bij Rensa uitstekend. Ze passen de leveringen aan op specifieke eisen van de bouwplaats. Soms leveren ze producten bijvoorbeeld op een roltrolley zodat je ze niet met twee man over de bouwplaats hoeft te slepen.”
Tussen de Swinhaven en Drechthaven bij de Oude Maas ligt het uitgestrekte terrein van Houtgroep Van Drimmelen. Vroeger meerden hier schepen uit Zweden en Finland aan met vrachtladingen hout. Tegenwoordig komen alle leveringen over de weg. Communicatie met afnemers van het hout loopt sinds de introductie van DICO snel en foutloos via een digitale snelweg.
Otto van Wort, hoofd ICT, heeft heel wat veranderingen meegemaakt in de 48 jaar dat hij bij Van Drimmelen werkt. Hij begon met het bedienen van een magneetkaart computer. Via minicomputers en later het systeembeheer en softwareontwikkeling in eigen beheer, werkt hij nu met een ERP cloudoplossing. “Toen ik voor het eerst hoorde over DICO was ik meteen enthousiast,” zegt Van Wort. “Ik zag direct de voordelen van deze snelle, veilige en foutloze manier van het uitwisselen van gestructureerde data. We hadden al ervaring met de Doe-Het-Zelf branche door het werken met EDI, zeg maar de voorloper van XML berichten. Orderberichten worden daarmee automatisch binnengehaald en ingelezen en door ons systeem omgezet tot verkooporders, zonder dat daar een verkoper aan te pas komt. DICO is een EDI-formaat, het meest toegankelijke, laagdrempelige en daarmee de makkelijkste manier van uitwisselen van berichten.”
“DICO berichten zijn ontwikkeld op basis van XML en tot stand gekomen door afspraken tussen leverancier en afnemer. Door deze standaardisering is bijvoorbeeld het orderbericht eenvoudig in te lezen in de (ERP) applicaties. Ook stelt het ons in staat om vanuit de (ERP) applicatie, DICO berichten te ontwikkelen en te versturen. Dat geldt voor alle berichten: orderbevestigingen, verzendberichten en factuurberichten. De berichten zijn foutloos en besparen veel controlewerkzaamheden. Het kost even wat tijd om alles goed in te richten, maar daarna levert het enorm veel tijd op. Met andere woorden, DICO berichten stellen ons in staat het computersysteem voor ons te laten werken, in plaats van dat we alle gegevens handmatig moeten invoeren.”
Sinds 2010 levert SRC de nodige ondersteuning bij het digitaliseren van het bedrijfsproces van Van Drimmelen. Het begon met de EDI-oplossing. Daarna is DICO als EDI-formaat toegevoegd. SRC maakte in een paar dagen de eenmalige mapping naar DICO voor de inhouse bestanden die Van Wort aanlevert. Nu werkt alles naar behoren en wordt SRC alleen ingeschakeld als er
een nieuw DICO-bericht bijkomt. En SRC helpt bij het toevoegen van een nieuwe klant waarmee ook bestel- en factuurgegevens via DICO worden uitgewisseld.
“Ik vind het jammer dat aannemers tot op heden alleen met de DICO-factuurberichten werken. Dat is een gemiste kans. Het hele proces van onze houtleveringen begint immers bij de order die geplaatst wordt door de aannemer. Die komt bij ons in het systeem, met daarin duidelijk aangegeven wat er precies besteld wordt, hoeveel en waar en wanneer de bestelling geleverd moet worden. Daar kan je dus ook nooit discussie over hebben, anders dan bij een bestelling die telefonisch geplaatst wordt. Door ook gebruik te maken van de orderbevestiging- en verzendberichten en deze binnen de eigen applicatie van de aannemer tegen elkaar af te zetten, kan nog meer onnodig, administratief werk worden voorkomen.”
“Als het gebruik van de nieuwste versie van DICO (DICO005) steeds meer ingeburgerd raakt, verwacht ik dat nog veel meer van onze klanten gebruik gaan maken van DICO. De meeste aannemers zijn er inmiddels wel klaar voor. Ik hoop dat ze, in de nabije toekomst, ook gebruik gaan maken van het orderbericht, de orderbevestiging en het verzendbericht. Dan kunnen we echt een groot succes behalen met digitaliseren in de bouw!”
Van Drimmelen is in 1923 opgericht en in de loop der jaren uitgegroeid tot één van de grootste zelfstandige houtbedrijven in Nederland. Inmiddels werken er ruim 110 medewerkers in het familiebedrijf. Op de Merwedeweg in Zwijndrecht beschikken ze over ruim acht hectare oppervlakte waar de loodsen worden gevuld met kwalitatief hoogwaardig hout en plaatmateriaal. Daarnaast voeren ze ter plaatse vrijwel alle mogelijke bewerkingen van deze materialen uit voor hun klanten en partners. Zij bieden alles op het gebied van hout, plaatmateriaal en bewerkingen op één locatie.
Als producent van bouwmaterialen is Bruil volop bezig met digitalisering. In 2021 nam Bruil stappen om een Product Informatie Managementsysteem (PIM) te maken dat alle productdata in het bedrijf verbindt. Dit gebeurt ook voor Coba afbouwproducten. Naast STABU, werkt Bruil met de ETIM en DICO standaarden, een ideale combinatie om efficiënt te werken in de bouwsector.
“Toen we op zoek gingen naar een betere manier om productinformatie te beheren, kwamen we al snel uit bij ZeeBoer,” zegt Mark Gerwig, productmanager bij Bruil. “Voor ons tegellijmassortiment (Coba Afbouwproducten) maakten we al gebruik van hun STABU-bestekservice. Het mooie is dat een voorschrijver hiermee een complete bestekomschrijving van het tegelsysteem in STABU kan maken dat gekoppeld is aan onze actuele productdatabase. Op den duur willen we dit soort koppelingen voor ons volledige assortiment. Een architect of ontwikkelende aannemer die een bestek voor een bouwproject maakt moet onze producten zo goed mogelijk kunnen vinden. Het vergt een flinke investering om zo’n systeem op te zetten, maar uiteindelijk betaalt dit zich terug.”
Gerwig schrijft de productinformatiebladen en houdt de informatie op de website van Bruil actueel. Dit is onmogelijk om handmatig te doen voor de circa 24.000 artikelen uit het assortiment, daarom krijgt hij ondersteuning van een eigen data-analist en van ZeeBoer. “We hebben nu een systeem waarbij het de minst mogelijke moeite kost om productdata actueel te houden. Als er veranderingen zijn, dan voer ik die informatie meteen door. Klanten kunnen via onze bestek-systematiek van ons hele assortiment de meest actuele gegevens zien. Het betreft data over de verwerkingstijd, de bewaartermijn van een product of de sterkte ervan. Overigens is dit allemaal niet-gestandaardiseerde informatie. Bij gestandaardiseerde handelsgegevens komt ETIM om de hoek kijken. Groothandelaren vragen daar vaak om. Het is deels dezelfde informatie maar dan in een ander jasje door de afspraken over hoe de informatie eruit moet zien.”
Bij Bruil en Coba is het PIM systeem tegenwoordig een betrouwbare bron van informatie voor de website, maar ook voor bijvoorbeeld CE-prestatieverklaringen en het productinformatieblad. Om het assortiment te classificeren volgens internationale productkenmerken gebruikt Bruil de ETIM standaard. En om te communiceren
tussen PIM, ERP en handelspartners wordt de DICO standaard gehanteerd. Kortom, het ideale plaatje om efficiënt te werken in de bouw.
“Het belangrijkste is dat het data-bericht dat naar de klant verstuurd wordt, ook altijd de meest actuele informatie bevat. We versturen berichtgegevens zoveel mogelijk via de DICO standaard. De andere partij moet daar dan wel mee kunnen werken. Alles zou nog efficiënter gaan als alle groothandelaren met DICO werken. Ik merk dat handelaren steeds meer het voordeel hiervan inzien. Veel gebruiken DICO ook, maar nog niet iedereen zit op hetzelfde niveau. Wij hebben zelf flink geïnvesteerd om XML-berichten te kunnen versturen. Het zou mooi zijn wanneer meer partijen hierin investeren en alle opties van het systeem gaan gebruiken. Behalve dat je met digitaliseren intern je processen verbetert, kan je met de juiste en actuele data ook beter inspelen op de wensen van klanten.”
“Voorheen was het zo dat wanneer we informatie voor allemaal verschillende handelaren moesten aanleveren, dat er verschillende afdelingen mee bezig waren. Dan krijg je al snel interpretatie verschillen die tot fouten leiden. Door de data te standaardiseren heb je dat niet, dat is een groot voordeel. En we kunnen sneller aanpassingen doen die meteen zichtbaar zijn voor iedereen. Voorheen moesten we alles mailen, met alle gevolgen van dien; een mail die per ongeluk niet is gelezen, in de spam beland of een ontvanger die niet meer bij het bedrijf werkt. Peter Veldhuizen van ZeeBoer heeft ons ondersteund bij het beschikbaar maken van data via DICO en STABU. Sinds we dit allemaal goed ingericht hebben, hebben we meer overzicht.”
“Ik ben enthousiast over het gebruik van standaarden, dat draag ik ook uit naar klanten,” zegt Peter Veldhuizen, directeur en eigenaar van ZeeBoer, marktleider voor bestekservicediensten en de oudste deelnemer van Stichting STABU. “De uitdaging in de bouw is dat bij bestellingen alles nauw op elkaar moet aansluiten. Een schroef moet exact de juiste dikte hebben om te passen. De tijd die het in beslag neemt om een PIM op te zetten, hangt af van de fabrikant. Belangrijk is dat de collega die ermee aan de slag gaat, ook mandaat heeft. Een productmanager moet met de stofkam door het assortiment. Dat kost tijd. Bruil had met Mark Gerwig gelukkig iemand met beslissingsbevoegdheid én met voldoende uren om aan dit project te besteden. Binnen een half jaar was het meeste geregeld. Nu hebben Bruil en Coba een efficiënt systeem voor de toekomst.”
Bruil heeft voor 34 producten een Fabrikantgebonden Product Specificaties (FPS). Met een FPS kunnen fabrikanten hun producten laten opnemen in de STABU-database zodat de voorschrijvende markt de producten makkelijk kan vinden.
De bouwproductendatabase van STABU is voor voorschrijvers en bouwers dé tool om fabrikanten en hun producten te bekijken en op kwalitatieve (prestatie) kenmerken te vergelijken. De informatie is altijd actueel. Een ander voordeel is dat de productspecificaties ook in de Fabrikantenindex staan en door fabrikanten zelf gepubliceerd kunnen worden via hun eigen kanalen.
In 2023 gaat Ketenstandaard het platform voor fabrikanten volledig moderniseren. Het doel is de producten van aangesloten fabrikanten niet alleen via de STABU database en de productbladen te ontsluiten, maar breder toegankelijk te maken en ook te verrijken met bijvoorbeeld ETIM kenmerken.
Ketenstandaard werkt samen met ongeveer 150 aangesloten implementatie- en kennispartners. Ruim 30 hiervan kunt u tijdens het Ketenstandaard Congres 2023 ontmoeten. Ze staan u graag te woord over de mogelijkheden en voordelen van het gebruik van standaarden binnen uw bedrijfsprocessen. Ook verzorgen ze praktijkcases waarin ze samen met een Ketenstandaard deelnemer hun ervaringen met onze standaarden delen. Tijdens masterclasses lichten ze een specifiek aspect van het werken met standaarden toe.
De beste productinformatie voor jouw organisatie.
24ROSA verbindt met verschillende digitale tools en automatische koppelingen de losse schakels in de keten van woningverhuur.
Acto heeft al meer dan 40 jaar ervaring met het digitaliseren van bedrijfsprocessen van installateurs, technisch dienstverleners en bouwbedrijven.
Centric ondersteunt duizenden organisaties in binnen- en buitenland, waaronder gemeenten, banken, ziekenhuizen, retailers, bouw- en transportbedrijven.
2BA verzamelt, valideert en distribueert geclassificeerde product- en prijsinformatie voor fabrikanten, groothandels, bouw- en installatiebedrijven, machinebouwers en system integrators.
Bluace is een snelgroeiende IT-implementatie partner en biedt advies om bedrijfsprocessen te optimaliseren, om zo een kwaliteitsslag te maken binnen uw organisatie.
Compano ontwikkelt software voor de bouw- en installatiebranche.
4PS maakt, implementeert en onderhoudt standaard software voor de bouw, GWW en installatietechniek.
BouwInfosys is een softwarehuis met diepgewortelde kennis & ervaring in de bouw-, infra- en installatiebranche.
Corporatieketen.nl is uw toegangspoort tot maximaal digitaal samenwerken met uw leveranciers.
Virtual assistants, klantenportalen, drones voor veiligheidsmaatregelen, gebouwinformatiemodellen en design thinking. Aareon maakt al deze technologieën voordelig en integreerbaar voor klanten.
Wij ondersteunen en begeleiden implementatie processen, innovatie- en digitaliseringstrajecten, bieden trainingen door gecertificeerde trainers en delen onze kennis over nieuwe technologieën.
D Soft biedt klanten oplossingen die bestaande papieren workflows omzetten naar efficiëntere digitale equivalenten.
DataRotonde is de enige echte oplossing voor het verbinden van alle applicaties en organisaties, om zo efficiënter te werken en de eindgebruiker beter te bedienen.
PCA doet er alles aan om de planning van het serviceproces in een organisatie slimmer, beter en sneller te maken.
Als het gaat om EDI, e-facturatie en alles daar tussenin, geloven wij dat één platform in staat moet zijn om aan elke (veranderende) vraag te voldoen. Wij zijn uw one-stop shop voor documentuitwisseling.
DigiOffice Enterprise is één systeem voor het efficiënt digitaliseren en optimaliseren van alle werk-, bedrijfs-, document- en informatieprocessen.
Proplanet is gespecialiseerd in dataoplossingen en 3D technologie en maakt internationaal toonaangevende webshops, online product configuratoren en online PIM oplossingen.
Trade!nterop helpt met e-factureren en e-procurement, op een manier die past bij uw organisatie, werkprocessen en bestaande software.
ICreative helpt ambitieuze ondernemingen, instellingen en overheden met de digitale transformatie van inkoop, factuurverwerking en contractbeheer.
Skwirrel brengt orde in de chaos. De PIMsoftware verzamelt alle productinformatie gestructureerd op één centrale plek. Goed bereikbaar, makkelijk in gebruik en altijd up-to-date.
Technologiebedrijf Trimble heeft als ambitie om processen in de bouwsector nauwkeuriger te laten verlopen.
Innovatie zit in ons DNA. Wij ontwikkelen en leveren innovatieve producten, diensten en oplossingen.
KUBUS is met BIMcollab wereldwijd marktleider op het gebied van cloud based BIM-issuemanagement, geïntegreerd met modelvalidatie.
SRC System Integrators is een softwarebedrijf dat EDI- en Product Informatie Management oplossingen aanbiedt aan de Europese B2B-markt.
Als familiebedrijf zijn wij al 35 jaar dé automatiseringspartner voor bedrijven in de infra, bouw en aanverwante sectoren.
Vastgoeddata. Maar dan snel.
Waar de meeste aanbieders een deeloplossing aanbieden, biedt SyncForce een oplossing voor grootschalige vraagstukken.
Syntess Atrium is glasheldere ERPsoftware voor moderne technisch dienstverleners die vooruit willen. Syntess is ontstaan vanuit een installatiebedrijf en kent de werkprocessen van een installatiebedrijf als geen ander.
WhiteVision biedt oplossingen om inkomende documenten snel en eenvoudig digitaal te verwerken.
ZeeBoer helpt fabrikanten bij het verspreiden van productinformatie en systeemspecificaties voor de bouw. Denk aan bestekteksten, BIM-informatie, productbladen en rekentools.
Hoe kan STABU worden benut als contractdocument bij prestatiegericht uitvragen en 3D BIM modelleren? Een nieuw concept biedt uitkomst. “Voor ons is Oplossingsvrij Uitvragen dé manier om kwaliteit te borgen passend bij de opgave,” zegt Jeffrey Truijens, informatie & proces specialist bij VDNDP, een architectenbureau bedreven in het bedenken van maakbare oplossingen.
De bouwsector werkt steeds vaker met prestatiegericht uitvragen en 3D BIM modelleren bij het realiseren van bouwwerken. De STABUsystematiek sluit hier minder goed op aan. Daardoor daalt de waardering van STABU als contractdocument en ontstaan er niet-gestandaardiseerde uitvragen die telkens opnieuw worden aangevuld met juridische
voorwaarden tot een maatwerk contractdocument. Dit kost de sector veel extra werk en leidt tot dure juridische disputen. Daarom werkt Ketenstandaard samen met marktpartijen aan een standaardmethode voor oplossingsvrij uitvragen en prestatiegericht aanbieden die aansluit op de STABU-systematiek en bestaande (inter)nationale standaarden. Dit nieuwe concept kan een BIM-model, aangevuld met relevante STABU-specificaties en administratieve voorwaarden, het contract vormen dat voldoet aan alle wet- en regelgeving, waaronder de wet Kwaliteitsborging (Wkb).
Opdrachtgevers, architecten, bouwbedrijven, exploitanten en gebruikers kunnen allemaal hun voordeel doen met deze nieuwe manier van uitvragen. Het biedt immers meer flexibiliteit in de ontwerpfase en creëert zo meer waarde en kwaliteit bij het realiseren van een gebouw.
Jeffrey
Truijens,informatie & proces specialist bij
VDNDP, is al een aantal jaar actief betrokken bij het verder ontwikkelen van de nieuwe methode: “Voor ons is dit dé manier om kwaliteit te borgen passend bij de opgave. Voorheen werkten we toe naar een Technisch Ontwerp en een bestek met een pakket van tekeningen en beschrijvingen zodat een aannemer exact wist wat hij moest bouwen. Nu zien we het moment waarop de aannemer aanhaakt verschuiven. Aannemers en leveranciers van cruciale bouwonderdelen raken al eerder in de ontwerpfase betrokken. Het voordeel voor een aannemer is dat deze zo meer invloed krijgt op de maakbaarheid en haalbaarheid van een ontwerp. Dat levert meerwaarde op voor het uiteindelijke resultaat. Het brengt wel meer risico’s mee voor een aannemer. Het is belangrijk de risico’s tussen een aannemer en opdrachtgever goed te verdelen.”
Hoe kijken bouwbedrijven aan tegen dit nieuwe concept? Marcel van de Ven, Contract and Risk Manager bij bouwbedrijf Heijmans: “Bij elke opdracht kijken we naar het grotere geheel. Wat wil de klant bereiken? Komt een klant met zeer specifieke eisen, dan weet hij vast goed wat ‘ie wil. Daar kan je als aannemer op doorvragen. Als bouwer moet je een vraagspecificatie heel helder krijgen. Het mooie van een UAV-GC overeenkomst is dat een aannemer zijn kennis kan inbrengen om een ontwerp nog beter te maken. Elke fout die er dan insluipt, komt voor rekening en verantwoording van de aannemer. Deze verandering roept weerstand op, maar sommige aannemers snappen al waarom het gaat. Mijn advies aan opdrachtgevers is dat wanneer je precies weet wat je wilt, om dat exact uit te vragen. Voor al het overige kan je de markt uitdagen met innovaties te komen via deze nieuwe methode.”
Aanbieders hanteren op dit moment allemaal een eigen aanpak om een gebouw te maken dat voldoet aan de gewenste eisen en prestaties. Een beproefde standaardmethode levert alle partijen veel tijdwinst op. Ketenstandaard Bouw en Techniek werkt al langer samen met architecten, fabrikanten, leveranciers, aannemers, adviseurs en softwarehuizen aan een standaard methodiek voor oplossingsvrij uitvragen in de bouw. Dit project heeft inmiddels meer vorm en inhoud gekregen en is een nieuwe systematiek aan het worden, met een nieuwe titel: de Ketenstandaard Integrale Specificatie Systematiek (KIS Systematiek). De methodiek zal aansluiten op de STABU-systematiek en op andere nationale en internationale standaarden uit de bouw- en technieksector.
Balance & Result werkt voor partijen in de bouwkolom aan digitalisering en informatisering. Paul Kuipers en Willem Pel denken vanuit Balance & Result mee over hoe de KIS Systematiek verwerkt kan worden in de juiste software. Om te kunnen vertellen wat het oplevert, welke processen er spelen en wat het betekent voor de standaarden waarmee wordt gewerkt, heeft Balance & Result de methode opgedeeld in twee fasen: decompositie en materialisatie. Bij de KIS Systematiek wordt een gebouw steeds verder ontrafeld om te komen bij concrete componenten en producten. Tijdens dit proces is er telkens een check of de gevraagde prestatie wordt geleverd. De oplossingsruimte wordt steeds kleiner, de mate van detail steeds groter. Zodra er voldoende informatie is, begint het materialiseren. Dan speelt de aansluiting van STABU via NL/SfB op ETIM een rol.
CAD & Company heeft met S-Bestek een praktijkcase voor de KIS Systematiek ontwikkeld. In Revit is een ruimte met wanden, plafond en dakafwerking gemodelleerd. Deze is geëxporteerd naar een IFC-model en ingelezen in S-Bestek. Op basis van dit IFC-model wordt een NL/SfB bestek gegenereerd. Vanuit de functie- en prestatie-eisen die op elk NL/SfB niveau worden toegevoegd, kom je als eerste bij een elementcluster, bijvoorbeeld een dakconstructie of binnenwanden. Vanuit de elementclusters kan een bouwsysteem worden gekozen. Ook kunnen afzonderlijke elementen worden gespecificeerd, bijvoorbeeld een dakconstructie van hout of beton. S-Bestek gebruikt de vertrouwde gevalideerde STABUspecificaties van de werksoorten. Naast deze werksoorten is er ook behoefte om met recepten te werken. Hierbij worden zoveel mogelijk de bestaande gevalideerde STABUspecificaties gebruikt. Een recept wordt opgebouwd uit meerdere Resultaatbeschrijvingen, Bouwstoffen, Activiteiten en Documenten. Activiteiten geven de voorwaarden aan voor het verwerken van de bouwstoffen, zodat het beoogde resultaat en kwaliteit bereikt wordt. De documenten laten zien dat aan de gestelde kwaliteitseisen wordt voldaan. Een ideale oplossing voor het consumentendossier en de Wkb.
Vanaf zijn tiende draaide Dennis Dijkhof mee in het bouwbedrijf van zijn vader. Op zestienjarige leeftijd deed hij het systeembeheer voor de tien computers van het bedrijf. Tegen het einde van zijn HTS-opleiding bouwkunde werd Dijkhof onverwacht eigenaar van het familiebedrijf. Zonder te kunnen terugvallen op de bedrijfskennis van zijn vader, kreeg Dijkhof door te digitaliseren grip op de bedrijfsvoering. “Nu kan ik met één druk op de knop zien hoe ons bedrijf en alle projecten ervoor staan.”
“Mijn vader adviseerde me al vroeg me te verdiepen in Autocad en Excel. De toekomst van de bouw lag in digitalisering wist hij,” zegt Dennis Dijkhof. “Natuurlijk weet ik ook hoe een gebouw bouwkundig in elkaar steekt, maar mijn belangstelling gaat vooral uit naar het verzamelen van data die me helpen de beste keuzes te maken. Wij starten projecten vanuit een werkbegroting en denken vooraf na over de inkoop. Daarna volgt de nacalculatie en controleren we de afwijkingen. Die informatie gaat naar de betreffende persoon - bijvoorbeeld de timmerman van de kozijnen of de inkoper van installaties - om er een beslissing over te nemen. Het is een cirkelvorming proces waarbij we bij alle projecten continu kunnen aansturen op verbeteringen.”
De meerderheid van de projecten betreft nieuwbouw van woningen, maar Dijkhof Bouw werkt ook aan restauratie van kastelen en landgoederen en aan onderhoudsprojecten voor woningcorporaties. Daarnaast
heeft het een eigen timmerfabriek. Dijkhof: “Via één dashboard kan ik continu volgen hoe het ervoor staat met de gemiddeld zestig actieve projecten die we onder handen hebben. En nadat ons eigen bedrijfsproces volledig geautomatiseerd was, ben ik gaan kijken hoe we ook onze opdrachtgevers digitaal van actuele informatie kunnen voorzien. Klanten vinden het prettig dat ze in ons systeem precies alle afspraken kunnen bekijken, de tijdsplanning en de meer/minderwerk verrekeningen.”
“Met workflows hebben we alle processen in onze organisatie stap voor stap geautomatiseerd. Op enig moment kwamen we erachter dat een documentmanagement oplossing noodzakelijk was om processen optimaler te laten verlopen. Naast het AFAS ERP systeem wordt DigiOffice DMS sinds de zomer van 2022 gebruikt om bouwtekeningen en andere documenten digitaal beschikbaar te maken op de bouwplaats.”
Voor calculaties maakt Dijkhof gebruik van 2Jours, een pakket dat specifieke STABUcoderingen bevat. ”Wij hebben de capaciteit in huis om ervoor te zorgen dat alle pakketten met elkaar kunnen communiceren,” aldus Dijkhof. “Zelf ben ik hier actief mee en daarnaast hebben we een automatiseringsdeskundige voltijds in dienst.”
Dijkhof is blij dat er voor de bouwsector specifieke standaarden zijn zoals STABU en DICO. “Nu maakt iedereen vaak een eigen systeem, dan is het maar afwachten of die systemen met elkaar kunnen communiceren. Bij een woonstichting waar wij het onderhoud voor verzorgen hebben we bijvoorbeeld geprobeerd DICO te introduceren, alleen moeten we even wachten tot die organisatie over de juiste software beschikt om dat mogelijk te maken. Het zou mooi zijn als we via DICO onderhouds-, opdracht- en factuurgegevens met elkaar kunnen delen, dan hoeven we niet steeds alles opnieuw in te kloppen. Ook kunnen we met DICO transparanter werken. Je merkt dat mensen het soms wel wat spannend vinden om zo direct data met elkaar te delen, maar uiteindelijk werkt het prettig wanneer er een betrouwbaar protocol is voor het uitwisselen van gegevens.”
De uitkomsten van een nieuw groot onderzoek naar digitalisering in de bouw zijn nu beschikbaar. In het onderzoek zijn leden van Bouwend Nederland bevraagd over hun strategie ten aanzien van digitalisering én over hun verwachtingen voor de komende jaren. Belangrijkste uitkomst: bouwbedrijven hebben de afgelopen jaren grote stappen gezet. Inmiddels heeft bijna driekwart zijn processen grotendeels gedigitaliseerd. Voor een sector met overwegend mkb-bedrijven is dat een goede prestatie. Het onderzoek is een vervolg op twee eerdere digitaliseringsonderzoeken die Bouwend Nederland in 2018 en in 2020 liet uitvoeren door USP. Voor het nu gepresenteerde rapport zijn wederom leden, niet-leden en experts bevraagd en is gekeken of houding en gedrag ten aanzien van digitalisering van processen veranderd zijn.
Leden zijn positief over de ontwikkelingen op het gebied van digitalisering. Ze zijn de afgelopen jaren volop bezig geweest met het optimaliseren van interne processen. Daarin zijn echt grote stappen gezet. Had in 2018 nog 46% van de leden zijn processen grotendeels gedigitaliseerd, inmiddels is dat opgelopen tot 74%. Wat opvalt is dat bedrijven veel meer integraal naar hun proces kijken en daarvoor één softwaresysteem kiezen. Op die manier is het voor medewerkers ook beter behapbaar.
Succesvolle leden geven aan dat commitment van de directie belangrijk is. Medewerkers stimuleren is ook essentieel. 72% van de leden verwacht van hun medewerkers dat zij zich ontwikkelen op het vlak van digitaal werken. Dat geldt evengoed voor vakmensen op de bouwplaats. Vooral de grotere bedrijven zetten zwaar in op het aannemen van jongeren met een digitale mindset om de bedrijfscultuur te veranderen.
Gekeken naar de verwachte belemmeringen om te digitaliseren, dan worden die in veel mindere mate ervaren dan in eerdere jaren. Het veranderen van de bedrijfscultuur staat met 39% bovenaan (47% in 2018). Positief is dat nog slechts een kwart van de leden een gebrek aan standaarden als belemmering noemt (33% in 2018). De initiatieven van digiGO en het Digitaal Stelsel Gebouwde Omgeving, waar Bouwend Nederland nauw bij betrokken is, beginnen hun vruchten af te werpen.
Uit de vraag van Dijkhof Bouw om een oplossing is door AFAS en DigiOffice samengewerkt aan een integratie waarbij documenten eenvoudig zijn te registreren op project-, bedrijfs- of afdelingsniveau. Elf bedrijven uit de Cobouw top 30 werken met DigiOffice. DigiOffice Enterprise biedt bouw, infra en vastgoed –naast grip op data en informatie – mogelijkheden om in te spelen op actuele vraagstukken.
Er moeten duidelijke afspraken komen over welke standaarden het digitale bouwwerkdossier moet bevatten
Evelien Bruggeman is directeur van het Instituut voor Bouwrecht (IBR). Daarnaast is ze als hoogleraar Bouwrecht verbonden aan de Faculteit Bouwkunde van de Technische Universiteit Delft. Het IBR bood haar de mogelijkheid vanuit een onafhankelijke positie diepgravend onderzoek te doen naar de juridische aspecten van data en digitalisering. “Bij onze adviezen voor de sector plukken we nu de vruchten van alle kennis die we met drie jaar onderzoek hebben opgedaan.”
“Digitaliseren is een middel om te voorkomen dat er informatie verloren gaat tussen de verschillende eilanden in het bouwproces. Als je dezelfde informatie allemaal op dezelfde manier gebruikt en goed doorstuurt naar de
volgende partij in de keten, dan hoef je het niet opnieuw in te voeren. Op die manier kan je efficiënter werken, met minder fouten en minder conflicten. Dat is de ideale wereld.”
“Standaardisatie van data kan op veel verschillende niveaus en manieren. In de bouw gebruiken we de algemene voorwaarden als standaard documenten. Door deze steeds opnieuw te gebruiken, hopen we dat er eenheid ontstaat in de manier van contracteren en dat alle partijen hetzelfde beeld hebben bij gemaakte afspraken. Minder interpretatieverschillen zorgt uiteindelijk ook voor minder geschillen. Bij standaardisatie van data-eisen en standaardisatie van juridische documenten met betrekking tot data, zijn dezelfde voordelen te behalen. Aan die algemene voorwaarden hangen andere documenten met ook een juridische waarde, bijvoorbeeld de STABUbestekken. Die documenten bevatten standaardbepalingen die ook telkens opnieuw worden gebruikt. Daarnaast heb je allerlei annexen - over betalingen, over kwaliteitsborging - soms project specifiek en soms meer algemeen.”
“Hoe een gestandaardiseerd gebouwdossier eruit moet komen te zien, welke informatie dat moet bevatten, dat is iets waar we goed over moeten nadenken. Een STABU-bestek bevat een juridisch deel en daarnaast allerlei technische eisen. Het is maar de vraag of je al die technische eisen in een gebouwdossier wilt opnemen. Bouwers hebben andere informatie nodig dan beheerders van een gebouw. Er bestaan wel paralellen, maar je kan die informatie niet 1-op-1 doorzetten anders heb je aan het einde van de rit een dossier met te veel informatie, ook informatie waar je niets aan hebt. In de beginfase van het werken met BIM maakten architecten gedetailleerde BIM-modellen met uitgebreide ontwerpinformatie en constructieberekeningen die weleens in zijn geheel werden door geleverd aan de gebruiker of gebouweigenaar. Er ontstond een ongelooflijk zwaar, log BIM-model. De eindgebruiker kreeg zo’n model vaak niet eens open op zijn computer, soms ging zelfs de hele server plat. En dat terwijl de aannemer misschien maar 70 procent van de informatie nodig heeft, en de uiteindelijke eigenaar van het gebouw nog minder, of juist informatie in een andere vorm die aansluit op zijn behoeften of systemen. In de ontwerpfase moet je daarom al bedenken welke informatie in de beheerfase nodig is. De sector is bezig met een onderzoek naar de informatiebehoefte in elke fase van het bouwproces en wij onderzoeken de juridische aspecten die bij het uitvragen van die behoefte aan data, een rol spelen.”
“Bij onze onderzoeken hebben we gemerkt dat hybride contractvormen tegenwoordig veel voorkomen. Een geïntegreerd contract, bijvoorbeeld vormgegeven met behulp van een UAV-GC, kent vaak een hybride vorm. Wanneer een opdrachtgever hele specifieke ideeën heeft over hoe iets gebouwd moet worden, bijvoorbeeld de manier waarop iets moet aansluiten op bestaande installaties, dan wordt er vaak technisch gespecificeerd. Bij andere onderdelen is het minder belangrijk hoe een aannemer iets bouwt, als het maar voldoet aan de gewenste functionaliteiten. Een duidelijke vraagspecificatie draagt altijd bij aan minder geschillen. Veel gevallen van arbitrage gaan immers over interpretatieverschillen, dus als je die kan verminderen door duidelijke specificaties, dan helpt dat. Ik kan me voorstellen dat als in STABUbestekken specificaties komen over onderwerpen als het Programma van Eisen, en de vorm en inhoud van het opleverdossier, dat ook dat gaat bijdragen aan het verminderen van geschillen.”
“Alles valt of staat met duidelijke afspraken. Technische afspraken zijn niet per se duidelijke afspraken. Naast geschillen die ontstaan bij een mismatch aan verwachtingen of een verschil in interpretatie, ontstaan
ze bij onverwachte omstandigheden, dingen die je vooraf niet weet. In de bouw heb je altijd te maken met een groot aantal onbekendheden. Wij vinden dat je die onbekendheden zo vroeg mogelijk in het proces in kaart moet brengen En als je dat niet doet, moet je dan op zijn minst afspreken hoe je er later in het proces mee omgaat. Bij wie het risico van de onzekerheid komt te liggen. Dat voorkomt veel gedoe. De afgelopen 20 jaar is het bij geïntegreerde contracten vaak fout gegaan omdat partijen veronderstelden dat de aannemer met de beste oplossing zou komen. Maar het is nu eenmaal een feit dat een heleboel dingen onbekend zijn op het moment van contracteren van een geïntegreerd contract. Daarom benadrukken we het belang om vroegtijdig in het bouwproces na te denken over hoe je omgaat met die onbekendheden.”
“Ik denk dat opdrachtgevers en opdrachtnemers zich goed bewust zijn van de voordelen van werken met gestandaardiseerde voorwaarden. Standaardisatie draagt bij aan duidelijkheid, dat weet iedereen. Als je als opdrachtgever goed weet wat je wilt, dan kan je het beste zoveel mogelijk ook met gestandaardiseerde specificaties werken. Kanttekening: soms denkt een opdrachtgever dat ‘ie het allemaal het beste weet, terwijl de aannemer misschien wel een slimmere oplossing heeft. Maar er blijft een spanningsveld, want je weet vooraf niet altijd zeker of de gespecificeerde technische oplossing de juiste oplossing is in een bepaalde situatie.”
Als jurist houd ik me vooral bezig met algemene voorwaarden. Mijn juridische kennis deel ik met de sector, onder meer in mijn rol als voorzitter van de PG01, dat is de commissie die het juridische deel - hoofdstuk 01 - van het STABU-bestek aanpast in overleg met de sector. De Wet Kwaliteitsborging (Wkb) komt er natuurlijk aan, daar moeten we aanpassingen voor doen. Pas als je weet wat er in de algemene voorwaarden gaat gebeuren met de Wkb, dan kun je het bestek daarop aanpassen. Ik verwacht ook dat we in de werkgroep gaan nadenken over het digitale bouwwerkdossier. We zullen duidelijke afspraken moeten maken over de standaarden die dat dossier moet bevatten. DigiGo is aan het inventariseren welke standaarden er zijn en welke veel worden gebruikt. Op basis van die bevindingen zou je kunnen gaan kijken welke we uiteindelijk gaan opnemen in de bestekken. Standaarden als Visie en NL/SfB kunnen voor de nodige uniformiteit zorgen. Als jurist moeten wij er uiteindelijk voor zorgen dat de juridische infrastructuur op orde is. Daarvoor moeten we eerst weten wat de sector wil. Wij faciliteren, kijken of gemaakte afspraken passen binnen het aanbesteedrechtelijk kader en andere wetgeving. Al dat puzzelen, dat vind ik hartstikke leuk aan mijn werk.”
GS1 ontwikkelt internationale, uniforme standaarden voor de identificatie van locaties, producten artikelen. De organisatie is het brein achter barcodes. Ketenstandaard werkt al twee decennia samen GS1, aanvankelijk bij de ontwikkeling van wat nu de DICO standaard heet. In de DICO standaard is van GS1 standaarden en -codering terug te vinden. Maar er zijn veel meer toepassingsmogelijkheden barcode in de bouw- en technieksector. De huidige wettelijke eisen voor circulariteit en verduurzamen nieuwe ontwikkelingen aan, maar ook de schaarste aan medewerkers, constateert Frits van den Bos, innovatie bij GS1.
Van den Bos zit namens GS1 in de DICO-beheercommissie en hij vertegenwoordigt Ketenstandaard bij zijn contacten op internationaal niveau. Ketenstandaard vertegenwoordigt GS1 weer in de Nederlandse bouw en technieksector. Wat Van den Bos betreft kan de bouw- en technieksector met behulp van barcodes in de toekomst sneller, beter en tegen lagere kosten gaan samenwerken. “De barcode wordt nu al gebruikt in magazijnen van groothandels als Technische Unie, Rensa en Rexel. Door de barcode te scannen kunnen ze automatisch goederen in ontvangst nemen. Dat scheelt weer personeel dat anders handmatig goederen moet registreren. Maar er zijn volop andere toepassingen mogelijk, bijvoorbeeld op de bouwplaats of bij het beheer van installaties en gebouwen.”
“In de jaren ‘70 begon men na te denken over hoe de barcode kon worden ingezet bij het scannen aan de kassa,” vertelt Van den Bos. “Er werd besloten dat fabrikanten, groot- en detailhandelaren de streepjes allemaal op dezelfde wijze gingen gebruiken. Het gebruik van de barcode leverde een enorme kostenreductie op dankzij het sneller kunnen bestellen en afleveren van artikelen. Ook werd het assortimentsbeheer eenvoudiger. Lag het assortiment vroeger op maximaal 600 artikelen, tegenwoordig kunnen supermarkten wel 50.000 artikelen beheren.”
Ook voor industriële goederen kan een barcode waarde opleveren. Hoe die waarde ontstaat, hangt af van de situatie. Van den Bos: “Scannen bespaart tijd wanneer je wilt vastleggen welke artikelen er moeten worden afgerekend aan de kassa. In de bouw- en installatiesector ligt de waarde ook in het zeker weten dat een artikel op de juiste plaats terechtkomt. Dit helpt ook om de juiste informatie terug te vinden, in je eigen systemen of in die van de leverancier.”
Een aantal bedrijven in de bouw maakt al gebruik van de barcode, bijvoorbeeld voor het beheer gereedschappen. Zo weten ze precies welk is. Een ander heeft weer een bestelapp waarbij gebruik wordt gemaakt van een barcode. “Soms maken fabrikanten een eigen barcode. Als dat geen standaardcode is voor de hele sector, dan heb je er niet zoveel aan. De volgende partij in de keten moet er ook iets mee kunnen. Pas bij een barcode waar iedereen mee kan werken, wordt het proces efficiënter.”
“In de ruwbouw kunnen we RFID-chips toepassen. Dat is een geavanceerde techniek waarbij de chip met GTIN in het materiaal wordt verwerkt. In kozijnen worden nu soms al RFID-chips verwerkt. Als je dat voor alle materialen doet, dan wordt je hele gebouw ‘scanbaar’. Dat is handig wanneer er onderhoud moet gebeuren of wanneer het gebouw wordt gesloopt.”
“Vanuit GS1 zien we het als onze taak bedrijven mee op reis te nemen. We moeten duidelijk maken dat het gebruik van de barcode veel kosten uit de keten kan halen. Onze ervaring in andere sectoren zetten we via Ketenstandaard in voor de bouw- en technieksector. De bouwsector kan bijvoorbeeld winst behalen wanneer ze GTIN gebruiken in de bouwlogistiek. In een digitaal bouwplan kan je er rekening mee houden dat materialen op het juiste moment op de bouwplaats aankomen. En dat er dan mensen zijn om met de materialen aan de slag te gaan. GTIN is vaak al aanwezig bij bedrijven, maar het grootste voordeel ontstaat wanneer de code ‘scanbaar’ is. In Ierland is er een kinderziekenhuis waar ze overal werken met barcodes gekoppeld aan een BIM-model. De vakman die een steriele installatie in een operatiekamer moet onderhouden kan dan de barcode scannen en precies zien of de pomp vervangen moet worden en welke specifieke pomp dat is. Het zou mooi zijn als we ook in Nederland een gebouw vinden waar de eigenaren zo met barcodes willen werken.”
Internationaal zijn de thema’s ‘traceerbouw bouwen’ en ‘digitaal productpaspoort’ actueel. Bij traceerbaar bouwen gaat het erom dat op elk moment de verwerkte componenten in een gebouw zichtbaar zijn. Ketenstandaard en GS1 werken samen aan het digiGOversnellingsproject Traceable Bouwen en Installeren, een project dat traceerbaarheid mogelijk moet maken gedurende de levenscyclus van een bouwwerk.
Een digitaal productpaspoort is een document dat aan een product komt te hangen waarin allerlei gegevens staan, bijvoorbeeld in welke mate het gerecycled is. Het digitaal productpaspoort komt voort uit Europese regelgeving om de circulaire economie te bevorderen. Van den Bos: “De GTIN kan een belangrijke rol spelen om deze paspoorten te ontsluiten, zeker als we hem kunnen uitbreiden met batch-, lot- en serienummers. We maken ook afspraken hoe je GTIN’s in webadressen kunt opnemen zodat je ze ook als QR-code kunt weergeven.”
Het onderhoudsproces van installaties als cv-ketels en warmtepompen is een ander voorbeeld waar GTIN de nodige waarde kan opleveren. Van den Bos: “Het zou mooi zijn als in de toekomst een installateur bij onderhoud een barcode op de ketel of warmtepomp kan scannen. Dan kan er automatisch een werkorder op zijn iPad verschijnen met daarin alle gegevens over de installatie. De installateur weet dan precies wat er moet gebeuren en de reparatie staat meteen in de gegevens. Ook de werkorder, factuur en de betaling kunnen automatisch in het systeem worden verwerkt. Met zo’n efficiënt onderhoudsproces creëren we echt waarde voor de sector.”
De GLN-code is een wereldwijd unieke code van dertien cijfers die in elektronische berichten wordt gebruikt voor de identificatie van vaste adresgegevens van een organisatie. Een bedrijf kan meerdere GLN-codes gebruiken voor verschillende vestigingen, magazijnlocaties of bijvoorbeeld voor een factuuradres. Deelnemers van de DICO Standaard ontvangen via Ketenstandaard één of meerdere GLN-codes die worden opgenomen in het openbare DICO Adresregister.
Een Global Trade Item Number (GTIN) is een wereldwijd uniek nummer voor producten. Het vormt de standaard voor wereldwijde barcodes. Veel mensen kennen de afkorting EAN beter dan GTIN. EAN staat voor European Article Number. In 2005 ging EAN op in het wereldwijde GS1. Alhoewel er soms ergens EAN staat, zou het overal GTIN moeten zijn.
GTIN wordt in DICO-berichten gebruikt om specifieke artikelen te identificeren. Aan deze artikelnummers worden de eigenschappen van de producten gehangen. De barcode vormt een symbolische weergave van de in de bouw en technieksector meestal 13-cijferige GTIN, waardoor je het fysieke product koppelt aan de informatie over het product. Tegenwoordig wordt in plaats van de barcode ook wel de QR-code of RFD-tag gebruikt die wijst naar de digitale locatie waar de GTIN en bijbehorende informatie staat.
IJzerwarengroothandel Isero maakt al jaren gebruik van de DICO standaard voor het versturen van facturen. Isero was ook één van de eerste bedrijven die DICO-factuurberichten heeft gecertificeerd. “DICO is een prettige standaard om mee te werken. Er is maar één vertaalslag nodig om deze standaard te laten aansluiten op het ERP-systeem van een klant.”
Isero betekent ijzer in het Keltisch, een toepasselijke naam voor een in ijzerwaren gespecialiseerde groothandel en dienstverlener. Isero is een groeiende onderneming met inmiddels 66 vestigingen en ruim 800 servicegerichte medewerkers. Van de ruim 150.000 artikelen in het assortiment, zijn er 50.000 direct uit voorraad leverbaar. Een aantal klanten van Isero wilde graag volledig digitale facturen ontvangen. Sommige klanten eisten dat Isero hiervoor de DICO standaard ging gebruiken. Met de DICO standaard kunnen bedrijven in de bouwen technieksector snel, foutloos en veilig informatie uitwisselen, ongeacht het softwarepakket dat het bedrijf gebruikt.
“Op dit moment wordt twintig procent van onze omzet volledig digitaal gefactureerd,” zegt Rikkert van Holsteijn, teamlead applicatie beheer bij Isero. “Vooral grote klanten hebben hun proces zo ingericht dat facturen, orders en pakbonnen allemaal via een digitaal proces verwerkt worden. De rest gaat via een pdf die per e-mail wordt verstuurd. En soms wordt de factuur nog gewoon per post verstuurd naar klanten. Uiteindelijk willen we voor iedereen het proces zoveel mogelijk digitaliseren. Het initiatief komt vanuit de klant, zij melden zich als ze er klaar voor zijn. DICO is een prettige standaard om mee te werken. Er is maar één vertaalslag nodig om deze standaard te laten aansluiten op het ERP-systeem van een klant.”
Peter Koot, digitaal communicatiespecialist bij Isero, voegt toe: “We helpen onze klanten graag bij het digitaliseren van hun processen. Het maakt het makkelijker voor klanten om bij ons te bestellen, het voorkomt fouten en het bespaart tijd en dus kosten. Ook voor ons. We werken al jaren met DICO, maar toen vanuit een aantal gemeenten de vraag kwam om UBL-facturen via het Peppol netwerk te gaan aanleveren, hebben we trade!nterop ingeschakeld om ook via deze route het uitwisselen van facturen mogelijk te maken.”
“De wereld is niet perfect en dat merk je als je aan de slag gaat met digitaliseren,” zegt Henk van Koeverden, directeur van e-facturatiedienstverlener trade!nterop. Er zijn verschillende standaarden als het gaat om het uitwisselen van e-facturen, e-orders en e-pakbonnen. Wij maken het onze klanten zo makkelijk mogelijk door het formaat dat hun software kan genereren indien nodig om te zetten naar het formaat dat de ontvanger wenst. Is de ontvanger bijvoorbeeld niet actief binnen het DICO domein en ontvangen ze hun e-facturen daarom liever via Peppol? Dan converteren wij de DICO factuur naar het Peppol (UBL) formaat en leveren deze automatisch via het Peppol netwerk af. Door direct op de systemen van onze klanten aan te sluiten, verlagen we de drempel voor bedrijven om te starten met digitalisering. Omdat we veel ervaring hebben met de DICO standaard, kunnen we ervoor zorgen dat de implementatie ervan snel geregeld is.”
In 2006 begon Zevij-Necomij samen met collegainkooporganisaties Ferney, Necomij en Destil de dikke papieren catalogi met productinformatie om te zetten naar EZ-base, een volledig digitale catalogus. Vertaz, brancheorganisatie voor technische handel, was mede initiatiefnemer van EZ-base. Inmiddels is EZ-base ook een implementatiepartner van Ketenstandaard. De digitale catalogus bevat anderhalf miljoen artikelen. Via een overeenkomst leveren circa 400 leveranciers hun productdata aan EZ-base, dat vervolgens de data classificeert en normaliseert. “Via het lidmaatschap van de inkooporganisatie kunnen de aangesloten groothandels dit portaal gebruiken en de informatie opnemen in hun webshop. Ook Zevij-Necomij gebruikt EZ-base in de eigen productdatabase, die openstaat voor aangesloten groothandels,” zegt Marc de Dobbelaere die sinds zijn aantreden in 2005 als directeur van Zevij-Necomij vaart maakt met digitaliseren.
“In 2009 zijn we van de ene op de andere dag gestopt met het versturen van papieren facturen. Het was een schok voor iedereen dat we voortaan alle facturen via EDI of e-mail gingen versturen, maar het betekende een enorme efficiëntie verbetering. D Soft, ook een implementatiepartner van Ketenstandaard, hielp ons bij het opzetten van een digitaal platform dat communiceert met allerlei verschillende standaarden. DICO is één van de belangrijkste standaarden. Het zou natuurlijk mooi zijn wanneer iedereen dezelfde standaard gebruikt voor productgegevens, maar zolang er geen unieke standaard is, bieden we onze leden via een portaal de mogelijkheid data in verschillende bestandsformaten te kunnen koppelen en via verschillende kanalen te kunnen delen. Ook ETIM wordt in dit verband vaker gebruikt in onze branche. Een verbinding tussen diverse standaarden zou uiteraard van extra toegevoegde waarde kunnen zijn.”
De komende jaren verwacht De Dobbelaere dat duurzame en circulaire productkenmerken meer inzichtelijk gemaakt gaan worden. In de groothandel wordt dit immers een steeds belangrijker thema. De ETIM standaard is één van de opties om dit soort productkenmerken vast te leggen. “We merken dat aannemers bij het bestellen van producten steeds vaker vragen naar duurzame en circulaire specificaties. Ook omdat hun opdrachtgevers daar weer om vragen. Ik zou graag zien dat er voor alle producten een algemeen erkend duurzaamheidslabel komt. Bij gebrek aan wetgeving hiervoor, moet zoiets vanuit het bedrijfsleven zelf ontstaan. Vanuit Zevij-Necomij gaan we hiermee aan de slag. Natuurlijk is het handig duurzame en circulaire kenmerken zo dicht mogelijk bij de bron, dus de leverancier, te registreren. Maar we zien ook een belangrijke taak voor ons als inkooporganisatie om die data te verzamelen. Wij hebben namelijk goed inzicht in alle goederenstromen en vormen daarmee een belangrijke schakel in de informatievoorziening.”
De Dobbelaere zit namens Vertaz in de Strategische Adviesraad van Ketenstandaard. De adviesraad heeft vier maatschappelijke thema’s vastgesteld waar de standaarden aan worden gerelateerd; asset management optimaliseren, duurzaamheid en kwaliteit van het bouwwerk bevorderen, hergebruik van bouwdelen of producten bevorderen, samenwerking in de keten bevorderen. Vanwege de volledig gedigitaliseerde factuurstroom op artikelniveau in combinatie met een goede classificatie van artikelen ziet Zevij-Necomij een belangrijke rol weggelegd voor zichzelf voor het bijdragen aan duurzaamheidsdoelen. Als voorbeeld noemt De Dobbelaere het terugdringen van verpakkingen. “Als leveranciers via een vaste standaard zorgen voor de juiste informatie op het gebied van logistieke data voor de producten, kunnen Zevij-Necomij en andere inkooporganisaties aan de hand van de facturatiestroom nauwkeurig vaststellen hoeveel verpakkingen er door de keten gaan. Op dat moment kunnen we concrete doelen stellen voor het terugdringen van verpakkingen.”
NIBE Energietechniek is een 100% dochteronderneming van NIBE AB, een toonaangevend Zweeds concern met ruim 40 jaar ervaring in warmtepomptechniek. Vanuit vestigingen in 27 landen en met meer dan 20.000 medewerkers werkt NIBE aan het realiseren van haar missie: het creëren van duurzame energieoplossingen voor een betere wereld. In Nederland en België levert NIBE een breed assortiment lucht/water, water/ water en ventilatielucht/water warmtepompen voor hybride en all-electric oplossingen in nieuwbouw én bestaande bouw. Als fabrikant van warmtepompen speelt NIBE een belangrijke rol bij de energietransitie. Maarten Sonneveld, productmanager bij NIBE: “Met elkaar staan we voor een mooie uitdaging om alle nieuwe en bestaande gebouwen in Nederland te verduurzamen en van het gas af te krijgen.”
NIBE ontwikkelt al veertig jaar warmtepompen. De nieuwste generatie warmtepompen richt zich nog meer op connectiviteit en het slim inzetten van de warmtepompregeling. De warmtepompen kunnen slim communiceren met allerlei sensoren in een gebouw waaronder de verwarming- en CO2-sensoren. Ook is het mogelijk om te anticiperen op dynamische energietarieven met NIBE Smart Price Adaption. Of slim omgaan met weersvoorspellingen die online tot 24 uur van tevoren opgehaald kunnen worden in de warmtepomp. Zo draagt een warmtepomp nog efficiënter bij aan een aangenaam binnenklimaat. “Data speelt een steeds belangrijkere rol bij warmtepompen,” zegt Sonneveld. “Door het uitlezen en monitoren van gegevens kan het gebruik van de warmtepomp verbeterd worden. Er kan ook efficiënter beheer en onderhoud op afstand uitgevoerd worden. De toegenomen aandacht voor data heeft ook gevolgen voor het ontwerp van installaties. Wij vinden het belangrijk dat de BIM-bestanden die wij aanleveren - dus AutoCAD, Revit en IFC - van hoge k waliteit zijn. Omdat MEPcontent die hoge kwaliteit van data garandeert, heeft NIBE ervoor gekozen met MEPcontent van Trimble te werken als BIMpartner.”
“Met hoge kwaliteit van BIM-data bedoelen we dat alle relevante technische product- en fabrikanteninformatie voor iedereen beschikbaar moet zijn: voor onze klanten, voor de ontwerpers, voor de installateurs en voor de modelleurs,” zegt Sonneveld. “We zien dat veel klanten met deze BIM-informatie hun bestellijsten direct uit de ontwerpsoftware kunnen samenstellen. Ook wordt de informatie vaak gebruikt voor prefabricage van systemen. Doordat de BIM-bestanden via MEPcontent gebruikmaken van de ETIM-classificatie, worden BIM-bestanden in een herkenbaar en kwalitatief format aangeboden aan de klant.
“Bij prefabricage is BIM absoluut onmisbaar. Vooral de informatie in die modellen is essentieel om goed te kunnen
werken. Het voordeel van MEPcontent voor klanten en gebruikers is dat er één platform aangeboden wordt met veel informatie. Een warmtepompinstallatie bestaat uit verschillende componenten. Al die componenten zijn via MEPcontent makkelijk toegankelijk voor klanten, ontwerpers, installateurs en adviseurs.”
BELANGRIJKSTE PRODUCTKENMERKEN
“Wie de definitieve keuze maakt voor het gewenste warmtepompsysteem kan verschillen per project. Bij een individuele, luxe woning kan een architect veel invloed hebben op de keuze voor een warmtepomp. Bij projectmatige woningbouw maakt een aannemer of installateur die keuze vaak. Ook kan een ontwikkelaar, woningcorporatie of opdrachtgever aangeven welke warmtepomp er bij het project moet worden gebruikt. Deze ‘voorschrijvers’ hebben allemaal een andere informatiebehoefte. De belangrijkste productkenmerken die voorschrijvers willen weten in het BIM-model zijn de afmetingen van een warmtepomp, het vermogen ervan, het rendement en de manier waarop de aansluiting gemaakt moet worden. Dat staat allemaal in het BIMmodel.”
Om processen in de bouw efficiënter te laten verlopen ontwikkelde technologiebedrijf Trimble MEPcontent, een soort bibliotheek met relevante informatie voor iedere MEP-engineer. Calculators, modelleurs en BIMmanagers gebruiken MEP (Mechanical, Electrical, Plumbing) informatie om een bouwproject te realiseren. MEPcontent biedt een betrouwbare bron van relevante gegevens over producten uiteenlopend van leidingen tot complete warmtepompen.
Kim Smit, Customer Succes Manager bij Trimble: “Wij ontvangen de productgegevens van NIBE en daar maken we BIM-modellen van. Daarna stellen we de BIMmodellen beschikbaar via MEPcontent. We zorgen dat modellen voldoen aan de normen van BIM en dat ze upto-date zijn. Klanten die warmtepompen van NIBE willen opnemen in hun ontwerp, kunnen zo optimaal werken in BIM.”
Bouwen met milieuvriendelijke materialen en minimaal gebruik van schaarse grondstoffen en energie? Dat vereist inzicht in duurzame en circulaire data van bouwproducten. Via het platform Shopping Tomorrow onderzocht een expertteam, namens digiGO, hoe deze data het beste beschikbaar komen.
Eén van de leden van het expertteam is Daniëlle Hoekstra, regionaal manager MDM bij de internationale groothandel Sonepar. “Wij willen klanten helpen de beste keuzes te maken bij het realiseren van hun duurzame en circulaire doelen. We werken met ongelooflijk veel verschillende partijen samen; fabrikanten die producten aanleveren, klanten die de producten afnemen. We werken in 40 landen, elk met een eigen wetgeving en taal. Om al die klanten te helpen hun weg te vinden binnen het wereldwijde klimaatakkoord en binnen Europa te werken aan een CO2 neutrale en circulaire bedrijfsvoering in 2050, moet een aantal belangrijke stappen gezet worden. Het inzichtelijk maken van duurzame en circulaire productdata is een cruciaal onderdeel.”
Om aan de huidige Nederlandse eisen tegemoet te komen, maken veel bedrijven voor hun producten nu Life-Cycle-Analyses (LCA) en berekeningen voor de MilieuPrestatie Gebouwen (MPG). Dit levert uitgebreide documenten op die lastig in een standaard te bevatten zijn. Het opstellen van LCA’s en MPG’s kost ook veel tijd en geld. Hoekstra: “Om duurzame en circulaire productdata te standaardiseren, moet je met een beperkt aantal simpele getallen kunnen rekenen. Ons expertteam pleit daarom voor een ‘light’ versie van LCA’s met daarin de belangrijkste data.”
Daniëlle Hoekstra was tot eind 2022 voorzitter van de ETIM Beheercommissie. Albert Dunnink is lid van de ETIM Beheercommissie en vertegenwoordigt Ketenstandaard in de board van ETIM International. Beiden maakten ook deel uit van de Strategische Adviesraad van Ketenstandaard en ze waren afgevaardigd vanuit de ETIM Beheercommissie om mee te denken in de expertcommissie van Shopping Tomorrow. Deze expertcommissie stond onder leiding van voorzitter Marjet Rutten. Signify is via Oscar Deurlo actief lid van de ETIM Beheercommissie.
Sonepar beschikt over een eigen systeem voor het verzamelen van duurzame en circulaire data. Maar uiteindelijk moet de markt eenzelfde methodiek gebruiken om tot eenduidige data te komen, vindt Hoekstra. “Als voor een bepaalde productcategorie de duurzame en circulaire productkenmerken vastliggen, dan kan ETIM een betrouwbare en breed toegankelijke standaard zijn om alle data te verzamelen. Dat lijkt tot nu toe het beste aan te sluiten op de behoefte uit de markt. Een voordeel is dat ETIM ook internationaal gehanteerd wordt.”
Albert Dunnink, Hoofd Productmanagement bij Zehnder en eveneens lid van het expertteam, voegt toe: “Ook wij maken LCA’s voor onze producten, dat kost veel tijd en geld omdat ze enorm gedetailleerd zijn. Het zou goed zijn een andere manier te vinden om duurzame en circulaire productgegevens te standaardiseren.” Dunnink benadrukt het belang om ook installateurs en aannemers te betrekken bij dit proces. “Installateurs en aannemers weten precies op welke kenmerken ze moeten letten bij het realiseren van een project. Daarnaast moeten we twee werelden samenbrengen. Aan de ene kant hebben we BENG eisen om gebouwen zo energiezuinig mogelijk te maken. Dit kost vaak extra materiaal en dat betekent weer een slechtere MPG-score. Er moet dus iets komen wat de werelden van BENG en MPG combineert.”
Zehnder begon tien jaar geleden met het opzetten van een Product Information Management (PIM) systeem. Een collega werd aangesteld om zich volledig te wijden aan het beheren van alle productdata. “Door de tijd te nemen om alle data één keer helemaal goed in ons eigen systeem te zetten, hebben we nu overzicht in het beheer van alle technische productkenmerken. Als internationaal bedrijf viel de keuze op ETIM als de beste productclassificatiestandaard om mee te werken. We leveren de gegevens aan bij 2BA zodat al onze afnemers altijd over de juiste en actuele productgegevens beschikken. Van een reactief, handmatig en tijdrovend proces zijn we proactief gaan werken. Dit bespaart veel tijd en kosten. Nu staan we dus voor de uitdaging om duurzame en circulaire productkenmerken te standaardiseren. Het kan dat ETIM daar de aangewezen standaard voor is, maar uit gesprekken met de sector kan ook de wens voor een aparte standaard naar komen.”
“Wat me opvalt is dat Nederland al behoorlijk ver is met het nadenken over het standaardiseren van duurzame en circulaire kenmerken,” zegt Dunnink die als afgevaardigde van Ketenstandaard de ontwikkelingen volgt bij ETIM International. “Ook in Scandinavische landen leeft het onderwerp, maar in Nederland zijn we er goed in om in een breed kader afspraken met elkaar te maken.”
Signify is wereldwijd marktleider in verlichting voor professionals en consumenten. Samen met de sector heeft Signify de belangrijkste duurzame kenmerken van verlichtingsproducten vastgesteld.
Wouter de Wolf, marketingmanager Retail & Hospitality bij Signify: “Omdat grote inkopers van verlichting LCA’s gingen aanvragen, zijn we begonnen met het in kaart brengen van de duurzame kenmerken van verlichting. Een LCA- berekening maken kost ongeveer € 10.000 per product. De grootste milieuimpact bij verlichting is het verbruik van elektriciteit wanneer de lampen branden. Dan hebben we het over 90-95 % van de milieu-impact. De grootste milieuwinst valt te behalen door lumen per watt zo efficiënt mogelijk om te zetten.”
“Ook de totaaloplossing voor de verlichting speelt mee. De lichtontwerper bepaalt hoeveel lichtpunten er nodig zijn om een ruimte goed te verlichten. En ten slotte is slim gebruik van het licht belangrijk. Met sensoren kan je ervoor zorgen dat op momenten dat er weinig licht nodig is, bijvoorbeeld bij het aanvullen van voorraden in een winkel, dat de verlichting dan automatisch op een lagere stand springt. Energieefficiency is dus het allerbelangrijkste duurzame kenmerk bij lichtoplossingen.”
“Bij circulariteit gaat het erom of je een product kan repareren, wat de levensduur is en hoe goed je het product kan recyclen. Op dit niveau ga je al snel appels met peren vergelijken. Inkopers vragen nu nog niet zo vaak naar circulaire productkenmerken, maar ik zie een kentering komen. Als branche hebben we daarom de vijf belangrijkste criteria bepaald. We kunnen hier nog geen concrete score aan koppelen, daarvoor is het meten van circulariteit nog te arbitrair. Vergelijk het met schoenen; als je schoenen van een goede kwaliteit koopt, gaat ze in principe langer mee. Maar de levensduur hangt ook af van hoe en hoe vaak je die schoenen draagt.”
“Het uiteindelijke doel is circulair inkopen zo concreet mogelijk te maken. Willen we in 2050 een volledig circulaire economie, dan moeten we de markt uitdagen om te innoveren. Nu zie je een wildgroei aan circulaire eisen van inkopers, een eerste stap is die eisen te kaderen. Als het te ingewikkeld wordt, dan haken partijen af. Als inkopers met een duidelijke vraag komen, dan gaan fabrikanten wel ontwikkelen. En wie weet kunnen we uiteindelijk tot een circulariteitslabel voor producten komen.”
Société Parisienne pour l’Industrie Electrique (SPIE) is, zoals de naam al verklapt, verbonden aan Parijs. Het bedrijf werd opgericht in 1900 en was destijds gespecialiseerd in elektrische installaties van metrostations. In 2004 werd het eerste Nederlandse bedrijf overgenomen en ontstond SPIE Nederland. Tegenwoordig zetten 48.000 medewerkers zich wereldwijd in om klanten te begeleiden bij de energietransitie en bij digitale transformatie. Met een omzet van €6,97 miljard is SPIE een van de grootste multitechnologische dienstverleners in Europa. Een prima uitgangspositie om de sector op weg te krijgen naar een duurzame en digitale transitie.
“Maatschappelijke uitdagingen als de energietransitie kunnen we alleen aangaan als we ook digitaal transformeren,” zegt Jeroen Mackaij, programmamanager bij SPIE. “Digitaliseren helpt immers om efficiënt met elkaar te kunnen werken in de sector. Een eerste stap bij de energietransitie is het reduceren van de vraag naar energie. In de ontwerpfase kan je al veel bereiken met de juiste oriëntatie van een gebouw. Een 3D model stelt ontwerpers in staat de energievraag op voorhand te optimaliseren. Virtueel kan je alle simulaties doorrekenen zodat je op de bouwplaats alles in één keer goed kan realiseren. Dat scheelt veel faalkosten. Het is duurzamer om in één keer goed te bouwen in plaats van verkeerd gebouwde delen weer te moeten afbreken.”
Met het BIM-opleidingsplan was SPIE een van de drie finalisten bij de Digidare Award, een initiatief van digiGO BIM Loket. Jeroen Mackaij: “Bij SPIE willen we zoveel mogelijk data-gedreven werken. BIM helpt daarbij, maar het vereist wel dat mensen op een andere manier gaan werken dan ze gewend zijn. We moeten mensen meenemen in die verandering. Dit opleidingsplan richt zich op BIM-werkzaamheden tijdens de hele levenscyclus van een gebouw; van ontwerp, realisatie tot beheer. Uniek aan het plan is de combinatie van theorie en praktijk. Dit zorgt ervoor dat mensen in de praktijk ook echt met de nieuwe kennis aan de slag gaan. Het werken met deze leuke, slimme en efficiënte methode leidt tot meer tevreden medewerkers, dat vinden we ook belangrijk bij SPIE.”
ETIM MC staat voor ETIM Modelling Classes en is een uitbreiding op de basis ETIM-classificatie technische producten. Met ETIM MC kunnen fabrikanten geometrische (maatvoering) kenmerken aan producten toevoegen om BIMobjecten te genereren.
In de Uniforme Objecten Bibliotheek (UOB) kunnen onderdelen van een gebouw (wanden, vloeren, dakgoten, trappen, verwarmingsketels) als digitale objecten worden samengevoegd met de productdata die een fabrikant beschikbaar heeft gesteld. Het gaat hier om ETIM-MC gestructureerde productdata. De digitale objecten zijn uitwisselbaar binnen ieder tekenpakket. Een gebouw ontwerpen met BIM en UOB gaat sneller dan ontwerpen op de traditionele manier. Ook het effect van wijzigingen (balkon erbij of een groter expansievat) kan snel worden beoordeeld, zowel visueel als met betrekking tot de kosten.
Bij SPIE kent de digitale transformatie drie pijlers: Digital Company, Pulse Score en BIM. Digital Company gaat erom dat medewerkers digitaal kunnen werken. Denk aan monteurs die in plaats van met papier te werken voortaan op een tablet invoeren, dus alle keuringen en ook hun urenregistratie. De kern van Pulse Score is het registreren van alle gebouwdata om deze te kunnen gebruiken als informatiebron, bijvoorbeeld voor het energieverbruik. “Om het werken met BIM te stimuleren hebben we een opleidingsplan ontwikkeld,” zegt Mackaij. “We hebben in kaart gebracht welke functies er per discipline zijn, wat dat betekent voor de BIM-capaciteiten van onze collega’s en welke opleiding daarbij past. Werkvoorbereiders met een bouwkunde opleiding moeten bijvoorbeeld weten wat BIM is en hoe ze de software kunnen gebruiken om werkzaamheden af te stemmen met een onderaannemer. Onder BIM valt ook het ontwikkelen van standaarden, bijvoorbeeld de Uniforme Objecten Bibliotheek (UOB). Standaarden maken het samenwerken met anderen makkelijker. Voor SPIE zijn dit soort sector overschrijvende standaarden heel belangrijk, juist omdat we met zoveel verschillende partijen samenwerken. Uiteindelijk moeten alle standaarden die worden ontwikkeld wel passen binnen de ISO 19650, de internationale Bouwwerk Informatie Management norm.”
Op dit moment wordt UOB doorontwikkeld naar het niveau dat alle 3D modellerende adviseurs en installateurs in de hele projectcyclus kunnen overstappen naar het gebruik van UOB zonder in te leveren op de voor hen gebruikelijke functionaliteit. Mackaij: “Als we verder ontwikkelen dan is belangrijk een uniforme bouwsteen te hebben voor data uitwisseling. Hier zie je dat ETIM MC goed werkt omdat het al een classificatie heeft voor bouw- en techniekproducten. De ETIM MC standaard maakt het voor opdrachtgevers makkelijker om producten te selecteren. Uiteindelijk wil je in je model alle productdata met elkaar kunnen vergelijken.”
“Samen met installateurs, adviseurs en fabrikanten bekijken we nu per installatietechnisch domein wat we in elke levenscyclus fase aan objecten nodig hebben, bijvoorbeeld om technische berekeningen te maken en om aan duurzaamheidsbepalingen te voldoen. Daarna checken we wat we al kunnen plaatsen vanuit de UOB ten opzichte van deze objecten. Is er al een ETIM-klasse voor? Zitten daar de juiste data in? Is er al 3D content? Ontbrekende standaarden en content gaan we vervolgens ontwikkelen en toevoegen aan de UOB.”
“Een volgend proces is om in de UOB data te kunnen filteren. Uiteindelijk moet de UOB binnen het DSGOafsprakenstelsel gebruikt gaan worden, daarmee kan er bijvoorbeeld ook verbinding met STABU en de Building Smart Data Dictionary gemaakt worden. Als alle data zo verbonden worden in een digitaal bouwwerkdossier, dan scheelt dat veel mailverkeer en up- en downloaden van informatie en dan kunnen we veel efficiënter werken.”
Met DICO kunnen bedrijven in de bouw- en technieksector snel, foutloos en veilig informatie uitwisselen. Om te komen tot een hoogwaardig bouwwerkdossier voor de hele levenscyclus van een bouwwerk, is het van belang te weten met welke partij op deze betrouwbare manier informatie uitgewisseld kan worden.
Gestandaardiseerde DICO-berichten maken het mogelijk nóg beter controle te houden op data-uitwisseling in het bedrijfsproces. Dagelijks wordt er al meer dan een miljoen keer informatie uitgewisseld met DICO; van offertes en orderbevestigingen, leveringen en facturaties tot onderhoudsopdrachten en storingsmeldingen. Hoe meer bedrijven ermee werken, hoe efficiënter bedrijven gaan samenwerken binnen de hele bouwketen.
Om de kwaliteit van deze digitale informatie-uitwisseling verder te verhogen, ontwikkelde Ketenstandaard de mogelijkheid tot het aanvragen van een certificaat voor DICO-berichten. Het certificaat bevestigt naleving van de DICO Standaard volgens de certificeringscriteria die door de gebruikerscommissie zijn vastgesteld.
In 2022 is gestart met het certificeren van berichten die DICO-deelnemers versturen. Koninklijke Jongeneel was één van de eerste gecertificeerde deelnemers. “Wij leveren veel hout en plaatmateriaal aan grote aannemers. Met het certificeren van onze DICO berichten bieden we vertrouwen naar deze klanten,“ zegt Lennart Drewes, Business Developer E-commerce bij Koninklijke Jongeneel.
Met de certificering van het DICO onderhoudsbericht door softwarepartner NCCW werd in december de mijlpaal van honderd gecertificeerde berichten gehaald. NCCW maakt het hiermee voor woningcorporaties makkelijker zich ook te certificeren.
Deelnemers en partners van Ketenstandaard willen graag herkend worden als partijen die voldoen aan de voorwaarden voor het juiste gebruik van de standaarden. Ook willen ze kunnen zien met welke leveranciers of klanten ze op een gestandaardiseerde manier data kunnen delen. De toekenning van een certificaat, het voeren van een bijbehorend label én vermelding op datakwaliteit. nu voorziet in deze behoefte. Alle door Ketenstandaard Bouw en Techniek gecertificeerde organisaties worden vermeld op de website datakwaliteit.nu
De Keten is een uitgave van Ketenstandaard Bouw en Techniek. Ketenstandaard ontwikkelt en beheert standaarden voor alle fasen van het bouwproces. Breed gedragen standaarden zijn een voorwaarde voor onbegrensd digitaal samenwerken. Als onafhankelijke organisatie werkt Ketenstandaard samen met partners en deelnemers uit de hele bouw- en technieksector. Zo versterken we met elkaar de transitie naar een digitaal bouwwerkdossier.
Christel Witteveen - Ketenstandaard Bouw en Techniek Horaplantsoen 16 6717 LT EDE www.ketenstandaard.nl
Omslagfoto Erik Jansen fotografie Foto pagina 4 Marco Verschoor Foto pagina 8 Sander van der Torren Foto pagina 36 Nadine van den Berg
VORMGEVING
theoduijkers.com
DRUKKERIJ Wilco, Amersfoort AANSPRAKELIJKHEID
De inhoud van deze publicatie is met de grootst mogelijke zorgvuldigheid samengesteld. Ketenstandaard Bouw en Techniek sluit elke aansprakelijkheid uit voor onjuistheden, onvolledigheden en eventuele gevolgen van het handelen op grond van informatie uit deze publicatie.
De informatie in deze publicatie mag in ongewijzigde vorm worden verspreid, met uitsluiting van gebruik voor eigen commerciële doelstellingen, tenzij met voorafgaande toestemming van Ketenstandaard Bouw en Techniek.