Analyse van de ideologie van de Olympische Spelen

Page 1

De kracht van sport Een analyse van de ideologie van de Olympische Spelen

Marije Ebbers 0302937 Bachelorscriptie Antropologie


“All sports for all people. This is surely a phrase that people will consider foolishly utopian. That prospect troubles me not at all. I have pondered and studied it in length, and know that it is correct and possible� (De Coubertin 1919 in Olympic 2006).

2


Inleiding “For two weeks in the summer of 1984 as sun rises over Los Angeles, so it rises over the world” (F. Gifford, Amerikaanse sport commentator in Rothenbuhler 1985: 72). In 2000 keken 3,7 miljard mensen uit 220 landen overal ter wereld naar de Olympische Spelen van Sydney. Dit toont aan dat de Spelen na 100 jaar een zeer belangwekkende gebeurtenis zijn (The Sport Journal 2006). Het verenigen van verschillende naties via de Spelen om zo vrede op de wereld te creëren is voor het Internationaal Olympische Comité altijd een belangrijk doel geweest. De bedenker , Baron Pierre de Coubertin, wilde via het sportevenement de ideologie aan de wereldbevolking overbrengen. De ideologie heeft door de tijd heen veranderingen doorgemaakt. Echter, een zekere basis lijkt nog steeds aanwezig. Het IOC probeert op verschillende manieren het Olympisme, dat in deze tekst zal worden gebruikt als een woord dat alle waarden van het moderne Olympische gedachtegoed samenbrengt, in praktijk te brengen. Wat is de ideologie die ten grondslag ligt aan de moderne Olympische Spelen en hoe is deze door de tijd heen tot uiting gekomen en veranderd in de ideologie die het nu is? Om deze vraag te beantwoorden zal in het eerste deel van deze tekst worden ingegaan op de ideologie zelf en hoe deze tot stand is gekomen. Daarnaast wordt gestelt dat de ideologie van de Olympische Spelen werkt als een volksreligie. Dit verklaart hoe het komt dat zoveel mensen interesse blijven tonen in de idealen en het sportevenement. Het tweede deel zal zich focussen op de belangrijkste factoren en gebeurtenissen die in de periode vanaf het ontstaan van de Spelen van invloed zijn geweest op het veranderingsproces van de ideologie. Het laatste deel laat zien dat de complexiteit rondom de Olympische Spelen wat betreft deze invloeden, met name nationalisme en internationalisme, een voorbeeld is van de tweezijdigheid van globalisering.

3


De ideologie De Frans-Pruisische oorlog tussen Frankrijk en Duistland werd in 1871 beëindigd met een overwinning van de Duitsers in de plaats Sedan. Deze oorlog is van grote invloed geweest op het leven van De Coubertin. Niet alleen wat betreft zijn persoonlijke scholing en keuze van zijn carrière pad, maar ook in zijn denken over sport in het scholen systeem. Hij geloofde dat het onderwijzen van sport op scholen waarde kon toevoegen in de ontwikkeling van “goede” Fransen. De Coubertin geloofde dat de Fransen de oorlog tegen de Duitsers hadden verloren, omdat zij fysiek niet sterk genoeg waren. In zijn reizen naar Engeland en de Verenigde Staten zag hij hoe er op de scholen in deze landen veel meer aandacht aan sport werd besteed. Het Engelse scholensysteem sprak hem met name erg aan in de wijze waarop zij door een opvoeding met veel sport een english gentlemen probeerden te creëren. In de jaren ‘80 van de 19e eeuw wilde De Coubertin met zijn idee voor een scholensysteem genaamd L‘education athletique het sportelement in het onderwijs benadrukken, omdat sport volgens hem zowel mentaal als lichamelijk kon bijdragen aan een goede opvoeding en ontwikkeling van de jeugd (Naul 1997:96-97; Young 1996:70). Volgens De Coubertin was fair play een belangrijk aspect van sport. Het leerde jongens om zich zoveel mogelijk in te zetten om een overwinning te behalen, maar dit alles kon alleen binnen de regels die voor het spel waren opgesteld. Als iemand probeerde de regels te overtreden of omzeilen zou hij worden gestraft. Op deze manier kon sport de jeugd moreel bewustzijn bijbrengen door hen door middel van fysieke spelen bekend te maken met de normen en waarden van de maatschappij (Stokvis 2003:197). Daarnaast zou competitie, een eerlijke krachtmeting tussen individuen, fitte jongeren met een sterk karakter opleveren. Individuele identiteit en de ontwikkeling hiervan, zag De Coubertin sterk gekoppeld aan nationaliteit. Op deze manier kon de jeugd Frankrijk versterken. Maar patriottisme was niet de enige drijfveer van De Coubertin’s ideologie. Hij zag nog een rol voor sport weggelegd. Enthousiasme voor sport en de positieve houding die hiermee gepaard moest gaan zou de spanningen en vijandigheid onder een bevolking of tussen verschillende volken kunnen verminderen. Sport en lichaamstraining hadden

4


voor De Coubertin dan ook niets te maken met militaire training. “It is not militarism that our education needs, it is freedom” (De Coubertin in Smith 2004: 71). Men zou met een internationaal sportevenement op een vredige en begripvolle wijze met elkaar kunnen strijden in plaats van op een vijandelijke manier in een oorlog (Espy 1979:viii). Dit wilde De Coubertin verwerkelijken door de Klassieke Olympische Spelen internationaal te maken vanuit het idee naties dichter tot elkaar te brengen. De Olympische Spelen De Coubertin was niet de enige die in de 19e eeuw het idee had om Olympische Spelen te organiseren. Al in 1833 had de Griek Panagiotis Soutsos een dergelijk idee. Ook dit ging verder dan het slechts doen herleven van de klassieke Spelen. Hij wilde er een geheel van sport, onderwijs en cultuur van maken met onder andere verbroedering van de deelnemers als doel. De Spelen zouden niet in Olympia worden gehouden maar iedere keer op een andere plek. Soustos idee werd niet goedgekeurd door de regering. De redding van zijn plan was een aanhanger van Soutsos idee, zijn landgenoot Evangelos Zappas, een zeer welgesteld en invloedrijke man. Hij doneerde een grote som geld aan de regering in ruil voor de het mogen houden van de Spelen. Deze keurden het goed onder voorwaarde dat de regering het zelf mocht organiseren. Het werd uiteindelijk meer een nationalistisch eerbetoon aan het rijke Griekse verleden met de nadrukkelijke aanwezigheid van de elite dan een sportevenement. De Spelen van Zappas waren in 1859 een feit. Het grote verschil met spelen die De Coubertin jaren later zou organiseren was met name het element van de internationale verbroedering in plaats van de nationale verheerlijking (Decker&Kivroglou 1997:9-14). Aan de andere kant van het continent organiseerde de rijke W.P. Brookes in 1850 in zijn woonplaats in Engeland de Wenlock Olympian Class. Hij hoopte door middel van deze spelen de fysieke gesteldheid en het intellect van de arbeidersklasse uit zijn dorp te verbeteren. Bij de spelen werden prijzen op een ceremoniële wijze uitgereikt aan de winnaars waarbij jonge vrouwen een kroon van laurierbladeren op de hoofden van de winnaars plaatsten. Naar aanleiding van de Athens Olympics besloot Brooks zijn

5


Wenlock Olympian Class uit te breiden. Het evenement werd gehouden worden op regionaal en later op nationaal niveau. Daarnaast werden er klassieke Griekse elementen toegevoegd als vlaggen met Griekse spreuken, medailles met de Griekse godin Nike en het speerwerpen zoals dat bij de klassieke Spelen werd gedaan (Young 1996:26). Toen De Coubertin op zijn reizen door Engeland in 1890 de spelen in Wenlock zag was hij zeer onder de indruk. Maar zijn ideeën stootten in Frankrijk al jaren op weerstand. Het keerpunt kwam met een congres in Parijs waar hij een geleerd, invloedrijk en adellijk internationaal gezelschap uitnodigde om zijn plannen nog eens door te spreken. Onder het genot van het zoveelste drankje na een weekend vol geslaagde activiteiten besloten zij allen in te stemmen met De Coubertin’s plan (MacAloon 1981:164-179) Het eerste Internationaal Olympisch Comité werd gesticht op 23 juni 1894. De Spelen zouden worden gehouden op 6 april 1896 in Athene (Olympic 2006). De waarde die De Coubertin aan democratie zei te hechten was binnen de Olympische beweging ver te zoeken. Om zijn macht en die van zijn collega’s binnen de Olympische beweging te behouden kozen zij bij het IOC voor een zogenaamd zelfrekruterend systeem waarbij de leden hun eigen opvolgers konden kiezen. Hij zag de elite echter als de groep die de juiste ideeen over moreel bewustzijn al bezat en deze dus het beste over kon brengen aan het collectief, ongeacht klasse of status. Daarnaast waren de hoogstaande leden met hun grote sociale netwerk in hoge kringen ook beter in staat de organisatie effectief te laten verlopen (MacAloon 1981). Het aantal adellijke leden liep echter geleidelijk aan terug van 68% in 1908 naar 41% in 1925 (Hoberman 1995: 16). Ondanks dat hij zelf regelmatig gebruik maakte van de mogelijkheden van de politiek om de situatie naar zijn hand te zetten vond hij dat politiek los stond van het Olympisme. Dit zou politiek te boven gaan. Deze gedachte, hoe irreëel ook, heeft op een bepaalde manier ook een goede uitwerking gehad. Het gaf mensen de moed om te blijven geloven in dingen die onbereikbaar leken. Het volgde de visie dat iemand niet vast hoeft te zitten binnen de regels van de maatschappij. Een individu heeft de kracht zich hiervan los te maken en een prestatie te verrichten die gewone verwachtingen overtreffen. Dit was wat Olympische atleten kenmerkte. Zij konden boven het normale leven uitstijgen, omdat zij iets heel bijzonders konden presteerden. (MacAloon 1981:6).

6


De Coubertin vond niet alleen dat politiek buiten sport moest worden gehouden, maar ook commerciële belangen mochten geen rol spelen. Dit kan verbonden worden aan het geloof in amateurisme, een kerngedachte binnen het traditionele Olympisch denken. Amateurisme zou de enige mogelijkheid zijn om de pure liefde voor de sport en fair play te behouden (Stokvis 2003:188). Een groot verschil met de klassieke Spelen was dat er in de tijd van de moderne Spelen officiële sportclubs waren. Op deze manier konden afspraken gemaakt worden tussen clubs en organisaties zodat er voor iedere sport vaststaande regels kwamen die iedereen moest kennen. Zo was er duidelijkheid over wat fair play was er konden eventueel maatregelen worden genomen als iemand deze regels overtrad. Het bood hiermee een eenvoudige mogelijkheid om internationale wedstrijden te organiseren en atleten hiervan lang van tevoren op de hoogte te brengen. Deze konden dan vroegtijdig beginnen met trainen. Het feit dat de Spelen steeds op een andere plek gehouden werden zou wederzijds begrip en vrede tussen de atleten en de naties bevorderen. Dit ‘ambulante karakter’, zoals De Coubertin dat noemde, droeg nog extra bij aan de internationale sfeer. Ook los van de Spelen was hierdoor internationale competitie steeds eenvoudiger te verwerkelijken. Dit is zich blijven ontwikkelen. Tegenwoordig zou er gesproken kunnen worden over een globaal sport systeem (Bottenburg 2001:8). Het feit dat er vaststaande regels voor sporten waren, was niet voldoende om de moderne Olympische Spelen tot een succes te maken. De link tussen de moderne Spelen en de klassieke oudheid gaf rechtvaardiging en diepgang aan het geheel dat mensen aantrok en met elkaar verbond. Vanwege de onduidelijkheid van de term Hellenisme, de Griekse beschaving zoals die zich over de wereld verspreidde (Sterkenburg 1996:393),zat er voor iedereen wel een aspect aan waar hij zich in kon vinden. Ook al was het Hellenisme niet heel overtuigend, het was genoeg om de Spelen te ondersteunen totdat men zich de ideologie van het moderne Olympisme eigen maakten (MacAloon 1981:174). Volksreligie De manier waarop De Coubertin dacht dat, vanuit het Olympisme, sport in staat was mensen te verheffen tot helden in de zin van de klassieke Griekse betekenis (het boven de

7


normale mens uitstijgen), gaf aan dat hij het Hellenisme zag als een religie voor de mensheid. Het kon echter niet toegepast worden zoals dat in de oudheid gebeurde. Het ging hier om een volksreligie. Waarbij “The sacred beliefs and values of a society are embodied in certain authorities, rituals, and symbols that together constitute a civil religion” (Rothenbuhler 1985:68) Het IOC is de autoriteit en de rituelen en symbolen zijn beide in grote mate terug te vinden bij de Spelen. In de samenleving van de eind 20e en 21e eeuw zit het verheven aspect van de religie van het Olympisme onder andere in de overwinning van de atleet die symbolisch wordt geëerd door het hijsen van de vlag van zijn land (MacAloon 1981:141). Zowel de individuele prestatie als de natie spelen hierbij een grote rol. Wat er bij de Olympische religie echter werkelijk gevierd wordt is de mondiale gelijkheid van de mensen. Het gaat hier om een viering van de mensheid. Iedereen strijdt als gelijken tegen elkaar. Men ziet er misschien anders uit, maar is in wezen het zelfde. De Spelen zijn hiermee een religieuze viering (Rothenbuhler 1985:76). Een volksreligie onderscheidt zich van vele andere religies doordat het los staat van een Godshuis of een God. Er zijn geen formele religieuze handelingen of instituties aan het geloof verbonden Het gaat om een aantal algemene ethische vooronderstellingen die zich op een symbolische manier manifesteren. Daarnaast zijn er mythes, helden en rituelen die het geloof legitimeren. Hierdoor krijgen de basisideeën een verheven status en een diepere betekenis. Het laat zien dat het belijden van het geloof niet puur voor het eigen gerief is. Het religieuze aspect geeft de ideologie legitimiteit die laat zien dat het dierper gaat dan sport en competitie opzich. Het verzet tegen het wereldlijke blijkt uit het feit dat mensen blijven proberen hun religieuze viering te houden ondanks dat bijvoorbeeld politieke tussenkomsten dit soms bijna verhinderen (Ibid.:175).Volgens filosoof Rothenbuhler (1985:33,75) bestaat er geen groep zonder volksreligie. Zij die zich niet volgens de religie gedragen zullen buiten de groep worden gesloten. De volksreligie kan als vervanging dienen voor de vervagende godsdienstige religie in de samenleving. Dit is ook de functie die De Coubertin zag weggelegd voor de Olympische Spelen. Rothenbuhler zegt over de Olympische religie dat: An Olympic religion should emerge from the mass of cognitive association that a public makes with the Olympic Games…The Olympic religion, being as it is about

8


ideal Olympics, is a part of the cognitive structure in which the real Olympics is perceived rather more than being perceived a perceived aspect of any real Olympics. It should be correlated with, but distinct from all of the other elements making up that cognitive structure (1985: 127). Het bijwonen, in persoon of via de media, van de Olympische religieuze festiviteiten dienen voor het versterken van de solidariteit binnen de groep. Via vieringen en ceremoniĂŤn worden de ideeĂŤn waarop het geloof gebaseerd zijn nogmaals benadrukt en via symbolen gecommuniceerd. De Olympische volksreligie staat dan ook los van sport op zich. Het gaat om het nobele idee wat achter sport zit en wat er mee kan worden bereikt (Rothenbuhler 1985:151). Sport is het hulpmiddel, niet het doel. Symbolen, waarden en rituelen. De symbolen van de Spelen worden bewust door de Olympische beweging gebruikt om de ideologie uit te dragen. EĂŠn van de bekendste symbolen, de Olympische vlag, benadrukt het idee van universaliteit. De ringen staan voor de vijf continenten. De kleuren van de vlag komen overeen met alle kleuren die er in de nationale vlaggen te vinden zijn. Alle ringen zijn verbonden door het Olympisme. Als de vlag bij de eindceremonie wordt neergelaten zijn de Spelen ten einde (Olympic symbols 2006). Uit onderzoek bleek dat 78% van de wereldbevolking de Olympische ringen herkent. Dit is meer dan de schelp van Shell, de M van MacDonalds of het kruis van het Rode Kruis (Olympics 2006). Het motto van de Olympische Spelen is: citius, altius, fortius (sneller, hoger, sterker). Wat wil zeggen dat winnen niet het belangrijkste is, maar dat het er om gaat dat je alles geeft. De wedstrijd moet voor de atleet zelf altijd als een overwinning gezien worden, omdat hij bij de poging zijn uiterste heeft gegeven. Dit is niet alleen een les voor de atleten, maar voor iedereen. Als sportmotto kan het vergeleken worden met: meedoen is belangrijker dan winnen (Olympic symbols 2006). De Olympische vlam wordt aangestoken in het Griekse Olympia door de stralen van de zon. De toorts met de Olympische vlam wordt in estafette vorm naar de plaats van

9


de Spelen gebracht. Tegenwoordig moet het hierbij alle continenten aandoen. Deze tocht moet is een symbolische uitnodiging voor de mensheid om zich bij de Spelen te voegen en de ideologie na te leven (Olympic symbols 2006). De Olympische vrede, die traditioneel atleten en toeschouwers een veilige reis naar hun bestemming Olympia moest waarborgen, staat voor de vrede die de Spelen willen bereiken. Het symbool voor de Olympische vrede is de vredesduif met de Olympische vlam op de achtergrond. De vlam heeft vele kleuren en representeert hiermee de verschillende mensen op Aarde. Tegelijkertijd staat de vlam voor de warmte van vriendschap (Olympic 2006). Andere, minder bekende symbolen zijn bijvoorbeeld de Olympische lofzang waar de ideologie van de Spelen wordt geprezen. Ook wordt er een Olympische eed afgelegd bij de openingsceremonie door een atleet van het gastland. Deze zweert uit naam van alle atleten zich aan de ‘regels’ van sportiviteit en fair play te zullen houden (Olympics 2006). Er is hiermee nog geen duidelijkheid of deze en andere symbolen die door de Olympische beweging worden gebruikt om de ideologie uit te dragen en de Olympische religie te versterken, ook door mensen wordt overgenomen en begrepen. Rothenbuhler deed in 1985 onderzoek onder de Amerikaanse bevolking naar hun associaties met de Olympische Spelen. De link bleek het sterkt gelegt te worden waar het ging om waarden en symbolen die aan de Olympische Spelen zijn gebonden. De waarden waar de onderzoeksgroep de Spelen voornamelijk mee in verband bracht waren: de sport competitie als voorbereiding op uitdagingen in het verdere leven, sportiviteit en fair play, de training die nodig is om atleet te worden, vriendschap tussen deelnemers, wat de atleet in het persoonlijke leven moet opgeven om tot dit niveau te komen, trots en overwinning, financiĂŤle kosten van de training, vaardigheden die nodig zijn voor de prestatie en het talent en elegantie van de prestatie (Rothenbuhler 1985:130,256). De symbolen waar de meeste Amerikanen aan dachten in associatie met de Olympische spelen waren: de vlaggen van de landen van de atleten, het volkslied dat gespeeld wordt voor de winnende atleet, de parade van de atleten tijdens de openingsceremonie, de eindceremonie, de huldiging en de Olympische vlam (Ibid.).

10


Overige associaties die werden genoemd deelde Rothenbuhler op in twee categorieën: contact tussen mensen uit verschillende landen en culturen en politieke of commerciële invloeden. In deze categorieën werden vaak het leren kennen van andere landen, hoe verschillende mensen van binnen hetzelfde zijn, de competitie tussen arm en rijk, denigreren van atleten uit andere landen, politieke demonstraties tijdens de Spelen, professionals tegen amateurs, politieke boycots, financiële beloning van atleten, beslissingen van de omroepen welke programma’s uit te zenden en het onderbreken van de programma’s voor reclame genoemd (Ibid.). De idealen in de realiteit De moderne Olympische Spelen worden wel bekritiseerd vanwege het nationalisme dat het teweeg brengt, het misbuik van de Spelen voor politieke doeleinden en de commercialisering van het geheel. Naar aanleiding van Rothenbuhler’s onderzoek kan echter gesteld worden dat de Olympische beweging deels is geslaagd in zijn poging de Olympische Spelen te gebruiken om de ideologie over te brengen of te versterken. Het merendeel van de ondervraagden associeert de Spelen inderdaad met de ideologie waar vanuit De Coubertin het sportevenement heeft georganiseerd. Echter, het politieke en commerciële aspect, waar De Coubertin niets van wilde weten, zijn ook aanwezig in het denken van de onderzoeksgroep over de Spelen. Tijden zijn veranderd en hiermee ook de ideologie die met de Spelen gepaard gaat. Dit hoeft niet negatief te zijn. Spelen zonder vrouwen, zoals De Coubertin dat voor zich zag, zou in moderne tijden op veel weerstand stuiten. De meningen zijn verdeeld over de mate waarin de Olympische Spelen zich moet laten beinvloeden door externe factoren als politiek en economie . De Spelen zouden niets meer te maken hebben met de traditionele ideologie. Aan de andere kant zou een dergelijk groot sportevenement niet kunnen plaatsvinden als men aan de oude ideologie zou vasthouden. Het kan per Olympische Spelen verschillen hoe men tegen de Spelen aankijkt, bijvoorbeeld al bij het zien van de openingsceremonie kan een mening gevormd worden of deze een bevestiging is van het beeld en de ideologie van de Spelen of een smakeloze vertoning (Miller 2003:14).

11


Nationalisme en internationalisme. De kritiek dat de Olympische Spelen een mogelijkheid bieden om nationalistische gevoelens te uiten is een lastig te verdedigen punt binnen de ideologie. Het is duidelijk dat De Coubertin een patriotist was. Hij vond echter dat je andermans liefde voor zijn vaderland ook moest respecteren. In die zin was iedereen gelijk en diende je in vrede met elkaar om te gaan. De Olympische Spelen was dan ook geen strijd tussen naties maar tussen individuen. De atleten worden wel door hun land gezonden en zijn dus een representatie, maar alleen om te vieren wat ze gemeen hebben: het feit dat zij gelijk zijn. Hierdoor is het een eerlijke strijd. De ideologie moedigt hierdoor patriottisme aan en geen nationalisme. Tegelijkertijd promoot de ideologie internationalisme en veroordeelt het kosmopolitisme. Men moet trots zijn op zijn land en cultuur, maar respecteren dat een ander hier net zo over denkt. Dit wederzijds begrip kan verkregen worden door internationaal contact. Een kosmopoliet mist dit idee van één eigen natie. Bij de Olympische Spelen kan men over elkaars cultuur leren door samen te komen. Het is wel belangrijk dat men verschillend blijft, want dat is wat de Spelen bijzonder maakt (Rothenbuhler 1985:76). In de 18e,19e en 20e eeuw kwam de natiestaat op als de dominante vorm van politieke organisatie van landen in Europa (McAloon 1981). Nationalisme en patriottisme liggen vaak dicht bij elkaar, maar het was toch vaak nationalisme dat naties aan de Spelen deed meedoen. Door het winnen van medailles wilden landen hun superioriteit tonen. Met name begin 20e eeuw werden symbolische oorlogen op het sportveld uitgevochten. Eén van de Spelen waar dit nationalisme een belangrijke plaats innam waren de Olympische Spelen die werden gehouden in Berlijn in 1936. Hitler en zijn regering lieten duidelijk hun invloed op de Spelen doorschemeren. De nadruk lag bij deze Spelen op de fysieke kracht van Duitsland als natie. Individuen waren niet van belang. Het ging er niet om dat de Duitse atleten als individuen zouden winnen, maar dat het land kon laten zien hoe sterk ze waren. Dit had niet alleen betrekking op sport maar op Duitsland als geheel. Doordat de Spelen in hun eigen land plaats vonden hadden Hitler en de zijnen als voordeel dat zij zelf een aantal regels konden opstellen. Er was echter wel een protocol door De Coubertin gemaakt met een aantal beschrijvingen van hoe bepaalde rituelen

12


moesten plaatsvinden om de Olympische traditie in stand te houden. Toch wist Hitler de Olympische atmosfeer zo naar zijn hand te zetten dat de Duitse geest sterk aanwezig was. Gebruiken vanuit de Duitse nationale competitie werden toegevoegd aan de Spelen om hun nationale stempel op het geheel te drukken. Zo is de estafette met de Olympische toorts een idee afkomstig uit de Spelen van ’36. Het was ten tijden van de middeleeuwen in Duitsland de gebruikelijke manier om berichten te versturen. Deze traditie werd al voortgezet door de nationale Duitse turnvereniging, maar werd nu ook toegepast bij de Internationale Spelen (Naul 1997:164-166). Daarnaast probeerde Hitler ook het militarisme te benadrukken. Dat De Coubertin en het IOC hier geen tegenstand tegen boden en zelfs hun medewerking verleenden hoeft niet verwonderlijk te zijn. De Coubertin’s denken en het op dat moment rechts internationalistisch handelen van het IOC sloten vrij goed aan bij de houding van de Olympische Spelen van de Nazi’s. Beide hechtten zij veel waarde aan aristocratische moraal en verheerlijkten zij de fysiek perfecte man. Voor de ene partij manifesteerde dit beeld zich in de perfecte soldaat en bij de ander in de perfecte atleet (Hoberman 1995:17,22). Nationalisme kon echter ook een reden zijn voor landen om niet aan de Internationale Olympische Spelen mee te doen. Dit gold niet alleen wederom voor Duitsland dat zich in 1904 bij het Internationale gezelschap voegde, maar ook Zweden is hier een voorbeeld van. Het Duitse argument om niet te participeren werd verwoord door Dhr. Witte die een voorstel deed om het nationale Sedan festival (waar de overwinning van Napoleon III werd gevierd) uit te breiden. Hij had het volgende te zeggen over het congres in Parijs waar werd besloten de internationale Spelen te doen herleven: No people were more aware of their nationality than the Hellenic people, and on no day was the feeling of solidarity against the ‘barbarians’ stronger than at one of their great festivals. It was not until the Greek gradually neglected their ideals and other people completely destroyed them, that the festival began which consisted of the boasting physical strength. At the time of true Hellenism the festivals served great national ideas, and the marathon and Salamis athletes did not practice athletics, but Greek gymnastics, that means training for the state and

13


the native country. Therefore, international Olympic Games are an absurdity. If we should succeed in celebrating national Olympics, German Olympics, then we would hit the nerve of the old competitive contests in the Alpheios valley (in Naul 1997: 98-99). Duitsland zag geen reden om de Olympische Spelen op internationale wijze te bewerkstelligen. Zij hadden meer met de oorspronkelijke manier waarop de Grieken de Spelen organiseerden. Voor het aspect van wederzijds respect door middel van een sportevenement hadden zij geen interesse. Ook in Zweden was eind 19e eeuw nationalisme een bloeiend gedachtegoed. Dit kwam tot uiting in de Nordische Spelen. Deze werden in 1901 georganiseerd om de relatie tussen de Scandinavische landen te verbeteren, maar de focus lag op het Zweedse nationalisme. Het was een combinatie van sport en andere vormen van vermaak zoals theater, excursies en parades. Het moest allemaal typisch van het noorden zijn en een verheerlijkt beeld van een Scandinavische winterdag geven in een poging de Zweedse identiteit onder de mensen te versterken en hen het gevoel te geven dat zij ĂŠĂŠn volk waren; een doel dat is terug te leiden tot de vroegere Griekse Spelen. Daarnaast was het de bedoeling om Zweden bekender en aantrekkelijker te maken voor toerisme (Ljunggren&Yttergren 1997:119-120). De Spelen werden georganiseerd door de Zweedse aristocratie. Er werd gezegd dat de Spelen voor het hele volk waren, maar het was duidelijk dat enkele activiteiten vooral gericht waren op de hogere klassen. Ook de Koninklijke familie werd regelmatig voor de verschillende evenementen uitgenodigd. Dit was om de status van sport te verhogen en het gevoel van de eenheid van een volk met een koning aan te moedigen. De openingsdag was tegelijkertijd vlaggendag waarbij de vroegere koningen werden geĂŤerd. De activiteiten gericht op de hogere klassen waren meestal wel opengesteld voor mensen van lagere status om er op deze manier ook een onderwijskundige functie aan te geven. Het liet het juiste gedrag en instelling aan het volk zien (Ljunggren&Yttergren 1997:121122). De Nordische Spelen kunnen gezien worden als een reactie op, maar niet als een vervanging van de Internationale Olympische Spelen. Het belangrijkste verschil was de

14


ideologie die achter de organisatie zat. Het ging om de triomf van het vaderland en niet om internationalisme. De nationale organisatie voor de promotie van sport sprak:“It is the winter season that we in Scandinavia are able to achieve a sport week as no other people in Europe and we should hold our banner high where we are able; we should make the Swedish name known and respected” (Ljunggren&Yttergren 1997: 119). Nationalisme kan leiden tot competitie en soms zelfs tot conflicten tussen landen. Maar nationalisme komt in verschillende soorten en maten. Daarom kan nationalisme in andere situaties de juiste omstandigheden creëren voor internationalisme, zoals bij de Internationale Olympische Spelen de bedoeling is. De Olympische beweging als internationale organisatie probeert landen samen te brengen ondanks nationalistische gevoelens die vooral begin 20e eeuw een grote rol innamen. Het heeft echter meerdere malen geleidt tot spanningen tussen landen. De reden voor het willen benadrukken van een eigen natiestaat is door de jaren heen echter veranderd. Was eerder nog het culturele en geschiedkundige element van belang om nationalistische gevoelen op te wekken, later werd er steeds meer de koppeling gemaakt naar de economie. Regionalisme werd belangrijker, omdat de binding niet meer puur emotioneel was maar mensen zich vanuit rationele economische berekeningen van een ander gebied wilden onderscheiden (Espy 1979:59-60), zoals dat nu te zien is in Catalonië. Waar de Catalanen vroeger veel meer verbintenis voelden met de rest van de Spanjaarden omdat zij uit het zelfde land komen, zijn er nu bewoners die Catalonie liever als eigen staat zien. Het is een welvarende regio die financieel sterk bijdraagt aan de Spaanse economie. Er zijn inwonders die van mening zijn dat zij te weinig van het geld in hun eigen regio geinvesteerd zien en willen het daarom voor zichzelf houden door zich van Spanje af te scheiden. Volgens MacAloon (1981) zijn de omstandigheden voor internationalisme met de tijd alleen maar verbeterd. Met de steeds sneller wordende communicatie en transport is het belang van vrede en verbroedering toegenomen. Tegelijkertijd is de drang tot onderscheidt tussen de mensen zeer aanwezig. Bij de Spelen worden deze verschillen gevierd en brengt het nationalisme toch mensen bij elkaar. Door de jaren heen is er verschillend over de relatie tussen nationalisme en de Internationale Olympische Spelen gedacht. Het heeft de Spelen zowel op een negatieve

15


als een positieve manier beïnvloed. Of deze invloeden als iets goeds of als iets slechts worden gezien is afhankelijk van het belang van de persoon die de situatie beoordeelt. Waar de politiek misschien het internationalisme benadrukt is het voor sommig publiek juist het nationalisme dat hen in de Spelen trekt. Atleten zijn hier vaak onverschillig over en sporten puur voor zichzelf. ‘Every athlete wants to succeed in the Olympics for himself first, and only second for his country’ (atleet in Espy 1972: 146). Politiek De Olympische Spelen hebben vanaf het moment van ontstaan ook met politiek te maken gehad. Het is een manier om betrekkingen tussen landen te kunnen beïnvloeden. Sport, dat officieel buiten de politiek hoort te staan, kan als middel gebruikt worden om andere landen te plezieren en hierdoor de relatie te verbeteren. Als een land bijvoorbeeld op het juiste moment een belangrijke sportwedstrijd wint kan hiermee hun ego worden gestreeld waardoor zij mogelijk soepeler worden in onderhandelingen met het verliezende land (Espy 1979:3-4). Een overwinning van een atleet of een team van atleten geeft een land het idee dat dit een bevestiging is van de werking van hun politieke systeem. Het vormt hierdoor een rechtvaardiging voor hun ideologie. Toen de Russen in ’72 meer medailles hadden gewonnen dan de Westerse landen schreef de Pravda dat ‘...it shows to the entire world the triumph of the personality liberated by socialism’ (Epsy 1979: 133). Dit maakt de Internationale Olympische Spelen tot een plaats waar landen politieke vijandigheid en onvrede tonen ten opzichten van andere landen (Rothenbuhler 1985:73) Het kan echter ook gebruikt worden om politieke standpunten kenbaar te maken of wensen door te drukken door sport als chantage middel te gebruiken. Geheel tegen de ideeën van De Coubertin in moet het IOC zich tegenwoordig ook met politieke zaken bezig houden. Ten tijden van de eerste Spelen viel nog te ontkennen dat politiek ook met sport te maken had, ook al was dat toen al irreëel. Het IOC heeft jaren lang geprobeerd binnen deze fantasiewereld hun zaken te regelen, maar heeft op gegeven moment toe moeten geven dat hun manier van werken achterhaald was en niet meer binnen de moderne samenleving paste (The Olympics explained 2006). Politiek staat niet los van

16


sport. Nu dit is doorgedrongen zal het IOC iets met dit besef moeten doen en proberen politieke invloed op een tactische manier te beperken. Er heeft echter heel wat moeten gebeuren om het IOC tot hun nieuwe standpunt te laten komen. Zij hebben altijd achter het idee van universele participatie gestaan voor de verbetering van relaties onder de mensheid. Dit bleek in praktijk moeilijk te verwezenlijken, omdat landen de Spelen juist gingen gebruiken voor het benadrukken van hun nationale identiteit. Ook hebben zich in de geschiedenis van de moderne Olympische Spelen regelmatig politieke boycots voorgedaan. Dit ging soms zelfs tot het niveau dat er gesproken werd over het afgelasten van de Spelen. De Tweede Wereld Oorlog is ĂŠĂŠn van de grote boosdoeners geweest voor het gaan gebruiken van politieke boycots als een gebruikelijk chantage middel (Espy 1979:30). Al was Duitsland na de eerste Wereld Oorlog ook uitgesloten van participatie in 1920 en 1924, de werkelijke stroom van boycots kwam pas op gang na WOII. De scheiding van de wereld in Oost en West heeft jarenlang zijn stempel op de Spelen gedrukt. De vraag of de Sovjet Unie kon participeren had alles te maken met de angst van het IOC dat de S.U. te veel in de Westerse Olympische sfeer zou doordringen. Ze dachten dat als Sovjet Unie weer lid zou worden, zij te veel macht naar zich toe zouden trekken en hierdoor de regels konden veranderen in hun voordeel. Er was bij het IOC weinig bekend over de gang van zaken rondom sport in de S.U. Zij dachten dat ze in het Oosten niet de juiste structuur binnen de sportinstellingen hadden om aan de Olympische manier van werken te kunnen voldoen. Vice- president Avery Brundage van het IOC vond dat de Russen zich eerst aan de Olympische beweging moest aanpassen. Daarnaast was hij er niet gerust op dat zij na 35 jaar weer toenadering zochten, terwijl zij sinds 1912 al geen interesse hadden getoond (Ibid.:27-28). Het uitsluiten van de Sovjet Unie had alles te maken met de hele kwestie van Oost- Europa en communistische landen. Het IOC dacht dat de S.U. zou proberen hun politiek denken in het Olympische beleid te willen laten weerspiegelen. Op die manier zouden de politieke strijdt tussen en sport door elkaar gaan lopen. Een reden voor het Oosten om juist wel aan de Olympische Spelen te willen meedoen was onder andere dat het IOC als informele politieke organisatie en sport als neutrale activiteit een land op een informele manier toch status konden geven. Om lid te worden van de Olympische familie

17


en om afgevaardigden naar de organisatie te mogen sturen, moest het IOC een land eerst erkennen en de naam accepteren. Dit kon het land dan weer gebruiken als rechtvaardiging voor zijn bestaan naar andere landen toe (Ibid.). De kwestie van erkenning en het ‘naam geven aan’ een land is vele malen een belangrijk punt van politieke discussie binnen en met het IOC geweest. Een element dat hiermee samenhangt, is de wens van landen om onder hun eigen vlag aan de Spelen te participeren. Een dergelijke situatie is aan de orde gekomen omtrent Palestina, Oost- en West Duitsland, Noord- en Zuid Korea en China en Taiwan. Het IOC had de regel dat een land maar één Olympisch comité kon hebben. Zowel Peoples Republic of China (PRC) als Taiwan beweerden het officiële Nationaal Olympisch Comité van China te zijn. Om beide tevreden te stellen werd dan besloten dat Taiwan alleen mocht meedoen als er in hun officiële naam bij de Olympische Spelen het woord ‘China’ niet zou voorkomen. Ze konden het echter niet eens worden over de naam en werden uiteindelijk onder the republic of China toegelaten tot de Spelen, omdat dit de naam was waaronder zij bekend stonden bij de Verenigde Naties. Bij andere internationale competities moesten zij gebruik maken van hun vroegere naam, Formosa. De PRC besloot hierom zijn aanvraag voor de Spelen van 1960 terug te trekken. Een zelfde situatie zorgde 16 jaar later dat Taiwan niet mee kon doen aan de Spelen in Montreal, omdat Canada de PRC als land erkende en dus weigerde Taiwan onder de naam van Republic of China een visum te verstrekken (Ibid.:29,59-85,155). Het uitsluiten van atleten omdat hun NOC geen geschikte naam opgeeft gaat geheel buiten de ideologie van de Olympische Spelen om. Het idee van de atleet als middelpunt wordt genegeerd. Op het moment dat een stad wordt uitgekozen om de Spelen te organiseren, moet het land een papier tekenen waarin het zegt alle door het IOC erkende leden van Olympische Spelen toe te laten. In het geval van Montreal konden de Spelen niet meer verplaatst worden, omdat het afwijzen van het visum van de Taiwanezen op het laatste moment gebeurde. In andere gevallen heeft het uitsluiten van landen bij internationale competities tot meer gevolgen geleid. Zo weigerde Indonesië bij de Asia Games in ’62 Israël en Taiwan een visum. Indonesië werd hiervoor geschorst door het IOC, waarop zij besloten helemaal uit het IOC te stappen. Zij vonden het onterecht dat Frankrijk en de Verenigde Staten geen sancties opgelegd kregen omdat zij

18


in dat zelfde jaar bij de wereldkampioenschappen Oost- Duistland niet had mee laten doen als reactie op het bouwen van de muur. Dit was ongestraft gegaan, omdat Frankrijk als land van herkomst en de VS qua grootte belangrijke deelnemers waren van de Olympische Spelen. De Indonesische president Sukarno organiseerde hierom in 1963 met medewerking van de PRC de GANEFO (Games for New Emerging Forces). Hier zou politiek bewust met sport gemixt worden omdat dit volgens Sukarno juist zou bijdragen aan vriendschap en wereldvrede. Hij beschuldigde het IOC van discriminatie tegen Aziatische, Afrikaanse en Latijns-Amerikaanse landen. De GANEFO werden door de deenemers gezien als een succes. Niet alleen deden er 50 landen mee, maar ook werden de Games gezien als een geslaagde poging in het verzet tegen de Westerse dominantie op de wereldpolitiek. Voortzetting van de wedstrijden in 1967 in de verkozen stad Cairo bleken onmogelijk door gebrek aan geld. Dit was het einde van de GANEFO (Ibid.:81) De Russen deden voor het eerst weer aan de Spelen mee in 1952. Bij de volgende zomerspelen vond alweer de eerste boycot plaats. Nederland, Spanje en Zwitserland trokken zich terug uit de Spelen omdat zij het niet eens waren met de Russische bemoeienis bij de Hongaarse opstand die zij met veel geweld hadden neergeslagen. Dat zelfde jaar deden ook veel Arabische landen niet mee vanwege de Suez crisis. Egypte ontzegde Groot-BrittanniĂŤ de toegang tot het Suez kanaal en liet IsraĂŤlische schepen niet door. Hierop verklaarden de Fransen en de Britten Egypte de oorlog. Rond deze zelfde periode werd voor het eerst de kwestie rondom Zuid-Afrika aangekaart gesteld. De Russen beschuldigden Zuid-Afrika van discriminatie door zwarte atleten uit te sluiten van participatie aan de Olympische Spelen. Het SANOC (South-African Olympic Commitee) zei dat de zwarte atleten gewoonweg niet goed genoeg waren. Hier werd het voorlopig bij gelaten. Het punt dat werd overgeslagen was dat de vraag niet was of de zwarte atleten het juiste niveau hadden om mee te doen, maar of het SANOC zwarte atleten discrimineerden, zoals de regel die zij in 1957 instelden dat het verboden was voor zwarte sporters wedstrijden te houden tussen of met blanke sporters (Ibid.:40,54,70). Maar de kwestie rond de apartheid kwam terug en zorgde onder druk van de andere Afrikaanse staten dat het SANOC werd uitgesloten van de Olympische Spelen van 1964. Veel van de Afrikaanse staten hadden zich verenigd in de OAU (Organisation of

19


African Unity) in de hoop meer invloed te kunnen uitoefenen in de wereldpolitiek en voor het oplossen gemeenschappelijke problemen. Een tweede reden voor het oprichten van de organisatie was het opzetten van een blok tegen de VS. Deze probeerden op economisch gebied steeds meer invloed te krijgen in de Afrikaanse landen. Hier verzette zij zich tegen uit angst geexploiteerd te worden ten goede van de VS. Daarnaast voelden Afrika er niets voor om betrokken te raken bij het Oost-West conflict. Omtrent de poging Zuid- Afrika van de Olympische Spelen te weren leek het samenvoegen van de Afrikaanse stemmen te werken (Ibid.:93-94). In 1968 werd Zuid-Afrika echter weer toegelaten op de Spelen van Mexico, omdat zij gezegd hadden een gemixt team te zullen sturen. Wederom zeiden de Afrikaanse landen, gesteund door zwarte Amerikaanse atleten, de Spelen te zullen boycotten, omdat er met het sturen van een gemixt team nog geen einde aan de apartheid in Zuid-Afrika was gekomen. Zij zouden pas weer in 1992 aan de Spelen in Barcelona deelnemen (Miller 2003) Ook Rhodesië kon niet mee doen, omdat de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties dat niet toeliet vanwege de onderdrukking in het land door de blanke minderheid. IOC voorzitter Brundage gaf hierop als reactie dat hij het er niet mee eens was dat de Olympische Beweging weer ongewild het slachtoffer was van de politiek terwijl dat niets met sport te maken zou hebben. Hij leek zelf te weten dat dit niet waar was. Dit blijkt uit een tegenstrijdige uitspraak in 1953 met betrekking tot het overtreden van Olympische regels: If a government determines to take over its National Olympic Committee there is very little effective opposition that can be offered by the national amateur sports organizations. The only correction for situations of this kind when the letter and spirit of the Olympic rules are not followed is for the rest of the world to refuse to plat with countries which are in violation with Olympic principles (Brundage in Epsy 1979: 104). Een gebeurtenis vanuit politieke overtuiging die wèl heel directe gevolgen had voor de Spelen waren die van 1972 in München. Bij een terroristische aanval door leden van de Zwarte September beweging drongen vijf Palestijnse Arabieren het Olympische dorp

20


binnen waar zij twee Israëlische atleten doodschoten en negen anderen in gijzeling namen. Zij eisten dat Israë l zijn Palestijnse gevangenen zou vrijlaten. Daarnaast wilden zij vervoer om uit Duitsland weg te komen. Er werd een bus geregeld naar een naburig gelegen vliegveld waar ze twee helikopters konden gebruiken. De Duitse politie zette een plan op om de gegijzelden te redden, maar dit mislukte. De negen Israëli’s werden dood geschoten. Ook twee van de terroristen kwamen om het leven. De overige drie werden gevangen genomen (Epsy 1979:141). Deze terroristische actie heeft ernstige verdere gevolgen gehad. Niet alleen was er ongeloof en angst over dat een dergelijke actie had plaatsgevonden op hèt sportevenement voor vriendschap en vrede, maar ook op het politieke vlak heeft het zijn uitwerking gehad. Israël heeft na de Spelen als reactie op de gijzeling verscheidene invallen gedaan in Syrië en Libanon wat uiteindelijk leidde tot de Jom-kipoer oorlog in 1973. Er was een sterk anti-Arabische sfeer aanwezig in zowel Europa als de Verenigde Staten. Met name de Verenigde Staten en Nederland werden in 1973 gestraft voor hun pro-Israëlische, anti-Arabische instelling in de vorm van een olie boycot vanuit de Arabische landen. Voor de rest van Europa steeg de prijs van olie met meer dan 70% (Epsy 1979:142). De Olympische Spelen waren de eersten in hun soort die vanuit een ideologie door middel van sport de wereldrelaties probeerden te verbeteren. Er blijkt uit bovenstaande tekst dat er door de 20e eeuw heen verschillende momenten zijn geweest waar de relatie tussen de participerende naties onder spanning kwamen te staan. De werkelijkheid week sterk af van wat het Olympisme predikte. De Tweede Wereld Oorlog, Munchen, de Koude Oorlog en al de politieke boycots hebben de Olympische ideologie op de proef gesteld. Deze bleek keer op keer realistisch en wenselijk genoeg om de Spelen vier jaar later weer te organiseren. Amateurisme en Commecialisering Wat betreft amateurisme heeft het IOC uiteindelijk de regelgeving moeten aanpassen. Het is lange tijd een kernprioriteit van het IOC geweest om het amateurisme bij de

21


Olympische Spelen te handhaven. De Coubertin en Brundage zagen het als een voorwaarde om het nobele doel van de Spelen te kunnen bereiken. Niet alleen was amateurisme bij de klassieke Spelen een voorwaarde geweest, maar ook was het de enige manier om de moraal hoog te houden. Met professionalisering zou commercie een rol gaan spelen. Basis ideeën als het belang van fair play en competitie voor de eer zouden verloren gaan en plaats maken voor een drang naar geld (Stokvis 2003:189). Een atleet zou niet langer strijden voor zichzelf maar omdat hij moet winnen van zijn sponsor. Het zou ook politieke gevolgen hebben, omdat met commercialisering en toename van mediainteresse bijvoorbeeld het gastland en zijn politiek meer aandacht zou krijgen. Met de toenemende populariteit van zowel de Olympische Spelen als de sporten die hierbij werden beoefend was het een opgave voor het IOC om de commercie buiten de deur te houden zonder dit ten koste te laten gaan van de Spelen zelf. Zo wilde het IOC een groep skiërs schorsen, omdat zij mee hadden gewerkt aan reclamecampagnes voorafgaande aan de Winterspelen van ‘72. Hierdoor zou het grootste deel van de topskiërs uit verschillende landen niet mee kunnen doen. De skiënde landen zeiden de Spelen te zullen boycotten als hun atleten niet mee mochten doen. Om niet al te zwak over te komen heeft het IOC toen alleen de belangrijkste en best betaalde skiër, de Oostenrijker Schranz, op de Spelen geweigerd. Toen Schranz protest aantekenden deed Brundage dit af met de mededeling: “The IOC does not deal with individuals”(Epsy 1979:138). Net als bij de kwestie over politieke invloed (pp.20) spreekt Brundage zichzelf en de Olympische idealen tegen in een situatie waarbij het IOC in het nauw zit. Volgens de Olympische ideologie was het juist de atleet, het individu, waar de Spelen zich op richtte. Schranz reageerde hier op met dat hij vond dat de Olympische Spelen om sport moesten gaan en het niet moest uitmaken waar je vandaan kwam of hoe rijk je was. Met deze gebeurtenis werd duidelijk dat het beleid van het IOC ouderwets was. Behoud van de regel op geheel amateurisme was onmogelijk geworden. Het ging niet meer puur om individuen. Het was tijd voor het IOC om zich aan te passen aan de realiteit (Ibid.). Met het toestaan van professionalisme en de toename van media-interesse en sponsoren besloot het IOC van een nood een deugd te maken. De Olympische Spelen waren een media-event geworden. Met name door de komst van de televisie werd het mogelijk om ook mensen die ver van de wereld van de Spelen waren verwijderd van het spektakel te

22


laten meegenieten. Op deze manier konden de ideeën achter de Olympische Spelen nog meer worden verspreid. Iedereen kon de vieringen van de Olympische religie via de televisie bijwonen (Rothenbuhler 1985:37). Aan de andere kant werd de media ook gebruikt door regeringen voor propaganda, nationalisme en superioriteitsvertoon. Dit is iets dat het IOC nog steeds probeert tegen te gaan (Olympics 2006). Met de professionalisatie en de commercialisering begonnen de Spelen om groot geld te draaien. Het spektakel werd steeds groter en de kosten voor de organisatie steeds hoger. Dit maakte het interessanter voor de media met als gevolg dat het aantal sponsoren toenam. De Olympische beweging werd steeds meer in de commerciële wereld meegetrokken en kreeg een toenemend zakelijke houding. De inkomsten van de Olympische Spelen uit de verkoop van het recht op het uitzenden van de sportwedstrijden en ceremonies werden noodzakelijk om de steeds hoger wordende kosten van de organisatie te dekken. Regels van sporten werden veranderd om het aantrekkelijker te maken voor een groter publiek en het moment waarop bepaalde wedstrijden werden gehouden werden zo gepland dat het meeste aantal kijkers getrokken kon worden (Epsy 1979:161-162). In 1986 veranderde IOC voorzitter Samaranch het tijdstip van de zomer en winter Spelen. Deze zouden voortaan om de twee jaar plaatsvinden. Dit was naar aanleiding van een tip van een leiding gevende van de TV zender ABC, die zei dat met deze verandering de prijzen voor het sponsorschap en uitzendt rechten verhoogd konden worden (Miller 2003:254). Niet alleen voor de media was het bijwonen van de Olympische Spelen van belang. Ook politiek gezien kon een natie voordeel halen uit aanwezigheid bij de Spelen. Zo bleek in 1988 bij de Spelen in Seoul toen er onzekerheid was over een eventuele boycot van de Sovjet Unie. Deze hadden in 1984 in Los Angeles vanuit hun communisme niet aan de Spelen meegedaan. De Sovjet minister van Sport gaf aan dat zij toch mee zouden doen aan de Spelen in Seoul. Hij benadrukte het belang van het verwerkelijken van de Olympische filosofie. De grote oorzaak voor het verminderen van de boycots was echter niet dat landen opeens het Olympische ideaal veel belangrijker waren gaan vinden. Thuis blijven betekende geen medailles, dus minder publiciteit, geen sponsoren en geen andere commerciële voordelen. Regeringen wilden dat hun atleten meededen vanwege de financiële voordelen (Miller 2003:255-256). Om zaken niet uit de

23


hand te laten lopen kwam het IOC in 1985 met het TOP (The Olympic Partner) programma. Dit zijn multinationale bedrijven die de exclusieve rechten krijgen omdat zij officiële Olympische sponsoren zijn (Olympics 2006). De Olympische spelen zijn geprofessionaliseerd en gecommercialiseerd. Het enige verweer dat het IOC hier nog heeft is dat ze benadrukken dat de Spelen, samen met Wimbledon nog geen reclame binnen de stadions toestaan. “The Olympics are losing their allure”, zei de voorzitter van het Canadese Centrum voor Ethiek in Sport naar aanleidin van de dopingschandalen waar de Spelen meer en meer mee te maken kregen (Miller 2003: 17). Dat de ethische waarden van sport plaats hadden gemaakt voor economische en politieke belangen bevestigde ook de eigenaar van Adidas. Anderen zijn van mening dat ondanks alle politieke tussenkomsten de Olympische Spelen nooit beslissend zijn beschadigd (Stokvis 1997:187). De revoluties van Samaranch Binnen het IOC was er een tweekamp ontstaan tussen leden die wilden vasthouden aan de traditionele waarden en leden dievonden dat het IOC zijn beleid moest bijstellen naar de moderne samenleving. Door dit punt van discussie kwam de Olympische beweging erg onder druk te staan (Epsy 1979:139). Juan Antonio Samaranch, die van 1980 tot 2001 voorzitter was van het IOC, maakte een einde aan de twijfel rond deze situatie. In de eerste plaats kwam er in 1984 een einde aan het verplichtte amateurisme. Hij stond veel meer open voor het idee dat de Spelen ook gebruikt konden worden voor commerciële doeleinden. Hiermee behaalde hij zijn eerste doel: een stabiele financiële basis. Ook wilde hij de mogelijkheid voor sporters en gaststeden om mee te dingen naar een overwinning op de Spelen nog toegankelijker maken. Daarnaast wilde hij zorgen voor een herstructurering van de Olympische Beweging. Zo deelde hij onder andere de Internationale Sport Federaties op in sporten voor Zomer- of voor de Winterspelen, kwam er de Association of National Olympic Committees of Africa (ANOCA) en een Court of Arbitration om overtredingen rondom sport af te handelen. Hij streefde daarnaast naar een nauwere samenwerking tussen IOC, NOC’s en IF’s (Miller 2003:232).

24


Dit was een bevestiging van de verandering van de betekenis van sport. De sport zelf was niet meer het belangrijkste, maar het spektakel dat georganiseerd werd en het financiele plaatje dat hiermee verband hield. Het publiek had de middelpuntspositie overgenomen van de atleten. De Olympische Spelen waren een media evenement geworden. De kern van de ideologie heeft in zekere zin stand gehouden (Stokvis 1997:196). Het IOC beseft dat sport niet los te zien is van politiek, maar probeert deze nog steeds op een afstand te houden met het vinden van oplossingen die binnen de ideologie passen. Samaranch’s beleid was gericht op het voorkomen van boycots door relaties tussen landen te verbeteren in plaats van met strenge maatregelen te dreigen (Miller 2003:249). Dit geeft aan dat de originele boodschap achter de ideologie nog steeds aanwezig is. Het is een kerngedachte waar het IOC, wat er ook gebeurt, steeds weer opnieuw naar teug keert. Zonder deze ideologie zouden de Olympische Spelen geen stands houden zoals het dat tot nu toe heeft gedaan. Het is hierbij niet zozeer van belang dat de ideologie klopt met de realiteit, maar dat het een ideologie is die iedereen aanspreekt en mensen dus verenigt. Het is daarom altijd een vrij abstracte ideologie geweest; wie wil er nou geen wereld vrede? Er was zelfs een Aziatische sportsociologe die voorstelde meer Aziatische sporten aan de Spelen toe te voegen en het motto te veranderen naar ‘more vividly, more harmoniously, more beautiful’. Dit zou vrouwen en Aziaten meer aanspreken dan het bestaande motto en dus een meer mondiale interesse op wekken (Stokvis 1997: 190). Doordat er op allerlei manieren aan de traditionele uitvoering van de ideologie werd getornd (toestaan van professionalisering, commercie, het opperen van een ander motto voor het bereik van een nieuw publiek) zouden de grondbeginselen van de Spelen, het opvoedende aspect waarbij de atleten de juiste moraal voorstonden, verloren zijn gegaan. Maar Stokvis beweert dat de Olympische sport nog steeds een didactische waarde heeft. Hij noemt hierbij het feit dat men kan zien dat het overtreden van regels negatieve gevolgen kan hebben en dat je je op emotionele momenten ook moet kunnen beheersen als je wat wilt bereiken. ‘Dat geldt ook voor de voorbeelden van toewijding aan een doel, het overwinnen van tegenslag en het samenwerken in teamverband,’(1997: 199). De traditionele ideeën van de Olympische Spelen zijn nog steeds terug te vinden in de idealen van nu . Alles is in een modernere samenleving geplaatst en aangepast aan

25


de context. Politiek staat niet meer los van sport en professionalisering en commercialisering zijn finacieel onvermijdelijk. Ondanks de veranderingen in de samenleving is er een terugkerend vertrouwen in de ideologie. Mensen blijven, aangemoedigd door het IOC, in het Olympisme geloven. Het was dan ook een groot schandaal toen bekend werd dat leden van het IOC zich hadden schuldig gemaakt aan omkoperij. Salt Lake City, dat in 1991 als gaststad voor de Winterspelen van 1998 van Nagano verloor, had leden van het IOC giften gedaan om hen aan hun kant te kijgen . Zo had de organisatie van Salt Lake City betaald voor de universiteit en het huis van de dochter van het IOC lid van Kameroen. Het bleek dat 5 tot 7 procent van de leden van het IOC vaker grote cadeaus aannamen van nationale commitees. Naar aanleiding van een onderzoek dat werd ingesteld naar dit schandaal werden zeven leden ontslagen, vier leden namen zelf ontslag en vijf kregen een waarschuwing. Er werden regels opgesteld over wat voor cadeaus het IOC mocht aannemen. Samaranch gaf aan dat uit de grote mediainteresse voor het schandaal bleek dat het IOC een belangrijke plaats innam in de hedendaagse samenleving (Miller 2003:322-324). De Spelen en de ideeĂŤn hierachter blijven als we het IOC mogen geloven erg geliefd. De Coubertin zou volgens hen geslaagd zijn in zijn opzet om iedereen door sport samen te brengen. Het IOC probeert om naast de Olympische Spelen hun werkzaamheden voort te zetten. Zij organiseren vele extra activiteiten om ook in het dagelijkse leven van mensen hun idealen te verwerkelijken. Gelukkig geven zij zelf ook aan te weten dat sport geen oplossing is voor alle problemen in de wereld en dat het geen eerste levensbehoeftes kan vervangen. Zij zullen er echter alles binnen hun kunnen aan doen om met educatieve projecten en in samenwerking met andere organisaties de Olympische idealen te realiseren ook op plaatsen waar dit misschien moeilijk gaat, maar er het meeste behoefte aan is (Olympic 2006). “People in every nation love sport. Its values- fitness, fair play, teamwork, the pursuit of excellence- are universal. At its best, it can only bring people together, no matter what their origin, background, religious beliefs or economic status.

26


When young people participate in sports or have access to physical education, they can build up the fullest, learn the ideals of teamwork and tolerance, and be drawn away from the dangers of drugs and crime� (Kofi Annan in Olympic 2006). Doping Het IOC heeft de laatste twee decennia een aantal belangrijke aanpassingen gedaan binnen hun beleid om beter binnen de moderne samenleving te kunnen functioneren. Helaas heeft zich een nieuwe boosdoener aangemeld om de kracht van de ideologie en het IOC te testen. De laatste jaren is het gebruik van doping een issue. Hoe geslaagd de Spelen van Sydney in 2000 ook waren, het was een droevig feit dat iedere atleet als verdachtte behandeld moest worden vanwege het hoge aantal gevallen van doping (Miller 2003:17). De mogelijkheid tot schorsing lijkt voor atleten niet altijd genoeg om met het gebruik van verboden middelen te stoppen of nieuwe manieren te zoeken om de regels te omzeilen. In dit geval kan een atleet als negatief rolmodel fungeren. Zo bleek bijvoorbeeld uit een onderzoek naar het gebruik van Stanozolol onder jonge Amerikaanse atleten. De Canadees Ben Johnson, die in Seoul schuldig was bevonden van doping met dit middel, had een verwacht inkomen voor de volgende vier jaar van $ 8 miljoen en reed rond in een Ferrari. Dit wekte voor de jonge Amerikanen niet genoeg afschuw om bij de Stanozolol uit de buurt te blijven (Miller 2003:257). China heeft sinds 2004 een speciaal anti-doping beleid gericht op het tegengaan van doping onder atleten. Zij maken gebruik van de nieuwste methoden en apparatuur die op dit moment voor het testen op doping te verkrijgen zijn. Deze methode lijkt gezien de cijfers de laatste jaren zijn vruchten af te hebben geworpen. Bij de Spelen van 2008 in Beijing zal het BOCOG (Beijing Organizing Committee for the Games of the 29th Olympiad) deze testtechnieken overnemen. In samenwerking met de SGAS (State Commission of Sports) zullen zij er alles binnen hun kunnen aan doen om het doping gebruik zoveel mogelijk te beperken (Jun 2004:34-35). De Wachter van het Hoger Instituut voor Wijsbegeerten in Leuven legt uit waarom het IOC met het oog op de ideologie juist in sport het gebruik van

27


prestatieverhogende middelen tegen wil gaan. Bij sport gaat het om een wedstrijd tussen de vaardigheden van twee gelijken gaat. ‘Dit is geen Olympisch hypocriet of naïef argument..., omdat dit sportethos paradigmatisch de kern weerspiegelt van het hele ethos van de moderniteit’ (2000: 157). Wederom blijkt dat de pure kerngedachte van het Olympisme stand te willen houden, in dit geval tegen de drang naar een overwinning op een eerlijke manier. Globalisering Het IOC voorziet naast doping nog vele andere uitdagingen waar zij de komende jaren mee te maken zullen krijgen, zoals het milieu en de verschillen tussen arm en rijk. Dit zijn problemen van globale omvang. De Olympische Spelen hebben altijd met globalisering van doen gehad. Was het eind 19e eeuw een evenement voor de elite, nu is het IOC trots op de mondiale uitstraling en het ambulate karakter van de Olympische Spelen. De media laten overal ter wereld de stand van zaken rondom de Spelen aan de mensen weten. Grenzen vallen weg en er vindt homogenisatie plaats. Het IOC is echter geen voorstander van kosmopolitisme. De Spelen zijn interessant juist omdat iedereen anders is. Globalisering heeft echter een tweezijdig karakter. Naast het vervagen van verschillen scherpt het ook grenzen aan en bevordert het lokalisering. Beide gevolgen zijn terug te vinden in de complexiteit rondom nationalisme en internationalisme op de Olympische Spelen (Friedman 1994:311; King 1994:398). Dit werk als volgt. Afname van verschillen is een kenmerk van globalisering. Maar globalisering is niet hetzelfde als homogenisering (Appadurai 1994:295). Er is vooruitgang op wetenschappelijk, technologisch en op economisch gebied. Een gedachte die hier mee gepaard kan gaan is het geloof dat met globalisering ook een sociale ontwikkeling zal plaatsvinden die grote verschillen tussen etnische groepen zal verminderen (Sharma 1996:5-6). Bij de Spelen zou dat leiden tot een goede mogelijkheid om met onbekende culturen in contact te komen. Mensen worden mobieler en zijn minder aan één plek gebonden. Er zit ook een andere kant aan de toegenomen mobiliteit die juist grensverscherpend werkt. Het zorgt er voor dat het voor toeschouwers makkelijker is bij de Spelen hun landgenoten te komen aanmoedigen. Het Holland Heineken House is een

28


voorbeeld van toegenomen nationalistische gevoelens op de Spelen. Er vindt de laatste jaren een versterking plaats van gevoelens van etnische gemeenschap en nationalisme dat onder andere voortkomt uit de angst voor identiteit verlies (Smith 1994:175). De toenemende globalisering en communicatiemogelijkheden maken het tegelijkertijd eenvoudiger om de relaties met het thuisfront te onderhouden, ook vanuit diaspora gemeenschappen. Er is dus minder stimulans om nieuwe contacten op te zoeken, omdat er intensief gecommuniseerd kan worden met het thuisfront. De voorkeur voor de originele identiteit boven het wereldburgerschap heeft te maken met drie componenten die deze laatste mist. Het kosmopolisme heeft geen continu誰teit, geen gedeelde geschiedenis en geen gedeeld lot. Omdat het geen houvast geeft vormt het geen stabiele basis voor een identiteit (Smith 1994:179). Het zal hierdoor nu geen bedreiging vormen voor de Olympische Spelen. Maar globalisering is geen afgerond proces. Het is mogelijk dat het in de toekomst een andere bepalende invloed op de Spelen zal hebben. Conclusie De fundamenten van de Olympische ideologie zijn nooit verloren gegaan. Educatie, fair play, inzet en internationale vriendschap zijn altijd de boodschap van de Spelen gebleven. De invloed van de politiek en commercialisering hebben er echter voor gezorgd dat de manier waarop het IOC de Olympische doelstelling probeerde te bereiken, aan moest passen aan de huidige omstandigheden. Ook al is de uitvoering van de Spelen veranderd in een media-evenement ter vermaak van het publiek, de ideologie blijft voor velen een herkenbaar aspect. Er is echter een verschil tussen het bevestigen en het naleven van een ideologie. Voor zowel de politiek als bij de bevolking van de naties als bij de atleten zelf zijn er verschillende belangen aan de Spelen verbonden. In woorden ondersteunt iedereen de volksreligie, maar zoals bij elke religie wil dit niet zeggen dat deze ook in praktijk wordt nageleefd. Onder het mom van de ideologie, waarvan iedereen weet dat hij deze zou moeten aanhangen blijft er een verheven waas rondom de Spelen bestaan. Door het voortbestaan zal het ideaal als volksreligie, ondanks dat men de ideologie niet strict volgt, toch een positieve uitwerking blijven hebben op de manier waarop mensen in het leven

29


staan. Iedere keer als de Spelen worden gehouden zal het publiek eraan worden herinnerd waar de Spelen om draaien. Op wereldschaal is het Olympische gedachtegoed nooit van cruciale betekenis geweest. Het heeft verschillende malen positieve effecten gehad op de relaties tussen landen en culturen. Het heeft strijdende landen als China en Taiwan samen om de tafel van het IOC gebracht. Het Olympische gedachtegoed is echter geen partij voor extreme regeringen die zeer overtuigd zijn van hun gelijk of gewoon de situatie niet willen veranderen. Het IOC heeft nooit echt kunnen bijdragen aan het bewaren van de vrede in tijden van conflict. Er moet steeds een balans worden gevonden tussen de ideologie en politieke en economische belangen. Het ideaal is bijvoorbeeld niet sterk genoeg om politieke invloeden uit te bannen en deze hebben op hun beurt niet de kracht om de ideologie te overtreffen. Met de afschaffing van het amateurisme, commercialisering en de politieke invloeden was er de angst dat de Spelen te ver van het Olympisme verwijderd zou raken. Toch bleef het IOC, aangepast aan de huidige samenleving, vasthouden aan de pure ideologie. De balans die gevonden moet worden kenmerkt het probleem van de tweezijdigheid van globalisering. Onder invloed van globalisering is te zien dat sommige grenzen vervagen en andere juist duidelijker worden. Bij de Spelen is dit onder andere te zien in het belang van zowel het nationalisme als het internationalisme. Het nationalistische aspect heeft door de jaren heen al vaak voor problemen gezorgd. Tegelijkertijd kunnen de Spelen ook niet zonder. Mensen willen sport kijken, juichen voor hun land en tegelijkertijd geloven in het Olympisme. Zo blijft de pure gedachte van de ideologie gewaarborgt ondanks dat deze door de tijd heen is aangepast aan de moderne samenleving. Het doel is nog steeds niet bereikt. Aangezien het publiek tegenwoordig het belangrijkste aspect van de Spelen is, wie weet wat zij ooit nog van de ideologie van hun volksreligie waar kunnen maken. Zo sprak een commentator van de LA Times: “We haven’t advanced that far through the Olympics in pursuit of a more perfect civilisation, but the important thing is that we have the vehicle that enables us to keep trying� (Miller 2003: 13).

30


Referenties Appadurai, A. 1994

Disjuncture and Differences in the Global Cultural Economy. In: M. Featherstone (ed.), Global Culture: Nationalism, Globalisation and Modernity. London: Sage Publications, pp. 295-310.

Bottenburg, M. van 2001

Global Games. Urbana: University of Illinois Press.

Decker, W.& Kivroglou, A. 1997

The first Greek Olympic Games of Zappas in 1859. In: R. Naul (ed.), Contemporary Studies in the National Olympic Games Movement. Frankfurt am Main: Peter Lang, pp. 9-18.

Espy, R. 1979

The Politics of the Olympic Games. Los Angeles: University of California Press.

Friedman, J 1994

Being in the World: Globalization and Localization. In: M. Featherstone (ed.), Global Culture: Nationalism, Globalisation and Modernity. London: Sage Publications, pp. 311-328.

Hoberman, J. 1995

Toward a Theory of Olympic Internationalism. Journal of Sport History 22(1): 1- 37.

Jun, W. 2004

Keeping Drugs Out of the Games. Beijing Review 43(1): 34-35

King, A. 1994

Architecture, Capital and the Globalization of Culture. In: M. Featherstone (ed.), Global Culture: Nationalism, Globalisation and Modernity. London: Sage Publications, pp. 397-411

31


Ljunggren, J.&Yttergren, L. 1997

The Nordic Games: Visions of Olympic Winter Games or a National Festival? In: R. Naul (ed.), Contemporary Studies in the National Olympic Games Movement. Frankfurt am Main: Peter Lang, pp. 117-136.

McAloon, J. J. 1981

This Great Symbol: Pierre de Coubertin and the Origins of the Modern Olympic Games. Chicago: The University of Chicago Press.

Miller, D. 2003

Athens to Athens: the official history of the Olympic Games and the IOC: 1894-2004. Edinburgh: Mainstream Publishing Company.

Naul, R. 1997

The National Olympic Games Movement in Germany. In: R. Naul (ed.), Contemporary Studies in the National Olympic Games Movement. Frankfurt am Main: Peter Lang, pp. 95-116.

Naul, R. 1997

The Olympic Games of 1936 as the fifth German Combat Games. In: R. Naul (ed.), Contemporary Studies in the National Olympic Games Movement. Frankfurt am Main: Peter Lang, pp. 153-175

Rothenbuhler, E.W. 1985

Media Events, Civil Religion, and Social Solidarity: the Living Room Celebration of the Olympic Games. Dissertation Presented to the Faculty of the Graduate School, University of California.

Sharma, S.K. 1996

Introduction. In: S.K. Sharma (ed.), Multi-Culturalism and Ethnicity in Global Context. Jaipur: Rawat Publications, pp. 1-21.

32


Smith, A.D. 1994

Towards a Global Culture? In: M. Featherstone (ed.), Global Culture: Nationalism, Globalisation and Modernity. London: Sage Publications, pp. 171-191.

Smith, M.L. 2004

Olympics in Athens 1896: The Invention of the Modern Olympic Games. London: Profile Books.

Sterkenburg, P.G.J. van, 1996

Van Dale Handwoordenboek van hedendaags Nederlands. Utrecht: Van Dale Lexicografie.

Stokvis, R. 2003

Sport, publiek en de media. Amsterdam: Askant.

Young, D.C. 1996

The Modern Olympics: A Struggle for Revival. Baltimore: The John Hopkins University Press.

- Olympic www.olympic.org 20 juni 2006 - Olympics www.olympics.org.uk 20 juni 2006 - Olympics games explained www.routledge.com/textbooks/0415346045/endorsements/default.asp 20 juni 2006 - Olympic symbols http://multimedia.olympic.org/pdf/en_report_672.pdf 20 juni 2006 - The Sport Journal www.thesportjournal.org/2005Journal/Vol8-No3/lee-aug1.asp 26 juni 2006

33


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.