
12 minute read
De kwabaal is terug
De kwabaal (Lota lota) is een zoetwatervis uit de familie van de kabeljauwen (Gadidae). Het is de enige kabeljauwachtige die zijn hele leven in zoet water doorbrengt. De soort staat ook bekend als puitaal, weeraal, lomp of zoetwaterkabeljauw ('burbot' in het Engels), waarbij sommige namen ook gebruikt worden voor andere vissoorten. In de volksmond werd de kwabaal 'de kreeft van de arme' genoemd. Een prima reden om ons licht eens op te steken.
Het lichaam van de zoetwaterka beljauw is langgerekt en cilindervormig met een groenbruine kleur, gemarmerde tekening en twee rugvinnen. Kenmerkend zijn de platte, brede kop en één enkele lange bekdraad in het midden van de onderkaak. Jonge kwabalen zijn soms paarsachtig-zwart van kleur. Kwabaal is een bentische soort, net zoals platvissen als tong of tarbot.
Advertisement
leefgebied

De zoetwaterkabeljauw komt voor in helder stromend water of in betrekkelijk schone, diepe meren. Afwisseling in de bodemstructuur is belangrijk, want de vis houdt zich overdag schuil onder stenen of in holtes. Hij jaagt in de ochtend- en avondschemering. Het voedsel van de jonge kwabaal bestaat in hoofdzaak uit insectenlarven. Volwassen is hij hoofdzakelijk piscivoor (visetend) met kreeftachtigen en vissen op het menu. De vis paait bij lage temperaturen in de winter en het vroege voorjaar. Het water moet erg koud zijn, want bij watertemperaturen boven 6 °C sterven de meeste opgroeiende larven. De kwabaal vertoont speciaal paaigedrag. Enkele tientallen kwabalen verzamelen zich in ondieper water en gaan in een compacte bal zwemmen, terwijl de vrouwtjes de eitjes lossen en de mannetjes het sperma. De kwabaal is één van de vruchtbaarste zoetwatervissen. Overstromingsvlaktes zijn noodzakelijk als opgroeigebieden voor de larven en de jonge kwabalen. Waterpeilbeheersing en beekkanalisaties, waardoor er geen overstromingen in beekdalen en plassengebieden meer voorkomen, zijn belangrijke oorzaken van het verdwijnen van de kwabaal. Verder is opwarming door lozingen van koelwater een nadelige factor. Ook kunnen kwabalen door verstuwing vaak de paaiplaatsen niet meer bereiken.
verspreiding

De kwabaal komt voor in vrijwel geheel Eurazië (nvdr: een supercontinent dat de werelddelen Europa en Azië omvat). In Europa komt hij voor vanaf Noord- en Oost-Europa tot en met het stroomgebied van de Po en de Rhône en in de Balkan. In de rivieren van Groot-Brittannië kwam de kwabaal vroeger algemeen voor. Men vermoedt dat de vis er nu uitgestorven is. In Duitsland, Frankrijk, Oostenrijk en Slovenië staat de kwabaal op de rode lijst.
In de periode voor 1950 kwam de kwabaal in Nederland frequent voor in beken en riviertjes. Eind jaren zestig werd hij er met uitroeiing bedreigd. Na 2000 was er geen enkele beek waarin zichzelf in standhoudende populaties aanwezig waren en verdween de vissoort bijna helemaal. Sinds de eeuwwisseling is er echter een opmerkelijke toename van de kwabaal in het stroomgebied van de Overijsselse Vecht en IJssel die waarschijnlijk samenhangt met grootschalige uitzetting van jonge kwabalen in het Duitse deel van de Vecht en de Dinkel. In Noord-Amerika, ten noorden van de 40e breedtegraad, vinden we een ondersoort: de
Een visser trekt een kwabaal uit een gat in een bevroren meer.
Foto: Ikoeva Tatyana/Shutterstock.
Lota lota maculosa. Deze soort is jaarlijks hoofdrolspeler op het 'Eelpout festival' op Leech Lake in Walker, Minnesota. Ze worden er elke winter bevist via grote gaten in het ijs. Een waar familiegebeuren en de hoofdprijs is voor hij of zij die het grootste exemplaar bovenhaalt.

In België is de zoetwaterkabeljauw reeds een halve eeuw volledig verdwenen. Verslechtering van de waterkwaliteit en het verdwijnen van geschikte paai- en opgroeiplaatsen zijn de voornaamste oorzaken. culinair

Er zijn anders tal van redenen om de zoetwaterkabeljauw weer bij onze visboer te brengen. Er is de lage voederconversie (0,81 à 1 kg voeder voor 1 kg vis), het ontbreken van kleine graten en de hoge dichtheid waarbij ze opgekweekt kunnen worden (80 kilogram per vierkante meter.) De meest doorslaggevende reden echter om een vis te kopen, blijft natuurlijk de smaak. De kwabaal heeft stevig, wit visvlees, waarvan de smaak, zoals zijn Franstalige benaming (la lotte de rivière) doet vermoeden, lijkt op 'lotte' oftewel zeeduivel en minder op kabeljauw. Dit in tegenstelling tot wat zijn Nederlandstalige benaming en zijn familiale verwantschap (kabeljauw) laat vermoeden. De soort kent overigens geen problemen met grondsmaak, zoals bij andere soorten die in recirculatiesystemen gekweekt worden soms kan voorkomen. Bij smaakproeven met gewone consumenten, georganiseerd door het PCG (Provinciaal Proefcentrum voor de Groenteteelt Oost-Vlaanderen), werd de filet als zeer smakelijk ervaren en scoorde de soort op alle criteria. Toch was de concurrentie niet van de minste: snoekbaars en omegabaars.

In samenwerking met de KU Leuven worden afgeleide producten gecreëerd en uitgeprobeerd door een smaakpanel. De kwabaal bezit een gemiddelde hoeveelheid lichaamsgewicht aan filet (35 à 40%) en heeft een bovengemiddelde grote lever (10 à 15%), prima kwaliteiten voor consumptie. Naast het visvlees wordt ook
Foto: vildaphoto.
de kuit erg gesmaakt en in Zwitserland gebruikt men de huid van de zoetwaterkabeljauw om een fijn, zacht leer met een prachtig patroon te produceren voor horlogebanden, portefeuilles en andere accessoires.
Reeds in de middeleeuwen kwam de zoetwaterkabeljauw in Vlaanderen op tafel. In de 16e eeuw was hij het basisingrediënt van de Gentse waterzooi, het favoriete gerecht van onder andere Karel V. Door vervuiling van stromen en rivieren in de twin-
Foto: Rostislav Stefanek.
De kwabaal is bentisch, hij houdt zich overdag schuil onder stenen of in holtes.
de lever als een delicatesse beschouwd, afgeleide producten hiervan vind je in de niche van foie gras. In Scandinavië wordt tigste eeuw, werd de zoetwaterkabeljauw in de Gentse waterzooi echter vervangen door kip.
herintroductie
De laatste decennia is er in België echter heel wat ten goede gekeerd en lijkt herintroductie een kans te maken.
In 1999 reeds startte de Vlaamse overheid een herstelprogramma voor de kwabaal (zie Hippo 215 van sept. 2007). In de proefkwekerij van het INBO (Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek) in Linkebeek worden in het visteeltstation bedreigde soorten gekweekt om uit te zetten in Vlaamse wateren. Hier zijn onderzoekers er de voorbije jaren in geslaagd om kwabalen in gevangenschap te kweken. Jaarlijks kweekt men er enkele duizenden jonge kwabaaltjes. Van de miljoenen lar-
ven worden er zowat 15.000 als volgroeide vis uitgezet. Zo zijn ze teruggekeerd in de Grote Nete en de Demer. De 'overtollige' larven worden ook uitgezet, onder andere in de Blankaart. Hoe succesrijk deze uitzettingen zijn, daar valt moeilijk een getal te plakken. Het is een moeilijk waar te nemen of te vangen dier, dat 's nachts actief is en zich goed weet te verschuilen. Wat wel zeker is, is dat hij opnieuw gedijt in onze waterlopen. Al is zijn status nog niet zo verzekerd dat men kan stoppen met kweken en uitzetten. De uitgezette visjes zijn er wel reeds opgegroeid tot volwassen exemplaren van vijftig centimeter en meer. Deze dieren zijn er eveneens weer in geslaagd om zich in het wild voort te planten. Er werden reeds jonge visjes gevangen, afkomstig van ouderdieren die zelf als jong dier uitgezet werden. Een kweekprogramma – uitsluitend bedoeld voor heruitzetting in het wild en niet als commercieel project zoals in Linkebeek – is een stap in de goede richting. In Zele, tussen Lokeren en Dendermonde, gaat een team onderzoekers echter nog een stap verder. Men kweekt er vis voor verkoop en consumptie en daar komt heel wat bij kijken.


Honderden vrijzwemmende larven, hooguit 5mm groot, worden opgekweekt tot pootvis. Aqua-ERF


Aqua-ERF (Aquacultuur-education research facility) is het onderzoekscentrum voor aquacultuur van de Odisee Hogeschool (https://projects.odisee.be/Aqua-ERF/reprolota). Odisee is een Vlaamse katholieke hogeschool, lid van de Associatie KU Leuven.
Met hun onderzoek wordt bijgedragen aan de ontwikkeling van een economisch levensvatbare aquacultuur in Vlaanderen. Er wordt nagegaan of landbouwbedrijven hun activiteiten kunnen diversifiëren met visteelt. Naast projectonderzoeken verleent het Aqua-ERF ook zijn expertise en faciliteiten aan bedrijven die hun producten willen uittesten.
Naast onderzoek vormt educatie een belangrijke pijler. Studenten, ondernemers en andere geïnteresseerden kunnen bij Odisee terecht voor aquacultuurcursussen. Zie www.aqua-erf.be voor meer info.
In 2009 werd het onderzoek naar de kweek van de zoetwaterkabeljauw opgestart. Aquacultuur omvat de teelt van aquatische organismen, zoals vissen, schaaldieren, schelpdieren en waterplanten. Ook het kweken van zeevis, mosselen en oesters in kweekinstallaties buiten de kust wordt tot de aquacultuur gerekend. Hoe echter kan aquacultuur in Vlaanderen als een rendabele economische activiteit uitgebouwd worden, opdat België zoveel mogelijk in zijn eigen consumptievis kan voorzien? Hiervoor is soortdiversificatie nodig, kwaliteit boven kwantiteit zeg maar, om te kunnen concurreren met goedkope vissoorten die in grote hoeveelheden in het buitenland – en dan vooral in Azië – gekweekt en van daaruit geïmporteerd worden.
Bevruchte eitjes van de kwabaal onder de microscoop.
Aqua lota project
Bij de start was er amper iets geweten over de teelt van de kwabaal. De focus lag eerst op de grow-outfase, waarbij visjes van 15 gram, veelal uit Tsjechië geïmporteerd, opgekweekt werden tot marktgewicht (600 gram). De optimale waarden van parameters zoals temperatuur, densiteit, lichtregime, voeder enz. werden bepaald. De zoetwaterkabeljauw bleek wel degelijk een geschikte kandidaat voor de aquacultuur in Vlaanderen te zijn. Zijn lage voederconversie en potentieel snelle groei als koudwatersoort zijn belangrijke troeven. De
beschikbaarheid van jonge pootvis bleek echter meteen een bottleneck en de focus verplaatste zich vervolgens naar de 'hatchery' fase! De larfjes uit de eitjes opkweken tot jonge pootvissen, die dan weer verder moeten uitgroeien tot dieren met een juist marktgewicht. Van 2012 tot en met 2015 werden hiervoor larven aangekocht die opgekweekt werden op AquaERF. Om een stabiele productie van deze soort mogelijk te maken naar kwekers, is een gegarandeerde aanvoer van vislarven en jonge pootvissen noodzakelijk. Het is dan ook van cruciaal belang om de voortplanting van deze vissoort volledig onder controle te krijgen. Vandaag heeft men daar bij Aqua-ERF de nodige inzichten in verworven.

Hoewel het mogelijk is om ouderdieren uit het wild te nemen en onder de juiste omstandigheden te laten paaien, zijn er bepaalde factoren die deze methode niet geschikt maken voor commerciële aquacultuur. Werken met 'wilde' ouderdieren verhoogt de kans op het binnenbrengen van ziektekiemen in je kwekerij. Door ouderdieren vanuit je eigen kweek te selecteren vermijd je dit en kun je door genetische vooruitgang de productie verbeteren op aspecten zoals groei, gezondheid en productkwaliteit.

Dit voorjaar zetten de onderzoekers een belangrijke stap. Voor het eerst zijn ze er in geslaagd om de zoetwaterkabeljauw voort te planten van ouderdieren die onder gecontroleerde omstandigheden grootgebracht werden op het Aqua-ERF. Op dit moment zwemmen 20.000 jonge visjes rond in het onderzoekscentrum.

Het functioneren van het Aqua-ERF werd mogelijk gemaakt met de steun van het Financieringsinstrument voor de Vlaamse Visserij- en aquacultuursector (FIVA) en het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV).
ReproLota-project

Het doel van het ReproLota-project is larven produceren uit broedvis van eigen kweek. Hiervoor werden de best groeiende vissen aangehouden. In drie koelcellen wordt het effect van verschillende protocollen uitgetest, die de natuurlijke omgeving qua licht en temperatuur nabootsten. Temperatuur is zeer belangrijk bij de voortplanting van deze vis, aangezien ze pas paaien onder de 4°C. De volgende stap is om de voortplanting van de zoetwaterkabeljauw onder gecontroleerde omstandigheden te verwezenlijken en te optimaliseren. Naast het ontwikkelen van een gestandaardiseerd voortplantingsprotocol, bekijkt men of het mogelijk is om
de soort ook buiten het normale paaiseizoen te laten voortplanten. Door de vissen meermaals per jaar te laten kweken, wil men het hele jaar door een betrouwbare toelevering van jonge vissen garanderen aan kwekerijen. De zoetwaterkabeljauw wordt hierbij op het verkeerde been gezet. De seizoenen worden verschoven in klimaatkamers, zodat de dieren denken dat het winter is terwijl het buiten bijvoorbeeld zomer is. Zo worden er meerdere keren per jaar larven geproduceerd, waardoor er ook meerdere keren per jaar jonge vis ter beschikking gesteld kan worden van kwekers. Elke aquacultuuractiviteit is immers pas succesvol wanneer de volledige levenscyclus van het gekweekte organisme beDe eitjes (geel) en het sperma (wit, bovenaan) worden overgoten heerst wordt.
met water om de bevruchting op te starten. Het mengen gebeurt met een veer om niets te beschadigen. De ouderdieren verblijven in grote waterbakken.
Potentiële kwekers, die met de teelt van zoetwaterkabeljauw willen starten, worden door Aqua-ERF begeleid met de kweek en productie van de zoetwaterkabeljauw. Op basis van de onderzoeksresultaten zal een rendabiliteitsstudie worden uitgevoerd. Dit als ruggensteun voor de sector om zo de weg vrij te maken voor de volwaardige commerciële kweek van zoetwaterkabeljauw in België. Vandaag verhuizen de pootvissen echter vooral nog naar buitenlandse kwekerijen, samenwerking met Belgische kwekers staat op stapel.
Deze herfst zal Aqua-ERF een poging ondernemen tot buitenseizoenpaaien. In de natuur paait de zoetwaterkabeljauw jaarlijks in het voorjaar, maar om een grow-outsysteem optimaal te kunnen benutten, moet de kweker meermaals per jaar een nieuwe groep kunnen opstarten. Dit zou moeten leiden tot een daling van de gemiddelde vaste kosten. Daarnaast brengt het werken met vissen die maar één keer per jaar paaien ook een groter financieel risico met zich mee voor de kwekers indien er dat jaar problemen zijn met de pootvisproductie.

Komen we de kwabaal dan binnenkort tegen tijdens onze duiken in Ekeren? Neen, in de zomer wordt het water er te warm, boven de 16°C speelt de Lota lota niet meer mee. De lokale juveniele baarsjes zullen het graag horen.
Waar gaan we de kwabaal dan wel vinden? Bij de lokale visboer, ten laatste in 2023 belooft Wouter Meeus, hoofd van Aqua-ERF.
Close up van één van de ouderdieren in de bassins, dit exemplaar meet ongeveer 40 cm.
Foto's (4) Aqua-ERF.
JAN DIEU
In deze zelfgebouwde incubatoren (broedmachines) worden de eitjes in beweging gehouden en voorzien van zuurstofrijk water tot de larven uitkomen.

In deze grote opstelling incubatoren kan er een veelvoud aan eitjes uitgebroed worden.

Bij het Aqua-ERF wordt elke volwassen kwabaal individueel opgevolgd door middel van een unieke chip.

