
18 minute read
Dossier
M A G U Z A
ZORGMAGAZINE VAN HET UZA
Advertisement
Nieuwe behandelingen zorgen voor revolutie
Wist je dat reuma een verzamelnaam voor zo’n 200 verschillende aandoeningen is? En dat nieuwe behandelingen de voorbije jaren de prognose van heel wat reumapatiënten spectaculair verbeterden? Van biologicals tegen auto-immuunziekten zoals spondylartritis, tot multidisciplinaire aanpak met oogartsen, longartsen, nier- of leverspecialisten en dermatologen.
Dossier
REUMATOLOGIE
Juli 2022 #126
www.maguza.be UZAnieuws UniversitairZiekenhuisAntwerpen uza_stories

Rohit (32)
Dr. Mark Walschot, immunoloog, allergoloog en reumatoloog
Dr. Veronique Verplancke, longarts

Bij patiënten die tijdig worden behandeld, kunnen de nieuwste therapieën de ontstekingen tot rust brengen, zodat de gewrichten, zonder functieverlies, in goede staat blijven.
Nieuwe behandelingen hebben de prognose van patiënten met zware ontstekingsreuma spectaculair verbeterd. Als de behandeling op tijd wordt ingesteld, kan de aandoening heel goed tot rust worden gebracht en leiden patiënten een gewoon leven, zonder beperkingen. ‘Er zijn zelfs topsporters met artritis.’
Reuma is niet één ziekte, maar de verzamelnaam voor een brede waaier van vaak zeldzame aandoeningen. ‘In het UZA concentreren we ons op aandoeningen in twee grote groepen’, zegt reumatoloog dr. Mark Walschot (dienst immunologie, allergologie en reumatologie). ‘Ontstekingsziekten zoals reumatoïde artritis veroorzaken chronische ontstekingen in de gewrichten, met klachten zoals pijn, stijfheid en vermoeidheid. Systeemziekten kunnen naast de gewrichten ook de huid en organen – nieren, longen, hart – aantasten. De grens tussen de twee groepen is overigens vloeiend: ook bij reumatoïde artritis kunnen de longen zijn aangetast en is er een hoger risico op hart- en vaatziekten.’
Tot rust brengen Beide groepen zijn auto-immuunziekten: ze ontstaan doordat ons afweersysteem door programmeerfoutjes ontregeld is geraakt. Het beschermt ons dan niet alleen tegen aanvallen van buitenaf, bijvoorbeeld door bacteriën of virussen, maar keert zich ook tegen gezonde cellen van ons eigen lichaam. Dat leidt tot ontstekingen en schade in gewrichten en eventueel ook organen.
Bij de ontregeling van het immuunsysteem spelen geneti-
sche factoren een rol, maar bepalend zijn die zeker niet. ‘Je ziet wel familiale clusters van reumatoïde artritis’, zegt Walschot. ‘Maar als je zelf artritis hebt, hoeft dat niet te betekenen dat ook je kinderen artritis krijgen. Het risico is iets hoger, maar prenatale screenings hebben geen nut.’
In een vergevorderde vorm leidde ontstekingsreuma vroeger vaak tot ziekenhuisopname, werkonbekwaamheid, invaliditeit of chirurgische operaties. ‘Zo ver hoeft het gelukkig niet meer te komen’, zegt Walschot. ‘Als we patiënten tijdig kunnen behandelen, kunnen we de ontstekingen met de nieuwste therapieën tot rust brengen en de gewrichten in goede staat houden, zonder functieverlies.’
Uitgebreid arsenaal Waar is die ommekeer aan te danken? Sinds de eeuwwisseling slagen we er steeds beter in om de onderliggende mechanismen van ontstekingen te ontrafelen. Zo kregen we zicht op de stoffen in het immuunsysteem die ervoor zorgen dat onze afweercellen met elkaar communiceren. Zulke boodschapperstoffen of signaaleiwitten brengen processen op gang die het afweersysteem activeren en tot ontstekingen leiden. Walschot: ‘Met nieuwe geneesmiddelen kunnen we heel gericht op die signaaleiwitten ingrijpen, zodat we ze afremmen

Dr. Walschot: ‘Patiënten met bijvoorbeeld reumatoïde artritis leiden een gewoon leven, met een normale levenskwaliteit – er zitten zelfs topsporters en topentertainers bij.’
en blokkeren. We kunnen het ontregelde afweersysteem dus niet “herprogrammeren”, maar we kunnen wel de communicatielijnen in het immuunsysteem lamleggen en ontstekingen snel en krachtig onderdrukken.’
Een eerste doorbraak kwam er met de anti-TNF-therapie, geneesmiddelen die de Tumor Necrosis Factor (TNF) blokkeren, een van de signaaleiwitten. TNF-blokkers worden biologische medicijnen of biologicals genoemd en worden gemaakt op basis van natuurlijke eiwitten. ‘Die TNF-blokkers gebruiken we nog altijd’, zegt Walschot. ‘Intussen hebben we veel meer signaaleiwitten opgespoord die bij ontstekingsprocessen betrokken zijn. Doordat er steeds meer nieuwe biologicals op de markt komen, kunnen we nu een uitgebreid arsenaal van gerichte geneesmiddelen inzetten.’
Opzienbarend effect In een ideale wereld kunnen we bij elke patiënt heel precies ontrafelen hoe het afweersysteem ontstekingen uitlokt, en daar met het juiste biological op ingrijpen. Zover zijn we nog niet. ‘Dat wordt de volgende revolutie’, zegt Walschot. ‘In het bloed of met een biopsie sporen we dan een merker op, waarmee we voor elke patiënt de juiste behandeling kunnen kiezen. Nu blijven we aangewezen op trial and error, volgens een vast stramien: we starten een geneesmiddel op en als het na drie maanden niet aanslaat, proberen we een middel dat op een ander mechanisme ingrijpt.’
Als de behandeling aanslaat, is het effect opzienbarend. Walschot:‘Patiënten met bijvoorbeeld reumatoïde artritis leiden een gewoon leven, met een normale levenskwaliteit – er zitten zelfs topsporters en topentertainers bij. Soms kunnen ze hun behandeling zelfs afbouwen en stopzetten.’ Een belangrijk voorbehoud: de aandoening moet snel en correct worden herkend. Komen de diagnose en de behandeling te laat, dan kunnen ontstekingen al onomkeerbare gewrichtsschade hebben aangericht, en die kan blijvende functiebeperkingen veroorzaken. Een tweede kanttekening: de biologicals zijn niet bedoeld voor mechanische reumatische aandoeningen, waarvan artrose de bekendste is. Dat zijn immers geen ontstekingsziekten: ze worden veroorzaakt door slijtage en falend kraakbeen. Laagdrempelig De biologicals worden toegediend via een infuus in het dagziekenhuis, of via een onderhuidse injectie, door de patiënt zelf of door een thuisverpleegkundige. In het UZA legt de reumaverpleegkundige patiënten de werking van de biologicals uit en is hij het laagdrempelige aanspreekpunt voor al hun vragen. Zo nodig kan hij patiënten bijvoorbeeld inboeken in de consultaties, als de ontstekingen ondanks de behandeling toch even opvlammen.
De reumaverpleegkundige speelt ook een sleutelrol in de communicatie met de kinesitherapeut en de ergotherapeut. ‘Niet iedereen heeft die nodig’, zegt Walschot. ‘Patiënten die graag sporten hebben er geen probleem mee om te blijven bewegen en hun algemene conditie op peil houden. Andere patiënten hebben een zetje nodig, en als hun gewrichten zijn aangetast, kan de ergotherapeut zo nodig gewrichtssparende technieken aanleren. We werken bij voorkeur samen met kinesitherapeuten en ergotherapeuten in de buurt van de patiënt, zodat ze de therapie makkelijk in hun agenda kunnen inpassen en ze gemotiveerd blijven.’
5over reuma misverstanden ontkracht door Dr. Mark Walschot, immunoloog, allergoloog en reumatoloog ‘Vroeger werd nagenoeg alles wat met het bewegingsstelsel misliep reuma genoemd’, zegt dr. Mark Walschot, die dit en andere misverstanden doorprikt.
1Reuma is één ziekte ‘Reuma is geen ziekte, maar een verzamelnaam van zo’n 200 verschillende aandoeningen met eigen kenmerken, symptomen en behandelingen. Dat over reuma als over één ziekte wordt gesproken, is verwarrend – als de media ‘een nieuwe behandeling voor reuma’ aankondigen, zet dat veel patiënten op het verkeerde spoor. De eerste grote groep zijn de ontstekingsziekten, die ontstaan doordat het immuunsysteem de gewrichten aanvalt. Denk bijvoorbeeld aan reumatoïde artritis of aan spondylartropathieën zoals de ziekte van Bechterew, waarbij de wervelzuil is aangetast. Ook de systeemziekten zijn auto-immuunziekten: zij tasten niet alleen de gewrichten aan, maar ook inwendige organen. De ontstekings- en systeemziekten zijn de corebusiness van de reumatoloog. De derde groep zijn de mechanische gewrichtsaandoeningen, veroorzaakt door overbelasting of slijtage, zoals artrose. Daar zijn geen ontstekingen bij betrokken. Specifieke antireumatische behandelingen maken hier geen verschil. De behandeling is dan vooral gericht op het behoud van de levenskwaliteit, onder meer door pijnstilling.’
2
Alleen de gewrichten worden aangetast ‘Systeemziekten manifesteren zich niet alleen in de gewrichten, maar ook in de huid, de longen, de nieren en andere organen. Vaak gaat het om zeldzame aandoeningen. Voorbeelden zijn het syndroom van Sjögren en sclerodermie. Bij systeemziekten dringt een multidisciplinaire aanpak zich op (zie p. 26). Als vooral de longen zijn aangetast, neemt de longarts het voortouw, maar andere disciplines evalueren mee de patiënt en stemmen de nodige behandelingen op elkaar af.’
3
Reuma treft alleen ouderen ‘Aandoeningen zoals artrose worden veroorzaakt door slijtage van gewrichten en komen natuurlijk vaker bij ouderen voor. Bij ontstekings- en systeemziekten is de boosdoener een programmeerfoutje in het afweersysteem. Zulke aandoeningen manifesteren zich zelfs al bij kinderen, met een piek bij dertigers en veertigers.’
Pijn betekent ontsteking ‘Als de pijn door ontstekingsprocessen wordt veroorzaakt, kunnen we die ontstekingen en dus ook de pijn onder controle brengen. Helaas denken veel patiënten dat alle pijnklachten ontstekingen zijn. Dat is niet zo – de pijn kan ook samenhangen met gewrichtsschade die een onbehandelde reumatoïde artritis heeft veroorzaakt, of een mechanische oorzaak hebben, zoals slijtage. Zulke pijnklachten kan de reumatoloog niet oplossen – daarvoor zijn klassieke pijnmedicatie en fysieke revalidatie nodig, en zo nodig doorverwijzing naar een orthopedist of een pijnkliniek.’
4
Er valt niets aan te doen ‘Bij ontstekings- en systeemziekten kunnen we met een arsenaal van nieuwe geneesmiddelen – biologicals – de onderliggende ontstekingsprocessen tot rust brengen. Als de aandoening tijdig wordt opgespoord en adequaat wordt behandeld, leiden de meeste patiënten een normaal leven. Een deel van hen kan zelfs volledig stoppen met medicatie. Als het te lang duurt voordat de correcte diagnose wordt gesteld, kunnen de gewrichten helaas al beschadigd zijn geraakt. Die schade is onomkeerbaar.’
5

‘Ik kreeg mijn oude leven terug’
Rohit (32) denkt nog vaak aan die week in 2014, toen hij in het UZA de diagnose spondylartropathie kreeg, een ontstekingsreuma. ‘Mijn zoontje was net twee maanden oud. Zou ik ooit met hem kunnen voetballen?’
De narigheid begon voor Rohit al in 2010. Hij was 20, woonde en studeerde in Dublin en kreeg last van pijn in zijn onderrug. ‘Ik ging vaak lopen, deed aan powertraining, genoot volop van het studentenleven en verdiende bij in een buurtsuper. Misschien moest ik het wat rustiger aan doen, misschien had ik bij het vakkenvullen mijn rug belast? Ik nam pijnstillers, maar de pijn kwam terug.’
De pijn verhuist mee Een echografie bij de huisarts leverde niets op. Een bekende sportkinesitherapeut die Rohit weleens in zijn buurtsuper zag, raadde hem een MRI-scan ‘Het goede nieuws: ik wist wat me scheelde. Het slechte nieuws: ik zou er mijn hele leven rekening mee moeten houden.’
aan. ‘Toen die al evenmin iets opleverde, gaf hij me allerlei tips – ander schoeisel, vaker stretchen. Dat hielp niet, zowat om de maand kwam de pijn terug en had ik pijnstillers nodig. Het woog op mijn sociale leven en ik begon erover te piekeren. Zat er iets anders op dan eraan te wennen?’
Rohit had intussen een Vlaams meisje leren kennen en verhuisde in 2012 naar het Waasland. De rugpijn verhuisde mee. ‘Als ik hem voelde aankomen, zette ik me mentaal schrap en nam ik pijnstillers. Volgens een orthopedist kon je op een scan zien dat mijn bekken scheef stond – omdat hij me te jong vond om te opereren, stuurde hij me naar een kinesitherapeut. Ook zijn adviezen losten niets op.’
Een leven vol beperkingen? Op een nacht in 2014 werd de pijn ondraaglijk. ‘Mijn rug was heel stijf, alsof hij vastzat. Op de spoeddienst kreeg ik zware pijnstillers. De ene pijngolf na de andere rolde over me heen, alles wat ik at of dronk, braakte ik uit. Nooit heb ik
Rohit kreeg in 2014 de diagnose spondylartropathie.
meer pijn gehad dan toen.’
Rohit werd doorverwezen naar het UZA, waar hij een week lang allerlei onderzoeken onderging. Ook daar bracht beeldvorming niets aan het licht, al was hij wel opgelucht toen zijn bekken helemaal niet scheef bleek te staan. ‘Ik onderging toen een scan waarbij me een kleine dosis van een radioactieve merkstof werd ingespoten. Die bracht ontstekingen in mijn rug aan het licht. Ik vergeet nooit wat de artsen me vertelden. Ze hadden goed en slecht nieuws. Het goede nieuws: ze wisten wat met me scheelde. Het slechte nieuws: ik zou er mijn hele leven rekening mee moeten houden.’
De diagnose luidde spondylartropathie, een vorm van ontstekingsreuma die ook wel spondylartritis wordt genoemd. Die auto-immuunziekte ontstaat doordat het afweersysteem gezonde cellen aanvalt. Ontstekingen in het bekken en de rug veroorzaken littekenweefsel tussen de wervels, waardoor de wervelkolom gaandeweg stijf en krom wordt. ‘Dat kwam hard aan. Hoe zou mijn ziekte evolueren? Mijn zoontje was twee maanden – zou ik ooit met hem kunnen voetballen? Ik had het er al zo moeilijk mee dat ik mijn partner nauwelijks kon helpen, in die eerste maanden na de geboorte. Moest ik me voorbereiden op een leven vol beperkingen?’ kreeg Rohit drie maanden lang ontstekingsremmers. ‘Bij sommige patiënten volstaat dat, maar helaas niet bij mij. Een reumatoloog van het UZA, professor Jan Van Offel, stelde toen een behandeling met infliximab in.’ Infliximab is een biological die het teveel aan TNF-alfa blokkeert. TNF staat voor Tumor Necrosis Factor, een eiwit dat ontstekingsprocessen kan veroorzaken.
Al heel snel na het eerste infuus met infliximab werd de pijn veel lichter en na enkele behandelingen was Rohit pijnvrij. ‘Professor Van Offel had er geen probleem mee dat ik weer ging sporten. Hij raadde me alleen aan om goed naar mijn lichaam te luisteren. Ik begon met yoga, maakte lange wandelingen, fietste op een hometrainer. Na een tijdje kon ik weer alles aan, ook powertraining en hardlopen. Terwijl mijn twee zoontjes – 7 en 5 intussen – voetbaltraining volgen, speel ik graag een match met de andere vaders … Ik voel me nu fantastisch, zowel fysiek als mentaal. De medicatie heeft me mijn oude leven teruggegeven.’
Onbezorgd Rohit krijgt zijn medicatie toegediend via een infuus, in het dagziekenhuis. Dat duurt zowat anderhalf uur. ‘Eerst kwam ik om de 4 weken langs. Dat hebben we geleidelijk afgebouwd tot één voormiddag om de 10 weken. Dat kan ik heel goed inpassen in mijn agenda – ik werk bij een bank. Eerst wordt bloed afgenomen, om ontstekingsfactoren en de nier- en leverfunctie te kunnen controleren. Ik word goed begeleid, alle verpleegkundigen zijn supervriendelijk.’
In 2014 werd in het UZA ook vastgesteld dat Rohit het HLAB27-gen heeft, dat vaak met ontstekingsziekten geassocieerd is. 90 procent van de patiënten
met spondylartritis heeft het. ‘Mijn oudere broer heeft het, en waarschijnlijk had mijn vader het ook. Hij overleed toen ik 5 was, maar hij klaagde vaak over rugpijn. Over mijn kinderen maak ik me niet ongerust. Of ze het HLAB27-gen hebben weet ik niet, maar artsen in het UZA hebben me uitgelegd dat het gen sowieso geen voorspellende waarde heeft. Als ze ooit rugpijn krijgen, kan het voor artsen nuttig zijn te weten dat ik het gen heb, zodat ze meteen aan een ontstekingsziekte kunnen denken. Laat ze intussen maar onbezorgd spelen.’

Multidisciplinaire samenwerking
Samen voor de optimale behandeling
Systeemziekten tasten meerdere organen aan en ook bij ontstekingsziekten zoals reumatoïde artritis kunnen andere orgaansystemen betrokken zijn. Voor een optimale zorg is daarom een multidisciplinaire aanpak nodig.
Netwerk Omdat bij systeemziekten diverse orgaansystemen betrokken zijn, moeten diverse disciplines intensief met elkaar samenwerken. ‘Het is goed voor de patiënt als we onze expertise bundelen en beslissingen over behandeling en opvolging multidisciplinair nemen’, zegt reumatoloog dr. Mark Walschot. ‘Eén keer per maand bespreken we patiënten met systeemziekten op een gestructureerd overleg. Afhankelijk van de aangedane orgaansystemen worden alle betrokken specialismen uitgenodigd – oogartsen, longartsen, nier- of leverspecialisten, dermatologen enz. Samen werken we een geïndividualiseerde behandeling op maat van de patiënt uit. Bij dringende vragen overleggen we natuurlijk ook telefonisch – samen vormen we een informeel netwerk, en ik weet wie ik het best bel als ik bijvoorbeeld een huidprobleem vermoed.’
Interstitieel longlijden Interstitieel longlijden is de verzamelnaam voor een grote groep uiteenlopende zeldzame longaandoeningen die voorkomen in het interstitium, de ruimte tussen de longblaasjes en de bloedvaatjes. Als gevolg van ontstekingen kan zich littekenweefsel – fibrose – vormen, zodat de longfunctie achteruitgaat. De longschade die door fibrose wordt aangericht, is onomkeerbaar. Vroege diagnose is daarom erg belangrijk, zodat behandelingen kunnen worden opgestart om ontstekingen af te remmen en de vorming van littekenweefsel tegen te gaan.
De oorzaak van interstitieel longlijden is niet altijd bekend, maar het kan onder meer worden veroorzaakt door schadelijke stoffen of medicijngebruik. Bij sommige patiënten is er een verband met een onderliggende systeem- of ontstekingsziekte, zoals systeemsclerose of reumatoïde artritis. Zo’n auto-immuunziekte tast dan niet alleen de gewrichten aan, maar veroorzaakt ook fibrose in de longen. ‘Patiënten met interstitieel longlijden bespreken we daarom altijd multidisciplinair’, zegt longarts dr. Veronique Verplancke. ‘Dat doen we één keer per maand, samen met een reumatoloog, een radioloog, een patholoog en een arbeidsgeneeskundige arts. Samen beoordelen we de resultaten van de onderzoeken, stellen we de diagnose en bekijken we de gepaste behandeling. Als we auto-immune antilichamen in het bloed vinden, verwijzen we de patiënt in elk geval door naar reumatologie.’
Alert ‘Als reumatoloog ben je altijd alert voor complicaties in andere organen’, zegt Walschot. ‘Klaagt een patiënt met reumatoïde artritis over kortademigheid, dan verwijs ik hem door naar de longarts, voor beeldvorming of een longfunctieonderzoek. Eén keer per maand hebben we een multidisciplinair overleg, maar we horen elkaar vaker, ook over de ingestelde behandelingen. Sommige afweeronderdrukkende therapieën die ik als reumatoloog voorschrijf, kunnen immers bijwerkingen hebben die nefast zijn voor de longen en omgekeerd.’
VISIE

Prof. dr. Guy Hubens en prof. dr. Marc Peeters (rechts).
Samen timmeren aan het ziekenhuis van morgen
Een half jaar als CEO van een schitterend ziekenhuis als het UZA is voorbijgevlogen!
De zwaarste piek van de COVID-pandemie heeft onze werking in het begin van 2022 in belangrijke mate beïnvloed.
Ondanks vermoeidheid en continue vraag naar flexibiliteit blijven alle werknemers van ons ziekenhuis zich elke dag inzetten om de patiënten de meest optimale zorg te geven. Chapeau!
Het neemt niet weg dat we samen met onze dynamische werknemers moeten blijven timmeren aan het ziekenhuis van morgen. Een UZA dat samen met zijn partners in de regio garant staat voor expertise, hoogkwalitatieve, maar bovenal ook menselijke zorg. Zorg met een gelaat!
Meer dan ooit gaan we maximaal inzetten op innovatie en samenwerken.
Samenwerken met onze HELIX-partners.
Maar ook met de andere ziekenhuizen in de regio, eerstelijnszorg, thuisverpleegkundigen, … Dit zorgt voor een holistische omkadering voor onze patiënten.
Elke feedback en suggestie is welkom op www.uza.be/jouw-mening-maakt-ons-beter Je stem telt om ons toekomstplan waar te maken!
Prof. dr. Guy Hubens, Universitair opdrachthouder ziekenhuisnetwerken Decaan FGGW UAntwerpen Prof. dr. Marc Peeters, CEO UZA
ONDERZOEK & INNOVATIE
Dr. Christophe Deben, onderzoeker aan de UAntwerpen
Patiënt-afgeleide organoïden in kankeronderzoek
Voorspellen microtumoren straks de beste behandeling?
Van een patiënt wat tumorweefsel wegnemen, er in het lab microtumoren mee kweken om er gerichte behandelingen op uit te testen: het brengt kankerbehandelingen op maat van de patiënt weer een stapje dichterbij. Onderzoekers van de UAntwerpen en het UZA willen met microtumoren vooraf testen welke patiënten baat zullen hebben van chemotherapie.
Kankerbehandelingen evolueren steeds sterker naar gepersonaliseerde therapieën, toegesneden op het genetische profiel van de patiënt en de tumor’, zegt dr. Christophe Deben, onderzoeker aan het Center for Oncological Research (CORE) van de UAntwerpen. ‘Om de resultaten van de behandeling te voorspellen, maken we gebruik van biomerkers. Helaas beschikken we voor heel wat behandelingen – denk aan chemotherapie – niet over goede biomerkers. Als we willen voorspellen hoe de patiënt erop zal reageren, tastten we tot nu toe in het duister.’
Microtumoren opkweken Voor een doorbraak zorgden wetenschappers van de Universiteit Utrecht, die er in 2009 in slaagden om uit stamcellen mini-orgaantjes te kweken, organoïden genoemd – minilevers, minilongblaasjes enz. Ze zijn nauwelijks 1 mm groot, maar hebben dezelfde kenmerken als het echte orgaan. Dat opende ook nieuwe mogelijkheden voor kankeronderzoek. Deben: ‘Als we stukjes tumorweefsel van de patiënt nemen, een biopt of een stukje tumor dat tijdens chirurgie wordt weggesneden, kunnen we daaruit tumorstamcellen isoleren. Die plaatsen we in een gel met voedingsstoffen en groeifactoren.
Zo kweken we ze driedimensionaal op tot patiënt-afgeleide organoïden, ook wel tumoroïden of microtumoren genoemd.’
Die microtumoren zijn patiëntspecifiek en hebben de genetische eigenschappen van de tumor die in het lichaam van de patiënt zit. Intussen is aangetoond dat we microtumoren in het lab kunnen gebruiken om te voorspellen hoe de tumor in de patiënt op de
therapie zal reageren. Deben: ‘Op een microplaatje met 384 gaatjes brengen we in elk plaatje geautomatiseerd organoïden aan. Met geavanceerde microscopen nemen we regelmatig foto’s, om zo de therapierespons in de tijd op te volgen. Daarvoor hebben we in het CORE een analyseplatform en software ontwikkeld, zodat we veel meer gegevens uit de beelden kunnen puren dan andere onderzoekscentra. Niet alleen of en hoe een behandeling de groei van kankercellen afremt, maar ook of ze celdood uitlokt en of de kankercellen kunnen uitzaaien.’
Fundamenteel en klinisch onderzoek De onderzoeksgroep van Deben gebruikt microtumoren voor fundamenteel onderzoek, bijvoorbeeld om de interactie tussen tumorcellen en diverse celtypes in de tumoromgeving te ontrafelen. ‘Aan de microtumoren kunnen we namelijk ook apart opgekweekte bindweefsel- en immuuncellen toevoegen. Zo bootsen we natuurgetrouw een tumoromgeving na en kunnen we bestuderen hoe al die celtypes op elkaar inwerken en de therapierespons beïnvloeden.’ De groep is nu ook klaar voor klinisch onderzoek bij endeldarm- en slokdarmkanker. ‘Veel patiënten met zulke tumoren ondergaan chirurgie en krijgen standaard eerst chemotherapie om de tumor te verkleinen. Sommige patiënten
reageren daar zo goed op dat ze zelfs genezen zonder chirurgie. Bij andere patiënten heeft de chemotherapie geen effect, zodat we hen de nare bijwerkingen beter kunnen besparen. Samen met twee chirurgen van het UZA, prof. dr. Niels Komen en dr. Michiel de Maat, onderzoeken we nu of we door verschillende chemotherapeutica te testen op microtumoren kunnen voorspellen welke patiënten baat hebben bij een chemokuur en welke niet.’
Veelbelovend Als we wat verder in de toekomst kijken, komen nog meer toepassingen van patiënt-afgeleide organoïden binnen bereik, denkt Deben. ‘Idealiter willen we met zo weinig mogelijk kankercellen van de patiënt microtumoren kunnen kweken en daarop dan zo snel mogelijk een hele reeks gerichte behandelingen tegelijk testen, ook immuuntherapieën, om de behandelend arts dan de beste behandelkeuze voor te stellen.’
Patiënt-afgeleide organoïden kunnen het kankeronderzoek dus forse stappen vooruit helpen zetten, maar er zijn nog hobbels op de weg. Momenteel kunnen we nog niet elk tumortype even gemakkelijk opkweken tot een microtumor: bij longtumoren lukt dat veel minder goed dan bij endeldarm- of pancreastumoren, waar het bij 60 tot 70 procent van de patiënten lukt. Deben is optimistisch: ‘Nu laboratoria wereldwijd intensief inzetten op organoïdenonderzoek, verwacht ik dat de techniek nog sterk zal worden verfijnd.’