Zacharias
HOOFDSTUK1
1Indeachtstemaand,inhettweedejaarvanDarius,kwam hetwoordvandeHEEREtotZacharia,dezoonvan Berechja,dezoonvandeprofeetIddo,enzei:
2DeHEEREistoorniggeweestopuwvaderen.
3Zegdaaromtegenhen:ZozegtdeHEEREvande legermachten:BekeertutotMij,zegtdeHEEREvande legermachten,danzalIkmijtotubekeren,zegtdeHEERE vandelegermachten
4Weesnietzoalsuwvaderen,totwiedevroegereprofeten riepen,zeggende:ZozegtdeHEEREvandelegermachten: Bekeertutochvanuwbozewegenenvanuwboze handelingen,maarzijhebbennietgehoordennaarMijniet geluisterd,spreektdeHEERE.
5Waarzijnuwvaderen?Endeprofeten,zoudenzijvoor eeuwigleven?
6MaarMijnwoordenenMijnverordeningen,dieIkMijn dienaren,deprofeten,gebodenheb,hebbendieuwvaderen nietaangegrepen?Enzijkeerdenzichterugenzeiden: ZoalsdeHEEREvandelegermachtengedachtheeftonste doennaaronzewegenennaaronzehandelingen,zoheeft Hijmetonsgehandeld
7Opdevierentwintigstedagvandeelfdemaand,de maandSebat,inhettweedejaarvanDarius,kwamhet woordvandeHEEREtotZacharia,dezoonvanBerechja, dezoonvandeprofeetIddo,zeggende:
8Ikzag'snachtseenman,dieopeenroodpaardreedHij stondtussendemirtenbomenindedieptenvandebergen, enachterhemwarenrode,gespikkeldeenwittepaarden.
9Toenzeiik:Mijnheer,watzijndit?Endeengeldiemet mijsprak,zeitegenmij:Ikzalulatenzienwatditbetekent.
10Toenantwoorddedemandietussendemirtenstond,en zeide:Dezenzijnhet,diedeHEEREgezondenheeftom doordeaardetewandelen.
11ToenantwoorddenzijdeEngelvandeHEERE,die tussendemirtenstond,enzeiden:Wijhebbendoorde aardegewandeld,enzie,deheleaardezitstilenisinrust
12ToenantwoorddedeEngelvandeHEEREenzeide: HEEREvandelegermachten,hoelangzultGijgeen genadehebbenmetJeruzalemenmetdestedenvanJuda, waaropGijnualzeventigjaarvertoorndbent?
13EndeHEEREantwoorddedeengeldiemetmijsprak, metgoedewoorden,troostrijkewoorden.
14Toenzeideengeldiemetmijsprak,tegenmij:Roepen zeg:ZozegtdeHEEREvandelegermachten:Ikben ijverigoverJeruzalemenoverSion,metgroteijver.
15Ikbenzeervertoorndopdeheidenvolkendieinonrust levenIkwasmaareenkleinbeetjevertoornd,maarzij hebbendeellendeverergerd.
16Daarom,zozegtdeHEERE:IkkeernaarJeruzalem terugmetbarmhartigheid;mijnhuiszaleringebouwd worden,spreektdeHEEREvandelegermachten,enhet meetsnoerzaloverJeruzalemgespannenworden
17Roepnogsteedsenzeg:ZozegtdeHEEREvande legermachten:Mijnstedenzullendoorhetgoedenog uitgebreidworden;endeHEEREzalSionnogtroostenen Jeruzalemnogverkiezen
18Toensloegikmijnogenopenzag,enzie,vierhorens.
19Enikvroegaandeengeldiemetmijsprak:Wat betekenendeze?Enhijantwoorddemij:Ditzijndehorens dieJuda,IsraëlenJeruzalemverstrooidhebben.
20EndeHEERElietmijviertimmerliedenzien 21Toenvroegik:Watkomendezedoen?Enhij antwoordde:DitzijndehorensdieJudaverstrooidhebben, zodatniemandzijnhoofdheeftkunnenopheffenMaar dezezijngekomenomhenteverscheuren,omdehorens vandeheidenenwegtedrijven,diehunhorenshebben opgehevenoverhetlandvanJudaomhetteverstrooien
HOOFDSTUK2
1Iksloegmijnogenweeropenzag,enzie,eenmanmet eenmeetlintinzijnhand.
2Toenzeiik:Waargajeheen?EnHijzeitegenmij:Om Jeruzalemoptemeten,omtezienhoebreedenhoelang hetis.
3Enzie,deengeldiemetmijsprak,ginguit,eneen andereengelginguitomhemteontmoeten,
4Enhijzeitegenhem:Gaheen,spreektotdezejongeman enzeg:Jeruzalemzalbewoondwordenalsstedenzonder muur,vanwegedemenigtemannenenveedieerwoont.
5WantIk,spreektdeHEERE,zalvoorhaarzijneenmuur vanvuurrondomenzaltotheerlijkheidzijninhetmidden vanhaar
6Ho,ho,komnaarvorenenvluchtuithetlandvanhet noorden,spreektdeHEERE,wantIkhebuverspreidalsde vierwindstrekenaandehemel,spreektdeHEERE 7Redu,Sion,udiebijdedochtervanBabelwoont
8WantzozegtdeHEEREvandelegermachten:Naarde heerlijkheidheeftHijMijgezondennaardeheidenvolken dieuberoofdhebben;wantwieuaanraakt,raaktZijn oogappelaan
9Wantzie,IkzalMijnhandtegenhenschudden,zodatzij hundienarentoteenbuitzullenworden.Danzultuweten datdeHEEREvandelegermachtenmijgezondenheeft 10Juichenverheugu,dochtervanSion,wantzie,Ikkom enzalinuwmiddenwonen,spreektdeHEERE 11VelevolkenzullenzichopdiedagaandeHEERE toevoegenenzijzullenMijtoteenvolkzijn,enIkzalin uwmiddenwonen,enuzultwetendatdeHEEREvande legermachtenmijnaarugezondenheeft
12EndeHEEREzalJudaZijndeelinhetheiligelandin bezitgeven,enHijzalJeruzalemopnieuwverkiezen
13Weesstil,allevlees,voorhetaangezichtvandeHEERE, wantHijisuitZijnheiligewoningverheven.
HOOFDSTUK3
1EnhijlietmijdehogepriesterJozuazien,dievoorde EngelvandeHEEREstond,endesatanstondaanzijn rechterhandomHemteweerstaan.
2ToenzeideHEEREtegendesatan:DeHEEREzalu bestraffen,satan!DeHEERE,DieJeruzalemverkoren heeft,zalubestraffen.Isdezenieteenbrandhoutuithet vuurgerukt?
3Jozuanuwasgekleedinvuileklerenenstondvoorde engel.
4EnHijantwoorddeenspraktothendievóórHem stonden,zeggende:DoethemdevuileklerenuitEntot hemzeideHij:Zie,Ikhebuwongerechtigheidvanu weggenomen,enIkzaluwisselklerenaantrekken
5Enikzei:Laatzeeenmooiehoedopzijnhoofdzetten Duszettenzeeenmooiehoedopzijnhoofdenkleedden hemmetklerenEndeEngelvandeHEEREstonderbij 6EndeEngeldesHEERENvermaandeJozuaenzeide: 7ZozegtdeHEEREvandelegermachten:AlsuinMijn wegenwandeltenalsuMijntaakinachtneemt,danzultu ookRechterzijnoverMijnhuisenMijnvoorhoven bewaken.Ikzaluplaatsengevenomtewandelente middenvanhendiedaarstaan 8Luistertoch,hogepriesterJozua,uenuwbroedersdie vooruzitten,wantzijzijnmannenomteverwonderenZie, Ikgamijnknecht,deSPRUIT,naarvorenbrengen 9Wantzie,desteendieIkvoorhetaangezichtvanJozua gelegdheb,opdieenesteenzullenzevenogenzijnZie,Ik zalhetgraveerwerkdaaropgraveren,spreektdeHEERE vandelegermachten,enIkzaldeongerechtigheidvandat landopééndagwegnemen
10Opdiedag,spreektdeHEEREvandelegermachten, zultiederzijnnaasteroepenonderdewijnstokenonderde vijgenboom
HOOFDSTUK4
1Endeengeldiemetmijsprak,kwamweerenwektemij, zoalsmeneenmensuitzijnslaapwekt, 2Enzeidetotmij:Watzietgij?Enikzeide:Ikhebgezien, enzie,eenkandelaar,geheelvangoud,meteenoliehouder opzijntop,enzijnzevenlampenerop,enzevenpijpen voordezevenlampen,dieopzijntopwaren
3Enerstondentweeolijfbomenbij,éénaanderechterkant vandekuip,enéénaandelinkerkant.
4Ikantwoorddeenspraktotdeengeldiemetmijsprak,en zei:Watbetekentdit,mijnheer?
5Toenantwoorddedeengeldiemetmijsprakenzeitegen mij:Weetunietwatditbetekent?Enikzei:Nee,mijnheer
6ToenantwoorddeHijenspraktotmij:Ditishetwoord vandeHEEREtotZerubbabel:Nietdoorkrachtenniet doorgeweld,maardoorMijnGeest,zegtdeHEEREvan delegermachten
7Wiebentu,groteberg?Voorhetaangezichtvan Zerubbabelzultutoteenvlakteworden;enhijzalde grafsteenervantevoorschijnhalenondergejuich:Genade, genadezijhaar!
8HetwoordvandeHEEREkwamtotmijenluidde:
9DehandenvanZerubbabelhebbendegrondslagvandit huisgelegd;zijnhandenzullenhetookvoltooien;enuzult wetendatdeHEEREvandelegermachtenmijnaaru gezondenheeft.
10Wantwieheeftdedagderkleinedingenveracht?Want zijzullenzichverblijden,alszijhetpasloodindehandvan Zerubbabelzien,metdiezeven;zijzijndeogendes HEEREN,diedegeheleaardeovergaan.
11ToenantwoorddeikenzeidetotHem:Watbetekenen dezetweeolijfbomenaanderechter-enaandelinkerzijde vandekandelaar?
12Enikantwoorddeopnieuwenzeidetothem:Watzijn ditvoordetweeolijftakken,diedoordetweegouden buizendegoudenolieuitzichzelfgieten?
13Enhijantwoorddemijenzeide:Weetgijdanniet,wat ditzijn?Enikzeide:Neen,mijnheer.
14Toenzeihij:Ditzijndetweegezalfden,diebijdeHeer vandeheleaardestaan
HOOFDSTUK5
1Toenkeerdeikmijom,sloegmijnogenopenzag,enzie, daarvloogeenrol.
2Enhijzeitotmij:Watzietu?Enikantwoordde:Ikzie eenvliegenderol,twintigellangentienelbreed
3ToenzeiHijtegenmij:Ditisdevloekdieuitgaatoverde heleaarde:iederdiesteelt,zalopdezelfdewijzeuitgeroeid wordenalsaandezekant,eniederdiezweert,zalop dezelfdewijzeuitgeroeidwordenalsaandiekant
4Ikzalheteruithalen,spreektdeHEEREvande legermachten,enhetzalkomeninhethuisvandediefen inhethuisvanhemdievalselijkzweertbijMijnNaam;en hetzaloverblijveninhetmiddenvanzijnhuisenhet verteren,metzijnhoutenzijnstenen
5Toenkwamdeengeldiemetmijspraknaarvorenenzei tegenmij:Kijktocheensgoedenziewatdaartevoorschijn komt
6Enikvroeg:Watisdat?Enhijantwoordde:Ditiseen efadieuitgaatHijzeibovendien:Ditishungelijkenis overdeheleaarde
7Enzie,daarwerdeentalentloodopgeheven.Enditis eenvrouwdieinhetmiddenvandeefazit
8Enhijzei:Ditisgoddeloosheid!Enhijwierphetmidden indeefa,enhijwierpeenloodzwaargewichtopde openingervan
9Toensloegikmijnogenopenzag,enzie,erkwamen tweevrouwennaarbuiten,endewindwasinhunvleugels; wantzijhaddenvleugelsalsdevleugelsvaneenooievaar Enzijhievendeefaomhoogtussendeaardeendehemel
10Toenzeiiktegendeengeldiemetmijsprak:Waarheen dragendezedeefa?
11Enhijzeidetotmij:Bouwdaareenhuisinhetland Sinear,enhetzaldaarbestendigdwordenenopzijneigen voetstukwordengeplaatst
HOOFDSTUK6
1Toenkeerdeikmijom,sloegmijnogenopenzag,enzie, vierwagenskwamentussentweebergenvandaan.Die bergenwarenbergenvankoper
2Opdeeerstewagenstondenrodepaarden,enopde tweedewagenwarenzwartepaarden.
3Enaandederdewagenwarenerwittepaarden;enaande vierdewagenwarenergevlekteenbruinepaarden
4Toenantwoorddeikenzeitegendeengeldiemetmij sprak:Watbetekentdit,mijnheer?
5Endeengelantwoorddeenzeidetotmij:Ditzijndevier geestendeshemels,dieuitgaanvanhetstaanvoorhet aangezichtdesHerenderganseaarde
6Dezwartepaardendiedaarinzijn,gaanuitnaarhet noorden,endewittegaanachterhenaan,endegevlekte gaanuitnaarhetzuiden
7Endebaaiginguitenzochteenwegomdoordeaardete wandelenEnhijzei:Gaweg,wandeldoordeaardeZo wandeldenzijdoordeaarde
8Toenriephijmijtoeenspraktotmij:Zie,zijdienaarhet Noorderlandgaan,hebbenmijngeestinhetNoorderland totrustgebracht
9EnhetwoordvandeHEEREkwamtotmij,zeggende:
10NeemuitdegevangenenHeldai,TobiaenJedaja,dieuit Babelgekomenzijn,meeenkomopdiezelfdedagnaarhet huisvanJosia,dezoonvanZefanja
11Neemdanzilverengoud,maakerkronenvanenzetze ophethoofdvanJozua,dezoonvanJozadak,de hogepriester
12Enspreektothem,zeggende:ZospreektdeHEEREvan delegermachten,zeggende:Zie,eenMan,WiensNaamis SPRUIT,enHijzaluitZijnplaatsopkomen,enHijzalde tempelvandeHEEREbouwen
13HijzaldetempelvandeHEEREbouwen,enHijzal metmajesteitbekleedzijn,enHijzalalsheerserzittenop Zijntroon,enHijzalpriesterzijnopZijntroon;enerzal vredeberaadzijntussenhenbeiden
14DekronenzullenzijnvoorHelem,voorTobia,voor JedajaenvoorHen,dezoonvanZefanja,alseen gedenktekenindetempelvandeHEERE
15Enzijdieverwegzijn,zullenkomenenbouwenaande tempelvandeHEERE,enuzultwetendatdeHEEREvan dehemelsemachtenmijnaarutoegezondenheeftEndit zalgebeurenalsuaandachtigluistertnaardestemvande HEERE,uwGod.
HOOFDSTUK7
1InhetvierdejaarvankoningDariuskwamhetwoordvan deHEEREtotZacharia,opdevierdedagvandenegende maand,inKisleu.
2ToenzijSherezenRegemmelechmethunmannennaar hethuisvanGodhaddengezondenomvoorhetaangezicht vandeHEEREtebidden,
3Enomtotdepriesters,dieinhethuisvandeHEEREvan delegermachtenwaren,entotdeprofetentespreken,ente zeggen:Moetikindevijfdemaandwenen,enmij afzonderen,zoalsikaldiejarengedaanheb?
4ToenkwamhetwoordvandeHEEREvande legermachtentotmij,zeggende:
5Spreektotdehelebevolkingvanhetlandentotde priestersenzeg:Toenuindevijfdeendezevendemaand, diezeventigjaar,vastteenrouwde,hebtutoensomsvoor mijgevast?
6Enwanneeruatenwanneerudronk,hebtutoenniet vooruzelfgegetenengedronken?
7Zoudenjullienietmoetenluisterennaardewoordendie deHEEREdoordedienstvandevroegereprofetenheeft geroepen,toenJeruzalembewoondenwelvarendwas,en destedeneromheen,toenmenhetZuiderlandendeVlakte bewoonde?
8ToenkwamhetwoordvandeHEEREtotZacharias, zeggende:
9ZospreektdeHEEREvandelegermachten:Handhaaf eeneerlijkrechtenbewijsbarmhartigheidenmededogen, iederjegenszijnbroeder
10Enonderdruktdeweduwe,dewees,devreemdelingen dearmeniet;enlaatniemandvanuinzijnhartkwaad bedenkentegenzijnbroeder
11Maarzijweigerdenteluisteren;zijtrokkendeschouder wegenstoptenhunorendicht,zodatzijnietkonden luisteren
12Ja,zijmaaktenhunhartalseendiamant,opdatzijniet zoudenluisterennaardewetendewoordendiedeHEERE vandelegermachteninZijnGeestgezondenhaddoorde
dienstvandevroegereprofetenDaaromkwamereen grotetoornvandeHEEREvandelegermachten.
13Daaromishetgebeurd,toenHijriepenzijniet luisterden,alzoriepenzijenIkhebnietgehoord,spreekt deHEEREvandelegermachten.
14MaarIkverstrooidehenineenstormonderallevolken diezijnietkendenZowerdhetlandnaheneenwoestenij, zodatniemanderdoorheentrokofterugkeerde.Wantzij maaktenhetaangenamelandtoteenwoestenij
HOOFDSTUK8
1OpnieuwkwamhetwoordvandeHEEREvande legermachtentotmij,zeggende:
2ZozegtdeHEEREvandelegermachten:Ikwasijverig overSionmetgroteijver,enIkwasijverigoverhaarmet grotegrimmigheid
3ZozegtdeHEERE:IkkeernaarSionterugenzalinhet middenvanJeruzalemwonen;enJeruzalemzaldestadvan dewaarheidgenoemdworden,endebergvandeHEERE vandelegermachtendeheiligeberg
4ZozegtdeHEEREvandelegermachten:Erzullennog oudemannenenoudevrouwenopdestratenvanJeruzalem wonen,iedermetzijnstokindehandvanwegezijnhoge leeftijd.
5Endestratenvandestadzullenvolzijnmetjongensen meisjes,dieophaarstratenspelen
6ZozegtdeHEEREvandehemelsemachten:Alshet wonderbaarlijkisindeogenvanhetoverblijfselvandit volkindezedagen,zouhetdanookwonderbaarlijkzijnin Mijnogen?spreektdeHEEREvandehemelsemachten.
7ZozegtdeHEEREvandelegermachten:Zie,IkgaMijn volkverlossenuithetlandvanhetoostenenuithetland vanhetwesten;
8Ikzalhenbrengen,enzijzullenwoneninhetmidden vanJeruzalem,enzijzullenMijnvolkzijn,enIkzalhun Godzijn,inwaarheidengerechtigheid.
9ZozegtdeHEEREvandelegermachten:Latenuw handensterkzijn,udieindezedagendezewoordenhoort uitdemondvandeprofeten,tendagedatdefunderingvan hethuisvandeHEEREvandelegermachtengelegdwerd endetempelgebouwdwerd
10Wantvóórdezedagenwasergeenloonvoordemens, nochenigloonvoorhetvee,engeenvredevoorhemdie uitgingofingingvanwegedeverdrukkingWantIkheb allemensenopgezet,deeentegendeander.
11MaarnuzalIkvoorhetoverblijfselvanditvolkniet zijnzoalsvroeger,spreektdeHEEREvandelegermachten.
12Wanthetzaadzalvoorspoedigzijn,dewijnstokzalzijn vruchtgevenendeaardezalzijnopbrengstgevenende hemelzalzijndauwgevenEnIkzalhetoverblijfselvan ditvolkaldezedingeninbezitgeven.
13Enhetzalgebeuren,zoalsgijeenvloekgeweestzijt onderdeheidenvolken,huisvanJudaenhuisvanIsraël,zo zalIkuverlossen,engijzulttoteenzegenzijnWeestniet bevreesd,maarlatenuwhandensterkzijn
14WantzozegtdeHEEREvandelegermachten:ZoalsIk gedachthebutestraffen,toenuwvaderenMijtottoorn verwekten,spreektdeHEEREvandelegermachten,enIk hebgeenberouwgehad.
15DaaromhebIkindezedagenopnieuwoverwogen JeruzalemenhethuisvanJudaweltedoen.Weesniet bang
16Ditzijndedingendieumoetdoen:spreekdewaarheid, iedermetzijnnaaste,enoefeneenrechtvanwaarheiden vredeuitinuwpoorten
17Enlaatniemandvanukwaadbedenkeninuwharttegen zijnnaasteenlaatgeenvalseeedliefhebben,wantaldie dingenhaatIk,spreektdeHEERE
18ToenkwamhetwoordvandeHEEREvande legermachtentotmij,zeggende: 19ZozegtdeHEEREvandelegermachten:Devastenvan devierdemaand,endevastenvandevijfde,endevasten vandezevende,endevastenvandetiendemaandzullen voorhethuisvanJudavreugdeenblijdschapzijn,en vrolijkemaaltijden.Hebdaaromdewaarheidendevrede lief 20ZozegtdeHEEREvandelegermachten:Hetzalnog geschieden,datereenvolkkomenzal,eninwonersvan velesteden, 21Danzullendeinwonersvandeenestadnaardeandere gaanenzeggen:Latenwijhaastigheengaanomvoorhet aangezichtvandeHEEREtebiddenendeHEEREvande legermachtentezoekenIkzalookheengaan
22Ja,velevolkenenmachtigenatieszullenkomenomde HEEREvandelegermachteninJeruzalemtezoekenen voorhetaangezichtvandeHEEREtebidden 23ZozegtdeHEEREvandelegermachten:Indiedagen zullentienmannenuitalletalenvandevolkendeslipvan eenJoodvastgrijpenenzeggen:Wijwillenmetumeegaan, wantwijhebbengehoorddatGodmetuis.
HOOFDSTUK9
1DelastvanhetwoordvandeHEEREinhetlandvan HadrachenDamascuszalhetoverblijfseldaarvanzijn; wanneerdeogenvandemens,zoalsvanallestammenvan Israël,opdeHEEREgerichtzullenzijn
2EnookHamatzaldaaraangrenzen,enTyrusenSidon, hoewelhetzeerwijsis.
3EnTyrusbouwdevoorzichzelfeenvestingenhoopte zilveropalsstofenfijngoudalsslijkopdestraten 4Zie,deHEEREzalhaaruitwerpen,enHijzalhaarmacht indezeeslaan,enzijzaldoorvuurverteerdworden
5Askelonzalhetzienenvrezen;ookGazazalhetzienen zeerbedroefdzijn,enEkron,wantzijnverwachtingzal beschaamdworden;endekoninguitGazazaltegronde gaan,enAskelonzalnietbewoondworden.
6ErzaleenbastaardinAsdodwonen,enIkzaldetrots vandeFilistijnenuitroeien
7Ikzalzijnbloeduitzijnmondwegnemenenzijn gruwelentussenzijntanden.Maarwieoverblijft,hijzaler zijnvooronzeGodHijzalzijnalseenstadhouderinJuda, enEkronalseenJebusiet
8Ikzalmijrondommijnhuislegeren,vanwegehetleger, vanwegedevoorbijgangersenvanwegedeterugkerende menigte.Erzalgeenverdrukkermeerdoorhenheen trekken,wantikhebhetnumetmijneigenogengezien
9Verheuguzeer,gijdochtervanSion!Juich,gijdochter vanJeruzalem!Zie,uwKoningkomttotu,Hijis rechtvaardigenHijiseenHeiland,nederigenrijdendop eenezel,enopeenveulen,eenjongvaneenezelin
10IkzaldestrijdwagensuitEfraïmuitroeienende paardenuitJeruzalem.Ookdeboogvandestrijdkrachten zalwordenuitgeroeidHijzalvredeverkondigenaande heidenvolken,enzijnheerschappijzalzichuitstrekkenvan zeetotzee,envanderiviertotaandeeindenderaarde.
11Enwatubetreft,doorhetbloedvanuwverbondhebIk uwgevangenenuitdekuilzonderwaterweggeleid 12Keerterugnaardesterkevesting,gijgevangenenvan dehoop!VandaagverkondigIk,datIkuhetdubbelezal vergelden;
13ToenIkJudavoorMijgespannenhad,enmetEfraïmde booggevuldhad,enuwzonen,oSion,tegenuwzonen,o Griekenland,verwekte,enumaaktealshetzwaardvaneen held
14EndeHEEREzaloverhenverschijnen,enZijnpijlen zullenuitschietenalsdebliksem;endeHeereHEEREzal opdebazuinblazenenHijzalheengaanmetzuidenwinden 15DeHEEREvandelegermachtenzalhenbeschermen, zijzullenhenverslindenenmetslingerstenenonderwerpen, zijzullendrinkeneneengeluidmakenalsdoorwijn;zij zullengevuldwordenalsschalenenalsdehoekenvanhet altaar.
16EndeHEERE,hunGod,zalhentediendagereddenals dekuddevanZijnvolk;zijzullenzijnalskroonstenen, opgehevenalseenbanieroverZijnland.
17Wanthoegrootiszijngoedheidenhoegrootiszijn schoonheid!Hetkorenzaldejongelingenvrolijkmaken, endemostdemeisjes.
HOOFDSTUK10
1VraagvandeHEEREregententijdevandelateregen; danzaldeHEEREdelichtendewolkenmakenen regenbuiengevenaanalhetgrasophetveld.
2Wantdeafgodensprekenonwaarheid,endewaarzeggers zieneenleugen,envertellenleugenachtigedromen; tevergeefstroostenzij;daaromgingenzijheenalseen kudde,enwerdenverschrikt,omdatergeenherderwas 3Mijntoornontbranddetegendeherders,enIktrofde bokken,wantdeHEEREvandelegermachtenheeftZijn kudde,hethuisvanJuda,bezochtenhengemaaktalsZijn prachtigepaardenindestrijd
4UitHemkwamdehoekvoort,uitHemdespijker,uit Hemdestrijdboog,uitHemalleverdrukkerstezamen
5Enzijzullenzijnalshelden,diehunvijandenvertreden inhetslijkderstratenindestrijd;enzijzullenstrijden, omdatdeHEEREmethenis;enderuiterstepaardzullen beschaamdworden.
6IkzalhethuisvanJudaversterkenenhethuisvanJozef verlossenIkzalhenterugbrengeneninhunplaatsbrengen, wantIkbenhungenadigDanzullenzijzijnalsofIkhen nooitverstotenheb.IkbendeHEERE,hunGod,enIkzal henverhoren
7EndeEfraïmietenzullenzijnalseenheld,enhunhartzal zichverheugenalsvanwijn;ja,hunkinderenzullenhet zienenzichverheugen,hunhartzalzichverheugeninde HEERE.
8Ikzaloverhenfluitenenhenbijeenbrengen,wantIkheb henverlost;enzijzullentalrijkworden,naarmatezijtalrijk werden.
9Ikzalzezaaienonderdevolken,zodatzijinverrelanden aanMijzullendenken,enzijzullenmethunkinderen wonenenterugkeren
10OokzalIkhenuithetlandEgypteleidenenhenuit Assyriëvergaderen.Ikzalhenbrengennaarhetland GileadendeLibanon,maarerzalgeenplaatsvoorhen gevondenworden
11Hijzaldoordezeetrekkenmetellende,hijzalde golvenindezeeslaan,enalledieptenvanderivierzullen opdrogenDetrotsvanAssyriëzalvernederdwordenende sceptervanEgyptezalwijken
12EnIkzalhensterkenindeHEERE,enzijzullen wandeleninZijnNaam,spreektdeHEERE.
HOOFDSTUK11
1Openuwdeuren,Libanon,zodathetvuuruwceders verteert
2Huil,dennenboom!Wantdecederisgevallen,wantde machtigenzijnverwoestHuil,oeikenvanBasan!Want hetwijnbouwwoudisgevallen
3Erklinkthetgehuilvandeherders,wanthuneeris verwoest;hetgebrulvanjongeleeuwen,wantdetrotsvan deJordaanisverwoest
4ZozegtdeHEERE,mijnGod:Weiddeschapenvande slacht,
5Hunbezittersdodenze,maarhoudenzichzelfniet schuldig;enhunverkoperszeggen:Geprezenzijde HEERE,wantikbenrijk!Enhunherdershebbengeen medelijdenmethen
6WantIkzaldeinwonersvanditlandnietlangergenadig zijn,spreektdeHEEREMaarzie,Ikzaldemannen,ieder indehandvanzijnnaasteenindehandvanzijnkoning, overleveren.Zijzullenhetlandverslaan,enuithunhand zalIkhennietverlossen
7Enikzaldeslachtschapenweiden,ja,u,armeschapen Eniknamtweestaven,deenenoemdeikSchoonheiden deanderenoemdeikBanden,enikweiddedekudde 8Drieherdershebikinéénmaanduitgeroeid,enmijnziel hadeenafkeervanhen,enookhunzielhadeenafkeervan mij
9Toenzeiik:IkzalunietteetengevenAlsiemandsterft, moethijsterven;alsiemanduitgeroeidwordt,moethij uitgeroeidworden;endeoverigenmoetenhetvleesvan andereneten
10Toennamikmijnstaf,deSchoonheid,enhaktediein stukken,omhetverbondteverbrekendatikmetheelhet volkhadgesloten.
11Enhetwerdopdiedagverbroken,enzowistende armenvanmijnkudde,diemijverzorgden,datdithet woordvandeHEEREwas
12Enikzeitegenhen:Alsuhetgoedevindt,geefmijdan deprijs;enzoniet,laathetdan'Toenwogenzedertig zilverlingenalsprijsvoormij
13ToenzeideHEEREtegenmij:Werphetvoorde pottenbakker,eengoedeprijs,waarvoorikvanhengegeerd ben.Toennamikdedertigzilverlingenenwierpzevoor depottenbakkerinhethuisvandeHEERE
14Toenhakteikmijnanderestaf,debanden,instukken omdebroederschaptussenJudaenIsraëlteverbreken.
15ToenzeideHEEREtegenmij:Neemnogeensde gereedschappenvaneendwazeherdermee
16Wantzie,Ikzaleenherderinhetlandverwekken,die deverdorvenennietzalbezoeken,diehetjongedierniet zalzoeken,diehetgebrokenenietzalgenezenendiede stilstaandenietzalweiden,maardiehetvleesvanhetvette zaletenenhunklauwenzalverscheuren.
17Weedeafgodischeherder,diedekuddeindesteeklaat! Hetzwaardtreftzijnarmenzijnrechteroog;zijnarmzal helemaalverdorren,enzijnrechteroogzalgeheel verduisterdworden
HOOFDSTUK12
1DelastvanhetwoordvandeHEEREoverIsraël,spreekt deHEERE,Diedehemeluitspantendeaardegrondvesten degeestvandemensinhemvormt
2Zie,IkgaJeruzalemtoteenbekerderbedwelming makenvoorallevolkenrondom,wanneerzijbelegerd worden,zoweltegenJudaalstegenJeruzalem
3OpdiedagzalIkJeruzalemmakentoteensteendie zwaarisvoorallevolkenAllendiehaarbelasten,zullen wordenafgehouwenAllevolkenopaardezullenzich ertegenverzamelen.
4Opdiedag,spreektdeHEERE,zalIkallepaardenmet stomheidslaanenhunruitersmetwaanzinIkzalMijn ogenopenhoudenoverhethuisvanJudaenallepaarden vanhetvolkmetblindheidslaan
5EndeleidersvanJudazulleninhunhartzeggen:De inwonersvanJeruzalemzullenmijnsterktezijn,doorde HEEREvandelegermachten,hunGod
6OpdiedagzalIkdeleidersvanJudamakenalseen vuurhaardtemiddenvanhethoutenalseenvuurfakkelin eengarfZijzullenallevolkenvanrondomverteren,aan derechter-enaandelinkerzijdeEnJeruzalemzalweer bewoondwordenophaarplaats,teJeruzalemzelf.
7DeHEEREzaldetentenvanJudaheteerstverlossen, opdatdeeervanhethuisvanDavidendeeervande inwonersvanJeruzalemzichniettegenJudaverheffen.
8TediendagezaldeHEEREdeinwonersvanJeruzalem beschermen;enwieonderhenzwakis,zaltediendage zijnalsDavid;enhethuisvanDavidzalzijnalsGod,als deEngeldesHEERENvoorhunaangezicht
9OpdiedagzalhetgebeurendatIkalleheidenvolkendie tegenJeruzalemoptrekken,zalverdelgen.
10EnoverhethuisvanDavidenoverdeinwonersvan JeruzalemzalIkuitstortendeGeestvandegenadeenvan degebeden,enzijzullenMijaanschouwen,Diezij doorstokenhebben,enzijzullenoverHemrouwbedrijven, zoalsmenrouwbedrijftovereenenigkind,ja,zijzullen overHembitterrouwbedrijven,zoalsmenbitterrouw bedrijftovereeneerstgeborene
11OpdiedagzalerinJeruzalemeengroterouwzijn, zoalsderouwvanHadad-Rimmoninhetdalvan Megiddon
12Enhetlandzalrouwbedrijven,elkgeslachtafzonderlijk; hetgeslachtvanhethuisvanDavidafzonderlijkenhun vrouwenafzonderlijk;hetgeslachtvanhethuisvanNathan afzonderlijkenhunvrouwenafzonderlijk;
13HetgeslachtvanhethuisvanLeviafzonderlijkenhun vrouwenafzonderlijk;hetgeslachtvanSimeïafzonderlijk enhunvrouwenafzonderlijk;
14Alleovergeblevenfamilies,elkefamilieafzonderlijk,en hunvrouwenafzonderlijk
1Opdiedagzalereenbrongeopendwordenvoorhethuis vanDavidenvoordeinwonersvanJeruzalem,tegende zondeentegendeonreinheid.
2Hetzaltediendagegeschieden,spreektdeHEEREvan delegermachten,datIkdenamenvandeafgodenuithet landzaluitroeien,enaanhenzalnietmeergedachtworden. OokzalIkdeprofetenendeonreinegeestuithetlanddoen verdwijnen
3Enhetzalgebeuren,wanneeriemandnogzalprofeteren, datzijnvaderenzijnmoeder,diehemverwekthebben,tot hemzullenzeggen:Uzultnietleven,wantuspreekt leugensindeNaamvandeHEEREEnzijnvaderenzijn moeder,diehemverwekthebben,zullenhemdoorsteken, wanneerhijprofeteert.
4Enhetzaltediendagegeschieden,datdeprofeten beschaamdzullenworden,elkomzijnvisioen,wanneerhij geprofeteerdheeft;enzijzullengeenruweklederendragen omtemisleiden
5Maarhijzalzeggen:Ikbengeenprofeet,maareen landbouwer,wantdemensheeftmijvanjongsafaan geleerdhoeikveemoethoeden
6Endanzaliemandtegenhemzeggen:Watzijnditvoor wondenaanuwhanden?Danzalhijantwoorden:Die waarmeeikgewondbengeraaktinhethuisvanmijn vrienden
7Wordwakker,zwaard,tegenmijnherder,tegendeman diemijnmetgezelis,spreektdeHEEREvande legermachtenSladeherder,danwordendeschapen verstrooid,entegendekleinenkeerIkmijnhand.
8Enhetzalgeschieden,spreektdeHEERE,datinhet gehelelandtweederdedeelervanuitgeroeidzalwordenen dedoodzalvinden,maarhetderdedeelzaldaarin overblijven
9EnIkzalhetderdedeeldoorhetvuurbrengenenhen louteren,zoalsmenzilverloutert,enIkzalhenbeproeven, zoalsmengoudbeproeftZijzullenMijnNaamaanroepen, enIkzalhenverhorenIkzalzeggen:DitisMijnvolk,en zijzullenzeggen:DeHEEREismijnGod.
HOOFDSTUK14
1Zie,dedagvandeHEEREkomt,waaropdebuitopu verdeeldzalworden
2WantIkzalalleheidenvolkentegenJeruzalemtenstrijde verzamelen;endestadzalingenomenworden,ende huizenzullengeplunderdendevrouwenzullenverkracht wordenEndehelftvandestadzalinballingschap weggevoerdworden,maarderestvanhetvolkzaluitde stadnietuitgeroeidworden
3DanzaldeHEEREuittrekkenentegendievolken strijden,zoalsHijvroegerstreedopdedagvandestrijd
4ZijnvoetenzullentediendagestaanopdeOlijfberg,die vóórJeruzalemligtaandeoostkantDanzaldeOlijfbergin tweeënsplijten,naarhetoostenennaarhetwesten,zodat ereenzeergrootdalzalontstaan.Deenehelftvandeberg zalnaarhetnoordenwijkenendeanderehelftnaarhet zuiden
5Engijzultvluchtennaarhetdalderbergen,wanthetdal derbergenzalreikentotAzal;ja,gijzultvluchten,zoals gijgevluchtzijtvoordeaardbevingindedagenvanUzzia,
denkoningvanJuda;endeHEERE,mijnGod,zalkomen, enaldeheiligenmetu.
6Enhetzaltediendagegeschieden,datergeenlichtzal zijn,nochduisternis.
7Maarhetzalééndagzijn,diedeHEEREbekendzalzijn; hetisgeendagengeennacht;maartentijdevandeavond zalhetlichtzijn
8Enhetzaltediendagegeschieden,daterlevende waterenuitJeruzalemzullenvlieten,dehelftervannaarde oostelijkezee,endehelftervannaardeachterstezee;het zalgeschiedenindezomerzowelalsindewinter 9EndeHEEREzalKoningwordenoverdegeheleaarde; tediendagezaldeHEEREdeenigezijn,enZijnNaamde enige
10Hethelelandzalalseenvlakteworden,vanGebatot Rimmon,tenzuidenvanJeruzalem.Hetzalopgetrokken wordeneninzijnplaatsbewoondworden,vande BenjaminpoorttotaandeplaatsvandeVoorpoort,totaan deHoekpoortenvandeHananeeltorentotaande wijnpersenvandekoning
11Mensenzullenerwonen,enerzalgeenalgehele verwoestingmeerzijn,maarJeruzalemzalveiligbewoond worden
12EnditzaldeplaagzijnwaarmeedeHEEREallevolken zaltreffendietegenJeruzalemgestredenhebben:hunvlees zalwegteren,terwijlzijnogophunvoetenstaan,hunogen zullenwegtereninhungatenenhuntongzalwegterenin hunmond.
13Enhetzaltediendagegeschieden,dateronderheneen groteverwarringvandezijdevandeHEEREzalzijn;en zijzulleniederdehandvanzijnnaastegrijpen,enieders handzalzichtegendehandvanzijnnaasteverheffen
14OokJudazalinJeruzalemstrijden,enhetvermogen vanalleheidenvolkenindeomgevingzalverzameld worden:goud,zilverenkledingingroteovervloed 15Endeplaagvoordepaarden,demuildieren,dekamelen, deezelsenallewildedierendieindezetentenzijn,zalnet zozijnalsdezeplaag
16Enhetzalgeschiedendataldeovergeblevenenvanal deheidenvolken,dietegenJeruzalemzijnopgerukt,van jaartotjaarzullenopgaanomzichneertebuigenvoorde Koning,deHEEREvandelegermachten,enomhet Loofhuttenfeesttevieren.
17Enhetzalgeschieden,datopallen,dienietuitalle geslachtenderaardenaarJeruzalemzullenkomenomde Koning,deHEEREderheerscharen,aantebidden,ophen zalgeenregenvallen
18EnindienhetgeslachtvandeEgyptenaren,waargeen regenisgevallen,nietoptrektennietkomt,danzalde plaagkomen,waarmeedeHEEREdeheidenvolkenzal treffen,dienietoptrekkenomhetLoofhuttenfeesttevieren 19DitzaldestrafzijnvoorEgypteenvoorallevolkendie nietkomenomhetLoofhuttenfeesttevieren
20Tediendagezalopdebellenderpaardenstaan: HEILIGHEIDVOORDEHEERE!Endepotteninhet huisdesHEERENzullenzijnalsdebekkensvóórhet altaar.
21Ja,elkepotinJeruzalemeninJudazalheiligzijnvoor deHEEREvandelegermachten;enallendieofferen, zullenkomenendaarvannemenenhetdaarinkoken.En opdiedagzullenergeenKanaänietenmeerzijninhethuis vandeHEEREvandelegermachten