
5 minute read
2.2 Opslaglocaties (bins
Module 4: Magazijnbeheer
− Speciaal materieel
Ook kan opgegeven worden of er speciaal materieel nodig is bij handelingen in de betreffende zone.
− Zonevolgorde
Met de zonevolgorde wordt de prioriteit van een zone bij het opslag- en pickproces vastgelegd. Deze volgorde wordt toegekend in functie van efficiëntie. Een artikel wordt bij voorkeur gepickt uit of opgeslagen in een zone met een hogere zonevolgorde.
Een artikel wordt in eerste instantie gepickt uit de verzendzone. Is het gewenste artikel niet in de verzendzone aanwezig, dan wordt gepickt uit de pickzone. Daarna volgt de bulkzone. Pas in laatste instantie wordt gepickt vanuit de ontvangstzone.
Het toekennen van deze getallen vergt bijgevolg een grondige analyse van het magazijngebeuren in een bepaald bedrijf.
Regel hierbij is als volgt:
Hoe dichter de zone zich in de logistieke flow bij de uitslag bevindt, hoe hoger het zonevolgordegetal.
− Cross-dock
De cross-dock zone doet louter dienst als tussenstation om artikelen vanuit de ontvangstzone onmiddellijk naar de verzendzone te verplaatsen.
Module 4: Magazijnbeheer
Een opslaglocatie of bin wordt gedefinieerd als de kleinste opslageenheid en is erop gericht de artikelen op heel exacte wijze te lokaliseren. Een opslaglocatie kan bijvoorbeeld een rek zijn. Biedt dit onvoldoende duidelijkheid dan is het aangewezen om een reklegger als opslaglocatie te nemen. Aan elke opslaglocatie (voorbeeld reklegger) wordt een code (nummer) toegekend.
Om alle opslaglocaties van een bepaald magazijn op te roepen, breng je de gewenste vestigingskaart op het scherm. Kies in het tabblad ‘Home’ bij de opdrachtgroep ‘Verwerken’ voor ‘opslaglocaties’. Er wordt een nieuw scherm geopend met alle opslaglocaties van de specifieke vestiging.
Wens je enkel de opslaglocaties van een bepaalde zone weer te geven, selecteer dan de gewenste zone in het zone-overzicht en kies in het tabblad ‘Home’ bij de opdrachtgroep ‘regio’ voor ‘opslaglocaties’.

Module 4: Magazijnbeheer
Voorbeeld: Hieronder worden alle opslaglocaties van de verzendzone weergegeven.
Voor elke opslaglocatie worden volgende parameters bepaald:

− Code
Elke opslaglocatie wordt aangeduid met een bepaald nummer of code. De opbouw van deze code kan door de gebruiker zelf bepaald worden.
Voorbeeld: Een opslaglocatie in Cronus is bijvoorbeeld ‘W-09-0004’. Deze code is als volgt opgebouwd:
W de eerste letter is een aanduiding van het magazijn, in ons voorbeeld staat dit voor magazijn Wit.
09 de volgende 2 cijfers geven de zone in het magazijn weer waar de opslaglocatie zich bevindt. Het cijfer ‘09’ vertegenwoordigt de zone ‘verzenden’.
0004 de laatste nummerreeks is opgebouwd uit 4 cijfers en duidt de individuele opslaglocatie aan. In ons voorbeeld staat ‘0004’ voor de vierde opslaglocatie in deze zone.
− Zone
Dit is de zone van het magazijn waarin de opslaglocatie zich bevindt.
− Opslaglocatiesoort
De opslaglocatiesoort geeft aan welk soort handelingen toegelaten of verhinderd worden per opslaglocatie. Bij ingave van een nieuwe bin in een bepaalde zone, wordt de opslaglocatiesoort die op zoneniveau is opgegeven, standaard bij de bin ingevuld. Dit kan echter door de gebruiker manueel gewijzigd worden.
Module 4: Magazijnbeheer
Voorbeeld: Het magazijn wit beschikt over een cross-dock zone. Opslaglocaties in deze zone krijgen standaard als opslaglocatiesoort ‘putpick’.

Wanneer we de bin horende bij de zone ‘cross-dock’ oproepen, blijkt voor elke bin de opslaglocatiesoort ‘putpick’ van toepassing. Bij ingave van een nieuwe bin wordt ‘putpick’ standaard als opslaglocatiesoort ingevuld.

De opslaglocatiesoort laat volgende handelingen toe: opslag en pick. Deze handelingen stemmen overeen met de functionaliteiten van een cross-dock.
Module 4: Magazijnbeheer

− Magazijnklasse
Een magazijnklasse laat toe om een specifiek kenmerk aan een opslaglocatie mee te geven.
Zo kan aan alle opslaglocaties die zich in een diepvries bevinden de klasse ‘bevroren’ gekoppeld worden.
De magazijnklasse die op zoneniveau ingesteld is, wordt standaard aan elke opslaglocatie van de bijhorende zone meegegeven.
− Speciaal Materieel
Via het veld ‘speciaal materieel’ kan aangegeven worden voor welke opslaglocaties het gebruik van ‘speciaal materieel’ noodzakelijk is. Zo kan aan opslaglocaties die zich op een aanzienlijke hoogte bevinden bijvoorbeeld een ladder gekoppeld worden.
Wederom wordt het speciaal materieel dat op zoneniveau ingegeven is, standaard aan elke opslaglocatie van deze zone gekoppeld.
− Opslaglocatievolgorde
Met de opslaglocatievolgorde wordt de prioriteit van een opslaglocatie vastgelegd. Een hoger getal duidt op een hogere prioriteit. Deze prioriteit wordt toegekend in functie van bereikbaarheid, de locatie en tijdefficiëntie van de opslaglocatie in kwestie. Aan fysisch hoger of verder gelegen bins zal een lagere prioriteit toegekend worden. Laag gelegen en dicht gelegen bins, krijgen een hoge prioriteit en zullen eerst aangewend worden voor opslag en pick.
De opslaglocatievolgorde is het uitgangspunt voor de sturing van verplaatsingen, opslag en verzendingen door het systeem.
Module 4: Magazijnbeheer
Voorbeeld 1: Veronderstel een vestiging waarbij een opslaglocatie bepaald wordt op niveau van de reklegger. Een rek bestaat uit 4 rekleggers. De opslaglocatievolgorde van deze 4 leggers wordt als volgt ingesteld:
De onderste reklegger krijgt het hoogste volgordegetal, aangezien deze reklegger het makkelijks bereikbaar is. Aangezien de onderste legger in vergelijking met de andere rekleggers de hoogste prioriteitsvolgorde heeft, wordt deze ook eerst gekozen voor opslag of pick.
Voorbeeld 2: Veronderstel een vestiging waarbij een opslaglocatie-eenheid overeenstemt met een pallet. Het magazijn bestaat uit een centrale linkse hal met zijgangen.
Naarmate de pallet zich verder van de centrale gang bevindt wordt een lagere prioriteit toegekend. Het is namelijk tijdsefficiënter om artikelen op te slaan en te picken van palletten die dichter bij de centrale gang gesitueerd zijn.
10
20
30
40
50 40 30 20 10
50 40 30 20 10
50 40 30 20 10
− Maximaal kubieke inhoud en maximaal gewicht
De maximale capaciteit van een opslaglocatie kan weergegeven worden in volume via het veld ‘maximaal kubieke inhoud’ of in gewicht via ‘maximaal gewicht’.
Voor elk artikel kan de kubieke inhoud en het gewicht ingesteld worden via het veld basiseenheid van de artikelkaart.
Door deze gegevens met elkaar te koppelen, zal Dynamics NAV kunnen berekenen wanneer de capaciteit van een bepaalde bin volledig benut is en er een andere bin voor opslag moet aangesproken worden.
Module 4: Magazijnbeheer
Voorbeeld: Artikel LS-81, een notenhout 80W Speaker
De speaker kan enerzijds opgeslagen worden als pallet. Een pallet bevat 12 eenheden, heeft een kubieke inhoud van 54 en weegt 260.
Dit artikel kan ook individueel per stuk opgeslagen worden. Een speaker heeft een kubieke inhoud 16 en weegt 16.
De inhouds- en gewichtseenheid zijn niet gekend en worden bijgevolg niet vermeld.
Belangrijk evenwel is dat bij ingave van gewicht en/of inhoud over alle artikelen en bins dezelfde maateenheid gehanteerd wordt.

