2 minute read

2.2 Anatomische richtingaanduidingen

Next Article
1.4 Zenuwweefsel

1.4 Zenuwweefsel

7.3.1.3 Anemie

Een normale mate van activiteit is alleen mogelijk als de zuurstofconcentratie in de weefsels binnen normale grenzen wordt gehouden. Het lichaam moet voldoende hemoglobine bevatten om goed te kunnen functioneren. De normaalwaarde van de hemoglobineconcentratie bedraagt voor mannen 13,5 – 17,5 g/100 ml en voor vrouwen 12 – 16 g/100 ml. Als iemand een hemoglobineconcentratie heeft die lager is dan de norm, dan is er sprake van bloedarmoede of anemie. Verschillende symptomen gaan gepaard met bloedarmoede: vroegtijdige spiervermoeidheid, zwakheid en een algemeen gebrek aan energie.

Meerdere oorzaken kunnen aan de basis liggen van anemie. Een voor de hand liggende oorzaak is uitwendig of inwendig bloedverlies, bijvoorbeeld bij een ernstig trauma of bij een maagbloeding. Het verlies aan bloed gaat gepaard met een daling van het beschikbare hemoglobine. Een verlaagd hemoglobinegehalte kan ook het gevolg zijn van een tekort aan bepaalde voedingsstoffen waardoor onvoldoende of afwijkende erytrocyten worden aangemaakt. De voornaamste tekorten situeren zich op het niveau van ijzertekort of gebrek aan vitamine B12 en foliumzuur of vitamine B11. Eenzijdige voeding of absorptiestoornissen kunnen hierin een belangrijke rol spelen. • Ijzer Het lichaam bevat gemiddeld ±3,5 g ijzer in geïoniseerde vorm (Fe2+) dat uitsluitend in eiwitgebonden vorm voorkomt. Ongeveer zeventig procent van de totale hoeveelheid (±2,5 g) is aanwezig in het hemoglobine van de erytrocyten. Ijzer dat niet nodig is voor de synthese van hemoglobine, wordt gebonden aan transferrine en getransporteerd naar verschillende weefsels. Het wordt opgeslagen als restvoorraad (±1 g) in lever, milt en beenmerg. Een kleine fractie van het ijzer bevindt zich in het plasma, gebonden aan transferrine (een b-globuline). Bij afbraak van de erytrocyt wordt het ijzer opnieuw ter beschikking gesteld van het lichaam en gebonden aan transferrine. Niettegenstaande het lichaam zuinig omgaat met ijzer, treedt dagelijks een verlies van ongeveer 1-2 mg ijzer op via de huid, urine en stoelgang. Voor vrouwen in de vruchtbare levensfase is er een bijkomstig verlies door de maandelijkse menstruatie. Om het dagelijkse verlies van 1-2 mg te kunnen compenseren moet de hoeveelheid aanwezig ijzer in het voedsel aanzienlijk hoger zijn (10 à 20 mg/dag) omwille van geringe ijzerabsorptie. Het hangt bovendien sterk van de samenstelling van de voeding af hoeveel van het aanwezige ijzer daaruit wordt opgenomen.

Ijzer kan alleen worden opgenomen in de ferrovorm (Fe2+

). In voedingsbronnen van dierlijke oorsprong zoals vlees is ijzer onder die vorm aanwezig in hemoglobine en myoglobine. Ijzer uit plantaardige voedingsmiddelen (Fe

3+) kan alleen worden

opgenomen als het eerst wordt gereduceerd tot Fe2+

, bijvoorbeeld door het combineren met vitamine C dat optreedt als reductiemiddel.

This article is from: