1 minute read

7.2.5 Vermogen en rendement

a. De motor wordt gestart, de rotor vertrekt uit rusttoestand ( nr = 0 ). De slip is maximaal. Het aanzetkoppel T is klein. b. Als ongeveer 80% van de rotatiefrequentie ns bereikt is, ontwikkelt de motor zijn maximum koppel. Je noemt dit het kipkoppel. c. De motor bereikt zijn nominale rotatiefrequentie deze bedraagt ongeveer 96% van ns. Bij de nominale rotatiefrequentie nnom ontwikkelt de motor zijn maximaal koppel Tnom. d. Bij nullast is de rotatiefrequentie iets groter dan bij nominale belasting en bijna gelijk aan de rotatiefrequentie van het draaiveld. e. ns = nr, er is geen koppel, de motor vertraagt. f. Het minimumkoppel ( die knik in de curve is niet altijd aanwezig; dit is afhankelijk van de constructie van de rotor. Als er geen knik is dan is het startkoppel gelijk aan het minimumkoppel).

Bij de keuze van een motor dien je onder andere rekening te houden met de aard en de grootte van de belasting. Indien je de koppel-rotatiefrequentiekarakteristiek van de aan te drijven machine projecteert op die van de aandrijvende motor, dan moet het werkpunt p, dit is het snijpunt van beide curven, zo kort mogelijk bij het punt c ( nominale koppel en nominale snelheid van de motor ) gelegen zijn en het punt p moet onder het punt c gelegen zijn.

Bovendien moet het gedeelte van de belastingscurve dat voor het werkpunt p gelegen is, steeds onder de motorcurve gelegen zijn. Is dit niet het geval dan zal er op die momenten geen versnelling meer zijn, waardoor de stationaire toestand bekomen wordt bij een te lage snelheid in het niet stabiel gebied.

De formule die het verband weergeeft tussen het toegevoerde vermogen Pt, de vermogensverliezen Pv, en het nuttig vermogen Pn, is hier eveneens van toepassing : �� = �� − �� De algemene formule om het rendement te berekenen geldt ook bij de asynchrone motor :

Het toegevoerd elektrische vermogen :

This article is from: