Topartikelen 2016

Page 1

TOPARTIKELEN 2016

MWD Sena Ebbers “This will be your new Mommy�. SPH Tieme de Koning Zorg voor een sluitende aanpak

De artikelwedstrijd is een initiatief van de opleidingen van het Instituut voor Social Work (ISW) en het lectoraat Innovatieve Maatschappelijke Dienstverlening van het Kenniscentrum Sociale Innovatie (KSI). Het ISW en het KSI zijn onderdeel van de Faculteit Maatschappij & Recht.


INHOUD

2

Voorwoord

3

Artikelwedstrijd 2016

4

Sena Ebbers Juryoordeel “This will be your new mommy”

6 8 9

Tieme de Koning Juryoordeel Zorg voor een sluitende aanpak

20 21 22

Topartikelen 2016


VOORWOORD

Met gepaste trots presenteren we u het boekje Topartikelen 2016. Dit is de zesde bundel in de reeks Topartikelen met de winnende artikelen van de jaarlijkse artikelwedstrijd. In 2010 vond de eerste artikelwedstrijd plaats, georganiseerd door het Kenniscentrum Sociale Innovatie en het Instituut voor Social Work van de HU. Het is inmiddels een traditie. In het studiejaar 2015-2016 deden er ruim 450 studenten van de opleidingen Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD) en Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH) mee. Zij schreven een artikel over een onderwerp uit de beroepspraktijk dat hen na aan het hart ligt. De docenten daagden studenten uit om een voorbeeldig artikel te schrijven waarmee ze konden meedoen aan de artikelwedstrijd. Uit de eerdere jaren weten we dat er pareltjes tussen zitten: bevlogen, vernieuwende en inspirerende teksten. Ook dit jaar hebben we weer een mooie opbrengst. De artikelen leveren een beeld op van de breedte van het werkveld van social work en van de vele veranderingen die zich daarin voltrekken. In deze digitale publicatie treft u de keuze van de jury aan: de prijzen gaan dit jaar naar artikelen van studenten van de opleiding MWD en SPH. Voorafgaand aan de artikelen is beschreven waar de jury haar oordeel op baseerde. Het terrein van het sociaal werk is sterk in beweging. De transformaties en transities buitelen over elkaar heen en in de veranderende samenleving verandert de maatschappelijke opdracht van sociale professionals voort durend. In deze turbulente tijden staan professionals voor de opdracht om zich te blijven ontwikkelen, om doorlopend te blijven investeren in hun persoonlijke en professionele ontwikkeling. Het schrijven van artikelen is een goede manier om te reflecteren op de beroepspraktijk, om te onderzoeken, vragen te stellen en te innoveren. En om nieuwe ontwikkelingen in de praktijk te doordenken en te verrijken met recente inzichten uit de theorie. We hopen dan ook dat onze studenten na hun afstuderen blijven schrijven voor beroepsgenoten en daarmee bijdragen aan de verder ontwikkeling en vitalisering van hun beroep. De jury moedigde de winnaars van de artikelwedstrijd aan om hun artikel aan te bieden voor publicatie aan een van de volgende twee tijdschriften voor het sociaal werk: Journal of Social Intervention (JSI) (www.journalsi.org) of Vakblad Sociaal Werk (voorheen Maatwerk). We gaan ervan uit dat de artikelen, net als de winnende artikelen van de vorige jaren, in de vakbladen worden gepubliceerd. Volgens de traditie ontvangen de alumni deze digitale publicatie ook als dank voor hun bijdrage aan de wedstrijd en met de uitnodiging om betrokken te blijven bij de opleiding. Verder wordt de publicatie verspreid onder de nieuwe afstudeerders, als stimulans en inspiratiebron voor het artikel dat zij gaan schrijven en waarmee ze volgend jaar kunnen meedingen naar een prijs in de artikelwedstrijd. We wensen u veel leesplezier met deze publicatie. Binnenkort starten de huidige vierdejaars met het schrijven van hun afstudeerartikelen. De resultaten zullen volgend jaar in een nieuwe bundel worden gepresenteerd.

Dr. Lia van Doorn, lector bij het Kenniscentrum Sociale Innovatie.

3

Topartikelen 2016


ARTIKELWEDSTRIJD 2016

Aanleiding voor de artikelwedstrijd Vierdejaarsstudenten van de opleidingen Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD) en Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH) van Hogeschool Utrecht krijgen voor hun afstuderen de opdracht een artikel te schrijven over een zelfgekozen onderwerp. De vierdejaars van deze opleidingen dongen in 2016 mee naar prijzen voor het beste artikel. De artikelwedstrijd is een initiatief van de opleidingen van het Instituut Sociaal Werk en het Kenniscentrum Sociale Innovatie van de HU. De wedstrijd wordt dit jaar voor de zesde keer georganiseerd. Via de wedstrijd worden studenten van deze opleidingen gestimuleerd om een ‘topartikel’ te schrijven en geen genoegen te nemen met een zesje. Vakbladen voor het sociaal werk zoals Vakblad Sociaal Werk, SoZio, Zorg & Welzijn, Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken (TSS) en Journal of Social Intervention (JSI), zijn steeds op zoek naar professionals die schrijven over wat ze in hun beroep tegenkomen, welke maatschappelijke en wetenschappelijke ontwikkelingen ze zien en hoe die doorwerken in het leven van hun cliënten en in de beroepsuitoefening. Dit was de tweede reden voor de initiatiefnemers om een artikelwedstrijd te houden. Zij willen een nieuwe lichting sociaal werkers aansporen om aansprekende verhalen over hun beroep te schrijven. De juryleden De jury bestaat uit vijf personen: • Prof. Dr. Anja Machielse, Bijzonder Hoogleraar Empowerment van Kwetsbare Ouderen, Universiteit voor Humanistiek, redacteur van Journal of Social Intervention (JSI). • Hans Monpellier MBA, Opleidingsmanager Social Work, Instituut voor Social Work, HU University of Applied Sciences. • Dr. Lia van Doorn, Lector Innovatieve Maatschappelijke Dienstverlening, Kenniscentrum Sociale Innovatie, HU University of Applied Sciences. • Mr. Bregje Pieters, Opleidingsmanager Propedeuse Social Work, HU University of Applied Sciences. • Marian Kremers, Hoofdredacteur Vakblad Sociaal Werk. Secretaris van de jury: Drs. Edith Raap, docent/trainer HU, Instituut voor Social Work, afdeling ouderbegeleiding. Wie zijn de genomineerden en waar zijn ze op geselecteerd? Elke docent die vierdejaarsstudenten begeleidt bij het schrijven van artikelen, selecteert het beste artikel en stuurt dit door voor de artikelwedstrijd. De selectie vindt plaats op basis van de kwaliteitscriteria die vakbladen hanteren voor plaatsing in hun blad. Selectiecriteria zijn onder andere: overstijgt het artikel de individuele ervaring, sluit het aan bij actuele ontwikkelingen in de samenleving en in het beroep? Is de tekst meer dan een opsomming van meningen van anderen, getuigt het van persoonlijke visie? En is het gebaseerd op actuele ontwikkelingen in de wetenschap? Is het artikel verrassend en overtuigend? Natuurlijk wordt ook gekeken naar leesbaarheid (is het vlot en duidelijk geschreven?), spelling en stijl, de logica van de opbouw en kloppende literatuurverwijzingen. Uit de door de docenten aangeleverde artikelen wordt vervolgens een selectie gemaakt door een (voor)jury van vier personen. Dit jaar hebben Fieneke Vogelpoel Msw (onderzoeker Lectoraat schulden en incasso, Docent, Instituut voor Social Work (ISW)-C&C) en Dr. Sandra Geelhoed (Hogeschool Hoofddocent, ISW) een selectie gemaakt uit de artikelen van SPH. Dr. Els Overkamp (ISW) en Drs. Edith Raap (ISW, C&C) hebben een selectie gemaakt uit de artikelen van MWD. Het juryoordeel De jury was opgetogen over de kwaliteit van de artikelen. De jury had de indruk dat het niveau van schrijven hoger lag dan in eerdere jaren. De gekozen thema’s waren interessant en actueel. Voorts viel het de jury op dat de thema’s in de artikelen van SPH en MWD grote overlap vertonen; er lijkt nauwelijks meer sprake van specifieke SPH- of MWD-thema’s. Bij het toekennen van de prijzen heeft de jury gezocht naar artikelen die aan alle selectiecriteria voldoen en beantwoorden aan het predicaat ‘TOPartikel’. De jury kwam na rijp beraad unaniem tot het besluit om dit jaar twee prijzen toe te kennen, één aan een student van de opleiding MWD en één aan een student van de opleiding SPH.

4

Topartikelen 2016


De winnende auteurs van 2016 zijn: MWD Sena Ebbers met ‘This will be your new Mommy’. SPH Tieme de Koning met ‘Zorg voor een sluitende aanpak’.

5

Topartikelen 2016


MWD

Sena Ebbers Winnaar Artikelprijs 2016, opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening

Een reis naar India, na haar eindexamen, gaf voor Sena de doorslag bij haar studiekeuze: ze wilde met mensen werken. “De ongelijkheid en onrechtvaardigheid in India hebben diepe indruk op mij gemaakt en me aan het denken gezet over maatschappelijke vraagstukken. Ik ben een persoon die van het leven geniet. Ik kan mensen niet helpen door hen te vertellen hoe het moet, maar ik kan wel mijn positiviteit en creativiteit gebruiken om hen te inspireren.” Gedurende haar studie heeft Sena een aantal keer stage gelopen. Ze begon bij het maatjesproject in Utrecht Overvecht, waar ze gekoppeld was aan een tienjarig Marokkaans meisje. Daarna volgde een stage bij Stichting de Tussenvoorziening in Utrecht, een opvang voor burgers met een psychiatrische-en/of dakloze achtergrond. In het derde jaar liep ze stage bij de Gemeente Utrecht terecht, als leerplichtambtenaar. Deze stage bevestigde haar interesse en affiniteit voor het werken met jongeren. Via keuzenvakken en de minor International Development Work specialiseerde Sena zich in interculturele communicatie en kwam ze in Zuid-Afrika terecht. “De minor kwam toevallig op mijn pad en ik had meteen het gevoel dat ik in deze richting door wilde gaan. Tijdens mijn opleiding was de focus vooral gericht op het maatschappelijk werk binnen de kaders van Nederland. Ik miste het internationale perspectief. De minor gaf mij de aanvulling die ik nodig had. Aan het fieldwork in Zuid-

6

Afrika, waar ik stage heb gelopen in een crisisopvang, denk ik nog dagelijks terug.” Tijdens haar stage werkte Sena in een crisisopvang voor uit huis geplaatste kinderen tussen de zes en twaalf jaar oud. De voornaamste redenen voor uithuisplaatsing waren fysieke en geestelijke mishandeling door ouders, zoals seksueel misbruik en verwaarlozing. De kinderen verbleven maximaal zes maanden in de crisisopvang, tot de rechter een uitspraak had gedaan over de zaak en het vervolg. Sena begeleidde twee meisjes van zes en hield toezicht op de groep. Ze heeft een hechte band opgebouwd met de meisjes en stond hen bij in de opvang, de rechtszaal, therapiesessies en gesprekken met de ouders. Voor de meisjes was ze de Social Worker en het aanspreekpunt. ‘Your babies’, zo noemde de lokale Social Worker hen. “Een grote verantwoordelijkheid zou je kunnen zeggen, maar eenmaal thuis bleef er een naar gevoel aan mij knagen. Ik had een prachtige en leerzame tijd gehad in de crisisopvang en ik was weer thuis, in mijn vertrouwde omgeving. Maar de kinderen waarmee ik een hecht contact had opgebouwd, waren opnieuw verlaten door een dierbaar persoon. Ik had het gevoel dat ik mijn grenzen onvoldoende had aangegeven. Ik had mijn nieuwsgierigheid, medeleven en behoefte om te helpen teveel hun gang laten gaan, waardoor ik het belang van het kind uit het oog ben verloren. In de onbekende omgeving met ander normen en waarden pasten mijn grenzen niet, had ik het gevoel. Tijdens het afscheid bij de

Topartikelen 2016


crisisopvang barstten de twee meisjes in tranen uit: “I don’t want you to go. I love you”. Ik vond dit een schrijnende en confronterende situatie, waarin ik me afvroeg wat mijn aanwezigheid had bewerkstelligd en of ik hier goed aan had gedaan.” Deze confronterende ervaringen hebben Sena aangezet om zich te verdiepen in de invloeden van het vrijwilligerswerk. Ze hoopt dat ze met haar artikel vrijwilligers en belanghebbende partijen bewust kan maken van het verhaal achter het vrijwilligerswerk en hen kan wijzen op verantwoordelijkheden. “Ik wil verantwoord vrijwilligerswerk stimuleren en ben erg blij met het winnen van deze prijs. Hierdoor komt het onderwerp onder de aandacht. Hopelijk kan het verandering teweeg brengen.”

7

Sena is nog niet uitgestudeerd: ze is net begonnen aan de pre-master Social Policy and Social Interventions. Volgend jaar wil ze doorstromen naar de eenjarige master aan de Universiteit Utrecht. Deze master heeft een sterke internationale oriëntatie waarin ook vraagstukken als globalisering, vergrijzing en etnische relaties centraal staan. Na haar opleiding vertrekt ze zéker naar het buitenland. Eerst om te reizen, daarna om te werken.

Sena is tijdens het schrijfproces begeleid door docent Donnalee Heij. Het artikel is beoordeeld door docent Marijke Christansson.

Topartikelen 2016


JURYOORDEEL

Sena heeft als vrijwilliger in een crisisopvanghuis voor uit huis geplaatste kinderen gewerkt in Zuid-Afrika. Zij vraagt zich in haar artikel af of zij er goed aan heeft gedaan om “zonder al te veel voorbereidingen, specifieke kennis en ervaring met kwetsbare kinderen een intensief drie maanden durend traject in te gaan.“ Ze onderzoekt de keerzijde van vrijwilligerswerk met kwetsbare kinderen in een onbekende cultuur. Vrijwilligerswerk in ontwikkelingslanden neemt een grote vlucht; er is al sprake van vrijwilligerstoerisme. Sena vraagt zich af of de persoonlijke beweegredenen van de vrijwilliger, zoals het opdoen van ervaringen en eigen groei, opwegen tegen de nadelige effecten van het werk voor een korte duur met vaak al getraumatiseerde kinderen. Het kan bijvoorbeeld leiden tot ernstige hechtingsproblematiek en verstoring van de sociaal emotionele ontwikkeling. Daarbij is het effect van de vrijwilligersmarkt ook dat kindertehuizen blijven bestaan terwijl overheden van ontwikkelingslanden juist de opvang in de eigen omgeving in plaats van in een kinderhuis willen stimuleren. Sena komt, zoals zij zelf zegt, ‘tot de ontnuchterende conclusie’ dat ze met het oog op de ontwikkeling van de kinderen haar vrijwilligerswerk anders had willen inrichten. In haar artikel geeft zij een aantal suggesties voor reisorganisaties, ‘ontvangende partijen’ (zoals wees- en kinderhuizen) en vrijwilligers. De jury was heel enthousiast over het artikel van Sena. Zij heeft een thema gekozen dat zowel voor de opleiding Sociaal Werk als voor Sociaal Werkers relevant is. Ze neemt haar eigen ervaring als uitgangspunt maar overstijgt die in het artikel. De jury vindt het daarbij interessant en ‘spannend’ dat Sena zichzelf in haar conclusie niet spaart. Sena heeft een duidelijke eigen mening over het beroep die ze goed verwoordt en onderbouwt. Daarbij is het artikel vlot leesbaar en prikkelend. Ze maakt bijvoorbeeld mooi gebruik van ‘cliffhangers’.

Begeleidend docent Donnalee Heij over het artikel van Sena Ebbers “Sena was een ontzettend leuke en goede student om te begeleiden. Ze heeft meerdere eigenschappen die het schrijven van een artikel tot een succes kunnen maken. Zo begon ze al vroeg met nadenken over een thema en baseerde ze haar artikel op haar eigen ervaringen in Zuid-Afrika. Haar opening op basis van haar eerste ontmoeting met de zesjarige Sino vind ik echt ontroerend en pakkend. Als lezer wil je gelijk verder lezen. Sena stelde zich de vraag: “In hoeverre heb ik er goed aan gedaan om zonder al teveel voorbereidingen, specifieke kennis en ervaring met kwetsbare kinderen een intensief drie maanden durend traject in te gaan?” Haar artikel gaat over de keerzijde van vrijwilligerswerk. Sena betoogt dat vrijwilligerswerk in een onbekende cultuur met kwetsbare kinderen onverantwoord is. Hoewel Sena aan het begin zich met een oprechte verwondering ging verdiepen in het thema, werd zij naarmate het proces vorderde steeds stelliger en gepassioneerder in haar mening. Woorden als “vrijwilligersterrorist” en “vrijwilligersegoïst” kwamen zelfs om de hoek kijken. Een mooi proces om te zien! Daarnaast is Sena erg leergierig en ijverig. Zij heeft veel nationale maar ook internationale literatuur bestudeerd en nam de gegeven feedback erg serieus. In meerdere opzichte is dit artikel daarom een TOPartikel!”

8

Topartikelen 2016


“THIS WILL BE YOUR NEW MOMMY” Verhaal achter vrijwilligerstoerisme Sena Ebbers In Zuid-Afrika stond ik oog in oog met een prachtig zesjarig meisje. Zij was net binnengebracht door de politie nadat zij meerdere malen was verkracht door haar biologische vader. De Social Worker stelde ons aan elkaar voor: “This is your baby, and this will be your new mommy”. Zachtjes vroeg ik aan haar: “What’s your name?” “Sino”, fluisterde ze zacht. Ik pakte Sino bij de hand en samen liepen we naar de kamer waar zij de komende maanden zou gaan slapen. Spullen had ze niet. Haar onschuld en kwetsbaarheid maakten een moedergevoel in mij los. We liepen samen verder richting de groep en ik stelde haar voor aan de zorgmoeder die haar zonder al te veel interesse een stoel toewees. Ik zei tegen Sino: “I’ll be your Social Worker this months. Everyday we will do some things together. When you have a question or want to tell me something, you always can come to me, okay?” Ze knikte verlegen en nam plaats. Dit is een praktijkvoorbeeld uit mijn drie maanden durende stage in een crisisopvang voor uit huis geplaatste kinderen in ZuidAfrika in het kader van mijn studie Maatschappelijk Werk en Dienstverlening. Vol motivatie en wilskracht ben ik uit Nederland vertrokken om daar te kunnen leren en mijn enthousiasme in te zetten om bij te dragen aan dit project. Via een bemiddelingsreisorganisatie ben ik in contact gekomen met de crisisopvang in Zuid-Afrika en werd ik welkom geheten zonder al teveel papierwerk en toelatingseisen. In de opvang werd ik begeleider van de groep en individueel begeleider van twee zesjarige kinderen. Mijn taken liepen uiteen van het organiseren van activiteiten, het begeleiden van een kind in de rechtszaal tot het doen van creatieve therapie. Een uitdagende stage met veel verantwoordelijkheid. Eenmaal thuis, in eigen omgeving, kwamen er vragen bij mij naar boven: in hoeverre heb ik er goed aan gedaan om zonder al teveel voorbereidingen, specifieke kennis en ervaring met kwetsbare kinderen een intensief drie maanden durend traject in te gaan? Deze vraag heeft mij aangezet om mij verder te verdiepen in de keerzijde van het vrijwilligerswerk met kinderen in een maatschappelijke context, waarin ik betoog: het doen van vrijwilligerswerk in een onbekende cultuur met kwetsbare kinderen is onverantwoord. De trends Het doen van vrijwilligerswerk in het buitenland voor een bepaalde periode, om bij te dragen aan de ontwikkeling van de mens en zijn omgeving, wordt ook wel vrijwilligerstoerisme genoemd (Lyons & Wearing, 2011). Jaarlijks reizen ruim 7000 gemotiveerde Nederlandse vrijwilligers af naar een ontwikkelingsland via een daarvoor gespecialiseerde reisorganisatie (Van den Brink, 2014). De vrijwilligerstoerisme sector groeit tot op heden met 5 tot 10% per jaar (United Nations Volunteers, 2015). Nederland lijkt op allerlei fronten bewuster te worden en zich in te willen zetten voor een ‘betere wereld’: van het kopen van fairtrade producten tot het steunen van ontwikkelingsorganisaties (Van der Zwan, 2014). De Nederlandse burger lijkt zijn blik te willen verbreden in plaats van zijn ogen te sluiten voor de ongelijkheid in de wereld. Ook het onderwijs - middelbare scholen, hogescholen en universiteiten- geeft studenten de mogelijkheid om ervaring op te doen in het buitenland (Van den Brink, 2014). Door het massale aanbod van vrijwilligersprogramma’s van daarvoor gespecialiseerde reisorganisaties is het geen grote opgave meer om in contact te komen met de andere kant van de wereld. De vrijwilligerswerk programma’s lopen uiteen van het doen van vrijwilligerswerk in een weeshuis in Tanzania tot het empoweren van tienermoeders in India. De Nederlandse ‘wereldverbeteraars’ hebben er tientallen uren vliegen voor over om onbetaald werk te verrichten in een cultuur met een problematiek die in de meeste gevallen geheel onbekend voor hen is. Een veronderstelling is dat het vrijwilligerstoerisme een duurzame en alternatieve vorm van toerisme biedt, waar zowel het ontvangende land, de gemeenschap als de vrijwilliger zelf profijt uit halen. Daarbij zou het vrijwilligerswerktoerisme een mooie aanvullende compensatie zijn op ons westerse consumptiegedrag als toerist (Mowforth & Munt, 2016). Tegelijkertijd biedt het de vrijwilliger een kans om een kijkje te nemen in de cultuur van een land en om zichzelf te ontwikkelen (Vis, 2007). Dat suggereert een win-win situatie.

9

Topartikelen 2016


Meningen over het vrijwilligerswerk De toename van het vrijwilligerstoerisme heeft de afgelopen jaren veel los gemaakt in onze samenleving en heeft geleid tot kritiek en media aandacht. De groei kan gezien worden als positief gegeven waarin wordt benadrukt dat onze wereld verder reikt dan de landgrenzen. Het geeft de wil en het verlangen weer van de vrijwilligers om deel uit te maken van een ‘global community’. Hiermee worden internationale relaties en samenwerkingsverbanden aangemoedigd (Shaw, 2016). Daarentegen noemt Van der Zwan (2014) deze ontwikkeling een egoïstische actie waarmee de armoede in stand wordt gehouden: het is een dekmantel voor alle uitbuiting tussen het westen en de ontwikkelingslanden die tot op heden gaande is. Muhamud (2015) beschrijf het vrijwilligerswerk als ‘de speeltuin voor de rijken’ om het schuldgevoel van onze rijkdom te sussen. Alhoewel Van der Zwan (2014) en Muhamud (2015) het doen van vrijwilligerswerk omschrijven als egoïstische zet, noemt Vis (2007) het een vorm van idealisme en altruïsme. Wiens belang dien je? Gebleken is dat de beweegreden van vrijwilligers vooral wijzen naar de vrijwilligers zelf ter ontwikkeling van de eigen persoonlijke doelen en aanvulling op zijn CV (Sin, 2009; Tomazos & Butler, 2009). Het vrijwilligerswerk wordt vooral gedreven door wat de vrijwilliger wil, in plaats van te kijken naar wat lokaal nodig is en welke hulp helpt (Smith, 2014). Het lijkt erop dat de Nederlandse vrijwilliger zich de sleutel naar ontwikkeling voelt of anders wel dat het vrijwilligerswerk de sleutel is naar de ontwikkeling van de vrijwilliger. Kritiek in de media De kritiek op het vrijwilligerstoerisme heeft via verschillende media kanalen het grote publiek bereikt. Zo brengt Bodbijl (2014) in haar documentaire “De weeshuis-industrie” naar voren dat drie op de vier kinderen in weeshuizen in Cambodja in werkelijkheid geen wees zijn. Weeshuizen lijken een toeristische attractie te zijn geworden waar geld aan wordt verdiend. Het aantal weeshuizen is de afgelopen tijd sterk toegenomen en daarmee ook het aantal wezen. Ouders staan hun kinderen namelijk af omdat zij het weeshuis als poort naar een betere ontwikkeling en toekomst voor hun kind zien. Het vrijwilligerstoerisme zou deze groei stimuleren. In oktober 2014 luidde Renske de Greef in de NRC de noodklok: “Vrijwilligerswerk is een industrie geworden. Voluntourism, heet dat”. In haar artikel worden de onvoorziene gevolgen van het vrijwilligerswerk met kinderen belicht die de uitspraken van Bodbijl (2014) bevestigen. Onopgeleid te werk gaan met kwetsbare kinderen lijkt onverantwoord. “Het vrijwilligerswerk bestaat uit een zeepbel van nobel klinkende initiatieven en projecten. Na de middelbare school naar een ontwikkelingsland vertrekken en daar in een paar maanden ‘het verschil maken’ – nee, dat bestaat niet.” (de Greef, 2014). Het beeld van de vrijwilligerstoerist als ‘goeddoener’ lijkt langzamerhand te veranderen in de ‘vrijwilligersterrorist’. De vrijwilligers-business Door de sterke groei van het vrijwilligerstoerisme zijn bemiddelingsorganisaties tussen vrijwilliger en ontvangende partij als paddenstoelen uit de grond geschoten. In ruil voor een groot bedrag aan geld bieden zij hun diensten aan. Dit bedrag kan oplopen tot 3000 euro voor het doen van vier weken vrijwilligerswerk, exclusief de vlucht (Six, 2014). De vrijwilliger wordt een klant waaraan wordt verdiend. Waar dit geld precies terecht komt is niet duidelijk (Develtere, 2014). Daarbij lijken de reisorganisaties iedere vrijwilliger welkom te heten. Zo is een Verklaring Omtrent Gedrag in 50% van de gevallen niet meer vereist en wordt er niet meer kritisch gekeken naar de motivatie en kwaliteiten van de vrijwilliger met betrekking tot het programma of project. Hierdoor gaat niet alleen de effectiviteit van het vrijwilligerswerk omlaag, maar wordt er ook te weinig afgestemd op de kwaliteiten van de vrijwilliger (Van den Brink, 2014). Daarbij valt er ook iets te zeggen over de verantwoordelijkheid met betrekking tot de vrijwilliger: in hoeverre wordt de vrijwilliger begeleid? Men spreekt van minimale begeleiding vanuit de reisorganisatie en vanuit het project, waarbij in veel gevallen de vrijwilliger aan zijn lot wordt overgelaten. Door een gebrek aan communicatie tussen de reisorganisatie en het ontvangen-

10

Topartikelen 2016


de project ontbreekt de afstemming over de begeleidingstaak en wordt hier door beide partijen geen verantwoordelijkheid in genomen (Van den Brink, 2014). De vrijwilligerstoerismesector lijkt door te slaan naar de kant van een ‘winstgevende industrie’ waar aan het gemeenschappelijke humanitaire doel voorbij wordt gegaan en juist het groeiende aanbod aan vrijwilligers de vraag creëert (de Greef, 2014). Tegenstrijdigheden Niet alleen de media houden zich bezig met het vrijwilligerstoerismevraagstuk. Ook internationale organisaties als de Verenigde Naties, Unicef en overheden zijn betrokken partijen. Zo stimuleert de Nederlandse overheid het vrijwilligerstoerisme in zekere zin. Er zijn bijvoorbeeld subsidieprogramma’s opgericht voor vrijwilligerswerk en culturele uitwisseling (Van den Brink, 2014). Ook de Sustainable Development Goals, opgesteld in 2015 door de Verenigde Naties in New York als vervolg op de Millennium Development Goals, duiden hierop. Daarin zijn 17 ontwikkelingsdoelen ter verbetering van de wereld, het

11

Topartikelen 2016


milieu en de mensenrechten opgesteld. Vrijwilligerswerk wordt als één van de krachten gezien om deze doelen te bereiken: “Om de ontwikkelingsdoelen voor het nieuwe millennium te realiseren is een actieve betrokkenheid van gewone burgers wereldwijd een absolute vereiste” (United Nations, 2015). Daarentegen is Unicef in 2014 een campagne gestart: “Children are not Tourist Attractions”. In deze campagne vestigt Unicef de aandacht op de schadelijke gevolgen die het doen van vrijwilligerswerk in een weeshuis kan hebben op het kind, zijn leefomgeving en de samenleving (Unicef, 2014). Wat mij opvalt is dat Unicef -onder de vleugels van de Verenigde Naties- zijn mening luid van de daken schreeuwt en het vrijwilligerstoerisme ten zeerste afraadt: “Kinderen zijn geen toeristische attractie!” (Unicef, 2014). Dit is tegenstijdig met de opvatting van de Verenigde Naties die juist het vrijwilligerswerk toejuichen en het als middel zien om de Sustainable Development Goals te kunnen verwezenlijken (Sustainable Development, 2015). Terwijl Unicef het vrijwilligerswerk afraadt, spreken de Verenigde Naties van een wederzijdse dienst tussen de vrijwilliger en de ontvangende partij. Deze tegenovergestelde meningen staan in conflict met elkaar. Er wordt aan twee kanten aan de vrijwilliger getrokken waardoor deze uitgangspunten elkaar ontkrachten in plaats van versterken en de vrijwilliger zijn eigen koers bepaalt. Vrijwilligerswerk met kwetsbare kinderen Het werken met kinderen in tehuizen is de meest voorkomende en meest besproken vorm van vrijwilligerswerktoerisme. Deze vorm van vrijwilligerswerk zou volgens Czarnecki in de meeste gevallen geen specifieke pedagogische kwaliteiten van de vrijwilliger vragen. Het werk is divers en kan makkelijk vorm worden gegeven (Czarnecki, 2015). Deze opvatting staat haaks op die van Unicef (2014): kinderen vormen juist een kwetsbare doelgroep wat vraagt om professionele begeleiding. Hierin staan twee uitgangspunten tegenover elkaar: het zijn ‘maar’ kinderen, iedereen kan met ze werken, tegenover: het werken met kinderen vereist professionele begeleiders. Wat pleit voor of tegen deze opvattingen vanuit wetenschappelijk perspectief? Vrijwilligersterrorist? Het werken met kwetsbare kinderen in ontwikkelingslanden voor korte duur kan leiden tot ernstige hechtingsproblematiek en een vergrote kans op een verstoorde sociaal-emotionele ontwikkeling (Rees, 2005). Tevens kan fragmentatie in de opvoeding van wisselende vrijwilligers leiden tot cognitieve en fysieke ontwikkelingsachterstanden van het kind (Van IJzendoorn, 2005). Een goede hechting is nodig om het kind het vertrouwen, de motivatie en de veiligheid te geven om de omgeving te ontdekken en relaties te vormen en te leren (Rees, 2005). Er worden relaties gevormd maar door het wederom verlaten van het kind wordt de hechtingscyclus steeds opnieuw verbroken. Unicef zegt: “Kinderen in kinderhuizen hebben altijd een traumatische ervaring doorgemaakt waardoor ze in zo'n tehuis zijn beland. Daardoor zijn ze extra kwetsbaar. Wij vinden dat kinderen niet als toeristische attractie moeten worden gebruikt” (Unicef, 2014). Kort gezegd, deze kinderen hebben een consequente en veilige omgeving nodig en dat wordt verstoord door de korte bezoeken van vrijwilligers. Vrijwilligers werken dit hechtings- en ontwikkelingsproces dus tegen. Vrijwilligers egoïst? Daarbij wordt er beweerd dat de westerse vrijwilligers en donateurs bijdragen aan de toename van het aantal weeshuizen in ontwikkelingslanden (Vossen, 2015). De vraag naar en het aanbod van weeshuizen groeit wat negatieve uitwerkingen heeft op de samenleving van het desbetreffende land. Want hoe meer weeshuizen er worden gebouwd, hoe meer kinderen er aan een weeshuis worden afgestaan (Unicef, 2014). Immers, uit onderzoek is gebleken dat gemiddeld 75% van de weeskinderen in weeshuizen nog minstens één ouder heeft en blijken de thuisomstandigheden in 50% van deze gevallen voldoende te zijn om thuis te kunnen opgroeien (Vossen, 2015). Armoede of wanhoop zijn veelal redenen voor ouders om hun kind af te staan met het idee

12

Topartikelen 2016


hun kind een betere toekomst te geven. Maar het tegenovergestelde is waar en het zou het meer schade aanrichten dan goed (Better Care Network Nederland, 2013). De opname in tehuizen staat haaks op de internationale richtlijnen die zijn vastgesteld in het Verdrag inzake Rechten van het Kind: elk kind heeft het recht om door zijn eigen familie en/of omgeving verzorgd te worden. Het betreffende land is verantwoordelijk om alternatieve zorg te verlenen aan een kind wanneer dit recht niet gewaarborgd kan worden (Unicef, 2009). Kinderen hebben behoefte aan een veilige en liefdevolle omgeving om zich te kunnen ontwikkelen naar zelfstandigheid. Een tehuis kan deze omgeving niet vervangen (Unicef, 2014). De overheden van de betreffende landen investeren in het verminderen van het aantal weeshuizen door opvang in de eigen omgeving te stimuleren. De wetgeving is in orde, maar de uitvoering hapert. Het gevolg is dat de kindertehuizen hardnekkig blijven bestaan (Pichler, 2014). Je zou kunnen concluderen: Waar ook ter wereld een kind opgroeit, de beste omgeving is een veilige omgeving binnen een sociaal netwerk van hechte gemeenschaps- of familieverbanden. Door de groei van het aantal weeshuizen met niet-weeskinderen wordt dit recht van het kind afgenomen. Richtlijnen vrijwilligerswerk met kinderen in het Richtlijnen buitenland: Om het belang van het kind te kunnen waarbor1) Wees bewust van het belang van hechting van gen zijn er richtlijnen opgesteld door verschillende kinderen; organisaties, onder andere door Better Care 2) Zorg voor goedgeschoolde en ervaren Network Nederland (2013), zoals hiernaast is weervrijwilligers; gegeven. Deze organisatie geeft handvatten aan 3) Zorg voor gedragscodes en kindgericht beleid; zendende reisorganisaties om verantwoord vrijwil4) Bereid vrijwilligers goed voor met een training; ligers op pad te sturen. Deze richtlijnen zijn echter 5) Zorg voor een goede begeleiding tijdens het vrijblijvend en hebben geen verplichtend karakter. vrijwilligerswerk. Het blijkt dat 55% van de reisorganisaties geen Better Care Network Nederland, 2013 erkende vrijwilligerstoerisme richtlijnen hanteert. De vrijwilligerstoerismesector neemt geen proactieve houding aan ten opzichte van de verbetering van het lange-termijnsucces van het vrijwilligerswerk (Van den Brink, 2014). Hoe kan dit geaccepteerd worden in een samenleving waarin de rechten van het kind hoog in het vaandel staan en het gegeven dat de rechten van het kind door deze groei in geding zijn? Conclusie: helpfull or harmfull? De verschillende bronnen geven geen eenduidige mening over het doen van vrijwilligerswerk en de consequenties ervan voor de ontvangende partij. Er is veel kritiek en er zijn tegenstrijdige meningen te zien binnen de literatuur en binnen verschillende instanties. Objectief gezien kan ik geen eenduidig antwoord geven op mijn vraag: heb ik er goed aan gedaan? Een aantal punten en aanbevelingen binnen het brede en versnipperde speelveld van de betrokken partijen verdienen mijn inziens aandacht.

De zendende reisorganisaties • Reisorganisaties hebben een belang bij veel uitzendingen. Hoeveel geld van de hoge reissom er werkelijk bij de ontvangende partij terecht komt en hoeveel bij de reisorganisatie is niet duidelijk. De Greef (2014) wijst er terecht op dat de sector door lijkt te slaan naar een winstgevende industrie waarbij de humanitaire doelen uit het oog worden verloren; • De organisaties hebben geen beleid qua afstemming van motivatie, kwaliteiten en expertise van vrijwilligers op het werk dat gedaan gaat worden bij de ontvangende partij, waardoor de match een toevalstreffer wordt (Van den Brink, 2014);

13

Topartikelen 2016


• •

Organisaties als Better Care Network Nederland(2013) hebben richtlijnen ontwikkeld om reisorganisaties handvatten te bieden om het vrijwilligerswerk in goede banen te leiden en negatieve gevolgen in te perken. Deze richtlijnen zouden mijn inziens leidend moeten zijn maar kennen tot nu toe geen gerechtelijke grond waardoor reisorganisaties de regie houden; Zeker voor het werken met kinderen zou een Verklaring Omtrent Gedrag een voorwaarde moeten zijn en zou de vrijwilliger over pedagogische competenties moeten beschikken om de kwaliteit van het werk te kunnen waarborgen; Ook screening op een aantal punten van de tehuizen die vrijwilligers willen opnemen zou een mogelijkheid zijn voor gerichtere en betere samenwerking; De selectie van de vrijwilligers is willekeurig. Het is de vraag in hoeverre de expertise van de vrijwilliger op de juiste manier wordt benut in het betreffende project of programma. Mijn inziens wordt er daardoor te weinig gebruik gemaakt van de beschikbare expertise waardoor kennis en kunde verloren gaan en de effectiviteit van de hulp omlaag gaat; Een volgend punt is de begeleiding van de vrijwilliger. Bij wie ligt deze begeleiding: bij de reisorganisatie of bij het project/programma? Het lijkt mij een onrealistische opdracht voor een vrijwilliger om zonder grondige voorbereidingen en constante begeleiding te kunnen werken in een cultuur en omgeving die geheel onbekend zijn.

De ontvangende partij Het lijkt erop dat de ontvangende partij, en daarmee bedoel ik met name de wees- en/of kindertehuizen, elk aanbod aanneemt. Vrijwilligers ‘opnemen’ betekent meer inkomsten en kracht. Of vrijwilligers geschikt zijn voor het toegewezen werk is daarbij van ondergeschikt belang. Dat komt het werk niet ten goede. Ik zou pleiten voor meer werk op maat, waarbij de kwaliteiten en opleiding van de vrijwilliger nuttig worden aangewend. Reisorganisatie en ontvangende partij zouden hierover meer met elkaar in contact moeten staan, zodat er werkelijk een win-win situatie kan ontstaan. Een negatief effect van het vrijwilligerstoerisme is dat de tehuizen meer en meer kinderen opnemen, er meer tehuizen komen, mede omdat zij meer geld ontvangen uit het rijke Westen en gratis vrijwilligers aan het werk kunnen zetten. Wie buit hier wie uit? De vrijwilliger Het feit dat Nederlandse vrijwilligers verder willen kijken dan eigen landgrenzen en vrijwilligerswerk willen doen vind ik positief. Vrijwilligers raken betrokken bij het project en bij de lokale bevolking en zorgen voor extra inkomsten voor het project. De vraag blijft: wiens ontwikkeling staat daadwerkelijk voorop? Hoewel de literatuur wijst op de ontwikkeling van persoonlijke doelen en het opdoen van ervaringen door de vrijwilliger (Sin, 2009; Tomazos & Butler, 2009) komt het doen van vrijwilligerswerk volgens Vis (2007) voort uit een altruïstische en idealistische motivatie (Vis, 2007). Als ik mijzelf de vraag stel: Wiens ontwikkeling en welzijn staan daadwerkelijk voorop? Dan kom ik tot de conclusie dat allereerst de kinderen in de tehuizen voorop zouden moeten staan. Het is de partij waaraan niets wordt gevraagd, maar waar het allemaal om draait. Juist omdat deze groep de meest kwetsbare groep is zou ik me hard willen maken voor het implementeren van de richtlijnen zoals die van Better Care Network Nederland (2013). De in dit artikel verwoorde kritiek spitst zich terecht toe op het vrijwilligerswerk met kinderen waarbij al hechtingsproblematiek speelt en op het feit dat de groei van het aantal vrijwilligers het aantal weeshuizen doet toenemen. Bovendien worden de oude samenlevingsverbanden losgelaten en komen er tehuizen voor in de plaats. De arme ouder(s) geloven misschien dat de kinderen beter af zijn, maar de studies rondom hechtingsproblematiek wijzen in een andere richting (Rees, 2005; Van Ijzendoorn, 2005). Tehuizen zijn herkenbaar, een makkelijk financieel en reisdoel. Ondersteuning in de community is veel moeilijker te realiseren (Czarnecki, 2015). Toch zou hier meer aandacht voor moeten zijn, om opvang te realiseren binnen de lokale gemeenschappen in plaats van het stimuleren van opvang in tehuizen. Dit zou eveneens in lijn zijn met de internationale richtlijnen inzake de Rechten van het Kind en de richtlijnen die zijn opgesteld met

14

Topartikelen 2016



betrekking tot het verantwoord uitzenden van vrijwilligers door onder andere Better Care Network Nederland (Unicef, 2009; Better Care Network Nederland, 2013). Naar mijn mening, als maatschappelijk werker, is directe begeleiding van kwetsbare kinderen door een vrijwilliger zonder relevante kennis en ervaring onverantwoord gezien de schadelijke gevolgen voor de kinderen. Ook missen de vrijwilligers de juiste kennis die nodig is om een weloverwogen keuze te kunnen maken met betrekking tot het doen van vrijwilligerswerk door hun onbekendheid met een andere cultuur, het type werk en de gevolgen die hun goedbedoelde inziet heeft voor kinderen en de samenleving. Tot slot. Met dit artikel hoop ik een bijdrage te hebben geleverd aan de inzichten ten aanzien van vrijwilligerstoerisme zodat toekomstige vrijwilligers een bewustere keuze kunnen maken. De reisorganisaties en de ontvangende projecten zouden hierin hun verantwoordelijkheid moeten nemen door middel van intensievere voorlichting en begeleiding. Door een gebrek aan communicatie en de opkomende ‘winstgevende business’ wordt dit niet nagekomen (Van den Brink, 2014). De vrijwilliger is het startpunt van het vrijwilligerswerk en de persoon die verandering kan veroorzaken door selectiever te zijn, zich rekenschap te geven van de gevolgen en wellicht zelfs door eisen te stellen. De uiteindelijke verantwoordelijkheid ligt immers bij de persoon die gebruik wil maken van deze vorm van toerisme/vrijwilligerswerk. Het basisinstinct van een vrijwilliger om kwetsbare kinderen te willen helpen is ‘natuurlijk’ en komt voort uit een menselijk principe van empathie, de business die hierop inhaakt niet. Met de opgedane kennis kom ik tot de ontnuchterende conclusie dat ik mijn periode vrijwilligerswerk in ZuidAfrika anders had willen inrichten, kijkende naar de ontwikkeling van de kinderen. Uit eigenbelang zou ik zeggen: de mooiste leerervaring uit mijn leven. Vanuit het belang van de kinderen zou ik mijzelf hier niet opnieuw voor willen inzetten. Wat mij heeft geraakt en gedreven tot het schrijven van dit artikel is het afscheid bij de crisisopvang. Sino sprak mij met tranen in haar ogen toe: “I love you, I don’t want you to go”. Ik probeerde mijn emoties te controleren en stelde haar gerust: “I’ll come back”, hoewel ik wist dat dit waarschijnlijk de laatste keer zou zijn dat ik haar zou zien. Ik ging terug naar mijn eigen vertrouwde omgeving terwijl Sino achterbleef en opnieuw werd verlaten door een dierbaar persoon. Al met al is er nu veel waarover ieder een mening heeft, van helpfull tot harmfull, maar ontbreken er nog veel concrete gegevens over de werkelijke omvang van het toerisme, de geldstromen, de effecten die het vrijwilligerswerk heeft op de korte en lange termijn op de ontvangende partijen -inclusief kinderen en hun familie-, op betrokken landen en op de vrijwilligers zelf. Werk maken van meer onderbouwing zou de discussie transparanter kunnen maken, waarbij de belangen van het kind op de eerste plaats gesteld dienen te worden.

16

Topartikelen 2016


Literatuur Better Care Network Nederland. (2013). Richtlijnen vrijwilligerswerk in het buitenland. Geraadpleegd op 2 maart 2016 via: http://www.bettercarenetwork.nl/content/17382/download/clnt/51154_Richtlijnen- vrijwilligerswerk_BCNN_DEF14.pdf Brink van den, S. (2014). Richtlijnen & de Nederlandse vrijwilligerstoerisme sector. Wageningen, Nederland: Wageningen Universiteit & Volkskrant. Geraadpleegd op 22-02- 2016 via: http://www.volkskrant.nl/kijkverder/2015/vrijwilligerswerk/data/vrijwilligerstoerismeonderzoek.pdf Bodbijl, E. (2014). De weeshuis-industrie [rapportage]. Nederland: KRO Brandpunt. Geraadpleegd op 3 maart 2016 via: http://brandpunt.kro.nl/seizoenen/2014/afleveringen/02-03-2014/fragmenten/de- weeshuis-industrie/ Czarniki, D. (2015, maart). From Volunteering to Voluntourism: Challenges for the Responsible Development of a Growing Travel Trend. Voluntourism Policy Paper, 18, 10-11. Geraadpleeg op 3 maart 2016 via: http://www.tourismwatch.de/files/profil18_voluntourism_final_en_1.pdf Develtere, L. (2014). De vrijwilliger wordt klant: Undercover in de Cambodjaanse weeshuisindustrie. Geraadpleegd op 7 maart 2016 via: http://www.mo.be/analyse/de-vrijwilliger-wordt-klant Greef de, R. (2014, 31 oktober). Vrijwilligerswerk is een industrie geworden, voluntourism heet dat. NRC Next. Geraadpleegd op 3 maart 2016 via: http://www.nrc.nl/next/2014/10/31/vrijwilligerswerk-is-een-industrie-geworden-volun- 1433406 IJzendoorn van, R. (2014, december). Geen vrijwilligers in weeshuizen. NVO Bulletin, 5, 12. Geraadpleegd op 3 maart 2016 via: http://www.bettercarenetwork.nl/content/17382/download/clnt/55730_Rien_van_Ijzendo orn_vrijwilligers_NVO_bulletin-5.pdf Lyons, K.D. & Wearing, S. (2008). Journeys of Discovery in Volunteer Tourism: International Case Study Perspective. Londen, Engeland: CAB International Mowforth, M. & Munt, I. (2016). Tourism and sustainability: Development, globalization and new tourism in the third world. Abingdon, Engeland: Routledge Muhamud, O. (2015). Beware the ‘voluntourists’ doing good. The Guardian. Geraadpleegd op 7 maart 2016 via: http://www.theguardian.com/world/2013/feb/13/beware-voluntourists-doing-good Rees, C.A. (2005). Thinking about children’s attachment: Archives of Disease in Childhood. Geraadpleegd op 3 maart 2016 via: http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC1720124/pdf/v090p01058.pdf Shaw, L. (2016). Overseas volunteering: what’s the debate about? Geraadpleegd op 3 april 2016 via: http://blogs.lse.ac.uk/careers/2016/02/26/overseas- volunteering-a-summary-of-key-debates/ Sin, H. (2009). Volunteer Tourism: “Involve Me and I Will Learn”?. Annals of Tourism Research, 36(3), 480-501. Geraadpleegd op 6 maart 2016 via: http://profile.nus.edu.sg/fass/geosinhl/sin%202009%20%20involve%20me%20and%20i%20will%20learn.pdf Six, M. (2014). Vrijwilligerstoerisme: blanke gasten als statussymbool. Geraadpleegd op 15 maart 2016 via: http://www.mo.be/opinie/vrijwilligerstoerisme-blanke-gasten-als-statussymbool Smith, V. L. & Front, X. (2014). Volunteer tourism, greenwashing and understanding responsible marketing using market signalling theory. Journal of Sustainable Tourism, 22(6), 942-963. Geraadpleegd op 21 maart 2016 via: http://www.tandfonline.com/doi/pdf/10.1080/09669582.2013.871021 Tomazos, K. & Butler, R. (2009). Volunteer Tourism: Working on Holiday or Playing at Work? Tourismos: An International Multidiciplinary Journal of Tourism, 4(4), 331-349 Unicef. (2014a). Children are not tourist attractions. Geraadpleegd op 12 februari 2016 via: http://www.thinkchildsafe.org/thinkbeforevisiting/ Unicef. (2014b). Unicef over weeshuizen en vrijwilligerstoerisme. Geraadpleegd op 17 maart 2016 via: http://www.unicef.nl/wat-doet-unicef/ons-werk-wereldwijd/onze-vier- prioriteiten/bescherming/weeshuistoerisme/

17

Topartikelen 2016


Unicef. (2009). Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Geraadpleegd op 30 maart 2016 via: https://www.bof.nl/live/wpcontent/uploads/2010/07/20091116-kinderrechtenverdrag.pdf United Nations. (2015). Sustainable Development Goals. Geraadpleegd op 3 maart 2016 via: https://sustainabledevelopment.un.org/?menu=1300 United Nations Volunteers. (2015). State of the World’s Volunteerism Report 2015. Geraadpleegd op 2 april 2016 via: http://www.volunteeractioncounts.org/SWVR2015- frame/21337%20-%20SWVR%20report%20-%20ENGLISH%20-%20web%201.pdf Vis, A. (2007). Vrijwilligerswerk in het buitenland: een vraagbank. Amsterdam: KIT Publishers Vossen, M. (2015). Kinderen zonder ‘thuis’. Geraadpleegd op 17 maart 2016 via: http://www.bettercarenetwork.nl/content/17382/download/clnt/63675_Kinderen_zonder_thuis.pdf Zwan van der, J. (2014). Waarom wij verantwoordelijk zijn voor de wereldwijde armoede. Volunte Generale, 1, 13. Geraadpleegd op 6 maart 2016 via: http://www.volontegenerale.nl/wp-content/uploads/2014/06/VG04-1.pdf

18

Topartikelen 2016


SPH

Tieme de Koning Winnaar Artikelprijs 2016, opleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening

persoonlijk begeleider en gaf individuele begeleiding aan cliënten van beschermd en ambulant wonen. Ondersteuning bieden aan groepen kwam toen niet aan bod maar ik heb wel heel veel geleerd van het individuele gedeelte. Ik heb geleerd hoe je een relatie opbouwt met de cliënt, door present te zijn en de verantwoordelijkheid voor het maken van eigen keuzes zoveel mogelijk aan de cliënt over te laten.”

Voordat Tieme aan de opleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening begon, werkte hij als interieur-adviseur in een verf-speciaalzaak. “Als verkoper straalde ik richting de klanten een houding van vertrouwen uit, door ze ruimte te bieden voor het maken van keuzes voor hun interieur. Ik had een open houding en daardoor vertelde een aantal klanten ook iets over hun persoonlijke situatie. Vanaf dat moment had verkopen niet mijn hoogste prioriteit en ging ik mij steeds meer afvragen of ik wel in de juiste sector aan het werk was.” Zo maakte Tieme de overstap naar Hogeschool Utrecht. “Ik ben gestart met de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening. In het eerste jaar zat ik niet op mijn plek. Ik miste creativiteit in de opleiding. Door mijn eerstejaarsstage, een maatjesproject met kinderen, kwam ik tot de ontdekking dat ik meer affiniteit heb met het werken met groepen. Na een half jaar ben ik overgestapt naar Sociaal Pedagogische Hulpverlening en daar heb ik tot op de dag van vandaag nooit spijt van gehad.” In het derde jaar van de opleiding koos Tieme voor de richting GGZ. “Na mijn eerstejaars stage in de jeugdzorg en mijn tweedejaars stage in de ouderenzorg had ik nog steeds geen richting gevonden waar mijn volledige interesse naar uit ging. Ik was van mening dat ik later niet met jongeren wilde gaan werken of met dementerende ouderen. In het derde jaar besloot ik de accentroute GGZ-agoog te gaan volgen. Ik ben toen gestart met mijn stage bij de GGZ-organisatie Kwintes. Ik was

19

Tieme werkt nu nog bij Kwintes. “Na mijn stage heb ik een jaar flexwerk gedaan op vijf verschillende locaties. Sinds mei 2016 werk ik voor drie dagen in de week als woonbegeleider op een beschermd-wonen-locatie. Deze locatie bestaat uit drie groepen ouderen met verschillende lichamelijke en psychische kwetsbaarheden. Het werken met groepen sluit mooi aan bij mijn opleiding. Daarnaast ben ik twintig uur in de week bestuurder van de studentendansverenging STUdance. Dit jaar gebruik ik ter oriëntatie op nieuwe plannen voor de toekomst. Ik wil misschien in de hulpverlening werkervaring gaan opdoen in het buitenland of een master gaan volgen. Een ander plan is om een eigen onderneming te beginnen die bestaat uit een combinatie van interieur en hulpverlening. Plannen genoeg dus!” Met zijn artikel wil Tieme laten inzien wat voor sluitende aanpak er op dit moment gehanteerd wordt, om de toename van verwarde personen te voorkomen. “Met sluitende aanpak bedoel ik de samenwerking tussen de GGZ, de politie, de woningbouwcorporatie en de gemeente. Daarnaast licht ik toe wat mijn eigen rol als GGZ-agoog kan zijn in deze sluitende aanpak. Ik wil de GGZ-agogen laten inzien wat voor mooi beroep wij beoefenen en hoe belangrijk wij zijn in dit maatschappelijke probleem.”

Tieme is tijdens het schrijfproces begeleid door docent Loes van Bree. Het artikel is beoordeeld door docent Carine Grotenboer.

Topartikelen 2016


JURYOORDEEL

Tieme gaat in zijn artikel in op de manier waarop een sluitende aanpak voor verwarde personen vorm kan krijgen en wat de rol van de GGZ-agoog hierin is. In 2015 is door minister Schippers en Van der Steur een aanjaagteam verwarde personen geïnstalleerd. Dit aanjaagteam heeft negen bouwstenen ontwikkeld waarmee de gemeenten kunnen toetsen in hoeverre ze over een sluitende aanpak be-schikken. Tieme geeft een overzicht van de situatie in de gemeente Zeist waar hij zelf bij een GGZ-instelling werkt. Hij licht van alle betrokken organisaties (politie, woningcorporatie etc.) toe hoe de afspraken over het omgaan met verwarde personen eruit zien en beschrijft welke organisaties deel uitmaken van een netwerk. Hij stelt dat de GGZagoog een belangrijke rol zou kunnen spelen in de sluitende aanpak tussen gemeente, politie en woningcorporaties en onderdeel zou moeten uitmaken van het Sociaal Wijkteam. De jury vindt dat Tieme een actueel en interessant thema heeft gekozen. Zij waardeert het dat Tieme met verscheidene professionals heeft gesproken en zich niet heeft beperkt tot een interview met één persoon om zich een beeld te vormen: Tieme heeft op aansprekende wijze het principe van ‘weder-hoor’ toegepast. De jury heeft waardering voor de wijze waarop Tieme in zijn artikel op zoek is naar uitbreiding van het handelingsarsenaal van de GGZ-agoog. Tieme heeft zijn betoog stevig met litera-tuur onderbouwd een geeft methodische handreikingen voor sociale professionals. Daarnaast heeft hij zijn artikel ondersteund met aansprekende illustraties.

Begeleidend docent Loes van Bree over het artikel van Tieme de Koning “Dit jaar ligt het accent van de artikelen veel meer op de vraag welke bijdrage de hulpverlener, of in dit geval de GGZ-agoog, kan leveren. Wat is zijn toegevoegde waarde in een bepaald maatschappelijk, beleidsmatig of praktisch vraagstuk? Tieme werkt dat in zijn artikel heel goed uit. Hij benoemt theorie en praktijk, sterke en zwakke punten. In zijn keuze voor dit thema getuigt hij van visie en van gedegen onderzoek naar het thema. Hij kan eigen ervaringen, betrokkenheid en begrip koppelen aan methodiek, visie en maatschappelijke problematiek. Daarbij heeft hij een totaaloverzicht. In de begeleiding heb ik alleen feedback gegeven op de verhaallijn en de structuur. Tieme zat er op een gegeven moment helemaal ín en vergat dan soms bijvoorbeeld termen uit te leggen. Met inhoud en idee heb ik me niet bemoeid, dat is bij Tieme helemaal niet nodig. Tieme had een andere achtergrond voor hij SPH ging doen: hij werkte eerst als gediplomeerd kleur- en interieuradviseur. Je kunt goed aan hem merken dat hij een bepaalde levenservaring en rijpheid heeft in vergelijking met zijn medestudenten. Tieme is veelzijdig: én slim en theoretisch onderlegd, én creatief, én sociaal heel sterk. Hij is in mijn ogen een geboren hulpverlener, omdat hij mensen kan nemen en zien zoals ze zijn, en dan vervolgens ook nog de hersens en capaciteit heeft om passend en methodisch te interveniëren.”

20

Topartikelen 2016


ZORG VOOR EEN SLUITENDE AANPAK Tieme de Koning

“Verwarde man gaat door het lint.’’ “Verwarde vrouw sticht brand in instelling.’’ “Verwarde man vernielt interieur Monique van de Ven.’’ “Verwarde vrouw bedreigt politieagenten met mes.” (Vuijk, 2015). De kranten staan er bol van, berichtgevingen over verwarde personen. Een onderzoek van belangenvereniging Aedes geeft aan dat ook woningbouwcorporaties een toename aan verwarde personen ervaren in de woning en op straat. Om de toename van verwarde personen te voorkomen, spreken woningbouwcorporaties over een zogenaamde ‘sluitende aanpak’ met de gemeente, politie en de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ). Wat houdt die ‘sluitende aanpak’ in, die momenteel gebruikt wordt door de gemeente, politie, woningbouw-corporatie en GGZ om de toename van verwarde personen te voorkomen en welke rol speelt de GGZ-agoog hierin? Belangenvereniging Aedes deed in 2015 onderzoek onder 174 woningcorporaties (52 procent van alle corporaties) naar overlast door verwarde personen (Boerebach, 2015). Het Aedes-onderzoek richtte zich op mensen met psychische en/of psychiatrische problemen. Uit de resultaten van het onderzoek komt naar voren dat driekwart van de woningbouwcorporaties een toename ervaart van overlast door verwarde personen. Volgens woningbouwcorporaties valt de toename te verklaren, doordat mensen vaker zelfstandig blijven wonen. Volgens de media is de oorzaak te wijten aan de bezuinigingen op de GGZ (NOS, 2016). Door de bezuinigingen worden mensen minder snel opgevangen in een reguliere instelling. Mensen ontvangen zorg aan huis, met als gevolg een toename aan verwarde personen, die op straat belanden (NOS, 2015). Volgens Sandra Burger, projectleider van de politie in Den Haag, is er niet één mogelijke oorzaak te noemen, maar zijn er meerdere factoren verantwoordelijk voor de toename van verwarde personen (persoonlijke communicatie, 31 maart 2016). Om de toename van verwarde personen te voorkomen wordt in het Aedes onderzoek door woningbouwcorporaties gesproken over een ‘sluitende aanpak’ met de gemeente, politie en GGZ (Boerebach, 2015). Met sluitende aanpak wordt bedoeld dat de gemeente, politie, woningbouwcorporatie, GGZ en andere partijen nauwer moeten samenwerken (NRC, 2015). Om tot een sluitende aanpak te komen zijn er een aantal richtlijnen vastgesteld in de vorm van bouwstenen, een convenant, een handreiking en een methodiek. De gemeente maakt gebruik van bouwstenen om tot een sluitende aanpak te komen. De bouwstenen zijn ontwikkeld door het ‘Aanjaagteam verwarde personen’. Het convenant politie-GGZ wordt door de politie gebruikt om tot een sluitende aanpak te komen. Daarnaast heeft het hoofdbureau van de politie in Den Haag als sluitende aanpak de Opvang Verwarde Personen (OVP). Voor de woningbouwcorporaties is er de corporatiehandreiking ‘Zelfstandig wonen voor bijzondere doelgroepen’ en in de GGZ wordt de methodiek ‘bemoeizorg’ gebruikt om tot een sluitende aanpak te komen. In dit artikel volgt meer uitleg over de verschillende richtlijnen en sluitende aanpak van de gemeente, politie, woningbouwcorporatie en GGZ om de toename van verwarde personen te voorkomen. Ik beschrijf in dit artikel ook mijn rol, als bijna afgestudeerd GGZ-agoog in de sluitende aanpak. De GGZagoog is een beroepsvariant, uitgevoerd door maatschappelijk werkers en sociaal pedagogisch hulpverleners die werkzaam zijn in de GGZ (Movisie, 2012). De hieronder geschreven beschrijving van de GGZ-agoog is tevens mijn visie op dit onderwerp. In dit artikel zal allereerst de sluitende aanpak van de gemeente beschreven worden, met aandacht voor het ‘Aanjaagteam verwarde personen’ en de bouwstenen. Hierop volgend wordt de sluitende aanpak van de politie beschreven, met aandacht voor het convenant politie-GGZ. Daarnaast zal er informatie gegeven worden door Sandra Burger (projectleider) over de sluitende aanpak van de OVP. Vervolgens zal de sluitende aanpak van de woningbouwcorporatie beschreven worden, met aandacht voor de corporatiehandreiking. Hierbij zal Martin Wolvers (consulent sociaal beheer) informatie geven over de sluitende aanpak van woningbouwcorporatie de Kombinatie in Zeist. Vervolgens zal de methodiek ‘bemoeizorg’ beschreven worden in de sluitende aanpak van de GGZ. In dit alles zal telkens de rol van de GGZ-agoog beschreven worden, in de sluitende aanpak, om de toename van verwarde personen te voorkomen.

21

Topartikelen 2016


Sluitende aanpak gemeente Op 3 september 2015 is het ‘Aanjaagteam verwarde personen’ geïnstalleerd door ministers Schippers en van der Steur (Rijksoverheid, 2015). Het Aanjaagteam bestaat uit een hoofdofficier van het Openbaar Ministerie (OM), een politiechef van Eenheid Amsterdam, een voorzitter Raad van Bestuur van GGZ-instelling Antes, een wethouder Jeugd, Gezin en Zorg in Eindhoven, een senior manager inkoop Noord - West Nederland Achmea en een vertegenwoordiger van cliënten- en familieperspectief. De leden van het team hebben de opdracht te bevorderen dat alle gemeenten in de zomer van 2016 beschikken over een sluitende aanpak om de toename van verwarde personen te voorkomen. De gemeente heeft voor een sluitende aanpak rekening te houden met vier categorieën verwarde personen (Aanjaagteam verwarde personen, 2016). In de eerste categorie vallen mensen met verward gedrag die geen overlast veroorzaken, maar wel persoonlijk leed kennen. De tweede categorie zijn mensen die hulp of zorg nodig hebben, overlast veroorzaken, maar niet gevaarlijk zijn. De derde categorie bestaat uit mensen die eerder in aanraking zijn geweest met het strafrecht of specialistische (gedwongen) zorg en de vierde categorie zijn mensen met een strafrechtelijke titel, die (forensische) zorg nodig hebben. Het Aanjaagteam heeft negen bouwstenen ontwikkeld waarmee de gemeente kan toetsen in hoeverre ze over een sluitende aanpak beschikken (VNG, 2015). In dit artikel zal ik alleen de bouwstenen beschrijven waarmee de gemeente een nauwe samenwerking kan laten zien met de politie, woningbouwcorporatie, GGZ en andere partijen. Bouwsteen twee heet ‘preventie en levensstructuur’ (VNG, 2015). Deze bouwsteen toetst of de gemeente aandacht heeft voor het gewone leven van de verwarde persoon, door bijvoorbeeld in samenwerking met de woningbouwcorporatie zorg te dragen voor een passende betaalbare woning. Met de derde bouwsteen wordt getoetst of de gemeente zich richt op vroegtijdige signalering. Hiervoor kan de gemeente een wijkteam opzetten bestaande uit een medeweker van de politie, een medewerker van een woningbouwcorporatie, een professional uit de GGZ en medewerkers van andere partijen. Het wijkteam kan vroegtijdig signalen opvangen of signalen van de andere partijen ontvangen. Bouwsteen vijf heet ‘beoordeling en risicotaxatie’ (VNG, 2015) Deze bouwsteen toetst of de gemeente een 24/7 beschikbaarheidsvoorziening heeft. Net als het wijkteam bestaat de 24/7 beschikbaarheidsvoorziening uit een samenwerkingsverband met medewerkers van verschillende partijen. Met de zesde bouwsteen wordt getoetst of de gemeente voor een verward persoon zorgt voor toeleiding naar passende zorg, begeleiding en ondersteuning. Hiervoor is het belangrijk dat de gemeente informatie uitwisselt met de politie, woningbouwcorporatie en GGZ om voor een verward persoon passende zorg te kunnen bieden. Dit toetst de gemeente aan de hand van bouwsteen acht, ‘passende ondersteuning, zorg en straf’ (VNG, 2015). In afbeelding 1 staan alle bouwstenen weergegeven.

22

Topartikelen 2016


Gemeente Zeist en Den Haag Ik werk bij de GGZ-instelling Kwintes in Zeist. In Zeist is aandacht besteed aan de bouwstenen ‘vroegtijdig signaleren’ en ‘passende ondersteuning zorg en straf’(VNG, 2015). De gemeente Zeist bestaat uit vijf wijken en elke wijk heeft een sociaal wijkteam (Gemeente Zeist, 2015). Volgens, Martin Wolvers van woningbouwcorporatie de Kombinatie in Zeist, bestaat het sociaal wijkteam uit medewerkers van stichting MEE, wijkverpleegkundigen en maatschappelijk werkers (persoonlijke communicatie, 6 april 2016). Het sociaal wijkteam vangt signalen op van verwarde personen en krijgt via de woningbouwcorporatie, politie en bewoners uit de wijk meldingen van verwarde personen binnen. Vervolgens informeert het sociaal wijkteam bij GGZ-instellingen in de gemeente Zeist of zo een verward persoon al zorg ontvangt. Dit sluit aan bij bouwsteen acht (VNG, 2015). In de gemeente Den Haag is er op het hoofdbureau van de politie een Opvang Verwarde Personen (OVP). Met de OVP wordt ook aandacht besteed aan de bouwstenen ‘beoordeling en risicotaxatie’ en ‘toeleiding’ (VNG, 2015). Meer informatie over de OVP volgt in de sluitende aanpak van de politie. Sluitende aanpak politie De politie werkt voor een sluitende aanpak van verwarde personen samen met de GGZ (Abraham & Nauta, 2014). In het convenant ‘politie-GGZ’ staan richtlijnen vastgesteld voor een sluitende aanpak. Het convenant is een landelijk kader en beschrijft de sluitende aanpak bij opvang, begeleiding en behandeling van verwarde personen. Onder verwarde personen verstaat de politie mensen met psychische en/of verslavingsproblematiek. De politie treedt op als verwarde personen strafbare feiten (overtredingen of misdrijven) begaan, overlast geven of hulpverlening nodig blijken te hebben. Voor de organisatie van een sluitende aanpak maakt de politie onderscheid tussen niet-acute en acute situaties. In een niet-acute situatie vormt de persoon geen direct risico voor zichzelf of de directe omgeving (Abraham & Nauta, 2014). De politie neemt voor niet-acute situaties deel aan een OGGZ-netwerk. In een OGGZ-netwerk werkt de politie samen met de GGZ, gemeente, GGD, politie, allerlei maatschappelijke organisaties (bijv. Vrouwenopvang, leger des heils, jeugdhulpverlening, daklozenopvang, begeleid wonen, GGZ-patiëntenorganisaties) en woningbouwcorporatie. De verschillende partijen komen regelmatig bij elkaar tijdens een multidisciplinair overleg. Tijdens het overleg kan de politie een melding inbrengen over een verward persoon in een niet-acute situatie. Vervolgens worden er concrete afspraken gemaakt over de aanpak van een casus. De GGZ-agoog kan deelnemen aan een multidisciplinair overleg. Het is één van de competenties uit het beroepscompetentieprofiel van de GGZ-agoog (Movisie, 2012). Tijdens een casuïstiekbespreking vertegenwoordigt de GGZ agoog zijn GGZ-instelling en maakt de GGZ-agoog duidelijk wat voor expertise hij in huis heeft. De GGZ-agoog kan outreachend werken door verwarde personen aan huis te bezoeken. Dit is een preventieve interventie om verergering van klachten en problemen bij verwarde personen te voorkomen. Voor een sluitende aanpak kan de GGZ-agoog in samenwerking met de politie op huisbezoek gaan of tijdens een casuïstiekbespreking samenwerken met andere partijen en gebruik maken van hun expertise. In een acute situatie is de persoon een direct risico voor zichzelf of de directe omgeving (Abraham & Nauta, 2014). De desbetreffende persoon wordt naar het politiebureau vervoerd en ondergebracht in een ophoudruimte. Dit is een kleine ‘wachtruimte’. Ondertussen heeft de politie contact gezocht met de GGD-arts. Niet in alle politie eenheden komt de GGD-arts erbij. Vaak belt de politie dan direct de crisisdienst. De GGD-arts komt naar het politiebureau en beoordeeld ter plekke of het om een verward persoon gaat. Daarnaast beoordeeld de GGD-arts of een verward persoon in aanmerking komt voor de crisisdienst van een GGZ-instelling. De psychiater van de crisisdienst adviseert de burgemeester om een inbewaringstelling (IBS) af te geven. Als een verward persoon een IBS heeft kan die vanwege een medische verklaring vervoerd worden met de ambulancedienst. Zonder IBS moet een verward persoon met eigen vervoer naar de crisisdienst gaan. Als de crisisdienst geen IBS adviseert, kan een verward persoon alleen vrijwillig in een GGZ-instelling worden opgenomen. Deze sluitende aanpak neemt veel tijd in beslag. De politie in Den Haag heeft voor dit probleem een oplossing bedacht, namelijk de OVP. De OVP zorgt er ook voor dat de afstand tussen de verschillende partijen nog nauwer wordt.

23

Topartikelen 2016


Opvang Verwarde Personen De gemeente Den Haag, Openbaar Ministerie (OM), GGZ (Parnassia groep) en politie hebben in 2014 de Opvang Verwarde Personen (OVP) opgericht. Projectleider van de politie, Sandra Burger geeft in een persoonlijk gesprek aan hoe de sluitende aanpak van OVP in zijn werk gaat. Burger: “Iedereen die in een acute situatie verkeert en waar de politie zich zorgen over maakt komt in aanmerking voor de OVP. Hierbij kan gedacht worden aan dementerende ouderen, kinderen of volwassenen met psychische kwetsbaarheden en/of verslavingsproblematiek. De politie in Den Haag probeert een verward persoon vrijwillig mee te nemen naar het politiebureau. Met uitzondering van verwarde personen die een strafbaar feit gepleegd hebben en/of die in aanmerking zouden kunnen komen voor een IBS. Deze groep wordt aangehouden en direct meegenomen naar het bureau.” Het vrijwillige deel verwarde personen wordt ondergebracht in een zorgverblijf van de OVP. Deze groep verwarde personen valt volgens het Aanjaagteam onder categorie één en twee (Aanjaagteam verwarde personen, 2016). Burger laat in een rondleiding zien dat de OVP zich bevindt in het hoofdbureau van de politie in Den Haag. Daarnaast zijn medewerkers van het OM, medewerkers van Parnassia groep en medewerkers van de reclassering in hetzelfde gebouw aanwezig. Burger: “Je kunt spreken van een sluitende aanpak, omdat alle partijen met elkaar in contact staan en samen naar een passend zorgtraject kijken voor een verward persoon. In de sluitende aanpak ontbreekt het aan woningbouwcorporaties, omdat deze partij pas later in het traject in beeld komt.’’

24

Topartikelen 2016


Burger: “De OVP beschikt over een zorgteam bestaande uit medewerkers van Parnassia groep en de verslavingsreclassering. Als een verward persoon wordt binnengebracht vindt er eerst een overdracht plaats door de politie richting het zorgteam. Vervolgens gaan twee medewerkers van het zorgteam met een verward persoon in gesprek om te kijken wat voor zorg iemand nodig heeft. Als het zorgkader is geschetst wordt er door medewerkers van het zorgteam contact gezocht met zorgbedrijven die onder Parnassia groep vallen. Samen proberen ze binnen vier uur een verward persoon passende zorg te bieden. Hierdoor zal de gemiddelde verblijfsduur in een zorgverblijf van de OVP niet langer dan vier uur zijn.” De GGZ-agoog kan werkzaam zijn in het zorgteam van de OVP. Als GGZ-agoog heb je kennis van methoden, instrumenten en werkwijzen om het gesprek met een verward persoon aan te gaan (Movisie, 2012). De GGZagoog werkt vanuit herstelondersteunende zorg door aandachtig aanwezig te zijn en aan te sluiten bij het verhaal van de verwarde persoon (Den Hollander & Wilken, 2015). Tijdens het gesprek met een verward persoon kan de GGZ-agoog gebruik maken van het persoonlijk profiel. Met het persoonlijk profiel doorloop je acht domeinen en bespreek je met een verward persoon de huidige en gewenste situatie. Aan de hand van het profiel kan gekeken worden naar een passend zorgkader. Daarnaast kan de GGZ-agoog omgaan met gedragsverandering van een verward persoon (Movisie, 2012). Hiervoor zet de GGZ-agoog motiverende gesprekstechnieken in (Goijarts & Van der Veen, 2012). Zo kan de GGZ-agoog bij het ontstaan van weerstand door een verward persoon het gevoel van deze persoon reflecteren. Ook kan hij er voor kiezen om over te schakelen naar een ander, minder confronterend onderwerp. Met deze expertises laat de GGZ-agoog zien dat hij van toegevoegde waarde kan zijn in het zorgteam van de OVP. De GGZ-agoog kan de sluitende aanpak met politie, professionals in het zorgteam, medewerkers van reclassering en medewerkers van het OM versterken. “Dat de OVP succes ervaart komt door de 24-uurs beschikbaarheid van het zorgteam en de snelle toeleiding naar passende zorg”, zegt Burger. Dit sluit aan bij de bouwstenen ‘beoordeling- en risicotaxatie’ en ‘toeleiding’ (Aanjaagteam verwarde personen, 2016). Burger: “Voorheen werd een verward persoon in een politiecel geplaatst en werd er bij het plegen van een strafbaar feit een procesverbaal opgemaakt. Daarna kwam die persoon weer op straat te staan en kwam er vaak na gering tijd weer een melding binnen betreffende deze persoon. Met de OVP kan een verward persoon ieder moment van de dag worden opgevangen. Jaarlijks bezoeken 2400 verwarde personen de OVP in Den Haag en daarvan krijgt 95% passende zorg. Daarmee laten we zien hoe succesvol de OVP is in de stad Den Haag.’’ Sluitende aanpak woningbouwcorporatie Zoals eerder beschreven, is de woningbouwcorporatie ook één van de betrokken partijen bij de sluitende aanpak. De woningbouwcorporatie heeft voor een sluitende aanpak voor verwarde personen te maken met de corporatiehandreiking ‘Zelfstandig wonen voor bijzondere doelgroepen’ (KCWZ, 2015). De handreiking verwacht van de corporatiemedewerkers dat ze kennis in huis hebben voor het signaleren van psychiatrischeen/of verslavingsproblemen. Als corporatiemedewerker moet je weten hoe je een psychische aandoening kunt herkennen en welke deskundige hulp je hiervoor kunt inschakelen. Daarnaast wordt verwacht dat een woningbouwcorporatie signalen van verwarde huurders inbrengt in een casuïstiekoverleg (KCWZ, 2015). Tijdens het overleg zijn gemeente, politie en verschillende zorgpartijen aanwezig. Met de aanwezige partijen wordt gekeken naar een sluitende aanpak voor een casus. Woningbouwcorporatie Zeist Martin Wolvers, consulent sociaal beheer, vertelt over de sluitende aanpak van woningbouwcorporatie de Kombinatie in Zeist. Wolvers: “Als consulent sociaal beheer krijg ik meldingen binnen van verwarde huurders. Voor een melding benader ik het sociaal wijkteam om te controleren of de huurder al bekend is binnen de GGZ-instellingen: Kwintes en Altrecht in Zeist.” Zoals eerder beschreven bestaat het wijkteam uit verschillende professionals. Wolvers mist in het sociaal wijkteam echter de aanwezigheid van een GGZ-professional om snellere toeleiding naar passende zorg te realiseren (persoonlijke communicatie, 6 april 2016). Er gaat nu vaak een week overheen voordat het contact met Kwintes of Altrecht is gelegd, zegt Wolvers. Wolvers: “Wanneer een verwarde huurder niet bekend is ga ik vaak zelf het contact aan. In dit contact loop ik aan tegen huurders die weerstand bieden. Ik mis gesprekstechnieken om met weerstandgedrag om te gaan.

25

Topartikelen 2016


Het zou voor mij uitkomst bieden als een GGZ-professional mee op huisbezoek gaat.” Naast de sluitende aanpak met het sociaal wijkteam heeft Wolvers ook contact met andere partijen. Samen met opbouwmedewerkers, gemeente en politie neemt Wolvers deel aan het wijkteam. In het wijkteam worden casussen besproken over verwarde personen. Als een casus zorgwekkend is wordt de hulp ingeroepen van het sociaal wijkteam. “Het is elke keer weer de vraag wanneer een casus zorgwekkend genoeg is om de hulp in te schakelen van het sociaal wijkteam”, zegt Wolvers. De GGZ-agoog kan samen met de consulent sociaal beheer op huisbezoek bij huurders die weerstand bieden. De GGZ-agoog zoekt als outreachend werker contact met huurders die met problemen kampen (Movisie, 2012). Daarnaast kan de GGZ-agoog als outreachend werker gesprekstechnieken toepassen om met weerstand van verwarde huurders om te gaan. Op deze manier deelt de GGZ-agoog zijn kennis en expertise op dit gebied met de consulent sociaal beheer en dat vergroot een sluitende aanpak. Sluitende aanpak GGZ In de sluitende aanpak van de woningbouwcorporatie is er het gemis van de GGZ. Binnen de GGZ wordt voor een sluitende aanpak gewerkt vanuit de bemoeizorg methodiek. Dit houdt in dat er vanuit de GGZ hulp gezocht wordt met, in dit geval, verwarde personen die hulp nodig hebben, maar geen hulp kunnen of durven vragen (Movisie, 2012). De bemoeizorg taak wordt tegenwoordig steeds meer verplaatst naar GGZ-instellingen en aangeboden in bemoeizorgteams (Roeg, Van de Lindt, Lohuis, & Van Doorn, 2015). Bemoeizorgteams bestaan uit: (psychiatrisch) verpleegkundigen, sociaal pedagogische hulpverleners, een psychiater en soms een verslavingsarts. De sluitende aanpak zit hem vooral in de meldingen over verwarde personen die bijvoorbeeld via de politie, woningbouwcorporatie of de gemeente binnenkomen. Na zo een melding wordt er samen met andere partijen nagegaan wat de urgentie van de situatie is. Als blijkt dat een situatie urgent genoeg is voor bemoeizorg, gaat de bemoeizorger op de melding af. Eenmaal in contact kan het bemoeizorgteam toeleiding regelen naar de GGZ en andere reguliere instellingen. In een aantal gemeenten zijn er geen bemoeizorgteams maar werken ze met sociale wijkteams. Volgens Martin Wolvers, ontbreekt het in een sociaal wijkteam aan een GGZ-professional (persoonlijk gesprek 6 april 2016). Een GGZ-professional die werkt vanuit bemoeizorg kan van toegevoegde waarden zijn in het sociaal wijkteam. De bemoeizorger kan alleen of samen met politie of woonconsulent op de melding af gaan. De GGZ-agoog is ondernemend en innovatief (Movisie, 2012). De technieken en benaderingswijze van bemoeizorg zet de GGZ-agoog in om de toename van verwarde personen te voorkomen. De bemoeizorger werkt volgens de presentiebenadering en gebruikt motiverende en oplossingsgerichte gesprekstechnieken (Roeg, Van de Lindt, Lohuis, & Van Doorn, 2015). Dit zijn expertises die de GGZ-agoog in zijn portefeuille heeft zitten. Daarnaast werkt de GGZ-agoog innovatief door nieuwe samenwerkingsverbanden tot stand te brengen (Movisie, 2012). De GGZ-agoog kan met de expertises van bemoeizorg aansluiten in het sociaal wijkteam voor het ontstaan van een sluitende aanpak. Afsluitend In dit artikel wordt antwoord gegeven op de sluitende aanpak die momenteel gebruikt wordt door de gemeente, politie, woningbouwcorporatie en GGZ om de toename van verwarde personen te voorkomen. Daarnaast wordt hierin antwoord gegeven op de rol van GGZ-agoog. Aangezien het probleem vanuit verschillende partijen bekeken wordt in dit artikel, is er niet een eenduidig antwoord te noemen. Zo krijgt de gemeente door leden van het Aanjaagteam een aantal bouwstenen aangeleverd, waarmee ze hun sluitende aanpak kunnen toetsen. De bouwstenen worden onder andere gebruikt in de sociale wijkteams van de gemeente Zeist en in de OVP van de gemeente Den Haag. Ook de politie speelt een rol bij de sluitende aanpak, door middel van het convenant politie-GGZ. In dit convenant wordt onderscheid gemaakt tussen personen in acute en nietacute situaties. Personen in acute situaties komen in aanmerking voor de OVP of de ophoudruimte op het politiebureau met eventuele doorverwijzingen naar de crisisdienst van een GGZ-instelling. Personen in niet-acute situaties worden tijdens een multidisciplinair overleg besproken in het OGGZ-netwerk. Tijdens dit overleg zijn de politie, GGZ, woningbouwcorporatie en andere partijen aanwezig.

26

Topartikelen 2016


De woningbouwcorporaties werken met een corporatiehandreiking. Hierin staat beschreven dat corporatiemedewerkers signalen van een verwarde huurder moeten inbrengen tijdens een casuĂŻstiekoverleg. Woningbouwcorporatie de Kombinatie in Zeist bespreekt casussen over verwarde personen samen met opbouwmedewerkers, de gemeente en de politie in het wijkteam en met professionals uit het sociaal wijkteam. Martin Wolvers mist in het sociaal wijkteam de aanwezigheid van een GGZ-professional. De GGZ werkt voor een sluitende aanpak vanuit de methodiek bemoeizorg. Een GGZ-professional, die werkt vanuit bemoeizorg, kan van toegevoegde waarde zijn in het sociaal wijkteam. De GGZ-agoog kan de rol van bemoeizorger op zich nemen of met zijn expertise plaatsnemen in het OGGZ-netwerk of het zorgteam van de OVP. De GGZ-agoog kan dus een belangrijke rol hebben in de sluitende aanpak tussen de gemeente, de politie, de woningbouwcorporaties en de GGZ om de toename van verwarde personen te voorkomen.

27

Topartikelen 2016


Literatuur Aanjaagteam verwarde personen (2016). Samen doorpakken, op weg naar een meer persoonsgerichte aanpak voor en met mensen met ver-

ward gedrag. Geraadpleegd op 8 april 2016, via: http://www.ggznederland.nl/uploads/assets/Tussenrapportage%20Aanjaagteam%20Verwarde%20personen.pdf Abraham, M., Nauta, O. (2014). Politie en ‘verwarde personen’, onderzoek naar optreden van de politie in relatie tot personen met verward

gedrag. Geraadpleegd op 27 maart 2016, via: Acuhttp://www.dsp-groep.nl/userfiles/file/Politie%20en%20verwarde%20personen%20_DSP-groep.pdfte situatie en niet acute situaties. Boerebach, N. (2015). Corporatiemonitor, verwarde personen. Geraadpleegd op 25 maart 2016, via: http://www.aedes.nl/content/artikelen/klant-en-wonen/bijzondere-doelgroepen/verwarde-personen/onderzoek-verwarde-personen.xml Gemeente Zeist (2016). Wijkteam Zeist-West. Geraadpleegd op 13 april 2016, via: https://www.zeist.nl/inwoner/wonen-en-verbouwen/wijken-en-dorpen/zeist-west/ Goijarts, F., Veen, M. van der. (2012). Motiverende gespreksvoering voor sociaal agogisch werk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Hollander, D. & Wilken, J.P. (2015). Zo worden cliënten burgers. Praktijkboek Systematisch Rehabilitatiegericht Handelen (5e herziene druk). Amsterdam: Uitgeverij SWP KWCZ (2015). Zelfstandig wonen voor bijzondere doelgroepen, corporatiehandreiking voor huisvesting van mensen met psychiatrische proble-

men. Geraadpleegd op 26 maart 2016, via: http://www.kcwz.nl/doc/nieuws/Zelfstandig-wonen-voor-bijzondere-doelgroepen.pdf Movisie (2012). Bemoeizorg heeft een positief effect op de kwaliteit van leven. Geraadpleegd op 12 april 2016, via: https://www.movisie.nl/artikel/bemoeizorg-heeft-positief-effect-kwaliteit-leven?gclid=CPHUr8GVicwCFewW0wod45AGew Movisie (2012). GGZ-agoog beroepscompetentieprofiel HBO. Amersfoort: GGZ Nederland NOS (2016). Aantal incidenten met verwarde mensen stijgt verder. Geraadpleegd op 25 maart 2016, via: http://nos.nl/artikel/2085817-aantal-incidenten-met-verwarde-mensen-stijgt-verder.html NOS (2015). Onderzoek naar toename van verwarde mensen. Geraadpleegd op 25 maart 2016, via: http://nos.nl/artikel/2036927-onderzoek-naar-toename-van-verwarde-mensen.html NRC (2015). Schippers belooft ‘sluitende aanpak’ verwarde personen in elke gemeente. Geraadpleegd op 16 april 2016, via: http://www.nrc.nl/nieuws/2015/06/30/schippers-belooft-sluitende-aanpak-verwarde-personen-in-elke-gemeente Rijksoverheid (2015). Kabinet en VNG installeren ‘aanjaagteam’ verwarde personen. Geraadpleegd op 17 april 2016, via: https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2015/09/03/kabinet-en-vng-installeren-aanjaagteam-verwarde-personen Roeg, D., Lindt, S. van de, Lohuis, G., & Door, L. van. (2015). Bemoeizorg van A tot Z, assertieve en outreachende zorg. Amsterdam: Uitgeverij

28

Topartikelen 2016


SWP VNG (2015). Aandacht voor verwardheid. Geraadpleegd op 6 april 2016, via: https://vng.nl/personen-met-verward-gedrag/aandacht-voor-verwardheid VNG (2015). Bouwstenen en oplossingen. Geraadpleegd op 6 april 2016, via: https://vng.nl/personen-met-verward-gedrag/bouwstenen-en-oplossingen Vuijk, B. (2015). Aanjaagteam verwarde personen. GGZ totaal magazine. Geraadpleegd op 25 maart 2016, via: http://www.ggztotaal.nl/content/29166/download/clnt/62983_magazine_november_GGZTotaal_pdf.pdf

29

Topartikelen 2016


Colofon

Instituut voor Social Work/Lectoraat Innovatieve Maatschappelijke Dienstverlening, november 2016 Tekst: Instituut voor Social Work/ Marketing & Communicatie Redactie: Instituut voor Social Work/ Marketing & Communicatie Fotografie: Ed van Rijswijk Fotografie

30

Topartikelen 2016

fmr_bo_1116_tc

Vormgeving: Troost communicatie, Utrecht


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.