Grenzeloos 115

Page 1

â‚Ź3

tijdschrift voor socialisme december 2011

nummer

,5

0

115

Occupy everything!

Europa op weg naar dictatuur? / Hoe de vakbeweging te vernieuwen / 1 Nederland, belastingparadijs / Nieuwe stappen van de Arabische revolutie


INHOUD

C o l o f o n Grenzeloos wordt uitgegeven door Socialistische Alternatieve Politiek (SAP), de Nederlandse afdeling van de Vierde Internati­onale. Grenzeloos verschijnt zes keer per jaar. Hoofdredactie: Alex de Jong. Redactie: Peter Drucker, Patrick van Klink, Lot van Baaren, Kasper Floor, Paul Benschop Spellingscontrole: Marijke Colle, Eng Que Beeldredactie: Arthur Bruls, Fleur Heinze. Illustraties: Lieke Peeters. Distributie en logistiek: Niek de Kleijn,Gijs van Kooten. Layout: Fleur Heinze. Redactie en administratie: redactie@grenzeloos.org Giro: 5571638 Reacties op dit nummer, de lay-out en suggesties voor artike­len worden op prijs gesteld. Overname van artikelen met bronvermelding wordt van harte toegejuicht. Artikelen in Grenzeloos vertegenwoordigen niet noodzakelijkerwijs het standpunt van de redactie.

hoofdartikel 5 Occupy Wall Street, Occupy Amsterdam, Occupy Everything

binnenland 9 Één FNV, maar wat voor een? 11 Nederland belastingparadijs

achtergrond 16 Op weg naar een Europese dictatuur 18 Jasmin Puar over liberalisme en onderdrukking van de ander 20 Christoph Jünke over socialisme als menselijke bevrijding 26 Domela Nieuwenhuis, internationalist en nationalist

buitenland 12 Problemen en vooruitgang van Deens links 14 Duitsland: Rechts wegkijken, rechtse terreur 22 De Egyptische revolutie is terug 24 De Syrische opstand en het gevaar van interventie

Literatuur 28 Luxemburg als alternatief voor Lenin? 30 De hongerige stad G renzeloos tijdschrift voor socialisme

Wilt u een proefabonnement op

Grenzeloos

kijk dan op www. grenzeloos.org

Een jaarabonnement op Grenzeloos is 17,50 euro per jaar.

2

v a s t e 3 4 31 32

r u b r i e k e n

commentaar: Het begin van iets nieuws kort nieuws film: Ides of March: George Clooney bewijst zijn klasse agenda/ actie/ tips


commentaar

H e t

b e g i n

v a n

i e t s

n i e u w s

We leven in spannende tijden. De euro-crisis verdiept zich steeds verder, ondanks de pogingen van Merkel, Sarkozy en handlangers als Rutte en De Jager deze op te lossen door de kosten af te wentelen op de gewone bevolking van Europa. Maar tegelijkertijd zien we iets nieuws, iets dat hoop geeft voor de toekomst. Vijftien oktober 2011 was de eerste wereldwijde gecoördineerde reactie op de economische crisis en het begin van een nieuwe internationale beweging. Het eerst kwamen de grootschalige protesten, al voor de protesten in de Arabische wereld en Spanje, in Griekenland tegen de crisismaatregelen daar. De revoluties in Noord Afrika waren een volgende bron van inspiratie. Die inspiratie sloeg over naar de periferie van Europa waar in Spanje en toen Italië ook pleinen bezet werden. En Griekse demonstranten namen vervolgens de symboliek van de Spaanse indignados weer over en maakten de dynamiek van deze beweging werkelijk internationaal. Vervolgens stak de beweging de oceaan over naar de Verenigde Staten – de belangrijkste ontwikkeling tot nu toe. Ook hier smolt de internationale inspiratie samen met een lokaal gevoel van onvrede en met meer lokale ervaringen, zoals de grootschalige vakbondsprotesten in Wisconsin. Ook hier sloot de symboliek van de beweging aan op een realisatie dat we de dupe zijn van dezelfde crisis en dezelfde ongelijke machtsverhoudingen. Nu werd de naam Occupy Wall Street: andere naam, zelfde actievorm, zelfde gevoel van verontwaardiging. Deze beweging heeft een internationale dimensie die verder gaat dan de gebruikelijke uitingen van sympathie en solidariteit. Vijftien oktober was de belangrijkste internationale actiedag sinds de wereldwijde protesten tegen de dreigende oorlog tegen Irak op 15 februari 2003. Ja, de omvang van de protesten op ‘15 oktober’ was veel kleiner maar het proces gaat veel dieper dan de demonstraties van 2003. Die waren zowel het hoogtepunt als het begin van de neergang van een reeks internationale protesten die begon met de demonstraties tegen de Wereld Handels Organisatie in 1999 in Seattle. In 2003 schreef de New York Times dat de wereld ‘twee supermachten’ had: de VS en de wereldwijde publieke opinie. Het is gemakkelijk om het uit het oog te verliezen maar de laatste tien jaar waren een uniek tijdperk van internationale mobilisaties: de anti-oorlogsdemonstraties in 2003, de wereldwijde actiedag naar aanleiding van de klimaattop in Kopenhagen in 2009 en dit jaar Occupy. De huidige context is heel anders dan die waarin de andersglobaliseringsbeweging ontstond en zich omvormde naar een anti-oorlogsbeweging. We bevinden ons nu te midden van een systeemcrisis van historische proporties en de huidige beweging heeft daardoor diepere sociale wortels. De verbanden tussen de verschillende niveaus van acties, nationaal en internationaal, zijn nu veel sterker dan in de andersglobaliseringsbeweging of in de beweging rond de klimaattop. Ook in de andersglobaliseringsbeweging werd geprobeerd het internationale met het lokale te verbinden maar dit bleef vaak abstract, vaak was internationalisme nog steeds eenzijdig: van het rijke Noorden met het arme Zuiden. Hetzelfde gold voor de beweging tegen klimaatverandering: uiteindelijk zal de klimaatcrisis ons allemaal treffen maar nu zijn het nog vooral de bewoners van Derde Wereldlanden die eronder te lijden hebben. Na het begin van de oorlog tegen Irak sloeg de ontmoediging toe in de beweging. Het gebrek aan een eigen alternatief dat als oriëntatiepunt kon dienen eiste zijn tol. De internationale coördinatie van protesten werd minder en organisaties van de anderglobaliseringsbeweging zoals het Wereld Sociaal Forum hebben veel dynamiek en relevantie verloren. Maar toch spelen contacten en, nog belangrijker, ervaringen van die beweging nu weer een rol. De huidige economische crisis is, in meer of in mindere mate, wereldwijd te voelen. De impact van internationale op nationale ontwikkelingen is concreet en duidelijk, ook voor Amerikanen en Europeanen. Het is de aard van de huidige crisis en het kapitalisme zelf die protesten ertoe drijven internationaal te worden. Occupy is een hernieuwde uitdaging van de legitimiteit van de neoliberale ideologie; ‘onze’ leiders leken weliswaar even te twijfelen na het uitbreken van de wereldwijde crisis in 2008, maar na enkele secondes gingen ze nog gehaaster en destructiever door met hun neoliberale agenda. Occupy heeft het rechtse tij (nog?) niet gestopt maar heeft al wel een duidelijke impact gehad. Het belangrijkste is wel dat kapitalisme, relatief plotseling, weer een begrip is geworden dat ter discussie gesteld kan worden. Occupy heeft al laten zien niet een kortstondige uitbarsting te zijn – hoe het zich verder zal ontwikkelen, of het protest dit keer een werkelijke sociale beweging kan worden, dat hangt van een groot deel van onszelf af. Een diepe crisis, niet alleen economisch maar ook ecologisch, en een nieuwe beweging voor een andere wereld. We leven in spannende tijden. V

3


kort nieuws

E x t r e e m - rD ee c f ho ut ts e tv re i re nu dge n o v pa p l u c h e i n G r i e k e n l a n d

n

hd ee t P

v d A

Onder de zogenaamd ‘neutrale’, ‘niet-ideologische’ technocraten die Griekenland ‘weer op orde moeten brengen’ behoren ook aanhangers van extreem-rechts. De meest prominente vertegenwoordiger hiervan in de nieuwe regering is Makis Voridis, minister van Infrastructuur en Transport. In zijn studententijd richtte hij een fascistische beweging op die sympathiseerde met het in 1974 verjaagde militaire regime. Toen had hij de bijnaam ‘de hamer’, naar het gereedschap waarmee hij graag jacht maakte op politieke tegenstanders. Tegenwoordig is hij lid van LAOS (Laikós Orthódoxos Synagermós, ‘Orthodoxe Volksverzameling’), een vergaarbekken van extreem-rechtse nationalisten en fascisten. Zijn partijgenoot Adonis Georgiadis werd vice-minister van Ontwikkeling, Concurrentie en Maritieme Zaken. Voridis en Georgiadis zullen helpen ‘de markt’ gerust te stellen onder de inspiratie van parlementslid Georgios Karatzaferis, de onbetwiste leider van LAOS. Karatzaferis combineert nationalisme met antisemitisme en homofobie en verklaarde eerder dat de Holocaust een ‘Joodse mythe’ is en Joden in Griekenland trouwens ook geen recht van spreken hebben. Zelfs deze Karatzaferis had Voridis bij de laatste verkiezingen niet naar voren geschoven omdat hij bang was dat mensen een probleem zouden maken van diens verleden, een verleden dat Karatzaferis in zijn eigen woorden juist ‘met veel werk had weten te verhullen’. Gelukkig voor Karatzaferis en Voridis kwamen er bij de vorming van de regering van nationale eenheid geen kritische kiezers aan te pas. Het is voor het eerst sinds de val van het kolonelsregime dat Grieks extreem-rechts weer in de regering zit – met dank dus aan ‘Europa’.

D e b a t t e c h n i e k

N e d e r l a n het d Koreaanse s w a e n t u i g Begin november ging parlement akkoord met eenpvrijhandelsverin

drag met de Verenigde Staten. De rechtse regeringspartij, de Grote Nationale Par-

h e t een meerderheid in het parlement en hoefde M i dzichd dus e n - O o stetmae n tij, heeft geen zorgen ken dat het verdrag afgewezen zou worden. Het vrijhandelsverdrag is een nieuwe klap voor Koreaans links dat de laatste jaren geplaagd wordt door onderlinge verdeeldheid en nederlagen. Toch blijven Koreaanse socialisten en vakbondsleden strijdvaardig en weten zij hier en daar successen te boeken. Er is het voorbeeld van vakbondsactiviste Kim Jin-suk die niet minder dan 309 dagen in een hijskraan bivakkeerde om te protesteren tegen geplande massa-ontslagen. Zij kreeg gedaan dat 94 ontslagen arbeiders hun baan terug en achterstallig loon uitbetaald kregen en werd het symbool van een nieuwe beweging tegen sociale afbraak. Dezelfde maand won de progressieve activist Park Won-soon de burgermeestersverkiezingen van hoofdstad Seoul. En tijdens de bespreking van het vrijhandelsverdrag botsten duizenden demonstranten met de oproerpolitie. Die strijdbaarheid was ook aanwezig in het parlement: in het besef dat hij het verdrag toch niet tegen kon houden besloot parlementariër Kim Sun-dong van de linkse Democratische Arbeiderspartij zijn ongenoegen zo duidelijk mogelijk te maken. Met traangas. Nadat hij leden van de regeringspartij traangas in het gezicht had gespoten werd hij schreeuwend het parlement uitgesleurd. Dat verdrag was er toch wel gekomen maar nu is ook duidelijk dat er in het parlement mensen zitten die niet alleen het verdrag en de manier waarop het doorgedrukt werd verwerpen, maar ook lak hebben aan hypocriete officiële ‘fatsoensnormen’.

P a k i s t a a n s e

l i n k s

o n d e r

v u u r

De Pakistaanse Premier Yousaf Raza Gilani beweerde tijdens een toespraak op 14 november dat er in zijn land geen politieke gevangen zijn. Tientallen gevangen activisten denken daar anders over. De laatste weken zijn leden en sympathisanten van de Labour Party Pakistan (LPP) steeds vaker het doelwit van repressie en 25 van hen zitten vast. In een stad doodde de politie twee mensen tijdens het neerslaan van een demonstratie voor steunbetalingen voor slachtoffers van een overstroming. Als reactie hierop brak een volksopstand uit. De betrokken politieagenten zijn in vrijheid terwijl 15 LPP-activisten vast zitten. In een andere stad werden negen mensen opgepakt en zes van hen veroordeeld tot een gezamenlijke gevangenisstraf van niet minder dan 490 jaar. Hun ‘misdaad’ was het organiseren van een staking voor betere lonen voor textielarbeiders. Alle gevangenen zijn activisten van de Labour Qaumi Movement (LQM) die sinds 2004 actief is voor de rechten van textielarbeiders. De zes worden ervan beschuldigd de fabriek plat te hebben gebrand. Tijdens de rechtszaak vroeg de advocaat van de activisten hoe het dan mogelijk was dat deze drie dagen na de staking alweer functioneerde. De LPP heeft een campagne voor hun vrijlating georganiseerd en de internationale vakbondsite labourstart.org heeft een petitie opgesteld.

4


hoofdartikel

Occupy Wall Street, Occupy Amsterdam,

Occupy Everything

In twee maanden groeide Occupy Wall Street (OWS) uit tot een wereldwijd fenomeen, verspreid over meer dan 1000 steden en meer dan 80 landen, inclusief Nederland. Michael

Marchmann

De afgelopen maanden nam ik deel aan ‘Occupy Amsterdam’, het tentenkamp op het Beursplein, naast het gebouw van ‘s werelds eerste beurshandel. Het tentenkamp ging van start op de wereldwijde actiedag 15 oktober, net zoals zoveel andere kampen in tientallen andere landen. Net als veel andere mensen die betrokken zijn bij Occupy Amsterdam overnacht ik daar niet maar ben voor de rest zoveel mogelijk aanwezig op het Beursplein, na mijn werk, in het weekend, op vrije dagen, om deel te nemen aan discussies en werkgroepen, demonstraties en acties en de dagelijkse Algemene Vergadering. Occupy Amsterdam is niet het enige kamp in Nederland, na 15 oktober

werden ook in onder andere Den Haag, Rotterdam, Utrecht, Alkmaar en Ede tentjes opgezet. Nu is er discussie gaande over hoe verder te gaan – als bijdrage daaraan dit artikel.

Nieuwe tactiek De oorspronkelijke oproep voor OWS kwam van het Canadese Adbusters, een anti-consumentisch tijdschrift van media-activisten. Zij riepen op om 17 september ‘zuid Manhattan binnen te stromen, tenten, keukens en vreedzame barricades op te zetten en Wall Street te bezetten’. De directe inspiratie hiervoor waren de Arabische Lente, vooral de bezetting van het Tahrir-plein in Cairo en protesten van de Indignados in Spanje. Op 13 juli verscheen op het blog van Adbusters al de vraag; ‘are you ready for a Tahrir moment?’ De oproep ging verder: “Er is een verschuiving gaande in de vorm van revolutionaire tactieken, een vol potentieel voor de toekomst. De geest van de nieuwe actievorm is een fusie van Tahrir plein en de Spaanse acampadas. In de woorden van Raimundo Viejo van de Universiteit van Barcelona; ‘de andersglobaliseringsbeweging was de eerste stap. Toen was ons model aan te vallen als een roedel wolven met een alfamannetje aan kop en de rest die volgde. Nu is dat model verder geëvolueerd en zijn we een grote zwerm van mensen’.

5


Hoofdartikel

Het mooie van dit model, en wat deze nieuwe tactiek zo veelbelovend maakt, is de pragmatische eenvoud ervan; we ontmoeten elkaar in levende lijve en via virtuele volksverzamelingen, we concentreren ons op onze centrale eis, een die de fantasie prikkelt en indien verwezenlijkt ons naar de radicale democratie van de toekomst leidt, en vervolgens bezetten we een symbolisch belangrijk plein, maken we het hele gebeuren zelf mogelijk. Het is tijd om deze nieuwe actievorm in te zetten tegen de grootste saboteur van democratie, Wall Street, het financiële Gomorra van de Verenigde Staten.’Het was een mooi geformuleerde, krachtige oproep en veel linkse mensen werden geïnspireerd door het vooruitzicht, maar slechts weinigen durfden te dromen dat het een wereldwijde beweging zou worden die verbeelding en energie van miljoenen mensen over de hele wereld zou prikkelen. De slogan ‘we are the 99 percent’ is over de hele wereld overgenomen door sociale bewegingen in een poging hun strijd te verbinden met die van anderen en de internationale macht en solidariteit op te bouwen die nodig is om de macht van de grote concerns en de financiële sector uit te dagen. Waar is de bron van het opvallende succes van OWS, in de VS en internationaal? De beweging kwam niet uit de lucht vallen en de voorgeschiedenis is nuttig als we willen bedenken hoe we de beweging verder kunnen versterken.

Van Arabië naar Wisconsin In de verkiezingen van november 2010 profiteerden de Amerikaanse Republikeinen van de wijdverspreide linkse teleurstelling en rechts ressentiment met de regering van Obama en de groeiende economische crisis. Verschillende staten, waaronder Wisconsin, een gebied met een lange progressieve traditie en geboorteplaats van de vakbeweging voor werknemers in de publieke sector, hadden nu opeens Republikeinse gouverneurs en Republikeinse meerderheden. In eenentwintig staten kregen Republikeinen controle over zowel de regionale senaat als het congres en de gouverneurszetel. In combinatie met de economische crisis en groeiende boosheid over de regering was dat een buitenkans voor uiterst rechts. Slechts weinigen konden voorzien wat er in Wisconson zou

6

gebeuren toen de door de Tea Party gesteunde kandidaat Scott Walker daar gouverneur werd. Ondertussen, tegen het einde van december 2010 – twee weken voordat mijn vrouw en ik van de VS naar Amsterdam verhuisden – begon de opstand in Tunesië. Een maand later ontvluchtte de Tunesische dictator Ben Ali het land en boekte wat bekend zou worden als de Arabische Lente haar eerste overwinning. Op 25 januari, geïnspireerd door de gebeurtenissen in Tunesië, verzamelden Egyptenaren zich op het Tahrir-plein voor een ‘dag van opstand’ die uitgroeide tot een massale, drie weken lange bezetting van het plein. Uiteindelijk werd president Hosni Moebarak gedwongen om na 30 jaar op te stappen. Omstreeks dezelfde tijd introduceerde de nieuwbakken gouverneur Walker een ‘reparatie budget’ met ingrijpende kortingen op bestedingen voor onderwijs, het schrappen van verschillende publieke voorzieningen en het afschaffen van het recht op collectieve arbeidsonderhandelingen voor bijna alle werknemers in de publieke sector – inclusief leraren en universiteitsstaf. In januari en februari werden verspreid door het land nog zo’n 400 wetten voorgesteld door de nieuwe republikeinse meerderheden om de vakbonden aan banden te leggen. Dezelfde maandag dat Walker zijn begroting voorlegde aan het parlement gingen 1000 studenten de straat op om te protesten tegen de wet en de gevolgen die deze zou hebben op het universitair onderwijs. Dinsdag groeiden de protesten: 10.000 mensen verzamelden zich voor het capitool van Wisconsin – 3000 gingen het gebouw binnen en bezetten de hoofdzaal. De bezetting zou drie weken, 24 uur per dag doorgaan. Woensdag gingen 20.000 mensen de straat op en gingen scholen in Madison dicht omdat meer dan de helft van leraren zich ziek meldde. En die donderdag groeiden de protesten nog verder: 25.000 mensen, waaronder politie en brandweer, trokken naar het parlementsgebouw. In een zeldzame vertoning van moed verlieten Democratische parlementariërs de zaal zodat de Republikeinen niet het benodigde quorum zouden kunnen behalen om de begroting aan te nemen. Vrijdag waren er 40.000 demonstranten, zaterdag 40.000. Een week later waren het er, ondanks een sneeuwstorm en bijtende kou, 100.000. Al die tijd maakten de


demonstranten, een verzameling van mensen uit alle lagen van de bevolking, studenten, arbeiders, boeren, activisten en gepensioneerden, symbolische referenties naar Tahrir plein. De overeenkomsten waren voor iedereen duidelijk, borden hadden slogans als ‘One dictator (Moebarak) down! One (Walker) to go!’, ‘Scott ‘Hosni’ Moebarak’ en ‘Egypt in 18 days! Wisconsin in ???’De beweging in Madison eindigde echter in een nederlaag; de begroting werd aangenomen, net zoals vergelijkbare anti-vakbondwetgeving in verschillende andere staten. Werknemers in de publieke sector hebben niet meer het recht om collectief te onderhandelen, ook blijft er verzet bestaan tegen de wetten. Toch is het belang van de protesten in Madison op de gemoedstoestand van veel mensen in de VS maar moeilijk te overschatten. De bezetting en demonstraties behoren tot de grootste massaprotesten van de afgelopen decennia. Ze gaven nieuw leven aan links en de Amerikaanse vakbeweging en inspireerden in verschillende staten tot verzet tegen vergelijkbare Republikeinse voorstellen. En op 19 november gingen weer 30.000 mensen de straat op in Madison als begin van een campagne om Walker af te zetten als gouverneur. Samen met de Arabische Lente en de Spaanse Indignados was Wisconsin een grote bron van inspiratie voor Amerikaanse werknemers en een aanmoediging om zich aan te sluiten bij OWS. Ondanks dat het de eerste dagen vrijwel genegeerd werd door de grote media verspreidde OWS zich al snel over het land en daarna de wereld.

Een lange aanloop Tunesië, Egypte, Spanje en Wisconsin hielpen de weg vrij te maken voor OWS maar de oorzaak van het succes ervan gaat dieper. OWS volgde op tientallen jaren van groeiende ongelijkheid, de snelle en grote groei van de macht en rijkdom van de grote concerns, gestolen verkiezingen en het ondergraven

van democratie, illegale en brute aanvallen op burgerrechten en arbeidsrechten, torenhoge schulden en schier oneindige militaire agressie van de VS. En toen kwam de ineenstorting van het financiële systeem die honderdduizenden mensen hun baan en huis kostte en miljoenen Amerikanen, misschien voor het eerst in hun leven, echte armoede in het vooruitzicht stelde. De bail-outs voor de banken kostten belastingbetalers miljarden, misschien zelfs biljoenen terwijl de bankiers en speculanten die verantwoordelijk zijn voor de crisis zichzelf weer recordbonussen geven. En ten slotte voelen miljoenen diep teleurgestelde Amerikanen zich verraden door Obama, iemand waarvan veel mensen de ijdele hoop koesterden dat hij fundamenteel zou breken met het Bush-Cheney tijdperk van agressie en corruptie. Het besef dat ook Obama niet zal breken met veertig jaar neoliberaal beleid en militaire avonturen heeft talrijke Amerikanen wakker geschud en de ogen geopend voor de onmogelijkheid van het bereiken van werkelijke veranderingen via het huidige Amerikaanse politieke systeem. Maar bovenal kan het succes van OWS niet los gezien worden van de vele eerdere acties, organisaties en bewegingen in de VS en elders die het grondwerk ervoor hebben verricht: de andersglobaliseringsbeweging van rond de eeuwwisseling, de coalities van studenten, arbeiders en ecologische activisten die hierin vorm kregen, de bewegingen tegen sweatshops en privatiseringen, antikapitalistische bewegingen in Latijns Amerika en elders, studentenbewegingen tegen marktwerking in het onderwijs en stijgende studiekosten, campagnes tegen het op straat zetten van mensen die hun hypotheek niet meer konden betalen en ga zo maar door. Dit alles maakte, hoe indirect soms ook, OWS mogelijk. En natuurlijk is er de ellende en angst die veel Europeanen en Amerikanen nu voelen, ook al zijn deze niks nieuws voor miljoenen en miljoenen mensen in andere delen van de wereld. V

7


Occupy Nederland!

In Nederland hebben de tegenstrijdigheden in het kapitalisme en de ellende die eruit voorkomt veel mensen nog niet zo hard getroffen als in de VS en andere landen. Toch verrezen er in verschillende steden Occupy tentenkampen. Dit getuigt van de uitstraling en kracht van OWS en het besef van veel mensen dat we worden geconfronteerd met een wereldwijde, structurele crisis. Na vijf weken bruist Occupy Amsterdam nog steeds van de activiteiten. Geregeld zijn er seminars en discussies (‘Occupy College’) over verschillende aspecten van de economische crisis. Werkgroepen komen bij elkaar in de tenten en nabijgelegen cafés om ideeën, acties en strategie te bespreken. En nog steeds vindt elke dag een Algemene Vergadering plaats om de ontwikkeling van het kamp te bespreken en een consensus te bereiken over plannen en voorstellen van de werkgroepen. Ondanks de badinerende toon van veel berichtgeving en oproepen van bestuurders om het kamp te ontruimen kan Occupy Amsterdam nog steeds op veel steun rekenen. Bij veel publieke acties van de Occupanten blijven voorbijgangers staan, maken deze een praatje en nemen soms deel. Maar als Occupy wil overleven en uitgroeien tot een echte sociale beweging moet het verbreden en nieuwe steun verwerven. In zowel de VS als in Nederland loopt de beweging het risico zich teveel te richten op de interne ontwikkelingen: het runnen van een permanent tentenkamp is een ingewikkelde operatie waar veel tijd in gaat zitten. Nu al wordt een groot deel van de Algemene Vergaderingen besteed aan logistieke kwesties die zeker belangrijk zijn maar ook weinig inspirerend voor nieuwe mensen. En te grote fixatie op het kamp zelf heeft het gevaar in zich dat de beweging naar binnen draait en Occupy in de ogen van het publiek niet meer wordt dan een toeristenattractie. Om zich te verbreden en open te stellen voor nieuwe mensen moet er allereerst contact gemaakt worden met andere mensen die ook al in beweging zijn. Dit betekent het organiseren van concrete, tastbare solidariteit. Een goed begin daarvan was 20 november toen Amsterdamse Occupanten zich aansloten bij stakende werknemers van het Openbaar Vervoer en het ‘Dag van de Verontwaardiging’ protest tegen de bezuinigen en de stakers onthaalden op warme ‘solidaritea’. Die dag kwamen werknemers, vakbondsleden, occupanten, kunstenaars en anderen samen – het is dit soort coalities die in de toekomst versterkt moeten worden. Daarnaast is het nodig om een goed beargumenteerde kritiek op de economische verhoudingen te ontwikkelen, iets waar het de beweging op het moment nog aan ontbreekt. Dit laatst wijst op zowel een van de sterkste als zwakste punten van de beweging. De openheid en het verlangen om de ‘99 procent’ te verenigden zijn verantwoordelijk voor een groot deel van het succes en heeft de beweging veel sympathie opgeleverd. Zonder aan die openheid af te doen is het nu tijd voor de beweging om duidelijk partij te kiezen en zich aan te sluiten bij al de andere mensen die in verzet komen tegen ongelijkheid en uitbuiting, hier en wereldwijd. Op die manier kan Occupy zowel zichzelf versterken als anderen helpen en verder groeien. Wij zijn de 99 procent, jullie zijn de 99 procent, samen zijn we de 99 procent! V

8


binnenland

Één FNV, maar wat voor een? Het pensioendrama en de lange nacht van Agnes en Henk heeft de discussie over de toekomst van de vakbeweging weer actueel gemaakt. Nog los van de uitkomst van het onderzoek van Han Noten en Herman Wijfels is het duidelijk dat er veel moet veranderen in in de vakbeweging en dat we op weg moeten naar meer eenheid. Patrick

van

Klink

De noodzaak voor verandering binnen de vakbeweging is duidelijk. De arbeidsverhoudingen zijn de laatste 30 jaar grondig verandert. Bedrijven hebben minder vaste mensen in dienst. Er is een grote flexibele schil om het bedrijf heen waar de CAO niet geldt. Grote bedrijven zijn versplinterd, opgesplitst en worden continue gereorganiseerd, ze worden opgekocht, gefileerd en doorverkocht. De één procent rijken van deze wereld heeft het maar druk met die bedrijvenhandel en wordt er steeds rijker van.

FNV buitenspel De FNV vergrijsd. Het aantal leden wordt niet alleen langzaam kleiner, er komen ook naar verhouding steeds meer gepensioneerde leden in vergelijking met leden met een baan. De vergrijzing gaat in de vakbeweging sneller dan in de rest van de maatschappij. De jongeren die in opstand komen tegen de babyboomers hebben dan ook een punt. Zij zijn degene met de flexibele baantjes en tijdelijke contracten. De scholieren die vakken vullen bij Albert Heijn zijn weerloos tegen willekeur, voor ieder van hen tien anderen. Die jongeren zien dat werk zelf ook als een tijdelijke noodzaak en herkennen zich niet in de vakbeweging. Die verdedigt, terecht, de laatste verworvenheden maar heeft hen weinig te bieden. Ze is immers niet in staat in het offensief te gaan tegen verslechteringen die al

zijn doorgevoerd. De vakbeweging is langzaam achteruit aan het verdedigen. We zien dit bij het uithollen van het ontslagrecht, van uitkeringsrechten, van pensioenopbouw, enzovoort. Elke keer wordt er een verslechtering geaccepteerd die geldt voor een nieuwe generatie in ruil voor een CAO die voor steeds minder mensen geldt. Er worden concessies gedaan in de hoop nog grotere verslechteringen tegen te houden. Zo worden verslechteringen slechts uitgesteld. De vakbeweging heeft geen antwoord op de liberalisering. Ze verliest op deze manier langzaam haar legitimiteit. Zowel in de ogen van de jeugd, als in de ogen van de tegenstander; de werkgevers. Ook politiek komt de vakbeweging steeds meer buitenspel te staan. De financialisering van de economie betekent niet alleen dat beleggers, bankdirecteuren en kredietbeoordelaars bepalen wat regeringen moeten doen. Via de Europese Unie komen er steeds meer mechanismen die de vakbonden buiten spel zetten. Zoals het Euro Plus Pact dat verregaande maatregelen kent als het verslechteren van pensioenen, onder het mom van ‘het aanpassen van de pensioenstelsels aan de gewijzigde bevolkingssamenstelling’. In de liberalisering van de postmarkt hebben we het allemaal bij elkaar zien komen. Regels vanuit Brussel die dwingen tot het opengooien van de postmarkt; FNV Bondgenoten die de ABVA dwars zat. De door Bondge-

noten afgesloten CAO voor parttime postbezorgers en het eindeloze bemiddelen en overleg om zelfs die magere afspraken uitgevoerd te krijgen leidden tot een debacle. Deze CAO diende vooral als schaamlap om echte postbodes te kunnen ontslaan. En nu, anderhalf jaar nadat PostNL (toen nog TNT Post) de 11 duizend voltijds postbodes hun ontslag aankondigde, worden ook de 5000 banen van haar dochter Netwerk VSP geschrapt.

Verantwoordelijkheid nemen Het tij keren zal lastig zijn maar een andere keuze is er niet. Werkgevers worden steeds brutaler en verwijzen steeds meer naar de ‘eigen verantwoordelijkheid’ van de werknemers. Die moeten zichzelf voorbereiden op het verlies van hun werk, op een slechte gezondheid na 30 jaar ploegendienst en er zelf maar voor zorgen van baan te kunnen veranderen. Ook de bezuinigen van de overheid worden steeds harder. Er is geen sociaal vangnet behalve voor diegenen die ‘echt’ niets anders hebben. En dat worden er steeds minder. Want ook de overheid verwacht dat we onze ‘verantwoordelijkheid nemen’.

Een FNV die zich duidelijk uitspreekt is een FNV die aanhang wint Laten we dat dus dan ook maar doen, op onze eigen manier. Niet ieder voor zich maar verantwoordelijkheid nemen voor elkaar. Dat is een boodschap die aanspreekt. Een FNV die zich duidelijk uitspreekt is een FNV die aanhang kan winnen. Dat was zo in de korte tijd dat de gele alternatievenkrant van het FNV verspreid werd met het idee om de rijken te laten betalen voor de crisis. En nog duidelijker in 2005 toen de FNV het kristallisatiepunt werd van het verzet tegen het steeds arrogantere werkge-

9


verskabinet Balkenende. Een vakbond die daarentegen goedpraat dat werkende mensen inleveren om banken uit de schulden te redden is de naam vakbond niet waardig. Agnes Jongerius koketteerde graag met de titel ‘machtigste vrouw van Nederland’. Je ziet een patroon van een vakbondstop en een federatiebestuur die in de eigen wereld van de grote overleggen leven en enkel reageert op wat daar plaatsvindt.

De leiding leeft in een eigen wereldje De huidige vakbeweging is een bedrijf geworden en de aangestelde directies in de verschillende bonden sturen hun organisatie ook als zodanig aan. De drijfveer is niet vakbondsmacht maar een meer efficiënt bedrijf. De reorganisatie van de vakbeweging wordt gestuurd door kostenoverwegingen en beschikbare budgetten. Verzet hiertegen is de start geweest van de ‘kloofdichters’, de groep kritische kaderleden en bestuurders die nu de meerderheid vormen in het nieuwe bestuur van de ambtenaren bond Abvakabo. Het probleem zit hem niet alleen bij de top van de bond en de betaalde be-

10

stuurders en het polderen in de SER. Het is ook een verhaal dat geldt voor de vrijwilligers van de bond, voor de kaderleden. Want ook daar wordt vaak de gemakkelijke weg gekozen door iets voor, en niet met, de leden te willen regelen. Het kost meer tijd om mensen werkelijk te betrekken bij verzet tegen reorganisaties maar op de lange termijn levert het meer op. Kaderleden klagen dat afspraken in de CAO niet nageleefd worden terwijl zij juist de sleutel zijn om dit met de leden te controleren. ‘Uitgaan van eigen kracht’ heette dat vroeger.

Tweedeling Er is een tweedeling in de maatschappij tussen de mensen die regelen en mensen voor wie het geregeld wordt, mensen die de prioriteiten stellen en mensen die zich daar naar moeten schikken. Dat is een tweedeling die dwars door de generaties gaat. Want de zogenaamd kritische jeugd van GroenLinks en D66, de nieuwe managers die als stagiair begonnen zijn, willen maar wat graag de nieuwe regelaars, de nieuwe leiders worden. Degenen voor wie alles geregeld wordt zijn nu ook onderling verdeeld. Verdeeld door het uitbesteden en het privatiseren, het opkopen en verkopen. Ze schuiven hun problemen op elkaar af. Ze zijn verdeeld door nationalisme en racisme dat verder groeide door uitzichtloosheid en slechte toekomstverwachtingen. Ze kennen elkaar niet, sociale verbanden zijn verbroken. In elk bedrijf wordt de lat steeds hoger gelegd. Met minder mensen en kleinere budgetten moet steeds meer gedaan worden. Mensen moeten weer zelfvertrouwen krijgen en hun eigen organisatie, hun eigen vakbeweging terugkrijgen. Want er hoeft niets voor ze geregeld te worden, zij kunnen het allemaal zelf regelen. Dat was te zien in de acties in de schoonmaak. Die waren niet alleen voor de schoonmakers een overwinning maar waren ook een voorbeeld dat veel mensen ertoe aanzette om lid te worden van de FNV. De FNV, een club die misstanden aanpakt, dat is nog eens goede werving! Organizing is een belangrijk element in het antwoord dat de vakbond moet geven. Met goede organisatie zoals dat bijvoorbeeld nu vorm krijgt in de schoonmaak en de grote distriebutiecentra van de supermarkten kan veel gewonnen worden. Het is interessant om te zien dat er nieuwe structuren worden opgebouwd. De schoonmakers hebben een schoonmakersparlement waar ze met zijn allen bij elkaar komen. In dat parlement vindt niet alleen formele besluitvorming plaats, het is ook

een groep die elkaar kent en bij elkaar betrokken is. Een ongeregeld stel echte mensen, een verademing. Een ‘occupy’ binnen de bond. Behalve de boodschap moet ook de structuur van de vakbeweging veranderen. De kaderleden uit verschillende sectoren moeten plekken krijgen om met elkaar te spreken en acties op te zetten. Dat kan gebeuren rond concrete initiatieven als het vakbondscafé in Amsterdam. Dat kan gebeuren in regionale samenwerkingsverbanden zoals op grote bedrijventerreinen als de Eemshaven, Schiphol en de chemie in de Rijnmond. Daar kunnen kaderleden en leden bij elkaar komen om echt aan de slag te gaan. Op die manier moeten de barrières tussen bedrijven en sectoren geslecht worden. Daarbij kan het om de CAO gaan, maar ook om protest tegen het regeringsbeleid of steun aan elkaars acties. Zo kunnen ook samenwerkingsverbanden ontstaan met groepen buiten de vakbeweging. Ook de grenzen tussen de bonden moeten geslecht worden. Op een bouwplaats lopen steeds minder echte bouwvakkers rond. Bouwvakkers horen bij FNV Bouw maar alles wat met Elektra, Centrale verwarming, loodgieterswerk et cetera te maken heeft hoort bij FNV Bondgenoten. Door de privatisering komen ook de werkterreinen van Abvakabo FNV en FNV Bondgenoten steeds dichter op elkaar te liggen.

Behalve de boodschap moet ook de structuur van de vakbeweging veranderen. We hoeven voor één FNV niet te wachten op het resultaat van de verkenning van de heren Wijfels en Noten, we kunnen zelf aan de slag. Het leggen van die dwarsverbanden en de mogelijkheid van het opzetten van regionale samenwerkingsverbanden op initiatief van leden zelf was een van de beste kansen op vakbondsvernieuwing die besproken werd op het laatste congres van FNV Bondgenoten. Het is onbegrijpelijk dat een groep kaderleden uit de hoek van de gepensioneerden en vervoer hier tegen waren, alleen maar uit angst dat de manier waarop men het nu in de eigen groep regelt op losse schroeven zou komen te staan. Maar een sterke, verenigde vakbeweging zou daar juist de beste waarborg van zijn. Leden moeten weer centraal staan, het moet weer om vakbondsmacht gaan, tegen de macht van de één procent rijken en managers. V


binnenland

Nederland, belasting paradijs Bij belastingparadijzen denken we al snel aan exotische eilanden, waar via schimmige postbusfirma’s door louche types op slinkse wijze de fiscus wordt opgelicht. De werkelijkheid is veel prozaïscher. Een van ’s werelds belangrijkste belastingparadijzen is Nederland. Daar wordt voor vele miljarden belasting ontdoken. Niet door schimmige figuren maar gewoon door grote multinationals. Dat wordt geregeld vanuit keurige kantoren aan de Amsterdamse Zuidas of de grachtengordel. En helemaal legaal, want de Nederlandse wetgeving is gericht op belastingontduiking, het is een belangrijke bron van inkomsten en werkgelegenheid. En ach, degene die er de dupe van zijn, die zitten ver weg. Rob

Marijnissen

In 2009 was er plotseling wat over te doen. Het Witte Huis noemde Nederland in een lijst van belastingparadijzen. De toenmalige minister Bos en staatssecretaris de Jager haastten zich om te protesteren en kregen uiteindelijk hun zin: Nederland werd van de lijst geschrapt. Dat Nederland echter wel degelijk het label van belastingparadijs verdient bleek dat zelfde jaar in het programma Zembla. Een hoogleraar fiscale economie deed in opdracht van Zembla onderzoek naar het belastingregime van Nederland. Een van zijn bevindingen was dat de belangrijkste Nederlandse beursgenoteerde multinationals nauwelijks belasting betaalden. Als deze bedrijven normaal belasting zouden betalen zou dat op jaarbasis 16 miljard extra opleveren voor de staatskas, uitgaande van cijfers uit 2007. Het bleef daarna relatief stil rond het thema ‘Nederland, belastingparadijs’ maar onlangs verscheen een serie artikelen in het Financieel Dagblad over hetzelfde onderwerp. Van de 100 grootste bedrijven in de wereld hebben er 80 een vestiging in Nederland. Van alle grote oliemaatschappijen zijn er maar twee die dat niet hebben: die komen uit China. Wat maakt Nederland zo in-

teressant voor al deze bedrijven? Het antwoord is simpel: de Nederlandse belastingwetgeving is zeer ruimhartig voor grote concerns en financiële instellingen. Volgens de wet op de vennootschapsbelasting hoeven concerns geen belasting te betalen over hun ‘deelnemingen’ in ondernemingen. Een dergelijke deelneming moet minimaal 5 procent van de onderneming beslaan. Als vanuit een deelneming dividend wordt uitgekeerd aan de eigenaar van de deelneming wordt dat weliswaar bij de winst opgeteld maar dit geld blijft buiten de heffing van de vennootschapsbelasting. Het idee hierachter is dat de dochter al vennootschapsbelasting betaalt over de winst en er niet dubbel belasting hoeft te worden betaald. Maar deze regeling geldt de laatste decennia ook voor buitenlandse deelnemingen. In combinatie met de meer dan 100 belastingverdragen die Nederland de afgelopen jaren heeft afgesloten, wordt het voor die grote concerns heel interessant om zich in Nederland te vestigen.

Brievenbusfirma’s Een voorbeeld: Nederland heeft een belastingverdrag met Mongolië. Dat is in 2002 afgesloten door de toenmalige minister Gerrit Zalm. Mongolië heft nul procent belasting op dividend van Nederlandse bedrijven. Die waren er toen ook nog niet, maar Mongolië is een land rijk aan grondstoffen. Een Canadese mijnbouwonderneming sloot onlangs via haar dochtermaatschappij op de Britse Maagdeneilanden een overeenkomst met de Mongoolse autoriteiten. Het bedrijf moest 20 procent belasting over dividend betalen. Maar na het afsluiten van het contract met Mongolië verkocht de dochter al haar aandelen aan een concernmaatschappij in Amsterdam. Mongolië kan dus fluiten naar dat geld. Omdat Mongolië een belastingsheffing van nul procent heft, is de dochter in Mongolië formeel belastingsplichtig. Door dit opzetje hoeven deze bedrijven geen belasting over dividend te betalen in Nederland: dit zou immers ‘dubbelop’ zijn. Het doel van deze belastingcon-

11


structies is bedrijven hier permanent naar toe te lokken, in het belang van de Nederlandse financiële sector. Tien procent van alles wat er in Nederland verdiend wordt wordt verdiend in de financiële sector, er werken 300.000 mensen. Naar schatting geven de belastingontduiking-via-brievenbus firma’s werk aan 15. 000 mensen. Een van de Nederlandse belastingvoordelen is een verlaagd vennootschapsbelastingtarief van vijf procent (normaal is dit 25 procent) over licenties op zelf ontwikkelde patenten, octrooien en kweekrechten. Dit maakt het voor concerns mogelijk om hun onderzoek en ontwikkeling vanuit Nederland te financieren door hier formeel een holding te vestigen. Het bedrijf bespaart belastinggeld en Nederlandse accountants hebben er een klant bij – maar er gaat slechts een schijntje naar de schatkist. Een ander voorbeeld is dat in Nederland over rente geen bronbelasting wordt geheven. Dat maakt het voor een concern mogelijk om tegen hoge rentes leningen te verstrekken aan hun eigen dochterbedrijven. Een concern kan hierdoor een lening verstrekken aan een holding in Nederland. Vanuit Nederland wordt met dit geleende geld een lening tegen een veel hogere rente aan een dochteronderneming in een derde land verstrekt. Dat is voordelig voor de Nederlandse holding, want zo hoeven er over de rente-inkomsten geen belasting te worden betaald. En de dochteronderneming die het geld leende trekt de rentekosten af van de belasting in dat land. Dubbel voordeel dus. Een ander voorbeeld van het Nederlandse belastingparadijs is dat in ons land over royalty’s geen bronbelasting wordt geheven. Daarom hebben bijvoorbeeld vele artiesten waaronder U2 en de Rolling Stones hun financiële zetel in Nederland. Artiesten zijn niet de enige die het Nederlandse belastingparadijs ontdekt hebben. Renault heeft om fiscale redenen haar financiële zetel weggehaald uit Frankrijk en overgebracht naar Nederland. Hiermee ontsnapt ze ook aan de strakke controle van de Franse staat die nog steeds een 15 procent belang in het bedrijf heeft. Nike laat al jaren alle geldstromen via Nederland lopen en heeft in 2010 in Nederland enkele coöperaties opgericht waardoor ze geen dividendbelasting hoeft te betalen. Al haar dochters heeft ze daarin ondergebracht. Normaal moet er 15 procent dividendbelasting worden betaald, maar coöperaties zijn daarvan vrijgesteld. De Amerikaanse overheid berekende dat ze door dit soort constructies 60 miljard dollar aan belasting misloopt. Volgens Rodrigo Fernandez, financieel geograaf en onderzoeker bij de stichting onderzoek multinationale ondernemingen (SOMO) wordt er in Nederland voor zo’n 100 miljard aan belasting ontdoken. V

12

Problemen en In september kwam in Denemarken een eind aan tien jaar rechts bewind. Het Deense model van een minderheidscoalitie van rechtse partijen met steun van de nationalistische Dansk Folkeparti (Deense Volkspartij, DF) was een voorbeeld voor de huidige Nederlandse regering. Maar in de verkiezingen van afgelopen september behaalde radicaal links de beste resultaten sinds 1945 en voor het eerst zal een socialistische partij deel uitmaken van de regeringscoalitie. Bertil

Videt

Vijftien september was een waterscheiding in het Deense politieke landschap. De radicaal linkse Rood Groene Alliantie (RGA), een partij bestaande uit verschillende stromingen waaronder de Deense zusterorganisatie van Grenzeloos, verdrievoudigde. Een andere partij links van de eens oppermachtige sociaaldemocraten, Socialistisk Folkeparti (SF), is nu deel van de regering. SF heeft zijn wortels in een afsplitsing van de communistische partij in de jaren vijftig maar is zich de laatste decennia steeds meer gaan oriënteren op de Groene partijen in Europa. Al voordat deze partij toetrad tot de coalitie, voor het eerst in zijn geschiedenis, begon zij een hoge prijs te betalen voor de pogingen om zichzelf te profileren als een ‘verantwoordelijke’ partij, een toekomstige regeringspartij. De partij vereenzelvigt zich zo sterk met de sociaaldemocraten, waar zij nu samen met een kleinere liberale partij de regering mee vormen, dat veel mensen het gevoel hebben dat de SF zichzelf overbodig maakt. Na tien jaar rechts bewind, waarin de xenofobe DF vaak de toon zette, waren de verwachtingen hooggespannen. Hoewel de verkiezingen de premierspost weer toewezen aan de sociaaldemocraten behaalde links geen meerderheid. De sociaaldemocraten vormden daarom een coalitie met SF en Radikale Venstre (RV), een ‘progressief liberale’ partij. Met 17 zetels, tegen 44 voor de sociaaldemocraten en 17 voor SF, is RV de kleinste coalitiepartner toch was ze was de onbetwiste winnaar van de onderhandelingen over het vormen van de regering. De sociaaldemocraten en SF gaven al snel enkele linkse hervormingen die zij in campagnetijd beloofd hadden op. Aan de linkerzijde staat de nieuwe regering onder druk van de RGA. Deze won 6,7 procent van de stemmen en 12 parlementszetels. In feite konden de sociaaldemocraten en SF slechts dankzij het succes van de RGA en RV rechts aflossen als regeringspartijen. Zowel de sociaaldemocraten als SF verloren namelijk stemmen ten opzichte van de vorige verkiezingen in 2007, de eerste verloor een zetel, SF verloor er drie. Nog een half jaar voor de verkiezingen wezen opiniepeilingen erop dat links zonder steun van de liberalen een meerderheid zou kunnen halen. Toentertijd presenteerde het bondgenootschap van sociaaldemocraten en SF zich als de verdedigers van sociale voorzieningen, met name het pensioenrecht. Sindsdien is de steun voor beide partijen afgenomen naarmate ze meer spraken over ‘brede parlementaire samenwerking’ (samenwerking met rechts dus), en nadat ze een hervorming in het belang van ontroerend-goedbezitters en alle steun aan de financiële sector steunden. Tegelijkertijd vielen de partijen stil over de rechtse aanval-


buitenland

vooruitgang van Deens links len op sociale voorzieningen. SF had al eerder verklaard de vergaande wetgeving tegen immigratie, doorgedrukt door de DF gedurende hun tien jaar als gedoogpartij, niet terug te willen draaien.

Politieke zelfmoord De concessies die SF deed in haar poging om zich als toekomstige regeringspartij te positioneren maakten het steeds moeilijker om een verschil te zien tussen hen en de sociaaldemocraten. Dit proces heeft zich nog verdiept na het toetreden van SF tot een coalitie waarin de sociaaldemocraten de dominante partij zijn. Het resultaat van dit alles is niet minder dan rampzalig voor SF die zowel leden als stemmen verliezen. Een deel van de winst voor de RGA kwam van teleurgestelde SF -stemmers. De nauwe band van SF met de sociaaldemocraten volgt uit hun wens om gezien te worden als een partij die binnen de kapitalistische kaders beleid zal voeren. Het valt te voorzien dat als de partij hierin volhardt hen hetzelfde lot wacht als dat van verwante partijen in Frankrijk, Italië en Noorwegen. Na deelname aan Lionel Jospin Gauche Plurielle coalitie (19972002), een coalitie die op grote schaal privatiseringen doorvoerde, raakte de Franse Communistische Partij (PCF) in een crisis die zij nooit meer te boven kwam. De desillusie van linkse stemmers leidde tot een historisch dieptepunt in het aantal leden en kiezers van de PCF en bereidde de weg voor de huidige rechtse regering in Frankrijk. Op vergelijkbare wijze is de Italiaanse Rifondiazone Communista nadat de partij militaire missies in Afghanistan en Amerikaanse militaire bases in Italië steunde, nooit hun deelname in het tweede kabinet

Prodi (2006-2008) te boven gekomen. Nadat Prodi’s coalitie in elkaar stortte en Berlusconi een comeback maakte bleef Italiaans links achter in een crisis die zij nu, ook na het vertrek van Berlusconi, nog lang niet te boven is. In Noorwegen heeft de Linkse Socialistische Partij sinds haar deelname aan de regering voortdurend leden en stemmen verloren. In al deze gevallen raakten socialistische partijen in een vicieuze cirkel van desillusie en ontmoediging. Het beeld van de SF in de maanden voor de verkiezingen, en nog uitdrukkelijker in hun eerste maanden als coalitiepartner, stemt niet optimistisch dat hier niet hetzelfde patroon herhaald zal worden. En ook in het Deense geval lijkt rechts hier van profiteren.

Koerswijziging Het aantreden van de nieuwe centrumlinkse regering betekende ook discussie in de RGA: hoe moest deze zich opstellen? Een uitkomst was dat de RGA, voor het eerst in hun 17 jaar in het parlement, voor de begroting zal stemmen. Deze beslissing kwam na intense onderhandelingen tussen de RGA en de regering. In het commentaar van de RGA klinkt niet zozeer enthousiasme over de begroting door; als wél de overtuiging dat dit het best haalbare was op het moment en enkele concrete verbeteringen voor de gewone bevolking inhoudt. Er bestaat enige goodwill ten opzichte van de nieuwe regering maar de RGA benadrukte dat bij toekomstige stemmingen in het parlement hun steun voor het kabinet niet vanzelfsprekend zal zijn. De begroting is geen breuk met de kapitalistische logica maar is een stap in de goede richting, voor meer verregaande maatregelen moet de regering onder druk gezet worden door buitenparlementaire bewegingen. V

Een begroting met een linkse touch: Enkele van de hervormingen in de begroting waar de RGA krediet voor claimt: - Verbetering van de WW - Meer controle op uitbuiting van arbeidsmigranten - Uitbreiding van de kinderopvang - De intrekking van de verplichting van gemeenten om een derde van hun voorzieningen te privatiseren - Meer geld voor openbaar onderwijs en kleinere klassen in het voortgezet onderwijs - Lagere eigen bijdrage voor de tandarts - Het opzetten van een commissie die onderzoek zal doen naar de oorzaak van de financiële crisis en de gevolgen van de liberalisering van de financiële sector - Het opzetten van een taskforce tegen economische misdaden - Hogere belastingen op activiteiten van multinationals in Denemarken - Er zal opnieuw gekeken worden naar de wie recht heeft op de olie in de Deense Noordzee op dit moment wordt deze gecontroleerd door het bedrijf Maersk dat profiteert van zeer lage belastingen - Meer geld voor bescherming van schoon water en milieu - Een kilometerheffing op vrachtvervoer om beter en goedkoper openbaar vervoer te financieren - Uitbreiding van het recht op gezinshereniging van immigranten - Meer geld voor juridische hulp aan kwetsbare groepen, inclusief asielzoekers - Meer geld voor de promotie van mensenrechten en onderzoek in conflictstudies - Het schrappen van de door de vorige regering geplande verlaging van de kinderbijslag

13


buitenland

Rechts wegkijken, rechtse terreur Duitsland is in shock. Meer dan tien jaar heeft een groep nazi’s moorden en aanslagen kunnen plegen – en dat terwijl het in hun omgeving krioelde van de politie-infiltranten. De rol van de inlichtingendiensten wordt steeds schimmiger. Hoe kon het zover komen? Alex

de

Jong

De affaire begon nadat twee leden van de zogenaamde ‘Nationalsozialistischer Untergrund’, Uwe Mundlos en Uwe Böhnhardt na een mislukte bankoverval dood werden aangetroffen. Een derde lid, Beate Zschäpe, meldde zich bij de politie na met een brandbom hun huis te hebben verwoest. De drie worden verantwoordelijk gehouden voor negen moorden op immigranten en één op een politieagente, bankovervallen en bomaanslagen. Mundlos, Böhnhardt en Zschäpe doken in 1998 onder omdat zij gezocht werden voor een mislukte bomaanslag. Dit was nadat eerder bij een huiszoeking in begin 1998 bij hen al explosieven, wapens en nazi-propagandamateriaal waren gevonden. Volgens de justitie van deelstaat Thüringen zouden de drie kort daarna teruggevonden zijn maar om onbekende redenen werd op het laatste moment een arrestatie afgeblazen. Twee jaar later begonnen de drie hun moordreeks. In 2003 verjaarde de aanklacht wegens de mislukte bomaanslag tegen het drietal en werd de zoekactie naar hen gestaakt. In de loop van het onderzoek lijkt hun terreurcel uit te groeien tot een netwerk. Naast Zschäpe zijn ondertussen twee andere nazi’s, Holger G. en Matthias D., opgepakt. Zij zouden het ondergedoken drietal geholpen hebben. Daarnaast spreekt de Duitse justitie over nog twee andere, niet bij naam genoemde, verdachten. Een voormalige nazi verklaarde tegenover het Duitse blad Bild dat de NSU in totaal elf

14

leden gehad zou hebben. Ook een nooit opgehelderde bomaanslag uit 2001, opgeëist door de ‘Nationale Bewegung’ is ondertussen met de zaak in verband gebracht.

Ziende blind? Dat deze nazi’s meer dan twaalf jaar lang ongestraft hun gang konden gaan verbaast des te meer als men nagaat hoeveel politie-medewerkers er in hun omgeving actief waren. Voor hun onderduiken waren de drie actief bij de fascistische groepering Thüringer Heimatschutz. Leider van deze club en degene die hen rekruteerde was Tino Brandt. Deze Brandt was een informant van de Verfassungsschutz, de binnenlandse veiligheidsdienst. Voor zijn diensten ontving Brandt volgens eigen zeggen 200.000 D Mark. Hijzelf beweerde een spelletje gespeeld te hebben met de inlichtingendienst en het grootste deel van het geld in de opbouw van de organisatie gestoken te hebben. Ondertussen is gebleken dat de NSU-leden beschikten over ‘legale illegale documenten’. Dit zijn papieren die verstrekt worden aan informanten van de veiligheidsdienst om hen te helpen hun identiteit geheim te houden. En bij de moord op de eigenaar van een internetcafé in Kassel in de deelstaat Hessen in 2006 was zelfs een medewerker van de regionale Verfassungsschutz aanwezig, Andreas T. De aanwezigheid van Andreas T. bleek pas tijdens het onderzoek naar de moord, hij was niet zelf naar voren gekomen. Het regionale mi-

nisterie voor binnenlandse zaken en de Verfassungsschutz weigerden hier commentaar op te geven. Het nieuws stelde vooral de premier van Hessen, Volker Bouffier (CDU), in een kwaad daglicht. Deze liet na het parlement van de deelstaat in te lichten. In de tussentijd zou de agent van zijn post verwijderd zijn en een andere baan bij de overheid gekregen hebben; ‘ik weet niet of dat klopt’, verklaarde Bouffier, ‘maar als het zo gegaan zou zijn, zou het meer dan verbijsterend zijn’. Bouffier deelde bovendien niet mee dat bij deze agent fascistische propaganda, verboden munitie en wapens gevonden waren – iets waar hij een lichte straf voor kreeg. Vanwege zijn uitgesproken radicaal rechtse opvattingen had de agent in het dorp waar hij woonde de bijnaam ‘kleine Adolf’. Uitgerekend deze man was verantwoordelijk voor het in de gaten houden van ‘buitenlandse extremisten’ en begeleidde verschillende informanten. Waaronder volgens Bild een in de Thüringer Heimatschutz. Volgens Bild plaatste politie-onderzoek Andreas T. verder in de nabijheid van nog zes andere moorden begaan door de NSU. De partij Die Linke, niet vertegenwoordigd in de commissie die toezicht houdt op de inlichtingendienst, is woedend: ‘als het over deze kwestie gaat geloven wij geen woord meer van de deelstaatregering’, aldus de regionale fractievoorzitter Hermann Schaus. Het hele gebeuren heeft ernstige twijfels opgeroepen over het functioneren van de veiligheidsdiensten. De manier


waarop de nazi’s jarenlang hun gang konden gaan staat in schril contrast met de manier waarop actieve leden van de Rote Armee Fraktion die niet naar het buitenland waren uitgeweken binnen enkele jaren gepakt werden. Hoe kon het gebeuren dat de drie na de huiszoeking in 1998 niet meteen opgepakt werden? En dat iemand als ‘kleine Adolf’ belast was met het in de gaten houden van geloofsgenoten? Was dat allemaal een combinatie van stommiteiten en miscommunicaties? Zou bijvoorbeeld het anders gegaan zijn als de NSU de aanslagen had opgeëist en daarmee het racistische motief voor deze daden, dat eerst slechts vermoed kon worden, duidelijk had gemaakt? Het idee dat de inlichtingendiensten ‘auf dem rechten Auge blind’ zijn geweest klinkt vreemd gezien het grote aantal agenten en infiltranten dat ze rond hebben lopen in de Duitse nazibeweging. In 2003 mislukte een poging de Nationaldemokratische Partei Deutschland (NPD) te verbieden omdat deze op alle niveaus geïnfiltreerd bleek te zijn en het onmogelijk was na te gaan welke van de strafbare uitingen van de partij nu van partijleden en welke van agenten afkomstig waren. De NPD, verreweg de belangrijkste nazi-organisatie in Duitsland, is vertegenwoordigd in twee deelstaatparlementen en tientallen gemeenteraden en heeft nauwe banden met het milieu van niet partijgebonden nazistische straatactivisten waar de NSU-leden uit voortkwamen. Meer dan van ‘blindheid’ lijkt er sprake te zijn geweest van een verwaarlozing van de dreiging van neonazi’s: sinds 2009 hebben de rechtse regeringspartijen de aandacht van de inlichtingendiensten voor uiterst rechts willen verminderen en deze zich meer laten richten op ‘extreem links’.

Verkeerde prioriteiten Na een ‘crisisoverleg’ tussen de ministers van binnenlandse zaken en justitie van de deelstaten en federale overheid kwam de minister van binnenlandse zaken Hans-Peter Friedrich (CSU) met een reeks maatregelen. Naast een ‘Abwehrzentrum Rechts’ is een van zijn plannen iets dat bij de politie al tien jaar bestaat: een centrale databank van daders van rechts politiek geweld. Nieuw is dat daar in het vervolg ook door de inlichtingendienst verzamelde informatie bijgevoegd zou worden. Daarnaast is het plan om de NPD te verbieden weer van stal gehaald. De woordvoerster binnenlandse zaken van Die Linke in de bondsdag, Ulla Jepke, reageerde scep-

tisch op de dadendrang: ‘in de strijd tegen nazi’s hebben we geen nieuwe data maar een grondige heroverweging van het denken bij de veiligheidsdiensten nodig’. Het gevaar van rechts geweld is sinds 1990 ‘systematisch gebagatelliseerd’ verklaarde ze. Sinds 1990 werden er minstens 182 mensen gedood door Duitse nazi’s. Maar volgens de Duitse regeringspartijen CDU en FDP werd er echter juist te veel aandacht besteed aan de dreiging van rechts geweld. Begin dit jaar maakte Friedrich zich nog vooral zorgen over de ‘verwaarlozing’ van de dreiging van links; ‘het is de hoogste tijd dat de samenleving links extremisme serieus neemt’ verklaarde hij. De focus van de veiligheidsdiensten zou moeten liggen op de bestrijding van ‘extremisme’ in het algemeen, waarin links en rechts over een kam geschoren worden, en niet bij de bestrijding van de dreiging van nazi’s, aldus de rechtse regering. Het begrip ‘extremisme’ is natuurlijk uiterst vaag, daarmee uiterst flexibel en kan naar gelang de wens van de autoriteiten ingezet worden. Twee voorbeelden laten zien wat de Duitse regering zich bij de dreiging van ‘links extremisme’ voorstelt. In Berlijn werden de afgelopen maanden linkse boekhandels doorzocht en aangeklaagd wegens ‘hulp bij het aanzetten tot strafdaden’ en ‘overtreding van de wapenwet’ omdat zij bepaalde bladen verkochten. In de deelstaat Saksen, waar de NSU haar basis had, namen dit en vorig jaar tienduizenden mensen deel aan een blokkade van wat jarenlang de grootste nazi-betoging van Europa was. De overheid reageerde op dit vertoon van ‘links extremisme’ met politiegeweld, massale afluisterpraktijken, invallen bij een partijkantoor van Die Linke en het met veel wapenvertoon oppakken van een bij de anti-nazi protesten betrokken jeugdpater. Eerder dit jaar vergeleek de Verfassungsschutz het ‘linkse extremisme’ in Duitsland onheilspellend met de ‘vroege RAF’ en kreeg het van het CDU de opdracht gedetailleerde informatie over linkse radicalen te verzamelen, inclusief over hun ‘banden met politieke partijen’ (lees: Die Linke). De politieke motivatie van dit beleid was openlijk: toen bijvoorbeeld de Berlijnse Verfassungsschutz vorig jaar in een studie over ‘links geweld’ twee antifascistische groepen als ‘voorstanders’ en ‘beoefenaars’ van geweld bestempelde, verklaarde de inlichtingendienst dat het doel was om ‘politici uit het linkse spectrum’, ‘duidelijke grenzen’ te laten trekken en over te halen geen ‘gemene zaak met militanten te maken’.

Nu een groep nazi’s jarenlang dodelijk geweld uitgeoefend blijkt te hebben, en dit letterlijk in het zicht van medewerkers van de veiligheidsdiensten, is het failliet van de retoriek over een blindheid voor een linkse dreiging en een buitenproportionele fixatie op rechts overduidelijk. CDU minister van familiezaken Kristina Schröder, verantwoordelijk voor de programma’s tegen extremisme, wil echter van geen kritiek weten. Onder haar verantwoording werd gekort op subsidies voor programma’s tegen neonazisme maar kreeg de CDU jongerenorganisatie wel geld voor een tocht naar Berlijn tegen ‘links extremisme’, inclusief een ‘gezamenlijk bezoek aan het nachtleven’. Liever dan over het gevaar van nazi’s sprak zij in het parlement over het gevaar van een radicalisering van de SPD achterban en een fictieve toename van racisme tegen blanke Duitsers. Haar reactie op alle kritiek tot nu toe was te verklaren dat er genoeg aandacht en geld is voor de bestrijding van nazisme, en bovendien is daar veel meer geld voor beschikbaar dan voor de bestrijding van ‘links extremisme’, meende zij te moeten benadrukken. Voor haar staat de vijand links, ook als nazi’s moordend door het land trekken. V

Verkiezingsaffiche van de NPD: De boodschap is duidelijk.

15


achtergrond

Op weg naar een Europese dictatuur Onder het mom van het bestrijden van de (euro-) crisis worden er in de Europese Unie steeds meer stappen gezet in de richting van een autoritair Europees regime. Een regime waarin de rol van gekozen parlementaire organen naar de achtergrond wordt gedrongen en niet gekozen - en nauwelijks of niet democratisch gecontroleerde - organen of functionarissen de dienst uit maken. Willem

Bos

De reacties op de gedachte van premier Papandreu om het Europese bezuinigingsplan voor Griekenland aan een referendum te onderwerpen was typerend. Het idee om de Grieken zelf te laten beslissen over de ‘oplossing’ van de economische problemen in hun land kwam de Griekse premier op de hoon van heel Europa te staan. Het was nu even tijd voor daden, niet voor democratie. Zijn aftreden, noch dat van Berlusconi - die onderhands vervangen werd door de voormalige eurocommissaris en consultant van Goldman Sachs Mario Monti - hoeft ons met geen grammetje droefenis te vervullen, maar de manier waarop zij uiteindelijk aan de kant zijn gezet is typerend voor de ontwikkelingen in Europa. Niet het verlies van de steun van de bevolking of de massale protesten, maar het verlies van vertrouwen van de financiële markten, leidde uiteindelijk tot de val van beide heren. ‘Dit land heeft geen verkiezingen nodig maar hervormingen’, vatte de voorzitter van de Europese Raad Van Rompuy het Europese standpunt bij een bezoek aan Italië samen. De reactie van de financiële markten, dat is het enige dat in Europa echt telt. Bij iedere Europese maatregel die onder het mom van het bestrijden van de crisis genomen wordt is de enige vraag die echt telt: hoe reageren de financiële markten? Want het zijn de financiële markten die in staat zijn landen naar de afgrond te voeren. Om dat te voorkomen - of eigenlijk om te voorkomen dat de economische ondergang van landen als Griekenland, Italië, Portugal en Spanje ook de rest van de Europese Unie over de afgrond duwt - moeten die markten tot iedere prijs tevreden worden gehouden. Daar zijn die maatregelen voor economisch bestuur van de EU op gericht. De nieuwe president van de Nederlandse Bank Klaas Knot vatte recentelijk nog eens samen wat er gedaan moet worden om aan de wensen van de financiële markten tegemoet te komen: “De arbeidsmarkt moet in belangrijke mate hervormd worden, de ontslagbescherming is veel te royaal, er is een onderbenutting van het arbeidspotentieel en er zal ook echt iets aan de pensioenen moeten gebeuren.”

Economisch bestuur De Europese dwangmaatregelen zijn niet alleen van toepassing op de met de denigrerende term PIGS aangeduide probleemstaten Portugal Ierland/Italië, Griekenland en Spanje. Met de recent aangenomen maatregelen op het vlak van het economisch bestuur hebben de Europese instellingen grote bevoegdheden gekregen op financieel economisch vlak in

16

alle landen. Ze kunnen vergaande maatregelen nemen tegen landen die de normen van het Stabiliteits- en Groeipact overtreden, dat wil zeggen een begrotingstekort hebben boven de 3 procent van het BBP en of een staatsschuld boven de 60 procent van het BBP. En dat zijn op dit moment vrijwel alle EU landen inclusief Nederland. Maar daar blijft het niet bij. De Europese instellingen dienen volgens de nieuwe maatregelen toezicht te houden op het macro economisch evenwicht op middellange termijn van de lidstaten. Dit betekent feitelijk dat men de kaders kan bepalen voor de ontwikkeling van de lonen, de belastingen de pensioenen en alles wat nog meer van invloed is, of kan zijn, op het macro economisch evenwicht. Er kan niet alleen ingegrepen worden als de begrotingsregels overtreden worden, maar ook als dit ‘dreigt’ te gebeuren. Daarmee heeft Europa de vrije hand om haar beleid op te leggen. In de nieuwe regelgeving is ook opgenomen dat het aanbeveling verdient als landen in hun Grondwet opnemen dat ze zich aan de Europese begrotingsregels houden. Spanje heeft dat inmiddels al gedaan. Op die manier is ook na een eventuele verkiezingsoverwinning van partijen die niet zweren bij het neoliberale gedachtegoed de voortzetting van het neoliberale beleid vast gegarandeerd.

Democratie wordt gezien als een luxe De argumentatie voor deze vergaande Europese bevoegdheden gaat aldus. ‘Een aantal Europese landen heeft er een zooitje van gemaakt en de afspraken (van het Stabiliteits- en Groeipact) overtreden. Ze hebben veel meer uitgegeven dan ze binnen kregen en als gevolg daarvan komt nu de hele eurozone in gevaar. Als nationale politici niet in staat zijn om orde op zaken te stellen moet dat op Europees vlak gebeuren.’ Deze redenering gaat er aan voorbij dat de huidige problemen in de euro zone helemaal niet voortkomen uit het overschrijden van de normen van het Stabiliteits- en Groeipact. Het waren Duitsland en Frankrijk die al jaren geleden de normen overtraden zonder dat de daarvoor geldende sancties werden getroffen. Deze redenering zet de zaak op zijn kop. De begrotingstekorten van bepaalde Europese landen zijn niet de oorzaak van de eurocrisis, maar als gevolg van de economische en financiële crisis hebben bepaalde landen ernstige begrotingstekorten. De door Europa voorgestane oplossing van drastische bezuinigingen maakt de zaak alleen maar erger.


De economisch zwakkere Europese landen krijgen het economisch steeds moeilijker en de kloof tussen de Europese landen wordt steeds groter.

Democratische controle Niet alleen de traditionele rechtse partijen, maar ook de PvdA en GroenLinks omarmen deze regelgeving en GroenLinks vindt zelfs dat ze op sommige punten nog niet ver genoeg gaan. Hoe is de steun van deze partijen te verklaren? Een belangrijk element hierin is dat zij de almacht van de financiële markten als een onveranderbaar gegeven beschouwen. Tegenover die macht van de markt moet de politieke macht van de EU worden gesteld, is hun redenering. Maar daarbij vergeten ze dat in het huidige Europa de Europese politieke macht niet tegen de macht van de markt in gaat, maar die juist versterkt. ‘Draconische bezuinigingen in de landen in problemen zijn nodig om hun begroting weer op orde te brengen en de staatsschuld te verminderen zodat de financiële markten hun speculatieve aanvallen zullen staken’, is de redenering. Dat de betreffende landen ondertussen kapot bezuinigd worden ziet men hierbij over het hoofd.

Alleen de financiële markten tellen Een tweede element in de steun aan deze maatregelen is het besef dat de financiële en economische problemen niet binnen een nationaal kader opgelost kunnen worden en dat een Europese aanpak noodzakelijk is. Daar hebben ze groot gelijk in. Is het erg dat Europa steeds meer macht krijgt, dat allerlei zaken op Europees in plaats van op nationaal vlak worden geregeld? Nee, natuurlijk niet. Het probleem is niet dat steeds meer zaken op Europees vlak worden geregeld, maar dat op Europees vlak iedere serieuze democratische controle

ontbreekt. Dit gegeven wordt de laatste tijd zelfs steeds meer openlijk als reden aangevoerd voor de Europese machtsgreep. ‘Nationale politici zijn afhankelijk van de steun van de kiezers en daarom niet in staat om de noodzakelijke impopulaire maatregelen te nemen’, is dan de redenering. Democratie als lastige bijkomstigheid voor een daadkrachtig beleid. Voor GroenLinks gaan de huidige maatregelen nog niet ver genoeg. In het GroenLinks magazine van september schreven Europarlementariër Bas Eickhout en beleidsmedewerker Richard Wouters een stuk waarin ze pleitten voor een Europese regering. ‘En de democratische controle dan?’, vragen ze zich aan het eind van hun bijdrage af. ‘Die zal vooral het Europarlement moeten afdwingen op grond van zijn machtspositie in het wetgevingsproces’, is hun ontnuchterend antwoord.

Verzet De groeiende macht van de Europese organen is een uitholling van de democratie en een poging om het verzet tegen de bezuinigingspolitiek te bemoeilijken. Want uiteindelijk is dat de bedoeling van de Europese staatsgreep. Europese regeringen worden machteloos gemaakt en nationale parlementen irrelevant. De trojka van de Europe Commissie, het IMF en de Europese Centrale Bank schrijven economisch zwakke landen het beleid voor. En achter hun rug zijn de financiële markten de bepalende factor. Het wegstemmen van de ene regeringspartij leidt er alleen maar toe dat er een andere partij aan de macht komt met een zelfde programma (Portugal, Spanje), of een regering van technocraten (Griekenland) die aan niemand verantwoording schuldig zijn. Door voorstanders van de huidige Europese Unie wordt die graag voorgesteld als een project van vrede, veiligheid en democratie. In deze tijden van crisis is ze het toneel van scherpe klassenstrijd, sociale onzekerheid en een steeds autoritairder, om niet te zeggen dictatoriaal, regime. V

17


achtergrond

Liberalisme en onderdrukking van de ander Terwijl het het westen steeds xenofober wordt, zeggen steeds meer mensen homoseksualiteit te accepteren. Hoe is deze tegenstrijdigheid te verklaren? En zijn gelijke rechten wel genoeg, juist in tijden van economische crisis en oorlog?

Nina

Trige

Andersen

Cover van het boek: ‘Terrorist Assemblages’ van Jaspir Puar

18

In haar boek ‘Terrorist Assemblages’ introduceerde Jaspir Puar het idee van ‘homonationalisme’, een term die nu vaak wordt gebruikt als synoniem voor racisme binnen de LHBT (Lesbisch, Homo, Bi en Transgender) gemeenschap. In haar werk bekritiseert zij homobewegingen die zich concentreren op de strijd voor gelijke, formele rechten: de liberale ideologie hierachter leidt volgens haar tot uitsluiting van andere groepen. Hoe bedoelde jij de term ‘homonationalisme’ oorspronkelijk? Homonationalisme is niet simpelweg een synoniem van racisme van homo’s. De term is niet uitsluitend bedoeld om de instrumentalisering van seksuele minderheden door de staat duidelijk te maken of om nationalisme, xenofobie en imperialisme in Westerse homogemeenschappen te bekritiseren. Mijn doel is een fundamentele kritiek op het liberale discours van gelijke rechten en om aan te tonen hoe deze rechten leiden tot opvattingen van vooruitgang die sommige groepen erkennen als burgers met volledige rechten, ten nadele van andere groepen die worden uitgesloten. De liberale logica leidt tot een impliciete opvatting van seksuele minderheden als blank en van niet-blanken als hetero. Je stelt dat de vraag niet is hoe homoseksualiteit blank werd, maar hoe ‘het homoseksuele subject’ blank werd. Wat bedoel je daarmee? Er is een verschil tussen homoseksualiteit als een activiteit of zelfs als identiteit en ‘het homoseksuele subject’ – de heersende opvatting van een bepaalde positie waaraan bepaalde rechten worden toegekend en waarover op een bepaalde manier gesproken wordt. Kijk bijvoorbeeld naar het Amerikaanse immigratie-beleid, daarin gelden heteroseksuele normen. Gezinshereniging is gebaseerd op heteroseksuele banden en na hereniging ben je afhankelijk van je familie. Heteroseksualiteit in immigrantengemeenschappen is dus verbonden met verwachtingen van staatswege en de manier waarop de staat immigratie structureert. Heteroseksualiteit krijgt op die manier een speciale positie toegekend, los van andere vormen van verwantschap. De opvattingen over wat het betekent om niet-heteroseksueel te zijn, zoals onafhankelijk en vrij van de banden van gezin en verwantschap, hebben daarentegen veel te maken met liberale ideeën over keuzevrijheid zoals het vermogen om onafhankelijk te zijn van een gezin, om economisch zelfstandig en een goed burger te zijn. Een der-


gelijke autonomie is bijna een geprivilegieerde positie. Homo’s, zelfs queers, worden impliciet opgevat als blank, seculier en liberaal, in tegenstelling tot zogenaamd achtergebleven, homofobe, heteroseksuele immigranten. In ‘Terrorist Assemblages’ wijs je erop dat de homobeweging erg gericht is op het verkrijgen van juridische rechten maar weinig interesse heeft in de vraag wie daadwerkelijk gebruik kan maken van die rechten. Kun je daar een voorbeeld van geven? De grote homo-organisaties in de Verenigde Staten zijn vooral geïnteresseerd in gelijkheid voor de wet. Kijk bijvoorbeeld naar wetten tegen hatecrimes, in dit verband misdaden gepleegd op grond van de seksualiteit van het slachtoffer. Toen in 2009 een wet in behandeling was die op nationaal niveau de categorie van hatecrimes tegen homo’s en lesbo’s zou introduceren waren de voornaamste HLBT-organisaties daar voorstander van en de wet werd ook aangenomen. Maar dit voorstel was gecombineerd met een voorstel om het militaire budget te vergroten – dat gebeurt vaker in de VS; het combineren van verschillende maatregelen in één voorstel om zo de kans dat deze wordt aangenomen groter te maken. Het argument was dat als hatecrimes vervolgd moesten worden, het veiligheidsapparaat ook meer middelen moest hebben. Deze wet droeg bij aan een verdere militarisering van de politie thuis en aan militaire operaties in het buitenland. Wetgeving tegen hatecrimes leidde dus tot meer geld voor de ‘war on terror’. Het ‘Audre Lorde Project’ en verschillende andere groepen van niet-blanke en radicale queers protesteerden tegen de wet. Zij publiceerden een verklaring die stelde dat de wet zou leiden tot meer repressie van niet-blanke jongeren die immers vaker worden geacht homofoob te zijn. En de wet zou leiden tot meer moeilijkheden voor niet-blanke queers die nu al te maken hebben met machtsmisbruik door de politie en minder snel op bescherming kunnen rekenen als zij het slachtoffer worden van een hatecrime. Een maatregel die gezien werd als een juridische stap vooruit had dus een negatief effect op delen van de bevolking.

Neoliberale ideeën houden zichzelf in stand Waarom wordt er niet tegelijk vrijheid voor zowel seksuele als etnische minderheden geëist? A priori wordt een onderscheid gemaakt

tussen de twee groepen, alsof ze niet overlappen. Het toekennen van rechten aan een groep hangt af van het weigeren van rechten aan een andere groep. De seksuele minderheid wordt gezien als blank en economisch zelfstandig en de etnische minderheid als heteroseksueel en homofoob. Mensen die in beide gebieden tot de minderheid behoren, zoals niet-blanke queers, gaan in tegen deze logica van het scheiden van die identiteiten. Zij laten de beperkingen zien van een juridische vorm van gelijkheid die afhangt van het strikt afbakenen van verschillende categorieën. Dat seksisme en racisme gecombineerd worden is niet nieuw, ook het oude kolonialisme maakte tegelijkertijd gebruik van racistische en seksistische stereotypes. Maar afwijkende identiteiten en vormen van verzet lijken steeds sneller onschadelijk gemaakt te worden. Wat is er veranderd? Tijdens het koloniale tijdperk was het idee dat de blanke man bruine vrouwen moest komen redden van bruine mannen, nu hebben we blanke homo’s die bruine homo’s willen redden van bruine hetero’s. Ik heb het gevoel dat de fouten van het liberale feminisme herhaald worden, met de ‘homokwestie’ in plaats van de ‘vrouwenkwestie’. De positie van vrouwen is nog steeds een reden voor imperialistische agressie maar nu worden naties ook beoordeeld op de manier waarop zij met homo’s zouden omgaan. Veel mensen zijn bang om deze kwesties te behandelen en naar de rol van liberale ideologie te kijken omdat het om henzelf gaat. Het is veel makkelijker om met de vinger te wijzen naar rechtse, islamofobe, anti-immigratie politici dan naar ons zelf te kijken en naar de manieren waarop ons verhaal overeenkomt met dan van hen. Er is een taboe op het in twijfel trekken van de effecten van wetgeving voor gelijke rechten voor homo’s en lesbo’s en het bekritiseren van de beweging hiervoor. Het is veel makkelijker om je te organiseren om een bepaalde rechtse vijand te bekritiseren dan om te kijken naar hoe allerlei gematigde groepen bijdragen aan het wegzetten en stereotyperen van minderheden. Veel mensen voelen zich blijkbaar erg ongemakkelijk als je dergelijke kritiek formuleert, maar ik snap dat gevoel niet: we maken immers allemaal vergissingen dus het is niet erg als je een misstap maakt, je hoeft niet altijd de perfecte queer of de perfecte radicaal te zijn. Maar als we afscheid kunnen nemen van het idee dat nietheteroseksueel zijn altijd een vorm van politiek verzet is, zouden we kunnen

onderzoeken hoe ideeën daarover helpen problematische, liberale mechanismen te reproduceren. De economische kant van liberalisme is makkelijker te bekritiseren dan de culturele kant. Meer en meer mensen zien dat de kloof tussen rijk en arm groeit, we zitten in een economische crisis en de belofte van een voortdurend groeiende welvaart houdt niet langer stand, ook al was deze al nooit geldig voor meer dan een klein deel van de bevolking. Maar de neoliberale, culturele ideeën, over zelfstandige individuen die voor zichzelf kunnen zorgen en hun eigen leven vorm kunnen geven, de ethiek van onderwijs en werk, aan die culturele verwachtingen zijn mensen meer gehecht. Dat is een probleem want als gevolg van de manier waarop er met de economische crisis omgegaan wordt verdiepen deze culturele elementen zich verder, in plaats van dat ze herkend worden als deel van de economische problemen. Het gebrek aan collectieve verantwoordelijkheid benadrukt dit soort individualisme immers.

‘Homo’s zijn blank, immigranten homofoob’. Kun je daar verder op ingaan? En waarom willen mensen volgens jou niet ingaan tegen het liberale culturele vertoog? De teloorgang van sociale voorzieningen, de privatisering van goederen en diensten die eerst werden opgevat als deel van de verantwoordelijkheden van de staat, de toegenomen nadruk op individuele zelfstandigheid, de continue controle van je gezondheid en je financiën, het continue plannen van je leven en welvaart, dit alles betekent dat ideeën van autonomie en keuze aantrekkelijk zijn voor rationele mensen, of voor mensen die zichzelf graag zien als rationeel. Het gebrek aan collectieve verantwoording - door de staat, de gemeenschap of sociale verbanden voor bevolkingsgroepen die op andere manier leven hebben moedigt dit aan. Waarom nemen mensen geen afstand van dit vertoog? Omdat ideeën van rationaliteit, vrije keuze en zelf je leven vorm geven ook de hoop of misschien zelfs de mogelijkheid geven om de neoliberale samenleving in je voordeel te laten werken. Maar een voorwaarde hiervoor is de acceptatie dat anderen hier beslist niet in zullen slagen. V Op grenzeloos.org staat een langere versie van dit interview.

19


achtergrond

Socialisme als menselijke Het heersende mensbeeld is dat mensen van nature egoïstisch en competitief zijn. Waarom zijn socialisten het daar niet mee eens? Waarom zijn socialisten hoopvol over het potentieel van mensen om hun samenleving te veranderen? Een gesprek over een een links mensbeeld met de historicus Christoph Jünke. Arthur

Bruls

Tot aan de vroege jaren tachtig voerde links een levendige discussie over de menselijke natuur en was bijvoorbeeld een marxistische humanist als Erich Fromm nog zeer populair. Tegenwoordig is die discussie vrijwel stil komen te liggen en spreekt men nauwelijks nog over een marxistisch mensbeeld. Hoe verklaar jij dat? Dat heeft er natuurlijk vooral mee te maken dat socialistisch, marxistisch links sinds de jaren tachtig in sterke mate gekrompen en gemarginaliseerd is. Maar ook eerder was de discussie over welk mensbeeld bij het socialisme hoort en hoe het marxisme de mens ziet, zeer omstreden en zeker niet een thema waar heel links mee bezig was. Ik denk dat hier verschillende oorzaken aan ten grondslag liggen. Ten eerste zijn er historische oorzaken. Er is een sterke traditie van burgerlijk denken over de natuur van de mens, een traditie die vaak afschuwelijk was. Het zoeken van verklaringen voor menselijk gedrag in de biologie, racisme tot en met fascisme – zijn natuurlijk tradities waar links altijd al niks mee te maken wilde hebben en men wilde niet in het vaarwater van dit burgerlijke denken over de mens geraken.

Burgerlijke ideeën over de mens zijn vaak afschuwelijk Daarnaast zijn er theoretische redenen, inherent aan het marxisme. Marxisme richt zich op het concrete, het historische en benadrukt het veranderlijke in de geschiedenis om te laten zien dat het mogelijk is dat de geschiedenis een andere wending neemt. Daarnaast bestaat er in het marxisme een sterke neiging om zich niet te richten op een als abstract geziene kwestie zoals de menselijke natuur en zich in plaats daarvan te richten op wat concreet veranderbaar is. Men wilde dus vooral analyseren hoe deze veranderingen zich voordoen – terwijl de vraag naar een mensbeeld juist een vraag naar een onveranderbaar wezen van de menselijke soort is. Deze neiging heeft een lange traditie. In de negentiende en vroege twintigste eeuw zag het marxisme zich als de erfgenaam van het burgerlijke humanisme, maar daar werden maar weinig conclusies uitgetrokken. Dat marxisten zich gedurende de vorige eeuw meer met het thema van de menselijke natuur bezig zijn gaan houden heeft natuurlijk alles te maken met de ervaringen van fascisme en stalinisme en ook met de voortschrijdende inkapseling van de sociaaldemocratie in het kapitalisme van de verzorgingsstaat. De ervaring van het falen van linkse emancipatiebewegingen staat hier centraal. De vraag van uit welke positie en op welke gronden men bewegingen die hun emancipatoire wortels achter zich lieten, kan bekritiseren voerde al snel tot het stellen van vragen over de menselijke natuur. Kan men überhaupt nog aan het socialistische ideaal vasthouden? Kunnen

20

mensen opgevoed worden om het goede te doen of kunnen ze dat alleen uit eigen ervaring leren? Is dat eigenlijk wel mogelijk en zo ja, hoe dan? Jijzelf hebt je aan de hand van de Duitse marxist Leo Kofler op deze problematiek gericht... Ja, ik beschouw zijn werk als een van de meest systematische en overtuigende pogingen om een antwoord te geven op deze vragen. Kofler hield zich sinds de jaren vijftig bezig met deze kwesties en was tot de conclusie gekomen dat er wel degelijk zoiets bestaat als een marxistische theorie van de menselijke natuur – iets dat veel anderen die zich vergelijkbare vragen stelden ontkenden. Hij benadrukte de marxistische traditie die stelt dat arbeid – hier opgevat als het geheel van menselijke activiteiten – de mens tot mens maakt. Maar sterker dan veel andere marxisten benadrukte hij dat deze activiteiten niet los van het menselijke bewustzijn gezien kunnen worden, dat menselijke activiteit altijd onlosmakelijk met menselijk bewustzijn gepaard gaat. En hij benadrukte dat er in menselijke activiteit ook altijd een element van spel aanwezig is, dat mensen ernaar streven dit element zo sterk mogelijk te maken omdat dit spel een menselijke behoefte bevredigt. De mens is niet enkel een rationeel wezen, mensen zijn ook door irrationele drijfveren gemotiveerde wezens die middels de ratio proberen in de laatste instantie irrationele menselijke behoeften te bevredigen. Voor Kofler zijn mensen veelzijdige wezens en hij pleit voor een vrije, volle ontplooiing van de menselijke soort. Dit houdt een kritiek in op de kapitalistische klassenmaatschappij die deze vrije ontplooiing blokkeert en die bijvoorbeeld altijd een repressieve, ascetische arbeidsdiscipline nodig heeft. Kofler’s theorie over de onveranderlijke voorwaarden voor veranderingen in de menselijke samenlevingen is een omvattend verhaal, een hulpmiddel voor humanistische verandering van de burgerlijk-kapitalistische sociale verhoudingen. De theorie kijkt zowel voor als achteruit en heeft een, in de beste zin van het woord, utopisch aspect.

Postmodernisme ziet alleen cultuur De mens is voor hem een actief, handelend wezen en menselijke belangen zijn niet alleen economisch, het gaat om menselijke verhoudingen en zelfverwerkelijking. Kofler bijvoorbeeld had het er altijd over dat het nodig is om duidelijk te maken wat het socialisme dat we willen inhoudt. Is het socialisme als mensen zich een extra biefstuk kunnen veroorloven? Of is socialisme iets dat mensen bevrijdt van de vervreemding die menselijke verhoudingen is gaan kenmerken? Is socialisme niet een opvatting van individuen als deel van een menselijke soort, zonder dat het unieke individu ontkend wordt? Zo’n visie heeft ook alles met de economie te maken, economie en


bevrijding

Suffragettes begin 20e eeuw

arbeid zijn immers slechts middelen voor een bepaald doel. Het gaat om het doel, om het menselijke bestaan en de verhouding tussen doel en middel. Het huidige postmoderne denken stelt dat alles veranderlijk is, ook de mens zelf. In de filosofische traditie bestaan er grofweg twee stromingen. De naturalisten herleiden alles tot de menselijke natuur en de natuurlijke wereld, terwijl de culturalisten in alles cultuur zien. Postmodernisme is een zeer heterogeen verschijnsel maar men kan wel zeggen dat het als geheel in de culturalistische traditie staat. In deze denkwijze is de mens, grof gezegd, enkel cultuur. Wat mij interesseert aan denkers als Kofler is dat zij aanzetten tot het overstijgen van de tegenstelling cultuur-natuur. In het Engelstalige marxisme, dat sinds de jaren tachtig voorop loopt, bestaat er opnieuw interesse voor de vraag naar het wezen van de mens. De Britse marxist Terry Eagleton stelt dat mensen van nature culturele wezens zijn, op grond van onze lichamen en de wereld waarvan deze deel uitmaken. Dat is de marxistische opvatting die volgens mij de eenzijdigheid van zowel naturalisme als culturalisme vermijdt. De mens is allebei: natuur en cultuur. Dat is precies wat Kofler vijftig jaar geleden al stelde. Het is onze aard om culturele wezens te zijn. Wij kunnen maar tot op bepaalde hoogte veranderen zonder op te houden mens te zijn. Deze spanning is wat deze opvatting zo boeiend maakt.

Mensen zijn van nature cultureel Het idee dat alles kan veranderen, alles mogelijk is, gaat alleen op voor een kleine elite: sommige mensen kunnen zomaar op het vliegtuig naar New York stappen of hun huis omgooien omdat het hun eigen bezit is en ze daarvoor het geld hebben – maar de gehele samenleving, het totale sociale collectief, kan dat niet. In onze samenleving staan mensen tegenover elkaar als concurrenten en vijanden, iedereen is als een bedrijf in een concurrentieslag met de ander gewikkeld en wordt geacht hiervoor alle individuele middelen waarover men beschikt te gebruiken. In zo’n samenleving zijn linkse, emancipatoire ideeën over een alternatief mensbeeld hoognodig. De marxistische traditie staat of valt ermee dat men, met in acht neming van de individualiteit, erkent dat de mens deel is van een collectief, dat de mens een soortwezen is en

niet slechts een geïsoleerd persoon, zoals tegenwoordig de heersende opvatting is. Is het wat dit betreft een voordeel dat de moderne arbeidersklasse over het algemeen beter opgeleid en meer ontwikkeld is dan vroeger? Men zou denken van wel. De huidige arbeidersklasse is vrouwelijker en etnisch meer gemengd dan vroeger en ook beter opgeleid dan vijftig of honderd jaar geleden. Van de andere kant zijn er mechanismen werkzaam die tegen dit meer ontwikkelde bewustzijn ingaan. Het is geen toeval dat de cultuurindustrie en de massamedia zulke belangrijke thema’s zijn voor socialisten. Niet zelden zijn het huidige schoolsysteem of televisie verspreiders van afstomping. Scholieren leren nauwelijks waar ze bepaalde kennis voor kunnen gebruiken en het ontbreekt ze dan ook aan motivatie. De vrijetijds- en media-industrieën richten zich grotendeels op het uitschakelen van het bewustzijn van de consument. Het enige wat telt is de zucht naar ontspanning en afleiding. De gemiddelde inwoner van Europa is zich ongetwijfeld meer bewust van de wereld om hem heen dan honderd jaar geleden, maar dit betekent niet automatisch dat hij ook sneller opkomt voor zijn rechten en noden. Er zijn goede redenen om te hopen dat als er beweging is, mensen snel leren – maar dan moet er wel eerst sprake zijn sociale mobilisaties. V Christoph Jünke is historicus en publicist. Hij is voorzitter van het Leo Kofler genootschap (www.leo-kofler.de) en auteur van ‘Sozialistisches Strandgut. Leo Kofler – Leben und Werk (1907-1995)’, ‘Der lange Schatten des Stalinismus. Sozialismus und Demokratie gestern und heute’. Onlangs verscheen onder redactie van Uwe Jakomeit, Christoph Jünke en Andreas Zolper ‘Begegnungen mit Leo Kofler. Ein Lesebuch’, PapyRossa-Verlag. De Duits-Oostenrijkse socioloog en filosoof Leo Kofler (19071995) was een opvallende vertegenwoordiger van naoorlogs Duits marxisme. Geboren in het Hongaarse-Oostenrijkse Oost Gallicië, opgegroeid in het ‘Rode Wenen’ en tijdens de oorlog geïnterneerd in het neutrale Zwitserland trad Kofler in 1947 aan de Oost-Duitse universiteit van Halle aan. Kritisch over de bureaucratische verhoudingen vlucht hij eind jaren vijftig naar West-Duitsland. Op Grenzeloos.org staat een langere versie van dit interview.

21


buitenland

De Egyptische revolutie is terug De afgelopen weken kende Egypte opnieuw massale protesten, nu tegen het leger dat na de val van Hosni Moebarak de belangrijkste machtsfactor in het land werd. Na heftige botsingen waarbij het leger omstreeks 40 demonstranten doodde, hebben de militaire machthebbers enige concessies gedaan. Maar is dit genoeg? Lee

Sustar

De protesten dwongen maarschalk Mohamed Hussein Tantawi, de facto hoofd van de Egyptische regering, om te beloven in juli de macht over te dragen aan een gekozen, civiele president, ongeveer zes maanden eerder dan oorspronkelijk gepland. Een andere toezegging aan de eisen van de demonstranten was dat voormalige leden van Moebaraks partij vijf jaar lang niet deel mogen nemen aan de politiek. En op 21 november trad de civiele regering van premier Essam Sharaf af onder druk van de protesten. Tantawi volhardt echter in zijn eis dat het leger onder de nieuwe grondwet controle krijgt over zijn eigen begroting wat, gezien de grote politieke en economische macht van het Egyptische leger, de militairen een doorslaggevende stem zal geven in de politiek. Lee Sustar van de Amerikaanse International Socialist Organisation, sprak met Mostafa Omar, journalist en lid van de Egyptische ‘Revolutionaire Socialisten’. ‘De directe aanleiding voor de protesten was de gewelddadige manier waarop de politie een eind maakte aan een protest om een versnelde machtsoverdracht aan een burgerregering te eisen. Duizenden mensen reageerden en de volgende dag werd de politie verjaagd van het Tahrir-plein. De laatste weken waren protesten tegen het militaire bewind langzaam gegroeid en kregen activisten en familieleden van mensen die waren opgepakt door het leger meer zelfvertrouwen om het tegen de politie en het leger op te nemen.

22

De regering en de militaire machthebbers hebben volledig gefaald in het doorvoeren van economische en sociale hervormingen om de levensomstandigheden van de bevolking te verbeteren. Ze braken hun belofte om het minimumloon te verhogen en voerden geen controle in op de prijzen van dagelijks benodigdheden. In plaats daarvan werd gebruik gemaakt van dezelfde repressieve methodes als onder Moebarak, tegen demonstranten, stakers et cetera. Allerlei oude machthebbers waren zich aan het voorbereiden op een nieuwe politieke rol, in samenwerking met het leger.’ Hoe reageerde de bevolking hierop? ‘Een meerderheid van de huidige demonstranten steunde waarschijnlijk het leger nog in februari en hoopte toen dat het de kant van het volk zou kiezen en het regime van Moebarak zou ontmantelen. Na negen maanden van teleurstellingen is dat veranderd, veel jongeren hebben hun vertrouwen in het leger verloren. Daarnaast leek het erop dat de liberale en islamistische partijen probeerden samen te werken met het leger en overblijfselen van Moebaraks regime om onderling de macht te verdelen.’

Mensen hebben meer zelfvertrouwen Wat is de houding van de islamistische partijen ten opzichte van de regering en leger? En ten opzichte van de protesten? ‘Islamistische groeperingen hebben het leger gesteund en in feite beloofd het leger en het opperbevel niet te bekritiseren. De Moslimbroeders in het bijzonder hebben geprobeerd protesten af te remmen en stakingen te breken, zij staan volledig achter het militaire opperbevel. Maar toen het leger aankondigde dat zij het opstellen van de nieuwe grondwet zouden controleren, een veto zou krijgen over alle wetgeving met betrekking tot het leger en haar begroting geheim zou blijven ontvlamde een hevig debat en groeide er een kloof tussen het leger en de islamisten. De is-


buitenland lamisten waren bang dat het leger het onmogelijk zou maken om in de grondwet clausules gebaseerd op de islamitische jurisprudentie, de sharia, op te nemen en daarom eisten zij een civiele regering. De woede onder de bevolking over de rol van het leger en de leiders van de islamistische beweging is gegroeid. Binnen enkele dagen ontwikkelde er zich een nieuwe massabeweging, een die een wig drijft tussen de duizenden jonge sympathisanten van de Moslom Broeders en de leiding van die beweging: veel van deze jongeren hebben zich tegen de orders van hun leiders in aangesloten bij de beweging. De beweging omvat liberalen, socialisten, islamisten en mensen zonder band met een organisatie. Veel leden van islamistische groepen met wortels in de armere lagen van de bevolking en de arbeidersklasse voelen zich verplicht de mensen op het Tahrir-plein te beschermen. Op 22 november ging misschien wel een miljoen mensen de straat op en verspreid in het land nog eens tienduizenden en dit minder dan twee dagen na de oproep tot protest.’ Welke rol speelt de Verenigde Staten in de huidige crisis? ‘Amerikaanse officials zeggen continue in onderhandelingen met de Moslim Broeders verwikkeld te zijn. Zij zeggen voorbereidingen te treffen voor een regeringscoalitie van de Moslim Broeders, voormalige leden van Moebarak’s partij (de Nationaal Democratische Partij, NDP) en sommige liberalen. De verkiezingen hadden blijkbaar als doel een parlement te vormen dat vrijwel identiek zou zijn met het laatste parlement onder Moebarak. De VS en het leger dachten aanvankelijk erin geslaagd te zijn de situatie te stabiliseren en de nieuwe protesten met geweld te kunnen onderdrukken. Ze hadden de woede en de vastberadenheid van de mensen onderschat. De machtsverhoudingen in het land zijn nu veranderd – in twee dagen won de beweging een eis die negen maanden lang genegeerd was: een verbod van vijf jaar om een zetel in het parlement te bekleden voor voormalige leden van de NDP - ook al zijn veel van hen kandidaat in de komende verkiezingen. En het leger heeft toegezegd onderzoek naar misdaden van de militaire politie toe te vertrouwen aan de civiele autoriteiten, een belangrijke eis sinds de militaire politie op negen oktober een bloedbad onder Koptische christenen aanrichtte.’

Veel van hen hebben na jaren van armoede en geweld nog maar weinig hoop voor de toekomst. Als de beweging voortduurt, zullen meer en meer jonge sympathisanten van de Moslim Broeders en fundamentalistische groepen zich aansluiten. De meeste dokters die gewonden demonstranten behandelen zijn sympathisanten van Moslim Broeders die op eigen initiatief en gedreven door hun geweten handelen. Er zijn geen grootschalige stakingen maar er vinden voortdurend kleinere stakingen plaats. Mensen hebben nu meer zelfvertrouwen om het tegen het leger op te nemen. Het aantal onafhankelijke vakbonden is gegroeid van ongeveer 90 in de vroege zomer tot 250. Maar er is geen landelijke politieke organisatie van arbeiders.’

Ook sociale eisen spelen een hoofdrol Wat kunnen we nu verwachten? ‘De afgelopen vijf maanden was de revolutionaire beweging in een neergang maar de situatie is plotseling veranderd. De strijd gaat nog steeds door maar het is een grote overwinning dat Essam Sharaf moest aftreden. Sharaf beloofde de ‘premier van het Tahrir-plein te zijn’ maar in plaats daarvan bracht hij voormalige NDP-leden terug aan de macht in een groot aantal sleutelposities. De beweging eist nu een eenheidsregering zonder NDP-leden en er zijn onderhandelingen over een coalitie van islamisten, liberalen en misschien zelfs socialisten. Mensen verwoorden het zo; ‘in maart brachten we de regering van Sharaf aan de macht met een blanco volmacht en zij hebben de revolutie verkocht, nu zullen we hen aansprakelijk houden’. Dit gaat veel dieper dan een demonstratie tegen het militaire opperbevel, het politieke bewustzijn van mensen is nu veel groter’. V Dit interview vond plaats op 22 november en verscheen eerder op de site van de ISO; socialistworker.org.

Hoe hebben de demonstranten, ondanks het politiegeweld, het Tahrir-plein kunnen bezetten? ‘In de straten rondom het Tahrir-plein is dagenlang gevochten. De straten zijn een slagveld, de politie heeft een eindloze reeks traangasgranaten afgevuurd op de demonstranten, traangas geleverd door de VS, en ze gebruiken rubber kogels. Maar ze gingen verder dan gebruikelijk met hun geweld, na de eerste aanval kwamen ze terug vergezeld door de militaire politie en toen gebruikten ze ook scherpe ammunitie. Er waren duidelijk orders gegeven om dodelijk geweld te gebruiken, dokters hebben bevestigd dat verwondingen van demonstranten in de nek en het hoofd waren geconcentreerd. De politie gooide de lichamen van de doden op een hoop en sloegen mensen dood met hun knuppels. Mensen vertellen dat ze erger geweld gezien hebben dan in de tijd van Moebarak. Dit schokte mensen die hoopten dat na Moebarak het ergste voorbij was.’ Uit welke sociale lagen komen de demonstraten op het Tahrir -plein? ‘Het beeld is vergelijkbaar met dat in januari en februari maar er zijn relatief minder mensen uit de middenklasse en meer arbeiders op het plein. De meeste mensen die door de politie gedood werden waren arme jongeren uit de sloppenwijken.

Foto’s Ahmad Hammoud (CC)

23


buitenland

De Syrische opstand en het gevaar van interventie In oktober woonde ik in Zweden een bijeenkomst bij van de Syrische oppositie met onder andere leden van de belangrijkste groepering, de Syrische Nationale Raad. Dit artikel is gebaseerd op mijn voordracht over een eventuele buitenlandse interventie in Syrië. Gilbert

Achcar

Ik begon met te benadrukken dat de Syrische oppositie een duidelijke stelling moet innnemen over de kwestie van interventie. Nu zijn het Westen en de buurlanden van Syrië nog terughoudend maar dit kan snel veranderen als de Syrische oppositie meer en meer om interventie vraagt. Het was het verzoek van de Libische Nationale Raad begin maart om internationale militaire interventie dat leidde tot vergelijkbare verzoeken van de Arabische Liga en de resolutie van de VN Veiligheidsraad. In de discussie over buitenlands ingrijpen in Libië toonde ik begrip voor die de Libische rebellen zich gedwongen zagen om buitenlandse steun te vragen teneinde een verovering van hun bolwerken door de troepen van Gadaffi, en daarmee een bloedbad, af te wenden. Alle schuld voor het creëren van de situatie waarin buitenlandse mogendheden intervenieerden lag op de schouders van Gadaffi, maar tegelijkertijd had de buitenlandse militaire interventie een hoge prijs. De onmiddellijke politieke prijs was dat de interventie Gadaffi in staat stelde zich te presenteren als de vertegenwoordiger van nationale soevereiniteit en de rebellen als agenten van westers imperialisme. Een beperkt deel van de Libische samenleving liet zich hierdoor overtuigen. Een hogere politieke prijs was dat de buitenlandse mogendheden poogden om beslissingen te nemen voor de Libische rebellen. Deze mogendheden deden veel meer dan het stoppen van de aanvallen door Gadaffi’s troepen, ze vernietigden de Libische luchtmacht en een groot deel van de Libische infrastructuur. Westerse mogendheden weigerden de rebellen te voorzien van de wapens die zij nodig hadden om op eigen kracht hun land te bevrijden. Slechts tegen het eind leverden Qatar

24

en Frankrijk wapens die hielpen de militaire patstelling te doorbreken. De westerse mogendheden wilden een belangrijke rol spelen in de strijd tegen Gadaffi zodat zij de ontwikkelingen aan konden sturen. Ze probeerden een routekaart op te stellen voor de ontwikkeling van Libië na Gadaffi en onderhandelden achter de rug van de Libische Nationale Raad om met de familie van Gadaffi. Vóór de val van Tripoli werd het lot van Libië meer besloten in Washington, London, Parijs en Doha dan in het land zelf. De chaos in Libië werd vergroot door buitenlandse inmenging. Toch is de overheersende indruk dat buitenlandse interventie het verpletteren van de Libische opstand voorkwam. Was de opstand verslagen, dan was het revolutionaire proces in de Arabische regio ten einde gekomen. Interventie stelde de Libische rebellen in staat hun land te bevrijden van een brute dictatuur tegen een veel lagere prijs dan Irak moest betalen voor een buitenlandse invasie. Terwijl het voorbeeld van Irak veel Syriërs afschrikt, willen steeds meer van hen het Libische voorbeeld volgen – steeds vaker wordt tijdens demonstraties in Syrië opgeroepen tot het afdwingen van een ‘no-fly zone’.

Tegen een interventie Het zou echter een grote vergissing zijn om te denken dat het Libische scenario herhaald kan worden in Syrië. De kosten van een buitenlandse militaire interventie zouden er zeer hoog zijn. Libië is een land van stedelijke centra, verdeeld over een woestijnachtig terrein. In zo’n gebied is een luchtmacht essentieel en het regime gebruikte vliegtuigen in zijn contrarevolutionaire offensief. Buitenlandse gevechtsvliegtuigen waren relatief effectief in het afslaan van dit offensief. Maar Syrië is veel dichter

bevolkt en de bevolking is er veel meer verdeeld in voor- en tegenstanders van de regering. Een no-fly zone over Syrië zou slechts van beperkt belang zijn en een luchtoorlog tegen het regime, zoals in Libië, zou verwoestend zijn. Het Syrische leger is veel sterker dan dat van Libië en de gevechten zouden massaler zijn. Bovendien staat de regering van Assad niet zo geïsoleerd als die van Gadaffi. Een militaire interventie zou de hele regio in beroering brengen. De kracht van de Syrische opstand is de wijde verspreiding ervan en dat de rebellen ervan af hebben gezien wapens te gebruiken. Als zij dat niet hadden gedaan, zou de beweging veel minder momentum gehad hebben en zou het voor de regering makkelijker zijn geweest de opstand de kop in te drukken. De Syrische oppositie organiseert demonstraties in de avond of ze maken gebruik van het feit dat de regering moeilijk kan ingrijpen in moskeeën door daar te verzamelen op vrijdagen, een officiële vrije dag. Geconfronteerd met een militaire overmacht is dit de juiste methode. In tegenstelling tot het regime van Gadaffi, dat al jaren geleden op gebieden als economie en inlichtingen begon samen te werken met verschillende westerse staten, is dat van Syrië in de ogen van de VS nog steeds een hindernis voor hun belangen in de regio. Syrië is een bondgenoot van Iran en Hezbollah en steunt verschillende Palestijnse groeperingen die tegenstander zijn van de door de VS gewenste overgave aan Israël. Dit betekent niet in het minst dat we de roep om democratie en mensenrechten in Iran of Syrië moeten negeren – maar deze eis moet gepaard gaan met het afwijzen van militaire interventie. Een van de belangrijkste doelen van de Syrische opstand moet het overhalen van het leger naar de kant van rebellen zijn. Een verzoek om buitenlandse inter-


buitenland ventie zou het regime meer ammunitie geven om de oppositie weg te zetten als buitenlandse agenten. Een deel van het Syrische grondgebied wordt met westerse steun bezet gehouden door Israël. Indien Westerse mogendheden zouden interveniëren, dan zouden zij er zeker naar streven Syrië langdurig te verzwakken, net zoals gebeurde met Irak.

De rol van het leger Het is nuttig om te kijken naar de verschillen met Libië en Egypte. In Egypte was en is het leger de ruggengraat van het regime. Moebaraks macht was afhankelijk van het leger, maar hij was er niet ‘eigenaar’ van. Vandaar dat de volksopstand probeerde het leger neutraal te houden en de dictator te verjagen. Deze strategie was succesvol maar leidde ook tot illusies in het idee van een leger dat de belangen van het volk kan dienen, in plaats van dat de bevolking en gewone soldaten ervan bewust werden gemaakt dat de bevelhebbers hun macht en privileges zullen proberen te beschermen. De Egyptische revolutie is incompleet: er is misschien nog wel meer hetzelfde gebleven dan dat er veranderd is. In Libië had Gadaffi het leger ontbonden en geherstructureerd langs tribale, familie en financiële lijnen die het direct aan zijn persoon bonden. Dit maakte het onmogelijk om op de neutraliteit van het leger, laat staan op steun ervan, te hopen. Het was onmogelijk om zonder wapens het regime ten val te brengen. Aangezien het regime militair de bo-

venhand had, was inmenging ook een derde partij nodig. De veranderingen in Libië gaan veel dieper dan in Egypte omdat de instituten van Gadaffi’s regime zijn geïmplodeerd. Libië vandaag de dag is een land zonder staat, zonder een geweldsmonopolie en niemand weet hoe een toekomstige Libische staat eruit zal zien. Syrië staat tussen het Libische en het Egyptische scenario in. Het regime is omringd door elitetroepen die aan de machthebbers gebonden zijn door religieuze, familie en cliëntelistische banden. Om het regime ten val te brengen moeten deze verslagen worden. Maar Syrië heeft ook een regulier leger gevormd door dienstplichtigen, soldaten en lagere officieren uit alle lagen van de bevolking. Een van de eerste prioriteiten voor de Syrische opstand moet het overhalen naar de kant van de revolutie van de manschappen van het leger zijn. Een buitenlandse interventie zou soldaten echter overtuigen van het gelijk van het regime dat al vanaf het begin de opstand tot een ‘buitenlandse samenzwering’ bestempelt. Als de Syrische opstand een meer strategisch denkende leiding had gehad – en hier zien we een van de beperkingen van ‘facebook revoluties’ – dan zouden de rebellen netwerken in het leger ontwikkeld hebben om grootschalige desertie aan te moedigen. Bij gebrek aan leiding en strategie, deserteren nu steeds meer soldaten en officieren op eigen initiatief, maar steeds in kleine aantallen. De oppositie weet niet om te gaan met deze deserties: en-

kele oppositieleiders beschuldigen de deserteurs ervan de opstand een gewapende vorm aan te laten willen nemen terwijl andere hen juist met open armen ontvangen maar oproepen hun wapens niet op het regime te richten. Het overhalen van de Syrische soldaten naar de kant van de opstand staat niet in tegenstelling tot de volksmobilisaties en het geweldloze karakter ervan. Het geweldloze karakter van de demonstraties geeft momentum aan de beweging, stelt grote aantallen mensen in staat deel te nemen en moedigt zo soldaten aan om in verzet te komen tegen het regime. De grote uitdaging is het combineren van massamobilisaties met de uitbreiding van de rebellie in het leger en de gewapende confrontaties die nodig zijn om het regime ten val te brengen. De enige andere optie is dat enkele hoge officieren breken met de heersende familie en deze dwingen te vluchten maar dit zou tot een situatie vergelijkbaar met die in Egypte leiden: het topje van de piramide valt maar de structuur blijft intact. Het verzoek van sommige oppositieleiders om een no-fly zone boven Syrië bewijst eens te meer hun gebrek aan strategisch inzicht. Buitenlands ingrijpen zou tot een catastrofe kunnen leiden voor de regio en voor Syrië en moet afgewezen worden door alle voorstanders van democratie en vrijheid voor de Syriërs. V Dit is een bewerking van een artikel dat eerder verscheen in de Engelse uitgave van Al Akhbar.

25


achtergrond Van de socialistische hymnen is De Internationale misschien wel het lied met de meest optimistische boodschap. De internationale belooft weldra ( ‘morgen’) te heersen op aard’. In het lied ging en gaat het om de vestiging van een democratische en rechtvaardige samenleving. Maar hoe sterk ‘de slaafgeborenen’ in het verleden ook streden, ‘ de oude vormen en gedachten’ wisten zich steeds van de ergste aanvallen te herstellen. Jan

Willem

Solidariteit

Eugène Laermans, Een stakingsavond / De rode vlag. 1893

Stutje

Ook nu maakt de economie een diepe crisis door, maar een overtuigend socialistisch alternatief heeft zich nog niet aangediend. We zien de doodsklokken hangen, maar het is de vraag of we het touw in handen krijgen om ze te luiden. Welke rol kan het internationalisme daarbij spelen? Het lijkt verstandig om eens een blik te werpen op het verleden, nu de middelen om het tij te keren, beperkt lijken. Zijn er ‘verloren’ tradities die wellicht als inspiratie kunnen dienen? Hoe zag het internationalisme eruit in de jaren 1880 en 1890 toen de Nederlandse arbeidersbeweging ook pas aan het begin van de strijd stond? Hoe hielp het internationalisme de vroege beweging zich te vormen? Maar ook, waarom wendde de beweging zich er vanaf? Waarom ging ze onder leiding van de ex-predikant Domela Nieuwenhuis ertoe over een revolutionaire politiek te voeren met nationalistische middelen?

Solidariteit Net als in zoveel andere landen was de Nederlandse arbeidersbeweging in de jaren 1870 en 1880 een bonte verzameling van culturen, organisaties, protesten en denkbeelden. De werkwijze van die vroege socialisten varieerde van de roep om algemeen stemrecht tot stakingen, van coöperatieve productie tot gezamenlijke inkoop, van spotliederen tot beleefd verzoek. Al hadden plaatselijke en regionale tradities in de actiepatronen de overhand, toch beschikten de vroege socialisten bijna vanaf het begin over een wapen waarmee ze de beperkingen van hun repertoire trachtten te overstijgen. Ze deden vaak en met succes een beroep op de solidariteit, desnoods tot in het buitenland. Nu eens schoten buitenlandse kameraden met geld te hulp, zoals Antwerpse arbeiders de stakende Amsterdamse scheepstimmerlieden in 1869. Dan weer door politieke steun te geven, zoals tijdens de manifestatie in Amsterdam ter ere van de Commune van Parijs in mei 1872. De reden van die solidariteit kon een direct of indirect economisch eigenbelang zijn: samen sta je sterk. Of kwam voort uit een ethische overweging volgens welke de uitbuiting van lotgenoten elders strijdig werd geacht met tradities van fatsoen en rechtvaardigheid.

26

Het internationalisme, zeker dat van onderop, was dus van meet af aan een krachtig en veelvormig fenomeen. Maar waar het institutioneel ondemocratisch en zwak verankerd was, kon het soms weinig consistent en tegenstrijdig zijn. Dat bleek, zoals we zullen zien, uit het conflict tussen dezelfde Ferdinand Domela Nieuwenhuis de Socialistische Internationale dat er in 1894 mede toe leidde dat partijgenoten als Pieter Jelles Troelstra en de SDB de rug toekeerden en de SDAP oprichtten. Het riep bij Domela Nieuwenhuis nationalistische reflexen op.

Socialisme als zelfbevrijding De SDB, gesticht in 1881, liet zich van meet af aan internationaal inspireren. Ze gebruikte het programma dat de Duitse sociaaldemocraten in 1875 in Gotha hadden aangenomen en liet zich door internationale contacten inspireren tot de keuze voor een socialisme van onderop. In mei 1880 bezocht Domela Zürich waar hij kennis maakte met toonaangevende Duitse socialisten. Het was een publiek geheim dat Marx en Engels wantrouwen koesterden tegen de invloed van gematigde, hervormingsgezinde figuren als de schatrijke Karl Höchberg en de theoreticus Eduard Bernstein deze het gemunt hadden op wat ze de ‘zonden van de partij’ noemden: het gebrek aan stijl en de openlijke minachting voor de voorname klasse, de bourgeoisie waarvan volgens hen verlichte elementen een rol konden spelen in de emancipatie van de arbeidersklasse. Marx en Engels klaagden dat het tweetal de arbeidersklasse kennelijk niet in staat achtte zichzelf te bevrijden. Nederland was weliswaar niet het ideologische geweten van het socialisme, toch moest ook Domela zich de kritiek aantrekken. Net als Höchberg en Bernstein stond hij een partij voor waarin revolutionairen en reformisten elkaar de hand reikten. Domela richtte zich met het blad ‘Recht voor Allen’ vooral op liberalen, die het als hun opdracht zagen de massa van boven af te verheffen. Het debat in Zürich liet Domela niet onberoerd. Terug in Nederland zette hij zich aan het ontwerpen van een nieuwe formule voor ‘Recht voor Allen’. Hij veranderde de krant van een links liberaal blad in een arbeidersblad waarin het proletariaat voortaan centraal stond. Het blad werd populairder en een stuk goedkoper. De nieuwe opzet illustreerde dat Domela zich


achtergrond

en xenofobie in de vroege arbeidersbeweging Marx’ ‘Schlachtruf’ over de zelfbevrijding van de arbeidersklasse tot de zijne had gemaakt.

Socialisme-van-onderop versus socialisme-van-bovenaf Domela stond aan het hoofd van een beweging die niet meer alleen uit traditionele groepen zoals handwerkslieden en geschoolde arbeiders bestond maar die was doorgebroken naar nieuwe lagen, zoals die van de ongeschoolde fabrieksarbeiders, werklozen en naar de land- en veenarbeiders. Zolang de beweging losjes georganiseerd bleef, zonder veel discipline en formele regels, was de dynamiek het grootste. De SDB was een hybride formatie, die naast revolutionaireen hervormingsgezinde socialisten, libertaire socialisten en coöperatieven, ook verdedigers van lokale en provinciale vormen van socialisme verenigde. Het conflict tussen Domela en Troelstra was meer dan een kwestie van persoonlijke aard of zomaar een verschil van tactisch inzicht. De strijd raakte het wezen van de socialistische politiek, waarbij Troelstra beheerst werd door de idee van een ‘socialisme-van-bovenaf’, waartoe de verovering van de macht in de staat een eerste stap was; en Domela door het aan zijn religieuze achtergrond en aan Karl Marx ontleende idee van proletarische zelfemancipatie. Het lijkt een paradox dat Domela juist in het verdedigen van dit socialisme-van-onderop afstand nam van het internationalisme, aanvankelijk een van zijn inspiraties en een pijler onder zijn succes. Nationaal internationalisme Dit afscheid van het internationalisme had alles te maken met de overheersende positie van de Duitse SPD in de Socialistische Internationale die vanaf 1889, honderd jaar na de bestorming van de Bastille, regelmatig bijeenkwam. De Duitsers eisten dat in de Internationale voorrang werd gegeven aan sociale- en arbeidswetgeving, een tactiek die vooral het machtige Duitse industrieproletariaat ten goede kwam, en veel minder een zwak ontwikkeld proletariaat als dat van Nederland. Domela koesterde een diepe weerzin tegen het parlement en tegen de staat. Hij achtte arbeidswetgeving zinloos zolang het kapitalisme een feit bleef. Troelstra was pas kort in de beweging, maar schoot als een komeet omhoog. Zijn inspanningen waren erop gericht om de SDB, en na 1894 de SDAP, tot een moderne, parlementaire, hervormingsgezinde partij te maken. Voor zo’n partij speelde het proletariaat slechts de rol van passieve kiezer, niet die van een zelfstandig figuur dat naar de eigen bevrijding zocht. Troelstra rekende tot het proletariaat alleen de geschoolde loonarbeiders. Dagloners, werklozen, zieken, dieven, hoeren en schooiers, al wat maatschappelijk onderaan bungelde, het lompenproletariaat in de terminologie van Marx, viel er voor hem buiten. Want, aldus Troelstra, alleen de loonarbeider kon zich van zijn klassenbelang bewust worden. Alleen de loonarbeider was tot het inzicht in staat dat de maatschappij zich ontwikkelde volgens bepaalde wetten en dat de sociale kwestie om een rationele oplossing vroeg. Het socialisme was in Troelstra’s voorstelling een onpartijdige wetenschap; geen proletarische zelfbevrijding maar de activiteit van verlichte denkers en beroepspolitici. Domela kon daar niet mee uit de voeten. Hij bezag het pro-

letariaat vanuit een omvattender en moreler gezichtspunt. Hij rekende er alle verdrukten toe, inclusief de ongepolijste lawaaimakers en schipbreukelingen. Domela loofde hun onbevangenheid en authenticiteit, hun oncontroleerbare opstandigheid waaraan Troelstra en de zijnen een broertje dood hadden. Zelfs de loonarbeider had volgens de Friese advocaat een strakke, leidende hand nodig. Want, zoals hij in een bui van openhartigheid zei, ‘de stumperds missen nou eenmaal het verstand om over de grote vragen te oordelen.’ Achter het conflict over wel of geen deelname aan parlementaire arbeid school dus een ernstig verschil van inzicht in de aard en de historische rol van de arbeidersklasse. Konden de lagere klassen wel of geen zelfstandige rol spelen? Zo niet, dan was het proletariaat gedoemd de gevangene van de maatschappelijke hiërarchie te blijven en werd socialistische politiek een zaak van heren. Domela vond dat onverdraaglijk.

Germanofobie en antisemitisme Om het project van de revolutie te redden, liet Domela geen middel onbeproefd om de leden tegen de lokroep van het nationale en internationale reformisme te mobiliseren. Hij schroomde niet om zich van anti-Joodse en van nationalistische anti-Duitse sentimenten te bedienen. Bij de socialisten drüben trokken ‘heren met pelsjassen’, ‘bankiers, meerendeels joden’ aan de touwtjes. Domela’s schimpscheuten op de vermogende SPD bestuurder Paul Singer, vriend van Bebel en Liebknecht, bleven niet onopgemerkt. Volgens een tijdgenoot leken ze verdacht veel op die van de beruchte antisemiet Adolf Stöcker, prediker aan het Pruisische hof.

Domela keerde zich af van zijn eerdere inspiratie Domela bestempelde het reformisme als het ware tot een Duitse ziekte. In de anti-Joodse campagne tegen de leiding van de SPD mengde hij het klassieke, op etniciteit gebaseerde vooroordeel, dat Duitsers een speciale voorliefde hadden voor tucht, gezag en conservatisme met als keerzijde een gebrek aan vrijheidsliefde en revolutionair elan. Die racistische stereotypen dienden hem vooral om in het conflict met Liebknecht en zijn ‘knecht’ Troelstra de eenheid rond zijn persoon te waarborgen. De uiterst xenofobe toon sprak aan in een tijd dat nationale bewegingen toch al de wind in de rug hadden. Domela kende maar twee vormen van socialisme, die werelden van verschil vertegenwoordigden: een Franse die altijd levenslustig, vurig, vermetel en idealistisch was, en een Duitse, dogmatisch, materialistisch, en gedisciplineerd. In een poging zijn beweging te redden van corruptie door parlementarisme en hoge heren nam Domela zijn toevlucht tot een xenofobie die onverenigbaar was met de idealen van de Internationale en die met zelfs de geringste notie van menselijke emancipatie niets van doen had. V Jan Willem Stutje is schrijver van de biografieën van CPN-kopstuk Paul de Groot en de marxistische denker Ernest Mandel. In maart 2012 komt bij uitgeverij Atlas zijn biografie uit van Domela Nieuwenhuis (J.W. Stutje, Ferdinand Domela Nieuwenhuis. Een romantische revolutionair, Amsterdam/Antwerpen 2012).

27


literatuur

Luxemburg als alternatief voor Lenin? De crisis en de opkomst van Occupy maken de vraag weer actueel: is er een alternatief voor het kapitalisme? En wat voor alternatief? Sinds bijna een eeuw dient de mislukking van de Russische revolutie als schrikbeeld, als bewijs dat een aanval op het kapitalisme alleen tot erger leidt. Had een revolutie anders en beter gekund in de geest van Rosa Luxemburg, de Poolse marxist die al in 1918 kritiek had op de antidemocratische koers van de bolsjewieken? Paul Levi, Luxemburgs advocaat, minnaar, en van 1919 tot 1921 opvolger aan de top van het Duitse communisme, bepleitte als eerste een luxemburgiaans alternatief voor het leninisme. Peter

Drucker

Luxemburg komt in veel opzichten sympathieker over dan Lenin. Lenin bracht een groot deel van zijn leven door als balling; Luxemburg speelde vanaf 1898 een prominente rol in de Duitse socialistische beweging, de grootste van Europa. Dankzij haar vurige speeches belandde ze vaak in de gevangenis. Ze werd als vrouwelijke leidster enorm bewonderd (en gehaat). Zonder een principiële pacifist te zijn, won zij veel sympathie met haar hartstochtelijke afkeer van geweld. Een democraat in hart en nieren, schreef ze dat haar partij ‘nooit de staatsmacht zal nemen als dat niet de heldere, ondubbelzinnige wil is van de grote meerderheid’. En terwijl Lenin stierf als premier van Sovjet-Rusland, stierf Luxemburg in 1919 als martelaar, bruut vermoord door rechts tuig. In 1931 deed Stalin Luxemburg in de ban. Maar in het begin wilde Duitse Communistische Partij, de KPD niet tussen Luxemburg en Lenin kiezen. Levi durfde als KPD-leider hardop te zeggen dat Luxemburg op sommige punten tegen de bolsjewiekengelijk had. Toch werkte hij in die jaren hand in hand samen met Lenin, Trotsky en de Communistische Internationale (Comintern). In twee jaar tijd bouwde Levi de KPD op van een klein, vervolgd clubje tot een massapartij van honderdduizenden. Makkelijk was dit niet. In the steps of Rosa Luxemburg, een bundel van Levi’s speeches en artikelen, laat zien hoe hard hij moest vechten tegen ultra-radicalen die de nieuwe Duitse republiek liever gisteren dan vandaag wilden omverwerpen, zonder hun handen vuil te maken aan verkiezingen of vakbondswerk. Tegen hen hamerde Levi op het belang van ‘de vereniging van de brede volksmassa’s’. Hij was een briljante tacticus, een vakman van revolutionaire politiek in een parlementaire democratie. Antikapitalisten in Europa kunnen vandaag de dag nog van hem leren.

Tegen Lenin Begin 1921 kwam het tot een breuk tussen Levi en de bolsjewieken. De eerste aanleiding was een verknoeide splitsing in Italië. Toen de meerderheid van het KPD-bestuur de kant van de Comintern koos tegen Levi, stapte deze op als voorzitter. De nieuwe leiding probeerde zich te bewijzen door meteen een opstand te organiseren, de Märzaktion. Het resultaat was een verpletterende nederlaag.

Luxemburg komt sympathieker over dan Lenin Binnen de partij werd Levi’s mond gesnoerd. Hij publiceerde echter een kritische brochure: Unser Weg. Wider den Putschismus. Prompt werd hij geroyeerd. Lenin en Trotsky stonden voor een dilemma. Met de inhoud van Levi’s kritiek waren ze het grotendeels eens. Maar Unser Weg kwetste hen met sarcastische opmerkingen over de Comintern. In juni 1921 verwierp het congres van de Comintern het hoger beroep van Levi tegen zijn royering. Toch schreef Lenin , ‘We moeten Levi niet verliezen’ en zinspeelde

28


achtergrond hij op een mogelijk terugkeer van Levi in de KPD als hij zich zou houden aan de partijdiscipline. Consequent was Lenin niet partij. In 1917 werden de bolsjewistische leiders Zinoviev en Kamenev niet geroyeerd, zelfs niet nadat ze de oktoberrevolutie bekritiseerden. In 1917 waren de bolsjewieken echter veel democratischer dan in 1921.

In de SPD Aan zich schikken dacht Levi niet. Toen in 1922 inzag hij niet terug kon naar de KPD, ging zijn stroming op in de Onafhankelijke Sociaaldemocratische Partij (USPD). Eind 1922 verzette Levi zich niet tegen de hereniging van de USPD met de reformistische SPD. Hijzelf bleef SPD-lid tot zijn dood in 1930. In zijn inleiding van In the steps of Rosa Luxemburg stelt David Fernbach dat als Luxemburg nog in leven was geweest, ze ‘zeker meer weerstand had geboden tegen een terugkeer naar de SPD’. Dat is nogal zacht uitgedrukt. Luxemburg en Levi hadden veel felle uitspraken gedaan tegen de SPD-leiding: tegen hun gebrek aan strijdbaarheid, hun parlementarisme, hun steun voor de oorlog in 1914.

Levi was een briljante revolutionaire tacticus Waarom ging Levi de dan wel de SPD weer in? Omdat Levi’s activiteiten in 1918-21 al redelijk bekend waren, is In the steps of Rosa Luxemburg vooral belangrijk voor het licht dat het werpt op Levi’s laatste jaren. Helaas wordt het raadsel niet volledig opgelost. Toch wordt duidelijk dat Levi geloofde dat Duits revolutionair links in 1921 zo erg was verslagen dat er vele jaren nodig zouden zijn voor er zich weer revolutionaire mogelijkheden zouden voordoen. De vraag is of dat een correcte inschatting was. Voor een historicus als Pierre Broué lag de grootste gemiste kans van de Duitse revolutie niet in 1921 maar in 1923, toen Franse interventie, hyperinflatie en massawerkloosheid de republiek tot de rand van de afgrond brachten. Levi’s schriften over 1923 zijn onduidelijk. Op één moment schreef hij dat de crisis in 1923 ‘een enorme mazzel was geweest – voor echte communisten’. Op een ander moment hoe schandelijk het ‘illegale en ongrondwettelijke geweld’ was waarmee de landelijke regering de democratisch gekozen coalitie van linkse sociaaldemocraten en communisten in Saksen in oktober 1923 afzette. Levi

merkte er niet bij op dat de Saksische sociaaldemocraten, door zich niet tegen hun afzetting te verzetten, het einde inluidden van de revolutionaire situatie. Levi’s houding tegenover de Weimar republiek was sowieso tegenstrijdig. Hij stelde dat hoewel de republiek niet die van de arbeiders was, ze haar wel moesten verdedigen tegen extreemrechts. Zijn waarschuwingen vanaf 1923 voor het Nazi-gevaar waren profetisch. Toch haalde hij twee zaken door elkaar: democratische vrijheden, die altijd verdedigd moeten worden, en de burgerlijke democratie als staatsvorm, die de echte democratie op allerlei manieren schendt.

Vooral in 1921-22 was de houding van Lenin en Trotsky paradoxaal. Blik op Rusland Naast de KPD, schreef Levi vanaf 1922 ook de Russische revolutie af. Ook dat was een twijfelachtige conclusie. Vooral in 1921-22 was de houding van Lenin en Trotsky paradoxaal. In de jaren na de burgeroorlog schaften ze de laatste resten van sovjet-democratie af. Maar hun beleid in het geïsoleerde, achtergestelde Rusland was voor hen eerder uitzondering dan de regel. Ze bleven stellen dat het communisme in West-Europa alleen kon zegevieren als een beweging van de grote meerderheid die door strijd de basisdemocratie zou instellen. In de laatste maanden van Lenins leven zagen ze de gevaren van de bureaucratie in Rusland steeds meer in. Trotsky zou zich de rest van zijn leven tegen de dictatuur in Rusland verzetten. Levi wilde niets met de ‘Linkse Oppositie’ van Trotsky te maken hebben – deels omdat hij een fout van Trotsky deelde. Voor Levi was het Nieuwe Economisch Beleid (NEP), dat vanaf 1921 meer ruimte bood aan kleine landeigenaars en kapitalisten, het bewijs dat Sovjet-Rusland een kleinburgerlijke dictatuur was geworden, waarin van de ‘proletarische dictatuur’ niets over was. Ook Trotsky zag in die jaren een terugkeer naar het kapitalisme, zo niet als voldongen feit, dan toch als het grootste gevaar voor de revolutie. Ze vergisten zich allebei: vanaf 1929 zegevierden geen kleinburgers – die werden massaal afgeslacht – maar Stalins bureaucratie. Een van de grootste drama’s van de jaren 1920 was dat anti-stalinistische marxisten elkaar in plaats van de echte vijand bevochten. Ondanks zijn vergissingen deed Levi veel om het democratische marxisme in leven te houden. Het is zonde dat

het decennialang onmogelijk was om in zijn eigen woorden zijn verhaal te volgen. Nog steeds is bijna niets van hem in het Nederlands vertaald. Zelfs in het Duits is er niet veel te vinden. De nieuwe Engelstalige bundel is ook voor Nederlands links een aanwinst. Vertaler en samensteller David Fernbach heeft de stukken kundig gepresenteerd en trefzeker ingeleid. Fernbach stelt overtuigend dat ‘een Luxemburgiaanse politiek van een meerderheidsrevolutie’ cruciaal is voor antikapitalistisch links. Ik zou zeggen dat wij ook nog steeds baat hebben bij bijdragen van de bolsjewieken. Maar de erfenis van Luxemburg en Levi, vooral hun intelligente toewijding aan de democratie, is voor ons van onschatbare waarde. V In the steps of Rosa Luxemburg. Selected writings of Paul Levi. Samengesteld en ingeleid door David Fernbach. Brill, 2011, €99,00 (een goedkopere paperback verschijnt waarschijnlijk in 2013 bij Haymarket). Paul Levi. Zwischen Spartakus und Sozialdemokratie. Schriften, Aufsätze, Reden und Briefe. Samengesteld en ingeleid door Charlotte Beradt. Europäische Verlagsanstalt, 1969, tweedehands bij amazone.co.de voor €19,95.

29


literatuur

De hongerige stad Meer dan de helft van de mensheid woont in de stad. Steden voeden is nooit makkelijk geweest. Maar met het huidige onduurzame voedselsysteem komen we onvermijdelijk in de problemen. Tijd voor een alternatief. ‘We kunnen doorgaan met onze grondstoffen verspillen en reageren op voedselcrises wanneer die zich stellen, of we kunnen de wijze waarop onze voedselsystemen werken, fundamenteel veranderen’, zegt architecte Carlyn Steel in haar boek De Hongerige Stad. Patrick Architectuur en eten? Dat is niet zo gek. Elk stad is gevormd door de wijze waarop het voedsel voor de bewoners word aangevoerd. Het boek gaat ook over het ontstaan van de huidige keuken en de cultuur van thuis, in gezinsverband eten. Tegenwoordig genieten we van chef-koks op televisie met een kant-en-klaar maaltijd op de schoot. Vroeger was de gaarkeuken de norm. Steel laat zien hoe groot de invloed van eten is op het leven van stadsbewoners, ook al realiseren die zich dat niet en willen ze het vaak liever niet weten. Geen rommel, geen moestuin maar gladde gazon. Verstedelijking, kapitalisme, wereldpolitiek, peak oil, honger, klimaatverandering; Steel behandelt deze onderwerpen vanuit het produceren, aanleveren en consumeren van voedsel. Ze neemt de hele keten onder de loep tot en met het ontstaan van riolen en hun rol in de breuk tussen stad en platteland.

Voedselkilometers. Veel verrassende feiten komen naar boven. Voedselkilometers bijvoorbeeld bestaan al heel lang. Het oude Rome had best al haar voedsel uit Italië kunnen halen maar toch kwam het graan uit Noord-Afrika: het was goedkoper. Transport over zee kostte bijna niets vergeleken bij dat over land. Keizer Diocletianus vaardigde een decreet uit om de scheepvaart op de Middellandse Zee kunstmatig goedkoop te houden. Net zoals er vandaag de dag bij internationale decreet geen belasting wordt geheven op vliegtuigbrandstof. De trein heeft gezorgd dat steden groter konden worden. Vers voedsel kon eerder van maximaal dertig kilometer ver komen: een dagreis met paard en wagen. Verse ‘spoormelk’ was een openbaring voor de Victoriaanse Londenaren. Vanaf toen ging het hard. In Chicago verrees in de negentiende eeuw een vleesverwerkende fabriek van tweeënhalve vierkante kilometer groot en met 75 duizend arbeiders. In die tijd ontstonden de huidige machtige voedselconcerns en problemen. Op de wijze waarop Londen, het kloppend hart van het nieuwe systeem, werd gevoed, baseerde Adam Smith zijn theorie van de markt. Steel laat zien dat Smith ook al in de gaten had dat als er veel meer steden als London zouden komen de praktijk weerbarstiger zou zijn dan de theorie.

30

van

Klink

Wat te doen? Steel heeft geen blauwdruk maar haar praktische oplossingen spreken aan. Als mensen bewuster zouden omgaan met hun voedsel, zou dat een begin zijn. De band met voedsel moet hersteld worden. Genieten van eten uit de buurt, seizoensgebonden en eenvoudig. We kunnen kiezen om ethisch verantwoord te eten. Niet alleen voor de cacaoboer, maar ook voor de kleine boer om de hoek. We kunnen in volkstuin of op balkon voedsel verbouwen. Gezamenlijk eten en minder vlees en vis eten. Winkelen bij de buurtwinkel of op boerenmarkten. Transparantie in de voedselketen eisen en politiek en bedrijven aanspreken. De etiketten lezen en vaker koken, kinderen leren koken. Kortom, genieten van eten. Het boek geeft argumenten genoeg. Goedkoop voedsel bestaat niet, zegt Steel. ‘De eis dat eten goedkoop moet zijn, leidt tot een vervuilend systeem in handen van een paar multinationals. Als mensen hun eten niet kunnen betalen, moeten we dat mogelijk gaan maken. Dan moeten we nadenken over een betere herverdeling van de welvaart. Het falen van ons voedselsysteem staat model voor het falen van de samenleving. Er moet meer humaniteit in.’ Voedsel is noodzakelijk en daarom geschikt om ons te wijzen op wat er werkelijk toe doet. Steel is niet nostalgisch en wil niet terug naar de wereld van Ot en Sien. Ze zoekt naar oplossingen die een combinatie zijn van moderne techniek met een nieuwe stedelijke ordening en nieuwe sociale structuren. Ze geeft een beschrijving van de Chinese ecostad Dongtan die op dit moment gebouwd wordt. Een stad met een vermenging van functies, in een gesloten kringloop. Stadslandbouw met woontorens die ook boerderij zijn: groente onder ledlampen in de kelder, draaiend op zonne-energie en rioolwater. Maar hoe mooi beschreven ook, als de (super-) markt zijn verwoestende werk blijft doen zoals elders in het boek wordt beschreven, blijft het utopie. Ze vliegt bij het beschrijven van haar voorbeelden wel eens uit de bocht met een erg ideale voorstelling van de Nederlandse varkensflats, maar het boek is zeker een aanwinst naast boeken van Michael Pollan en Marion Nestlé. Je snapt weer waar het echt om gaat en krijgt zin om de wereld te veranderen. V


film

George Clooney bewijst zijn klasse De titel van de nieuwste film van George Clooney verwijst naar de dag dat Julius Caesar werd verraden en vermoord. Dat was op 15 maart (de iden van Martius) 44 jaar voor het jaar Nul in Rome. De film

The Ides of March speelt heel erg in het heden in de Verenigde Staten. Maar net als toen staan het streven naar macht en het desnoods daarvoor verkopen van ziel en zaligheid centraal. Rob

Lubbersen

Verkiezingscampagne De Amerikaanse gouverneur Morris (Clooney) wil de volgende presidentskandidaat worden voor de Democratische Partij. Hij heeft een behoorlijk progressief programma. Hij wil de rijken en hun banken aanpakken ten gunste van ‘de gewone man’. Hij wil meer rechten voor vrouwen, zwarten en homo’s. Morris staat te boek als een idealist en ontleent daaraan flink wat populariteit. Zijn kleurloze tegenstrever Pullman lijkt het loodje te gaan leggen. Morris dankt zijn succes mede aan de briljante, jonge campagnestrateeg Steve (Ryan Gosling). Maar er liggen gevaren op de loer. Morris is niet perfect. Er kleven Clintoniaanse vlekjes aan hem. En Steve is niet helemaal ongevoelig voor pogingen om hem te laten overlopen naar het kamp van Pullman. Als door achterkamertjesgedoe de winstkansen van Pullman toenemen én er in de persoonlijke verhoudingen iets faliekant mis gaat, dan is Steve als een ware Brutus bereid om zijn Caesar te verraden. Daarmee dreigen is echter voldoende om zijn positie te verbeteren: hij wordt campagneleider. Morris staat niet alleen dit toe, hij sluit tevens een verbond met een ultra-conservatieve partijgenoot die hem aan de benodigde stemmen kan helpen. Steve en Morris vallen beiden van hun voetstuk. In het vooruitzicht van de macht verleppen hun oorspronkelijke idealen. Hun eerste slachtoffer is een jonge vrouw.... Een oud idee George Clooney acteert niet alleen in deze film, hij heeft hem ook geregisseerd. Hij heeft eerder behoorlijk kritische films gemaakt. Zoals het wat ingewikkelde Syriana, over Amerikaanse wandaden in de olie-oorlogen in het Midden Oosten. En zoals het prachtige Good Night, and Good Luck over het anti-communisme in de McCarthy-periode van de vijftiger jaren in de VS. Met The Ides of March heeft hij wederom zijn klasse bewezen door een boeiend en kritisch product te leveren. Opmerkelijk is dat het idee voor deze film al vier jaar oud is. Maar toen wilde Clooney de kersverse president Obama niet in de wielen rijden. In het Algemeen Dagblad van 20 oktober 2011 verklaarde hij: ‘Toen hij in het Witte Huis belandde, ging er een golf van optimisme door het land. Dan is het niet gepast om een film te maken

over de kwalijke praktijken in de politiek. Daarom hebben we even gewacht met deze film. Van dat optimisme is nu weinig over in Amerika. Daarom is het moment om dit verhaal te vertellen nu meer geschikt.’ De vraag is echter wat het effect nú is.

Occupy! In The Ides of March wordt ‘de politiek’ voorgesteld als een grote smeerboel. Vieze spelletjes. Mooie woorden en schone beloften blijken weinig waard. Tomeloze ambitie en machtswellust overheersen. Ze doen idealen, die aanvankelijk misschien oprecht waren, smelten als sneeuw voor de zon. Daar kun je drie kanten mee op. Ongetwijfeld zullen veel mensen roepen: zie je wel! Politiek is één grote bende! Ze bekijken het maar, ik doe er niet aan mee! Ik ga wel gewoon lekker shoppen zolang het nog kan! Wellicht zullen sommige mensen een andere conclusie trekken, namelijk: oh, gaat dat zo? Nou, dan weet ik dat en beschouw ik dit als een nuttige les voor mijn eigen politieke carrière. Gelukkig zijn er inmiddels heel wat mensen die een andere gevolgtrekking maken. Die beseffen dat het zo niet verder kan en mag. Dat hebzucht, uitbuiting en machtsmisbruik bestreden moeten worden. Dat solidariteit en vrijheid het nastreven waard zijn. En voor hen kan The Ides of March bijdragen aan het besef van de urgentie van de noodzaak tot verandering. Naar een betere wereld. Occupy Wall Street! Occupy Washington DC! Everything! V

31


AGENDA / AKTIE / TIPS

P a k i s t a a n s l i n k s h e e f t o n z e s t e u n n o d i g Verschillende leden van de Labour Party Pakistan (LPP) zijn opgepakt en enkele van hen zijn tot zeer lange gevangenisstraffen veroordeeld, enkel omdat zij opkwamen voor de belangen van boeren en arbeiders. Ondanks de repressie volhardt de LPP in hun strijd voor de arme en verdrukten. De laatste jaren is de LPP uitgegroeid tot een van de belangrijkste linkse krachten in het door oorlog en armoede geplaagde land. De afgelopen maanden worden zij steeds vaker het doelwit van machtsmisbruik door de autoriteiten. Zo werden zes LPP leden en sympathisanten veroordeeld tot een gezamenlijke gevangenisstraf van niet minder dan 490 jaar. Hun ‘misdaad’ was het organiseren van een staking van textielarbeiders nadat wekenlange onderhandelingen mislukt waren. Meer dan 100.000 arbeiders staakten toen om te eisen dat de regering een aangekondigde verhoging van het minimumloon waar zou maken. De LPP heeft financiële steun nodig voor het organiseren van een campagne voor hun vrijlating. Ook is er geld nodig voor steun aan de families van de gevangenen. De gevangenen zijn de kostwinnaars van hun familie en hun gezinnen hebben moeite te voorzien in hun levensonderhoud. Hun families verdienen steun, niet alleen omdat ook zij gestraft worden voor de deelname van hun vader of echtgenoot in de vakbeweging; de Pakistaanse heersers hopen dat het lot van deze families anderen af zal schrikken. Wij moeten voorkomen dat deze walgelijke tactiek succesvol zal zijn. De LPP, de LQM en de Nationale Vakbonds Federatie van Pakistan roepen op tot steun aan de gevangenen en hun families. Vanuit Nederland willen wij ook een bijdrage leveren. Steun Pakistaans links in de opbouwen van een alternatief voor zowel een corrupte elite als religieuze fundamentalisten. Donaties kunnen overgemaakt worden via Grenzeloos o.v.v. ‘Pakistan’: giro 5571638, Grenzeloos, Nijmegen.

32

w w w . g r e n z e l o o s . o r g


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.