Grenzeloos 120

Page 1

â‚Ź3,50

november 2012 nummer

Het afbraakkabinet

120

China in opstand Zuid-Afrika na Marikana Europa, crisis en verzet Actie voor onze zorg

1


C o l o f o n Grenzeloos wordt uitgegeven door Socialistische Alternatieve Politiek (SAP), de Nederlandse afdeling van de Vierde Internati­onale. Grenzeloos verschijnt zes keer per jaar. Hoofdredactie: Alex de Jong. Redactie: Peter Drucker, Patrick van Klink, Lot van Baaren. Spellingscontrole: Marijke Colle, Eng Que. Beeldredactie: Fleur Heinze. Illustraties: Lieke Peeters. Distributie en logistiek: Niek de Kleijn,Gijs van Kooten. Layout: Fleur Heinze. Redactie en administratie: redactie@grenzeloos.org Giro: 5571638 Reacties op dit nummer, de lay-out en suggesties voor artike­len worden op prijs gesteld. Overname van artikelen met bronvermelding wordt van harte toegejuicht. Artikelen in Grenzeloos vertegenwoordigen niet noodzakelijkerwijs het standpunt van de redactie.

INHOUD hoofdartikel 5 Het afbraakkabinet

binnenland 10 Beschaving heeft een prijs 11 Thuiszorg van verworven recht naar luxe product 12 Een vakbeweging van onderop

buitenland 4 Israël’s tweede oorlog tegen Gaza 18 Broedertwist over Iran 20 Crisis in Zuid-Afrika 22 China in opstand 24 Crisis en verzet in Zuid-Europa 26 Een ander Europa 28 Erdogan negeert hongerstakers

achtergrond 8 Nivelleren, maar dan wel goed 14 Van porno naar cultuur 16 Van schulden naar revolutie? G renzeloos tijdschrift voor socialisme

Wilt u een proefabonnement op

Grenzeloos

kijk dan op www. grenzeloos.org

Een jaarabonnement op Grenzeloos is 17,50 euro per jaar.

2

literatuur 30 Frank van der Goes: een vrijwel vergeten socialist 29 Grenzen aan het zelf

v a s t e

r u b r i e k e n

3 commentaar Wat won Obama? 32 agenda/ actie/ tips


commentaar

W a t

w o n

O b a m a ?

Je kunt nauwelijks zeggen dat Obama de verkiezingen heeft gewonnen. Eerder dat Romney er beter in slaagde ze te verliezen. De verkiezingen hadden voor de Republikein een makkie moeten zijn. De grootste economische crisis sinds 75 jaar; Obama die honderden miljarden dollars aan de banken geeft die hier de meeste schuld voor dragen; honderdduizenden mensen die hun huizen aan diezelfde banken kwijtraken. Hoe lukte het Romney dan toch om te verliezen? Door grote groepen kiezers van zich te vervreemden. De Latino’s bijvoorbeeld, de grootste minderheid van het land, en een die in het verleden wel eens Republikeins stemde; Romney verlangde ‘zelfverwijdering’ van migranten, en 71 procent van de Latino’s stemde op Obama. En vrouwen, waarvan na herhaalde Republikeinse bagatellisering van verkrachting, 55 procent op Obama stemde. En uiteraard mensen met inkomens onder de 30.000 dollar per jaar, waarvan 63 procent voor Obama koos. Een paar maanden geleden, na de opmerking van Romney dat 47 procent van de kiezers altijd Democratisch zou stemmen omdat ze ‘van de overheid leefden’, leek Obama af te stevenen op een grote overwinning. Er werd gesuggereerd dat de Democraten zelfs de meerderheid terug konden winnen in het Huis van Afgevaardigden. En toen ging Obama op zijn beurt beter zijn best doen om te verliezen. In het eerste debat gaf hij bijna ieder voordeel weg aan Romney. Bijvoorbeeld door te zeggen dat hij het grotendeels eens was met Romney over de Social Security, de Amerikaanse AOW en het meest geliefde overheidsprogramma, dat Romney wilde privatiseren.

Gepsychologiseer Veel commentatoren zoeken naar psychologische verklaringen voor de zwakheden van Obama. Maar de belangrijkste factor is niet psychologisch maar politiek. Ook de Democraten zijn een partij van het kapitaal, een partij dus die wel degelijk dezelfde kant op wil als de Republikeinen, hoewel in lager tempo. Daarom ging Bill Clinton, een totaal andere persoonlijkheid dan Obama, als president akkoord met de praktische afschaffing van de bijstand, een daad van sociale afbraak die veel verder ging dan alles wat Obama tot nu toe heeft gedaan. En toch speelt Obama’s persoon een rol: ze maakt het hem onmogelijk om voor de aanval te kiezen. Het is een onvermogen dat veel te maken heeft met het feit dat hij de eerste zwarte president is. Het racisme in de VS gaat zo diep en veel blanken projecteren hun schuldgevoelens zo hevig op zwarten, dat zelfs een keurige, beleefde, gereserveerde professional als Obama door bijna de helft van de blanke bevolking wordt gezien als een islamitische, marxistische, Afrikaanse antikoloniale militant die ‘Amerika haat’. Stel je maar voor dat hij in het openbaar kwaad was geworden. Hij zou nooit verder gekomen zijn dan Jesse Jackson: evenals Obama een slimme, welbespraakte zwarte kandidaat, maar een die altijd politiek marginaal is gebleven. Vooral om politieke, maar deels ook om persoonlijke, redenen probeert Obama niet eens mensen te mobiliseren voor progressieve doeleinden. Het antwoord op de vraag ‘wat heeft Obama eigenlijk gewonnen’, is: het recht het boegbeeld te zijn van nog vier jaar (geleidelijke) verrechtsing. Compromis Voor veel Democratische kiezers is dit een bron van frustratie: de man die vier jaar eerder change preekte, bepleitte deze keer bijna geen verandering. De meeste van zijn onvervulde beloftes van vier jaar geleden, zoals maatregelen tegen klimaatverandering, hulp aan de wegkwijnende vakbonden, en een staat voor de Palestijnen, heeft Obama in de ijskast gezet. Zijn prioriteit voor het komende jaar is een groots compromis met de Republikeinen over de begroting. De meeste gezaghebbende columnisten in Nederland, die ook de PvdA een ‘compromis’ wilden zien sluiten met de VVD, raden ook Obama aan een ‘compromis’ te sluiten met de Republikeinen. En dit terwijl Obama heel goede redenen heeft om juist geen duimbreed toe te geven aan de Republikeinen. Op 1 januari verlopen namelijk de belastingvoordelen die Bush aan de allerrijksten gaf, zodat miljarden de schatkist in zullen vloeien en het tekort afneemt. Als er op dat moment geen begrotingsovereenkomst is, komt maar liefst de helft van een hele reeks verplichte bezuinigingen automatisch uit de militaire begroting. De andere helft zou weliswaar uit sociale programma’s komen die arme en werkende mensen hard nodig hebben maar toch moeten de Republikeinen, de loopjongens van miljonairs en wapenindustrie, doodsbang zijn voor zo’n scenario. Een compromis met de Republikeinen kan alleen betekenen dat de rijken minder belastingen betalen, de wapenindustrie meer krijgt en er nog meer bezuinigd wordt op sociale programma’s. Toch lijkt Obama alles op alles te zetten om juist zo’n compromis te bereiken. Dat de hele en halve gekken om Romney heen niet aan de macht zijn gekomen, is een opluchting, maar nu is het aan links om Obama tegen te houden bij het uitvoeren van veel van hun gekke plannen. V

3


buitenland

Israël’s tweede oorlog tegen Gaza Israël claimt het ‘recht op zelfverdediging’ ter rechtvaardiging van de aanvallen op de Gazastrook. PvdA-minister Timmermans is van mening dat de verantwoordelijkheid voor de nieuwste uitbarsting van geweld voornamelijk bij Hamas ligt. De Israëlische anti-oorlogsactivist Sergio Yahni stelde een overzicht op van het geweld in de dagen voor de Israëlische aanval dat een ander beeld laat zien. Sergio

Yahni

De aanslag op Ahmed Jabari, militair leider van Hamas, op 14 november was het begin van de Israëlische aanvallen op de Gazastrook. Deze operatie was niet een reactie op vijf dagen van militaire escalatie, zoals de Israëlische regering beweerde, maar een al maanden eerder gepland offensief. Dit offensief begon ondanks signalen dat Egypte met succes een staakt-het-vuren had bemiddeld tussen Israël en de verschillende Palestijnse facties. Dit bestand had een einde kunnen maken aan de toename van het geweld in de voorafgaande week. In de week voor het Israëlische offensief tegen Gaza bombardeerde de Israëlische luchtmacht niet alleen trainingskampen van het Palestijnse verzet maar ook civiele doelwitten. Daarnaast doodden Israëlische soldaten zes Palestijnse burgers, waaronder drie kinderen en twee leden van het Palestijnse verzet. Dezelfde week werden 56 burgers verwond tijdens Israëlische aanvallen op Gaza. Op 8 november doodden Israëlische soldaten een kind tijdens een inval in Abassan, een dorp ten oosten van Kahn Yunis. Omstreeks acht uur ‘s ochtends openden Israëlische troepen ten noordoosten van Khan Yunis in het wilde weg het vuur. Een Israëlische helikopter nam deel aan de beschietingen. Rond half vijf ‘s middags werd de 13 jaar oude Ahmed Abu Daqqa in zijn buik getroffen door Israëlisch vuur terwijl hij met zijn vrienden voor zijn huis aan het voetballen was. Zijn speelkameraad Mohammed Abu Daqqa, 14 jaar oud, vertelde dat ze zich veilig voelden omdat ‘ze relatief ver van het betreffende gebied waren’. ‘Rond half vijf zag ik dat Ahmed’s huis getroffen werd door een kogel. Ik zag Ahmed op de grond vallen. Hij stond op en legde zijn handen schreeuwend op zijn buik’. Ahmed Abu Daqqa overleed op weg naar het hospitaal aan zijn verwondingen. Later die dag liep een Israëlische soldaat lichte verwondingen op als gevolg van Palestijnse mortiervuur. De volgende dag, 9 november, vuurden Palestijnen een anti-tankraket af op een Israëlische legerjeep. Vier soldaten liepen verwondingen op. Onmiddellijk daarop openden tanks het vuur op al-Shoja’iya ten oosten van Gaza-stad. Vijf Palestijnen werden gedood, waaronder twee kinderen. Nog eens 38 mensen liepen verwondingen op. Later vuurden Palestijnen een aantal Kassamraketten af op Zuid-Israël. Op 13 november overleed een van de gewonden.

4

Op 11 november werd een lid van het Palestijnse verzet gedood door een aanval met een onbemand vliegtuigje. Een burger werd verwond tijdens Israëlische beschietingen van Gaza International Airport. Op 13 november liepen 11 burgers verwondingen op door Israëlisch artillerievuur op het dorp Khuza’a, ten oosten van Khan Yunis. Een Palestijnse strijder, lid van de aan de Islamitische Jihad gelieerde al-Quds Brigades werd gedood tijdens een aanval op verschillende militanten in het noordelijke deel van de Gazastrook. Later die dag bemiddelde Egype een staakt-het-vuren tussen Israël en de Palestijnse facties. Beide zijden kwamen overeen hun aanvallen te staken als de ander dat ook zou doen. Mohammed Jabari gaf zijn troepen opdracht om te voorkomen dat er raketten afgevuurd zouden worden op Israëlisch gebied. Premier Benjamin Netanyahu waarschuwde voor komende aanvallen en stelde: ‘Het is aan mij om het juiste moment te kiezen om een zo hoog mogelijk prijs te eisen – en dat zal gebeuren’. Een dag later, op 14 november, vermoordde Israël Mohammed Jabari en begon het een grootschalig offensief. De reacties van de regeringen die aan de macht zijn gekomen dankzij de recente revoluties zullen cruciaal zijn volgens de Palestijnse analist Nassar Ibrahim. ‘Israël heeft een sterk signaal afgegeven dat het zich niks aantrekt van de zogenaamde Arabische Lente’. ‘Ik veronderstel dat Israël van de Verenigde Staten het groene licht heeft gekregen voor deze aanvallen, anders zou het niet wagen de aandacht van het westen, nu gevestigd op Syrië, weer naar de Gazastrook te trekken’. ‘Misschien veronderstelt Israël dat de Arabische wereld te veel bezig is met de eigen problemen om daadwerkelijk iets te doen.’. Daarnaast wijst Ibrahim op de komende Israëlische verkiezingen in januari volgend jaar. De buitenrechtelijke executie van Jabari moet ook gezien worden als waarschuwing aan de Palestijnse Autoriteit en aan politieke krachten die lidmaatschap van de PA in de Verenigde Naties steunen. V Dit artikel is gebaseerd op nieuwsberichten van Alternative Information Center, http://www.alternativenews.org.


hoofdartikel

Het afbraakkabinet Keiharde afbraakpolitiek, een andere omschrijving is moeilijk te vinden voor het regeerakkoord van VVD en PvdA. Opnieuw wordt de rekening van de crisis niet bij de banken, de multinationals, de rijken en de topinkomens gelegd, maar bij werklozen, gehandicapten, mensen met een laag inkomen, ouderen, studenten en de armen in ontwikkelingslanden. Nadat het nivelleringsverhaal van de PvdA vrijwel in rook opging, werd het beeld nog schrijnender. Er komen zware tijden aan, althans voor iedereen die niet al heel goed in de slappe was zit. Willem

Bos

>

5


Hoofdartikel Nederland moet ‘sterker uit de crisis komen’, dat is waar VVD en PvdA in het regeerakkoord naar zeggen te streven. Maar wat verstaan ze daar onder? In essentie twee dingen: de concurrentiekracht van Nederland, dat wil zeggen van de Nederlandse bedrijven, moet versterkt worden, zodat ‘we’ de internationale concurrentie beter aan kunnen. En de overheidsfinanciën moeten ‘op orde’ worden gebracht, dat wil zeggen er moet zwaar bezuinigd worden op de uitgaven van de overheid.

Woonkosten stijger vooral voor lagere inkomens In de praktijk betekent dit dat de kosten voor de werkgevers en de overheid sterk naar beneden moeten worden gebracht. Om met dat laatste te beginnen. ‘De rijksoverheid gaat goedkoper, flexibeler en efficiënter werken,’ heet het in het regeerakkoord. Er wordt een miljard op bezuinigd. Dat kan niet zonder een drastische vermindering van arbeidsplaatsen bij de overheid. De overblijvende ambtenaren blijven op de nullijn. Dat betekent dus voor hen ook de komende jaren een loonsverlaging gelijk aan de inflatie. Het betekent ook een verslechtering van de dienstverlening aan de burgers. De nullijn geldt ook voor de werkers in de zorg, die nu al schandalig weinig verdienen. Dat zal ook ten koste gaan van de kwaliteit van de zorg. Wie werkloos wordt - en dat zullen er de komende tijd velen zijn - is echt de pineut. De duur van de werkloosheidsuitkering wordt van 38 naar 24 maanden teruggebracht en de hoogte van de uitkering daalt snel. In het tweede jaar is het nog maar 70 procent van het minimumloon. Daarna wacht eventueel de Bijstand. (Bij de bijstelling van het regeerakkoord is er een bedrag uitgetrokken om deze bezuiniging iets minder schrijnend te maken, hoe dat wordt uitgewerkt is nog niet duidelijk.) Bijstand is er alleen voor hen die actief naar werk zoeken - ook al heeft hij of zij als oudere werkzoekende daar geen enkele kans op. Daarnaast moet de kandidaat uitkeringsgerechtigde aan een aantal eisen voldoen. Zij mag geen gezichtsbedekkende kleding dragen, moet voldoende Nederlands spreken en uit de huishouduitkeringstoets moet blijken dat er ‘binnen het huishouden geen sprake is van stapeling van uitkeringen, waardoor de inkomsten hoger zijn dan bij de buurman of buurvrouw die aan het werk is.’ Als de betrokkene vluchteling is moet hij of zij eerst zeven jaar wachten voordat er recht op bijstand is. Er zal de komende tijd minder werk zijn, maar oudere werknemers moeten langer doorwerken. Dat betekent dus meer concurrentie op de arbeidsmarkt, en dus meer druk op de lonen. In het regeerakkoord wordt de AOW-leeftijd al in 2018 op 66 jaar gezet en in 2021 op 67 jaar. Dat is vier jaar eerder dan de PvdA in haar verkiezingsprogramma aangaf en een stuk eerder dan in het Kunduz-akkoord was voorzien. De woonkosten zullen vooral voor de lagere inkomens stijgen. De, zeer beperkte, aanpassing van de hypotheekrenteaftrek zal ‘jaarlijks budgettair neuraal terug gesluisd worden naar de groep die door de maatregel geraakt wordt’, staat daarover in het regeerakkoord. En dat doen ze ‘voor de helft door verlaging van hoogste tarief in de inkomstenbelasting en voor de helft door verlaging van de derde belastingschijf in de inkomstenbelasting.’ Huurders komen er slechter af. ‘De huurtoeslag blijft intact om woningen voor lagere inkomens betaalbaar te houden. Dat maakt een gedifferentieerde huurverhoging mogelijk. Voor huurders met een huishoudinkomen tot 33.000 is dat 1,5 procent plus inflatie. Bij mensen met een inkomen tus-

6

sen de 33.00 en 43.000 gaat het om 2,5 procent bovenop de inflatie. Boven de 43.000 is de huurverhoging 6,5 procent plus inflatie’, schrijft het regeerakkoord daarover. De regering wil dus voorkomen dat de laagstbetaalden door het ijs zakken en degenen daarboven flink plukken. In dit geval heeft de VVD achterban blijkbaar geen bezwaar tegen een inkomensafhankelijke regeling. Studenten zijn ook de klos. In totaal moeten zij van de VVD en de PvdA een miljard aan bezuinigingen ophoesten. De studiefinanciering wordt vervangen door een leenstelsel en in het middelbaar onderwijs verdwijnen de gratis studieboeken. De studenten OV-kaart wordt vervangen door een kortingskaart. Het spreekt voor zich dat de studenten met de minst rijke ouders door deze maatregelen het hardst worden getroffen. De HBO-raad verwacht dat alleen al door het invoeren van het leenstelsel 15.000 studenten minder naar het HBO zullen gaan.

Systematisch Er valt de VVD en de PvdA van alles te verwijten, maar niet dat ze niet systematisch opereren in hun bezuinigingspolitiek. Zij gaan uit van het principe: de zwakste schouders moeten de zwaarste lasten dragen. Op de ontwikkelingshulp - die geacht wordt de allerarmsten in de wereld te helpen - wordt een miljard bezuinigd. Asielzoekers krijgen het helemaal zwaar. Illegaal verblijf wordt strafbaar gesteld, al zijn de coalitiepartners het er nog niet over eens of het misdaad of een overtreding is. Wie eerder illegaal in Nederland verbleef of fraude pleegde kan geen verblijfsvergunning krijgen. Immigranten hebben de eerste zeven jaar geen recht op bijstand, en hebben ook pas na zeven jaar stemrecht voor de Gemeenteraad. De rechtsgelijkheid tussen mensen met een Nederlandse en een buitenlandse nationaliteit wordt door de coalitiepartijen met voeten getreden; ‘vreemdelingen die veroordeeld worden voor een delict worden eerder uitgezet’. De regering gaat in Europa campagne voeren voor het aanscherpen van de regels voor gezinshereniging. Geert Wilders zit dan wel in de oppositie, hij kan zeer tevreden zijn over de immigratieparagraaf van het regeerakkoord.

De zwakste schouders de zwaarste lasten Het regeerakkoord bevat niet alleen maar maatregelen die gewone mensen in hun portemonnee treffen. Vooral tegen het armste deel van de samenleving, uitkeringsgerechtigden, vreemdelingen, gehandicapten, arbeidsongeschikten en jongeren, bevat het ook een flinke dosis repressieve maatregelen. De onderkant van de samenleving moet niet alleen geplukt worden, ze moeten er ook onder gehouden worden. Het beeld dat werklozen en vooral de uitkeringsgerechtigde zijn situatie aan zichzelf te danken heeft moet in stand worden gehouden. Gemeenten moeten van de regering bij het niet nakomen van de sollicitatieplicht de uitkering drie maanden opschorten. Op die manier wordt er dus een leger aan beroepssoliciteerders gecreëerd die full time bezig zijn met solliciteren op niet-bestaande banen. Door de forse bezuinigingen op de kinderopvang en de zorg worden vrouwen extra hard getroffen.

Spiraal naar beneden Van allerlei kanten, waaronder zelfs het IMF, wordt gewaarschuwd tegen een dergelijke bezuinigingspolitiek. Het zal de economie in een spiraal naar beneden drukken, en als gevolg daarvan zullen er in de logica van Rutte en Samsom nog meer bezuinigingen noodzakelijk zijn. Ondertussen blijven


de structurele oorzaken van de huidige crisis ongemoeid. De analyse van de crisis waar het regeerakkoord op is gebaseerd is even simpel als onjuist. De overheidsuitgaven zijn uit de hand gelopen, en door strak te bezuinigingen moeten die weer in orde worden gebracht. Dit wordt steeds weer herhaald, terwijl iedereen kan zien dat het niet waar is. De grote tekorten van de overheid zijn niet de oorzaak, maar een gevolg van de crisis. De oorzaak ligt in de financiële sector, de volstrekt uit de hand gelopen kredietverstrekking uitmondend in de bankencrisis. Om die te bezweren hebben staten zich steeds verder in de schulden gestoken en niet andersom. Alleen al de redding van de ABN-AMRO heeft 30 miljard gekost.

De oppositie Van de parlementaire oppositie lijkt Rutte II ondanks de beperkte meerderheid in de Tweede Kamer en het ontbreken daarvan in de senaat niet echt veel te vrezen te hebben. De zogenoemde middenpartijen CDA, GroenLinks en D66, zijn betrekkelijk machteloos. De eerste twee hebben van de kiezers zo’n groot pak slaag gekregen dat ze voorlopig bezig zijn hun wonden te likken. D66 deed het beter in de verkiezingen, maar deze partij is nooit meer geworden dan een tijdelijke vluchtheuvel voor kiezers die het even niet wisten. D66,

GroenLinks, ChristenUnie en SGP hebben aangegeven het kabinet welwillend tegemoet te treden. Voor de twee vleugelpartijen PVV en SP zijn de verkiezingen (in belangrijke mate door eigen toedoen) teleurstellend verlopen. Van Wilders valt te verwachten dat hij in de praktijk grotendeels in zal stemmen met het beleid. Naast de harde anti-immigratiepolitiek kan hij zich immers ook prima vinden in rechts bezuinigingsbeleid, zijn ‘sociale gezicht’ is louter demagogie. Blijft als enige echte oppositiepartij over de SP. Die partij staat voor de niet geringe taak de onvrede over het kabinetsbeleid een linkse en sociale vertaling te geven.

Oppositie komt vooral van rechts De grootste bedreiging voor het nieuwe kabinet komt van massaal verzet zoals Rutte en Samsom al in de eerste week hebben ervaren. Helaas bleken Wiegel en De Telegraaf heel wat wakkerder en daadkrachtiger dan de linkse oppositie en de sociale bewegingen, met name de vakbeweging. Hopelijk komt daar de komende tijd verandering in. Want als het initiatief zelfs bij de oppositie tegen dit kabinet van uiterst rechts blijft komen ziet het er somber uit. V

7


achtergrond

Nivelleren, maar dan wel goed

Nivelleren: dankzij de Partij van de Arbeid is de term weer terug in de politieke discussie. Door middel van een inkomensafhankelijke zorgpremie wilden de sociaaldemocraten een ietsiepietsie nivelleren, vooral om een rookgordijn op te trekken voor de geweldige denivelleringsoperatie in de rest van het regeerakkoord. Dat leidde tot een opstand onder de VVD achterban waarna de PvdA de aftocht moest blazen. Het is hoog tijd voor een serieuze nivellering. Willem

Bos

De kloof tussen rijk en arm is groter dan ooit, zowel internationaal als nationaal. De rijken worden rijker, de armen armer. Dat is niet alleen uit morele overwegingen onacceptabel. Het leidt ook tot een versterking van sociale, politieke en economische problemen. Uit onderzoek blijkt dat mensen gelukkiger zijn naarmate de kloof tussen arm en rijk minder groot is. In landen met minder inkomensongelijkheid zijn mensen gemiddeld gezonder dan in landen met meer inkomensongelijkheid. Ook neemt de productiviteit toe naarmate de ongelijkheid minder groot is en neemt de criminaliteit af. De ophoping van rijkdom bij een kleine groep stimuleert de groei van de financiële sector en speculatie, met alle negatieve gevolgen vandien. Er is dus alle reden om iets te doen aan die kloof, om te nivelleren.

Sociaaldemocratie De sociaaldemocratie is in zekere zin ontstaan uit dat streven. In eerste instantie was het doel om het kapitalisme met zijn groeiende ongelijkheid te vervangen door een andere, egalitaire samenleving: het socialisme. In de loop van de tijd verschoof het streven naar het binnen het kapitalisme verminderen van de ongelijkheid. In de periode na de tweede wereldoorlog leek daar enige kans op. Tijdens de bijna 30 jaar vrijwel permanente economische groei steeg het levenspeil van de arbeidersklasse en werd de welvaartsstaat opgebouwd. Spreiding van kennis, macht en inkomen was het credo van de PvdA in de periode van Joop den Uyl, eind jaren zestig en de jaren zeventig. Er werden hervormin-

8

gen doorgevoerd die de inkomensongelijkheid verminderden. Zo werd het minimumjeugdloon ingevoerd, het minimumloon verhoogd en lonen en uitkeringen gekoppeld. De sociaaldemocratische aanpak was gebaseerd op het geloof in een ononderbroken economische groei en een crisisvrij kapitalisme. Marxistische economen als de Belg Ernest Mandel benadrukten al eind jaren zestig dat de groei niet eindeloos kon duren, dat de inherente tegenstrijdigheden in het kapitalisme die tot crisis leiden niet waren verdwenen. Maar zij werden als zwartkijkers en dogmatici terzijde geschoven. Toen halverwege de jaren zeventig de (wereld)economie toch door een flinke crisis werd getroffen en er na enig herstel begin jaren tachtig een nieuwe recessie volgde verdween het sociaaldemocratische optimisme. Het neoliberale antwoord op de crisis werd een paar jaar later door de sociaaldemocraten onderschreven. Dit betekende dat spreiding van kennis macht en inkomen plaats maakte voor liberalisering, privatisering en afbraak van de verzorgingsstaat. De inkomensverschillen groeiden weer. De ontwikkeling van de sociaaldemocratie in die periode wordt goed geïllustreerd aan de hand van de opvolger van Den Uyl, Wim Kok. Deze timmermanszoon ging bij de vakbeweging werken en was begin jaren zeventig lid van de ‘werkgroep voor een maatschappijkritische vakbeweging’. Hij werd voorzitter van de vakcentrale, sloot in 1982 het bekende akkoord van Wassenaar over loonmatiging met werkgeversvoorzitter van Veen, zette als minister van financiën in het kabi-

net Lubbers III en later als minister-president van de twee paarse kabinetten (1994-2002) Nederland op een neoliberale koers om ten slotte zijn carrière af te sluiten als commissaris bij een hele serie multinationals. In die positie verdedigde hij de enorme bonussen van ING topman Tilmant, praktijken die hij als minister-president nog als ‘ordinaire zakkenvullerij en exhibitionistische zelfverrijking’ had omschreven. In de tijd van Kok en zijn opvolgers vormde de PvdA zich om tot een neoliberale partij met een sociaal sausje. Een ontwikkeling die grote gevolgen had voor omvang en samenstelling van haar achterban en electoraat. De arbeidersbasis verdween voor een groot deel naar de SP, een ander deel naar Fortuyn en Wilders, of wilde niets meer van politiek weten. De PvdA werd vooral een partij van de middengroepen, vooral van mensen die werkzaam zijn bij de (semi-)overheid en het zogenaamde maatschappelijke middenveld. Voor de verkiezingen van 12 september mat de PvdA zich een links profiel aan in een succesvolle poging om kiezers van de SP af te snoepen. Maar dat van links gehaalde electoraat moet natuurlijk ook een beetje bediend worden. Daarvoor werd het inmiddels gesneuvelde plan voor een inkomensafhankelijke zorgpremie bedacht en werd het begrip nivellering van stal gehaald. Met een serieuze poging tot nivelleren heeft dit allemaal weinig te maken.

Nivelleren Wie de inkomens wil nivelleren moet dat vooral doen via de voordeur, en niet via de achterdeur van de inkomstenbelasting - laat staan via de bijkeuken-


binnenland

ingang van de zorgpremie. Het is niet moeilijk om daar verschillende maatregelen voor te bedenken. Te denken valt bijvoorbeeld aan het substantieel verhogen van het minimumloon en de sociale uitkeringen, het verplicht onder de CAO laten vallen van alle salarissen in een onderneming en een verbod op het betalen van salarissen boven de Balkenende norm door de (semi-)overheid. Ook voor het bedrijfsleven kan, als de politieke wil er is, een maximale beloning worden bepaald. Of anders kan het inkomen boven een bepaald niveau gewoon wegbelast worden. Het Front de Gauche in Frankrijk stelde bijvoorbeeld voor om inkomens boven 360.000 euro per jaar 100 procent te belasten. Maar de kloof tussen arm en rijk wordt niet alleen gevormd door de grote ver-

schillen in beloning maar vooral door de geweldige groei en concentratie van privévermogens (zie kader). Die aanpakken is moeilijker maar zeker niet onmogelijk. Te denken valt aan een serieuze vermogensbelasting, het aanpakken van belastingparadijzen, een rigoureus einde aan de hypotheekrente-aftrek van huizen boven een bepaalde waarde en dergelijke. Het is natuurlijk niet makkelijk om dergelijke maatregelen ook daadwerkelijk door te voeren, Het verzet van de rijken zal heftig zijn en dit soort plannen kunnen inderdaad niet op korte termijn verwezenlijkt worden. Maar met een uitgewerkt en duidelijk programma voor nivellering kan wel al duidelijk worden gemaakt waar het om gaat: nivellering betekent het optrekken van de laagste

inkomens ten koste van de echte rijken, niet van hogere middeninkomens. Dat het niet Piet en Ien ‘tweemaal modaal’ zijn die moeten opdraaien voor de crisis, maar de Quote 500. De nivelleringsplannen van de PvdA slaan vier keer de plank mis. Ten eerste leiden ze niet echt tot nivellering maar bieden ze slechts een beperkte compensatie voor andere denivellerende maatregelen in het regeerakkoord. Ten tweede kunnen ze niet of maar ten dele doorgevoerd worden vanwege de weerstand die ze opwekken bij de hogere middeninkomens. Ten derde leiden ze tot een tegenstelling tussen de mensen met hogere en met lagere inkomens terwijl de echte rijken buiten schot blijven. En ten slot brengen ze het hele idee van nivellering in diskrediet. V

Rijk in Nederland De inkomensongelijkheid in Nederland is in vergelijking met andere Europese landen niet extreem en ligt iets onder het Europese gemiddelde. Hij ligt hoger dan in Duitsland en België, maar lager dan in Frankrijk en Groot-Brittannië. Naast de verschillen in inkomen hebben we ook te maken met de ongelijke verdeling van bezit, van vermogen. Dat is in Nederland een stuk ongelijker verdeeld dan in de buurlanden. De rijkste vijf procent van de Belgen bezit volgens een onderzoek van de universiteit van Bamberg 24 procent van het vermogen in dat land; in Duitsland is dat 30 procent. Maar de rijkste vijf procent Nederlanders bezit 42 procent van het vermogen. Daarmee is Nederland na Polen het land met de grootste vermogensongelijkheid in Europa. Volgens een recent onderzoek van Van Lanschot bezit een op de honderd huishoudens in Nederland (92.000 huishoudens) een miljoen of meer. Deze één procent bezit volgens dit onderzoek bijna 40 procent van het totale particuliere vermogen in Nederland (1.198 miljard euro). Volgens de Quote 500 bezitten de rijkste 500 individuen in ons land gezamenlijk een vermogen van 106,5 miljard euro. De rijkste Nederlander, Charlene de Carvalho, dochter van Freddy Heineken, bezit volgens Quote 5,4 miljard euro. Ondanks, of misschien wel dankzij, de crisis gaat het goed met de rijken. Sinds 2007 heeft de rijkste 10 procent van de Nederlanders er 30 miljard bij gekregen, terwijl de armste 10 procent 10 miljard armer werd. Binnen de vermogensbezitters groeien de verschillen ook. De grote vermogens zijn de afgelopen jaren meer gestegen dan de kleinere. De reden hiervan is dat kleinere vermogen vaak bestaan uit huizenbezit, dat aanzienlijk in waarde is gedaald, terwijl de grote vermogen belegd zijn in aandelen. Wie iets wil doen aan de kloof tussen rijk en arm kan zich niet beperken tot de inkomens, maar moet ook de grote vermogens en de groei daarvan aanpakken.

9


Binnenland

Beschaving heeft een prijs De zorguitgaven stijgen. Volgens het Centraal Planbureau gaat een modaal gezin in 2040 tussen de 31 en 47 procent van het gemiddelde gezinsbudget aan zorg betalen. Dit soort uitspraken over de dreigende onbetaalbaarheid van de zorg maakt de geesten rijp voor forse bezuinigingen. Het nieuwe kabinet laat de kans niet liggen. Het wil maar liefst vijf miljard op de zorg bezuinigen. Maar worden de uitgaven aan zorg werkelijk onhoudbaar en zo ja, zijn er alternatieven? Ineke

Palm

De belangrijkste oorzaken van de stijgende zorguitgaven zijn niet vergrijzing maar technologische ontwikkelingen, meer behandelmogelijkheden en toename van wensen en verwachtingen door de gestegen welvaart. Grotendeels belangrijke verworvenheden dus. De uitgaven aan zorg zijn gestegen van 8 procent (in 1972) tot 12 procent van het Bruto Binnenlands Product (BBP) vanaf 2009, en zijn daarmee vergelijkbaar met die van Frankrijk, Denemarken en Duitsland. De economische terugval in 2009 zorgde voor een daling in het BBP en daarmee voor een flinke stijging in het aandeel van het nationaal inkomen dat aan zorg werd besteed, in het algemeen tussen de 0,5 en 1 procentpunt. Overigens blijkt uit een studie van de Amerikaanse econoom Michael Chernew dat de stijging van de zorguitgaven houdbaar blijft zolang de uitgaven aan andere producten en diensten niet hoeven te dalen. Voor Nederland is een vergelijkbare analyse gemaakt door het RIVM. De zorg is in de periode 1975 tot 2007 een procent harder gegroeid dan het BBP (gemiddeld 2,9 tegen 2 procent). In al die jaren is er ook ruimte geweest voor groei in uitgaven aan andere diensten en producten. Op twee momenten is de groei van de zorguitgaven veel sterker geweest. In de jaren 2001-2003, met 8-12 procent, toen het recht op (tijdige) zorg was afgedwongen en er extra geld kwam voor extra geleverde zorg. En in de jaren 2007 tot 2009, met 6-7 procent (in 2011 weer teruggelopen tot 3,6 procent), na de invoering van de marktwerking in de curatieve zorg. Dit gold vooral de ziekenhuiszorg en de GGZ waar Diagnose Behandeling Combinaties (DBC’s) en vrije prijsvorming waren ingevoerd. Zorgverzekeraars en aanbieders kregen immers belang bij het maximeren van omzet en productie. Het is al vaker bewezen dat betaling naar verrichting leidt tot verkeerde prikkels.

Perverse prikkels Maar wat doet dit nieuwe kabinet? Zij gaat door met marktwerking in de curatieve zorg, laat de perverse prikkels in stand en meent daarmee de groei van de zorg in te dammen. Een andere belangrijke maatregel is het uitkleden van de AWBZ. Dat levert op korte termijn een besparing op van ruim 3,5 miljard, onder andere door het vrijwel wegbezuinigen van de huishoudelijke zorg en de dagbesteding. Dat zou ‘overbodige’ zorg zijn en niet in de AWBZ thuishoren. Het gaat hier wel degelijk om zorg, goedkope zorg die mensen

10

afhoudt van duurdere instellingszorg. Aangezien het kabinet ook hierop bezuinigt, zullen steeds meer mensen verstoken blijven van noodzakelijke zorg. De huidige weg van marktwerking, eigen betalingen, bezuinigingen en ontmanteling van de AWBZ ondergraaft de toegankelijkheid, solidariteit en kwaliteit. En dat, terwijl het wel degelijk mogelijk is de zorguitgaven in de hand te houden zonder de fundamenten van onze zorg aan te tasten Door te stoppen met marktwerking en de macht van de zorgverzekeraars te beperken; door in te zetten op kleinschaligheid en het versterken van de eerstelijnszorg, waaronder de thuiszorg; door fundamenteel andere keuzes te maken om de bureaucratie aan te pakken en het vertrouwen in de zorgwerkers te herstellen. Bijvoorbeeld door het werken met kleinschalige zelfsturende teams zoals in de Buurtzorg in de thuiszorg. Desondanks zullen de zorguitgaven blijven stijgen. Dat kunnen we collectief en naar draagkracht dragen. Hier leek het nieuwe kabinet van plan een stap in de goede richting te zetten met de keuze voor inkomensafhankelijke premies (tot een bepaald maximum). Maar we kunnen er ook voor kiezen de totale collectieve lastendruk – nu ongeveer de helft van het BBP – hoger te leggen. De zorg is bovendien een belangrijke banenmotor, dankzij de zorg zijn ruim 1,2 miljoen mensen aan het werk. Uiteindelijk gaat het om politieke keuzes: hoeveel hebben we als samenleving over voor een goede zorg? Vanwege een goede toegankelijkheid hebben we in Nederland relatief lage eigen betalingen in vergelijking met omringende landen. Omdat wij een menswaardige en kwalitatief goede ouderenzorg belangrijk vinden, gaat er veel geld naar de langdurige zorg. Een rouder wordende bevolking kost meer maar kan ook gezien worden als een verworvenheid van een hoogontwikkelde samenleving. De uitdagingen is vooral om gezond ouder te worden en om de sociaal-economische gezondheidsverschillen te verkleinen. Volgens de Amerikaanse economische historicus Fogel is ontwikkeling van de volksgezondheid een van de belangrijkste stimulatoren van de economische groei van de westerse wereld. Gezondheidszorg mag wat kosten. Zij is een belangrijke voorwaarde voor maatschappelijke participatie en een bron voor menselijk kapitaal en menselijk welbevinden. Beschaving heeft een prijs. V Ineke Palm is epidemioloog en werkzaam bij het Wetenschappelijk Bureau van de SP.


binnenland

Ouderen moeten langer thuis kunnen blijven wonen. Alleen wanneer zij complexe hulp nodig hebben, kunnen zij gebruik maken van het verpleeghuis. Met die woorden schaft Rutte II het verzorgingshuis af.

Thuiszorg van verworven recht naar luxe product

Loes

de

Kleijn

Waar ouderen voorheen in het verzorgingshuis kwamen, wanneer hun beperkingen of mentale gezondheid een veilige thuissituatie in de weg stonden, worden zij nu terug naar huis gestuurd. Want, zo stelt het regeerakkoord: de wijkverpleegkundige kan de verzorgingstaken van het verzorgingshuis aan huis leveren en daarom kunnen ouderen langer van hun thuis genieten. Na de thuiszorg, wordt nu het verzorgingshuis aangepakt. Vooral de huishoudelijke hulp is in het afgelopen jaar flink getroffen. Van een verworven recht voor ouderen die het huishouden niet langer zelf kunnen voeren, is de huishoudelijke hulp tot een luxe geworden voor ouderen met een aardig pensioen die zelf particuliere hulp kunnen bekostigen. Alleen ouderen die vanwege ernstige zelfvervuiling gezondheidsproblemen ondervinden, kunnen nog op hulp rekenen. Het afbraakproces begon met de marktwerking in de sector van de huishoudelijke diensten van de thuiszorg en bereikte dit jaar een dieptepunt. De gemeenten hebben de huishoudelijke thuiszorg flink uitgekleed, in Rotterdam alleen al werd 5 miljoen bezuinigd. Wethouder Florijn, notabene van de PvdA, stelde het bezuinigingsplan op; indicatie-eisen werden opgeschroefd en de ouderen van Rotterdam verloren een derde van hun uren aan huishoudelijke zorg. Florijn riep iedereen op familieleden te zoeken om voortaan het huishouden te doen. Dat huishoudelijke hulpen een signalerende functie hebben en vaak de enige vertrouwenspersoon zijn van de zorgvrager schijnt niet belangrijk te zijn. Naast de zorgvragers krijgen ook de huishoudelijk zorgwerkers klappen te verwerken: loondumping en ontslag liggen in het vooruitzicht. In april 2013 zal het salaris van een huishoudelijke thuiszorgmedewerker met 20 procent dalen: van 13 euro bruto naar 10 euro bruto per uur. Ruim een derde van de zorgwerkers komt op straat te staan omdat zorgvragers minder uren zorg mogen benutten. Actie blijft gelukkig niet achterwege, huishoudelijke zorgwerkers en hun zorgvragers springen op de bres, ze eisen ‘Loon naar werk’ . Onze zorgvragers verdienen de beste zorg geleverd door een vast gezicht, iemand die ook op tijd aan de bel trekt wanneer een zorgvrager meer zorg behoeft, stellen de zorgwerkers. Alleen al in Rotterdam zijn ruim 300 medewerkers inmiddels georganiseerd in de Abvakabo FNV. Een

hele prestatie als je bedenkt hoe het contact tussen zorgwerkers in deze sector al lang geleden was weggevaagd. Ruim tienduizend Rotterdammers lieten via een petitie weten het oneens te zijn met de bezuinigingen. Meer acties volgden, inclusief een bezetting van het stadhuis. Florijn, die zich eerder van zijn sympathieke kant liet zien in de hoop de zaak te sussen, reageerde geïrriteerd toen zorgmedewerkers massaal het stadhuis binnenliepen. Toch werden de bezuinigingen aangenomen ondanks tegenstemmen van GroenLinks, de CU en SP. Ondertussen gaan de acties door, de bezuinigingsplannen worden immers pas in april 2013 in werking gesteld. De acties van de groep ‘Wij zijn de thuiszorg Rotterdam’ is er op gericht meer steun te vergaren en alsnog de plannen een halt toe roepen. De zorgwerkers stuiten bij hun acties op een aantal obstakels. Allereerst blijft een duidelijke patiënten- en cliënten beweging nog altijd uit: een aantal ouderen dat hun hulpen ziet verdwijnen stelt zich strijdvaardig op maar de cliënten- en patiëntenbelangenverenigingen laten niks van zich horen. Deze scharen zich achter de loze beloften van de wethouder die vrijwilligers en uitkeringsgerechtigden wil inzetten om het verlies aan hulp op te vangen. Een ander obstakel is dat verschillende zorginstellingen hun medewerkers nog altijd niet op de hoogte hebben gesteld van de loondumping. Anders dan de medewerkers van Faveo (een zorginstelling actief in Rotterdam), bleven medewerkers van Aafje en Humanitas (eveneens Rotterdamse thuiszorginstellingen) ongeïnformeerd gedurende het traject van de aanbestedingen. Daardoor was het moeilijk om de acties verder te verbreden. Hetzelfde geldt overigens ook op landelijk niveau: hoewel alle gemeenten op een soortgelijke manier de thuiszorg uitkleden is er nog altijd geen echte landelijke beweging op gang gezet. Maar nu ook in het regeerakkoord bevestigd wordt dat nog eens bijna drie miljard zal worden bezuinigd op de thuiszorg wordt zo’n beweging hoogst noodzakelijk. Op 27 november wordt de aftrap gegeven voor meer acties en landelijke verbreding. Een landelijke beweging is hard nodig, niet alleen om de lokale acties te ondersteunen, maar ook om Nederland wakker te schudden zodat men beseft dat een verworven goed mogelijk zijn laatste jaren beleefd. V

11


binnenland

Vakbeweging van onderop

Patrick van Klink, Lot van Baaren

Het nieuwe ledenparlement van de nieuwe vakbeweging kwam 30 oktober voor het eerst bijeen. Het ledenparlement bestaat uit 100 leden uit de verschillende bonden en moet een belangrijke stap zijn op weg naar een meer democratische vakbeweging. Grenzeloos sprak met Patrick van Klink en Lot van Baaren, allebei actief in de vakbeweging, over de komende uitdagingen voor iedereen die een democratische en strijdbare vakbeweging wil.

12

Hoe verliep de eerste bijeenkomst? Patrick: Het is leerzaam om al die verschillende groepen in de vakbeweging bij elkaar te zien, je ziet duidelijk wat de verschillen zijn. Wat mij opviel was dat er een strijd ontstond tussen aan de ene kant de stuurgroep en aan de andere kant het ledenparlement. Dan gaat het over wie nu eigenlijk bepaalt wat voor organisatie de vakbeweging moet zijn. Wie is de voorzitter van het ledenparlement? Is dat automatisch Ton Heerts of kiezen we die zelf? En wie bepaalt de agenda van de vergadering? Heel fundamentele kwesties dus. Lot: Het was een nieuwe ervaring, dat is duidelijk. Heel positief vond ik dat het ledenparlement op de volgende vergadering een eigen voorzitter gaat kiezen. Patrick: Het ledenparlement moet gewoon zelf zijn zaakjes kunnen regelen, daar is ook veel steun voor. Maar je merkt ook gelijk dat Ton Heerts zich niet zomaar naar alles schikt. De discussies die dan gaan spelen zijn heel herkenbaar als je ervaring hebt met bijvoorbeeld de relatie tussen de bondsraad en het bestuur van de bond. Het bestuur wil natuurlijk een ruim mandaat hebben. Lot: Het is duidelijk dat iemand als Heerts graag terug wil naar het oude polderen en daarvoor van het ledenparlement ook alle ruimte willen hebben. Dat is natuurlijk een heel andere opvatting van vakbondswerk dan die we bijvoorbeeld bij organizing zien. Lot: Er wordt wel gedaan alsof activerend vakbondswerk het polderen aanvult maar uiteindelijk moet je toch kiezen wat je belangrijker vindt. Die keuzes hebben gevolgen voor het soort organisatie dat je bent, bijvoorbeeld hoeveel ruimte het bestuur heeft om te onderhandelen met regering en werkgevers. Patrick: Het ledenparlement vervangt de oude federatieraad waarin alle voorzitters van de ledenbonden bij elkaar kwamen om bijvoorbeeld de onderhandelingen in de Sociaal Economische Raad te bespreken. Dat moet niet de prioriteit van het ledenparlement zijn, het ledenparlement moet vooral een rol


achtergrond spelen in het opbouwen van contacten tussen de verschillende sectoren. Lot: Het ledenparlement moet dat soort onderhandelingen vooral goed in de gaten houden en daar kritisch op reageren.

werking en eenheid. Als de zwakste sectoren sterker worden gemaakt heeft iedereen daar baat bij. Mensen moeten samen activiteiten organiseren, alleen op papier bonden laten fuseren is niet genoeg.

Zijn jullie niet bang dat gesteggel in de SER alles gaat overheersen, dat het ledenparlement toch weer vast komt te zitten in de polder? Lot: Het gepraat van Heerts over het betrekken van de achterban is grotendeels hol, leden hebben niks kunnen zeggen over het tussenadvies van de SER, dat advies konden wij in de krant lezen. Het nieuwe federatiebestuur denkt blijkbaar dat betrekken van de achterban betekent dat je een paar klankbordgroepen opzet waarin zogenaamd representatieve mensen zitten. Maar dat is niet het betrekken van je achterban bij het maken van beslissingen. Afgezien van wat je van de SER vindt en of je daar nu aan mee moet doen, werd er duidelijk gesteld dat het in de toekomst anders moet. Het ledenparlement biedt in ieder geval een platform om het te hebben over de inhoud van zo’n akkoord. Vanuit mijn sector, de zorg, kaartte ik aan dat het ook moet gaan om de enorme winsten die er gemaakt worden in de farmaceutische industrie en waar dat geld naar toe gaat terwijl de zorg zo duur blijft.

Het lijkt tot nu te ontbreken aan gezamenlijke activiteiten. Patrick: Maar dat is niet onvermijdelijk. Bonden van ZZP-ers bijvoorbeeld willen nu eigenlijk niks te maken hebben met uitzendkrachten of met kwesties als nul-uren-contracten, want de mensen die daar de dienst uitmaken vinden zichzelf in de eerste plaats ondernemers, die voelen niks gemeenschappelijks met uitzendkrachten. Maar een heleboel mensen zijn gedwongen ZZP-er, ze zijn bijvoorbeeld ontslagen en werken nu als ZZP-er nog steeds voor hun oude baas maar nu zonder vast contract. Maar een sociaal vangnet voor die mensen wordt betiteld als ‘betuttelend’. De grote meerderheid van de ZZP-ers zit echter in een precaire situatie en heeft behoefte aan meer zekerheid. Als je meer van die mensen organiseert verandert zo’n bond ook.

Hoe vallen dat soort opmerkingen? Patrick: In het parlement krijg je daar steun voor maar het bestuur probeert zo’n discussie snel te beëindigen met de opmerking dat het advies dit al behandelt omdat er maar liefst één hele zin instaat die hier over gaat. De structuur van de vakbeweging is dan wel veranderd maar er zitten genoeg mensen in bestuursfuncties die op de oude voet door willen gaan. Lot: In het bestuur overheersen dezelfde ideeën als voor dit hele proces van reorganisatie van de vakbeweging. Er bestaat nog steeds het idee, vooral vertegenwoordigd door PvdA-leden, dat de vakbeweging er is om onvrede te kanaliseren en als platform voor overleg te dienen. Daar komt dus nog een hele strijd over en binnen zo’n ledenparlement zullen zich ook verschillende stromingen vormen. Voorzien jullie vooral een botsing over de bevoegdheden van het bestuur en het ledenparlement of zijn er ook al inhoudelijke meningsverschillen duidelijk geworden? Lot: Die twee dingen kun je niet helemaal van elkaar scheiden, er moet een proces van politisering plaatsvinden zodat mensen gaan beseffen wat ze eigenlijk aan elkaar hebben. Ton Heerts zet ook af en toe zijn strijdbare gezicht op en kan daarmee nog steeds steun verwerven. Waarschijnlijk komt op de volgende vergadering een tekst ter sprake over de visie van de vakbeweging, dat wordt een belangrijke discussie. Willen we een vakbeweging die voor zijn leden en achterban opkomt of een die de prioriteit ligt bij meedoen in de SER en vooral als een lobby-apparaat opereert? Hoe vaak komt het ledenparlement nog bij elkaar? Lot: Tot mei zijn er nog vier adviserende bijeenkomsten, daarna wordt een volwaardig ledenparlement gekozen. Patrick: In mei zal de federatieraad van de FNV ophouden te bestaan en moet het ledenparlement daarvoor in de plaats komen. In de aanloop daar naartoe moet duidelijk worden waar welke bevoegdheden liggen. Het is cruciaal dat verschillende sectoren contact met elkaar hebben, ook op lokaal niveau. Dat moet het fundament onder de nieuwe vakbeweging zijn. Anders vallen mensen terug op hun eigen sector. Bonden moeten elkaar als bondgenoot zien, niet als concurrenten voor leden. Tot nu toe ligt de focus van de discussie te veel op afzonderlijke sectoren en niet genoeg op de noodzaak van samen-

Maar er is ook een stroming in de vakbeweging die de bond vooral in wil richten als een service-provider voor individuele leden. Patrick: Je hebt inderdaad mensen die vinden dat de bond hen moet helpen om zo succesvol mogelijk te zijn in hun carrière, die hebben weinig met het idee van solidariteit of gedeelde belangen. Wat die mensen niet zien, is hoe mensen tegen elkaar opgezet worden, met elkaar moeten concurreren. Als individu sta je altijd zwakker dan een groot bedrijf als Unilever, je wint juist aan kracht als je samen met andere mensen optrekt. Lot: Het mooie van het ledenparlement is dat er allerlei verschillende mensen bij elkaar zitten. Het ledenparlement heeft ook de mogelijkheid zelf initiatieven te nemen, dat opent een heleboel mogelijkheden. Was dit ledenparlement er drie jaar geleden geweest, toen het AOW-akkoord voor zoveel beroering zorgde, dan was het toen heel anders gelopen. Dan was dat akkoord meteen naar de prullenbak verwezen. Patrick: Beslissend is wie in het ledenparlement zit, wie aan de slag gaat met de mogelijkheden die er zijn. De politieke situatie in de rest van het land heeft daar ook invloed op. Veel mensen zijn bijvoorbeeld teleurgesteld door de verkiezingsuitslag van de SP en dat tast de motivatie en de hoop dat er echt dingen kunnen veranderen aan. Merken jullie dat het verschil maakt dat de PvdA nu in de regering zit? Lot: Onder het vorige kabinet organiseerde de vakbeweging allerlei activiteiten rondom thema’s als de thuiszorg of het speciaal onderwijs en heeft zo bijgedragen aan de erosie van het vertrouwen in Rutte I. Toen het kabinet viel was er best veel optimisme dat er nu nieuwe kansen zouden komen. Maar rechts is in de tegenaanval gegaan, via media als De Telegraaf en de VVD die allerlei griezelverhalen vertelden over hoe socialisten het land zouden vernielen. De PvdA heeft baat gehad bij de aanvallen op de SP en daar ook zelf aan meegedaan. Die rechtse aanvallen waren ook gericht op linkse vakbondsmensen. Na de verkiezingen zijn PvdA’ers in de vakbeweging zich ook anders gaan opstellen. In de werkorganisatie en bestuursfuncties kom je nog steeds een heleboel PvdA-leden tegen terwijl de leden steeds meer naar de SP neigen. Die PvdA-leden verdedigen nu het regeerakkoord, inclusief bijvoorbeeld de aantasting van het ontslagrecht, want het is immers hun partij die daarmee heeft ingestemd. En dankzij hun posities hebben ze veel invloed. Daar zie je aan dat de vakbeweging zich niet kan beperken tot dienstverlening aan leden maar er ook politieke discussies gevoerd moeten worden. V

13


achtergrond

Van porno naar cultuur Praten over pornografie en pornocultuur is niet gemakkelijk. Het is een complex en confronterend onderwerp, waarin heel persoonlijke belevingen en emoties naast een enorme industrie staan die in haar winststreven steeds extremere en gewelddadigere beelden verkoopt. Evie

Embrechts

Met duizenden titels per jaarlijks en een enorme hoeveelheid pornografie online, is porno enorm breed verspreid. Bovendien dringen waarden van pornografie door in de mainstream cultuur, een proces dat we pornoficatie noemen. Films, videoclips, tijdschriften en reclame tonen steeds meer beelden die door pornografie ‘geïnspireerd’ zijn, en op z’n zachtst gezegd problematisch zijn. We zien steeds meer trends zoals paaldanscursussen als sport, borstvergrotingen, botox, schaamlipverkleining en een ontharingsnorm die steeds kinderlijker en minder menselijk wordt. Geseksualiseerd geweld op vrouwen is steeds vaker in reclames terug te vinden. Pornografie wordt gebruikt als label voor wat mensen seksueel interessant vinden, het is een cool woord geworden: food porn, furniture porn... Helaas is dit woordgebruik niet zo onschuldig als het lijkt. Hierdoor accepteren we namelijk impliciet de porno-industrie als een legitieme industrie. De terminologie van pornografie kan steeds verder doordringen: pimps & ho’s feestjes, pimping van eender wat, van auto’s tot pastagerechten. In de porno-industrie zie je de samenwerking tussen kapitalisme en patriarchaat, winst en geweld gaan hier hand in hand. Pooiers-nieuwe-stijl scholen zich om tot mediamakers die hun bezit steeds verder misbruiken voor meer winst. Het is een industrie, maar het onderwerp misleidt mensen, want wie kritiek durft te hebben zou een seksueel gefrustreerde moraalridder zijn. Net zoals mensen die McDonald’s bekritiseren problemen hebben met voedsel? Pornografie is iets heel anders dan seksualiteit, maar het staat er niet los van: het draagt bij aan het creëeren van een bepaalde cultuur die beïnvloedt hoe we leven, relaties en seks beleven. Pornografie wordt als iets steeds normaler gezien in plaats van de industrie

14

van geweld die het in werkelijkheid is. Hierdoor wordt verzet minder begrijpbaar in de mainstream en het maakt dat kritische feministes steeds meer onder vuur komen te liggen.

Beelden van de pornocultuur Veel mensen hebben een naïef idee dat pornografie gewoon beelden zijn van mensen die met elkaar vrijen – dat is helaas niet zo. Die beelden zijn steeds gewelddadiger geworden – een neerwaartse spiraal die nog steeds verdergaat. De porno-industrie als geheel is gedreven door het maken van zoveel mogelijk winst. Dat gaat niet over nuancering of kunst of seksuele vorming. Dat doen ze door beelden te maken die steeds extremer worden in een wedloop om marktaandelen. Diezelfde beelden zijn terug te vinden in reclame. Beelden van dode vrouwen die jeans promoten, vrouwen die bewusteloos zijn en verkracht gaan worden, bewerkte beelden die er steeds meer nep gaan uitzien. Is het toeval dat we tegenwoordig video’s en boeken met sekslessen hebben van porno-actrices, die betaald worden om te faken, en dat onze schoonheidsindustrie een pop als ideale vrouw voorstelt? Pornografie als ideologie Beelden spelen een niet te onderschatten rol bij het verspreiden van normen en ideologie. Zoals de Amerikaanse schrijvers Gail Dines en Robert Jensen stellen is ‘pornografie voor patriarchale verhoudingen wat commerciële televisie is voor kapitalisme’, een conclusie die aansluit bij linkse analyses van de rol van media en ideologie. Vele tienduizenden beelden waarin telkens vrouwen als object behandeld worden, vernederd en gebruikt als sekspop, dat is geen toeval maar een patroon. Het ef-

fect is een grootschalige verspreiding van de waarden achter deze beelden, en die waarden zijn niet feministisch. Pornografie creëert een kader om de wereld te zien. Pornografie vertelt dat geweld acceptabel is, dat vrouwen het willen en het stiekem geweldig vinden. Vrouwen die niet willen, moeten overtuigd worden. Het geweld is geen geweld meer maar een fetisj, een vorm van seks gelijkwaardig aan alle andere – iedereen heeft zijn fetisj en sommige vrouwen willen nu eenmaal gewoon graag mishandeld worden. Vrouwen willen geen variatie of respectvolle communicatie. De enige bestaansreden voor een vrouw is een man die op haar of in haar klaarkomt. Pornografie zegt dat vrouwen objecten zijn, een masturbatiehulpmiddel voor het plezier van de kijker. Als vrouwen in alle media worden voorgesteld als seksobjecten, afgerekend op onze fuckability, ons uiterlijk en onze seksuele beschikbaarheid, vermindert dat de mate waarin we serieus worden genomen als mensen. Pornografie draagt bij tot seksuele verharding en het geloof in verkrachtingsmythes (‘eigenlijk willen vrouwen altijd’, ‘ze zeggen nee maar bedoelen ja’, enzovoort). Het aantal verkrachtingsscènes in pornografie is sterk gestegen. Dit afdoen als ‘slechts een fantasie’ is pijnlijk en roept trouwens ook vragen op over in welke maatschappij we leven dat zoiets als een opwindende fantasie wordt gezien en verkocht. In een recent onderzoek konden deelnemers het onderscheid niet meer maken tussen uitspraken van verkrachters en uitspraken van columnisten van mannenbladen. Dat is geen toeval, dat komt omdat dezelfde waarden beide groepen drijven. Telkens als feministes kritiek leveren op de porno-industrie krijgen we commentaar als zouden we preuts en antiseks zijn, dat we ons gedragen als mo-


raalridders. De echte vraag is waarom mensen zo heftig en vol haat reageren als je je uitspreekt tegen bijvoorbeeld prostitutie en pornografie. Het feit dat zoveel mensen pornografie en seks verwarren, betekent dat de porno-industrie grotendeels geslaagd is in haar opzet. Seksuele beschikbaarheid is een basisvereiste voor vrouwen in deze cultuur. Vrouwen die niet voldoende moeite doen om ‘er goed uit te zien’ krijgen allerlei verwijten naar hun hoofd: slons, lesbo, preuts. Dit is een van de vlakken waarop vrouwen als groep ook sterk bijdragen tot hun eigen objectificatie. De ideologie van porno is zo angstwekkend omdat ze zo alomtegenwoordig is, zo binnengedrongen in onze geesten dat ze haast onzichtbaar is geworden, een bijna perfecte hegemonie.

Seksuele politiek Het begrip seksuele politiek gaat over de manier waarop macht en seksualiteit verweven zijn, de invloed van machtsrelaties op onze seksuele praktijk en ons denken hierover. De seksualisering van macht is een aspect van seksisme. De systemen van overheersing in deze wereld, bijvoorbeeld de sociale macht van mannen over vrouwen, worden als natuurlijk en gewenst voorgesteld en erotisch gemaakt. Nee, dominantie gaat niet over wie er dit keer eens boven ligt tijdens het vrijen. In pornografie is er een steeds verdergaande seksualisering van verkrachting. De dominantie van mannen over vrouwen wordt als natuurlijk, gewenst en opwindend voorgesteld. Op die manier blijft die dominantie gemakkelijker voortbestaan: als mensen denken dat iets natuurlijk is, is er minder verzet. Als geweld tot seks wordt gemaakt, wordt seks geweld: door dergelijke beelden vermindert de ruimte van mensen om aan werkelijke, gelijkwaardige seks te doen. Dat iets opwindend is, wil nog niet zeggen dat we de uitbuiting dan mogen negeren. Een ijsje van Nestlé of een hamburger van McDonald’s kan ook lekker zijn maar dat maakt het niet ethisch of ecologisch. Het lijkt alsof we geen kritiek meer mogen hebben op iets zodra er iemand een erectie van krijgt of nat van wordt. Wat ons opwindt is tenminste deels aangeleerd, en in een seksistische cultuur leren we opgewonden te worden van seksistische handelingen of beelden. Dat is wat feministes bedoelen als we kritisch zijn over de seksualisering van dominantie. Het is ook op dit aspect dat me een heleboel verzet mogelijk lijkt: we kunnen op zoek naar

wat ons opwindt en niet seksistisch is... Er is een ontwikkeling bezig waarin mensen noties van machtsverhoudingen tussen sociale groepen aan het vergeten zijn – of in moderner jargon: er vindt een depolitisering en liberalisering plaats. De hedendaagse feministische beweging als geheel genomen reageert niet tegen dit proces, of in ieder geval niet effectief. Het idee om een einde te maken aan een dergelijke industrie is er niet meer, in plaats daarvan zien we allerlei vormen van individualistisch verzet: mensen stellen bijvoorbeeld voor om nog meer beelden te maken, alternatieve beelden die dan voor meer diversiteit moeten zorgen, en op die manier zou het probleem dan verdwijnen.

Seksualisering van macht is een aspect van seksisme

Bevrijding Sommige groepen zetten tegenover seksueel conservatisme een empowered alternatief: dure lingerie aandoen en je als gewillig strippende sekspoes gedragen, keihard genieten van je eigen objectificatie, et cetera. Beide opties zijn even zinloos. Maar wat dan? Het vergt veel moed om toe te geven dat we allemaal deels een product zijn van onze omgeving en dat patriarchale verhoudingen ook doordringen in de meest persoonlijke aspecten van je leven. Leuk is anders, maar juist daarom moeten we moeilijke vragen kunnen stellen. Als feministe wil ik ruimte creëren om zelf te ontdekken. Ik wil dat vrouwen een seksualiteit kunnen ontwikkelen niet gevormd door patriarchale massamedia. Menselijke relaties zijn geen koopwaar. Willen we een pornocultuur of willen we een echte seksuele bevrijding? V

15


achtergrond

Van schulden naar revoluties?

David

Graeber

Het idee van de ‘99 procent’ deed iets wat in de Verenigde Staten sinds de Grote Depressie niet meer was gebeurd: het concept van sociale klasse werd nieuw leven inblazen als een politieke kwestie. Dit werd mogelijk gemaakt door een subtiele verandering in het karakter van de macht van de heersende klasse in dit land, een verandering die naar mijn mening alles te maken heeft met de kwestie van schulden.

16

Als lid van het team dat de ‘wij zijn de 99 procent’ slogan bedacht kan ik lezers verzekeren dat we niet dachten aan ongelijkheid of aan klasse an sich. We dachten specifiek aan klassenmacht. De ‘1 procent’ zijn de schuldeisers: de mensen die hun weelde om kunnen zetten in politieke invloed en hun politieke invloed in weelde. Het belangrijkste doel van het regeringsbeleid is om alle mogelijke middelen (fiscaal, monetair, politiek en zelfs militair) te gebruiken om te voorkomen dat aandelenprijzen zakken. Het machtigste imperium ter wereld lijkt slechts te bestaan om een voortdurende stroom van rijkdom naar de handen van het kleine deel van de bevolking dat over financiële middelen beschikt te verzekeren. Hierdoor kan ook steeds meer geld terugvloeien in het systeem van gelegaliseerde omkoperij dat de huidige Amerikaanse politiek in wezen is. Toen we in augustus 2011 de bezetting van Wall Street aan het organiseren waren hadden we er eigenlijk geen idee van hoeveel mensen deel zouden nemen, zelfs niet of er überhaupt mensen op zouden komen dagen. Maar bijna onmiddellijk zagen we een patroon. De overweldigende meerderheid van de demonstranten waren op de een of andere manier de dupe van het Amerikaanse schuldensysteem. In het begin ging het voornamelijk om studieschuld: typisch was de klacht dat mensen hard gewerkt hadden, en de regels volg-


den maar nog steeds geen baan konden vinden die hen in staat zou stellen hun schulden af te lossen. Ondertussen ontvangen ‘de financiële criminelen die de economie geruïneerd hebben’ steun van de overheid. Dat het tentenkamp volliep met met mensen die de dupe zijn van het schuldensysteem was niet zo opmerkelijk, wat echt opviel was hoe sterk hun klachten weerklank vonden. In de jaren zestig of vroege jaren tachtig was de misère van met schulden kampende alumni niet eerste dat de sympathie opwekte van transportmedewerkers of schoonmakers. Maar Occupy werd met warmte en solidariteit onthaald door de vakbeweging. Er was duidelijk iets veranderd. We waren onszelf gaan zien als deel van eenzelfde klasse van schuldenaren. Dit werd mogelijk gemaakt door een aantal veranderingen in de structuur van het Amerikaanse kapitalisme. Al tientallen jaren lang horen we verhalen over de ‘financialisering van het kapitalisme’. Dit wordt vaak voorgesteld als een abstract, bijna magisch proces waarin Wall Street niet langer het grootste deel van de winsten hoeft te onttrekken aan handel of industrie omdat het een manier ontdekt zou hebben om uit pure speculatie welvaart te creëren. De financiële industrie was ondertussen druk bezig om onderzoek naar de sociale relaties waar deze winstgroei op is gebaseerd te ontmoedigen. Wat op Wall Street gebeurt is zogenaamd te ingewikkeld en te geavanceerd om door gewone mensen begrepen te worden. De opkomst van Occupy Wallstreet (OWS) stelde ons in het staat het systeem te zien voor wat het is: een enorme machine om schuld te eisen. Schulden en rente zijn hoe de rijken weelde aan ons onttrekken. Hier in de Verenigde Staten is het een kwestie van het manipuleren van de wet zodat meer en meer mensen steeds dieper in de schulden komen te zitten. Op het moment van schrijven hebben drie van de vier Amerikanen schulden van een de of een andere soort, niet minder dan een op de zeven Amerikanen wordt op de hielen gezeten door schuldeisers. Het is onmogelijk om te berekenen hoeveel van het inkomen van een gemiddeld huishouden tegenwoordig direct in beslag genomen wordt door de financiële sector in de vorm van betalingen, toelagen en boetes. De weinige beschikbare informatie suggereert dat het om 15 tot 20 procent gaat. En als je de bevolkingsgroepen meetelt die zo rijk zijn dat ze geen schulden hebben of juist helemaal bankroet zijn, stijgt dit percentage natuurlijk nog. ‘Financialisering’ is meer dan het schuiven met geld. Wall Street en Washington zijn versmolten. Financialisering, het doorverkopen van schulden en militarisering zijn verschillende momenten in het hetzelfde proces. De eindeloze groei van het aantal bankkantoren, glimmende winkels met gewapende bewaking waar niks verkocht wordt, zijn het meest zichtbare symptoom van wat voor land we geworden zijn.

-------------------------------------Historisch gezien hebben de meeste revoluties en opstanden op verschillende manieren iets met schulden te maken gehad, van de opstanden die tot de vorming van de Antieke Griekse democratieën leidden tot de Amerikaanse Revolutie of bijna elke andere antikoloniale revolutie. We staan misschien nu op een vergelijkbaar kruispunt. Maar de geschiedenis laat ook zien hoe moeilijk het is om schuldenaren te verenigen in een coherente beweging; schulden hebben isoleert mensen en de gevoelens van schaamte en onrust die schulden hebben voortbrengen zijn krachtige ideologische wapens. Maar de geschiedenis laat ook zien dat als zulke bewegingen vorm krijgen, het resultaat explosief kan zijn. Als Occupy expliciet een beweging tegen schuld wordt, wat zijn dan de vooruitzichten? De strijd zal niet gewonnen wor-

den met het doen van beleidsvoorstellen. De kracht van Occupy was dat het machthebbers delegimiteit ontnam, een beroep deed op het door zo veel Amerikanen gedeelde gevoel dat onze politieke klasse corrupt is en niet langer in staat om de problemen van gewone burgers, laat staan die van de wereld, aan te pakken. Een werkelijk democratisch systeem zou radicaal anders moeten zijn. Hetzelfde geldt voor financiële systeem. Een eerste stap is om het probleem duidelijk te benoemen: de huidige economische verhoudingen kunnen zelfs nauwelijks ‘kapitalisme’ genoemd worden, het is een maffia-kapitalisme, gebaseerd op woeker, afpersing en het soort casino-spelletjes waarin het casino altijd de winnaar is. De tweede stap is benadrukken dat het niet-legitieme karakter van dit systeem de morele dwang die het hebben van schulden over veel mensen uitoefent, ondergraaft. Dit leidt tot het geleidelijk opzeggen van vertrouwen in het systeem. In toenemende mate zien we dat al gebeuren bij mensen die weigeren hun schuld te betalen, hetzij omdat ze hiervoor kiezen of omdat ze niet anders kunnen. En achter gesloten deuren zijn zelfs de mensen aan de top in toenemende mate bereid toe te geven dat de huidige situatie onhoudbaar is. Links of rechtsom zal een deel van de schulden kwijtgescholden moeten worden, zoals we al gezien hebben met de overheidssteun aan banken. De werkelijke strijd is over welke vorm zo’n kwijtschelding aan zal nemen: zal het een laatste poging zijn dit maffiakapitalisme te redden? Of zal het een poging zijn de maatschappij in een andere richting te sturen, mogelijk geïnspireerd door de welwillende houding van IJsland ten aanzien van de schulden van een kwart van de lokale bevolking? Het kwijtschelden van de schuld maakt niet alleen een economisch herstel mogelijk, het is ook een kans op intellectuele en spirituele vernieuwing. Zelfs als we alleen maar nadenken over zo’n mogelijkheid zien we dat schulden niks anders zijn dan een belofte tussen mensen en dat in een werkelijke democratie iedereen deelneemt aan de grote beslissingen. Welke beloftes willen we maken als maatschappij? In dit licht bekeken wordt het probleem dat economen debt overhang noemen (wanneer de totale schulden zo hoog zijn dat zelfs de beste investeringen geen krediet krijgen) van fundamenteel belang voor de hele samenleving. We blijven het tempo van productie en uitbuiting verhogen en daarmee stijgt onvermijdelijk ook het tempo waarin het ecosysteem ontwricht wordt – en dat terwijl zelfs het huidige tempo duidelijk onhoudbaar is. En dit allemaal om de schuldeisers rente te kunnen betalen. Wat is er krankzinniger dan dit? Het organiseren van grootschalig verzet is noodzaak. Onze leiders hebben al lang geleden laten zien dat ze niet meer over het grote geheel na kunnen denken. Pietluttige aanpassingen zijn niet genoeg. Alleen een omvangrijke sociale beweging kan onze morele en politieke horizon vergroten en dit is een dringende noodzaak. Het was terecht dat Occupy geen concrete eisen stelde maar als er vandaag een eis gesteld moet worden, dan is het dat er op grote schaal schulden kwijtgescholden worden. En als tweede stap moet het aantal werkuren drastisch verlaagd worden – naar bijvoorbeeld een vijf-urige werkdag of door vijf maanden vakantie. Dat dergelijke maatregelen absurd lijken toont alleen maar aan hoezeer onze horizon gekrompen is. Nog maar vijftig jaar geleden namen veel mensen aan dat we nu dit punt wel bereikt zouden hebben. Alleen na het doorbreken van de uitzuigerij kunnen we weer op een niveau na gaan denken dat bij onze tijd past. V Dit artikel verscheen eerder in The Nation, www.thenation.com.

17


buitenland

Broedertwist over Iran In de Israëlische media was de afgelopen weken een gevoel van opluchting te bespeuren: een mogelijk aanval op Iran leek uitgesteld te zijn tot na de Amerikaanse presidentsverkiezingen. De regering Obama had voor een keer het been stijf gehouden en de oorlogsstokers Netanyahu en Barak tot de orde geroepen. Michel

Warschawski

Al meer dan twee jaar roepen de twee regeringsleden ‘Teheran delenda est’ (Teheran moet vernietigd worden). Ahmadinejad zou een nieuwe Holocaust voorbereiden. Zij dreigen zelfs met een ‘Alleingang’ als het Witte Huis blijft talmen. Iran is voor Israël ‘de grote Satan’. Maar zo is het niet altijd geweest. Tientallen jaren lang was Iran, naast Turkije, een trouwe bondgenoot van de Hebreeuwse staat tegenover een Arabische wereld die in z’n geheel als een bedreiging werd gezien. De Iraanse revolutie veranderde het plaatje maar nog belangrijker was de nieuwe strategie van herkolonialisering die neoconservatieven sinds de tweede

helft van de jaren tachtig uitdroegen. De strategie van een wereldwijde preventieve oorlog en een ‘botsing van beschavingen’ heeft in de Verenigde Staten zijn beste tijd gehad maar bleef centraal staan in het denken van de neoconservatieven die Israël regeren. Eerst werd het internationale terrorisme als de nieuwe wereldwijde vijand aangewezen, vervolgens het ‘islamitisch terrorisme’ en ten slotte werd al snel de Islam in het algemeen beschouwd als het meest bedreigende gevaar voor de tot ‘Joods-christelijk’ omgedoopte Westerse beschaving. Het radicaal anti-Israëlische, bij vlagen antisemitische discours van de Iraanse

leiders wordt ten onrechte aangezien als een bewijs voor het plan om Israël aan te vallen. Het lijkt echter eerder een middel van Ahmadinejad om Iran te presenteren als de kampioen van het anti-imperialisme. Want, en dat is belangrijk om te onderstrepen, niet Israël maar de Perzische golf staat centraal in de buitenlandse politiek van Iran. Saoedi-Arabië en de Golfstaten zijn haar werkelijke vijanden. Iran gebruikt de Palestijnse kwestie net als het kernprogramma om zich als regionale machtsfactor te manifesteren. Ehud Barak en Benjamin Netanyahu weigeren in te zien dat hun dreigementen de Iraanse leiders in de kaart spelen, hen helpen zich voor te doen als het boegbeeld van het verzet tegen imperialisme en als de enige echte verdedigers van de nationale rechten van de Palestijnen. Elk dreigement uit Tel Aviv is een zegen voor Ahmadinejad, het Israëlische wapengekletter helpt hem zijn natie bijeen te houden terwijl de Iraanse economie snel verslechterd en voedsel geeft aan grootschalig ongenoegen.

De VS is gedwongen zijn strategie te veranderen Hoog spel Wil de Israëlische regering daadwerkelijk Iran aanvallen? Het logische antwoord zou ‘nee’ zijn. Een dergelijke aanval zou op een catastrofe uit kunnen lopen; naast talloze Iraanse slachtoffers zouden Iraanse represailles dramatisch uit kunnen pakken. Als Israël 80 procent van het Iraanse militaire potentieel uitschakelt is de overgebleven 20 procent nog genoeg om Tel Aviv in de as te leggen. En dan hebben we het nog niet over de duizenden midden-

18


langeafstandsraketten van Hezbollah die Israëlische steden zullen treffen. En al evenmin over het Iraanse vermogen om het zeetransport van olie te blokkeren of terroristische aanslagen in het westen op touw te zetten. Het is niet overdreven om te stellen dat een aanval op Iran het begin van het einde kan zijn voor Israël. Dat is precies de reden waarom de meerderheid van de inlichtingendiensten haar oppositie tegen een dergelijke aanval niet onder stoelen of banken steekt. De leiders van de Mossad, de militaire inlichtingendienst en Shin Beth mogen zich niet openlijk uitspreken, maar die zwijgplicht geldt niet voor gepensioneerde veteranen als Meir Dagan, voormalig chef van de Mossad, die zich in de media regelmatig kant tegen wat hij een zelfmoordaanval noemt. Op het eerste gezicht lijkt het duo NetanyahuBarak niet naar deze waarschuwingen te luisteren: de eerste wordt beheerst door een kruisvaardersmentaliteit (‘een suïcidaal messianisme’, in de woorden van Dagan), de tweede door een enorm ego en de drang om ten koste van alles de geschiedenis in te gaan als een groot strateeg – ook al heeft hij tot nu toe zijn taken als stafchef en minister van Defensie verre van briljant vervuld. Gaat het hier om een staaltje van bluf, zoals sommige Israëlische commentatoren geloven? Of gaat het werkelijk om een reële wens om Teheran, ondanks alle waarschuwingen, aan te vallen? De geschiedenis is vol van politieke leiders die, misleid door hoogmoed, hun volk naar de afgrond leiden. De Griekse en de Joodse mythologie staan bol van verhalen over mannen die verblind door hun irrationele en suicidale ambities hun volk in het ravijn storten.

die niet aarzelde om zich achter zijn rivaal Mitt Romney te scharen, een ongehoorde belediging in de betrekkingen tussen bevriende staten. Obama heeft een rekening te vereffenen met Netanyahu en hij zal geen gelegenheid voorbij laten gaan om de Israëlische neoconservatieven in te peperen dat hun hoop op een Republikeinse overwinning, die zelfs tegen de wens van een meerderheid van de Amerikaanse Joodse gemeenschap was, het braaksel was van hun kwaadaardige fantasie. Er bestaat een gerede kans dat Obama in zijn tweede termijn een hardere opstelling zal kiezen en dat er tussen de twee regeringen meer gekrakeel zal komen – overigens zonder het strategische bondgenootschap tussen de twee landen echt op het spel te zetten. Het is een van de redenen waarom Netanyahu nu al vooruit loopt op de verkiezingen. Verzekerd van een komende overwinning beweegt hij de Knesset nu al verder naar rechts zodat hij zichzelf kan presenteren als de vertegenwoordiger van een quasi-eensgezind electoraat. Ten slotte is er de kwestie van de rol van de pro-Israël lobby van grotendeels conservatieve christenen en in mindere mate Joden. De invloed van lobby’s wordt vaak overdreven, in laatste instantie nemen het Witte Huis en de hoogste bewindvoerders in het ministerie van Buitenlandse Zaken, de CIA en het Pentagon de beslissingen. Zij laten zich leiden door wat zij hun belang achten: het in stand houden van wat ze al een decennium lang hun Empire noemen. Maar dat Empire wordt in de regio steeds vaker geconfronteerd met de belangen van andere wereldmachten als China, Rusland en India, en van regionale machten als Turkije en Iran en ten-

slotte ook met opkomende economieën als Zuid-Afrika, Brazilië en Azerbeidzjan, die in hun vuistje lachen telkens wanneer Israël het oude Empire in een hoek drijft en zijn manoeuvreerruimte beperkt. De oproep van de voormalige secretaris-generaal van de VN, van gepensioneerde Amerikaanse generaals en van invloedrijke commentatoren om een zekere afstand te nemen van Israël moet in deze context begrepen worden. Het Midden-Oosten is in beweging en de VS moet zijn strategie aanpassen, in het bijzonder de band met Israël herijken. De extreem-rechtse regering in Tel Aviv heeft geen oog voor de dreigende wolken aan de horizon of voor de wervelstorm van de Arabische revolutie die enkele van haar beste bondgenoten ten val bracht (Ben Ali en Moebarak). Zij doet alsof er geen vuiltje aan de lucht is. Een dergelijke zelfverkozen blindheid kan misschien de wens verklaren om tegen het advies van nationale en internationale experts in, een oorlog te beginnen die voor Israël fataal zou kunnen aflopen. V Michel Warschawski is een activist in het Alternative Information Center, een Palestijns-Israëlische beweging voor de rechten van de Palestijnen.

Barak en Netanyahp spelen de Iraanse leiders in de kaart

Rood sein In het Israëlische debat staat de kwestie van de betrekkingen met de Verenigde Staten nu hoog op de agenda. Kan de Joodse staat oorlog voeren, ook als de VS het sein op rood zet? Kan, zoals Ariel Sharon eens stelde, de staart (Israël) de hond (de VS) doen bewegen? Het is geen geheim en dat is zacht uitgedrukt, dat Netanyahu en Obama geen vrienden zijn. Netanyahu schrikt er niet voor terug om zijn beste bondgenoot publiekelijk te vernederen, zelfs in de Amerikaanse Senaat. Voor de Israëlische neoconservatief is de zwarte, Democratische Amerikaanse president niet meer dan een ongelukkig incident, een vergissing van de geschiedenis die wat hem betreft niet snel genoeg recht gezet kan worden. Voor Obama is Netanyahu de president

19


buitenland

Crisis in Zuid-Afrika Brian Ashley is de redacteur van het Zuid-Afrikaanse linkse tijdschrift Amandla!, het Xhosa en Zulu woord voor kracht, en een veelgehoorde slogan ten tijde van de anti-apartheidsstrijd. Amandla! probeert een stem te geven aan een alternatief links, een links dat het bevrijdende perspectief van de anti-apartheidsstrijd levend wil houden. David

Finkel,

Dianne

Feeley

Kun je iets vertellen over Amandla!? Wat is jullie oriëntatie en jullie publiek binnen Zuid Afrikaans links? ‘Amandla! begon in 2006. De crisis in Zuid-Afrika verdiepte zich toen doordat het neoliberale beleid de tegenstellingen die dateerden uit het apartheidstijdperk verergerde. Het ANC en zijn bondgenoten, de vakbondsfederatie COSATU en de South African Communist Party (SACP) waren in crisis. Amandla! werd opgezet door linkse activisten binnen en vooral buiten deze alliantie, met als doel om een platform te bieden voor linkse discussie in de context van deze economische en sociale crisis en de opkomende sociale strijd. Ons perspectief is het steunen van onafhankelijke sociale bewegingen en initiatieven.’ Sinds de val van de apartheid is het ANC de dominante politieke partij. Kun je de ontwikkeling van het ANC vergelijken met de verrechtsing van Europese sociaaldemocratische partijen? Welke stromingen bestaan er binnen het ANC en hoe staat het met haar ‘tripartite alliance’ met COSATU en de SACP? ‘Het ANC is een brede nationalistische beweging met verschillende stromingen. Burgerlijke stromingen waren altijd al overheersend in het ANC, maar de SACP en COSATU zorgden voor een grote invloed van de arbeidersklasse, vooral tijdens de hoogdagen van sociale bewegingen in de jaren tachtig. Sinds 1994, toen politieke vrijheid gewonnen werd, hebben burgerlijke nationalisten echter de koers van het ANC bepaald. Dat is een gevolg van het openen van posities in het staatsapparaat voor zwarte Zuid-Afrikanen en het beleid van Zwarte Economische Machtsvorming (Black Economic Empowerment). Veel ANC-leiders zijn tegenwoordig grote beleggers in de financiële sector, mijnbouw, telecommunicatie, wapenhandel, visserij, landbouw en ga zo maar door. Ze gebruiken hun invloed in het ANC en in de staat om lucratief zaken te doen en deals te sluiten die hen binnen korte tijd miljonairs maken. Om te begrijpen waarom de ANC in plaats van voor de verdeling van welvaart koos voor een neoliberaal beleid, moeten we in gedachten houden hoe, na de ineenstorting van de Sovjet Unie en de opkomst van de globalisering, de internationale machtsverhoudingen veranderden ten nadele van links. De overgang naar democratie na de apartheid kreeg vooral een neoliberaal karakter omdat het Zuid-Afrikaanse kapitaal sterk is en het ANC niet bereid was de confrontatie ermee aan te gaan en door middel van belastingen, gedwongen investeringen en zelfs nationalisering de gevolgen van apartheid en onderontwikkeling aan te pakken.’ Jacob Zuma pretendeert de linkervleugel van het ANC te vertegenwoordigen. Heeft zijn regering iets gedaan om de sociale omstandigheden van de overgrote meerderheid van de zwarte bevolking te verbeteren? ‘Dat COSATU en de SACP zo wanhopig op zoek waren naar een alternatief voor Thabo Mbeki dat ze Zuma hielpen om president te worden

20


was een tragedie. Zuma is een carrièrepoliticus die zich voordoet als links en tegelijkertijd de agenda van het Zulu nationalisme van de Inkhata Freedom Party heeft overgenomen. Zuma is in het geheel niet links, hij is een homofoob en vrouwenhater en zijn regering zet het neoliberaal beleid voort door in te zetten op inflatiebestrijding en een flexibele arbeidsmarkt. Dit verklaart ook waarom COSATU steeds meer vervreemd raakt van de regering die ze zelf mede aan de macht heeft gebracht. Er is een wereld van verschil tussen het leven in de armoedige townships en de rijke buitenwijken, en meer nog tussen de voormalige bantoestans en de grote steden. Armoede en massawerkloosheid zijn extreem, de HIV/AIDS epidemie duurt voort, onderwijs, gezondheidszorg en huisvesting zijn allemaal in crisis en misdaad tiert welig. Het totale percentage van mensen dat zonder werk zit is niet minder dan 40 procent van de arbeidsbevolking en meer dan een derde van alle werknemers verdient minder dan 100 euro per maand. Zuid-Afrika behoort tot de opkomende economieën van BRICS landen, samen met Brazilië, Rusland, India en China, maar de Zuid-Afrikaanse economie is in feite in verval. Het oude ontwikkelingsmodel, gebaseerd op het winnen van grondstoffen, is uitgeput en na het einde van de apartheid is de economie niet gediversifieerd. Ondanks het openen van de Zuid-Afrikaanse economie zijn er onvoldoende investeringen in productieve sectoren waar nieuwe banen gecreëerd kunnen worden. Het verval van de Zuid-Afrikaanse economie heeft drie oorzaken: de uitputting van grondstoffen, een zwakke interne markt en een beleid dat een open, op de export gericht economisch model propageert waardoor kapitaal makkelijk het land kan verlaten. Een aantal essentiële grondstoffen raakt uitgeput, zoals mineralen, water (in 2004 was al 98 procent van het water toegewezen) en landbouwgrond (41 procent van het land is uitgeput). Het milieu staat ook onder grote druk en naarmate lokale grondstoffen schaarser worden, worden deze duurder waardoor de export afneemt en de kostprijs van lokale producten toeneemt. Het neoliberale beleid heeft Zuid-Afrika erg kwetsbaar gemaakt voor internationale ontwikkelingen en in 2008-2009 gingen er een miljoen banen verloren. Dit alles maakt ZuidAfrika tot een van de meest ongelijke landen ter wereld en veel van die ongelijkheid is te wijten aan het feit dat sinds het einde van apartheid de werkloosheid bijna verdubbeld is. De meest kwetsbare groep wordt gevormd door vrouwen op het platteland, vooral vanwege het falen van de overheid om land te herverdelen. Voor 2014 was het doel het herverdelen van 30 procent van het land, maar minder dan zeven procent is toegewezen aan zwarten. En omdat de regering lokale gemeenschappen niet steunt wordt veel van dit land niet op productieve wijze bewerkt. De ongelijkheid komt ook tot uiting in toegang tot water, elektriciteit, huisvesting, onderwijs en gezondheidszorg. Een golf van acties rond deze kwestie heeft Zuid-Afrika het land met de meeste protesten per hoofd van de bevolking ter wereld gemaakt.’

Het ANC heeft het neoliberalisme omarmt Wat is het Democratic Left Front? ‘Dat is een coalitie van antikapitalistische sociale bewegingen, vakbonden, gemeenschapsorganisaties en politieke stromingen, officieel gevormd in 2011, die samenwerkt met 20 gemeenteraadsleden verspreid door het land. De voornaamste prioriteit is het verbinden van de duizenden momenten van lokale strijd tegen het falen van de overheid om essentiële

voorzieningen te regelen voor de armen. Wij roepen op tot een grootschalig huisvestingsproject om zowel het gebrek aan woningen aan te pakken als om banen te creëren. Daarnaast is de strijd tegen klimaatverandering een prioriteit voor ons. Zuid-Afrika is wereldwijd nummer 12 wat betreft de uitstoot van broeikasgassen en het is de hoogste tijd dat we overschakelen op duurzame energie (zon en wind), fatsoenlijk openbaar vervoer en duurzame vormen van landbouw. Op deze manier zou bestrijding van de klimaatcrisis nieuwe banen kunnen opleveren en onze economie zou meer gediversifieerd worden, meer gericht op de noden van de mensen. Op deze manier kan de klimaatcrisis ook bij miljoenen werkende mensen onder de aandacht worden gebracht, anders blijft de klimaatcrisis te ver van mensen hun bed en wordt hun aandacht alleen opgeëist door onmiddellijke problemen als huisvesting, gezondheidszorg of werk. Het DLF is groeiende en onze verwachting is dat de steeds grotere tegenstellingen in de tripartite alliance in de toekomst nieuwe mogelijkheden zullen scheppen voor een hergroepering van links, onafhankelijk van het ANC.’ Kaapstad is de enige grote stad die geregeerd wordt door de liberale oppositie, de Democratic Alliance (DA) en de West Kaap is het enige gebied waar mensen die volgens de apartheidscriteria niet ‘zwart’ waren, maar ‘kleurlingen’, Indiërs en blanken, de meerderheid vormen. Wat is de sociale basis van de DA? Is de partij een bedreiging voor de machtspositie van het ANC? ‘De meerderheid van de mensen in de West Kaap zijn wat het apartheidsregime ‘kleurlingen’ noemde. Tijdens de apartheid werd het zwarten moeilijk gemaakt naar het gebied te verhuizen. Kaapstad is de oudste stad van Zuid-Afrika en ontving verschillende golven kolonisatoren (Nederlands en Brits). Kaapstad heeft een rijke geschiedenis van verzet, vakbewegingen en strijd. Zogenaamde ‘kleurlingen’ speelden een leidende rol in de anti-apartheid en anti-kapitalistische strijd in de West Kaap. Maar de bijdrage van dit segment van de onderdrukte bevolking kreeg onvoldoende plaats in het nieuwe Afrikaanse nationalisme na de apartheid. Afrikaans nationalisme definieerde zichzelf te nauw en gaf deze zogenaamde kleurlingen niet het gevoel deel te zijn van de nieuwe natie. Dit deel van de bevolking had het iets beter in termen van lonen en huisvesting en na de val van apartheid was er de angst dat ‘kleurlingen’ zouden moeten inleveren ten voordele van ‘Afrikanen’. Deze polarisatie en het verzwakken van een gedeelde zwarte identiteit, zoals nagestreefd in de bevrijdingsstrijd, droeg bij aan de neiging zichzelf als een aparte groep te zien. Er is weinig gedaan om de door apartheid gecreëerde barrières te slechten en de bevolkingsgroepen leven nog steeds grotendeels langs elkaar heen. Het neoliberale beleid van de regering leidde tot massale werkloosheid en het verlies van sociale voorzieningen in ‘gekleurde’ wijken, en vooral jongeren voelen zich in de steek gelaten. Dit heeft geleid tot een grote toename van criminaliteit en drugsgebruik, vergelijkbaar met sommige zwarte getto’s. Deze onzekerheid en de massale werkloosheid vervreemden de ‘gekleurde’ kiezers van het ANC. De DA profiteert van de onvrede over groeiende corruptie en armoede maar de kern van de sociale basis van deze partij blijft bestaan uit blanken uit de middenklasse. De zwarte middenklasse steunt in meerderheid het ANC dat hen mobiliseert op basis van een chauvinistisch Afrikaans nationalisme. V Dit is een bewerking van een artikel dat eerder verscheen in Against the Current, www.solidarity-us.org. De homepage van Amandla! is http://amandlapublishers.co.za.

21


buitenland

China in opstand In het neoliberale wereldbeeld heeft de Chinese arbeidersklasse een dubbelrol: enerzijds die van de winnaar in de wereldwijde concurrentiestrijd om werk, anderzijds die van betreurenswaardige slachtoffers van globalisering die zwoegen voor onze iPhones en door ons gered moeten worden met campagnes voor een humane behandeling. Eli

Friedman

Chinese arbeiders zijn niet de winnaars van globalisering maar zijn onderworpen aan dezelfde druk als arbeiders in het westen. En ze zijn ook geen lijdzame slachtoffers, de Chinese arbeidersklasse vecht. Na meer dan 30 jaar economische liberalisering is China een brandpunt van arbeidsonrust. Er zijn geen betrouwbare statistieken maar elke jaar vinden er vele duizenden stakingen plaats - allemaal wilde stakingen: er is geen stakingsrecht in China. Belangrijker nog: arbeiders winnen. Stakingen leveren loonsverhogingen op en onder druk van onderop heeft de Chinese staat een reeks wetten ingevoerd om arbeidsomstandigheden te verbeteren. Verspreid over het land stijgen minimumlonen en ontvangen arbeiders voor het eerst sociale voorzieningen. Vooral de laatste twee jaar boekt de strijd van Chinese arbeiders voortgang. Het Chinese rechtssysteem probeert conflicten lokaal te houden en onvrede te kanaliseren in overleg tussen de officiĂŤle, aan de Communistische Partij gelieerde, vakbond en bazen en rechtbanken. Gezien de samenwerking tussen de Chinese staat en kapitaal zou dit het onmogelijk maken om echt iets te doen aan klachten van arbeiders. Om

22

hun eisen door te zetten gaan zij over tot staken. Tot 2010 was de meest gehoorde eis van stakers het uitbetalen van achterstallig loon. Arbeiders leggen hun werk neer en blijven in de fabriek of op het fabrieksterrein. Indien het bestuur weigert toe te geven, gaan de stakers soms de straat op. Dit is een directe uitdaging aan de regering, en arbeiders trekken soms op naar lokale regeringsgebouwen of blokkeren wegen. Dit is riskant; de overheid kan toegeven of de acties hardhandig onderdrukken. Nog riskanter, maar toch vaker voorkomend, is sabotage en geweld, rellen en confrontaties met de politie, het doodslaan van bazen. Vooral in antwoord op massaontslagen of faillissementen komt dit voor. De minst spectaculaire vorm van verzet is echter de voorwaarde voor al de andere: arbeidsmigranten weigeren in groeiende mate de ellendige banen in de exportindustrie van het zuidoosten van China. Er is een arbeidstekort ontstaan dat de lonen opdrijft en arbeiders een betere onderhandelingspositie geeft.

In de aanval Sinds de enorme stakingsgolf van 2010 is de arbeidersstrijd niet langer enkel defensief. Arbeiders eisen nu loonsverhogingen, niet enkel loon dat hen al beloofd was. Vaak eisen ze ook dat ze

hun eigen vakbondsvertegenwoordigers mogen kiezen. Een onafhankelijke vakbond is nog een brug te ver, die eis zou zeker tot harde repressie leiden, maar de roep om verkiezingen wijst op een beginnend politiek bewustzijn. De stakingsgolf van 2010 begon in een Honda fabriek in Nanhai waar, nadat arbeiders wekenlang hadden geklaagd over lage lonen en gespeculeerd over een mogelijke staking, een van hen het initiatief nam om op de noodstop te drukken en de lopende band stil te leggen. Arbeiders liepen de fabriek uit en dezelfde dag smeekte het management hen weer aan het werk te gaan en te onderhandelen. Nieuws van de staking verspreide zich over het land en inspireerde andere stakingen. De zomer van 2010 zag verzet dat met verregaande eisen voor betere lonen en werkomstandigheden en reorganisatie van de officiĂŤle vakbond radicaal maar ook relatief rustig was. De volgende zomer zag twee massale opstanden. In een week in juni 2011 werden op bedrijfsterreinen in Chaozhou en Guangzhou gedurende rellen op grote schaal bedrijfseigendom en vernield. Nadat een migrantenarbeider in Chaozhou, Guxiang die achterstallig loon eiste, werd aangevallen door een knokploeg van zijn baas, trokken duizenden in protest naar de


buitenland lokale regeringskantoren. Vele van hen waren al jarenlang het slachtoffer van discriminatie en uitbuiting door bazen die samenwerken met lokale officials. Het is verboden om verenigingen op te richten en het protest was waarschijnlijk georganiseerd door een van de informele, maffia-achtige organisaties die er wijd verspreid zijn. Migrantenarbeiders keerden zich tegen de lokale bevolking door wie zij zich gediscrimineerd voelden. Tientallen auto’s gingen in vlammen op, winkels werden geplunderd en de gewapende politie moest ingeroepen worden om de rellen de kop in te drukken. Slechts een week later leiden geruchten over een vrouwelijke migrant uit Sichuan die als gevolg van politiegeweld een miskraam gehad zou hebben tot nog grotere, dagenlange rellen in Guangzhou, in Zengcheng. Een politiebureau werd platgebrand, een nationale snelweg geblokkeerd. Andere migranten uit Sichuan trokken uit verschillende delen van de industrieregio Zengcheng binnen. Het leger schoot met scherp om de rellen te beëindigen en ondanks officiële ontkenningen is het waarschijnlijk dat er doden vielen. Dat relatief kleine incidenten tot grote opstanden kunnen leiden is een teken van wijdverspreide, sluimerende woede. Het voortdurende arbeidstekort duidt op structurele veranderingen, veranderingen die de dynamiek van arbeiderspolitiek gewijzigd hebben. De materiële verbeteringen die Chinese arbeiders hebben afgedwongen, zijn reden voor optimisme maar de verplichte depolitisering betekent dat er nog een lange weg te gaan is. Chinees rechts en de staat drukken elke poging om alternatieve politieke denkbeelden te uiten de kop in. In het westen beweren neoliberalen dat ‘er geen alternatief is’, in China is het officiële vertoog dat er twee opties zijn: een efficiënte, kapitalistische technocratie, het droombeeld van Singapore, of blind, irrationeel politiek geweld, het spookbeeld van de Culturele Revolutie. De verspreide overwinningen van arbeiders hier en daar hebben nog geen tegenmacht gevormd die de staat of kapitaal kan weerstaan. Wanneer de staat belangen van arbeiders verdedigt, door bijvoorbeeld het steunen van hun eisen of het aannemen van arbeidswetgeving, kan het zijn imago van welwillende beschermer weer oppoetsen.

Stappen vooruit Om deze situatie te begrijpen, moeten we kijken naar de sociale en politieke positie van de Chinese arbeidersklasse. Ook in het de maoïstische tijdperk waren

arbeiders nooit echt ‘de heersers van de fabriek’, zoals de officiële propaganda beweerde, maar ze hadden wel de garantie van werk en via hun werkplek huisvesting, onderwijs, gezondheidszorg en een pensioen. In de jaren negentig begon de overheid op grote schaal staatsbedrijven te privatiseren en ook de overgebleven staatsbedrijven zijn steeds meer georiënteerd op winstmaximalisatie. Het verzet hiertegen werd gebroken en talloze arbeiders werden ontslagen. Belangrijker in de nieuwe protesten is de ‘nieuwe arbeidersklasse’: migranten die van het verarmde platteland naar het zuidoosten trekken op zoek naar werk. Onder het ‘hukou systeem’, een overblijfsel van de planeconomie, hebben mensen alleen recht op sociale voorzieningen in bepaalde plaatsen; arbeidsmigranten kunnen alleen aanspraak maken op dergelijke voorzieningen als ze terug keren naar hun plaats van herkomst. Dit creëert een scheiding tussen de plek waar ze werken en hun thuis en familieleven. Dit voorkomt dat arbeidsmigranten wortels kunnen groeien, ze blijven geïsoleerd, tweederangs burgers in de industriële centra. De arbeidsmigranten hebben geen zelfopvatting als ‘arbeiders’, ze zijn migong: boeren-werkers. Flexibiliteit is normaal in het neoliberale kapitalisme maar in China ligt het tempo wel heel hoog, sommige fabrieken vervangen jaarlijks hun volledige personeelsbestand. Dit heeft belangrijke gevolgen voor arbeidersverzet. Zolang migong hun werk als tijdelijk zien, alleen bedoeld om later terug te keren, zullen ze weinig extra eisen stellen. Als ze in beweging komen, is dit meestal vanwege eisen die direct met hun werk en loon te maken hebben. Bredere politieke eisen zijn zeldzaam. De laatste jaren verhuizen Chinese bedrijven in toenemende mate van de geïndustrialiseerde kuststreek naar het binnenland. De reden is simpel: in de kuststreken verdienen arbeiders minder dan 200 dollar per maand maar in het binnenland kan dit de helft zijn. Als arbeiders echter werken in de gemeenschap waar ze verwachten hun leven op te bouwen, hebben ze ook meer reden om te vechten voor alles wat hiervoor nodig is: huisvesting, gezondheidszorg, onderwijs, en een vorm van zekerheid in het geval van werkloosheid en ouderdom. Dergelijke eisen zouden het arbeidersprotest kunnen politiseren, het zou niet langer beperkt blijven tot een specifieke fabriek maar gericht zijn tegen de overheid en in naam van bredere groepen mensen dan alleen de direct betrokken arbeiders. Het is makkelijk het verzet van migong

te romantiseren maar de werkelijkheid is dat de meest voorkomende reactie op slechte arbeidsomstandigheden vertrek naar een andere werkplek of terugkeer naar het platteland is. Dit kan veranderen als mensen leven waar ze werken, ze zouden een gemeenschap hebben als bondgenoot en als zaak om voor te vechten. Het verzet in China heeft duidelijke sporen achtergelaten. Maar de verhoudingen zijn ongelijk: het arbeidersverzet is sporadisch, ongecoördineerd. Staat en kapitaal hebben een gezamenlijke strategie om op te treden tegen de Chinese arbeiders. Het gefragmenteerde protest heeft tot nu toe geen werkelijke verandering kunnen bewerkstelligen in de structuur van de eenpartijstaat of de heersende ideologie aan kunnen tasten. Is het werkelijk een overwinning als kapitaal op arbeiderverzet kan reageren door gewoon te verhuizen? De veranderingen in het Chinese kapitalisme betekenen ook nieuwe kansen om hechtere vormen van organisatie te creëren, de sociale strijd te verbreden en politieke eisen te formuleren. Totdat dit gebeurt, zullen de Chinese arbeiders een stap achterlopen op hun, en onze, vijand. V Dit is een sterk ingekorte versie van een essay dat eerder verscheen in Jacobin – a Magazine of Culture and Polemic, http:// jacobinmag.com.

23


buitenland

Europese crisis vraagt om Europees verzet

Brussel

Alex

Merlo

Op 14 november zagen we een mijlpaal in de geschiedenis van sociaal verzet in Europa. Voor het eerst vond in verschillende landen een algemene staking plaats. In Portugal, Spanje, Griekenland, Malta en Cyprus vonden grote stakingen plaats. In Spanje boekte de beweging een overwinning; de Spaanse regering is nu bij wet verplicht families die door banken uit hun huis worden gezet te helpen. Het zijn stappen vooruit, op weg naar het grootschalige verzet dat nodig is om werkelijk verschil te maken.

24

Toch is er nog een lange weg te gaan. Opvallend was op 14 november het contrast tussen Noord- en Zuid-Europa. België was het enige Noord-Europese land waar op beduidende schaal gestaakt werd. Recente cijfers laten echter zien dat de NoordEuropese economieën niet kunnen ontsnappen aan de crisis. Een maand eerder, 15 september 2012, wordt in de toekomst mogelijk gezien als een keerpunt. Honderdduizenden gingen in Portugal de straat op in de grootste protesten in het land sinds de val van de dictatuur en de revolutie in 1974. De demonstranten keerden zich tegen de nieuwe ronde van bezuinigingsmaatregelen die opgelegd werden door de trojka van Europese Commissie, Europese Centrale Bank en Internationaal Monetair Fonds, waaronder een algemene loonsverlaging van zeven procent. Wat deze dag bijzonder maakte was dat voor het eerst druk van onderop de regering dwong de voorgestelde maatregelen in te trekken. De bezuinigingsagenda die de ZuidEuropese maatschappijen structureel wil veranderen leed een nederlaag – hopelijk de eerste van vele. Andere Zuid-Europese landen zien ook een groei van sociale strijd. Op 26 september vond opnieuw een algemene staking plaats in Griekenland, het land waar de spanningen het hoogste zijn opgelopen. De verkiezingen hebben daar niet tot stabilisering geleid en mensen zijn nog steeds strijdvaardig, ondanks alle klappen die ze gekregen hebben. Griekenland lijdt onder de scherpste bezuinigingen van Europa en het welvaartspeil is er scherp gedaald waardoor de Grieken veroordeeld zijn tot een onzeker bestaan. In Spanje riepen de indignados op om op 25 september ‘het parlement over te nemen’. De tienduizenden demonstranten werden door de politie tegemoet getreden met bruut geweld maar de dag markeerde een nieuwe stap voor de beweging. In Spanje en andere landen zijn de aanhoudende betogingen uitingen van woede en wanhoop veroorzaakt door de gevolgen van crisis en bezuinigingen. De Spaanse beweging roept om het aftreden van een regering die duidelijk het platform waarop ze verkozen werd heeft verraden en nu het bezuinigingsbeleid van de trojka omarmt. Spanjaarden eisen diepgaande veranderingen in een politiek systeem dat als corrupt en niet-legitiem gezien wordt en in een onrechtvaardige sociaaleconomische structuur die de rijken bevoordeelt.

Ook het noorden kan niet niet ontsnappen aan de crisis De stormachtige ontwikkelingen in Zuid-Europa staan in schril contrast met de kalmte in het Noorden. In een land als Nederland beginnen mensen de effecten van de crisis te voelen met bezuinigingen op uitkeringen en sociale voorzieningen, maar voor veel mensen lijkt alles nog onder controle te zijn. De opvatting dat de crisis in het zuiden een plaatselijk probleem is, is wijd verspreid, soms word er zelfs een verband gelegd met een zogenaamd gebrek in de plaatselijke cultuur. Er zijn stemmen te horen die claimen dat de Europese Unie beter af zou


buitenland hoge inflatie (in tegenstelling tot de nominale rente die in heel Europa gelijk is). Een dergelijke financialisering van de economie is typisch voor de ontwikkelingen in de laatste dertig jaar en niet uniek voor Europa. Deze twee ‘oplossingen’ werden onmogelijk gemaakt door de wereldwijde financiële crisis van 2008. Kapitaal uit het noorden vermijdt nu investeringen in het zuiden, financiële instellingen eisen hun geld op en zijn huiverig om nog krediet te verstrekken. De impact op de bevolking is rampzalig en als gevolg van de afbraak van sociale voorzieningen door eerdere regeringen is het voor mensen nog moeilijker om de klappen op te vangen.

Er is een gebrek aan evenwicht tussen noord en zuid

Spanje

zijn zonder deze landen, zonder hun zwakke economieën en instabiele politiek. In de zuidelijke landen wordt de EU ook steeds meer gezien als deel van het probleem, een hele omslag vergeleken met het enthousiasme dat er twee decennia geleden heerste over ‘Europa’. In landen als Spanje werd de EU geassocieerd met vooruitgang en welvaart. Na het toetreden tot de EU hebben de Zuid-Europese landen grote economische groei gezien, veel groter dan de Noord-Europese landen. Met de hulp van EU subsidies werd de plaatselijke infrastructuur verbeterd. De huidige crisis is echter het gevolg van de tegenstellingen die tijdens deze jaren van groei alsmaar toenamen. Het beeld van groei en welvaart was bedrieglijk. De economische groei ging niet gepaard met een meer gelijkwaardige verdeling van welvaart, integendeel, de ongelijkheid nam verder toe. Het van neoliberale beleid in de jaren tachtig betekende het privatiseren van publieke voorzieningen en het verslechteren van de levensomstandigheden van een meerderheid van de bevolking. In het zuiden kromp de industriële sector nog sneller dan in het noorden. Sectoren als vastgoed en toerisme compenseerden deze krimp maar de meeste arbeidsplaatsen in deze sectoren zijn tijdelijk en zeer onzeker. Daarnaast was de inflatie in de zuidelijke landen structureel hoger dan die in het noorden. Gecombineerd met de krimp van de industriële sector betekende dit dat deze landen steeds meer moeite hadden om te concurreren met andere landen in de eurozone. Vooral Duitsland, dat goedkope industriële producten bleef uitvoeren, profiteerde hiervan. Het resultaat was dat zuidelijke landen een negatieve handelsbalans hadden, ze importeerden structureel meer dan ze exporteerden. In het noorden vond het tegenovergestelde plaats. In andere gevallen zou dit tot een bijstelling in de waarde van de valuta geleid hebben maar in de eurozone met zijn gedeelde munteenheid was dit geen optie. Het gebrek aan evenwicht werd op twee manieren gecompenseerd. De eerste manier was de export van kapitaal van noord naar zuid, hetgeen de Noord-Europese landen een makkelijke manier gaf om hun overtollige kapitaal winstgevend te maken. De andere manier was geld lenen. Dit leidde tot een scherpe toename van de privé-schulden in de ZuidEuropese landen. Dit werd nog verder in de hand werd gewerkt door een verlaging van de reële rente als gevolg van de

De crisis in Zuid-Europa is dus niet te verklaren als het gevolg van zwakheden van de plaatselijke economie en nog minder als het resultaat van culturele gebreken. Deze crisis is het gevolg van de manier waarop de eurozone vorm is gegeven en van de structurele ongelijkheden die de Noord-Europese economieën bevoordeelden. De strijd voor een sociale uitweg uit de crisis is een strijd tegen Europese instellingen die tegen elke prijs bezuinigingen willen doordrukken. Dit is iets anders dan een nationalistisch verlangen naar oude tijden of vijandigheid tegen ‘buitenlandse belangen’. In noord en zuid zijn de elites nog rijker geworden dankzij de EU en het zijn zij die het meeste belang hebben bij het, ondanks alle sociale onvrede, doordrukken van bezuinigingen. Een progressief antwoord is alleen mogelijk als mensen uit verschillende landen samenkomen en solidariteit vormgeven. Alleen een internationale beweging van de slachtoffers van de bezuinigingen kan succesvol zijn. In Zuid-Europa tonen meer en meer mensen hun moed en strijdlust, het is aan ons in het Noorden om hun voorbeeld te volgen en ons bij hen aan te sluiten. V

Frankrijk

25


buitenland

Een ander Europa De Europese Unie wordt in het dagelijks taalgebruik, ook dat van linkse mensen, helaas vaak gelijkgesteld aan ‘Europa’. Dat tien landen uit Midden- en Oost-Europa zijn toegetreden en de westelijke Balkanlanden kandidaat-lidstaten zijn verandert daar weinig aan; je hoort maar al te vaak dat deze landen op het punt staan ‘toe te treden tot Europa’. Maar dit miskent de EU, dit verbond is een ‘Europese constructie’, historisch, institutioneel en sociaaleconomisch. Catherine

Samary

Kritiek op deze constructie wordt vaak afgewezen als ‘anti-Europees’. Dat werd gezegd over Syriza tijdens de laatste Griekse verkiezingen, hetzelfde gebeurde met het Franse ‘nee’ tegen de EU grondwet van 2005. Dit ‘ideologische Europa’ is, in de woorden Eric Hobsbawm, een ‘metafoor van uitsluiting’ die op verschillende manieren Europa neerzet als een bastion van beschaving tegen het als barbaars veronderstelde niet-Europa. Aan de gebruikelijke barbaren en de ‘vreemdelingen’ die doelwit zijn van allerlei vormen van xenofobie voegt deze uitsluiting een politieke uitsluiting toe. Als oostelijke landen toetreden tot de EU, betekent dit dan dat zij eerder niet behoorden tot de ‘Europese beschaving’? Sinds het uiteenvallen van de Sovjet-Unie heeft de islam het communisme vervangen als de grote vijand van Europa. Tegelijkertijd werd het in twijfel trekken van kapitalisme taboe, verzet ertegen zwart gemaakt en de geschiedenis van de communistische beweging vereenzelvigd met de Goelag. Dit nieuwe revisionisme is wijd verspreid, het totalitaire nazisme wordt gelijkgesteld aan de revoluties van de twintigste eeuw en aan antifascistisch verzet als dat van de Joegoslavische partizanen. Zelfs fascistische ‘patriotten’ krijgen eerherstel. A fortiori worden herinneringen aan pogingen om een socialisme van arbeiderszelfbestuur op te bouwen en aan arbeidersraden in de prestalinistische Sovjet-Unie uitgebannen. In de Balkan spelen al deze kwesties. Komen volken die deel uitmaakten van het Ottomaanse rijk en Turkije in aanmerking voor het stempel ‘Europees’? In Kosovo claimen sommige Albanese stromingen in ieder geval van wel, zij vieren hun katholicisme terwijl ze neerkijken op moslims. Toen de leiders van de voormalige Joegoslavische eenpartijstaat zich afkeerden van het communisme omhelsden ze ‘Europa’. Verschillende Kroatische en Sloveense politieke stromingen prijzen het verleden van het Oostenrijks-Hongaarse rijk en zoeken de steun van het Vaticaan tegen ‘achtergebleven Balkan-volken’. Kroatisch nationalisme kan anti-servisch, anti-Joods en anti-Europees zijn,

26

maar het kan ook ‘anti-Balkan’ vormen aannemen die zowel de Balkan als de rijke socialistische traditie te verwerpen. Maar er zijn ook varianten die zich beroepen op Europa tegen al het andere. Franco Tudjman, voormalig communistisch functionaris en leider van de Kroatische onafhankelijkheidsstrijd in de jaren negentig, verheugde zich erover dat zijn echtgenote noch Serviër, noch Joods was en assimileerde de Bosnische moslims. In het westen gold hij als een democraat, een verdediger van Europa tegen Servisch communisme en islamitisch fundamentalisme. In het debat in de aanloop naar het referendum over de toetreding van Kroatië tot de EU in januari maakte dit politieke klimaat een links ‘nee’ zeer moeilijk. Deel uitmaken van de Balkan moest worden onderscheiden van alle vormen van reactionair nationalisme en socialisme van Slobodan Milosevic, de eenpartijstaat en etnische verdeeldheid. Tegelijkertijd moest men zich verzetten tegen de herschrijving van de geschiedenis van de Joegoslavische revolutie en experimenten met arbeiderszelfbestuur en een balans opmaken van de desastreuze gevolgen van 20 jaar herstel van het kapitalisme.

Een ander links is mogelijk Het is een periode van groeiende onrust in de Balkan. Het Roemeense equivalent van de Indignado’s verzet zich met demonstraties en stakingen tegen de privatisering van de gezondheidszorg en tegen maffiose fraude met voormalig staatsbezit. Vooral Kroatië zag in 2010-2011 een sterke studentenbeweging tegen commercialisering van het onderwijs en cultuur en het failliet van de bestaande partijen. In Zagreb wordt al vijf jaar op rij het ‘Subversief festival’ georganiseerd, een festival voor radicaal linkse cultuur en politiek. In 2012 was het thema ‘het einde van Europa zoals wij het kennen’. Deze editie markeerde een keerpunt met organiseren van het eerste Sociaal Forum voor de Balkan op 17 en 18 mei. Een vijftigtal vakbonden, studentenorganisaties en actiegroepen na-


film men deel. Deelnemers kwamen uit EU-lidstaten (Roemenië, Bulgarije), Euro-zone landen (Slovenië), landen die op weg zijn lid te worden (Kroatië treedt toe op 1 juli 2013) en kandidaatlidstaten als Albanië maar ook uit Bosnië-Herzegovina en Kosovo, meer protectoraten dan volwaardige staten. In de woorden van een Roemeense deelnemer, gaat het erom ‘Europa te bekijken vanuit de periferie’. Hij voegde eraan toe dat Roemenië al kennis gemaakt heeft met de programma’s die nu door de trojka aan Griekenland worden opgelegd. ‘Wij hebben twee doelen: de Balkan beter maken en westers links minder provinciaals’, stelt Igor Stinks, een van de jonge organisatoren van het forum. ‘In werkelijkheid zijn de sociale en politieke kwesties in de Balkan grotendeels hetzelfde als die in de rest van Europa’. Wat betreft westers links ‘wordt het tijd dat ze beseffen niet altijd het centrum van de wereld en het debat te zijn’ stelt de socioloog die zichzelf ziet als deel van een ‘geglobaliseerd intellectueel proletariaat’. De hoofdthema’s op het forum zijn een indicatie van een dergelijke globalisering; sociale rechtvaardigheid, verzet tegen de neoliberale agenda, de strijd voor openbare voorzieningen, economische betrekkingen, deïndustrialisering en arbeidersstrijd en de noodzaak van een grondige democratisering van de Balkan. De verklaring ‘Een andere Balkan is mogelijk’ stelt: ‘de strijd moet de kunstmatige grenzen die de Balkan verdelen in oost of west, of tussen EU-lidstaten en niet-lidstaten en internationale protectoraten verwerpen. Gedeelde problemen vragen om grensoverschrijdende acties, gebaseerd op gedeelde waarden van sociale rechtvaardigheid en werkelijke democratisering’.

Westers links moet minder provinciaal worden Gezamenlijke organisatie en acties in de Balkan of Zuid-Europa kunnen weerklank vinden in de hele EU. Het volgende Forum in mei 2013 zal aansluiten op de voorbereiding van een 'Europese top over de Alternatieven'. Deze top pleit voor massale burgerlijke ongehoorzaamheid tegen onrechtvaardige, inefficiënte en ondemocratische projecten en voor projecten die de sociale rechten en de gemeenschappelijke goederen verdedigen. Deze rechten en goederen moeten buiten de marktwerking blijven – het gaat om de natuur, de mens, publieke diensten... Recent zag de regio van Roemenië en Kroatië tot Slovenië en Montenegro een golf van stakingen en protest. Tot nu blijven de sociale bewegingen echter geïsoleerd van elkaar, het ontbreekt hen aan een gedeeld perspectief dat een grotere sociale en politieke invloed mogelijk zou maken. Een alliantie van linkse politieke organisaties en bewegingen is noodzaak. Ontwikkelingen als het Balkan Forum laten zien dat er een gemeenschappelijke basis voor bestaat. V

Een andere Balkan is mogelijk Het eerste Balkan Forum maakte deel uit van het Subversief Forum van Zagreb van 17 en 18 mei 2012. In de slotverklaring van het Forum werd gewezen op de rampzalige gevolgen van de overgang naar een vrijemarkteconomie. Publieke voorzieningen werden verkocht, privé en staatsschulden zijn verder gestegen. Hun hoge schulden maken het de Balkanstaten moeilijk zelf hun economische beleid te kiezen. Bezuinigingsmaatregelen zoals we die sinds 2008 in west Europa zien, zijn niks nieuws voor de Balkan maar dit beleid is verder verhard onder druk van het Internationaal Monetair Fonds en de EU. De laatste publieke bezittingen (energie, water, infrastructuur) worden geprivatiseerd en zware industrie als hoogovens en scheepswerven gaan verloren. Alhoewel over de hele Balkan een vergelijkbaar neoliberaal beleid gevoerd wordt, verschilt de uitvoering per land. Integratie in de EU wordt gebruikt als rechtvaardiging van liberalisering. Maar er is ook verzet. Voor het eerst in 20 jaar eisen grote bewegingen de publieke ruimte op en trekken het neoliberale vertoog in twijfel. Er zijn protesten tegen privatisering, bezuinigingen, slechte arbeidsomstandigheden, vermarkting van het onderwijs, corruptie en politiegeweld. Studenten, arbeiders, boeren en milieu-activisten hebben contact gelegd met elkaar en vertegenwoordigen samen een groot potentieel. Waar het aan ontbreekt is een politieke structuur die breder is dan single-issue campagnes. Ondanks slechte publiciteit kunnen arbeidersprotesten op steeds meer sympathie rekenen. De regeringspartijen staan aan de kant van werkgeversorganisaties of zelfs van de maffia, maar toch zijn verschillende bewegingen tegen privatisering of sluiting succesvol geweest. Zo werd privatisering van de farmaceutische fabriek Jugoremedija in Servië tegengehouden en arbeiders hebben een meerderheidsaandeel in de fabriek. In andere gevallen, zoals het chemiebedrijf Petrokemija in Kroatië, sloten werknemers een overeenkomst met de staat als eigenaar van een meerderheidsaandeel. Stakingen, protesten en fabrieksbezettingen duren voort, verspreid over de regio. Het Balkan Forum onderstreept dat voor echte democratie een meer democratische organisatie van de economie en werk noodzakelijk is. De meerderheid van de bevolking brengt het grootste deel van haar leven door op de werkvloer, als daar geen sprake is van democratie kan er ook geen werkelijke democratie bestaan in de politiek. Het model van een parlementaire democratie verliest legitimiteit omdat het door corrupte partijen gebruikt wordt voor het doorvoeren van impopulaire maatregelen. Links moet werken aan het opbouwen van democratische druk van onderop uit de samenleving en gebruik maken van de bestaande democratische structuren. De strijd voor sociale en politieke verandering moet deel uitmaken van de strijd voor echte democratie, zo stelt de verklaring. Tussen 12 en 18 mei 2013 zal het tweede Balkan Forum plaatsvinden in Zagreb. V

27


buitenland

Erdogan negeert hongerstakers Op het moment van schrijven zijn meer dan 700 Koerdische politieke gevangenen in Turkije al 62 dagen in hongerstaking. Verspreid over 65 gevangenissen begon de hongerstaking op de dertigste verjaardag van de militaire staatsgreep op 12 september 1982. De hongerstakers verkeren in acuut gevaar maar het antwoord van premier Erdogan en zijn kabinet op dit vastberaden verzet is stilzwijgen en sarcasme. Maral

Jefroudi

Ondertussen hebben al zeven parlementariërs van de legale Koerdische partij BDP (Barış ve Demokrasi Partisi, Vrede en Democratie Partij), zich bij de hongerstaking aangesloten. In plaats van de ‘democratische opening’ naar de Koerdische kwestie die regeringspartij AKP in 2009 verkondigde, is een politiek van de ijzeren vuist gekomen, vooral nadat de AKP in 2011 voor de derde keer op rij de verkiezingen won. Na tien jaar AKP-bewind zitten 500 studenten, 80 journalisten en duizenden activisten gevangen, wordt elke vorm van oppositie door de regering onder verschillende voorwendselen vervolgd en kan het maanden, of zelfs langer dan een jaar duren voor de rechtszaken zelfs maar beginnen. Veel activisten zitten vast vanwege hun inzet voor Koerdische rechten. Ze worden ervan beschuldigd dat hun organisaties banden hebben met de PKK. Verkozen burgemeesters, gemeenteraadsleden, solidariteitsactivisten, journalisten die over de zaak berichten en academici die lesgaven aan educatieve bijeenkomsten van de BDP zijn allemaal opgepakt. Op deze manier maakt de AKP elke vorm van openlijke, legale politieke inzet voor de Koerden onmogelijk.

Drie eisen In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, streeft de Koerdische beweging niet naar afscheiding van Turkije. Wat ze willen is meer bevoegdheden voor de lokale, verkozen instellingen en meer culturele rechten voor de Koerdische minderheid. De hongerstakers hebben drie specifieke eisen. Ten eerste erkenning van het recht van de gevangenen om zichzelf in het Koerdisch te verdedigen – tot nu toe wordt hen dit recht ontzegd. Verklaringen van de gevangenen in het Koerdisch worden in juridische documenten betiteld als ‘spreken in een onbekende taal’. De tweede eis is het opheffen van de isolatie van PKK-leider Abdullah Öcalan die sinds 1999 gevangen zit. Dit is, in tegenstelling tot wat in de Turkse mainstream media wordt verteld, geen eis voor zijn vrijlating. Sinds juli 2011 wordt Öcalan het contact met zijn advocaten onmogelijk gemaakt met smoesjes als dat het bootje waarmee mensen naar het eiland worden gebracht waar hij vastzit het niet doet. Het opheffen van zijn isolatie zou een een dialoog mogelijk maken. De derde eis van de hongerstakers is gratis publiek onderwijs

28

in het Koerdisch. De officiële reacties op deze eisen en de hongerstaking zijn stilte, dan wel spot en desinformatie. Premier Erdogan ontkende aanvankelijk gewoon dat er sprake was van een hongerstaking, ondanks verklaringen van het ministerie van justitie. Nadat zij eerst genegeerd werden, worden de hongerstakers nu bespot met regeringsverklaringen dat zij wel degelijk eten. Erdogan spreekt van een politieke show, bluf en het ‘chanteren van de staat’. In de grote media worden de eisen van de hongerstakers verkeerd weergeven en gesteld dat het onmogelijk is op korte termijn onderwijs in het Koerdisch te organiseren omdat er niet genoeg gekwalificeerde leraren zijn. Maar de hongerstakers eisen helemaal niet dat er onmiddellijk Koerdisch onderwijs gegeven wordt, slechts dat de staat daadwerkelijk begint met het organiseren hiervan. Dit is niet de eerste keer dat er een hongerstaking is in Turkije. De laatste twee hongerstakingen, in 1996 en 2000, waren tegen het regime in zogenaamde F-type gevangenissen. Dit zijn extra beveiligde gevangenissen waar gevangenen in eenzame opsluiting vastgehouden worden in cellen van 8 tot 12 vierkante meter. Oorspronkelijk bedoelt voor leden van gewapende organisaties worden er in toenemende mate politieke gevangen, waaronder journalisten en schrijvers, vastgehouden nadat in 2006 de definitie van ‘terreur’ verruimt werd. Bij de laatste hongerstaking kwamen 100 mensen om als gevolg van honger. Nog eens 30 gevangenen kwamen om, en honderden raakten gewond, toen de regering met ‘Operatie Terugkeer naar Leven’ de staking gewelddadig beëindigde. De kwestie is niet of een hongerstaking een goede vorm van politiek activisme is; het gaat hier om een uitdrukking van een politieke wil die al sinds de oprichting van de Turkse republiek genegeerd wordt. Het is een nieuwe vorm van verzet van een volk dat continue onderdrukt wordt, waarvan het bestaan ontkent wordt. Hoe langer de regering deze drie haalbare eisen negeert, hoe groter de kans dat er doden vallen. En meer slachtoffers betekent meer spanningen tussen mensen in het oosten en het westen van het land en meer moeilijkheden om samen te leven. Erdogan en zijn regering moeten niet hun toevlucht nemen tot een nieuwe ‘Operatie Terugkeer naar Leven’ maar de eisen erkennen en een dialoog aangaan. V


literatuur

Grenzen aan het zelf Romeo

Het boek Identiteit van de Belgische psychotherapeut Paul Verhaeghe heeft zowel in Nederland als in België veel lezers gevonden. Terecht. Verhaeghe onderzoekt hoe wij als mensen, onder invloed van het neoliberalisme veranderd zijn.

Meertens

Verhaeghe is een Freudiaanse psychotherapeut. Tot in de jaren tachtig was de interesse voor de ideeën van Freud bij links – en trouwens ook bij rechts – groot. Volgens Verhaeghe is het verdwijnen van de belangstelling voor de psychoanalyse geen toeval. Hij wijdt deze teloorgang aan diepgaande culturele veranderingen die zich de laatste dertig jaar voltrokken hebben en die vooral te maken hebben met de manier waarop we ons ‘zelf’ ervaren. Volgens Verhaeghe ontstaat ons zelfbewustzijn doordat we vanaf het moment dat we geboren worden in staat zijn om relaties met andere mensen op te bouwen. Als klein kind ontwikkelen we ons binnen de geborgenheid die onze ouders ons bieden, later worden we autonomer, maar we kunnen die autonomie alleen maar vormgeven in relaties met anderen. Freud ontwikkelde de psychotherapie in een periode dat mensen van buiten af aan een streng disciplineringsproces onderworpen waren, wat tot allerlei psychische problemen leidde. De psychotherapie probeerde hen van die problemen af te helpen. Vanaf het midden van de twintigste eeuw kreeg het autonome zelf meer ruimte, veel van de problemen waar de psychotherapie een oplossing voor had, verdwenen, en zo verdween ook de belangstelling voor de psychotherapie. Toch is ook de moderne autonome mens niet vrij van psychologische problemen. Veel mensen zijn tegenwoordig wel autonoom, maar slagen er moeilijk in om zinnige relaties met anderen op te bouwen. Oude sociale structuren, waarin mensen zich vroeger hun hele leven moesten aanpassen zijn weliswaar afgebroken, maar daarvoor in de plaats is de alomvattende structuur van de markt gekomen. Verhaeghe is op zijn best als hij aan de hand van allerlei voorbeelden laat zien dat veel verworvenheden van de jaren zestig, die toen de belofte hadden van een menselijke samenleving en met name de nadruk op persoonlijke autonomie, zijn verworden tot iets waarbij je veel vraagtekens kunt stellen. Verhaeghe werpt bijvoorbeeld

de vraag op of de invoering van het studiehuis in Nederland niet vooral leidt tot harde en carrière-gerichte jongeren. Verhaeghe vervalt gelukkig nooit in een verheerlijking van het verleden, hij laat duidelijk zien dat waarden en normen nooit van buitenaf opgelegd kunnen worden maar dat mensen hier zelf een rol in spelen. Dat de roep om normen en waarden tegenwoordig zo luid klinkt, bewijst volgens hem alleen maar dat we veranderd zijn door het neoliberalisme en we die normen en waarden niet meer in onszelf terug kunnen vinden. Tegelijkertijd laat Verhaeghe zien hoe mensen met name op hun werk juist steeds minder vrijheid hebben. Bij een management dat alleen nog maar in cijfers gelooft kunnen ambachtelijke vaardigheden geen waardering meer vinden. Het centrale probleem dat Verhaeghe aankaart is dat het autonome zelf alleen maar zin en betekenis aan het leven kan geven als het gevoed wordt door een rijke cultuur, door gecompliceerde verhalen, kortom door een ander. Verhaeghe wijst erop dat Freud van mening was dat de mens een grote behoefte aan begrenzing heeft. Volgens diezelfde Freud, en daar stond Freud niet alleen in, hebben mensen tegelijkertijd ook een grote behoefte aan vrijheid. Het neoliberalisme maakt mensen psychisch ziek omdat het alleen de behoefte aan vrijheid erkent, en dan ook nog slechts op een heel beperkt manier. Het is misschien jammer dat in Identiteit iets te weinig aan bod komt dat een andere arbeidsorganisatie die tegenstelling tussen de menselijke behoefte aan begrenzing en de menselijke behoefte aan vrijheid minder absoluut zou kunnen maken. Werkelijk creatieve arbeid kenmerkt zich door een gelijktijdig gevoel van vrijheid en creativiteit, en dat maakt het ook tot zo’n aangename ervaring. Voor wie over al deze dingen wil nadenken is Identiteit zeker het lezen waard. Identiteit is een prachtig en uiterst lezenswaardig boek, dat ook zeer geschikt is om met een lees- en discussiegroep te lezen.V

29


literatuur

Frank van der Goes: een vrijwel vergeten socialist Frank van der Goes. Een sociaaldemocraat en een radicale rebel. Een van de twaalf oprichters van de Sociaal Democratische Arbeiders Partij (SDAP), de voorloper van de Partij van de Arbeid (PvdA). Een man die op latere leeftijd lid werd van de Bond van Revolutionaire Socialisten (BRS). Een bijzonder mens. Niet bijster bekend. Ron Blom schreef zijn biografie.

Zo zag rechts de rol van Frank van der Goes bij de linkse radicalen van De Tribune

30


literatuur

Rob

Lubbersen

Marxist De historicus en linkse activist Ron Blom heeft onlangs leven, werk en strijd geboekstaafd van een minder bekend persoon uit de geschiedenis van de Nederlandse arbeidersbeweging in Frank van der Goes, 18591939. Journalist, literator en pionier van het socialisme. Frank van der Goes was de zoon van een redelijk bemiddelde officier in het Nederlandse leger. Hij sloot zich als twintiger aan bij ‘De Tachtigers’, een groep schrijvers en dichters die aan het eind van de negentiende eeuw vernieuwing in de kunsten nastreefden. De dichter Willem Kloos was hun aanvoerder, het blad De Nieuwe Gids hun (s)t(r)ijdschrift. Aanvankelijk was Frank een vrijzinnig liberaal, maar acties voor het algemeen kiesrecht trokken hem naar het socialisme. Hij sloot zich aan bij de Sociaal-Democratische Bond (SDB) van Domela Nieuwenhuis. Binnen de nog jonge arbeidersbeweging koos Frank voor het marxisme. Toen Domela zich steeds meer bekende tot het anarchisme, nam Van der Goes het initiatief tot de oprichting van een nieuwe partij, de SDAP. Hij deed dit in 1894, als een van de ‘twaalf apostelen’, samen met onder andere Troelstra, Polak, Vliegen en Van Kol. Dandy Frank van der Goes was een aparte verschijning in de arbeidersbeweging. Een heertje. Een dandy. Met hoge hoed, gepunte snor, sigaartje, jasje, dasje, wandelstok en glimmende schoenen. Hij trok zich het lot van de handarbeiders aan, doch was er zelf geen. Hij gaf nog wel wat lessen Voordrachtskunst aan de Toneelschool, maar hij besteedde zijn tijd vooral aan schrijven, propaganda maken voor, en organiseren van, de linkse beweging. Een intellectueel. Evengoed verdween Frank in 1903 een maand in de gevangenis wegens opruiing tijdens de Spoorwegstaking. Ondanks zijn radicale standpunten bleef hij in 1909 lid van de SDAP toen een groep onder leiding van David Wijnkoop, waar later de Communistische Partij van Nederland (CPN) uit voortkwam, zich afscheidde. Pikant was dat de echtgenote van Frank, Marie, toen wel met die groep meeging. Het huwelijk heeft er naar men zegt niet onder geleden. Dood Tijdens de Eerste Wereldoorlog van 1914 tot 1918 steunde Frank de politiek van ‘godsvrede’, het tijdelijk opschorten van de binnenlandse klassenstrijd. Maar in 1918 was hij de enige SDAP-bestuurder die Troelstra steunde bij zijn ‘revolutie-poging’. In de jaren daarna zag Van der Goes de strijdbaarheid van de SDAP steeds verder inzakken. In 1932 had hij er genoeg van en stapte hij met enkele duizenden medestanders over naar de Onafhankelijke Socialistische Partij (OSP), die in

1935 zou opgaan in de Revolutionair Socialistische Arbeiders Partij (RSAP) van Henk Sneevliet. De discipline in die partij en het autoritaire klimaat dreven hem nog hetzelfde jaar in de armen van de Bond van Revolutionaire Socialisten (BRS). Voor deze kleine groepering, met enkele honderden leden, schreef Frank van der Goes zijn artikelen tegen het kapitalisme, tegen het opkomend fascisme, tegen het stalinisme en over tal van andere onderwerpen. Hij bleef actief in de BRS tot zijn dood in 1939.

Sympathie Biografieën kunnen aantrekkelijke vehikels zijn voor de beschrijving van een leven en van een tijdperk. Ron Blom voldoet met de biografie van Frank van der Goes aan die verwachting. Nauwgezet en gewetensvol brengt hij het leven van Frank in beeld, alsmede diens inzichten, zijn omgeving en de strijd en tijd waarin hij leefde. Blom verbloemt zijn eigen opvattingen niet. Hij staat met sympathie tegenover de man die hij beschrijft. Slechts een enkele maal doet dat de wenkbrauwen fronsen. Zoals wanneer Ron stelt; ‘[Frank van der Goes] nam voor zijn tijd zeer vooruitstrevende standpunten in waar het (…) homoseksualiteit betrof”. Dat valt zelfs ‘voor die tijd’ moeilijk vol te houden, als eerder over Franks mening ten aanzien van homoseksualiteit is opgemerkt: ‘Tolerantie was geboden, maar als praktijk moest het uiteindelijk verdwijnen.’ Bezinning Over het algemeen dragen de foto’s, citaten en uitweidingen in het boek bij aan de sfeertekening van de tijd waarin Frank van der Goes leefde. Soms inspireert dat bovendien om nog eens na te denken over de thema’s die Frank, en Ron via hem, aandragen. En er passeert heel wat de revue, want Van der Goes hield zich met heel veel onderwerpen bezig. Hij schreef onder andere over kunst, cultuur, sociologie, psychologie, economie, politiek, revolutie, dictatuur, democratie, godsdienst, organisatie, intellectualisme, emancipatie, homoseksualiteit, oorlog, militarisme, imperialisme, fascisme en stalinisme. Tal van ‘grote namen’ doemen daarbij op: Kloos, Multatuli, Herman Gorter, Henriëtte Roland Holst, Herman Heijermans, Domela Nieuwenhuis, Troelstra, Sneevliet, Karl Marx, Friedrich Engels, Karl Kautsky, Max Adler, Lenin, Trotski en nog heel veel meer. Soms komt de naam Van der Goes bladzijden lang helemaal niet voor. Dat haalt af en toe het tempo wat uit dit boek, dat inclusief noten en register 516 bladzijden telt. Het loont echter de moeite dan even door te zetten. Jan Willem Stutje heeft onlangs met zijn biografie van Domela Nieuwenhuis een heel mooie bijdrage geleverd aan de geschiedschrijving van de late negentiende en vroeg twintigste eeuw, Ron Blom levert met zijn biografie van Frank van der Goes een goed stuk werk over dezelfde periode. Met de nodige stof tot bezinning op zaken die het socialisme eeuwig zullen raken. Hij is daarin geslaagd door het leven en de strijd van een mens, die een dandy was, een marxist, een humane rationalist en een vrijwel vergeten socialist, terug voor het voetlicht te brengen. V Ron Blom – Frank van der Goes, 1859-1939. Journalist, literator en pionier van het socialisme. Delft, 2012. www.eburon.nl Prijs: 32 euro.

31


AGENDA / AKTIE / TIPS

N i e u w De manier waarop Europa de afgelopen decennia is omgegaan met de landen in het Zuiden van de wereld, leert ons veel over de huidige opstelling van Europa ten opzichte van haar eigen Zuiden. De politiek ten opzichte van landen als Griekenland, Spanje, Portugal, Ierland en de voormalige Oostbloklanden, lijkt als twee druppels water op de opstelling tegenover de landen ten zuiden van de evenaar. We zien dezelfde recepten en dezelfde argumenten, die voortkomen uit dezelfde belangen. In de derdewereldlanden is er een lange traditie van verzet tegen deze politiek en dat verzet zien we nu ook in de zuidelijke landen van Europa. Dat verzet geeft de aanzet voor een uitweg uit de crisis, want verzet kan tot fundamenteel andere verhoudingen leiden. Het verzet in Europa kan veel leren van de strijd die er de afgelopen decennia in het Zuiden is gevoerd tegen dezelfde tegenstanders. En het verzet in Europa weet dat ze in de bevolking van het Zuiden een belangrijke medestander heeft. Beiden hebben belang bij een structurele verandering.

Europa heeft steeds een bepalende rol gespeeld in wat doorgaans wordt aangeduid met ‘het conflict tussen Israel en de Palestijnen’. Nauwkeuriger omschreven gaat het hier om een ruim honderdjarig streven van zionistische joden om Palestina om te vormen in een Joodse staat. Dit streven van zionistische joden, later de staat Israel, is op verzet gestuit van de autochtone bevolking, de Palestijnen. Zij staan bloot aan Israelische overheersing en expansie, als gevolg waarvan hun samenleving op alle niveaus onttakeld dreigt te worden. Ingrijpen van de internationale gemeenschap om een eind te maken aan Israelische overheersing en expansie en het recht op zelfbeschikking van het Palestijnse volk te implementeren, blijft uit. Europa zou daarin het voortouw moeten nemen. De machtsmiddelen zijn daartoe voorhanden. In plaats daarvan beperkt de EU zich tot een ‘verklaringen-afleggende-diplomatie’, oproepen tot een dialoog tussen Israel en de Palestijnen en het manipulatief inzetten van financiële en economische steun aan Palestijnen. Daarmee is Europa medeplichtig aan de Israelische overheersing van Palestijnen, de verwoesting van de Palestijnse samenleving en aanhoudende schending door Israel van het volkenrecht.

“Wij beslissen iets. We brengen dat dan naar voren en wachten wat af om te zien wat er gebeurt. Als er geen protest is of opstand uitbreekt – want de meesten begrijpen toch niet wat er beslist werd – dan gaan we weer wat verder, stap voor stap, tot er geen terugkeer meer mogelijk is,” schrijft Jean-Claude Juncker, op dit moment de president van de Eurogroep, in Der Spiegel van 27 december 1999. Het is slecht gesteld met de democratie in de Europese Unie. De structuren zijn niet democratisch, de besluitvorming is niet transparant en het grote bedrijfsleven dicteert het beleid. De EU biedt geen enkele oplossing: niet voor de financiële en economische crisis, niet voor de ecologische crisis. Onder de bevolking daalt het vertrouwen in Europa en populistische nationalisten spelen daar handig op in. De ontwikkelingen rond het zogenoemde ‘economisch bestuur’ en de maatregelen die in dat kader in hoge snelheid worden doorgevoerd, laten zien dat er hard gewerkt wordt om de democratische invloed van de burgers, en zelfs de invloed van de nationale regeringen nog verder terug te dringen. Het ideaal waar naar toe wordt gewerkt is een gecentraliseerd Europa met een minimale democratische controle. Dat is in het belang van het bedrijfsleven dat in Brussel nu al feitelijk aan de touwtjes trekt. De strijd voor een democratisch Europa is in eerste instantie een strijd tegen de machtige belangen. Het is geen strijd ‘tegen Europa’, niet tegen Europese samenwerking als zodanig, maar een strijd tegen dít Europa – een strijd tegen het Europa van de financiële sector en de multinationals, tegen de huidige Europese Unie.

Voor meer informatie of bestellen www.andereuropa.org Abonnees van Grenzeloos krijgen de brochures toegestuurd.

32

w w w . g r e n z e l o o s . o r g


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.