Pluimvee 81 juni 2025

Page 1


pluimvee

Juni 2025 - nummer 81

EN REV Alert blijven op uitbraken

REPORTAGE

‘Weten wat er speelt bij kleinschalige kippenhouders’

DIERGEZONDHEIDSMONITORING Pluimveegezondheid in beeld

IEDEREEN WIL GEZONDE DIEREN

Er is veel gaande in de pluimveesector, zo is het zaak om alert te blijven op uitbraken van niet alleen ziekten als vogelgriep, maar ook zicht te houden op bijvoorbeeld ILT en infecties met REV. Niet alleen professionele pluimveehouderijen kunnen hiermee te maken krijgen: dit geldt natuurlijk net zo goed voor kleinschalige, hobbymatige kippenhouders. Dat ook zij niets liever willen dan een gezonde pluimveestapel, blijkt uit het verhaal van ‘Herenboer’ Sven Rommers. Zijn kippen worden vrijwillig getest op ziekten in het kader van het praktijkonderzoek dat GD voor AVINED uitvoert. “Want het is een gerust gevoel dat de kippen niets mankeert”, stelt hij.

Een professionele pluimveehouder die ook volop voor gezonde kippen gaat, is Dik Verbeek. Daarom heeft hij een stal die het

hoogste dierenwelzijn biedt, is hij betrokken bij de diergezondheidsmonitoring en helpt hij de toekomstvisie voor dierwaardige veehouderij te bepalen. “Het is een meerwaarde als partijen en organisaties samenwerken. Tenslotte willen we allemaal gezonde dieren”, zegt hij.

Zo is het precies. In deze Pluimvee zijn daar volop voorbeelden van te vinden. Van onderzoeken en monitoring tot op het individuele bedrijf aan toe: er wordt keihard gewerkt om de gezondheid van de pluimveestapel in Nederland te bewaken en verhogen. Dat doet niemand alleen: juist doordat krachten worden gebundeld en er volop wordt samengewerkt met AVINED, onderzoekers, dierenartsen en natuurlijk pluimveehouders – groot en klein – bereiken we de beste resultaten.

Bereikbaarheid

Royal GD is op werkdagen telefonisch bereikbaar via 088 20 25 500.

Tarieven

Alle genoemde GD-tarieven in deze uitgave zijn exclusief btw en basiskosten.

Ophaaldienst voor sectie- en monstermateriaal

Aanmelden: telefonisch 088 20 25 500 of via de PS Nachtdistributie-app. Wij halen het materiaal dan zo spoedig mogelijk bij je op. Sectie- en monstermateriaal kun je brengen van maandag tot en met vrijdag van 8.00 tot 17.00 uur.

COLOFON

Pluimvee is een uitgave van Royal GD | Redactie Irene Jorna, Rob Nijland, Jeanine Wiegel, Mirthe de Wit | Eindredactie Daphne de Leeuw, Jessica Fiks | Redactieadres GD, Marketing & Communicatie, Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 088 20 25 500, redactie@gddiergezondheid.nl, www.gddiergezondheid.nl | Productiecoördinatie

Senefelder Misset Doetinchem B.V. | Basisontwerp Studio Kaap | Vormgeving Dock35 Media B.V. | Druk Senefelder Misset Doetinchem B.V. | Advertenties Dock35 Media B.V., T. 0314-35 58 00

Verschijningsfrequentie twee keer per jaar | Suggesties voor dit blad kunt u doorgeven aan de redactie. Overname van artikelen is toegestaan uitsluitend na toestemming van de uitgever | Disclaimer Royal GD en de redactie zijn niet verantwoordelijk en daardoor niet aansprakelijk voor de inhoud van de geplaatste advertenties en advertorials.

ISSN: 1875-2594

Dit blad niet meer ontvangen of een adreswijziging doorgeven? Dat kan via 088 20 25 500, of per e-mail. Voor een adreswijziging: klantdata@gddiergezondheid.nl, voor aan- en afmeldingen vakbladen: info@gddiergezondheid.nl.

04 Actueel

06 Alert zijn op besmettingen met ILT

08 Snelle diagnose en serotypering van belang bij Coryza

11 Zo waakt Nederland over pluimveegezondheid

14 Leverontsteking door inclusion body hepatitis bij vleeskuikens

16 Reportage: ‘Weten wat er speelt bij kleinschalige kippenhouders’

21 REV-uitbraken bij Nederlandse pluimveebedrijven

22 Kweekdarmen bieden kansen voor onderzoek naar enterokokken

24 Resultaten praktijkonderzoek AVINED

27 Het getal en Vraag & Antwoord

28 Diergezondheid volgens

Robet Jan Molenaar, dierenarts pluimvee

AI-veldproef afgerond

In september 2023 is de AI-veldproef van start gegaan. Hierbij zijn leghenkuikens gevaccineerd met verschillende vaccins tegen vogelgriep van het type H5 en vervolgens op twee legbedrijven in Nederland geplaatst. Op 8, 24, 54 en 84 weken leeftijd is steeds een deel van de dieren onder gecontroleerde omstandigheden in een laboratorium blootgesteld aan het vogelgriepvirus dat sinds enkele jaren rondgaat in Nederland (H5N1). Hierbij wordt getest hoe goed de dieren onder veldomstandigheden beschermd zijn tegen een infectie met het vogelgriepvirus. Eind april 2025 is de veldfase van de proef ten einde gekomen. Alle eieren en het vlees van deze leghennen zijn vernietigd en niet op de markt gebracht. Het rapport met alle resultaten van deze proef wordt later in 2025 verwacht.

Start AI-vaccinatiepilot

In maart 2025 is één Nederlands koppel leghenkuikens gevaccineerd met een geregistreerd vogelgriepvaccin. De dieren zijn op één opfoklocatie in Nederland geplaatst. In tegenstelling tot de eerdere AI-veldproef is het doel van deze pilot niet om te testen hoe goed het vaccin werkt onder veldomstandigheden, maar om te zien hoe de internationale markt reageert op de inzet van de vogelgriepvaccinatie en tevens om de uitvoerbaarheid en kosten van het surveillanceprogramma te toetsen. Dit vanuit de EU verplichte programma heeft als doel eventuele besmettingen op gevaccineerde bedrijven snel op te sporen. De eieren zullen binnen Nederland worden afgezet. De pilot zal naar verwachting tot begin 2027 doorlopen.

MEER INFORMATIE OVER VOGELGRIEP

Jeroen Leus nieuwe sectormanager Pluimvee

Per 1 september begint Jeroen Leus, oprichter van Demetris DierGezondheid in Duiven, als nieuwe manager van de afdeling Pluimvee bij GD in Deventer. Hij volgt Marieke Augustijn op, die als afdelingshoofd Exportcertificering op locatie bij de NVWA is begonnen.

Altijd en overal zicht op jouw koppel met FlockVision

Zorgen jouw vleeskuikens goed voor zichzelf? Eten en drinken ze voldoende en krijgen ze genoeg beweging? Met onze nieuwe innovatieve cameratechnologie en de FlockVision-app heb je deze voordelen:

• Continue monitoring van 6 gedragingen: eten, drinken, scharrelen, verzorgen, lopen en rusten

• Een overzichtelijk dashboard in je app

• Realtime inzicht van veranderingen in het gedrag van jouw koppel

• Meer gemoedsrust, meer grip op jouw stal

• Ontwikkeld door de dierenartsen van GD

MEER OVER FLOCKVISION

Georganiseerd bloedonderzoek AI en NCD

In Nederland vindt verplichte monitoring plaats van bedrijfsmatig gehouden pluimvee voor onder andere de ziekten aviaire influenza (AI) en Newcastle disease (NCD). Voor NCD geldt in Nederland een vaccinatieverplichting. Middels bloedonderzoek meten we hoeveel afweerstoffen de gevaccineerde dieren in hun bloed hebben om te monitoren hoe goed de dieren beschermd zijn tegen een infectie met een NCD-virus. Met bloedonderzoek kijken we tevens of er koppels zijn met afweerstoffen tegen AI-virussen. Dit bloedonderzoek kijkt alleen naar afweerstoffen die zijn opgewekt tegen infecties met veldvirussen, niet naar afweerstoffen die zijn opgewekt door vaccinatie met een H5-vaccin, zoals die nu in Nederland op de markt is. AVINED heeft een infographic die in zes stappen de verplichte monitoring op AI en NCD beschrijft. Deze infographic is net als de algemene monitoringsschema’s te vinden op hun website.

GA NAAR AVINED

Haal meer uit jouw koppel vleeskuikens met FlockVision

Benieuwd naar het gedrag van jouw vleeskuikens? Zorgen ze goed voor zichzelf, eten en drinken ze zoals gewoonlijk en krijgen ze genoeg beweging? Ontdek het met de cameratechnologie van FlockVision.

Voordelen:

Continue monitoring van 6 gedragingen: eten, drinken, scharrelen, verzorgen, lopen en rusten

Een overzichtelijk dashboard in je app

Realtime inzicht van veranderingen in het gedrag van jouw koppel

Meer gemoedsrust, meer grip op jouw stal

Ontwikkeld door de dierenartsen van GD Meer informatie en aanmelden www.gddiergezondheid.nl/flockvision

Infectieuze laryngotracheïtis (ILT) is een zeer besmettelijke virusziekte die gepaard gaat met milde tot ernstige ademhalingsproblemen, productiedaling en sterfte. Bij uitbraken in 2024 waren wildtype-stammen van het virus betrokken. Alertheid op symptomen blijft heel belangrijk om uitbraken snel te stoppen.

UITBRAKEN ZORGEN VOOR VEEL ECONOMISCHE SCHADE

Alert zijn op besmettingen met ILT

Alle kippen kunnen ziek worden van ILT, al hebben jonge dieren meestal minder ernstige verschijnselen. Symptomen zijn vooral luchtwegproblemen en verminderde voeropname. Verspreiding van het virus vindt plaats door direct en indirect contact (personen, vogels en producten zoals mest, ongedierte, transportmiddelen, verpakkingsmateriaal en gereedschappen).

Diertype

Vleeskuikens (n=4)

Opfok-leghennen (n=2)

Leghennen (n=8)

Vleesreproductie (n=1)

Niet-commercieel gevogelte (n=5)

Figuur: Locatie van via het early warning system (EWS) gemelde uitbraken van ILT op Nederlandse bedrijven en bij niet-commercieel gevogelte (op basis van tweecijferige postcode) (2024) (n=20) (Bron: GD;EWS) Het betreft vrijwillige meldingen bij GD. Dit is daarom geen overzicht van alle uitbraken.

Verspreiding via de lucht is mogelijk, maar gebeurt waarschijnlijk niet heel vaak. Er is geen sprake van verticale overdracht (ouder op nakomeling). Het virus kan vooral bij lage temperaturen vrij lang buiten de kip overleven: een week in de mest en zelfs enkele maanden in dode dieren. ILT-virus spreidt minder snel dan andere virussen en in stallen met koloniehuisvesting kan het meerdere dagen duren voordat de hele stal besmet is. Uitbraken veroorzaken veel economische schade.

Ziekte bij kippen door ILT

Gemiddeld 5 tot 15 dagen na besmetting ontwikkelen de dieren ziekteverschijnselen. Eerst vaak subtiel, waarbij slechts enkele dieren wat neusuitvloeiing of natte ogen hebben. Binnen enkele dagen gaat dit over in duidelijk geluid op het koppel: in de stal zie je dan vaak rochelende en proestende kippen met (eenzijdig) de ogen dicht. In ernstige gevallen kunnen de kippen bloederige afscheiding uit de luchtpijp krijgen, wat er zelfs toe kan leiden dat een dier stikt. De uitval kan in sommige gevallen flink oplopen. De ziekteverschijnselen kunnen 10 tot 14 dagen aanhouden, waarna de dieren weer volledig kunnen genezen.

Dragers door vaccinatie?

Van ILT is bekend dat kippen drager kunnen worden van het virus. Ze hebben het dan latent bij zich, maar hebben er geen last van. Wel kan dit latente virus opnieuw actief worden, bijvoorbeeld als de kip stress ervaart. Wanneer dit gebeurt, zal de dragerkip andere dieren kunnen besmetten. Dragerschap kan ontstaan na infectie en door vaccinatie met levend vaccin. Reactivatie en uitscheiding van het virus kan plaatsvinden bij bijvoorbeeld stress, in productie komen en bijplaatsen in een koppel. In het verleden zijn er uitbraken geweest met gemuteerde vaccinstammen. Dit risico bestaat bij levend vaccin en vooral wanneer niet alle dieren op hetzelfde moment dezelfde vaccindosis krijgen. Sinds 2011 wordt uitsluitend met een oogdruppel gevaccineerd, waardoor de kans op mutaties van

het vaccinvirus veel kleiner is geworden. Tegenwoordig zijn er recombinante vaccins op de markt, waarbij het vaccinvirus niet meer van kip op kip kan overgaan, en wordt er minder levend vaccin gebruikt in de sector.

Uitbraken in 2024

In 2024 zijn tussen juli en september meerdere ILT-uitbraken gemeld in pluimveedichte regio’s (zie figuur). De ziekteverschijnselen bestonden uit luchtwegproblemen, waarbij de luchtpijp tot bloedens toe ontstoken kon zijn. Bijkomend zagen we verhoogde uitval, verminderde voeropname en een lagere eiproductie. Hoe ziek kippen worden, is afhankelijk van verschillende factoren. Met name voor vleeskuikens kan de impact van ILT groot zijn. Vleeskuikens worden namelijk niet routinematig gevaccineerd en zijn daardoor erg gevoelig. De sector neemt ILT zeer serieus. In september zijn de sectorpartijen daarom samengekomen om de situatie te bespreken en een gezamenlijk plan van aanpak op te stellen. Alle sectorpartijen hebben een steentje bijgedragen. Via AVINED zijn veehouders in de buurt van besmette bedrijven en de dierenartsen geïnformeerd over onder meer symptomen en behandeling. Opfokorganisaties van leghennen hebben hun vaccinatiestrategie aangescherpt. Bovendien zijn er initiatieven genomen om onder andere de effectiviteit van vaccinaties te controleren.

Onderzoek: wildtype of vaccinvirus?

Onderzoek naar de virusstammen betrokken bij de uitbraak in 2024 werd gefinancierd door het veterinair praktijkonderzoek van de Nederlandse pluimveesector. Een deel van de gevonden wildtype-stammen is nader onderzocht met sequentieanalyse (DNA-onderzoek op het virus). Daaruit bleek dat bij in ieder geval vijf van de uitbraken onder commercieel pluimvee dezelfde virusstam speelde. De stam van het hobbymatig gehouden pluimvee was niet verwant aan de stammen van uitbraken bij het commercieel gehouden pluimvee. Ook zijn de recente ILT-stammen niet verwant aan de stammen van uitbraken in 2018. Het onderscheid tussen vaccinstammen en wildtype-stammen blijft gelukkig duidelijk zichtbaar met analyse van het gehele genoom en met de differentiërende-PCR die GD hiervoor gebruikt.

Vooruitkijken

Sinds eind september zijn er geen nieuwe ILT-uitbraken met wildtype-virus bij commercieel pluimvee geweest. De snelle reactie van de sector heeft daar ongetwijfeld aan bijgedragen. Het feit dat er meerdere wildtype-stammen in Nederland aanwezig zijn, betekent helaas dat we het virus met enige regelmaat terug zullen zien. Goede vaccinatie, biosecurity en alertheid op de aandoening blijven daarom belangrijk.

Jeanine Wiegel, dierenarts pluimvee

MULTIPLEX-PCR BIEDT UITKOMST

Snelle diagnose en serotypering van belang bij Coryza

Vaccinatie is belangrijk in de aanpak van Coryza. Omdat de effectiviteit van een Coryzavaccin gerelateerd is aan het serotype aanwezig in het vaccin, is het van belang om bij Coryza-uitbraken de bij de uitbraak betrokken serotypen te monitoren. Een multiplex-PCR-test biedt uitkomst.

Coryza is een luchtwegontsteking bij pluimvee die veroorzaakt wordt door de bacterie Avibacterium paragallinarum (AvP). Deze aandoening wordt ook wel ‘acute snot’ genoemd. De ziekte wordt gekarakteriseerd door een ontsteking van de voorste luchtwegen, vooral de neusholten en de neusbijholten. Het is een meestal acute en zeer besmettelijke ziekte, die vervolgens chronisch kan worden. Problemen komen voornamelijk voor in de herfst en de winter bij productieve leghennen en vermeerderingsdieren. Ook vleeskuikens kunnen worden getroffen. Coryza wordt vaker gezien op bedrijven met meerdere leeftijden, waar het lang kan blijven hangen.

Bacterie

Van de AvP-bacterie zijn drie serogroepen bekend: A, B en C, met daarbinnen weer in totaal negen subtypes. Ook zijn in de literatuur ontypeerbare stammen beschreven. Aan deze stammen kunnen geen van de bekende serotypen worden toegeschreven. De diagnose Coryza kan niet aan de hand van een bepaald symptoom of alleen op basis van het sectiebeeld worden gesteld. Het is daarom altijd nodig om met een specifieke test aan te tonen dat deze bacterie aanwezig is. Doorgaans kan een specifieke Coryza-PCR-test worden ingezet of een PCR-test waarmee zowel Coryza als andere ademhalingskiemen (ILT, Mg, Ms, IBV en TRT) kunnen worden uitgesloten (het respiratiepakket).

Eerst algemeen testen

Anneke Feberwee, pluimveedierenarts en deskundige op het gebied van Coryza bij GD zegt hierover: “Bij een verdenking van

Coryza bij een pluimveekoppel kan de dierenarts eerst een test aanvragen om de aanwezigheid van de bacterie aan te tonen. In de aanpak van Coryza spelen biosecurity en vaccinatie een belangrijke rol. Bij het toepassen van vaccinatie is het van belang te weten welk serotype een rol speelt in de Coryza-uitbraak.”

Welk serotype speelt?

Feberwee: “Na de algemene diagnose Coryza is een aanvullende test nodig om meer informatie te geven over het serotype dat een rol speelt in de uitbraak. De effectiviteit van Coryzavaccins correleert met het serotype dat is opgenomen in het vaccin. Een vaccin met alleen serotype A werkt niet tegen een uitbraak waarbij een serotype C is betrokken. De huidige vaccins zijn op meerdere serotypen gebaseerd. Op basis van het serotype betrokken bij een Coryza-uitbraak kan een inschatting worden gemaakt of de huidige vaccinatieprogramma’s nog beschermend zijn.

Multiplex-PCR

Er is een multiplex-PCR beschikbaar om het serotype te bepalen. Deze test kan de DNA-codes onderscheiden die specifiek zijn voor de negen bekende serotypen. Dankzij deze aanvullende test kan meer informatie worden verkregen over het serotype betrokken bij een Coryza-uitbraak. Feberwee: “Bekende serotypen van de bacterie zijn A-1 tot en met A-4, B-1, en C-1 tot en met C-4. In geval dat niet een van de bekende serotypen wordt aangetoond, kunnen we aansluitend een meer uitgebreide analyse uitvoeren. Dit kan alsnog meer informatie geven.”

Zicht houden

Weten welk serotype er speelt is van belang voor zowel de vaccinatie als voor de monitoring in het algemeen. “We hebben in het verleden meer uitbraken met serotype A-1 gezien, dat is in de loop van de tijd veranderd en nu is ook C-4 een rol gaan spelen. Deze varianten zijn momenteel allebei belangrijk. Daarnaast wil je zicht houden op wat er in het veld gebeurt en in de tijd monitoren of er een stam bijkomt die bijvoorbeeld nog niet in een vaccin zit of die niet tot een bekend serotype behoort. Ook daarvoor is testen belangrijk,” besluit Feberwee.

Mirjam Hommes, freelance redacteur
Anneke Feberwee

diergezondheidsmonitoring

Zo waakt Nederland over pluimveegezondheid

Met veel mensen en dieren dicht op elkaar in een klein land als Nederland, is het belangrijk om de gezondheid van onze dieren nauwkeurig te monitoren. In de afgelopen jaren heeft ons systeem zijn waarde bewezen door vroegtijdig signalen van diergezondheidsproblemen op te vangen, zoals bij de uitbraken van infectieuze laryngotracheïtis (ILT). Maar hoe werkt dat nou precies?

diergezondheidsmonitoring

Sinds 2021 verplicht de Europese diergezondheidsverordening (Animal Health Regulation, AHR) elke EU-lidstaat om een systeem op te zetten voor het monitoren van opkomende en bekende dierziekten bij landbouwhuisdieren. In Nederland heeft het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) GD aangewezen als de verantwoordelijke organisatie voor het uitvoeren van deze monitoringsprogramma’s. De monitoring van diergezondheid wordt uitgevoerd in opdracht van en in samenwerking met de overheid en sectorpartijen. Een breed perspectief is belangrijk bij het signaleren en aanpakken van dierziekten. Belangrijke signalen van dierhouders, dierenartsen, de verwerkende industrie, onderzoeksinstellingen en organisaties die betrokken zijn bij de volksgezondheid worden verzameld en zijn cruciaal voor de monitoring. Het systeem is toegankelijk en vrijwillig, en biedt een breed overzicht van de diergezondheid.

De diergezondheidsmonitoring verzamelt signalen uit het veld, reactief en proactief. Zo is er de Veekijkertelefoon, een telefonische helpdesk voor dierenartsen waar kosteloos hulp en advies op maat wordt geboden en signalen uit het veld binnenkomen en worden verzameld. Daarnaast biedt pathologisch onderzoek nieuwe inzichten.

En wat nu?

De monitoring onderzoekt, bundelt en analyseert vervolgens de signalen. De uitkomsten worden gedeeld met veehouders, dierenartsen en betrokken partijen zoals de overheid, de sector, humane gezondheidszorg en omringende landen, zodat zij indien nodig actie kunnen ondernemen. Belangrijke bevindingen delen we via rapportages, onze website, nieuwsbrieven (zoals de Veterinair en het Veekijkernieuws) én onze podcasts.

ZICHT HOUDEN OP SIGNALEN

In de pluimveeveehouderij is het belangrijk om de gezondheid van dieren goed te monitoren. Als er iets speelt op het vlak van pluimveegezondheid, kan je dierenarts de Veekijkertelefoon bellen. De Veekijkerdierenarts krijgt zo signalen binnen uit het veld die nodig zijn voor de monitoring. Ook kan de Veekijkerdierenarts meedenken met de casus.

Of het nu gaat om onbekende symptomen, nieuwe ziektebeelden of plotselinge gezondheidsveranderingen in het pluimveekoppel, onze dierenartsen staan klaar om advies te geven. Dit maakt de Veekijkertelefoon een belangrijk instrument voor het monitoren van diergezondheid in Nederland en het biedt tege-

lijkertijd onafhankelijk advies bij complexe casussen.

De dienst stelt dierenartsen in staat om snel en eenvoudig advies in te winnen. Zo helpen onze experts bij de interpretatie van testresultaten, het interpreteren van onduidelijke symptomen en het geven van praktische tips.

De Veekijker biedt snelle en deskundige ondersteuning bij uiteenlopende

diergezondheidsvragen

Een treffend voorbeeld van de waarde van de Veekijkertelefoon kwam naar voren na het melden van Brachyspiraproblemen. In 2023 toonden we binnen de monitoring Brachyspira hyodysenteriae aan bij een legkoppel met darmproblemen. In 2024 werd een verhoogde incidentie van B. hyodysenteriae aangetoond bij legkippen met darmproblemen. Vanuit deze monitoringsbevinding is een VMPproject opgestart om meer inzicht te krijgen in de relevantie van deze bacterie voor legpluimvee.

De ervaring van Fiona Schoemakervan Kaam

Fiona Schoemaker-van Kaam is een van onze Veekijkerdierenartsen: “De verscheidenheid aan vragen die via de telefoon gesteld worden, maken dat geen dag hetzelfde is en dagen mij uit om uitslagen uit het lab en resultaten uit onderzoeken te relateren en vertalen naar het veld”.

Kortom, de Veekijkertelefoon is onmisbaar in het streven naar een optimale gezondheid van ons pluimvee. Het biedt snelle en deskundige ondersteuning bij uiteenlopende gezondheidsvragen en speelt een belangrijke rol in het vroegtijdig signaleren van (nieuwe) gezondheidsproblemen.

PATHOLOGIECASUS

Leverontsteking door inclusion body hepatitis bij vleeskuikens

Foto 1. De lever (pijl) van dit vleeskuiken met IBH is gezwollen, bleek en heeft donkere vlekken.

Bij een ziekteuitbraak met hoogoplopende sterfte moet een infectie met aviaire influenza (vogelgriep) worden uitgesloten. Als dit met een officiële verdenking gepaard gaat, dan komt de NVWA op het bedrijf om monsters te nemen. Als blijkt dat er geen vogelgriep speelt, dan kan de zoektocht verder naar de oorzaak van de uitval. In het eerste kwartaal van 2025 liep de uitval bij twee vleeskuikenkoppels zo hoog op, dat er een vogelgriepverdenking werd uitgesproken, maar nader onderzoek toonde een beeld van ‘inclusion body hepatitis’ (IBH).

IBH wordt veroorzaakt door een wereldwijd voorkomend virus (aviadenovirus) dat zeer snel kan vermeerderen in de levercellen van de kip. De cellen waarin dit virus vermeerdert, gaan vervolgens dood. Massale vermeerdering van het virus kan er dus toe leiden dat in hele korte tijd een groot deel van de lever afsterft, wat tot de dood van de kip zal leiden. Dergelijke massale vermeerdering van het virus komt vooral voor als de afweer van de kip is verminderd, bijvoorbeeld door gelijktijdige andere ziekten of aangetaste afweer. Ernstige uitbraken van IBH worden dan ook vooral gezien in pluimveekoppels waar al problemen spelen, vooral bij infecties met afweeronderdrukkende ziekteverwekkers zoals het Gumborovirus of chicken anemia virus (CAV). Daarnaast verschillen stammen van IBH ook in hun ziekteverwekkend vermogen en worden uitbraken vooral gezien in vleeskuikens. Leeftijd speelt ook een rol; uitbraken kunnen soms al aan het eind van de eerste levensweek plaatsvinden, maar worden zelden gezien bij dieren van 2 maanden of ouder.

Verschijnselen van IBH

Een typische IBH-uitbraak in een jong vleeskuikenkoppel met plots sterk oplopende uitval en vaak veel algemeen ziek ogende dieren, verspreidt door de hele stal. De uitval kan in circa vier

tot vijf dagen voor hoge verliezen zorgen om daarna weer heel snel af te nemen. Een gevoelige kip wordt al relatief snel na infectie ziek, scheidt dan ook al veel virus uit in de omgeving, en gaat snel na het begin van de ziekte dood óf knapt in korte tijd weer op. Het gevolg is, dat de ziekte snel door de hele stal spreidt, en ook in korte tijd weer ‘verdwijnt’. Overlevende dieren hebben vaak verminderde groei, maar zijn vaak verder gezond zonder resterende klachten. Het virus kan in deze dieren echter wel achterblijven in de caecale tonsillen (structuren in de wand van de blindedarm) van waaruit langdurige uitscheiding in de mest kan plaatsvinden. De verspreiding van het virus gaat snel tussen kippen in hetzelfde koppel, maar kan ook van moederdier op kuiken over gaan (verticale spreiding).

IBH begin 2025

In de twee gevallen van begin dit jaar werden na een negatieve uitslag op aviaire influenza, dieren naar GD gestuurd om de doodsoorzaak vast te stellen. Bij sectie-onderzoek werd steeds een vergrote lever gezien die minder stevig was dan normaal en vaak wat bleekgelig van kleur was. Verspreid over de aangetaste levers waren kleine, rode puntjes te zien op plaatsen waar verval van de levercellen tot een bloedinkje had geleid (zie foto 1). De andere organen zagen er op sectie vaak weinig afwijkend uit en de dood gevonden dieren waren vaak in goede conditie.

Stellen van de diagnose

Het klinisch beeld, samen met het sectiebeeld, kunnen samen genoeg zijn voor een stevige waarschijnlijkheidsdiagnose. Vervolgonderzoek is echter nodig voor bevestiging. Microscopisch onderzoek op de lever kan de ziekte bevestigen. Onder de microscoop kunnen in aangetaste levercellen namelijk vaak opvallende, kleine structuren worden gevonden, genaamd ‘insluitlichaampjes’.

Foto 2. 630x vergroting: levercellen met wisselende mate van degeneratie. In veel celkernen zijn virale insluitlichaampjes te zien, waarbij het oorspronkelijke kernmateriaal een rand vormt rond virusbestanddelen (zwarte pijlen)

De Engelse benaming hiervoor is ‘inclusion bodies’ en deze zijn zo opvallend in IBH dat de ziekte er zelfs naar is vernoemd. De insluitlichaampjes ontstaan doordat bij vermeerdering van het virus heel veel viraal materiaal wordt gemaakt dat zich in de cel opstapelt. Dit is zichtbaar als een bolletje onder de microscoop (zie foto 2). De patholoog houdt er bij de beoordeling rekening mee op welke plaats de insluitlichaampjes worden gezien en hoe het materiaal reageert met de gebruikte histologische kleuring; op die manier kunnen insluitlichaampjes door aviadenovirus in de lever met grote mate van zekerheid worden onderscheiden van andere structuren en zelfs van insluitlichaampjes veroorzaakt door bepaalde andere virussen.

Hoe te behandelen?

IBH is een virus en reageert dus niet op behandeling met antibiotica. Omdat een goede behandeling ontbreekt, ligt de focus op preventie. Door de moederdieren te vaccineren, kunnen deze dieren antistoffen doorgeven aan de vleeskuikens, die ze in de gevoeligste vroege levensdagen beschermen. Voor een goede aanpak van IBH is het dus belangrijk om goed in de gaten te blijven houden in hoeverre IBH in ons deel van de wereld voorkomt, en om welke stammen het gaat. Binnen de dierziektemonitoring van GD wordt dit voor Nederland bijgehouden. Dieren die voor sectie-onderzoek worden aangeboden zijn daarvoor belangrijk; dieren die u opstuurt in geval van ziekte, helpen dus niet alleen u en uw dierenarts om de stalproblemen in beeld te krijgen, maar dragen ook bij aan de kennis die we als sector hebben van de actuele situatie in ons land.

“Wij willen op duurzame wijze gezonde, vitale kippen houden.”

PRAKTIJKONDERZOEK

‘Weten wat er speelt bij kleinschalige kippenhouders’

Het is niet verplicht voor kleinschalige en hobbymatige pluimveehouders om hun kippen te laten testen op ziektes. In het nu lopende praktijkonderzoek van AVINED, uitgevoerd door GD, gebeurt dit toch, vrijwillig. Om te weten wat er speelt en om voorbereid te zijn op komende regelgeving. Kippenhouder Sven Rommers van Herenboeren in Breda is enthousiast. ‘We willen laten zien dat we verantwoordelijk en goed bezig zijn.’

Geen woonhuis, geen stallen, alleen een weiland met daarop een soort woonwagen, een boomgaard, akkers en in de verte tunnelkassen. Dit is duidelijk geen gewoon boerenbedrijf. Dat beaamt Sven Rommers, hij boert sinds drie jaar op deze Herenboerderij. Bij dit concept zijn 250 huishoudens samen eigenaar van de Herenboerderij. Er wordt op duurzame wijze voedsel geproduceerd. De oogst wordt verdeeld onder de leden, zij werken vaak ook mee.

Herenboerderij Op ’t Lies, net even buiten Breda, is 20 hectare groot. Naast fruit- en vollegrondsgroenteteelt en tuinbouw in kassen, lopen er ook drie runderen en twaalf varkens voor het vlees. En er zijn kippen, deze huizen in wat je vanuit de verte kunt aanzien voor een woonwagen. Het blijkt een kippenkar: een speciaal ontwikkelde mobiele huisvesting voor niet al te grote pluimveekoppels. De kippenkar van boer Sven biedt ruimte aan maximaal 249 kippen. Niet geheel toevallig ook het aantal dieren dat mag worden gehouden zonder verplichte registratie. Dit betekent dat niet hoeft te worden voldaan aan eisen die wel gelden voor grootschalige pluimveehouders, zoals het

Marije Stomps, freelance redacteur

regelmatig inzenden van monsters voor bloed- en salmonellaonderzoek, en het maken van een bedrijfsbehandelplan (BBP) en bedrijfsgezondheidsplan (BGP).

Dat een kleinschalige commerciële kippenhouderij zoals die van Op ’t Lies niet verplicht is om de gezondheid van de kippen in de gaten te houden, wil niet zeggen dat dit ook niet gebeurt.

Boer Sven: “Wij willen op duurzame wijze gezonde, vitale kippen houden. Daarom lopen ze normaal gesproken buiten en kunnen ze rondscharrelen in een afgezet stuk van de boomgaard. Nu, met de ophokplicht vanwege vogelgriep, kan dat niet.”

Zo natuurlijk mogelijk

De kippen, 180 stuks zijn het er momenteel, huizen in de kippenkar en de met gaas overdekte uitloop die daaraan vastzit. De kar wordt elke week verzet, zodat de uitloop op een nieuw stukje gras staat. De voertonnen en waterpunten bevinden zich in de kar, net als de legboxen. Deze zitten aan de buitenzijde, zodat de gelegde eieren makkelijk via de klep kunnen worden geraapt. De kar heeft zonnepanelen en een waterbuffervat, en is grotendeels zelfvoorzienend. Sven stelt dat er zo’n vier arbeidsuren per week aan de kippen worden besteed. Door hemzelf, de tweede boer, stagiaires of de kleine honderd actieve vrijwilligers.

“Deze Herenboerderij bestaat sinds 2020, dit is de vierde toom kippen. Het is mijn tweede toom, maar de eerste waarbij ik alles kan managen zoals ik dat zelf wil.” Dat werpt zijn vruchten af. Door geen leghybride ras te kiezen, maar een robuuste dubbeldoelkip – Sasso Silver – die biologisch is opgekweekt, verliep de overgang naar de boerderij vloeiend. Er is weinig uitval. “Deze toom is nu 85 weken. Als er elke vijf à zes weken eentje uitvalt, houdt het wel op. Je ziet snel hoe het met de kippen gaat: zwakkere dieren gaan vaak in de legbox zitten.”

“Je ziet snel hoe het met de kippen gaat: zwakkere dieren gaan vaak in de legbox zitten.”

Kipcontrole en bemonstering

Om de kippen zo natuurlijk mogelijk te houden, liet Sven in de winter het licht in de kar ’s avonds uit. “De kippen kwamen in de rui en legden minder eieren. Nu het mooier weer wordt, stijgt de productie hard: nu rapen we ongeveer 105 eieren per dag en dat stijgt met zo’n 10 stuks per week tot zo’n 150 eieren per dag.” Als de leghennen te oud worden, gaan ze naar de slacht. “Als soepkip”, verduidelijkt Sven. “Deze dieren kun je niet meer voor normale consumptie gebruiken. We krijgen ook wel eens mensen die hier een kip willen ‘redden’, maar dat doen we niet. De dieren hebben een mooi leven gehad, een keer is het klaar.”

Tijdens dat leven wordt veel gedaan om de kippen gezond te houden. Zo komt pluimveedierenarts Vera Bavinck jaarlijks naar Breda voor een KipUP; een methode om het welzijn te monitoren en handvatten te bieden om het management te verbeteren. “Sven heeft het al heel mooi voor elkaar”, vertelt Vera Bavinck, die stelt dat kleine kippenhouders een fijne doelgroep zijn om mee te werken. “Ze willen graag goed voor hun dieren zorgen en het individuele dier telt. Ze denken goed mee en kunnen tegen kritiek. Verbeterpunten zitten in deze groep vaak op het management. Daar is niet altijd genoeg aandacht aan besteed, omdat ze als kippenhouder te klein zijn voor de pluimveedierenarts en te groot voor de gezelschapsdierenarts.”

Vera doet niet alleen KipUP’s bij Herenboeren, maar ook bij Caring Farmers en GeluksVogel. Vanwege deze contacten met kleine commerciële kippenhouderijen heeft GD haar gevraagd de monsters voor het praktijkonderzoek (zie kader) te nemen. In februari heeft ze dit gedaan bij het koppel van pluimveehouder Sven, die hier graag aan meewerkte. “Ja, we schakelen nu over van de experimenteerfase naar een meer professioneel bedrijfsmodel. Dat moet ook wel, tenslotte moeten we 450 monden voeden. Een professionele wijze van kippen houden hoort

Praktijkonderzoek

Het onderzoek naar de gezondheid van kleinschalig gehouden kippen loopt dit hele kalenderjaar. Er zijn twee onderdelen, legt projectleider Ilse Wiggers-Wassink uit. “In onderdeel 1 bemonsteren we kleinschalige commerciële houderijen, waarbij het vlees of de eieren van de kippen worden verkocht of geconsumeerd. Daarbij kun je dus denken aan de kippenkarren. Onderdeel 2 is voor hobbypluimveehouders. We richten ons hierbij voornamelijk op dierenspeciaalzaken en houders van fokkoppels die kippen aan deze speciaalzaken leveren. Voor beide onderdelen willen we op zo’n twintig tot dertig locaties monsters nemen. Het gaat om bloedmonsters, swabs en overschoentjes. Er wordt getest op dezelfde ziekteverwekkers als in de grootschalige pluimveehouderij. Meedoen aan het onderzoek is vrijwillig. De resultaten worden anoniem verwerkt. Houders krijgen natuurlijk wel de uitslag van hun eigen kippen.”

GD-pluimveedierenarts Fiona Schoemaker-van Kaam vult aan: “We hopen het eindrapport begin volgend jaar te publiceren. Ik ben enthousiast over dit onderzoek: het is heel positief dat de kleinschalige houders hieraan willen meedoen. Ze steken hun kop niet in het zand en zijn actief bezig om de gezondheid van hun kippen te verbeteren. We hopen met dit onderzoek meer inzicht te krijgen in beide onderdelen van de kleinschalige houderij, want nu heeft niemand daar een idee van. Mocht er straks registratieplicht komen, dan lopen we gezamenlijk al een stapje voor door de resultaten uit dit onderzoek.”

Ilse Wiggers-Wassink Fiona Schoemakervan Kaam
“Nu schakelen we over van de experimenteerfase naar een meer professioneel bedrijfsmodel.”

daar bij. We zitten graag met GD om tafel en laten zien dat, hoewel we tussen hobbymatig en professioneel pluimveehouden in zitten, we verantwoord bezig zijn.”

Regels logisch, maar welke?

Vera ziet die verantwoordelijkheid bij alle kleine kippenhouders die meewerken aan het onderzoek. Ze snapt ook best dat reguliere pluimveehouders met een schuin oog naar hun buurman kijken die, met minder dan 250 kippen, aan geen enkele verplichting hoeft te voldoen. “Dat getal 250 is ook totaal random gekozen. Op zich is het logisch dat de regels voor kleine kippenhouders anders zijn, maar het is niét logisch dat er nu helemaal geen regels voor hen zijn. Stel dat de eitjes die aan de weg worden verkocht besmet zijn met salmonella, dan levert dat ook gevaar op voor de volksgezondheid. Maar van kleine hou-

ders verlangen dat ze aan alle regels voor de reguliere sector moeten voldoen, is ook weer niet reëel. Dan draai je deze groep houders de nek om.”

Er zijn wel veranderingen op komst. “We hadden in Nederland eigenlijk al moeten voldoen aan de registratieplicht volgens de Europese Diergezondheidsverordening. Er wordt nu bekeken hoe dit vorm moet krijgen. Dat duurt nog wel even, maar zeker is dat er dingen gaan veranderen voor kleine houders. In het ergste geval moeten zij straks aan alle regels voor grote pluimveehouders voldoen. Een medium scenario is dat alleen moet worden gecheckt op salmonella. Het beste scenario is wat mij betreft dat er voor kleine houders een afgeslankt pakket aan dierziektemonitoring komt en dat ze beter de weg vinden naar informatie over diergezondheid en dierenwelzijn, passend bij hun houderijsysteem.”

Gerust gevoel

Sven Rommers ziet de toekomst wel met vertrouwen tegemoet. “Bij alle Herenboeren met kippen wordt elke vijftien weken op salmonella gecheckt met de overschoentjestest. Ook registratie is geen probleem, want we hebben een UBN (uniek bedrijfsnummer) op de boerderij. Uit de monsters die voor het GD-onderzoek zijn genomen, blijkt dat de kippen verder niets mankeert. Dat is een gerust gevoel.”

reportage Marije Stomps, freelance redacteur

DIAGNOSE SOMS LASTIG TE STELLEN

REV-uitbraken bij Nederlandse pluimveebedrijven

Sinds juli 2024 is een infectie met het reticuloendotheliosisvirus (REV) vastgesteld in diverse Nederlandse pluimveekoppels, zowel in de leg- als in de vleessector. REV kan verschillende (wilde) vogelsoorten infecteren, waaronder kippen, kalkoenen, eenden en ganzen. Er zijn verschillende stammen van REV, die niet allemaal even ziekmakend zijn.

Besmettingen kunnen plaatsvinden van kip op kip via lichaamssappen en mest. Daarnaast kunnen muggen het virus overbrengen wanneer zij eerst bij een besmette vogel bloedzuigen en vervolgens bloedzuigen bij een kip. Ook besmette materialen, zoals naalden, kunnen het virus overbrengen. Wanneer ouderdieren besmet zijn met REV, kan het virus via het ei worden doorgegeven naar de nakomelingen. Dit kan vanuit de hen, maar ook vanuit de haan via het

sperma. Kuikens komen dan besmet met het REV-virus uit het ei. Dit wordt verticale overdracht genoemd. De mate van verticale overdracht varieert zeer sterk en kan ook afwezig zijn, dit hangt onder andere af van de betrokken REV-stam en van de leeftijd waarop de moederdieren besmet raakten.

Bekend is dat REV voor kan komen bij wilde vogels. In hoeverre er in Nederland wilde vogels en hobbymatig gehouden pluimveekoppeltjes besmet zijn met het virus, is onbekend.

Ziekteverschijnselen

Lang niet iedere kip wordt ziek na een REV-besmetting. Oudere volwassen kippen tonen vaak geen of nauwelijks ziekteverschijnselen. Voor jonge kuikens ligt dat anders. Zij kunnen als gevolg van een infectie met bepaalde REV-stammen achterblijven in groei, bleek zijn en

Preventie en behandeling Er bestaat geen behandeling tegen REV en er zijn wereldwijd geen vaccins beschikbaar. Goede hygiëne tussen stallen en bedrijven is dus belangrijk. Het virus overleeft niet lang buiten de kip, waardoor strikte bioveiligheidsmaatregelen goed kunnen werken tegen horizontale overdracht tussen koppels.

afwijkende veren ontwikkelen (Nakanukeveren). Bepaalde REV-stammen kunnen gezwellen (tumoren) veroorzaken die lijken op gezwellen door de ziekte van Marek of aviaire leukose. Een REVinfectie kan bovendien zorgen voor verminderde weerstand tegen andere ziektekiemen.

Lastige diagnose

De diagnose van REV is soms lastig te stellen. Een deel van het REV-genoom (erfelijk materiaal) en soms zelfs het gehele genoom, is opgenomen in bepaalde veldstammen van kippenpokkenvirus. Een oude of recente infectie met een kippenpokkenvirus kan daardoor positieve reacties opleveren in de REVELISA (aantonen van de afweerstoffen tegen het virus in het bloed) en in de RT-PCR (aantonen van het virus in de kip). Een andere complicatie is dat kuikens die geïnfecteerd worden geboren, tolerant worden voor het virus. Zij scheiden levenslang REV-virus uit zonder aantoonbare afweerstoffen aan te maken.

Kweekdarmen bieden kansen voor onderzoek naar enterokokken

Infecties met Enterococcus cecorum vormen een bedreiging voor de gezondheid en het welzijn van pluimvee en kunnen aanzienlijke economische schade veroorzaken. Door het gebruik van kweekdarmen in het laboratorium is gericht onderzoek naar ziekmakende stammen van deze bacterie mogelijk. Dit brengt een interventie sneller en goedkoper dichterbij.

Kweekdarmen (organoïden) zijn mini-organen die in het laboratorium worden gecreëerd uit weefsel of stamcellen. Ze bestaan uit driedimensionale structuren waarbij de cellen zichzelf organiseren

en de anatomie en functie van echte organen, zoals de lever, hersenen of darmen, op een veel kleinere schaal nabootsen. Dit maakt kweekdarmen een waardevol instrument voor wetenschappelijk onderzoek en het ontwikkelen van interventiestrategieën.

Het gebruik van kweekdarmen in onderzoek biedt verschillende voordelen. Ze helpen bij het beter begrijpen van ziekteprocessen en het testen van nieuwe geneesmiddelen in een omgeving die beter overeenkomt met een echt lichaam (van mens of dier) dan bijvoorbeeld onderzoeken op cellen. Dit verhoogt de kans op betrouwbare resultaten en vermindert de noodzaak van dierproe-

JEANINE WIEGEL, DIERENARTS PLUIMVEE
“Het is fantastisch om te zien hoe de verschillende manieren van onderzoek samen kunnen komen om het ziekteproces verder te ontrafelen en te onderzoeken welke maatregelen effect kunnen hebben.“

LONNEKE

“Met deze kweekdarmen kunnen we, naast wetenschappelijk onderzoek naar de interactie tussen ziekteverwekkers en de kip, ook interventies in het
laboratorium screenen voordat er dierproeven worden verricht.“

ven. Voor de komst van kweekdarmen werd laboratoriumonderzoek gedaan op proefdieren of op cellijnen, die slechts één celtype bevatten en geen complex orgaan vertegenwoordigen, waardoor de bruikbaarheid van de onderzoeksresultaten beperkt was.

Kweekdarmen in pluimveeonderzoek

Dankzij kweekdarmen hebben we tegenwoordig soort- en orgaanspecifieke modellen voor onderzoek beschikbaar. In 2021 kwam een kippenkweekdarm beschikbaar, waarin onder meer de barrièrefunctie van de darm, de structuur van de darmuitstulpingen en de diversiteit aan darmcellen aanwezig zijn. De verschillende lagen van de darmwand van een kip zijn allemaal te vinden in deze kweekdarmen. Zo kunnen we bijvoorbeeld de reacties van de kippendarm nabootsen bij introductie van een virus of bacterie.

Andere toepassingen

Met kweekdarmen kun je echter nog meer. Zo kun je met kweekdarmen van een kip het volgende uitzoeken:

• de bruikbaarheid en efficiëntie van voedingssupplementen;

• de immuunrespons en effectiviteit van voedingssupplementen;

• het effect van stressfactoren op de darm (zoals hitte of infecties);

• de genetische achtergronden van darmgezondheid.

Al met al vormen kweekdarmen dus een interessante aanvulling op de onderzoeksmogelijkheden bij GD. Zeker omdat ze de route van onderzoek naar de praktijk verkorten en dus sneller en

goedkoper kunnen bijdragen aan oplossingen voor de pluimveesector.

Test: virulente Enterococcus cecorum

De Enterococcus cecorum-bacterie is normaal gesproken een regulier onderdeel van de darmflora van gezonde kippen. Echter, zo’n twintig jaar geleden verschenen de eerste ziekmakende stammen van deze bacterie. Sindsdien vormen deze bacteriën een grote uitdaging voor de pluimveesector.

Regelmatig terugkerende uitbraken resulteren in kreupelheid, productieverlies en uitval bij het pluimvee. De ziekmakende stammen blijken zich vooral op te houden in de dijbenen en ruggenwervels, terwijl onschuldige Enterococcus cecorum-bacteriën zich in de darmen bevinden. Het lijkt erop dat de kwaadaardige bacterie zich via de darm naar andere weefsels verspreidt. Hoe dat proces van verspreiding en ziekmakend worden precies verloopt, is nog weinig onderzocht. Een belangrijke reden daarvoor is dat het onderzoek erg lastig was en dat er altijd proefdieren nodig waren.

Dankzij de kippenkweekdarmen is dit onderzoek nu wél mogelijk. GD pakt deze mogelijkheid dan ook op. Een nieuw ontwikkelde test van GD met Enterococcus cecorum liet zien dat het gebruik van kweekdarmen een goede manier is om zowel de interactie tussen ziektekiem en kippendarm te onderzoeken als om manieren te vinden om de ziektekiem te bestrijden. Dit vermindert het aantal onderzoeken bij levende kippen en het kan sneller en goedkoper antwoorden geven bij uitbraken, of bij het op de markt brengen van nieuwe geneesmiddelen.

VETERINAIR ONDERZOEK IN OPDRACHT VAN DE SECTOR

Resultaten praktijkonderzoek AVINED

GD heeft veel verschillende praktijkonderzoeken uitgevoerd, met de focus op diergezondheid. De onderzoeken die we uitvoeren vallen onder de Preventieve diergezondheid inclusief welzijn (Veterinair onderzoek). Een greep uit de onderzoeken die door AVINED zijn goedgekeurd en gefinancierd. Bekijk alle onderzoeken op www.gddiergezondheid.nl/onderzoeken-pluimvee.

Proef met vierwaardig E. coli-vaccin tegen EPS

Escherichia coli-peritonitissyndroom (EPS) zorgt jaarlijks voor acute sterfte onder leggende hennen en aanzienlijke economische schade. Behandeling met antibiotica is moeizaam en vaccineren is lastig, omdat er veel verschillende E. coli-bacteriën bestaan. Naast commerciële vaccins worden vaak stalvaccins (autovaccins) gebruikt. In deze studie is een tetravalent autovaccin (een vaccin tegen vier varianten tegelijk) onderzocht, dat een brede bescherming moest geven tegen EPS. Er zijn twee experimenten uitgevoerd. Eerst is gekeken of het tetravalente autovaccin vei-

lig was en geen invloed had op de groei en productie van de leghennen. Dit bleek in orde. Daarna is onderzocht of het vaccin werkte tegen colistammen van kippen met EPS. Daarvoor werd geënt met een commercieel enkelvoudig vaccin, het nieuwe vierwaardige autovaccin of een placebo. De onderzochte kippen werden vervolgens blootgesteld aan acht verschillende E. colistammen. Het enkelvoudige vaccin bood geen bescherming. Het nieuwe vierwaardige vaccin gaf volledige bescherming tegen drie verschillende genotypen van E. coli-stammen (alle drie met serotype O78) en onvolledige bescherming tegen een ander genotype

Ziekmakend vermogen van GBA-stammen

Het is onduidelijk of de bacterie Gallibacterium anatis (GBA) ziekte veroorzaakt in pluimvee. GBA-stammen worden aangetroffen in de luchtpijp van pluimvee en in organen met ziekteverschijnselen (laesies). Het gaat daarbij om verschillende stammen. Om te onderzoeken of die stammen verschillen in ziekmakend potentieel, werd gekeken hoe dodelijk een aantal luchtweg- en laesiestammen van deze bacterie zijn voor embryo’s in het ei. Dit is een snelle manier om onderscheid te kunnen maken tussen onschuldige GBAbacteriën en ziekmakende, zonder dat dierproeven nodig zijn. De letaliteit (mate van dodelijkheid) voor embryo’s

zegt echter niets over de dodelijkheid bij kippen. De aanname was dat de luchtwegstammen niet (erg) ziekmakend zouden zijn en de laesiestammen wel. Dit bleek echter niet het geval: alle stammen waren in hoge mate dodelijk voor de embryo’s. Om meer te leren over of en hoe de kip ziek wordt van bepaalde stammen van GBA, is andersoortig onderzoek nodig. In 2025

(serotype O11). Het vaccin was niet effectief tegen vier van de acht genotypen die getest zijn in deze studie (O1en O2-serotypen). Het advies blijft om bij problemen een autovaccin te gebruiken van meerdere E. coli-genotypen betrokken bij de uitbraak.

willen we daarom honderd GBAstammen, waaronder vijftig luchtpijpstammen, genetisch onderzoeken. Daarbij zoeken we naar unieke combinaties van genen die worden geassocieerd met ziekmakend vermogen. Als er unieke combinaties van genen aanwezig zijn die geassocieerd worden met ziekmakend vermogen, dan kan dit ook verder bijdragen aan de ontwikkeling van diagnostische testen om GBAstammen te bestempelen als potentieel ziekmakend of niet. Deze testen kunnen in de toekomst ondersteuning bieden bij het gericht inzetten van antibioticumbehandelingen bij ziekteprocessen waarbij GBA een rol speelt en bij het opnemen van de GBA-stam in een autovaccin.

Effectiviteit doxycycline

Antibioticumbehandelingen in de pluimveehouderij laten in de praktijk sterk wisselende resultaten zien. Dit kan komen door een grote verscheidenheid aan factoren, waaronder de farmacokinetiek van een middel, oftewel de processen die een werkzame stof in het lichaam doormaken. In registratiestudies wordt de effectiviteit van een middel vaak bepaald door directe toedie-

ning in de bek, terwijl het medicijn in de praktijk vaak door het drinkwater gaat. Het is onbekend of dat in de praktijk leidt tot voldoende hoge bloedspiegels om bacteriële infecties effectief te kunnen bestrijden. GD heeft eerder samen met een farmaceut onderzoek gedaan naar het antibioticum doxycycline in vleeskuikens. Daarbij bleken de concentraties doxycycline in het bloed lager dan voorspeld op basis van litera-

tuur en de bijsluiter. In nieuw onderzoek zijn nu concentraties doxycycline bepaald in praktijkkoppels vleeskuikens die op reguliere wijze werden behandeld in een stal. Met een steekproef is de gemiddelde concentratie doxycycline in het bloed en de variatie tussen dieren bepaald. Zo kan bijvoorbeeld een voorspelling worden gegeven van de bloeden weefselconcentraties bij een bepaald doseringsregime. Het verloop van bloedconcentraties in de tijd is afhankelijk van meerdere factoren, waaronder waarschijnlijk het lichtschema. Verder onderzoek is nodig om te bepalen wat het effect is op de effectiviteit van de behandeling en residuen.

Minder borstbeenafwijkingen bij later in productie komen?

Borstbeenafwijkingen bij pluimvee lijken door meerdere factoren beïnvloed te worden. In wetenschappelijke literatuur worden huisvestingsfactoren als risicofactor genoemd, maar ook bijvoorbeeld het lichaamsgewicht en de leeftijd van in productie komen van een hen. Borstbeenafwijkingen komen in relatief hoge aantallen voor. In 2022 zijn er door logistieke beperkingen vanwege vogelgriep meermaals koppels verlaat in productie gekomen. Dit gaf onderzoekers de kans om het effect van

leeftijd van in productie komen op borstbeenafwijkingen te onderzoeken. Vijf ‘late’ koppels zijn vergeleken met koppels met zoveel mogelijk dezelfde kenmerken, maar wel met de gebruikelijke leeftijd bij het in productie komen. Aan het einde van de productieperiode werden de borstbenen van de hennen beoordeeld op breuken en andere afwijkingen. Het bleek dat hennen die later in productie kwamen, een vijf keer lagere kans hadden op een breuk en een 3,7 keer lagere kans op een ernstige breuk. Bij de witte hennen was dit effect nog sterker, voor de

bruine hennen was de steekproef in dit onderzoek te klein. Verdere studies zijn nodig om deze bevindingen te bevestigen en de onderliggende mechanismen beter te begrijpen.

Onderzoek naar transmissie van E. coli via de lucht

Transmissie via de lucht van Escherichia coli (E. coli) in pluimveestallen wordt onderzocht in een uitgebreid project. De eerste fase is nu afgerond, hierbij zijn een geschikte bemonsteringsme-

thode en een geschikte kweekmethode onderzocht. Voor het bemonsteren bleek de impaction-methode goed te werken, na tests in de proefstal en op een leghennenbedrijf. Met de impaction-methode wordt lucht over en door een agarfilter gezogen. Deeltjes uit de lucht blijven daarbij achter op de agar (voedingsbodem voor bacteriën). Op de zo verkregen monsters is PCR- en bacteriologisch onderzoek uitgevoerd. De voorgestelde PCR-methode bleek niet geschikt en zal in de rest van het onderzoek daarom niet worden gebruikt. Buiten dit project om zal wel worden onderzocht of verbeteringen

aan de PCR mogelijk zijn. Voor het kweken van de bacteriën zijn platen met verschillende voedingsbodemsamenstellingen getest, waarbij MacConkey-agar (MCA) de voorkeur heeft voor het vervolg van dit project. Ook werd duidelijk dat het beste gedurende twintig minuten kan worden bemonsterd. Dit zal bij het vervolgproject gedaan worden. Er kunnen dan biologisch relevante hoeveelheden E. coli worden gemeten in de stallucht. In het vervolgonderzoek zal er tijdens uitbraken worden gemeten en tevens worden onderzocht of er verwantschap is tussen de E. coli’s in de lucht en betrokken bij het ziekteproces.

…GEDRAGINGEN VAN PLUIMVEE MONITOREN MET FLOCKVISION

CONTINUE MONITORING VAN ZES GEDRAGINGEN

Bij GD zetten we onze expertise in om innovatieve oplossingen te ontwikkelen. Eén van die oplossingen is FlockVision. Hiermee maken we gedragsmonitoring toepasbaar voor de dagelijkse praktijk.

Met camera’s in de stal en de FlockVision-app kunnen pluimveehouders op afstand hun vleeskuikens continu monitoren. FlockVision registreert

automatisch zes belangrijke gedragingen: eten, drinken, scharrelen, verzorgen, lopen en rusten. Je ziet in één oogopslag of het gedrag van je dieren afwijkt van wat je gewend bent. Zo kun je afwijkend gedrag vroegtijdig signaleren.

vraag & antwoord

KAN IK NA VACCINATIE MET EEN

DOOD MS-VACCIN NOG

AANTONEN DAT ER

GEEN CONTACT IS GEWEEST MET EEN MS-VELDSTAM?

ANTWOORD VAN ANNEKE FEBERWEE, DIERENARTS

Een dood vaccin bevat afgedode Mycoplasma synoviae-bacteriën (Ms). Het vaccin wordt via injectie toegediend. Een dergelijk Ms-vaccin zorgt voor de opwekking van Ms-specifieke afweerstoffen, en omdat het een afgedood vaccin is, zal de Ms-stam niet terug te vinden zijn in de luchtpijp. Dit is bijvoorbeeld wel het geval als gevaccineerd is met levend Ms-vaccin. In koppels gevaccineerd met een dood vaccin kan daarom nog steeds worden onderzocht of er contact is geweest met een Ms-veldstam. Er kunnen luchtpijpswabs worden genomen die kunnen worden getest in een specifieke Ms-PCR-test. Het is wel van belang dat er voldoende swabs worden genomen. De swabs kunnen gepoold worden per zes.

MEER OVER FLOCKVISION

diergezondheid volgens Dik Verbeek

In zijn ronde stal in Vaassen houdt Dik Verbeek 36.000 leghennen. De pluimveehouder vindt het belangrijk om verder te kijken dan het eigen bedrijf en is betrokken bij de diergezondheidsmonitoring. “Het is interessant, je weet wat er speelt en je kan je eigen praktijkervaring delen.”

Dierenwelzijn en diergezondheid staan hoog in het vaandel bij Dik Verbeek. Negen jaar geleden verrees een door Wageningen University & Research bedachte ronde stal op zijn erf, die het hoogste dierenwelzijn biedt aan zijn leghennen. Dat uit zich in veel ruimte (6,7 kippen per m2), een groot blikveld en speciale gebieden zoals een bosrand en zandbak om in rond te scharrelen. De ronde stal heeft drie sterren binnen het Beter Leven keurmerk. De eieren hebben een milieukeur, dat minder energieverbruik en milieubelasting garandeert.

Nooit negatief

Graag toont Verbeek aan de buitenwereld hoe zijn kippen leven, of dat nu online is of op het bedrijf zelf. “Vaak vangen mensen dingen op uit de media en dat is lang niet altijd positief. Ik laat graag zien hoe goed het allemaal in elkaar steekt. Hier gaat nooit iemand negatief weg.” Om dezelfde reden zet hij zich in voor LTO kring Leg en zit hij bij de Raad voor Dierenaangelegenheden. “Daar zijn we bezig met het Convenant dierwaardige veehouderij, waar afspraken worden gemaakt over waar we in 2040 willen staan. Het is belangrijk dat we daarbij zitten, want anders wordt er over ons beslist. We willen best veranderen, maar het moet wel betaald worden.”

De leghennenhouder is ook betrokken bij de diergezondheidsmonitoring, een initiatief van de sector, de overheid en GD. “Reuze interessant. Er komt veel informatie binnen en je zit altijd op de eerste rij als het gaat over welzijn, de markt, dierziekten, enzovoort. Dat geeft inzichten voor je eigen bedrijf, bijvoorbeeld bij de eierverkoop, maar ook kun je snel participeren als er bijvoorbeeld pokken heersen.”

Meerwaarde

Andersom is de pluimveehouder ook een interessante informatiebron voor de monitoring. “Er wordt regelmatig gevraagd naar praktische zaken: wat er speelt op de markt of op het bedrijf. Daarbij kun je denken aan hoe de kippen bewegen, hoe je ziekten signaleert, hoe vaak dit voorkomt, enzovoort. Ik geef die informatie graag. Het is echt een meerwaarde als partijen en organisaties samenwerken. Tenslotte willen we allemaal gezonde dieren.”

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.