Plan Amsterdam: een stad die uitnodigt tot bewegen

Page 1

Een stad die uitnodigt tot bewegen

Plan

01 | 2017 with English captions and summary A city that gets you moving

Amsterdam

Amsterdam beweegt gezond

Bouwen aan een bewegende stad

Beweegvriendelijk ontwerpen in de praktijk


infographics De Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB, hierna: beweegnorm) staat voor het aantal minuten dat iemand van een bepaalde leeftijd minimaal per dag zou moeten bewegen om de gezondheid te bevorderen. / The Dutch physical activity norm (Nederlandse Norm Gezond Bewegen or NNGB, hereafter activity norm) sets out the minimum number of minutes per day that people of a certain age should be physically active in order to boost their health. Bron: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

kaart

Percentage Amsterdammers dat de beweeg­norm haalt, vergeleken met de dichtheid (inwoners en arbeidsplaatsen). In gebieden met veel inwoners en arbeidsplaatsen voldoen meer inwoners aan de beweegnorm. / Percentage of Amsterdam’s residents that meets the activity norm, compared with the density (of residents and jobs). More people meet the activity norm in areas with plenty of residents and jobs. Bron: Gezondheid in Beeld, GGD

Percentage inwoners dat de beweegnorm haalt (2012) / Percentage of residents that attains the activity norm (2012) 0– 50% 50– 55% 55– 60% 60– 70% > 70%

Kinderen en jongeren tot 18 jaar: elke dag een uur bewegen (lopen, fietsen of ingespannen spelen) + twee keer per week oefeningen op het gebied van kracht, lenigheid en coördinatie. / Children and youngsters up to 18 years of age: physical activity for an hour every day (walking, cycling or vigorousintensity play) + exercise at least twice a week aimed at maintaining or improving strength, agility and coordination.

Volwassenen: minimaal vijf dagen per week een half uur per dag matig intensief bewegen (bijvoorbeeld stevig wandelen, fietsen of tuinieren). / Adults: at least half an hour of moderate-intensity physical activity (e.g. brisk walking, cycling or gardening) on a minimum of five days per week.

55-plussers: minimaal vijf dagen per week een half uur per dag matig intensief bewegen, maar zij kunnen iets rustiger aan doen dan volwassenen. / Older adults (55+): at least half an hour per day of moderate-intensity physical activity on a minimum of five days per week, but they can take things more easily than adults.


Dichtheid: aantal inwoners en arbeidsplaatsen per hectare / Density: number of residents and jobs per hectare <30 <75 <125 <190 <265 <360 <605

Auteurs van dit nummer

1 Waterpret in het Oosterpark. Er is een relatie tussen de fysieke inrichting van de stad en de (on)bewuste keuze van mensen om te bewegen. / Watery fun in the Oosterpark. There is a relationship between the city’s physical layout and people’s (un)conscious choice to be physically active. Foto: Marjolijn Pokorny

Duwtje in de rug

Laura Hakvoort Daphne Holtmaat Loek Leenen Fred Woudenberg

Colofon Plan Amsterdam is een uitgave van Gemeente Amsterdam. Het vakblad informeert over ruimtelijke thema’s, projecten en ontwikkelingen in de stad en de metropoolregio. Het verschijnt vijf keer per jaar, waarvan twee keer in het Engels. (Eind)redactie en coördinatie Stella Marcé, Judith van Laarhoven Vormgeving Beukers Scholma, Haarlem Hoofdbeeld cover Edwin van Eis Foto’s en beelden binnenwerk zie bijschrift Kaarten Gemeente Amsterdam, tenzij anders vermeld in bijschrift Vertaling Andrew May Lithografie en druk OBT-Opmeer, Den Haag

Deze uitgave is met de grootst mogelijke zorg samengesteld. Er kunnen echter geen rechten aan worden ontleend. Mocht ons iets zijn ontgaan bij de vermelding van afbeeldingen of heeft u andere vragen, neem dan contact op met de redactie via planamsterdam@ amsterdam.nl of 020 2551550. Een gratis abonnement is aan te vragen via planamsterdam@amsterdam.nl. Jaargang 23, nr 1, mei 2017 Ook te downloaden vanaf www.amsterdam.nl/planamsterdam

1

‘Zitten is het nieuwe roken’, waarschuwen gezondheidswetenschappers de laatste jaren steeds vaker. Uit een groeiende stapel wetenschappelijke onderzoeken blijkt namelijk dat een zittend leven lichamelijk en geestelijk erg ongezond is. De lijst met mogelijke gevolgen liegt er niet om: overgewicht, diabetes, hart- en vaatziekten, stofwisselingsproblemen, dementie… Regelmatig bewegen is daarom het advies aan jong en oud. Maar de gemiddelde Nederlander beweegt juist te weinig. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) houdt in een ‘leefstijlmonitor’ onder andere ons beweeg- en zitgedrag bij. Nederlanders brachten in 2015 dagelijks gemiddeld maar liefst 8,7 uur zittend door; jongeren tussen 12 en 20 jaar zelfs 10,4 uur! Volwassen Amsterdammers bewegen weliswaar iets meer dan gemiddeld, maar dat is geen reden om achterover te leunen: in sommige stadsdelen bewegen de inwoners veel minder dan in andere. En Amsterdamse jongeren blijken minder actief dan hun leeftijdsgenoten in de rest van Nederland. Natuurlijk kunnen er persoonlijke omstandigheden zijn waardoor sommige mensen moeite hebben met bewegen, maar voor alle andere Amsterdammers – jong en oud, binnen en buiten de ring A10 – is het devies: beweeg! Fiets, wandel, skate, zwem, tuinier,

01 | 2017

sport, neem de trap en gebruik de stad als speelveld. Met subsidies en speciale beweegprogramma’s geeft de gemeente een duwtje in de rug. Minstens zo belangrijk is de inrichting van de stad. Hoe zorgen we ervoor dat die beweegvriendelijker wordt? Voor de hand liggend zijn voldoende voorzieningen om te sporten, zoals tennisbanen, urban sports zones of ononderbroken hardlooproutes. Maar het gaat ook om autoluwe buurten, alternatieve fietsroutes, bredere stoepen waar kinderen kunnen spelen en speel- en ontdektuinen om te klauteren en bouwen. Ook de stedelijke dichtheid, het stratenpatroon en de aan­ wezigheid van groen blijken van invloed op beweeg­ gedrag. En zelfs stickers met het aantal calorieën dat je verbrandt als je de trap neemt of een bepaalde route aflegt, kunnen mensen overhalen om gezonde keuzes te maken. In deze editie van Plan Amsterdam laten we zien hoe het met het beweeggedrag van Amsterdammers gesteld is en welke relatie er is tussen de fysieke inrichting van de stad en de – soms onbewuste - keuze van mensen om te bewegen. Leest u hem voor de verandering eens staand? De redactie

03


Amsterdam beweegt gezond door Loek Leenen en Fred Woudenberg l.leenen@amsterdam.nl / fwoudenberg@ggd.amsterdam.nl

Beweeggedrag is gewoontegedrag: of mensen wel of niet bewegen hangt af van tal van factoren, waaronder de omgeving. De grote invloed van de fysieke omgeving biedt een uitgelezen kans om Amsterdammers meer te laten bewegen. Dat is belangrijk, want bewegen is noodzakelijk voor een goede gezondheid.

Bewegen maakt fitter, slimmer, actiever en beperkt de kans op (chronische) ziekten.Het zorgt voor sociale contacten, leert kinderen omgaan met winnen en verliezen en laat hen kennismaken met verschillende normen en waarden. Te weinig bewegen heeft in alle fasen van het leven negatieve effecten. Bij jeugdigen leidt het tot een verhoogde kans op obesitas, slechtere motorische fitheid, meer schooluitval en lagere resultaten op school. Op de lange termijn brengt het persoonlijke ongemakken, een lager inkomen en meer zorgkosten.1 Te weinig bewegen maakt vaker, langduriger en ernstiger ziek, en heeft tot gevolg dat ouderen zo’n tien jaar eerder een kwakkelende gezondheid krijgen en zo’n vijf jaar eerder doodgaan. Elk uur dat we bewegen leven we misschien wel een half uur langer en ook nog eens in goede gezondheid. Zelfs wie een flinke hekel heeft aan bewegen, is het die extra fitte jaren misschien wel waard. Aan ons de keus.

Bewegen we genoeg? Eerst het goede nieuws: Nederlanders bewegen gemiddeld meer dan alle Europeanen! En Amsterdammers bewegen meer dan gemiddeld in Nederland. Ruim de helft van de volwassen Amsterdammers beweegt voldoende, uitgaande van de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (ook wel ‘de beweegnorm’

genoemd, zie pagina 2). Dan het slechte nieuws: van alle vijfjarige Amsterdammertjes beweegt iets meer dan de helft minder dan één uur per dag. En in het voortgezet onderwijs haalt 80% van de tweede- en vierdeklassers de beweegnorm niet (landelijk is dat 72,6%). Die inactieve groep tweede- en vierdeklassers is verder onderzocht; 17% van hen blijkt zo inactief dat ze minder dan drie uur per week bewegen. Naast verschil in leeftijd zien we ook grote verschillen in de sociaaleconomische status (SES). 70% van de Amsterdammers met een hoge SES beweegt voldoende, bij Amsterdammers met een lage SES is dat een kwart minder (45%). Dat verschil in bewegen is een van de oorzaken van de sociaaleconomische verschillen in Amsterdam. Mensen met een lage SES krijgen, vergeleken met mensen met een hoge SES, gemiddeld twintig jaar eerder te maken met gezondheidsproblemen en gaan zeven jaar eerder dood. Amsterdam zet daarom extra in op het verkleinen van deze verschillen. Maar hoe?

Noot 1 Bailey, R., Hillman, C.H., Arent, S., & Petitpas, A. (2013). Physical activity: an underestimated investment in human capital? Journal of physical activity and health, 10, pp. 289-308.

>

04

Plan Amsterdam


1 Mensen met een zittend beroep kunnen met een wandeling tijdens de lunchpauze aan meer beweging komen. Het RIVM heeft berekend dat te weinig bewegen, na roken en overgewicht, het meest bijdraagt aan een hoge ziektelast. / People with a sedentary profession can increase their physical activity by taking a walk during their lunch break. The National Institute for Public Health and the Environment (RIVM) has calculated that, after smoking and obesity, too little physical activity contributes most to a high level of ill health. Foto: Edwin van Eis

1

2 Samenhang opleidingsniveau en gezonde levensverwachting van vrouwen. De gemiddelde levensverwachting van mannen (niet in de grafiek) is 79; het gemiddeld aantal jaren waarin zij zich gezond voelen is 64,5. / Relationship of educational level and healthy life expectancy of women. The average life expectancy for men (not shown in the chart) is 79; the average number of years in which they feel healthy is 64.5. Bron: RIVM

Opleiding hangt samen met lang leven in goede gezondheid jaren waarin men zich gezond voelt 50 jaar

jaren waarin men zich niet gezond voelt 60

70

80

90

basisonderwijs vmbo havo+vwo+mbo hbo+universiteit

2

01 | 2017

gemiddeld aantal jaren waarin men zich gezond voelt

gemiddelde levensverwachting

05


3a/b Trend in de prevalentie van overgewicht (a) Bron: GGD Amsterdam en obesitas (b) naar geslacht voor 5- en 10-jarigen jongens / boys (periode 2012-2015). Bij basisschoolleerlingen daalde meisjes / girls 1.4 Trends gewichtsklasse naar geslacht overgewicht significant onder meisjes van 16,3 naar 14,2%. Obesitas nam bij deze leeftijdsgroep zowel Bij basisschoolleerlingen daalde overgewicht significant onder meisjes van bij jongens als meisjes af. / Trend in the prevalence 16,3 naar 14,2% tussen 2012 en 2015 (zie figuur 1.9). Daarnaast daalde de of being overweight (a) and obesity (b) by gender for 5- and 10-year-olds (period 2012–2015). Among prevalentie van obesitas bij deze leeftijdsgroep onder zowel jongens als primary school pupils, excess weight fell significantly meisjes (zie figuur 1.10). for girls, from 16.3 to 14.2%. Among this age group obesity decreased for boys as well as girls.

4a/b Trend in de prevalentie van overgewicht (a) en obesitas (b) naar sociaaleconomische status (SES) onder 5- en 10-jarigen (periode 2012-2015). Bij Figuur 1.10 Trend in de prevalentie van obesitas kinderen op de basisschool met een zeer lage, gemiddelde en hoge SES is het percentage over­ 5- en 10-jarigen (periode 2012-2015) gewicht significant gedaald tussen 2012 en 2015. 7% Het percentage obesitas is significant gedaald bij kinderen met een zeer lage, lage en gemiddelde SES. / Trend in the prevalence of being overweight (a) 6% and6,0 obesity (b) by Socioeconomic Status (SES) among 5- and 10-year-olds (period 2012–2015). Among

na

5% TrendsFiguur gewichtsklasse geslacht van overgewicht naar geslacht voor Figuur 1.10 Trend in de prevalentie van obesitas naar geslacht 1.9 Trend innaar de prevalentie

4,2 sisschoolleerlingen daalde overgewicht significant onder meisjes van 5- en 10-jarigen 5- en 10-jarigen (periode 2012-2015) 4% (periode 2012-2015) naar 14,2% tussen 2012 en 2015 (zie figuur 1.9). Daarnaast daalde de 18% 7% 3% lentie van obesitas bij deze leeftijdsgroep onder zowel jongens als 16,3 16% 1.3 Trends 6,0 Figuur 1.8 Trend in de prevalentie van obesitas naa es (zie figuur 1.10). gewichtsklasse naar sociaaleconomische status 6% 2% 14,2* 14%kinderen Bij 10-jarigen (periode 2012-2015) 13,8 op de basisschool met een zeer lage, gemiddelde en hoge 5% 1% sociaaleconomische status is het percentage overgewicht r 1.9 Trend van(SES) overgewicht naar geslacht voor significant 12,0 12% in de prevalentie 9% 4,2* 4,2 gedaald tussen2012-2015) 2012 en 2015. Dit is weergegeven in figuur 1.7. Hoewel de4% 10-jarigen (periode 10% 0% 7,9 jongens 8% trend voor basisschoolkinderen met een lage SES over de gehele periode 2012 2013 20143,5* 201 7,1 8% meisjes 3% 7% niet significant is, is het percentage in 2015 (16,5%) wel significant lager dan 16,3 6% 6,2* 6% in 2012 (19,5%). Het percentage obesitas is significant gedaald bij kinderen Bij voorschoolse kinderen en bij leerlingen op het vo 2% 5,5 14,2* 13,8 met 4% een zeer lage, lage en gemiddelde SES 5,1* (zie figuur 1.8). Zo daalde het geen significante veranderingen voor overgewicht en 5% 1% percentage obesitas bij kinderen met een zeer lage SES van 7,9 naar 6,2%. 4,2* 12,0 waargenomen. 2% 4% 0%

2012 Figuur 1.8 Trend in2,5 de2013 prevalentie 2014 van obesitas 2015 naar SES voor 5 2,0 2% 3b 1,7 1,5 10-jarigen (periode 2012-2015) 1% Bij voorschoolse kinderen en bij leerlingen op het voortgezet onde 9% 0% veranderingen voor overgewicht en obesitas naa geen significante 2012 2013 2014 2015 7,9 8% waargenomen.

3a

deren 5open de10-jarigen basisschool(periode met een2012-2015) zeer lage, gemiddelde en hoge aleconomische status (SES) is het percentage overgewicht significant 25% ald tussen 2012 en 2015. Dit is weergegeven in figuur 1.7. Hoewel de voor basisschoolkinderen met een lage SES over de gehele periode 20% 19,8 7% gnificant is, is19,5 het percentage in 2015 (16,5%) wel significant 18,5* lager dan 2012 2013 2014 2015 zeer lage SES 6% 12 (19,5%). Het percentage obesitas is significant gedaald 16,5bij kinderen 15,7 lage SES en zeer15% lage, lage en gemiddelde SES (zie figuur 1.8). 13,9* Zo daalde het 5% gemiddelde SES ntage obesitas bij kinderen met een zeer lage SES van 7,9 naar 6,2%. 4% 10%

10,7

9,0* r 1.7 Trend in de prevalentie van overgewicht naar7,3 SES voor 5% (periode 2012-2015) 10-jarigen

4

8,0

hoge SES

zeer hoge SES

19,8 19,5

2013

2014

4b

15,7 2012/13

8,0

2014/15

18,5* 16,5

zeer lage SES

13,9*

lage SES

9,0* 7,3

hoge SES

41%

zeer hoge SES

5,5

Bij voorschoolse kinderen en bij6,2* leerlingen op zeerhet lagevoo SE geen significante veranderingen5,1* voor overgewicht lage SESen gemiddelde waargenomen. 4,2* hoge SES

2,5 1,7

2,0 1,5

2012

2013

2014

2015

Outcome monitor Amsterdamse

47% Outcome monitor Amsterdamse Aanpak Gezond

49%

2014/15

53%

2013

2014

2015 94%

2012/13 Amsterdam Gemeente 2014/15

95%

2012/13

88%

2014/15

88%

5

06

nte Amsterdam

zeer hoge S

Bij voorschoolse kinderen en bij leerlingen op het voortgezet onde geen significante veranderingen voor overgewicht en obesitas naa waargenomen.

gemiddelde SES

2012/13

2012

2%

0%

2015

4a

10,7

3%

7,1

1%

0% 2012

3%

0%

jongens

2013 2014overgewicht 2015 1.72012 Trend in de prevalentie van naar SES voor TrendsFiguur gewichtsklasse naar sociaaleconomische status meisjes

Plan Amsterdam


children at primary school with a very low, average and high SES, the percentage of excess weight fell significantly between 2012 and 2015. The percentage of obesity has fallen significantly among children with a very low, low and average SES. Bron: GGD Amsterdam

zeer lage SES / very low SES lage SES / low SES gemiddelde SES / average SES hoge SES / high SES zeer hoge SES / very high SES

5 Bewegen en beeldschermtijd naar leeftijd van leerlingen basisonderwijs (in procenten). / Physical activity and screen time by age for pupils in primary education (in percentages). an average of more than two hours per day looking at a screen (outside school hours). Bron: GGD Amsterdam bewegen 1 uur per dag 5-jarigen / physical activity one hour per day 5-year-olds bewegen 1 uur per dag 10- jarigen / physical activity one hour per day ten-year-olds

beeldschermtijd 2 uur per dag 5-jarigen / screen time two hours per day 5-year-olds beeldschermtijd 2 uur per dag 10-jarigen / screen time one hour per day ten-year-olds

6 Kinderen van een basisschool in beweging tijdens een Jump In middag. / Children from a primary school in action during a Jump In afternoon. Foto: Edwin van Eis

‘Zo Blijven Wij Gezond’ Onder het motto zo blijven wij gezond stimuleren GGD en gemeente een gezonde leefstijl voor alle kinderen in de stad. Hiermee loopt Amsterdam voorop in de aanpak van overgewicht en obesitas, zowel wat betreft preventie als in de zorg voor kinderen die al te zwaar zijn. Het is een samenwerking van de gemeente met partners op het gebied van sport en bewegen, gezonde voeding, school, buurt, community, welzijn, zorg en een gezonde openbare ruimte. De resultaten zijn voor elke Amsterdammer te volgen via de website Gezondheid in Beeld. Hierop staan gegevens van de diverse monitorstudies van de GGD Amsterdam, die inzicht geven in de gezondheid, het welzijn, de leefstijl en de leef­

omgeving van de Amsterdammers. Het lijkt erop dat de inspanningen hun vruchten afwerpen. Zo nam in drie jaar tijd het percentage kinderen met overgewicht af van 21% naar 18,5%. Ook is het percentage kinderen van vijf en tien jaar dat voldoende beweegt de afgelopen jaren gestegen. Onder de vijfjarigen steeg het van 41% naar 47%; onder de tienjarigen van 49% naar 53%. Voor meer informatie zie: amsterdam.nl/zoblijvenwijgezond ggdgezondheidinbeeld.nl 6

Maak de Omgevings­ wet gezonder De Omgevingswet bundelt de wetgeving en regels voor ruimte, wonen, infrastructuur, milieu, natuur en water. 26 wetten en 120 maatregelen van bestuur gaan op in één wet met vier besluiten, een enorme operatie. De wet, die naar verwachting in 2019 in werking treedt, moet zorgen voor een florerende economie, mobiliteit bevorderen, de bouw stimuleren en tegelijkertijd de gezondheid verbeteren. Gemeenten krijgen dan ook meer ruimte om zelf afwegingen te maken. Er is geen gebrek aan inspiratie en goede voorbeelden om gezondheid een stevige plek te geven bij die afwegingen. Het RIVM heeft de belangrijkste inzichten onlangs op een rij gezet in het rapport Naar een gezond en veilig Nederland. Amsterdam is een voorbeeldstad met zijn ‘gevoelige bestemmingenbeleid’ (geen scholen bij drukke wegen) en ‘stille zijdenbeleid’ voor meer rust in de woonomgeving (elke nieuwe woning heeft minimaal één rustige kant zonder geluidshinder). Maar omdat verschillende belangen in de

01 | 2017

gemeentelijke politieke arena om de aandacht vechten, legt gezondheid het ook weleens af tegen economie, bouwen en (auto)mobiliteit. Veel gemeenten – waaronder in bepaalde situaties ook Amsterdam – houden zich als het om milieu gaat enkel aan de normen voor lucht en geluid. Dat helpt niet, want 99,9% van Nederland voldoet al aan die normen. De echte gezondheidswinst valt te halen door ambitieuzer te zijn dan de norm en door zaken aan te pakken waarvoor geen normen bestaan, zoals het bevorderen van lopen en fietsen.

geval is, moeite doen om gezonder te worden. GGD’en in Nederland werken aan een overzicht van maatregelen die de meeste gezondheidswinst opleveren.2 Bevorderen van lopen en fietsen en de Amsterdamse Beweeglogica (zie p. 12) hebben daarin een prominente plek.

Noot 2 Van normen naar waarden, GGD Amsterdam (2017).

De Gezondheidsraad heeft in juli 2016 het advies uitgebracht om de gezonde situatie als uitgangspunt te nemen. Richtwaarden lager dan de huidige normen, gevoelige bestemmingenbeleid, stille zijdenbeleid en andere manieren om de gezondheid te bevorderen zouden de landelijke standaard moeten zijn, waarvan gemeenten alleen gemotiveerd mogen afwijken. Gemeenten zouden dan moeite moeten doen als zij ongezonde maat­ regelen willen nemen in plaats van, zoals nu het

07


7 Zwemmen is voor jong en oud een geliefde vorm van beweging. Amsterdam telt negen zwembaden, op de foto het Noorderparkbad in Amsterdam Noord. / Swimming is a popular form of physical activity for young and old. Amsterdam boasts nine swimming pools. The photo shows the Noorderparkbad in Amsterdam Noord. Foto: Marjolijn Pokorny

8 Percentage leerlingen uit de tweede en vierde klas van het voortgezet onderwijs dat minder dan drie uur per week beweegt. Het verschil tussen het meest actieve gebied (Centrum) en het minst actieve gebied (Zuidoost) is zeer groot. / Percentage of second- and fourth-form students in secondary schools who are physically active for less than three hours per week. The difference between the most active district (Centre) and the least active district (Southeast) is considerable. Bron: GGD Amsterdam

7

8

9

08

Plan Amsterdam

9 Scholieren doen verkeersexamen om goed te leren omgaan met verschillende verkeerssituaties. Veel ouders vinden het in de drukke stad te gevaarlijk om hun kinderen op de fiets naar school te laten gaan. / School pupils take traffic exams in order to learn how to deal with different traffic situations safely. Many parents find it too dangerous to allow their children to cycle to school through the busy city. Foto: Edwin van Eis


‘Tachtig jaar geleden liep en fietste de meerderheid van de Amsterdammers.’

Actieplan Inactieve Jeugd Met het Actieplan Inactieve Jeugd probeert de gemeente via experimentele maatregelen en projecten de inactieve kinderen beter te bereiken. Partijen uit de fysieke en sociale sector werken hierbij samen aan hetzelfde doel: ieder kind beweegt elke dag minimaal één uur. Volgens wethouder van der Burg is dit hard nodig, want: ‘Digitale ontwikkelingen zoals Fitbit, Strava en Runkeeper en de aanleg van hardlooproutes en fietssnelwegen zijn vooral leuk voor de sporters, maar de inactieve kinderen worden onvoldoende bereikt’. Waardevolle ervaringen zijn opgedaan in de Banne in Noord. Neuropsycholoog Erik Scherder van de Vrije Universiteit Amsterdam inspireert daar professionals en ouders met inzichten over de relatie tussen bewegen en het brein tijdens de Roadshow Bewegen. In 2016 gingen diverse projecten van start, zoals Heel Banne Fietst, Gym+ en The Daily Mile. Er liggen nog plannen om kinderen in de klas te laten fietsen met bikedesks, met augmented reality te werken en buurtbewoners op te leiden tot buitenspeelcoach. Maar om écht te slagen is een fysieke omgeving nodig die volledig in dienst staat van bewegen.

De invloed van de omgeving Uit onderzoek van de gemeente blijkt dat ongeveer de helft van de inactieve Amsterdammers plannen heeft om meer te bewegen. Hoe kan het dan dat het grote groepen Amsterdammers niet lukt? En waarom moeten we zoveel moeite doen om kinderen aan het bewegen te krijgen? Een belangrijke verklaring ligt in de om­­ geving. Tachtig jaar geleden liep en fietste de meerderheid van de Amsterdammers. Wie geld had, nam (soms) de tram. Alleen wie heel rijk was had een auto. Nu we nagenoeg allemaal geld genoeg hebben voor een auto of een scooter, de wegen er uitnodigend bij liggen en er een uitgebreid ov-netwerk is waarvan iedereen om ons heen gebruik maakt, is het normaal geworden om gemotoriseerd aan het verkeer deel te nemen. Veel ouders vinden het inmiddels te gevaarlijk om hun kinderen op de fiets die drukke jungle in te sturen. Door de grote invloed van de omgeving liggen daar dan ook de kansen om ons meer te laten bewegen. Denk maar aan de het effect van voetgangerszones, het betaald parkeren en autovrije zones bij scholen.

01 | 2017

Een omgeving die uitnodigt om te lopen of te fietsen en dit logisch of misschien zelfs onvermijdelijk maakt, kan een groot positief effect op ons beweeggedrag hebben.

Lokaal het verschil maken Bij het bouwen van een bewegende stad houden we goed rekening met de eigen kenmerken van elk gebied, wijk, straat, gebouw of woning. De wetenschappelijk onderbouwde Beweeglogica (zie p. 12) geeft daar concreet invulling aan en geeft richting aan de ontwerpkeuzes op lokaal niveau. Een voorbeeld: In het centrum is het vrij eenvoudig om straten af te sluiten voor autoverkeer, waardoor mensen meer gaan lopen en fietsen. In Nieuw-West en Zuidoost is dat minder logisch. De fietser heeft daar al veel ruimte, maar toch is het fietsgebruik er het laagst van de stad. Daar zijn dus andere fysieke maatregelen nodig, in combinatie met maatregelen gericht op de sociale omgeving. Compacter bouwen, meer kleinschalige voorzieningen, een levendiger en aantrekkelijker straatbeeld (met misschien minder, maar wel mooier groen) en autovrije zones bij scholen kunnen daar het verschil maken. Het is belangrijk om dat in samenspraak met de bewoners te doen, zodat er draagvlak ontstaat voor de - soms ingrijpende – maatregelen. Gezien het grote belang van bewegen voor de gezondheid is dat draagvlak bijna altijd te vinden. Samen kunnen we Amsterdammers meer laten bewegen en gezonder maken en daarmee ook de verschillen tussen sociaaleconomische groepen verkleinen.

09


door Laura Hakvoort en Daphne Holtmaat l.s.hakvoort@amsterdam.nl d.holtmaat@amsterdam.nl

De Beweegatlas De Beweegatlas brengt de staat van bewegen in Amsterdam in beeld. Cijfers over beweeg­ gedrag zijn in de Beweegatlas gecombineerd met gegevens over de fysieke inrichting van de stad. Waar bewegen we, hoe bewegen we en bewegen we voldoende? Die informatie vormt de basis voor het vaststellen van de opgave per thema of gebied. Zo ontstaat inzicht in de mogelijkheden om bewegen te bevorderen vanuit het fysieke of sociale domein of een combinatie van beide. Hoe verder van het centrum, hoe minder men beweegt Over het algemeen halen in verhouding net iets meer volwassen Amsterdammers (18-64 jaar) de beweegnorm (zie p.2) dan de gemiddelde Nederlander (respectievelijk 64% en 61% in 2012). Maar er zijn wel grote verschillen per stadsdeel en zelfs per buurt. Grote delen van de stad scoren boven het Nederlands gemiddelde en andere delen scoren juist flink lager. Gebieden in NieuwWest, Noord en Zuidoost zitten met scores tussen de 50 en 55% onder het Amsterdamse en het Nederlandse gemiddelde. Dat zijn dan ook de aandachtsgebieden van de Bewegende Stad. Hoe verder gebieden van het centrum vandaan liggen,

10

hoe minder bewoners voldoen aan de beweegnorm. De verschillen tussen stadsdelen blijven bestaan als we rekening houden met verschillen in bevolkingsopbouw zoals leeftijd, geslacht en sociaaleconomische status. De verklaring voor dit verband ligt bij een combinatie van variabelen, zoals de hogere bewoners- en bebouwings­ dichtheid van het centrumgebied en de daarbij horende grotere nabijheid van voorzieningen, de autovriendelijkheid van de perifere stadsdelen en de verschillende sociaal-culturele samenstelling van bewoners van de diverse stadsdelen. Basisschoolkinderen bewegen gemiddeld een uur per dag Het beweeggedrag van kinderen wordt in de Beweegatlas toegelicht aan de hand van drie leeftijdsgroepen; 5-jarigen, 10-jarigen en 15-16 jarigen. Beweegminuten van 5-jarigen bestaan voornamelijk uit sporten en spelen. Hun fiets- en wandelactieradius is over het algemeen te klein om substantieel te kunnen bijdragen aan de dagelijkse 60 minuten. Van de Amsterdamse basisschoolkinderen beweegt 51% gemiddeld een uur per dag of meer en is daarmee ‘lichamelijk actief’. Opvallend is dat 59% van de jongens lichamelijk actief is, tegenover slechts 42% van de meisjes.

Plan Amsterdam

Pubers bewegen het minst Middelbare scholieren (15-16 jarigen) bewegen over het algemeen een stuk minder dan basisschoolleerlingen. In Amsterdam is het aandeel middelbare scholieren dat voldoende beweegt niet alleen lager dan bij jongere kinderen, maar ook veel lager dan het Nederlandse gemiddelde voor hun eigen leeftijdsgroep. 17% van de Amsterdamse jongeren haalt de beweegnorm, terwijl het Nederlands gemiddelde met 27% een stuk hoger ligt (CBS, 2014). Samenvattend wordt in Zuidoost, Nieuw-West en Noord het minst bewogen, door zowel basisschoolleerlingen als middelbare scholieren. Veel ouderen halen de beweegnorm Onder de ouderen (> 65 jaar) is er over het algemeen in de hele stad een hoog percentage dat de beweegnorm haalt. Zij doen dat voornamelijk door hun recreatieve gedrag; denk aan een wandeling, tuinieren of klussen.

De volledige Beweegatlas staat op: amsterdam.nl/bewegendestad


1 Gebieden met lage scores op de beweegnorm (volwassenen, 2012) en ‘lichamelijk actief’ (jeugd, 2013-2015). In de stadsdelen Nieuw-West en Zuidoost wordt door een groot percentage inwoners te weinig bewogen. Op IJburg zijn het de volwassenen die relatief weinig bewegen, in Noord de middel­bare scholieren. / Areas with low scores for the activity norm (adults, 2012) and being ‘physically active’ (youngsters, 2013–2015). In the city districts of New West and Southeast a high percentage of residents are not sufficiently physically active. In IJburg it is the adults who take relatively little exercise, while in North it is students at secondary school. Bron: GGD Amsterdam

2 Beleving van de sociale veiligheid gecombineerd met de beweegnorm. Wat opvalt is dat de gebieden die het minst sociaal veilig zijn veelal samenvallen met de gebieden waar men niet of weinig beweegt. / Perception of social safety combined with the activity norm. It is noteworthy that the areas where social safety is relatively low often correspond with the areas where people are not very physically active, if at all. Bron: Gemeente Amsterdam

veilig / safe

0– 50% 50– 55% 55– 60% 60– 70% > 70%

onveilig / unsafe

3a Percentage 5-jarigen dat gemiddeld 1 uur per dag actief is (2014-2015). Onder de 5-jarigen zijn vooral kinderen in Centrum, Zuid, Rivierenbuurt/de Pijp en Oud-oost lichamelijk actief. / Percentage of 5-year-olds that is active for an average of 1 hour per day (2014-2015). Among the 5-year-olds, it is primarily children in the Centre, South, Rivierenbuurt/ de Pijp and Old East who are physically active. Bron: GGD Amsterdam 3b Percentage 10-jarigen dat gemiddeld 1 uur per dag actief is (2014-2015). Naarmate basisschool­ kinderen ouder worden lijken ze meer aan de norm te voldoen. / Percentage of 10-year-olds that is physically active for an average of 1 hour per day (2014-2015). As primary school pupils get older, they seem to attain the norm more often. Bron: GGD Amsterdam 3c Percentage 15-16-jarigen dat gemiddeld 1 uur per dag actief is (2014-2015). In de gebieden die bovengemiddeld scoren, zijn jongeren ook boven­ gemiddeld vaak lid van een sportclub en/of gaan vaker op de fiets naar school. / Percentage of 15- to 16-year-olds that is active for an average of 1 hour per day (2014-2015). In the areas that score above average, youngsters are also more likely to be members of a sports club and/or cycle to school more often. Bron: GGD Amsterdam

0– 40% 40– 45% 45– 50% 50– 55% > 55%

3b

01 | 2017

11


1 De kaart toont de fietsintensiteit op de fiets­ paden, vastgelegd met een GPS-tracking app (2015). Fietsers hebben een voorkeur voor groene routes, bijvoorbeeld door het Vondelpark, het Rembrandtpark en achter het Olympisch Stadion. / The map shows the traffic intensity on cycle paths, recorded using a GPS tracking app (2015). Cyclists have a preference for green routes, e.g. through the Vondel

Bouwen aan een bewegende stad door Laura Hakvoort en Daphne Holtmaat l.s.hakvoort@amsterdam.nl / d.holtmaat@amsterdam.nl

De stad zo inrichten dat zij uitnodigt tot bewegen, waardoor bewegen een vanzelfsprekend onderdeel van het dagelijks leven wordt. Dat is het doel van de Bewegende Stad. Dit programma combineert expertise op het gebied van gedragsverandering met expertise op het gebied van de ruimtelijke inrichting van de stad.­

Hoe leggen we de relatie tussen de fysieke inrichting van de stad en de (on)bewuste keuze van mensen om actief te bewegen? En wat kunnen we in de fysieke omgeving concreet doen om eraan bij te dragen dat meer mensen gaan bewegen? Op deze vragen hebben experts uit het fysieke en het sociale domein van de gemeente antwoorden gezocht, samen met ontwikkelaars, corporaties en architecten. Het resultaat is de Amsterdamse Beweeglogica: handvatten voor stads­ makers van binnen en buiten de gemeente, waarmee ze bewegen als vanzelfsprekend op kunnen nemen in een ontwerp of bij de herinrichting van buurten, parken, straten en pleinen. Dat betekent dat bewegen integraal onderdeel wordt van het ruimtelijk ontwerp. Dit met het besef dat bewegen niet voor elke Amsterdammer even gemakkelijk en vanzelfsprekend is.

Bouwstenen De Beweeglogica heeft vier uitgangspunten, waarin de belangrijkste aspecten verwerkt zijn die nu en op de lange termijn zorgen voor een stad die uitnodigt tot bewegen. Om de uitgangspunten in de praktijk beter toepasbaar te maken, zijn ze uitgewerkt in bouwstenen. Afhankelijk van de opgave per gebied of plek en de beweeggewoonte van de bewoners zijn bepaalde bouwstenen van toepassing.

1 De Bewegende Stad geeft ruim baan aan de fietser en voetganger Eén van de belangrijkste vormen van beweging in de stad is het wandelen of fietsen naar dagelijkse bestemmingen zoals werk, school of winkel. In een stad met een hoge bebouwingsdichtheid, een fijnmazig stratenpatroon en een menging van voorzieningen, bedrijvigheid, winkels en wonen, kunnen bewoners gemakkelijk naar hun dagelijkse bestemmingen lopen of fietsen. Bouwstenen bij dit uitgangspunt zijn slimme verbindingen, alternatieve routes en missing links voor fietsers en voetgangers. Doorgaande routes voor gemotoriseerd verkeer gaan zoveel mogelijk om woonbuurten heen. 2 In de Bewegende Stad is sport om de hoek Sporten in de stad is een essentieel onderdeel van bewegen. Om iedereen te kunnen laten sporten is er voldoende plek om te sporten bij verenigingen, in het groen, maar ook op straten en pleinen. De sportgelegenheden (georganiseerd of ongeorganiseerd) zitten dicht bij de gebruikers, zijn zichtbaar en uitnodigend en sluiten aan op de wensen van de buurtbewoners. Een voorbeeld van een bouwsteen hierbij is: verbindingen tussen parken worden zo ingericht en gemarkeerd dat (hard)looprondjes mogelijk zijn. >

2

12

Plan Amsterdam


Park, the Rembrandt Park and behind the Olympic Stadium. Bron: Bikeprint aanwezige fietsers / cyclists present 5-20 20-60 60-150 150-400 400-950

1

2 De bouwstenen van de Bewegende Stad vullen elkaar aan. Ze kunnen bijvoorbeeld gaan over het fietsnetwerk, maar ook over verkeersveiligheid en de aanwezigheid van voldoende fietsparkeer­ plekken. Op het Gustav Mahlerplein is in 2016 een fietsparkeergarage met 3.000 plekken in gebruik genomen. / The design principles and building blocks of the Moving City programme complement each other. They might involve the network of cycle paths, but could also involve traffic safety and the availability of sufficient cycle racks. A bicycle storage

facility with 3,000 places was opened at the Gustav Mahlerplein in 2016. Foto: Marjolijn Pokorny


3 Op de kaart is het gemiddelde aantal fiets- en wandelminuten per buurt te zien. Een centrum­ bewoner fietst en loopt gemiddeld per dag twee keer zo veel als een inwoner van Zuidoost. / The map shows the average number of cycling and walking minutes per neighbourhood. On average an inhabitant of the city centre cycles and walks twice as much as an inhabitant of the Southeast district. Bron: CBS/Gemeente Amsterdam

Voorkeur voor fietsen / Preference for cycling Voorkeur voor wandelen / Preference for walking gemiddeld aantal fiets- en wandelminuten per buurt / average number of cycling and walking minutes per neighbourhood 0–10 min 10–20 min 20–30 min 30–40 min > 40 min

4 Welke vorm van vervoer kiest de Amsterdammer? In stadsdelen met een lage dichtheid en grotere afstanden, zoals Noord, Nieuw-West en Zuidoost, is het minder aantrekkelijk om te fietsen. / Which form of transport do Amsterdam’s residents prefer? In city districts with a low density and greater distances, such as North, New West and Southeast, it is less attractive to cycle. Bron: Gemeente Amsterdam

3

4

14

Plan Amsterdam


5 Speelmogelijkheden in de stad geïndexeerd naar oppervlakte (2015). De kaart toont de spreiding en dichtheid van speelmogelijkheden (groen) en het aantal actieve 10-jarigen (blauw). / Play facilities in the city indexed by surface area (2015). The map shows the dispersal and density of play facilities (green) and the number of active 10-year-olds (blue). recreatievoorzieningen per buurt / recreational facilities per neighbourhood laag / low benedengemiddeld / below average

gemiddeld / average bovengemiddeld / above average hoog / high lichamelijk actief (10-jarigen, 2013-2014) / physically active (10-year-olds, 2013–2014) 0– 40% 40– 45% 45– 50% 50– 55% > 55%

6 Percentage bewoners per stadsdeel dat minimaal een keer per week sport (2013). Bewoners in de stadsdelen Zuid en Oost zijn het meest sportief, gevolgd door de bewoners van stadsdeel Centrum. / Percentage of inhabitants per city district that takes part in sport at least once per week (2013). Residents of the city districts of South and East are the most sporty, followed by the inhabitants of Centre city district. Bron: Onderzoek, Informatie en Statistiek Gemeente Amsterdam

5

6

55%

50%

62%

70%

73%

73%

52%

01 | 2017

15


7 Sportmogelijkheden in de stad (2015). Amsterdam telt onder andere 137 voetbalvelden, 287 tennisbanen, 40 hockeyvelden, 9 zwembaden en 21 grote stadsparken. Gemeten over de weg bevindt de dichtstbijzijnde sportvoorziening zich gemiddeld op 500 meter. / Sports facilities in the city (2015). Amsterdam boasts 137 football pitches, 287 tennis courts, 40 hockey pitches, 9 swimming pools and 21 large city parks. Measured by road, the closest sports facilities are situated on average at a distance of 500 metres.

Bron: Gemeente Amsterdam Ongeorganiseerde en georganiseerde sportvoorzieningen / Unorganised sports facilities and organised sports facilities sporthal / sports halls fitness en yoga clubs / fitness and yoga clubs geregistreerde hardlooproutes / registered running routes niet-geregistreerde hardlooproutes / unregistered running routes fietsroutes / cycle routes sportparken / sports parks parken / public parks

7

8

16

Plan Amsterdam

stadstrandje / city beach officieel zwemwater / official swimming site onofficieel zwemwater / unofficial swimming site binnenzwembad / indoor swimming pool buitenzwembad / swimming pool openbare sportvoorzieningen / public sports facilities skate / skate tennis / tennis voetbal / football basketbal / basketball overig / other


8 Sporten is voor iedereen, alle leeftijden en achtergronden. Met passende voorzieningen en een goede programmering kan iedereen bewegen. / Sport is for everyone, of all ages and backgrounds. With suitable facilities and appropriate programming everyone can be physically active. Foto: Marjolijn Pokorny

‘Een hoge dichtheid is positief voor het beweeggedrag van volwassenen, maar niet voor dat van kinderen.’

3 De Bewegende Stad is een speeltuin Voor kinderen, volwassenen en ouderen geven de stad, de straten, de parken, de pleinen en het water aan­ leiding tot spelen en bewegen. Om te kunnen spelen heb je ruimte nodig, moet de omgeving prikkelen om bijvoorbeeld zelf een spel te verzinnen, en moet je je veilig voelen. Groen speelt hierbij een grote rol. Het gaat dan om kwalitatief hoogwaardig groen op de juiste plek, goed ontsloten, veilig en goed ingepast in de buurten. Een voorbeeld van een bouwsteen hierbij is: braakliggende terreinen worden niet afgesloten en (tijdelijk) geschikt gemaakt om te spelen. 4 In de Bewegende Stad wordt niet stil gezeten Op plekken waar mensen een groot deel van de dag zittend doorbrengen, zoals kantoren, scholen en thuis, worden mensen uitgedaagd te bewegen. De gebouwen en hun directe omgeving lokken bewegen uit door bijvoorbeeld zichtbare, ruime trappen, een basketbalveld op het dak of door ervoor te zorgen dat mensen een stukje moeten lopen van de koffieautomaat naar de vergaderzaal. Voor nieuwbouw is er bijvoorbeeld de bouwsteen: trappen en looproutes zijn zichtbaar en uitnodigend.

Toepassing in de nieuwe en bestaande stad De toepassing van de Beweeglogica is in de bestaande stad anders dan in de nieuw te bouwen stad. Voor de nieuwe stad is het doel deze vanaf de eerste potloodstreep zodanig in te richten dat bewegen vanzelfsprekend is. Ontwerpers worden dan ook met behulp van de Beweeglogica opgeleid en ontwikkelen kennis over de toepassing ervan. Bij de fysieke inrichting van de stad worden de betrokken partijen verleid om de Bewegende Stad mee te nemen in de gebiedsontwikkeling. Een goed voorbeeld hiervan is de Sportheldenbuurt op Zeeburgereiland, waar van meet af aan is nagedacht over hoe bewegen geïntegreerd wordt in het stedenbouwkundig ontwerp. Toekomstige bewoners, ondernemers en bezoekers van de wijk denken en werken daar bovendien actief mee aan het vormgeven van de Bewegende Stad. Voor de bestaande stad zijn fysieke ingrepen in combinatie met sociale programma’s het meest effectief. Er is een

01 | 2017

onderscheid tussen de gebieden binnen de ring A10 en de gebieden daarbuiten. Binnen de ring A10 liggen de vaak populaire oude buurten zoals Oud-West, OudZuid en Oost, waar dichtheden hoog zijn en voorzieningen nabij. Opvallend hier is dat de hoge dichtheid positief is voor het beweeggedrag van volwassenen, maar niet voor dat van kinderen. Brede stoepen zijn van groot belang om hen te laten spelen, nog belangrijker zelfs dan een speelpleintje 300 meter verderop. Omdat de stoepen in deze buurten vaak smal zijn of vol staan met afvalbakken, paaltjes en fietsen blijft er weinig beweegruimte over. In de bestaande stad buiten de ring A10 is de opgave heel anders. Hier liggen buurten waar veel groen en ruimte is, maar die vaak niet uitnodigen tot bewegen. Dichtheden zijn lager, voorzieningen verder weg en veel bewoners zijn gewend de auto te nemen. De Bewegende Stad probeert hier samen met betrokken partijen te bepalen welke combinaties van fysieke ingrepen en sociale programma’s optimaal en mogelijk zijn. Stedelijke dichtheid is cruciaal Een compacte wijk met een fijnmazig stratenpatroon en veel lokale voorzieningen is bij uitstek geschikt en aantrekkelijk om te voet en op de fiets te doorkruisen. De aanwezigheid van voorzieningen (denk aan winkels, scholen, recreatie- en sportvoorzieningen) in de buurt en de kwaliteit hiervan is in veel studies geassocieerd met een verhoogde lichamelijke activiteit. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat een uitgebreid fijnmazig voet- en fietspadennetwerk leidt tot meer bewegen. Een brede stoep biedt voetgangers de ruimte om te wandelen en bankjes langs routes naar voorzieningen beoordelen zij als positief. Door voldoende fietsparkeerplekken bij voorzieningen te maken, zijn mensen eerder geneigd de fiets te nemen. Verkeersdrukte is een belemmerende factor voor bewegen. Kansrijke maatregelen tegen de verkeersdrukte zijn fietsstraten en autovrije of autoluwe straten binnen buurten. Doodlopende straten en een beperkte ontsluiting voor autoverkeer, aangepaste parkeernormen en het ontbreken van een kiss & ride voorziening bij scholen zijn voorbeelden van fysieke ingrepen die een wijk autoluw maken. >

17


9 De Beweeglogica is in de praktijk gebracht in het Amstelkwartier: een autoluwe wijk met brede stoepen en veel groen. Er zijn veel doodlopende straten voor auto’s en er is een fijnmazig netwerk voor de fietser en voetganger. / The Activity Toolkit has been implemented in the Amstel Quarter: a low-traffic district with broad pavements and plenty of greenery. There are many streets that are no-through roads for cars and there is a fine-meshed network for cyclists and pedestrians. Bron: Gemeente Amsterdam

18

groene en recreatieve ruimte / green and recreational space brede stoepen en voetgangersruimte / wide pavements and pedestrian space auto circuit / circuitous route for motor traffic school en schoolplein / school and playground wijkingang autoverkeer / neighbourhood access for motor traffic fietspad / cycle path recreatieve ruimte / recreational space speelterrein / play area roeivereniging / rowing club

potentieel zwemwater / potential open swimming water jachthaven / marina

9

Plan Amsterdam


10 Sportveld in Zuidas. Het behouden van sport­ velden en sportaccommodaties in de stad is een belangrijke opgave voor Amsterdam. / Sports field in Zuidas central business district. The retention of sports fields and facilities in the city is an important task for Amsterdam. Foto’s: Edwin van Eis

10

Openbare sport- en speelruimte De keerzijde van een stad met hoge dichtheid is dat sport er al gauw verdrongen wordt naar de randen van de stad en dat ruimte voor het spelende kind er niet vanzelfsprekend is. Terwijl het vooral voor kinderen van groot belang is om sportverenigingen een plek te geven in de buurten. Daarbij moet sport toegankelijk zijn voor iedereen. Veel sportparken en schoolpleinen zijn geen onderdeel van het publieke domein. Het zijn vaak voorzieningen met maar één functie, die op een beperkt deel van de dag door een selecte groep personen worden gebruikt. Sportparken kunnen openbaar worden gemaakt door de hekken te verwijderen en fietsroutes en speelplekken toe

01 | 2017

te voegen. Zo worden deze parken toegankelijker en leuker voor een brede doelgroep. Het openbare scholenbeleid laat zien dat het openstellen van sporten speelruimte veel toegevoegde waarde kan hebben voor een buurt. Groen en veilig Esthetiek wordt in verschillende studies genoemd als een factor van belang in relatie tot bewegen. Een aantrekkelijke omgeving is een verkeers- en sociaalveilige omgeving. Wanneer de route naar een bestemming sociaal levendig en verkeersarm is, ervaren mensen deze als korter. Groene routes langs water of door parken vinden ze over het algemeen het prettigst. >

19


11 Een goed ingerichte openbare ruimte zonder obstakels, zoals de IJpromenade, nodigt uit om een wandeling te maken. / A well designed public space without obstacles, such as the IJ Promenade, serves as an invitation to go for a walk. Thomas Schlijper

20

Plan Amsterdam


‘Groene routes langs water of door parken vinden mensen over het algemeen het prettigst.’

>

01 | 2017

21


12a/b

Sporttoestellen in de Roomtuintjes in Oost (a) en langs een populaire hardlooproute bij de Sloterplas (b). / Sports apparatus in the Roomtuintjes neighbourhood in East (a) and alongside a popular running route near the Sloterplas lake (b). Foto’s: Edwin van Eis (a) en George Maas (b)

13 Kinderen gaan meer spelen als er uitdagende speelplekken zijn, van het juiste formaat en op de juiste plek, zoals hier in het Oosterpark. / Children will play more if there are challenging play areas, of the appropriate size and in the right spot, such as here in the Oosterpark. Foto: Marjolijn Pokorny

12a

12b

22

Plan Amsterdam


13

Een hoge kwaliteit van de inrichting van de openbare ruimte maakt sporten en spelen mogelijk. Kinderen gaan ook meer spelen als er uitdagende speelplekken zijn, van het juiste formaat en op de juiste plek. In het ideale geval zijn er enkele spannende speelplekken per buurt in combinatie met een grote speeltuin voor kinderen van verschillende leeftijden, die ook voor hun ouders interessant is. Daarbij zijn voorzieningen voor sporten en spelen goed te combineren met water en groen. Tot slot is het belangrijk om in een vroeg stadium van ontwerp of herinrichting na te denken over het beheer van straten, pleinen, parken, speeltuinen en sport­ voorzieningen. Nieuwe inrichting is vaak mooi, fris en aantrekkelijk, maar levert weinig op als het onderhoud niet goed is geregeld.

Aanpak Gezond Gewicht en in de Sportvisie, maar ook in bijvoorbeeld de Agenda Groen, de Visie Openbare Ruimte, de Uitvoeringsagenda Mobiliteit, Zorg en Ruimte voor Ouderen en de gebiedsplannen. Door verschillende ambities en (beleids)doelstellingen te integreren nodigt de Bewegende Stad Amsterdammers uit om meer te bewegen en stimuleert het programma stadsmakers om dit mogelijk te maken.

Het vierde uitgangspunt van de Beweeglogica, ‘in de Bewegende Stad wordt niet stil gezeten’, is uitgewerkt in het inspiratieboek Beweeglogica in Gebouwen, waarin concrete toepassingen van de Beweeglogica te vinden zijn. Ook over de drie andere uitgangspunten van de Beweeglogica verschijnt dit jaar een inspiratieboek.

Bewegen in ruimtelijk en sociaal beleid Om te bewerkstelligen dat Amsterdam echt een bewegende stad wordt, moet bewegen een integraal onderdeel worden van ruimtelijk ontwerp. Maar de bouwstenen van de Beweeglogica reiken verder; het gaat erom sporten en bewegen te stimuleren in al het Amsterdamse beleid, ruimtelijk én sociaal. Ze spelen niet alleen een rol in het programma Amsterdamse

01 | 2017

Voor meer informatie: amsterdam.nl/bewegendestad

23


Beweegvriendelijk ontwerpen in de praktijk Ad de Bont

‘Kijk niet alleen vanuit ruimtelijk perspectief’

“Waarom zijn er zoveel welvaartsziekten en wat kunnen we eraan doen? Vijf jaar geleden stelde bijna niemand in de ruimtelijke sector die vraag. Ik werkte toen als parttime docent bij de Technische Universiteit Eindhoven. Experts die zich bezighielden met gezond­ heid, sociale vraagstukken en milieu, vroegen mij mee te denken. Zij misten de aansluiting met de ruimtelijke wereld. Sindsdien ben ik bezig om de bewustwording over gezonde verstedelijking onder vakgenoten te vergroten.

Ad de Bont is stedenbouwkundige en partner bij Urhahn Stedenbouw & Strategie. Hij werkte mee aan de Amsterdamse Beweeglogica. Tekst: Stella Marcé Foto: Alphons Nieuwenhuis

toekomstige bewoners en ondernemers nodig? Laat hen meedenken en organiseren, dan wordt de openbare ruimte meer ‘van hen’ en maken ze er intensiever gebruik van. Natuurlijk is ook de relatie tussen de straat en de bebouwing van invloed. Een straat met veel entrees en deuren is aantrekkelijk en levendig: daar spelen kinderen graag, mensen gaan er eerder naar buiten en ontmoeten elkaar.

Licht, lucht en ruimte Dat stedenbouwers zich buigen over een gezonde stad is niet nieuw. De Woningwet van de vorige eeuw kwam er om gezondheidsproblemen op te lossen en de modernistische wijken uit de periode van wederopbouw boden niet voor niets licht, lucht en ruimte.

Oostenburg In de gebiedsontwikkeling van Oostenburg zie je veel van deze elementen terug. We hebben daar gekozen voor een hoge dichtheid, functiemenging en collectieve speelplekken in hoven. We geven er prioriteit aan fietsen en lopen op straat, er komen bijvoorbeeld nieuwe fietsroutes. Met een lage parkeernorm en een centrale parkeergarage staan de fietsen op Oostenburg straks dichter bij de woningen dan de auto’s.

Wat is er precies aan de hand? Ik pleit ervoor om niet alleen vanuit het ruimtelijke perspectief naar vraagstukken te kijken. Ontwerpers hebben de neiging om snel met ideeën te komen. Ik vind dat we eerst zorgvuldig moeten onderzoeken wat er precies aan de hand is. Stel, je wilt dat er meer gefietst wordt in een wijk. Ga dan niet meteen fietspaden aanleggen. Onderzoek eerst eens waarom de bewoners niet fietsen. Misschien past het niet bij hun cultuur, of zijn ze zo eenzaam dat ze hun huis niet meer uit komen. Dan zijn er andere maatregelen nodig. Door experts te raadplegen met verstand van een wijk, de bewoners en hun leefstijlen, komen we tot oplossingen die echt werken.

Hardlopen met een app Ik ben erg enthousiast over digitale oplossingen om mensen te laten bewegen. Samen met studenten bouwkunde en industrial design van de TU Eindhoven en de Sportacademie is een app ontwikkeld. Daar experimenteren we nu mee. Met de app kun je ’s avonds hardlopen door een natuurgebied waar het normaal gesproken dan helemaal donker is. Door in te loggen activeer je de verlichting, die ook fungeert als trainingsschema. Vergelijk het met de Pokémonapp: je toont de werkelijkheid op een andere manier. Een wandelpad wordt – tijdelijk en alleen voor jou - een interactief pad. Voor ieder ander blijft het een gewoon wandelpad.”

Dat brede perspectief zouden stedenbouwers al mee moeten nemen in de planning. Een hogere dichtheid en meer functiemenging leiden bijvoorbeeld tot meer wandelen en fietsen. Ook helpt het om het eigenaarschap in een vroeg stadium aan te wakkeren. Wat hebben

24

Plan Amsterdam


1a/b De Sports & Vitality app motiveert mensen om meer te bewegen en legt een verband tussen de digitale en de fysieke omgeving. Paden worden virtuele trainingsroutes. De app zorgt daarnaast voor ontmoetingen, competitie en heeft commerciële mogelijkheden. / The Sports & Vitality app motivates people to be more active and makes a link between the digital and physical environment. Paths become virtual training routes. In addition the app can be used

GENNEPER PARKEN APP

LIDMAATSCHAP VOOR DE ONGEBONDEN SPORTER

to arrange meetings, for competitiveness, and it offers commercial opportunities. Impressies: TU Eindhoven, UrbanLab (Ad de Bont e.a.)

2 In het ontwerp voor Oostenburg is de openbare ruimte vooral gebruiksruimte voor bewoners en ondernemers. Er is veel ruimte voorzien voor ontmoeting en beweging, zoals hier aan de VOCkade. Auto’s zijn op Oostenburg te gast. / In the design for Oostenburg the public space is chiefly space intended for residents and businesspeople. Plenty of space has been set aside for encounter and activity, such as here at the VOC-kade quayside. On Oostenburg cars are guests. Impressie en tekening: Urhahn Stedenbouw & Strategie

GENNEPER PARKEN ROUTE INTERACTIVE SPORT & VITALITY TRACK

TOEGANG TOT PLUG-IN-AND-GO

INTERACTIEVE VERLICHTING

BATTLE MET MEDERENNERS

ANALYSE VAN DE WORKOUT

VOUCHERS VOOR FACILITEITEN

7,03 KM

1/6 MARATHON

1a

1b

2

01 | 2017

25


Beweegvriendelijk ontwerpen in de praktijk Iris van der Helm

‘Simpele oplossingen kunnen veel opleveren’

“Voordat ik aan de Bewegende Stad ging meewerken, ontwierp ik al speeltuinen voor de stad. Amsterdam is internationaal gezien koploper als het gaat om speeltuinen en –pleinen. Er zijn veel plekken waar kinderen ook ná schooltijd kunnen spelen. Natuurlijk ontbreken de schommel en de glijbaan niet in de Amsterdamse speeltuinen, maar je ziet sinds een jaar of tien steeds vaker ook groene heuveltjes en houten klimbomen. Uit onderzoek blijkt dat kinderen daar langer op spelen en meer verschillende spelletjes doen. Daardoor leren ze beter risico’s inschatten en krijgen ze meer zelfvertrouwen. Trekpleisters Toen ik hoorde over de Amsterdamse Beweeglogica sprong ik een gat in de lucht. Op het Zeeburgereiland brengen we de bouwstenen in de praktijk. We leggen er een grote sporthal, verschillende sportvelden en een enorm skatepark aan. Het skatepark wordt een trekpleister, ook voor mensen die zelf niet skaten. Er komen veel fijne plekken met zicht op de skatebaan en speelplekken voor kinderen. We hebben lessen getrokken uit onze aanpak op IJburg. Daar hebben we de aanleg van speeltuintjes op de binnenterreinen aan de ontwikkelaars overgelaten. Dat pakte niet goed uit. Tijdens de crisis werden er te weinig speeltuinen opgeleverd, de kwaliteit was meestal matig. In de nieuwe Sluisbuurt gaan we het anders doen. Er komt een grote – liefst beheerde - speeltuin, met hoge glijbanen, voor elk wat wils. Ook dat moet een echte trekpleister worden, een plek waar je op woensdagmiddag met een picknickmand naar toe kan.

Tekst: Stella Marcé Foto: Alphons Nieuwenhuis

ruimte al ingenomen is. Maar ook daar kunnen we mensen meer laten lopen of fietsen. Met goede voorzieningen bijvoorbeeld, zoals de OV-fiets die tegenwoordig goedkoper en beter beschikbaar is. En door bepaald verkeer te ontmoedigen. Scooters drukken wat mij betreft een te groot stempel op de ruimte in de stad. Laatst was ik bij een ROC, daar stonden honderden scooters voor de deur en maar een handjevol fietsen. Terwijl de leerlingen overwegend uit de buurt komen. Waarom fietsen zij niet, vraag ik me dan af. Waarschijnlijk omdat ze met hun scooter genieten van de voordelen van fietsers én van gemotoriseerd verkeer. Ze kunnen overal gratis parkeren, gaan gratis met de pont en hoeven zich nauwelijks in te spannen. Om hun gedrag te veranderen, moeten we de voorzieningen en de regels aanpassen. Met ingrepen in de openbare ruimte alleen komen we er niet. Traplopen Ik heb nog veel meer ideeën om het gedrag van Amsterdammers te beïnvloeden. Wat zou er bijvoorbeeld gebeuren als we de roltrappen van de metrostations iets langzamer laten lopen? Ik denk dat veel mensen die nu onbewust de roltrap nemen, dan voor de trap zullen kiezen. Traplopen kan ook gestimuleerd worden met stickers waarop staat hoeveel calorieën je verbrandt. Simpele oplossingen kunnen veel opleveren.”

Scooters In de Sluisbuurt gaan we ook op andere manieren beweging stimuleren. Er komen brede trottoirs, recreatieve fietsroutes langs het water en de gehele buurt wordt 30-kilometerzone. In de bestaande stad is het veel ingewikkelder om dat soort maatregelen te nemen, omdat alle

26

Iris van der Helm is ontwerper openbare ruimte bij Ruimte en Duurzaamheid, gemeente Amsterdam.

Plan Amsterdam


1 Impressie van het skatepark op het Zeeburger­ eiland. Door de groene ligging en het zicht op de skatebaan wordt het ook een plek voor mensen die zelf niet skaten. / Impression of the skateboarding park on Zeeburg Island. The green surroundings and the view of the skateboard bowl means it will also be a spot for people who do not skateboard themselves. Impressie: ZesxZescommunicatie/Glifberg-Lykke

2 Ontwerp voor een fiets- en voetgangersbrug

tussen het centrum en de nieuwe Sluisbuurt. Als dit plan doorgaat, krijgen bewoners van de Sluisbuurt een snelle verbinding met het centrum. / Design for a cyclist and pedestrian bridge between the city centre and the new Sluisbuurt. If this plan goes ahead, it will provide Sluisbuurt’s residents with a rapid link to the city centre. Impressie: LUMA

3a/b Door illustraties of aansporende teksten op trappen aan te brengen wordt traplopen aan­ trekkelijker. / Decorating stairwells with illustrations or inspirational texts makes taking the stairs more enticing. Foto’s: Alphons Nieuwenhuis (a)/Marjolijn Pokorny (b)

1

2

3a

01 | 2017

3b

27


Beweegvriendelijk ontwerpen in de praktijk Jan Brouwer

‘We geven een extra park aan de stad’

“Willen we Amsterdam nog aantrekkelijker maken, dan moeten we vooral fietsers en voetgangers de ruimte te geven. Zij zijn de belangrijkste gebruikers van de stad. Stedenbouwkundigen realiseren zich dat maar al te goed. Bewegen is daarom altijd onderdeel van hun ontwerpen voor Amsterdam. Elzenhagen Zuid Elzenhagen Zuid wordt een nieuwe, duurzame woonwijk in de Buikslotermeerpolder, tussen het Noordhollandsch Kanaal, de IJdoornlaan, de Nieuwe Leeuwarderweg en de Nieuwe Purmerweg. Het is een van de vijf deelgebieden van het Centrumgebied Amsterdam Noord (CAN), waarvoor in 2004 een Masterplan is vastgesteld. Het gebied krijgt met 1.800 woningen een hoge dichtheid. En het is helemaal gericht op sport en bewegen. In de jaren zeventig zijn hier een atletiekbaan, voetbalvelden en een sporthal aangelegd. Maar die voorzieningen waren niet gecombineerd met woningen en lagen geïsoleerd. Elzenhagen Zuid ligt in een kuil, de polder ligt ruim drie meter dieper dan het Noordhollandsch Kanaal. Ook de wegen om het gebied heen liggen hoger. Daardoor is er nauwelijks aansluiting bij de omliggende buurten. De wijde wereld Ik heb een plan gemaakt voor Elzenhagen Zuid waarin de voor­ zieningen onderdeel gaan uitmaken van de omgeving. De hele wijk sluit straks beter aan bij de omliggende buurten: de hoogstedelijke bebouwing van het stationsgebied en het water en groen van de Noordhollandsche Kanaalzone. Het kanaal is belangrijk. Ik zeg altijd: ‘met water in de buurt proef je de wijde wereld’. Daarom gaan we het gebied langs de dijk openbreken. Vanaf de woonbuurten heb je straks zicht op de dijk en andersom. Het enorme hoogteverschil lossen we op met flauwe

28

Jan Brouwer is stedenbouwkundig ontwerper bij Ruimte en Duurzaamheid, gemeente Amsterdam Tekst: Stella Marcé Foto: Alphons Nieuwenhuis

taluds. De autoweg langs de dijk verdwijnt en we maken een groot park, zodat mensen lekker buiten kunnen wandelen. Dankzij een nieuwe fiets- en voetgangersbrug kunnen ze een rondje om het kanaal afleggen. Dan komen ze ook langs de kinderboerderij en de mooie oude Krijtmolen d’Admiraal. Even uitrusten en iets drinken kan op een terras vlakbij de brug. Combinaties De sportvoorzieningen gaan onderdeel uitmaken van het park en de woonwijken. De atletiekbaan komt in een openbaar park, vrij toegankelijk, en de sporthal komt in een gebouw samen met een middelbare school. Door deze combinaties te maken, hopen we dat mensen meer gebruik gaan maken van de sportvoorzieningen. Autoluw Bewoners in de Zuidbuurt gaan in ieder geval veel bewegen, want dat wordt een autovrije buurt met een groen karakter, die overloopt in het Dijkpark. Aan de rand van de buurt kunnen ze hun auto parkeren in ondergrondse garages en vervolgens te voet naar hun appartement gaan. Al die autovrije straten en brede stoepen zijn natuurlijk ook fijn voor kinderen, ze kunnen in hun eigen straat naar hartenlust buiten spelen. Daarbij maken we trapveldjes en speelplekken waar veel speeltoestellen geconcentreerd zijn op één plek. De Noordbuurt krijgt een meer stedelijk karakter met gesloten bouwblokken en torens en het nieuwe metro- en busstation. Je hebt er wel zicht op het groen van de Kanaaldijk en op de oude molen, en er komen ook speelplekken voor kinderen. De hele opzet nodigt uit om naar buiten te gaan en te bewegen. Met deze nieuwe wijk geven we een extra park aan de stad.”

Plan Amsterdam


1 Het huidige Elzenhagen Zuid, gezien vanuit het westen. / Present-day Elzenhagen South, seen from the west. Luchtfoto: Marco van Middelkoop 2 Schets uit het stedenbouwkundig plan voor

3 Huidig profiel en voorstel profiel Buikslotermeerdijk, met flauwe taluds om het hoogteverschil op te lossen. / Current profile and proposed profile for Buikslotermeer Dike, with gently sloping embankments to bridge the difference in height. Schets: Jan Brouwer

4 Water en groen bij de Kanaaldijk nodigen uit

om naar buiten te gaan en te bewegen. / Water and greenery at Kanaaldijk are an invitation to head outside and be physically active. Impressie: De Visualisatiekoning

Elzenhagen Zuid. / Sketch from the urban development plan for Elzenhagen South. Schets: Jan Brouwer

1

3

2

4

01 | 2017

29


Summary

A city that gets you moving Amsterdam is healthily active Physical activity is necessary for good health. More than half of Amsterdam’s adult population is sufficiently active, but among people with a low socioeconomic status it falls to less than half. And Amsterdam’s youngsters are also moving too little. Every child should be active for at least one hour every day, so the City Council is encouraging this with the Actieplan Inactieve Jeugd (Action plan for inactive youngsters) and the Zo blijven wij gezond (This is how we stay healthy) programmes. Everyone can track the results achieved via the Gezondheid in Beeld (A picture of health) website. Physical activity is a question of habit: whether people are active or not depends on several factors, including the surroundings. An environment that entices you to walk or cycle, and makes this logical or perhaps even unavoidable, can have a highly positive effect on our behaviour. Take, for example, the effect of pedestrian zones, paid parking and car-free zones near schools. Local differences must be taken into account: in the centre, for example, it is fairly straightforward to close streets for motor traffic, but in New West and Southeast that is less logical. It is after all important to do that in dialogue with the residents, in order to rally support for such measures, which are sometimes farreaching.

The Activity Atlas The Beweegatlas – Activity Atlas – provides a snapshot of physical activity in Amsterdam. Where are we physically active, how are we active and are we sufficiently active? Some 64% of adult Amsterdam residents meet the activity norm (see p. 2), which is slightly more than the national average. Some 51% of Amsterdam’s primary schoolchildren are physically active for an average of an hour or more per day or more, but in general students at secondary school are slightly less active than pupils at primary school. The majority of people aged over 65 years in the city attain the activity norm. The information from the Activity Atlas also provides the basis for

30

ascertaining the task per theme or district. It is noteworthy that residents of districts which are far away from the centre are less likely to meet the activity norm. New West, North and Southeast score below Amsterdam and national averages. Building on a more physically active city The goal of the Bewegende Stad – the Moving City – is to ensure that the city’s layout encourages people to be physically active. This programme combines expertise in the realm of behavioural change with expertise in the field of the city’s spatial layout. The crux is to encourage participation in sports and physical activity across all Amsterdam’s policy areas, spatial as well as social, with the understanding that physical activity is not equally easy for every resident of Amsterdam. The most important principles are: 1 The Moving City provides cyclists and pedestrians with a clear path 2 In the Moving City sports can be found just around the corner 3 The Moving City is a playground 4 There is no sitting still in the Moving City In order to make these principles more easily applicable in practice they have been elaborated into building blocks: handles for the design or reorganisation of neighbourhoods, parks, streets and squares. For the new city the aim is to organise it in such a manner right from the initial sketch that physical activity is self-evident. Physical interventions in combination with social programmes are the most effective for the existing city. There is a difference between the areas within the A10 orbital motorway and those outside it. The high density in the neighbourhoods within the A10 ring road is positive for the physical activity of adults, but not for children. Pavements are very important there in order to allow youngsters to play. Outside the A10 ring road there are neighbourhoods with plenty of greenery and space, yet these do not encourage activity. The Moving City is endeavouring, in association with stakeholders, to determine the combi­ nations of physical interventions and social programmes that are possible.

Plan Amsterdam

People prefer to be active in a traffic-safe and socially safe environment where facilities are of a high quality and accessible. Opening up sports parks to the public makes them more accessible and more pleasant for a broad target group. Children go out and play more if there are challenging play areas, of the appropriate size and in the right spot. Lastly, it is important to think about the management at an early stage, because if new amenities are not properly maintained then they add little.

Activity-friendly design in practice Three urban designers explained how they are applying the principles of the Moving City in practice. Ad de Bont argues the case for considering more than the spatial perspective alone: ‘Designers tend to be quick in coming up with ideas. I think that first we must carefully investigate what exactly is going on. Suppose you want to encourage cycling in a district. Don’t go and lay cycle paths straight away, but first of all investigate why the locals aren’t cycling. By consulting experts who have an understanding of a district, the residents and their lifestyles, we arrive at solutions that really work.’ Iris van der Helm worked on the design of the new Sluisbuurt neighbourhood. ‘We are encouraging physical activity with wide pavements, recreational cycle routes along the water and a 30 kilometre/hour zone throughout Sluisbuurt. Implementing such measures within the existing city is much more complicated. But there, too, we can encourage people to walk or cycle more, with facilities such as bike rental at railway stations or, for example, by discouraging motor traffic.’ Jan Brouwer devised an urban development plan for Elzenhagen South, a sustainable residential district in Buikslotermeer Polder with plenty of sports facilities and an activityfriendly layout. ‘Thanks to a new bike and pedestrian bridge, residents will be able to take a circuitous route along the North Holland Canal. And the southern section will be completely car-free with a green character. With this new district we are giving the city an extra park.’


Over de auteurs

Plan Amsterdam is een uitgave van Gemeente Amsterdam en is te downloaden vanaf www.amsterdam.nl/planamsterdam

Laura Hakvoort (1984) – Werkt als stedenbouwkundige bij Ruimte en Duurzaamheid gemeente Amsterdam, onder andere aan het programma Bewegende Stad – Studeerde in 2009 af aan de Faculteit Bouwkunde, Technische Universiteit Delft – Was betrokken bij onderzoek en monitoring voor het project Stad in Balans – Werkte mee aan diverse andere onderzoekpublicaties binnen Ruimte en Duurzaamheid, waaronder de Energie Atlas en Afval in Beeld

– – –

Daphne Holtmaat (1988) Werkt sinds oktober 2016 als projectmedewerker bij Ruimte en Duurzaamheid, gemeente Amsterdam Is projectsecretaris voor het programma Bewegende Stad Studeerde Bestuurs- en Organisatiewetenschappen (bachelor) en Sociale en Culturele Antropologie (master) aan de Vrije Universiteit Amsterdam – Werkte van 2013 tot 2016 als beleidsadviseur bij Educatie & Inburgering gemeente Amsterdam, onder andere aan het vluchtelingenvraagstuk en als projectsecretaris Wet Taaleis

Loek Leenen (1981) – Studeerde aan de Academie voor Lichamelijke Opvoeding aan de Hogeschool van Amsterdam, Commerciële Economie aan de Johan Cruyff University en haalde een master Bedrijfskunde aan de Vrije Universiteit Amsterdam – Werkt als clustermanager gezonde omgeving bij de Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht en als adviseur bij de afdeling Leefomgeving van de GGD Amsterdam – zet zich in voor een gezonde fysieke leefomgeving waarin de gezonde keuze de norm is – publiceert op amsterdam.nl/zoblijvenwijgezond en ondernemersvooreengezondamsterdam.nl

Fred Woudenberg (1961) – Is hoofd van de afdeling Leefomgeving van de GGD Amsterdam – Studeerde Psychologie aan de Universiteit Utrecht en promoveerde in de gedragsfarmacologie (op het snijvlak van psychologie en farmacie) – Werkt aan het verkleinen van de sociaaleconomische gezondheidsverschillen tussen mensen – Zet zich daarnaast in om de gezondheid van Amsterdamse ambtenaren te bevorderen – Schreef het boek Geluid en gezondheid (2013) en het rapport Leefbaarheid in Rijnmond (1998) – Is lid van de Gezondheidsraad, hoofdredacteur van het tijdschrift Geluid en redacteur van het tijdschrift Lucht

01 | 2017

31


Stadsbeeld 01/17 Een Betere Stad

Foto: Nationaal Archief Collectie Spaarnestad/Jan van Eyk

De idealen van het Algemeen Uitbreidingsplan van Amsterdam 1956. Een man en kinderen kijken naar de plattegrond van de Amsterdamse nieuwbouwwijk Tuinstad-Slotermeer. De Westelijke Tuinsteden werden na de Tweede Wereldoorlog gebouwd als onderdeel van het Algemeen Uitbreidingsplan (AUP). Zo ontstonden ook Buitenveldert, delen van de Watergraafsmeer en Noord en verdubbelde Amsterdam in omvang. Het AUP en zijn belangrijkste ontwerpers, Cornelis van Eesteren en Jakoba Mulder, zijn van onschatbare waarde geweest voor de stad.

Van 17 maart tot en met 16 juli 2017 is in gebouw De Bazel de tentoonstelling Een Betere Stad: Amsterdam en het Algemeen Uitbreidingsplan; 1935, 1958, 2006, 2017. De tentoonstelling gaat over de bevlogen zoektocht naar een betere toekomst voor de hele samenleving, die resulteerde in het AUP. De bezoeker maakt een reis door de tijd via vier stijlkamers, waarin met originele kaarten, foto’s, filmbeelden, een hoorspel en interactieve media de belangrijke momenten van het AUP in beeld en geluid getoond worden. amsterdam.nl/eenbeterestad Monumenten en Archeologie


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.