Stichting Urker Uitgaven - Middeleeuws Urk onder Wijk 6-6

Page 1

Kronieken

Middeleeuws Urk onder Wijk 6-6

Een Amsterdamse brief uit circa 1420:

Aen den eerbaeren Herman van Kuynre ende die Casteleyne upten huze tot Orck off horen Stedehouder aldair. Onzen lieven geminden vrienden, an elken bisonder: Eersame goede vriende. Wij hebben vernomen dat upten huse tot Orck vier manne ghevangen zijn, diewelke dat zeerovers wesen souden, want zij diefte ende schade opter Zuderzee ende andersins gedaen hebben, als wij verstaen hebben. Begherende dat ghij wilt dairover doen rechten als men over zeeroevers sculdich is te rechten, zo ghij dat van Goedswegen sculdich zijt te doen, om te verhoeden dat zij ghien goede couplude meer en beschadigen. Hierin doende als wij u des toebetruwen. God sij met u. Ende off ghij yet wilt des wij vermogen dairan wilt ons niet en sparen. Gescr. Up sinte Stevens dach des heyligen martelaire. Die stede van Aemstelredamme.

Door

Klaas Post

Stichting Erfgoed Urk

klaaspost@fishcon.nl

Bas van Geel

Universiteit van Amsterdam

STICHTING URKER UITGAVEN
Urk, 1425. Een blik op de middeleeuwse straat van Urk. © Ulco Glimmerveen.
www.urkeruitgaven.nl
2024 | nr. 1 Urcker
Jaargang

Er stond dus begin 15de eeuw een ‘huze op Orck’. Niet zomaar een doorsnee huisje, maar een versterkt huis, ook wel blokhuis of sterkte genoemd (zie kader ‘Blokhuizen, motten en kastelen’). Een sterkte met een kastelein (de beheerder van een militair steunpunt), soldaten, kerkers en zeerovers die een kopje kleiner gemaakt moesten worden!

Maar waar op het toen nog vrij uitgestrekte eiland heeft die sterkte dan gestaan en hoelang heeft die gefunctioneerd? Gedetailleerde kaarten van Urk van voor 1600 zijn niet bekend en op latere kaarten staan geen resten van een sterkte ingetekend. Liggen die resten nu ergens op de bodem van het huidige IJsselmeer, onder een akker in de Noordoostpolder, of misschien binnen de oude dorpskern van Urk? En waarom moest zo’n kostbare onderneming (gebouw en bemanning) juist op het afgelegen en moeilijk bereikbare eiland Urk staan? Zegt dat misschien iets over het Urk van begin 15de eeuw?

In 1999 werden tijdens het graven van een kelder onder Wijk 5-126 wat resten van bakstenen en een onderdeel van een kruisboog gevonden. Zou de sterkte misschien binnen de oude Urker dorpskern hebben gestaan (Kerkhoven, 2003)? Die hypothese maakte dat een ingrijpende verbouwing van het nabij gelegen Wijk 6-6 gedurende 2021 en 2022 door de Stichting Erfgoed Urk met aandacht werd gevolgd. Dit artikel meldt de archeologische waarnemingen en vondsten van Wijk 6-6, aan de hand waarvan geprobeerd wordt een antwoord te formuleren op de bovenstaande vragen.

1. Het oude dorp, zijn bodem en archeologie

Gedurende de 20ste eeuw was de gedachte van historici en archeologen (o.a. De Vries, 1962 en Van der Heide, 1972) dat middeleeuws Urk grotendeels verwoest werd door de oprukkende Zuiderzee en dat het huidige dorp Urk van vrij recente datum moet zijn. Deze veronderstelling en de complexe situatie van het zeer dicht bebouwde oude dorp maakte dat archeologisch onderzoek bij bodemingrepen niet noodzakelijk en/of relevant werd geacht. Zelfs na de inpoldering en de constatering dat nabij Urk toch ze-

ker sporen van een vroeger verleden te vinden zijn, was er geen aandacht, tijd of geld voor het verleden van de oude bult. De oude kern van Urk is op de archeologische kaart uit 1988 qua vondsten uit de late Middeleeuwen nog steeds blanco (Van Es et al., 1988). Pas in 2003 kwam hier verandering in (Kerkhoven, 2003). Vanuit archeologisch oogpunt kan de situatie binnen de oude dorpskern complex en zelfs problematisch genoemd worden. Eerst en vooral is vrijwel elke meter van die kern bebouwd of ooit bebouwd geweest en is er door, over, en langs funderingen van oudere resten heen gebouwd. Verder is - vanaf de 17de eeuw - onder of naast vrijwel elke woning een kelder en/of een reservoir voor opslag van regenwater gegraven. Die kelders en reservoirs vormen een solide basis voor de wankele funderingen van de vissershuisjes. Afgegraven grond wordt doorgaans niet afgevoerd maar voor egalisatie gebruikt, want grond komt altijd van pas bij het bouwen op een helling die vrij steil van 8.80 m tot 1.50 m + NAP afloopt. Voeg aan bovenstaande verstoringen de aanleg in de 20ste en 21ste eeuw van rioleringen, waterleidingen en digitale kabels toe en dan is het niet verwonderlijk dat een duit uit Campen van het jaar 1633 direct in zand onder een tegel van een Urker voorstraatje kan liggen. Archeologisch onderzoek en overzicht wordt verder ook nog bemoeilijkt door de in oppervlakte zeer kleine bouwplaatsen (doorgaans maar enkele vierkante meters) waar in situ moeilijk iets te zien valt, en

- als er dieper gegraven wordt - door gevaar van inzakkende muren. Op de keileemkern van het oude dorp (Wijk 1 t/m delen van Wijk 7) ligt bijna overal een laag stabiel dekzand. Dat zand is gedurende het Weichselien (de laatste ijstijd) door windwerking gevormd (eolisch). Op Urk is het altijd zeer fijn, leemachtig en felgeel tot witgeel van kleur. De dikte van deze laag kan zuidelijk - tegen de havens - slechts enkele tientallen centimeters zijn, maar tegen de noordzijde van de bult - in Wijk 5, 6 en 7 - is de laag soms vele meters dik (Dino-loket, boringen B20E0048 en B20E0049). In de top van het dekzand hebben jagers-verzamelaars en de eerste prehistorische boeren hun sporen en vondsten achtergelaten. Bovenop het dekzand ligt een vruchtbaar esdek: een met plaggen- en andere bemesting door mensen aangebracht akkercomplex (Kerkhoven, 2003, pag. 3 - 12). Gemiddeld is het esdek ca. 80 cm dik (de som van vaak verschillende lagen) en gedurende de late Middeleeuwen opgebracht voor landbouwdoeleinden. In, onder en op dit esdek kunnen archeologische resten aanwezig zijn van de mensen die in de late Middeleeuwen en daarna op Urk woonden.

2. De bodem onder Wijk 6-6

De woning Wijk 6-6 staat voor Urker begrippen laag in het zeer dichtbebouwde deel van Urk dat in de volksmond vroeger de onderbuurt genoemd werd (Afbeelding 1). De begane grond ligt op 2,71 m boven NAP. Het esdek is op deze

STICHTING URKER UITGAVEN 2 | Klaas Post & Bas van Geel | Middeleeuws Urk onder Wijk 6-6
Afbeelding 1. Wijk 6-6, zuidgevel, 2018.

Blokhuizen, motten en kastelen

Een versterkt huis, sterkte of blokhuis diende in de middeleeuwen vooral als militair steunpunt en gevangenis. Het huis werd vaak gebouwd op of aan een strategische locatie om een weg of vaargeul te controleren. Soms was het tegelijkertijd het verblijf van kleine lokale heerser. Het kleinere of grotere vaak van hout opgetrokken stevige gebouw, soms met een fundering van natuursteen, kon meerdere personen huisvesten en bescherming bieden. In het Urker blokhuis waren rond 1400 ca. 25 soldaten gelegerd (De Vries, 1962).

Een motte was een vaak torenvormige versterking die op een opgehoogde plek of op een heuvel stond. Van hout, soms van steen, en altijd omringd met tenminste een of meerdere omheiningen, ringwallen of grachten. Binnen de motte, of een voorhuis daarvan, woonde de heer of ridder met zijn ondergeschikten. Met name gedurende de 11de-14de eeuw waren er in Nederland honderden motten. Centraal gezag bestond toen niet en iedere buurman kon een vijand worden. Tegen een

aanval van een groot leger bood een motte echter nauwelijks bescherming. De heren van Kuinre bewoonden vanaf de 12de eeuw een grote en zwaar versterkte motte. Maar ook die kon de opkomende Zuiderzee niet weerstaan en in de 14de eeuw werd landinwaarts een nieuwe en nog grotere motte gebouwd. Resten en sporen daarvan zijn nabij Kuinre nu nog zichtbaar.

Een kasteel of burcht was een grote zwaar versterkte vesting waarin een graaf, hertog of koning woonde of hof hield. Omringd door diepe grachten en zware muren kon het aanvallers lang weerstaan en konden omwonenden zich binnen zijn wallen veilig terugtrekken. De Normandische kastelen zijn archetypen van dergelijke militaire burchten. Na de opkomst van vuurwapens en zware kanonnen was het met de militaire en beschermende werking van burchten snel gedaan en evolueerden burchten vanaf de 15de eeuw tot luxueuze, soms protserige kastelen van en voor heersers en welgestelden.

STICHTING URKER UITGAVEN Klaas Post & Bas van Geel | Middeleeuws Urk onder Wijk 6-6 | 3
Een
voorbeeld van een versterkt huis in de 14e eeuw.
Het Muiderslot. Motte.

BEGANE GROND

1 FUNDERING 20 eeuw

2 GEROERDE GROND

19 - 20 eeuw

3 ESDEK

16 - 18 eeuw

4 STERKTE LAGEN

ca 1380 -1500

5 ESDEK

11 - 14 eeuw

6 DEKZAND

locatie uitzonderlijk dik, gemiddeld 170 - 180 cm. De onderste lagen van het esdek bevatten talrijke aardewerkscherven met een ouderdom van voor 1500 (dus laatmiddeleeuws). Het zijn eerste indicaties dat er op deze locatie iets opvallends gestaan moet hebben, of dat er iets bijzonders gebeurd is.

Scherven en andere objecten zijn deels in situ in lagen van het esdek verzameld dankzij de oplettendheid van de eigenaar van Wijk 6-6. Van sommige vondsten is de positie ingemeten en soms fotografisch vastgelegd. Een ander deel van de vondsten is los verzameld op de storthoop van uitgegraven grond. Van de uit het esdek en de stort verzamelde objecten (aardewerk, munten, ijzer, etc.) zijn 431 vondsten genummerd en - van informatie voorzien - opgeslagen.

2a. Indeling van de bodemlagen (stratigrafie) onder Wijk 6-6

De oorspronkelijke stratigrafie van de grondlagen onder Wijk 6-6 is goed te observeren onder en naast de westmuur (zie Profiel 1 en Afbeelding 2). Daar zijn grote delen niet verstoord en zijn de verschillende lagen redelijk goed waarneembaar. We benoemen zes lagen die we (meer of minder duidelijk en op min of meer dezelfde diepte) onder het gehele perceel terugvinden.1

Laag 1 bestaat uit funderingen en vloeren (hout, beton of steen) die verbonden zijn met een kelder en een groot regenwaterreservoir (zie Sectie 1). Direct onder de vloeren en een loze kruipruimte ligt een roodbruine verstoorde laag grof (bouw)zand gemengd met puin, schelpen en humeuze aarde (Laag 2).

De laag daaronder (Laag 3) is met zekerheid een esdek te noemen en onderscheidt zich van Laag 2 door een meer egale bruine kleur, een minder zanderige en meer humeuze samenstelling, afwezigheid van bouwpuin, en aanwezigheid van oudere objecten. In tegenstelling tot Laag 2 lijkt deze Laag niet verstoord en bevat ze spaarzaam objecten uit de 17de en de 18de eeuw.

Laag 4 bestaat uit een complex van vier laagjes, de sterktelagen genoemd (zie Profiel 1 en Afbeelding 2), samen maximaal 22 cm (westelijk) tot ca. 8 cm (oostelijk) dik. Het onderste segmentje is vaak diepzwart, bevat resten van houts-

STICHTING URKER UITGAVEN 4 | Klaas Post & Bas van Geel | Middeleeuws Urk onder Wijk 6-6
64 28 37 13 35 > 133
PROFIEL 1: Schematisch profiel van lagen onder de westmuur van Wijk 6-6.
e e e
1 2 3 4 5 6
e
1200
REGENWATER RESERVOIR
6820 8430 2200 1400
KELDER profiel 3 profiel 2 profiel 4 SECTIE 1: Bovenaanzicht laag 2 (ca. 40 cm onder begane grond).

kool en strepen van witte as, en is mogelijk een aslaag die onder de gehele woning lijkt door te lopen. Daarbovenop ligt een laagje dat uit min of meer rode (verbrande?) leem lijkt te bestaan. Daarop ligt een breder laagje bruine humeuze aarde, gevolgd door een lichtgrijs laagje zanderige aarde. Deze lagen zijn duidelijk waarneembaar onder het gehele westelijke deel van de kavel, maar vanaf ongeveer het midden van het perceel zakt het geheel wat uit en worden de laagjes onduidelijk en/of gaan ze in elkaar over. Soms lijken ze in het oostelijk deel niet meer aanwezig, maar in de zuidelijke helft van de oostwand is met name de onderste zwarte aslaag weer erg duidelijk zichtbaar. Het geheel van deze lagen (Laag 4) is bijzonder rijk aan vondsten (beenderen van dieren en vogels, ijzer, slakken, aardewerk).

Laag 5 is een dik donkergrijs/bruin humeus esdek dat naast beenderen van dieren veel aardewerk bevat. In deze laag - en ca. 15 cm boven Laag 6 - ligt tegen de oostwand een zware ca. 10 cm dikke leemlaag (vloer) die over een groot oppervlak te volgen is en die duidelijk onder het huis dat oost aan Wijk 6-6 grenst doorloopt. De overgang van Laag 5 naar Laag 6 is vrij onregelmatig en abrupt, waarbij sporen die zich in Laag 5 bevinden (paalkuilen, verzakkingen) tot in het dekzand (Laag 6) zijn ingegraven.

Laag 6 bestaat uit het eerder genoemde - en voor de Urker berg typerendefelgele zeer fijne leemachtige dekzand. Naast de zich in de bovenlaag van Laag 6 bevindende uitzakkingen en paalsporen van Laag 5, zijn er ook af en toe vanuit Laag 5 doordringende sporen van plantenwortels (?) waar te nemen.

3. Inhoud, ouderdom en betekenis van de lagen

Laag 2 en 3

Laag 2 is tot ca. 50 cm dik (afhankelijk van de loze ruimte onder de oorspronkelijke houten vloer), maar hiervan is onder de fundering van de westmuur slechts 28 cm zichtbaar. Het grove zand bevat over de hele breedte objecten uit de 19de en 20ste eeuw. Het gaat dan voornamelijk om baksteenpuin, rood aardewerk, faience, muntjes (centen,

Afbeelding 2. Hoek noordsegment. Het gele dekzand van Laag 6 contrasteert sterk met de donkere aarde van Laag 5. De zwarte aslaag vormt de scheiding tussen Laag 5 en Laag 4.

1. Grondlagen worden in dit artikel met Laag 1, 2 etc. geduid. Van een mogelijk verdere onderverdeling binnen de lagen hebben we door gebrek aan specifieke ervaring en gedetailleerde kennis afgezien.

STICHTING URKER UITGAVEN Klaas Post & Bas van Geel | Middeleeuws Urk onder Wijk 6-6 | 5
❻ ❺ ❹

duitjes), visloodjes, een enkel kleipijpje, slachtafval en spijkers (Afbeelding 3). Dit zijn naar verwachting de overblijfselen van een 19de eeuws huisje en van Wijk 6-6 (bouw 1916) en van latere verbouwingen (vloeren, etc.). In de keuken van dat huis stond ooit een kopje waarvan de inhoud (24 halve, hele en tweeen-een-halve centen) als een groen kluitje in Laag 2 terug werd gevonden.

Waarschijnlijk een rond 1927 zoekgeraakte kleine kas voor de dagelijkse uitgaven en de zondagsschool.

Vondsten zijn in Laag 3 maar beperkt aangetroffen: wat laat 17de-eeuws en 18de-eeuws koperen muntgeld, laat 16de-18de-eeuws goedkoop aardewerk en een enkele vroege kleipijp (Afbeelding 4). Middeleeuws aardewerk ontbreekt volledig. Opvallend is de vondst

van een Duitse zilveren stuiver uit 1509 die vlak boven de grens met Laag 4, op ca. 40 cm afstand van het regenwaterreservoir werd aangetroffen. Verspreid over de gehele oppervlakte van de kamer - en precies op de grens van Laag 2 en 3 - liggen af en toe dunne zwerfstenen, altijd met een platte kant naar boven. Zijn het wellicht de overblijfselen van een vloer?

STICHTING URKER UITGAVEN 6 | Klaas Post & Bas van Geel | Middeleeuws Urk onder Wijk 6-6
Afbeelding 3. Objecten uit Laag 2 (a- plat bord, Maastricht, 1836; b- havenlood, Enkhuizen, 1901; c- inktpotje met kurkstop, 20ste eeuw; d- knikkers, glas, 20ste eeuw; e- vuurtest, Friesland, 19de eeuw; f- 2 cent, België, 1835; g- knoop, been, 19-20ste eeuw; h- 10 cent, Nederland, 1915; i- schoteltje, Engeland, 19de eeuw).
a b c d e f g h i
STICHTING URKER UITGAVEN Klaas Post & Bas van Geel | Middeleeuws Urk onder Wijk 6-6 | 7
Afbeelding 4. Objecten uit Laag 3 (a- vingerring, koper, 16-17de eeuw; b- bord, majolica, 18de eeuw; c- stuber, zilver, Weser, Duitsland, 1509; d- hals van wijnfles, 18de eeuw; e- plat bord, Neder-Rijn, 18de eeuw; f- tarsometatarsis, haan, 16de eeuw; g- papkom, slibaardewerk, Noord-Holland, 17de eeuw; h- wandtegel, Acteaon en Diane, Utrecht, ca. 1720; i- theekopje, Delft, 18de eeuw; j- plat bord, slibaardewerk, Noord-Holland, 17de eeuw; k - bodem olielamp, 17de eeuw; l- stuiver, zilver, Groningen 1685).

Laag

In de bovenste laag (op de grens van Laag 3 en Laag 4) worden ook af en toe platte zwerfstenen aangetroffen. Misschien ook overblijfselen van een oude

vloer? Of van een straat of weg? Maar het zijn vooral de talrijke fragmenten van laat 14de en 15de-eeuws steengoed die opvallen en een aantal van de in situ vondsten verdient aparte vermelding

(zie Sectie 2 en Profiel 2). Vlak bij de westwand lagen - verspreid, maar bij elkaar in de dunne aslaag - talrijke scherfjes van een ongeglazuurde steengoed kan (S 22) die als eind 14de-eeuws gedateerd kan worden (Siegburg S1, type 9). Helaas was al wat grond met scherfjes afgevoerd maar de kan kon deels gereconstrueerd worden. Ook van belang is een archeologisch complete kan (S 110 - Afbeelding 5), die in scherven in de bruine fractie van Laag 4 lag (zie Profiel

STICHTING URKER UITGAVEN 8 | Klaas Post & Bas van Geel | Middeleeuws Urk onder Wijk 6-6
Afbeelding 5 Kan S 110, steengoed, Langerwehe, Duitsland, ca. 1380-1420.
4
109 127 176 128 124 16 310 41 74 30 22 36 63 24 Westmuur Oostmuur 500 (S110) 20 10 38 10 1 2 4 5 6 3 PLATTE STEEN KAN (S110) LEEMVLOER PROFIEL
26 cm REGENWATER RESERVOIR 6820 8430 (S93) (S33) (S26) (S22) (S110) (S3) (S1) (S18 G+F) 150 200 100 80 45 400 145 198 164 160 profiel 3 profiel 2 profiel 4 PLATTE STEEN PAALGAT ARTEFACT INZAKKING
2: Profiel van west tot oost + locatie kan S 110 SECTIE 2: Bovenaanzicht laag 4 (ca. 125-145 cm onder begane grond)

situ (=in oorspronkelijke laag).

2 en Sectie 2). Mogelijk een aanwijzing dat die kan daar ooit heel gelegen heeft maar in latere eeuwen door druk gefragmenteerd is geraakt? Deze fraaie kan met bruin-paarse engobe (leempapje) is afkomstig uit Langerwehe en is vrij nauwkeurig te dateren tussen 1380 en 1420. Andere bodems van steengoedkannen die in situ verzameld konden worden (b.v. S 93 in de westwand en 18 G+F tegen de stenenrij bij de zuidmuur) blijken steeds als eind 14de begin 15de eeuw gedateerd te moeten worden. Datzelfde geldt voor pootjes van grapes die in deze laag verzameld zijn.

Aardewerk uit de late 15de of vroege 16de eeuw komt niet of nauwelijks in deze Laag voor. Overigens is dat ook niet in Laag 3 aangetroffen.

Opvallend is het grote aantal beenderen van dieren en van metaal. Naast spijkers en onbestemde objecten (o.a. metaalslakken), zijn meerdere onderdelen van kruisbogen (Afbeelding 6) en een lemmet van een dolk (een zgn. nierdolk) aangetroffen. Al deze objecten kunnen gedateerd worden als tweede helft 14de en/of eerste helft 15de eeuw.

Vlak tegen de zuidmuur aan ligt een oost-west gerichte rij zorgvuldig naast

elkaar gelegde zwerfstenen (zie Sectie 2). Ze zijn min of meer gelijkvormig, aan de bovenkant wat afgeplat en meten ca. 50 x 30 x 35 cm (Afbeelding 7). De rij stenen loopt onder de westwand door, maar eindigt op 1.62 m van de oostwand. Bovenop die laatste steen ligt onder een hoek van 90˚ een steen die onder de zuidmuur doorsteekt (en waarschijnlijk de eerste steen van een

zuidgerichte rij stenen vormt).

De stenenrij moet wel haast als een fundament gezien worden dat dienst deed als steun voor een houten opbouw. De met zwerfstenen gevulde uitzakking van Laag 4 die Laag 5 doorsnijdt en op het stabiele dekzand van Laag 6 rust kan ook als een ondersteuning van een opbouw geïnterpreteerd worden (zie Profiel 2).

STICHTING URKER UITGAVEN Klaas Post & Bas van Geel | Middeleeuws Urk onder Wijk 6-6 | 9
3 4 5
52 mm
Afbeelding 6. Kruisboog pijlpunt S 53 en een varkenskaakje in Laag 4 in 48 cm Afbeelding 7. Stenenrij tegen zuidmuur, Laag 4.
STICHTING URKER UITGAVEN 10 | Klaas Post & Bas van Geel | Middeleeuws Urk onder Wijk 6-6 6820 8430 REGENWATER RESERVOIR 240 110 405 90 100 143 50 115 155 70 130 (S194 + 195) (S149) 70 110 80 110 255 90 145 125 120 130 205 255 50 80 40 85 60 180 130 (S101) 50 profiel 3 profiel 2 profiel 4 VOORRAADKUIL PAALGAT BROK LEEM LEEMVLOER ARTEFACT
130 310 42 58 26 Zuidmuur 38 16 138 38 59 23 36 16 110 56 85 PLATTE STEEN BROK
PAALGAT VOORRAADKUIL 1 2 3 4 5 6
SECTIE 3: Basis Laag 5 en leemvloer (ca. 175-185 cm onder begane grond)
LEEM
PROFIEL 3: Deelprofiel vanaf zuidwand, zuid-noord, met positie stenenrij zuidmuur, paalsporen, kuilen.

Kogelpotten en steengoed

In Laag 4 en 5 van Wijk 6-6 worden talrijke typerende fragmenten van middeleeuws gebruiksaardewerk aangetroffen. Het oudst en meest voorkomend is de kogelpot, een vaak lokaal gemaakte kookpot zonder handvat en met een ronde bodem. De klei moest vooraf ‘gemagerd’ worden met schelpen of grof zand om scheuren tijdens het bakken te voorkomen. Omdat de klei niet op echt hoge temperatuur gebakken kon worden, waren de potten poreus en kwetsbaar. Om een maaltijd te bereiden moest de pot direct met de ronde bodem in de hete as van een vuur gezet worden. De kogelpot ontstond ergens in de 8ste eeuw en was tot en met de 13de eeuw gemeengoed in de Nederlanden. Exemplaren uit de 13de eeuw werden vaak versierd met z.g. bezemstreken (over de nog natte klei werd met een borstel geveegd).

Vanaf de 11de eeuw kwam – waarschijnlijk via de IJssel – het eerste aardewerk uit Duitsland op Urk terecht. Dat z.g. Pingsdorf-aardewerk, genoemd naar de productieplaats, kon wegens zijn samenstelling veel harder gebakken worden dan de lokale kogelpot en was daardoor steviger en beter schoon te houden. Het is goed herken -

baar door de rode of bruine beschildering op een lichte ondergrond. Nog wat later – in het begin van de 13de eeuw – rukt, alweer uit Duitsland, het proto-steengoed op. Voornamelijk hardgebakken typerend gevormde kannen en kruiken met een ruw oppervlak (door grove magering) en een paarse of bruine kleur (door de grondstof en opgebrachte kleipap).

Tegen het eind van de 13de eeuw en gedurende 14de eeuw werd op verschillende locaties in Duitsland (o.a. Siegburg en Langerwehe) het bakproces van en voor aardewerk vervolmaakt. Het aardewerk werd steeds dunner, waterdicht en ‘steenhard’. Via een korte bijna-steengoed fase ontwikkelde zich uiteindelijk het echte steengoed. Door toepassing van glazuur en allerlei versieringen werden de objecten steeds fraaier en hygiënischer. Een glorietijd brak aan. Heel Europa gebruikte het lichte maar sterke aardewerk en tot en met de 17de eeuw had iedere keuken in Nederland wel een of meer steengoed kannen staan. De populaire en fraaie baardmankruik groeide zelfs uit tot een van de allereerste merkartikelen van de wereld.

Pingsdorfkan. Proto-steengoedkan. Baardmankruik.

Laag 5

In de bovenste delen van Laag 5 zijn talrijke aardewerkfragmenten aangetroffen (bijna-steengoed, proto-steengoed, Pingsdorf, Andenne en vooral kogelpot (zie kader ‘Kogelpotten en steengoed’). Een logische chronologische verdeling in dat deel van Laag 5 lijkt niet waarneembaar.

In het onderste deel van Laag 5, tegen en op de grens met Laag 6 (het dekzand) zijn voornamelijk kogelpotresten (vaak zonder bezemstreek – zie kader ‘Kogelpotten en steengoed’) aangetroffen. Op die grens bevinden zich ook talrijke paalsporen en grote kuilen die diep in het dekzand steken (tot 85 cm

diep, zie Sectie 3 en Profiel 3). De palen zijn duidelijk ingegraven en zeer fors. Naast en onder een groot deel van de oostmuur bevindt zich op ca. 15-20 cm boven het dekzand een zeer compacte harde bruine leemlaag van 6-10 cm dik. In de meest noordelijke rand van die laag (of maakt de laag daar een hoek?) bevinden zich onder de oostmuur twee kogelpotten (S 101) die in elkaar steken (zie Sectie 3). De onderste helften zijn compleet maar de bovenranden ontbreken en het geheel is mogelijk bewust in die vloer geplaatst. Iets buiten de noordmuur – op de plek waar een toegangstrap werd gegraven – kruist

op dezelfde diepte en ca. 1.80 m ten noorden van de twee kogelpotten een rij van vier perfect horizontaal liggende zwerfstenen. Ze zijn vrijwel identiek en omgeven door resten van grote kogelpotten (met bezemstreek). De rij loopt westelijk en oostelijk van het trapgat verder door en is mogelijk het restant van een fundatie.

Het aardewerk - onder andere stelen van kogelpotbakpannen, een kogelpotscherf met schenktuit (dergelijke objecten zijn vanuit IJlst gemeld – Verhoeven, 1998, blz. 147 + 154), een zware kogelpot-randscherf met een geboord gat (om op te hangen?) en resten van twee

STICHTING URKER UITGAVEN Klaas Post & Bas van Geel | Middeleeuws Urk onder Wijk 6-6 | 11
Kogelpot.

grote bijna-steengoed kannen (Dieburg aardewerk ?) - is globaal te dateren tussen 1100 en 1350 (Afbeelding 8).

4. Waarnemingen in de directe omgeving van Wijk 6-6

a/ Wijk 5-126

In 1999 volgden archeologen de verrichtingen van het personeel van een Urker aannemer dat in de ondergrond van Wijk 5-126 een kelder groef. De bevindingen zijn in een doctoraalscriptie verwerkt (Kerkhoven, 2003).

Op het dekzand trof men spaarzaam resten aan van wat grondsporen met verbrand en onverbrand leem. Een van de timmerlieden nam op dekzand een

donkere onregelmatige cirkel waar met een diameter van ca. 25 cm met daarnaast een hoopje scherven van een klein kogelpotje (mededeling Harm Oost dd. 18-10-2023). Een cluster van brokjes houtskool wezen in de richting van een haard/vuurplaats. Vlak boven het dekzand lagen resten van een ca. 10 cm dikke lemen vloer. Ca. 35 cm boven die vloer lag een 15 cm dikke onregelmatige laag: een esdek (laag 5) die overgaat in een 10-15 cm dikke laag 4. Nog verder naar boven volgt een esdek van ca. 35 cm (laag 3) en tot slot een 50-60 cm dik pakket aan jongere lagen (laag 2 en 1). Laag 4 en 5 tonen diverse schakeringen van leemlaagjes (oude bodems), brandlaagjes, een paalgat (dat tot in laag 6

reikt) en door mensenhanden gerangschikte zwerfstenen - in één geval in een tot op het dekzand uitgegraven kuil. In die lagen werden ook, naast baksteenfragmenten, een tuimelaar (= trekker) van een kruisboog en een heft van een mes aangetroffen. Het heft is gemaakt van zeer fraai bewerkt kostbaar walrusivoor en het mes moet wel van een voornaam persoon geweest zijn (Afbeelding 9).

De combinatie van waarnemingen en vondsten in Laag 4 en 5 maakt dat de auteur de hypothese poneert dat hier misschien resten van ‘het huys te Orc’ aangetroffen zijn (Kerkhoven, 2003, pag. 26).

STICHTING URKER UITGAVEN 12 | Klaas Post & Bas van Geel | Middeleeuws Urk onder Wijk 6-6
Afbeelding 8. Aardewerk uit Laag 5 (a – kogelpot, randscherf met tuit (S 196); b – proto-steengoed, twee randscherven met oor (S 18a + S 60); c – Pingsdorf, scherf met verfstreken (S 57); d – bijna-steengoed (Dieburg), halsfragment (S 182); e – steengoed, spinsteentje (S 413)).

b/ Wijk 6-129

Gedurende 2022 werd in de ondergrond van het iets noordwestelijk van Wijk 6-6 gelegen Wijk 6-129 gegraven. Ook hier werd een voor Urk ongewoon dik esdek (tot bijna twee meter) aangetroffen. Beperkte waarnemingen maken duidelijk dat er ook op deze locatie in het meest zuidelijke deel (het dichtst bij Wijk 6-6 gelegen) scherven van proto-steengoed en 14/15de-eeuws steengoed liggen. Een voor Urk wel heel bijzondere vondst is de vondst van een zilveren muntje uit ca. 1330 (een mijt van Gent – Afbeelding 10).

5. Analyse van pollen en sporen Om een beeld te krijgen van de vegetatie en het milieu gedurende de ophogingsfasen werden drie monsters microscopisch onderzocht op stuifmeel en sporen. We zijn ons ervan bewust dat de monsters een gemengd karakter hebben: vanwege de aanvoer van ophogingsmateriaal kan een deel van de microfossielen ouder zijn dan de fase van opwerping en periode van gebruik van de opgeworpen laag. Ook de aangetroffen milieu-indicatoren zullen deels geen directe link hebben met het milieu van de loopvlakken van de ophogingslagen omdat het aangevoerd materiaal betreft, inclusief pollen en sporen. On-

danks deze beperkingen kunnen we uitspraken doen over de vegetatie en het milieu.

Monster 1: op 14 juni 2022 werd op de plaats waar de noord- en oostmuur van Wijk 6-6 samenkomen een monster genomen uit de bovenste laag van het dekzand (Laag 6). Sediment werd verzameld uit de donkere wortelgangen die van ca. 1.80 tot 2.05 m. onder maaiveld het dekzand binnendringen. Daarbij werd ook omringend dekzand verzameld. Soortnamen, aantallen en percentages van microfossielen in monster 1 zijn aangegeven in Tabel 1(eerste tot vierde kolom).

Monster 2: op 24 juni 2022 werd vanuit dezelfde positie als monster 1 (hoek noord- en oostmuur) een monster sediment uit het onderste deel van het esdek (Laag 5) genomen. Aantallen en percentages van monster 2 zijn aangegeven in de vijfde en zesde kolom van Tabel 1.

Monster 3: tijdens de berging van kan S 110 (Laag 4, locatie zie Sectie 2 en Profiel 2) werd op 8 mei 2022 een monster van het omringende sediment genomen. Aantallen en percentages van monster 3 zijn aangegeven in de zevende en achtste kolom van Tabel 2.

De drie op stuifmeel en andere micro-

fossielen onderzochte monsters geven een beeld van een vrijwel boomloos landschap. Die conclusie baseren we op de relatief lage percentages van stuifmeel van bomen, met name van Els, Berk, Hazelaar en Eik. Dat zijn soorten die door de wind bestoven worden en die in verband daarmee heel veel stuifmeel produceren. Het zijn dus de relatief lage percentages stuifmeel van bomen in onze monsters (vergeleken met stuifmeelonderzoek elders) die wijzen op de afwezigheid van bomen op het eiland.

De lokale vegetatie en het agrarisch gebruik komen vooral tot uiting in de dominantie van grassen en vertegenwoordigers van de Composietenfamilie. Het stuifmeel van overige soorten die verband houden met menselijke invloed zijn: vertegenwoordigers van de Ganzenvoetfamilie en de Kruisbloemenfamilie (Kool?), Varkensgras en Weegbree (waaronder soorten van zilte omstandigheden). Voedselplanten zijn vertegenwoordigd met graan (onder meer Rogge) en Boekweit. We kunnen niet nagaan of het gaat om op Urk verbouwde voedselgewassen of om naar het eiland vervoerd voedsel. Korenbloem is een akkeronkruid, van met name rogge-akkers. Spurrie werd mogelijk verbouwd als voedselplant voor vee of voor

STICHTING URKER UITGAVEN Klaas Post & Bas van
| Middeleeuws Urk onder Wijk 6-6 | 13
Geel
Afbeelding 9. Wijk 5-126. Mesheft, walrusivoor. Afbeelding 10. Wijk 6-129. Zilveren mijt, Lodewijk van Crecy, Gent, ca. 1330.

TABEL 1 . Wijk 6-6. Pollen uit sediment van Laag 6 (bovenste deel dekzand met wortelgangen), Laag 5 (onderste deel esdek) en Laag 4 (Sterkte laag) In de eerste twee kolommen worden de Latijnse en Nederlandse namen gegeven en in de kolommen 3 - 4, 5 - 6, en 7 - 8 worden de aantallen en percentages van de drie onderzochte monsters aangegeven. De percentages zijn uitgedrukt op de ‘pollensom’. Die som betreft de soorten Els tot en met Hop (zie de tabel). De percentages van de soorten die geen deel uitmaken van de pollensom werden ook op de pollensom uitgedrukt.

STICHTING URKER UITGAVEN 14 | Klaas Post & Bas van Geel | Middeleeuws Urk onder Wijk 6-6 1. K.Post A G34.308/309 2. UrkB Basis Esdek G34.311 3. S110 Aantal % Aantal % Aantal % Alnus Els 67 7,2 89 16,3 82 20,0 Betula Berk 40 4,3 21 3,8 28 6,8 Corylus Hazelaar 29 3,1 52 9,5 52 12,7 Fagus Beuk 1 0,1 1 0,2 Picea Fijnspar 1 0,1 1 0,2 1 0,2 Pinus Den 14 1,5 6 1,1 2 0,5 Quercus Eik 11 1,2 7 1,3 8 2,0 Salix Wilg 3 0,3 1 0,2 Tilia Linde 1 0,2 1 0,2 Ulmus Iep 2 0,5 Cerealia (o.a. Secale) graan (onder meer Rogge) 13 1,4 16 2,9 17 4,1 Fagopyrum Boekweit 2 0,2 Poaceae Grassenfamilie 267 28,8 141 25,9 42 10,2 Poaceae verkoolde epid. verkoolde gras-epidermis 1 0,2 Asteraceae lig. Composietenfamilie 165 17,8 36 6,6 15 3,7 Asteraceae tub. Composietenfamilie 56 6,0 21 3,9 6 1,5 Brassicaceae Kruisbloemenfamilie 24 2,6 26 4,8 32 7,8 Chenopodiaceae Ganzenvoetfamilie 37 4,0 43 7,9 21 5,1 Plantago major/media Grote/ruige weegbree 31 3,3 2 0,4 Plantago lanceolata type Smalle weegbree 21 2,3 1 0,2 Plantago spec. Weegbree spec. 3 0,3 2 0,4 Spergula type Spurrie 39 4,2 1 0,2 Centaurea cyanus Korenbloem 1 0,1 1 0,2 Polygonum aviculare Varkensgras 21 2,3 12 2,2 1 0,2 Apiaceae Schermbloemenfamilie 3 0,3 3 0,6 1 0,2 Caryophyllaceae Anjerfamilie 2 0,2 3 0,6 3 0,7 Ranunculaceae Ranonkelfamilie 2 1 0,2 Rumex acetosella Schapezuring 3 0,3 1 0,2 Fabaceae Vlinderbloemenfamilie 7 0,8 1 0,2 Campanula Klokje 1 0,2 Ericaceae Heifamilie 47 5,1 31 5,7 68 16,6 Myrica Gagel 10 1,1 8 1,5 12 2,9 Cyperaceae Cypergrassenfamilie 6 0,6 15 2,7 12 2,9 Filipendula Moerasspirea 1 0,2 Potentilla type Ganzerik 2 0,2 Humulus/Cannabis Hop of Hennep 1 0,1 1 0,2 POLLENSOM 929 544 410 Potamogeton Fonteinkruidfamilie 2 0,2 Botryococcus Zoetwateralg 4 0,4 7 1,3 10 2,4 Pediastrum Zoetwateralg 21 2,3 59 10,8 99 24,1 HdV-128A s1414pore zoetwaterorganisme 3 0,3 9 1,6 2 0,5 Monoleet psilaat Varensporen 53 5,7 99 18,1 146 35,6 Sphagnum Veenmos 43 4,6 49 8,9 43 10,5 HdV-12 Hoogveenschimmel 2 0,2 Sordaria Mest schimmel 30 3,2 1 0,1 1 0,2 Sporormiella Mestschimmel 9 1,0 Podospora Mestschimmel 3 0,3 1 0,1 Apiosordaria Mestschimmel 3 0,3 cf. Pteridiosperma Mestschimmel 31 3,3 1 0,1 Glomus Bodemschimmel 6 0,6 1 0,1 Riccia Watervorkje 1 0,1 Anthoceros punctatus Zwart hauwmos 1 0,1 cyst marine dinoflagellatae zout of brak water 1 0,1 1 0,1 4 1,0

mensen (in tijd van voedselschaarste). De sporen van Zwart hauwmos en Watervorkjes wijzen op vochtige akkers. De schimmels Podospora, Sordaria, Apiosordaria, Pteridiosperma en Sporormiella wijzen op de aanwezigheid van mest (dierlijke mest en uitwerpselen van mensen).

Veenmos, Ericaceae (Heidefamilie) en Gagel passen niet in het beeld van de vegetatie op het hoge deel van het eiland en dat geldt ook voor de veel voorkomende varens. De stuifmeelkorrels en sporen van deze soorten kunnen bij hoog water aangevoerd zijn met verslagen (hoog)veen en als bemesting gebruikt zijn, maar waarschijnlijker is dat ze als gestoken plaggen van het lage deel van het eiland opgebracht zijn. De zoetwater-algen Pediastrum en Botryococcus en zeer schaarse cysten van dinoflagellaten (brak of zout water)

Aardewerk Wijk 6-6, Urk, 1000-1500 AD

kunnen ook via plaggenbemesting zijn meegekomen.

De drie monsters vertegenwoordigen in totaal een tijdspanne van ongeveer eind 11de eeuw tot en met de 15de eeuw. Het betreft een periode toen het omringende water van zoet (Almere), via brak naar zout veranderde (Zuiderzee). Niettemin registreren we weinig veranderingen in milieu en vegetatie. Wel kunnen we nog enkele speculatieve opmerkingen maken ten aanzien van lokale ontwikkelingen. Monster 1 bevat veel sporen van mestschimmels. We brengen dat in verband met de noodzaak van bemesting van het nutrient-arme dekzand. Ook het veel voorkomen van Spurrie in monster 1 kan verband houden met de aanvankelijke schaarste aan nutriënten (groenbemesting, veevoer). De opvallende oplopende frequentie van varensporen kunnen

we vooralsnog niet verklaren. Samenvattend: de es was in gebruik als landbouwgrond en als weide. Het landschap was vrijwel boomloos. Graan, boekweit en korenbloem wijzen mogelijk op agrarisch gebruik van de es, maar aanvoer per boot van stuifmeel van voedselplanten zoals graan/meel, en depositie van dat stuifmeel via feces, zal waarschijnlijk ook hebben plaatsgevonden.

6. Discussie

De vroegste bebouwing van Wijk 6-6 De aardewerkfragmenten uit de ca. 40 cm dikke Laag 5 (bijna-steengoed, proto-steengoed, Pingsdorf- en Andenne-aardewerk, maar vooral kogelpot) vertegenwoordigen waarschijnlijk ruim drie eeuwen bewoning (1000-1350) (zie Tabel 1).

TABEL 2 - Wijk 6-6. Aardewerkresten ouder dan 1500. Het totaal aantal geborgen scherven en een minimale schatting van het aantal verschillende oorspronkelijke objecten (gebaseerd op rand- en bodemfragmenten).

STICHTING URKER UITGAVEN Klaas Post & Bas van Geel | Middeleeuws Urk onder Wijk 6-6 | 15
ANDENNE PINGSDORF KOGELPOTKOGELPOT STEENGOED STEENGOED STEENGOED GRIJZE WAAR ROODBAKKEND STEENGOED STEENGOED S1 EERSTE PERIODE 1000-1200 1000-1200 1000-1200 1150-1300 ONVERSIERD BEZEMSTREEK PROTO BIJNA VROEG S1 + S2 TWEEDE PERIODE 1200-1250 1250-1310 1350-1400 1350-1450 1350-1450 1400-1460 1460-1500 SCHERVEN 5 3 442 121 24 29 52 7 33 74 8 0,5 % 0,5 % 55 % 15 % 3 % 4 % 7 % 1 % 1 % 9 % 4 % AANTAL VERSCHILLENDE OBJECTEN 2 % 2 % 4 % 1 % 44 % 10 7 % 2 5 7 6 % 19 13 % 16 11 % 65 3 3 8 6 % 7 5 %
ANDENNE PINGSDORF KOGELPOTKOGELPOT STEENGOED STEENGOED STEENGOED GRIJZE WAAR ROODBAKKEND STEENGOED STEENGOED S1 EERSTE PERIODE 1000-1200 1000-1200 1000-1200 1150-1300 ONVERSIERD BEZEMSTREEK PROTO BIJNA VROEG S1 + S2 TWEEDE PERIODE 1200-1250 1250-1310 1350-1400 1350-1450 1350-1450 1400-1460 1460-1500 SCHERVEN 5 3 442 121 24 29 52 7 33 74 8 0,5 % 0,5 % 55 % 15 % 3 % 4 % 7 % 1 % 1 % 9 % 4 % AANTAL VERSCHILLENDE OBJECTEN 2 % 2 % 4 % 1 % 44 % 10 7 % 2 5 7 6 % 19 13 % 16 11 % 65 3 3 8 6 % 7 5 % Aardewerk Wijk 6-6,
Urk, 1000-1500 AD

In de bovenste helft van Laag 5 zijn scherven van bijna-steengoed, proto-steengoed en kogelpot met bezemstreek naast elkaar aangetroffen. De onderste helft van Laag 5 vertelt een ander verhaal. Over de gehele oppervlakte worden op de grens van dekzand en esdek scherven van kogelpot aangetroffen. Vrijwel allemaal zonder bezemstreek en vaak vlak naast of in de buurt van paalsporen en grote kuilen die 85 cm diep in het dekzand steken (Afbeelding 11 en 12). De diepe kuilen lijken qua afmetingen en vorm op de kuil die eerder bij Wijk 6-28 aangetroffen is (Roessingh, 2005– Afbeelding 13). Die kuil is als ‘voorraadkuil’ van een boerderij geduid, maar kan ook - door de dikke wand van leem - als bewaarplaats voor vloeistof gediend hebben. De kuilen bij Wijk 6-6 daarentegen hebben geen wanden van leem en zijn - waarschijnlijk na gebruik - opgevuld met esdek gemengd met dekzand dat een enkel klein zwerfsteentje bevat.

De kuilen en diepe paalsporen in het dekzand van Wijk 6-6 wijzen op een fors gebouw dat hier op, of vlak boven het dekzand neergezet moet zijn. Waarschijnlijk ging het om een vrij grote boerderij.

STICHTING URKER UITGAVEN 16 | Klaas Post & Bas van Geel | Middeleeuws Urk onder Wijk 6-6
56 cm 82 cm 1,10 m 1,30 m Afbeelding 11. Paalspoor in Laag 6. Afbeelding 12. Leemvloer (Laag 5) met daaronder (voorraad)kuil (Laag 6). Afbeelding 13. Wijk 6-28, dwarsdoorsnede voorraadkuil (naar Roussingh, 2005).

Een blokhuis met kruisboogschutters? De uit Laag 4 afkomstige laat 14de en vroeg 15de-eeuwse scherven van Wijk 6-6 zijn afkomstig van tenminste 38 verschillende kannen (zie Tabel 2). Ze wijzen - door de zeer beperkte oppervlakte van de opgraving, de tijdspanne en de manier van verzamelen - op de aanwezigheid van een aanzienlijk aantal mensen. Een deel van die mensen waren - gezien de vondsten van onderdelen van kruisbogen - kruisboogschutters. De oudere vondsten uit de Laag 4 en 5 van Wijk 5-126, dat 12 meter zuidoostelijk van Wijk 6-6 ligt, wijzen ook in die richting (vondst van een trekker van een kruisboog, een dolk en grote aantallen laat 14de- vroeg 15de-eeuws aardewerk (Kerkhoven, 2003)). Het fraaie mesheft van Wijk 5-126 en de iets hogere kwaliteit van sommige kannen (b.v. S 18 en S 110 van Wijk 6-6) geven aan dat er ook personen rondliepen met een hogere status dan een eenvoudige boer of een kruisboogschutter.

Pijlpunt S 26 (Afbeelding 14) is een lange zware kruisboogpijl en dergelijk zwaar geschut wijst op een vaste kruisboogopstelling; een geducht verdedigingswapen met een effectieve reikwijdte van ca. 300 meter. Vanuit het westen en zuidwesten was Urk niet te benaderen (een zeer stenige zeebodem grenzend aan een steile keileemklif) en noord en noordoost van de bult lag het uitgestrekte en drassige lage veenland. De zuidoostelijke hoek van de bult lag echter in de luwte, was toegankelijk en daar bevond zich rond 1400 (en later) waarschijnlijk de aanlandplaats van het eiland (De Vries, 1962). Een locatie die met de wat hoger gelegen vaste kruisboogopstelling vanaf Wijk 6-6 perfect bestreken kon worden.

De funderingsresten die langs de zuidmuur van Wijk 6-6 lopen en deels onder de zuidmuur door gaan, maken dat er zuid van Wijk 6-6, in de huidige Burgemeester Nentjesstraat, waarschijnlijk een (deels houten) gebouw gestaan heeft met een zware fundering. De constructie kan zelfs in verbinding staan met de funderingsresten die bij Wijk 5-126 gevonden zijn. Als dat zo is, dan is er sprake van een zeer fors gebouw of van meerdere stevige bouwsels.

De onderste fractie van Laag 4 is een scherp afgetekend zwart-wit laagje met as en houtskool. Het bevindt zich onder de gehele oppervlakte. Onder Wijk 5-126 worden zelfs meerdere brandlagen gemeld (Kerkhoven, 2003, pag. 26). De funderingen, aardewerk- en wapenresten en de ouderdom van Laag 4 van Wijk 6-6 bevestigen de hypothese die Kerkhoven op basis van vondsten onder Wijk 5-126 al in 2003 trok: hier heeft ooit het blokhuis van Urk gestaan (Kerkhoven, 2003, pag. 26+27). Misschien - gegeven de brandlagen - na de verwoesting van een bestaand houten gebouw dat de heren van Kuinre voor 1381 als uitvalsbasis voor hun zeeroof gebruikten? In dat geval is het logisch dat graaf Albrecht van Holland en Dirk van Zwieten eerst het bestaande steunpunt van de heren van Kuinre vernietigen en daarna, min of meer op dezelfde locatie, hun eigen sterkte bouwen en bemannen (zie kader ‘Het huze op Orck’). Een sterkte met, al dan niet, meerdere bijgebouwen op een terrein dat misschien wel tot Wijk 6-129 reikte (Afbeelding 15).

Afbeelding 14. Lange kruisboogpijlpunt S 26, met links de reconstructie van de pijl.

STICHTING URKER UITGAVEN Klaas Post & Bas van Geel | Middeleeuws Urk onder Wijk 6-6 | 17
Afbeelding 15. Burgemeester Nentjesstraat met locatie van Wijk 5-126, 6-6 en 6-129. De cirkels geven de frequentie van vondsten aan. wijk 6 - 129 wijk 6 - 6 wijk 5 - 126

Het Huze tot Orck

De kameraarsrekening van Deventer meldt op 24 juni 1381 dat er 2 stuivers betaald worden aan een bode die aan Zutphen een brief brengt “alse van den huys dat die greve van Hollant tot Orc liet up slaen’. Vijf dagen later wordt er fors betaald voor paardenhuur en kosten omdat ‘Joh. die Hoyer ende Peter van Lyende die tot Swolle ghereden weren, die ghereden solden hebben tot Vollenho and onsen heren van Utrecht als van de tymmeringhe tot Orc’. Er werd dus een sterkte op Urk gebouwd en kennelijk verontrustte dit de Hanzesteden Kampen, Zwolle, Zutphen en Deventer en was het zaaks om de bisschop van Utrecht hiervan op de hoogte te stellen. Dat is niet verwonderlijk want op de zeer drukbevaren Zuiderzee geldt in de 14de eeuw het recht van de sterkste. Friezen en Hollanders bestrijden elkaar en de beide leenheren van de landen van Urk, de roofridders van Kuinre en van Voorst, ontpoppen zich als niets ontziende zeerovers. Het eiland Urk ligt te midden van al dat geweld en is van strategisch belang. Omdat de heren van Kuinre en Voorst smeekbeden, bevelen en maatregelen naast zich neer blijven leggen, verwoes -

ten de gezamenlijke legers van Zwolle, Kampen en Deventer en de bisschop van Utrecht in 1362 het machtige kasteel van Zweder van Voorst. De heer Van Voorst wordt verbannen. Voor Albrecht van Beieren, graaf van Holland, Henegouwen en Zeeland en Leenheer van Urk, is in 1381 de maat ook vol. Kuinre wordt de wacht aangezegd en het leengoed Urk gaat tot woede van de heer van Kuinre over in handen van Dirk van Zwieten.

Omdat Kuinre deze beslissing niet zomaar zal accepteren en Urk door zijn ligging van strategisch belang is, besluiten Albrecht van Beieren en Dirk van Zwieten op Urk een sterkte neer te zetten. De sterkte wordt uitgerust met een eenheid elite soldaten onder leiding van kastelein Claes van Zwieten, een zoon van Dirk van Zwieten, de nieuwe leenheer van Urk. Die krijgt binnen een tiental jaren de mannen van Kuinre in het gareel. Ruim 25 jaar later, in 1408, zwaait een nieuwe kastelein, Dirk den Zuren, de scepter over ‘het huys’ op Urk omdat de leen van Urk en Emmeloord naar jonkvrouwe Johanna van Voorst is overgegaan. In 1412 is Johanna echter al baas af en zijn het

weer de heren van Kuinre - inmiddels dikke vrienden met de graaf van Holland – die de scepter zwaaien. En die zullen de heerlijkheid Urk tot eind 15de eeuw besturen.

De in de inleiding van deze Kroniek geciteerde brief van Amsterdam kan niet anders dan gericht zijn aan Herman III van Kuinre. Die is baas over Urk van 1412-1438 en de brief bewijst dat de sterkte dan nog volop in gebruik is. Het landrecht dat Herman III van Kuinre in 1420 voor zijn Urker onderdanen maakt (en dat in feite tot 1795 voor Urk bindend bleef) stelt zelfs dat een Urker alleen voor het ‘Huys te Orck’ berecht kan worden. De brief maakt ook duidelijk dat Holland verwacht dat de leenman hard optreedt tegen piraten (en waarschijnlijk tegen Friezen). Dat kan, want Urk is een hoge heerlijkheid en daar kan de doodstraf uitgesproken worden. Hoe het met de vier gevangenen afgelopen is weten we niet, maar veel goeds zal het niet geweest zijn. Een paar decennia later is de situatie heel anders. Het opvallende gebrek aan gebruiksvoorwerpen uit de tweede helft van de 15de en eerste helft 16de eeuw bij Wijk 5-126 en Wijk 6-6 wijst er namelijk op dat de Urker sterkte vermoedelijk al vroeg in de tweede helft van de 15de eeuw in onbruik raakt. Deze veronderstelling wordt gestaafd door het feit dat in 1478 hertog Maximiliaan van Oostenrijk aan Evert Zoudenbalch - inmiddels de bezitter van de heerlijkheid ‘Urck en Emelwairde’- toestaat om misdadigers op te sluiten in Holland of West-Friesland “daar in de heerlijkheid zelve geen gevangenis of slot was” (Prov. Arch. Reg. F. 40, Van Doornink, 1865, blz. 407). Het gebrek aan celruimte op Urk komen we wat later in 1545 ook tegen als de Grafelijke Raad van Holland de heer van Urk alweer toestemming geeft om gevangenen in Hollandse kerkers te bergen. Nog later - op de eerste 16de-eeuwse kaarten en de meer gedetailleerde kaarten uit de 17de eeuw - is geen enkel spoor zichtbaar van iets dat op een sterkte of resten daarvan wijst. Het in 1381 gebouwde

STICHTING URKER UITGAVEN 18 | Klaas Post & Bas van Geel | Middeleeuws Urk onder Wijk 6-6
Schoolplaat waarop de belegering van het kasteel van de heer van Urk, Zweder vanVoorst, wordt afgebeeld. Toen een van de grootste en sterkste kastelen van ons land.

trotse ‘Huze tot Orck’ is ergens tijdens of kort na het midden van de 15de eeuw in onbruik geraakt en is toen – waarschijnlijk – gesloopt.

Toch komen we tot ver in de 17de eeuw in bronnen verwijzingen als het ‘huis te Urk’ of het ‘huis van de Heer’ tegen. Er is ook sprake van een ‘Herenkamp’ - een aan de heer toebehorend stuk grond - en van een ‘Werff’ waar een ‘Herenhuis’ op gestaan zou hebben. Een huis dat begin 17de eeuw afgebroken zou zijn en vervangen wordt door een boerderij die verpacht wordt. Een voorname delegatie van Amsterdam meldt dit – weliswaar van horen zeggen – zelfs nog in 1661. Wat eerder, in 1611, wordt een inwoner

van Emmeloord gedaagd om voor het ‘huys to Urck’ te verschijnen, waarmee volgens De Vries het huis van de schout bedoeld moet zijn (De Vries, pag. 191).

Op de eerste gedetailleerde kaart van Urk van de Amsterdamse landmeter Koel van 1668 is echter geen spoor van een groot huis te zien. Ook ontbreekt elk spoor van bebouwing of van ruïnes op de locatie rond Wijk 6-6. Wel valt op dat een omsloot gebied (in de buurt van Wijk 7-11) als ‘Stadtsland’ wordt geduid en dat zou in vroeger tijden ‘het Herenland’ geweest zijn. (De Vries, pag. 214, 272).

Het lijkt erop dat er op enig moment een scheiding tussen een fysiek militaire functie en een gerechtelijke functie

van het begrip ‘huis’ plaatsvond. Met het ‘Huze tot Orck’ (in diverse schrijfwijzes) zal in de 14de en de eerste helft van de 15de eeuw de sterkte bedoeld zijn. Maar eind 15de eeuw moet er een ander huis voor in de plaats gekomen zijn dat waarschijnlijk geen militaire functie meer had. Nog later (in alle geval voor 1668) zal ook dat huis niet meer bestaan hebben en is bij officiële gelegenheden (zoals b.v. de ontvangst van de Amsterdamse burgemeesters of bij gerechtelijke procedures) waarschijnlijk het huis of de boerderij van de Urker schout de plaats van handeling. Dat schoutshuis moet wel een van de optrekjes zijn die op de kaart van landmeter Koel staat afgebeeld.

STICHTING URKER UITGAVEN Klaas Post & Bas van Geel | Middeleeuws Urk onder Wijk 6-6 | 19
Detail uit de kaart van Cornelis Koel (1668).

De leemvloer aan de oostzijde van Wijk 6-6

De dikke leemvloer aan de oostzijde van het perceel dekt tenminste één grote kuil af en ligt lager dan Laag 4, maar duidelijk boven de grens van Laag 5 met Laag 6 (dekzand). Op, in en vlak onder de leemvloer is kogelpotaardewerk met bezemstreek aangetroffen. Buiten de noordmuur (in een verdieping van toegangstrap) ligt op ongeveer dezelfde diepte als de leemvloer een rij eenvormige zwerfstenen. Zwerfstenen die beduidend kleiner zijn dan die van de rij die zuid in Laag 4 ligt, en die nog nauwkeuriger en vrijwel waterpas zijn neergelegd (Afbeelding 16). Waarschijnlijk is de rij het restant van een fundering. Of er verbinding is met de leemvloer kon niet worden waargenomen (zie Sectie 3). Maar het lijkt waarschijnlijk dat de leemvloer oorspronkelijk een groter oppervlak bedekt heeft: in een van de kuilen tegen de rand van de leemvloer is een restant van de vloer aangetroffen (Afbeelding 17, zie ook Profiel 2).

STICHTING URKER UITGAVEN 20 | Klaas Post & Bas van Geel | Middeleeuws Urk onder Wijk 6-6
S-49 S-50 ? paalgat brok rode leem ? voorraadkuil Afbeelding 16. Rij eenvormige platte zwerfstenen in Laag 5 (buiten de noordmuur van Wijk 6-6). Het gele dekzand van Laag 6 (onder) en het bruinrode sediment van Laag 2 (boven) zijn goed waar te nemen. Afbeelding 17. Fragmenten van kogelpotten (S 49 en S 50), naast een voorraadkuil met een brok leem (restant van de leemvloer?).

De twee kogelpotten van Wijk 6-6

De twee kogelpotten in de leemvloer vertegenwoordigen een raadsel (Afbeelding 18, zie ook Sectie 3 en Profiel 4). Qua model wijken ze af van de vele kogelpotvormen die hier gevonden zijn. Maar het meest vreemde is dat ze in elkaar in de zware leemvloer staan en dat er geen enkele randscherf of halsscherf is gevonden. Intacte kogelpotten kunnen niet in elkaar staan, dus het is misschien niet vreemd dat er geen enkele randscherf is aangetroffen. Waarschijnlijk zijn twee onderste delen van potten - de een met een kleinere diameter dan de andere - in elkaar in de vloer gezet. Maar waarom? Het is bekend dat vloeren en funderingen soms (al dan niet ingemetseld) aardewerk bevatten, vaak als val voor insecten en/of muizen of soms als bouwoffer (Van Doesburg, 2020). Misschien dat dit laatste op een hoek van een vloer hier het geval geweest is? Maar waarom dan twee bodems in elkaar? Skeletdelen van muizen zijn in ieder geval niet aangetroffen.

PROFIEL 4: Deelprofiel vanaf oostwand, oost-noordwest, met positie S 101 en leemvloer.

STICHTING URKER UITGAVEN Klaas Post & Bas van Geel | Middeleeuws Urk onder Wijk 6-6 | 21
Oostmuur BIJNA STEENGOED KAN (S128) LEEMVLOER KOGELPOTTEN (S101) 134 24 6 310 40 68 30 8 109 25 24 68 30 8 38 8 121 1 2 3 4 5 6
Afbeelding 18. Twee kogelpotten (S 101), in elkaar geplaatst in een leemvloer, Laag 5.

7. Conclusies

Op een onderbreking van begin 16de tot begin 17de eeuw na, hebben op de locatie Wijk 6-6 vanaf de 13de, mogelijk zelfs de 12de eeuw, tot nu doorlopend menselijke activiteiten plaatsgevonden. Die activiteiten hebben sporen en objecten nagelaten, hetzij samenhangend met directe bewoning, of van zeer nabij gelegen menselijke activiteiten (Tabel 3). De vroegste sporen in de basis van Laag 5 zijn waarschijnlijk afkomstig van een grote boerderij.

De vondsten en waarnemingen van Laag 4 bevestigen en onderstrepen de hypothese van Kerkhoven (2003) met betrekking tot de locatie van het uit historische bronnen bekende Urker blokhuis. Dat blokhuis stond vanaf 1381 in de buurt van Wijk 5-126 en Wijk 6-6. Het opvallende gebrek aan aardewerk en andere vondsten van ca. 1450 tot ca. 1580 impliceert dat het blokhuis in de

tweede helft van de 15de niet meer functioneerde, verlaten of afgebroken was. Het huze tot Orck heeft dus van 1381 tot ergens rond of begin tweede helft 15de eeuw dienst gedaan (zie kader ‘Het Huze tot Orck’).

De pollenanalyses van de lagen 4, 5 en 6 maken duidelijk dat het blokhuis in een landschap stond dat vanaf tenminste de 12de eeuw vrijwel boomloos was, waar akkerbouw plaatsvond en grasland in de buurt lag. Een conclusie die eerder ook door Kerkhoven (2003) getrokken werd.

Gebaseerd op de vondsten bij Wijk 6-6 (en andere vondsten in de Oude Straat van Urk: Wijk 5-1, Wijk 5-9/10, Wijk 5-26, Wijk 5-126, Wijk 6-28, Wijk 6-30, Wijk 6-129 – Archief Stichting Erfgoed Urk) stond er vanaf de 12de eeuw een lint van boerderijen rond de noordkant van de berg van Urk. Die boerderijen

grensden waarschijnlijk aan een weg die zich nog verder westelijk uitstrekte op de toen nog bestaande hoogte. Tastbaar bewijs is daar tot nu toe nog niet voor gevonden, omdat het westelijke deel van de berg ergens tussen de 14de en de 16de eeuw door de zee verzwolgen is. Aan diezelfde weg stond gedurende een deel van de 14de en 15de eeuw het blokhuis. In de Oude Straat op Urk kunnen we diezelfde weg nog steeds herkennen en ze is daarmee de enige nog bestaande en functionerende Middeleeuwse straat van Flevoland! (Afbeelding 20) ■

Munten (51):

ZILVER : ½ groot (15de eeuw); stuber (Wesel, 1509); Stuiver (Groningen, 1685); 10 cent (1913, 1977); 25 cent (1965)

KOPER : 1/6 öre (Zweden, 1673); 1/4 Stuber (Dordmund, 1758); 4 Heller (Aken, 1715); ?? (Duitse staat 18de eeuw); Oord (Friesland, ca. 1640), (Zuidelijke Nederlanden, 17de eeuw); Duit (Hollandia, 17de eeuw, 1702, 1739), (Gelria, 1720), (Stad Utrecht, 1756, 1792), (Overijssel, 1767, 1769); (Zeelandia, 1783); (Groningen, 17de eeuw); (Onbekend, 17de eeuw, 18de eeuw, 18de eeuw); 1/2 cent (1827, 1888); 1 cent (1823, 1824, 1828, 1832, 1878, 1878, 1878, ca. 1880, 1880, 1881, 1882, 1884, 1891, 1893, 1896, ca. 1900, 1902, 1903, 1915, 1916, 1917, 1917, 1919, ca. 1920, 1922, 1925, 1925, 1927, 1941, 1942, 1942, 1948, 1954, 1965); (België, ca. 1840); 2 cent (België, 1835); 2 1/2 cent (1916, 1916); 5 cent (1978, 1979, 1979, 1980, 1992, 1999; 20 cent (1999)

ZINK : 1 cent (1942, 1942, 1942, 1943, 1943, 1943)

Loden (> 24):

Havenlood 2 (Enkhuizen 1897, 1901); Onbekend 4; Vislood > 20.

Knopen (14):

Been: 8; metaal: 3; kunststof: 3.

Pijpenkoppen (20):

17e eeuw 4, 18e eeuw 13, 19e eeuw 3.

Diversen metaal:

Onderdelen kruisboog (5 - o.a. spanhaak, korte pijlpunt, lange pijlpunt), lemmet klootdolk, lemmet mes (8), loden kern klootspelbal, grendels (2), deurbeslag, hangers (3), deel van een kookpot, fragment dissel, beitel, griep, splitpen, muuranker, ijzeren ringen, priemen (2), punt van vaarboom, vishaken (2); boetnaald, rooster kachel (gietijzer), klinknagels (> 10), spijkers (> 100), ijzerslakken (> 10).

Beenderen gewervelden

Koe: > 100; varken > 100; schaap/geit 5, paard 1, bruinvis 1, kip > 20, eend > 20, gans 2, (kleine)zwaan 6.

Aardewerk

Andenne (5), Pingsdorf (3), Kogelpot (563), Protosteengoed (24), Steengoed (173) (zie Afbeelding 19), Grijze waar (7), Roodbakkend (43,5 kg) (zie kader Een raadselachtige vondst), Witbakkend (3,6 kg), Majolica (2,7 kg), Faience (1,1 kg), Industrieel wit (2,9 kg)

Glas (1,6 kg)

Schelpen

Mossels (veel), Oesters (enkele), Noordkromp (1), Gastropode (1)

Visresten (veel) (niet bewaard)

Fossiel koraal (1)

Slijpsteen (2)

TABEL 3. Lijst van vondsten.

STICHTING URKER UITGAVEN 22 | Klaas Post & Bas van Geel | Middeleeuws Urk onder Wijk 6-6

GERAADPLEEGDE LITERATUUR

• Boer P.C. de & Geurts, A.J. 2002. Oude burchten in het nieuwe land. De middeleeuwse kastelen van Kuinre in de Noordoostpolder. Publicaties van het Sociaal Historisch Centrum voor Flevoland, 74, 1-111.

• Doesburg, J. van. 2020. Vreemd gebruikt aardewerk. Archeologie in Nederland, 4, 2, 10-17.

• Doorninck, J. van. 1865. Tijdrekenkundig register op het oud provinciaal archief van Over-IJssel, deel 4, 1-643.

• Es, W.A. van, Sarfatij, H. & Woltering, P.J. 1988. Archeologie in Nederland. ROB Amersfoort, 1-224.

• Geurts, A.J. 2005. Urk, de geschiedenis van een eiland. Publicaties van Nieuw Land Erfgoedcentrum, 77, 1-408.

• Heide, W. G. van der. 1972. Van landijs tot polderland. 1-675.

• Kerkhoven, A. A. 2003. Rogge, zout en bodemschatten. De archeologie en het cultuurlandschap van Urk in de Late- en Post-Middeleeuwen. 1-166. Doctoraalscriptie, Universiteit van Amsterdam.

• Roessingh, W. 2005. Urk, Wijk 6-28. ArcheoProjecten Rapport 368.

• Verhoeven, A. A. A. 1998. Middeleeuws gebruiksaardewerk in Nederland (8ste – 13de eeuw), 1-317.

• Vries, C. de. 1962. Geschiedenis van het eiland Urk. 1-525.

STICHTING URKER UITGAVEN Klaas Post & Bas van Geel | Middeleeuws Urk onder Wijk 6-6 | 23
Afbeelding 19. Een aantal bodems van steengoedkannen uit de 14de en 15de eeuw die gevonden zijn onder Wijk 6-6. Waarschijnlijk gebruikt door soldaten die in de sterkte gelegerd waren.
STICHTING URKER UITGAVEN 24 | Klaas Post & Bas van Geel | Middeleeuws Urk onder Wijk 6-6

Afbeelding 20. Een blik op de Urker bult in het jaar 1425. Bij de aanlandplaats lost een kleine kogge wat victualiën en laadt wat vaatjes boter. Vanuit het blokhuis komt een groep soldaten aangemarcheerd om met een grote sloep ergens orde op zaken te stellen. De grote graanschuur van de heer staat rechts van het blokhuis. Langs de flanken van de bult loopt een smalle weg naar het westen die geflankeerd wordt door boerderijen. Bovenop de bult groeit graan en ploegt een boer zijn akker, in het achterland wordt veen gestoken en vee geweid. In de verte staat een molen, en nog verder westwaarts een kerkje met wat huisjes. Dat kerkje kreeg in 1461 een bronzen klok en verdween eind 16de eeuw definitief in zee ( © Ulco Glimmerveen).

STICHTING URKER UITGAVEN Klaas Post & Bas van Geel | Middeleeuws Urk onder Wijk 6-6 | 25

Dankwoord

Jozé Oost (eigenaar van Wijk 6-6) gaf ons toestemming om gedurende twee jaar de werkzaamheden in het pand te volgen en Rinke Oost en Hein Jan Hakvoort brachten de discipline op om tijdens hun graafwerkzaamheden ieder opvallend spoor of artefact zeker te stellen en de positie daarvan vast te leggen. Zij drieën bewijzen daarmee dat graafwerkzaamheden binnen de oude dorpskom van Urk - die door de zeer beperkte schaal buiten de kaders van de plaatselijk vigerende regelgeving en de huidige (bedrijfsmatige) marktwerking van de archeologie vallen - toch kostbare informatie voor de historie van Urk kunnen opleveren. Datzelfde geldt voor de bewoners van diverse woningen van Wijk 5 en 6, waar we de afgelopen jaren ook welkom waren en waardoor langzaam duidelijk werd dat de Oude Straat over haar gehele lengte een Middeleeuwse basis heeft.

De eigenaars van Sortas BV en Sortas Infra BV stonden ons toe om de afgevoerde aarde op hun terrein te inspecteren. Dankzij de gastvrijheid en de assistentie van hun medewerkers konden veel objecten geborgen worden.

Tineke Heise-Roovers en Koen Blok (Provinciaal Archeologisch Depot Flevoland) faciliteerden de studie van aardewerk en andere objecten uit oudere opgravingen in de Urker dorpskom. Jacqueline Heerema, Hans-Willem van der Leeuw, Marion van der Leeuw-Kleijne en Bert van der Valk (allen AWN Den Haag en omstreken) wierpen een eerste blik op het aardewerk van diverse locaties van de Oude Straat en wezen ons op kenmerken waar we op letten moesten. Wilma van den Heuvel (AWN-Vallei en Eemland) controleerde onze determinaties van het aardewerk van Wijk 6-6 en was 24/7 beschikbaar voor advies, nieuwe determinaties en/of een second opinion.

Bert van der Lingen determineerde de pijpenkoppen, Bram Langeveld (Natuurhistorisch Museum Rotterdam) voorzag de – in onze ogen allemaal eenvormige – vogelbotjes van een naam en Lub Post (Gzn.) determineerde de munten en

assisteerde samen met Gabrielle Voerman bij het conserveren en administreren van de vondsten.

De Urker historici Sjoerd Haagsma, Lub Post (Jzn.), Tiemen Roos en Klaas de Vries verstrekten bronnen en deelden hun ideeën.

Harm van Otterloo en Paulus van Slooten (Gemeente Urk) verstrekten dorpsplattegronden en rioolkaarten.

Jaap van Leeuwen droeg zorg voor een groot deel van de afbeeldingen en bioloog en schilder Ulco Glimmerveen creëerde de complexe digitale reconstructie van het Urk anno 1425. Zijn inbreng – en zijn geduld met onze soms wisselende aanwijzingen – maakte dat Middeleeuws Urk een verantwoord gezicht kreeg.

Tineke Heise-Roovers, Wilma van de Heuvel, Yftinus van Popta, Tiemen Roos en Dick Velthuizen (voormalig depotbeheerder Archeologisch depot Flevoland) lazen een eerste versie van dit artikel en hun opmerkingen en suggesties hebben het uiteindelijke artikel in belangrijke mate verbeterd.

Allen dank!

DISCLAIMER

De waarnemingen en conclusies in dit artikel zijn geheel voor rekening van de eerste auteur. Hoewel naar beste weten en kunnen gemaakt, hoeven deze niet (altijd) juist te zijn. Helaas kon gedurende de werkzaamheden in Wijk 6-6 (deels in Covid-tijd) geen beroep gedaan worden op adviezen of reflectie van de provinciale archeologie.

STICHTING URKER UITGAVEN 26 | Klaas Post & Bas van Geel | Middeleeuws Urk onder Wijk 6-6

Een raadselachtige vondst

Op de grens van Laag 3 en 4 is bij Wijk 6-6 het bovenste deel (de kaarsenhouder) van een zeldzame grofkeramische kandelaar gevonden. Deze kandelaars werden gemaakt voor lieden uit de hogere sociale klassen in de laatmiddeleeuwse samenleving. Het gebruik van kaarsen was toen voorbehouden aan de rijken, de gemiddelde burger gebruikte olielampjes.

Meer nog dan de kostbaarheid van de kaarsen was de heiligheid van de bijenwas waarvan ze gemaakt waren van belang. Vanwege de mysterieuze wijze waarop deze werd verkregen van de ‘maagdelijke’ bijen werd de was wel geassocieerd met de maagd Maria. Kaarsen speelden daarom vanaf de 12de eeuw een belangrijke rol in de kerkelijke liturgie en kandelaars met een bepaald aantal kaarsen hadden een specifieke religieuze betekenis. Het is dan ook niet verwonderlijk dat bijna alle grofkeramische kandelaars bij kloosters, of aan kloosterordes gerelateerde locaties, in Groningen en Friesland zijn gevonden.

Opvallend is ook dat het altijd gaat om unieke voorwerpen die doorgaans uitbundig versierd werden met ruw snijwerk, stempels en spatelindrukken. Geen enkele kandelaar is hetzelfde en kennelijk werden ze op bestelling gemaakt.

De afgebeelde kaarsenhouder meet 8,5 x 8 x 4 cm, heeft openingen voor 5 kaarsen en stond oorspronkelijk op een taps toelopende hoge keramische voet. De voet is niet teruggevonden maar aan de onderkant van de kaarsenhouder is de indruk van de voet nog in het aardewerk te zien. De bovenkant is ruw versierd met driehoekige spatelindrukjes die een stervorm tonen.

De vondst bij Wijk 6-6 maakt duidelijk dat er ergens in late Middeleeuwen een voornaam persoon of monnik woonde, of deze plek bezocht.

Bron: Bosma K. 2017. Heilig licht. Drie laatmiddeleeuwse versierde grofkeramische kandelaars uit de Groninger binnenstad. In Jaarboek voor Archeologie, Bouwhistorie en Restauratie van de gemeente Groningen, pag. 104-119.

STICHTING URKER UITGAVEN Klaas Post & Bas van Geel | Middeleeuws Urk onder Wijk 6-6 | 27

Samenvatting. Het gedurende twee jaar nauwkeurig volgen van graafwerkzaamheden onder de woning Wijk 6-6 in de oude dorpskern van Urk leverde een schat aan archeologische vondsten en waarnemingen op. Duidelijk werd dat op of nabij deze locatie van 1381 tot midden 15de eeuw het befaamde ‘Huze tot Orck’ stond. Een Sterkte die met soldaten, kruisbogen en kerkers de zeeroverij op de vaargeulen langs Urk moest bestrijden. Ook bleek dat er vanaf de 12de eeuw, misschien zelfs al eerder, op deze plek een grote boerderij stond. Die boerderij stond in een vrijwel boomloos landschap en maakte deel uit van een uitgestrekt lint van boerderijen dat langs de noordflank van de bult van Urk liep. De weg die de boerderijen verbond, is te herkennen in de nu nog bestaande Oude Straat van Urk en is de enige nog bestaande en functionerende middeleeuwse straat van Flevoland.

Summary. Two years of close examination of the excavation works underneath the house Wijk 6-6 in the old village core of Urk resulted in a host of archaeological finds and observations. It became clear that the location was (near) the site of the famous ‘Huys to Orc’, which had existed from 1381 to the middle of the 15th century: a stronghold with dungeons, manned by cross-bowed soldiers who protected the shipping routes near Urk from pirates and foreign powers. It was further established that a large farmhouse had existed previously on the site from at least the 12th century, and possibly as early as the 11th. The farmhouse stood in a landscape nearly devoid of trees, and was part of an extensive row of farmhouses running along the north edge of Urk’s ‘bult’ (hill). The road along the structures can still be recognised as Urk’s Oude Straat (old street), which has the distinction of being the only extant Medieval street in the province of Flevoland.

Om het werk van de Stichting Urker Uitgaven te steunen en te kunnen doorgaan met het publiceren van de Urcker Kronieken, kunt u een gift overmaken op rekeningnummer

NL 32 ABNA 0436429853

(t.n.v. Stichting Urker Uitgaven). Een gift aan de Stichting Urker Uitgaven is aftrekbaar voor de belasting.

Colofon

Urcker Kronieken is een digitaal magazine van de Stichting Urker Uitgaven waarin op diepgaande wijze onderwerpen over de geschiedenis van Urk worden belicht. Het magazine wordt gepubliceerd op de website: www.urkeruitgaven.nl

Heeft u ook een bijdrage?

We houden ons van harte aanbevolen voor uw bijdrage, ongeacht de lengte hiervan. Neem vrijblijvend contact met ons op om dit te bespreken. Ook reacties op het magazine zijn welkom. info@urkeruitgaven.nl

STICHTING URKER UITGAVEN 28 | Klaas Post & Bas van Geel | Middeleeuws Urk onder Wijk 6-6
UITGAVEN
STICHTING
URKER
Geprinte exemplaren van Urcker Kronieken zijn te koop in museum Het Oude Raadhuis, Urk.
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.