hethartindekeel
,,Op Urk zingen ze niet, het zijn harteklanken”
(Henri Th. Timmerman)
hethartindekeel
75jaar' ^Urkgf cMannenkoon cHallelujali
Onder redactie van het bestuur van het Urker Mannenkoor ,.Hallelujah” en een kring van medewerkers
Deel IX, in de serie Urker Uitgaven, 1985
© Stichting Urker Uitgaven, Urk 1985
Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Inhoudsopgave
Een stem vooraf 7 Inleiding.9 Praeludium
De kwarteeuw voor de oprichting. 13 Voorzangers en voorgangers.21
Persstemmen - Tussen 1910 en 1940 . 29
In mineur en opnieuw stemmen.39
Zo klommen zij de ladder op. Na-oorlogse opbloei.43 „Hallelujah” in het goud.57 Grootscheepse jaren.69
Dissonant
Een barst in de gouden plaat.87
Het zingen gaat door.95 Oude en nieuwe herinneringen. 117 Brieven. 127
In gesprek met. 133 Koorklanken
Een keuze uit het verenigingsorgaan. 157 Dirigenten, begeleiders en solisten. 167
De platen van het koor. 175 Finale. 187
cEenstemvooraf
75 jaar en springlevend, zo zou ik het Urker Mannenkoor „HaIlelujah” willen typeren. Typeren is misschien niet het juiste woord. Constateren is beter. Het is realiteit. Dit jaar is het jubileumjaar. De titel van dit boekwerk luidt: „Met het hart in de keel” als ondertitel zou ik erbij willen vermelden „met hart en ziel”. „Hallelujah” heeft door de jaren heen Gods lof gezongen. Het ligt in de naam besloten. Het heeft een grote inzet gevraagd. Met vallen en opstaan? Nou en.... Dat te erkennen is geen schande.
Ons werk blijft mensenwerk, waar we ook staan in de maatschappij. Dat geldt ook voor een koor, dat Gods lof bezingt. Het betekent eveneens opnieuw de opdracht zien, toekomst gericht. Vasthoudend aan uw ideaal, gericht op Gods eer. Bestuur, directie en koorleden van harte gefeliciteerd met dit jubileum. Ik wens u toe, dat u nog vele jaren, de blijde boodschap, vervat in het Christelijk lied, mag uitdragen tot Gods eer.
Burgemeester, A.P.Buijs. Urk, 21 augustus 1985.
Unhiding
Van Christelijke Zangvereniging (mannenkoor) naar Christelijk Mannenkoor en vervolgens naar het Urker Mannenkoor „Hallelujah” dan zijn we wel heel vlot door de 75 jaar geschiedenis heen gegaan. Toch wil ik kort memoreren en een aantal punten uit de geschiedenis van het koor de revue laten passeren. De eerste naam Chr. Zangvereniging stamt uit 1910. Erg jammer is dat het toenmalige bestuur heeft vergeten in de statuten op te nemen dat het koor de voortzetting was van het koor Oefening Kweekt Kunst, maar ja wie denkt er in 1910 al aan het jaar 1985. Niemand natuurlijk. De naam Christelijk Mannenkoor Hallelujah werd gebruikt tot aan 26 feb. 1960, daarna werd en is het nog steeds officieel bij statuut Het Urker Mannenkoor Hallelujah. Er werd tevens opgenomen in art. 1 van het statuut dat dit de officiele voortzetting was van het Christelijk Mannenkoor Halle¬ lujah deze keer werd het niet vergeten. Bij het bestuur is wellicht de gedachte opgekomen dit overkomt ons niet voor de tweede keer. Het valt een ieder natuurlijk op dat bij alle drie namen het woord Hallelujah staat en daar ging en daar gaat het om ,,Hallelujah” looft den Heere. En er is veel gezongen en geloofd in de achter ons liggende 75 jaren en dat deze zang in¬ gang vond en vindt in veler harten, bewijst, dat er
zelfs een gouden l.p. werd uitgereikt in 1966 en wel op 16 december in Dokkum. Drie officiele namen noemde ik u reeds, hier volgen ze nog een keer:
1) Chr. Zangvereniging ,,Halleluja” 1910. 1945
2) Chr. Mannenkoor ,,Hallelujah” 1945 1960
3) Het Urker Mannenkoor ,,Hallelujah” 1960 .heden.
In de correspondentie van het koor welke gevoerd werd treft men door de jaren heen, en ook uit de kranten, de volgende namen aan.
Mannenkoor Urk
Urkerzangers-koor Hallelujah Urker Mannenzangkoor Urker Visserskoor Hallelujah Chr. Zangkoor Hallelujah Over namen gesproken, u ziet wel namen genoeg. Tot zover een klein stukje geschiedenis van het koor.
De verantwoording van de uitgave van dit boekje, ligt geheel bij het bestuur van het koor (Het Urker Mannen¬ koor Hallelujah). Het bestuur beseft dat het putten uit eigen archief en het archief van derden uiteraard meningen oplevert, zoals door samenstellers doorleefd en aangevoeld. Voor derden geldt hetzelfde. Tenslotte wil ik alle personen die hebben medegewerkt, aan de tot standkoming van dit boekje hartelijk danken voor hun inzet en bereidwilligheid. Ook danken wij de Stichting Urker Uitgaven, die ons in de serie heeft willen opnemen.
Hieronder volgen de namen van de medewerkers. Tromp de Vries, Albert van Urk, gebr. Auke en Klaas Weerstand, Jelle ten Napel, Tiemen Roos, Jacob Korf en Jacob Mansveld.
Als voorzitter van het Urker Mannenkoor Hallelujah spreek ik vooral de wens uit, dat ook dit boekje er toe mag bijdragen dat een stukje geschiedenis uit het Urker zangleven is vastgelegd en dat ook deze uitgave van de stichting mag prijken in uw boekenkast.
Meestal besluit de voorzitter met de wens ,,veel zangplezier” maar nu besluit ik met de wens: Veel leesplezier. Hallelujah, looft den Heere.
De voorzitterJ. Mansveld. Urk, 19 juli 1985.
steunpi- laar van Halle¬ lujah
cPraeludium
De kwarteeuw voor de oprichting
Bij de opkomst en bloei van mannenkoren op het Urk van na de oorlog kon de vraag naar het verleden niet uitblijven. Toen werd al gauw rond de zang van Urker vissers een fraai stukje romantiek geweven. Het zou hier gaan om een culturele traditie van tenminste twee eeuwen. In feite zou er aan het eind van de Franse tijd al een mannenzangvereniging geweest zijn. Wie evenwel de schaarse gegevens die de geschiedenis oplevert, op een rijtje zet, blijft wat nuchterder. Ds. Jacobus Revius (een medewerker aan de Statenvertaling) die op het Harderwijker veer wel kaagschippers van Urk en Emmeloord (op Schokland) had horen zingen, noemt in 1629 hun zang „wat ruychjes, en wat grof”. De bevolking van de eilandjes was toen nog rooms-katholiek, en zowel van de Urkers als de Emmeloorders uit die dagen is bekend dat ze voorliefde voor een bepaald geestelijk lied hadden. Op Urk was dat een Paaslied: Christus is opgestanden al van der martelaarshanden (zie liedboek nr. 211). Op Schok¬ land een Kerstlied: Ziet het wonder hoog verheven,Jezus nu geboren is.
Op Urk kon rond 1700 de hele bevolking gereformeerd of hervormd genoemd worden en werden in het kerkje aan de zee, geleid door een voorzanger, de psalmen van Datheen aangeheven.
Niet onwaarschijnlijk is men pas laat uit de berijming van 1773 gaan zingen. Hoe de voorzanger het aanlegde de kerkgangers woorden en wijzen te leren is ons niet bekend. Er waren toen nog wel mensen die niet konden lezen, en zeker nog wel meer die geen psalmboek bezaten.
In 1819 was er een kleindorpse strubbeling die niet vererend was voor de nieuwe schoolmeester-voorzanger. We citeren C. de Vries: „In de kerk moest Psalm 115 worden gezongen, en - waar er van een orgel toen nog geen sprake was de voorzanger weifelde, en het werd onbedoeld een meerstemmig ,,gezang”. De ontevredenheid daarover uitte zich in een ,,klaagbrief aan de kerkeraad aldus: „.Het schijnt ons toe of er een zoort van kwakers bij een waren, niet om de luister door het Psalmgezang in Gods huis bij te zetten. Moet zo langer, ja dan neen? In afwagting van ulieder andwoord zo noemen wij ons met agting, UEerw. dw. dr. en vrienden Joh.’s Brands Hendrik Meun Albert A. Asma”
De kerkeraad nam de zaak nogal ernstig en zond onderstaande brief aan het gemeentebestuur, dat den schoolmeester Lammert Vis had aangesteld.
,,Urk, 24 January 1819 Heeren Burger Bestuurders!
De kerkeraad van het eiland Urk op heden bij een vergaderd ondervond, dat er door enige kenners der zangkunst en ledematen onzer gemeente klagten zijn ingekomen omtrent het onstigtelijke zingen van onze schone Psalmen in ons Godshuis.
De kerkeraad vind zich verpligt ulieden hier van te verwittigen, en wenschte hartelijk, dat door ulieder medewerking
het Godsdienstig gezang mag worden verbeterd, opdat zij niet in de noodzakelijkheid gebragt word, daaromtrent maatregelen te nemen, die tot oneer van de voorzanger zouden strekken”.
Tot zover de amateur-historicus C. de Vries. Hoe de zaak verder afliep is niet bekend. Dat er „enige kenners van de zangkunst” waren hoeft zeker niet te betekenen dat er al een mannenkoor bestond. We citeren nogmaals C. de Vries (1867 1949) die het Urk van zijn jeugd uitstekend kende: Muzikalen aanleg had de Urker in doorsnee niet. Muziekinstrumenten vond men weinig in de woningen. En gerekend naar de grootte van de bevolking waren er slechts weinigen, die zich door onderlinge oefeningen in het zingen bekwaamden. Toch werd en wordt er wel geoefend: de Psalmen allereerst, de gezangen van ,,Hazeu” den laatsten tijd minder, meer gefigureerde muziek in de latere jaren ook. Behoefte aan een orgel in de kerk gevoelde men niet. De Psalmwijzen gingen met de woorden over van vader op kind. Eigenlijk vond men een orgel in de kerk werelds. In 1898 werd aan de Gereformeerde kerk het gratis aanbod van een kerkorgel gedaan, onder beding, dat de kerkeraad voor plaatsing zou zorgen, maar dat aanbod werd afgewezen. En toch had een orgel het gezang zo veel meer doeltreffend en dus stichtelijk kunnen maken. Door het langzaam zingen en het, als gevolg daarvan, geregeld zakken, werden de oren van hen, die het konden onderscheiden, als verscheurd door de wanklanken. Toch deed men het liever zonder orgel. En dat in een kerk met 1200 zitplaatsen. Maar natuurlijk kon niemand in het gemoed der Urkers de evolutie ten opzichte van deze kwestie tegenhouden.
Met het oog op het jubileum van ,,Hallelujah” heb ik de notulenboeken van de gereformeerde kerk over de periode 1870 tot 1915 doorgenomen, om te zien wat daarin over zang en muziek te vinden zou zijn. Het was niet bijzonder veel. Al waren er wel liefhebbers van zang en muziek, er waren twee factoren die de ontwikkeling in de weg stonden: le. het onverminderd voortduren van een nijpend tekort aan vergader- en oefenruimte, en 2e de strenge eisen die de ker¬ keraad aan de onder zijn gezag staande verenigingen stelde. Als derde knelpunt kan nog het gebrek aan financiele middelen genoemd worden, op het vaak noodlijdende eiland. We laten hier volgen wat er van de kwart- eeuw, die er aan de
oprichting van „Hallelujah” voorafging, te melden is.
In het late najaar van 1885 is de vergrote kerk klaar: de huidige Bethelkerk. Het oudste deel (1867) aan de Zuidkant is dan ingericht als consistorie, catechisatieruimte en bewaarschool. Deze ruimten waren bij lange na nog niet voldoende voor het verenigingsleven: Samuel, Lydia, de Knapenvereniging, Dorkas, de Commissie voor Christelijke Belangen. De kerk zelf was eigenlijk te groot voor een voorzanger, maar tegen een orgel rezen zowel financiele als andere bezwaren. Te begrijpen valt, dat mannen met krachtige stemmen de voorzanger wat trachtten te helpen, maar de vraag is nog of die dat zo op prijs stelde. Je kunt ook van de wal in de sloot geholpen worden, overigens met de beste bedoelingen.
In 1891, na meer dan 5 jaar praten en tekenen, kreeg „Samuel” een eigen gebouwtje. (Waar nu Geert Oost zijn zaak heeft) Veel ruimteproblemen loste het nog niet op. In hetzelfde jaar vroeg een zekere onderwijzer De Vries aan de kerkeraad verlof op een avond in de week in de bewaarschool zangvereniging te mogen hebben. Er bleek echter geen avond beschikbaar. Intussen groeide de gemeente sterk. Er waren alleen al 756 belijdende leden, en dat waren werkelijk niet alle volwassenen. Voorts was er een grote jeugd. Dat was in 1900. In die tijd werd ook het (gewijzigde) reglement van „Oefening kweekt kunst” door de kerkeraad goedgekeurd. Het was de voorloper van „Hallelujah”. OKK mocht in dat jaar ook een zanguitvoering in de kerk houden, mits er geen voordrachten, verslagen of festiviteiten zouden zijn en er wel een collecte voor de armen zou worden gehouden. Nog geen maand later werd een verzoek voor een uitvoering met spreker op zondagavond afgewezen. Maar aan de voorzitter. A. Kramer, wordt meegedeeld dat ook een aanvraag voor een uitvoering in de week niet zal worden toegestaan. G. Snoek, die aanvraagt voor „Excelsior” voor het zingen van psalmen en christelijke liederen, krijgt eveneens nul op het rekest. Er waren nu eenmaal kerkeraadsleden op tegen en dan ging het „om de lieve vrede” niet door.
In 1904 mag „Excelsior” op donderdagavond in de bewaarschool zingen, maar voor OKK gaat het op zondagavond wegens het late uur weer niet door. Die vereniging mag wel op zaterdagavond een paar lampen uit de kerk gebruiken. En zo was het elke keer weer tobben met ruimte, tijd en wat allemaal niet mocht. In de kerkzaal zo goed als niets, lijkt het wel. Zo werd er ook bezwaar tegen gemaakt dat er op verenigingen voordrachten werden gedaan. Maar het ruimtegebrek was het ergst, en bij het uitgeven van de bewaarschool hadden die verenigingen voorrang die zich perse onder kerkelijk toezicht stelden. Ouderling Willem de Vries deed reeds in 1904 een voorstel om een gebouw voor de verenigingen te stichten. Nu, dat werd eerst 45 jaar later, onder tegenstand, werkelijkheid. De verenigingen hadden het ook moeilijk met de financien. In 1908 verzocht OKK kwijtschelding van de verschuldigde huurpenningen. Toen eenjaar later „Excelsior” de kerk voor een zanguitvoering vroeg, waren 4 breeders tegen en 2 verlieten uit protest de vergadering. Toen in 1896 65 kerkleden een orgel verzochten, werd dat met 4 tegen 6 leden afgestemd. Eerst in 1910 wordt er dan weer over gepraat, en komt het snel voor elkaar. De hervormde gemeente had al in 1905 een orgel gekregen en dat maakte de beslissing wat gemakkelijker.
Toen het orgel er eenmaal was hadden de voorzangers het werk af. (In 1899 waren dat Meester ,Jakke” Nentjes en I.K.Koffeman. In 1910 Jacob Nentjes). De steun van mannenstemmen was niet meer zo nodig, want meester J.H. van Doom en baas Wypke Metz probeerden uit het orgel te halen wat er in zat, na de inwijding op 26 januari 1911. Intussen hadden notabelen en onderwijzers zich ook ,,orgels” aangeschaft; het harmonium deed op Urk zijn intrede. Het een bij het ander verlevendigde en behoefte aan zang en mu ziek. De verenigingen gingen elkaar zelfs in de wielen rijden. Zo klaagde ,,Samuel” er in 1910 over dat Albert C. Kramer op zondagmiddag, op hetzelfde uur dat er jongelingsvereniging werd gehouden, met enkele leden van die vereniging zich oefende in de zang. Zongen ze op zaterdagavond, dan
had de visserscatechisatie daar weer hinder van. Er waren mensen op het eiland die de waarde van zang en muziek niet hoog aansloegen. Ook „Adrianus Valerius” heeft veel tegenkanting ondervonden. Gelukkig waren er ook de echte liefhebbers. En een geluk was het, wanneer er schoolonderwijzers kwamen die van zang en muziek wat verstand hadden en een harmonium of viool wisten te bespelen. Mannen als Johannes H. van Doom en Gerhardus Metz hebben als zodanig veel voor Urk betekend.
We zetten boven dit inleidend artikel dat ,,Hallelujah” in 1910 werd ,,opgericht”, maar zo zeggen we het eigenlijk niet goed. Er had alleen een naamsverandering plaats. De vereniging was al in januari 1897 opgericht onder de naam „Oefening Kweekt Kunst”. Omdat er nogal luid en niet altijd even welluidend gezongen werd, waren er spotvogels die constant zeiden: „Oefening kweekt kunst”, wat aan kikkers of eenden deed denken. Daarbij kwam (en dat was misschien wel het voornaamste motief voor de naamsverandering), dat men in de oude naam het doel van het koor: ,,Looft den Heer” niet uitgedrukt vond. Toen koos men voor het bijbelse ,,Hallelujah”. Een reglement van de oude vereniging is nog aanwezig. Het werd in 1901 bij Kok in Kampen gedrukt. We knippen er de volgende artikelen uit.
Art. 1.
De Zangvereeniging „OEFENING KWEEKT KUNST,” staande on¬ der toezicht van den Kerkeraad der Gereformeerde Kerk, stelt zich ten doel personen te oefenen in het gezang, en wel in de psalmen Davids en geestelijke liederen.
Art. 2.
Dit doel zal ze trachten te bereiken door eens per week, en wel Zaterdagsavonds 8 uur te vergaderen. De vergaderingen zullen geopend worden met gebed en gesloten met dankzegging.
Art. 3. Het bestuur zal bestaan uit: President, Vice-president, Secretaris,
2e Secretaris, Penningmeester, 2e Penningmeester en Directeur. Het bestuur zal bij het kiezen van nieuwe bestuursleden zorgen, dat het bestuur bestaat uit Gereformeerde personen.
Art. 8. Er mag in de vergadering niet door eenig lid critiek over bestuurszaken uitgebracht worden.
Art. 9.
Ter bevordering voor oefening in het gezang zal elk lid, door de Directeur daartoe aangezocht, een psalmvers of lied leeren zingen, om de volgende week in de pauze voor te dragen.
Art. 10.
Elke vergadering zal 2 uur duren. Na een uur zingen een kwartier pauze. In de pauze mag volstrekt niet gezongen worden, dan door personen, die de Directeur de vrijheid daartoe geeft. In dien tijd zal de Penningmeester de contributie innen.
Art. 11.
De contributie zal voor getrouwde leden 3 cent per avond bedragen, hetzij ze aanwezig of afwezig zullen zijn, (den vacantietijd zijn ze vrij), ongehuwden zullen f. 1.25 per jaar betalen. En wel beslist in twee termijnen. Paschen en Pinkster. Voor een bezoeker 5 cent per avond.
Het reglement doet nogal streng aan. Nieuwe leden werden eerst na een proeftijd en stemming toegelaten. Wie zich niet voldoende oefende en gedisciplineerd gedroeg kon door het bestuur „geschrapt” worden. Aanmerkingen op elkaar maken tijdens de vergadering was niet toegestaan. Het bestuur bestond in 1901 uit A. Kramer. M. Bakker, G. Bakker, K. Romkes, W. Nentjes en A. Ras. Directeur (want zo werd de dirigent genoemd) was G. de Boer. De functies werden door het bestuur geregeld, maar daarbij bleven president en direc¬ teur buiten stemming. We menen te kunnen veronderstellen, dat het zingen in groepsverband op Urk ongeveer een eeuw geleden is begonnen. De eerste helft daarvan bet maar weinig ontwikkeling zien, maar in de tweede helft evolueerde de zangkunst op spectaculaire wijze. Het aantal koren vermenigvuldigde zich. Regionale en nationale grenzen werden herhaaldelijk over-
schreden en koorzang werd een exportartikel, waarbij het niet ging om materiele winst, maar waarbij, afgezien van alle nobele bedoelingen, de onderlinge naijver tussen de koren toch wel meespeelde. Die concurrentie was positief in zoverre ze een stimulans was voor het op een hoger peil brengen van de plaatselijke zangkunst.
T. de Vries.
Jacob Nentjes Pzn., voorzanger in de Bethelkerk tot 1910 en in dat jaar mede-op richter van „Hallelujah
c\borzangers envoorgangers
Voor de Kerkhervorming werd er in de kerk door de gemeente niet zo heel veel gezongen, maar met de reformatie kwam het psalmzingen in gebruik. De schoolmeester trad daarbij als voorzanger op. Eerst van de psalmen van Datheen, later van de berijming van 1773. Toen wijzen en woorden voldoende bekend waren, konden goede zangers de gemeentezang ondersteunen. A1 werd er op de schepen en in de huizen op de duur toen ook meer gezon¬ gen, van koorvorming was nog lang geen sprake. Maar in de tweede helft van de vorige eeuw waren er op het eiland mannen die er min of meer de grondslag voor hebben gelegd. We noemenJacob Nentjes en Lukas Hoekman. Jacob, in de volksmond Jakke genoemd, was de zoon van ds. Nentjes enjarenlang schoolmeester en voorzanger. Lukas was medeoprichter van de jongelingsvereniging en de zondagschool en interesseerde zich ook voor het zingen. Samen stimuleerden zij de zangkunst op het eiland dat esthetisch zo weinig te bieden had. Mannen als Gerrit de Boer, de eerste dirigent van Hallelujah, en Kobes de Boer moeten wel door zangers als Jacob en Lu¬ kas gevormd zijn. Het eerste bekende koor was ,,Oefening kweekt kunst”. Het was een echt visserskoor, dat voornamelijk in de winter oefende. ,,Hallelujah”, opgericht in 1910, kan als de voort-
zetting van ,,Oefening” gezien worden, daarop wijzen de namen van bestuursleden en ondertekenaars van de statuten van beide koren. In januari 1912 bleek ,,Oefening” ontbonden. De nog in kas zijnde 18 gulden werden gelijkelijk verdeeld over de vereniging ,,Dorcas”, het kerkorgelfonds en de armen van de gereformeerde kerk. We willen nu over genoemde Gerrit en Kobes de Boer wat meer meedelen. Gerrit de Boer (in de wandeling Garret Bakker genoemd) werd geboren in 1854. Velen hebben hem gekend als een markante visser en moedig bemanningslid en later schipper van de ijsvlet, als het eiland’s winters geisoleerd was. Reeds lid van ,,Oefening kweekt kunst” werd hij de eerste dirigent oftewel directeur van ,,Hallelujah”. De geoefende zangers van het koor ondersteunden in de grote Bethelkerk op hun vaste plaatsen de gemeentezang, met na¬ me voor 1910 toen er nog geen orgel geplaatst was. Gerrit had een duidelijke en krachtige stem die in de kerk goed hoorbaar was. Bevond hij zich’s zondags buiten Urk in een of ander vissersplaatsje, dan steunde hij ook daar in de diensten het gezang of trad wel als voorzanger op.
In 1917 werd hij voor zijn werk bij de ijsvlet gehuldigd.
In 1928 gaf hij leiding aan „Hallelujah” toen dit koor meewerkte aan een Urker avond voor de NCRV-radio. Kobes de Boer, geboren in 1870, was net als Gerrit visser en bij de ijsvlet. Ook hij kreeg voor dat laatste in 1917 een medaille. Hij was een stil en sterk man, die hard ploeterde voor zijn gezin, door in de winter, als er niet gevist kon worden, zware brokken ijs uit zee te halen voor opslag in de ijskelder.
Toen Gerrit de dirigeerstok neerlegde, nam Kobes (een familielid) die van hem over. Hij had zichzelf notenlezen geleerd en bestudeerde liederen uit „de Vierstem” en uit de bundel van Hazeu. A1 neuriende en zichzelf begeleidend met een stokje of de kachelpook, en tikkend op het een of ander, kwamen de melodieen stevig in zijn macht en kon hij ze daarna doorgeven aan anderen. Hij deed het met grote liefde,
verdiensten waren er niet aan verbonden. De jaarlijkse zanguitvoeringen waren hoogtepunten voor hem. Zowel van Gerrit als Kobes waren destijds heel wat anekdotes in omloop.
Als Kobes zo thuis aan het solfegieren en neurien en maatslaan was, riep zijn vrouw wel eens: „Nou Kobes, weet je nu nooit wat anders? Hou er eens mee op! Ik kan het la fa -do m’n keel wel uithalen”.
Een andere keer toen hij al de hele morgen met de ,,Vierstem” voor zich aan het oefenen was, riep zijn vrouw op verhoogde toon: „Ken je nu psalm 42 nogal niet? Ik krijg nog eens wat van dat hijgend hert”.
In de pauze liet de zanger ook wel eens een voordracht horen, zo in een uitvoering: „De actrice en de zieke” Daarna zong hij solo: ,,Neem mijn leven, laat het Heer, toebereid zijn tot Uw eer”.
Kobes hielp zijn schoonzoon Albert van Veen wel eens bij het turfhalen uit Drenthe in Overijssel. Op een keer lagen ze ’s zondags in De Krim en gingen daar naar de kerk. De voorganger gaf een tamelijk onbekende psalm op en de ongeoefende organist weifelde. Toen stapte de anders zo bescheiden Kobes naar voren en begon uit voile borst de goede wijs te zingen. Gemeente en orgel volgden hem, en dat bleef zo de hele dienst.
Na afloop van de dienst werd Kobes hartelijk bedankt, maar hij merkte eenvoudig op: ,,Ik dien de Here met mijn stem en breng Hem lof en dank”. Een houding, inderdaad, die een lid van ,,Hallelujah” past. Opmerkelijk is, hoe vaak koorleden betrokken waren bij activiteiten van „Hulp en Steun” en de ijsvlet. Opmerkelijk ook, hoe vaak de zangkunst en liefde overging van vader op zoon.
Vanzelfsprekend is het onmogelijk in kort bestek aan alle voortrekkers aandacht te besteden. In degenen die wij noemen eren wij ook alle anderen.
Oude zangliefhebber overleden. Deze week ging op hoogen leeftijd heen een figuur die voor enkele tientallen jaren een vooraanstaande plaats innam in ’t muziekleven der visschers, n.l. Kobes de Boer. Hij leidde ,,Halleluja” toen men zich vooral toelegde op beoefening in het meerstemmig zingen van psalmen en het Chr. lied. Lange jaren was hij de stuwende kracht. Bij de godsdienstoefeningen hoorde men de winst van deze echte Urker volkskunst. En zelfs voor de radio kreeg men bewonderaars, getuige de brieven na de voor jaren gehouden Urker avond voor de N.C.R.V., die destijds stond onder leiding van Burgemeester Gravestein.
Ps. 92 vers 2 onber.
Nog treurende over het verlies van onze geliefde Moeder, overleed in de hope des eeuwigen levens onze geliefde Vader, Behuwd- en Grootvader en Zwager, KOBES DE BOER
Wed.nr van Aaltje Post
In den ouderdom van 76 jaar.
Zaandijk, A. Ras de Boer R. Ras. Wormer, St. de Boer G. de Boer v. der Heide.
Urk, M. van Veen de Boer A. van Veen.
Westzaan, A. de Boer H. de Boer Bakker. Urk, M. de Boer J. de Boer Hakvoort. L. Post en Kleinkinderen.
Urk, 31 Augustus 1946.
Op Urk kom je vaak dezelfde namen tegen. Werd de eerste dirigent van „Hallelujah” Gerrit Bakker genoemd, de eerste voorzitter heette Gerrit Bakker.
Als zoon van Maarten Bakker werd hij geboren in 1938. Op een blazer (de UK 2) viste hij op de Noordzee. Hij had zichzelf goed ontwikkeld en schreef voor anderen vaak brieven. Hij was rustig en vredelievend, bezat een helder verstand en had een goede kijk op de dingen. Ook was hij een zanger. Geen wonder dat men hem in 1910 vroeg voor¬ zitter van „Hallelujah” te worden. En vele jaren heeft hij het koor goede leiding gegeven De bestuursvergaderingen werden thuis bij hem of bij de dirigent gehouden. De jaarvergadering hield men meestal in de biddagweek in de school. Daar werd dan tevens een uitvoering van gemaakt. Door ruimtegebrek op Urk moest op de meest mogelijke en onmogelijke plaatsen gezongen worden: de School, de Van Alphen-Stichting (het oude-mannenhuis genoemd) de Bewaarschool (een lokaal van de Bethelkerk), het gebouwtje Samuel of de schuur achter de bakkerij van Jurie Brouwer, een man die zelf lid was van het koor. Gerrit Bakker had hart voor de zang. Lag hij ergens met zijn schip „verwaaid”, dan keek hij of er ook andere koorleden of zangliefhebbers in de haven te vinden waren, en dan vroeg hij ze bij hem aan boord te komen zingen. Jarenlang was Bakker ook secretaris van ,,Hulp en Steun”, waar meer koorleden ook lid van waren. Door doofheid gedwongen moest Bakker tenslotte zijn activiteiten staken. Tennis Kramer werd geboren in 1892 en huwde met Jannetje Nentjes. Zijn dagelijks brood verdiende Teun als timmerman, maar aangezien zowel hij als zij uit een muzikale familie kwamen, was de liefde voor muziek en zang aangeboren. Thuis had hij op een harmonium leren spelen, zowel hij als zijn broer Louwe. Zaterdags en zondags werd er rond het huisorgel veel gezongen. Teun mocht graag improviseren, en componeerde achter het instrument kleine muziekwerkjes. Hij leerde ook een paar andere instrumenten bespelen, en ver-
zuimde nooit ,,aan de wal” een bezoek aan een muziekwinkel te brengen. A1 gauw gaf hij anderen orgelles. Hij had een goed muzikaal gehoor en dat kwam hem goed van pas, toen hij dirigent werd van het gemengde koor „Excelsior”. Toen Gerardus Metz (altijd meester Metz genoemd) de dirigeerstok bij „Hallelujah” neerlegde wilde Kramer die wel opnemen. Van beloning voor de inspanning was ternauwernood sprake. Op de jaarvergadering werd de dirigent meestal „wat” aangeboden en daar hield het mee op.
In 1940 werd Teun opvolger van Metz bij „Valerius”. Goede leiders en zangers werden wel gewaardeerd. Toen in februari 1931 het koorlid Jelle Loosman Rz. overleed, bewees „Hallelujah” hem op bijzondere wijze de laatste eer.
Auke Weerstand.
cPsrsstemmen
Tussen 1910 en 1940
Omdat de paperassen van ,,Hallelujah” van tussen 1910 en 1945 de oorlog niet „overleefd” hebben, zijn we voor informatie aangewezen op het weinige dat in oude Urker couranten bewaard gebleven is. We vernemen van het opheffen van „Oefening kweekt kunst” in 1912 en het oprichten van ,,Hallelujah” al enige tijd daarvoor. Geoefend werd op zondagmiddag in het oude-mannenhuis (de Van Alphenstichting). Er werden psalmen en geestelijke liederen gezongen. Maar niet tevreden met de nieuwe zangvereniging hield een groep jongelingen zangoefeningen in hetzelfde gebouw op andere uren. De wrevel betrof niet de zang zelf, maar de zanguren: van 2 tot 4. En dat was juist de tijd dat de jongelingsvereniging ,,Samuel” vergaderde. De bezwaren schijnen weggenomen te zijn, maar dat ,,Hallelujah” bloeide, kan niet direct gezegd worden. In januari 1917 lezen we het volgende:
lie! Bestow dcr Chrisielijke Zangvereeniging
Halleluja,
romp# jemgoliagen cn jonge mannen, bovan den teefi.'td van 25 jaar, ut( om als lid toe te trcden Du vergaderingen worden gehouden des Zondagsmiddags 2 uur In de Van Alphen-SUehting. I* Voortiltcr: 0. M BARKER OiTcelwrT KORUS PE m>El!-
De arbeid enhet strevenvan het Christelijk Mannenkoor ,.Hallelujah” onder leiding van den Directeur Kobes de Boer verdienen hartelijke belangstelling en waardeering. Vooral met het oog op ons kerkgezang. Met eere mag hier in herinnering worden gebracht hoe de beoefening van het kerkgezang op ons eiland reeds dateert van jaren her.
Mannen als wijlen Lukas Hoekman en meester Nentjes verzamelden de jongelingen van hunnen tijd om zich heen en zongen hen onze psalmwijzen voor. Langzamerhand kwam de ..Vierstem” in gebruik en Gerrit de Boer, de wakkere Directeur van ..Oefening baart Kunst” heeft met volharding gewerkt aan de verbetering van het kerkgezang op ons eiland. Niet altijd werd deze arbeid op de juiste waarde geschat en begrepen. Evenwel, de schoone vrucht bleef daarom niet achterwege. En dat ook in de dagen toen nog geen kerkorgel ons psalmgezang begeleide, vele schoone psalmverzen, ondanks de moeilijke melodie, zonder storende wanklanken in onze godsdienstoefeningen konden worden gezongen, was voor een groot deel aan dit treffelijk werk te danken.
De Zangvereeniging ..Hallelujah” gaat nu enkele jaren op dezen ingeslagen weg voort. En waar nu hier en daar de meening mocht worden uitgesproken, als zou de beoefening van het psalmgezang in onzen tijd overbodig zijn geworden nu het orgel den toon aangeeft, daar is juist het tegendeel waar. Het orgel heeft in onze godsdienstoefening een dienende taak. In zijn schoone afwisseling van registers noodigt het der gemeente nu eens uit tot jubelende lof en dan weer tot ootmoedig gebed. En het is juist in deze richting dat de Zangvereeniging ,,Hallelujah” hare leden tracht te leiden. Niet alleen onze psalmen te leeren zingen op de juiste melodie, maar ook naar den inhoud der verzen op den vereischten toon. Neen, het zingen in onze kerken is maar niet tot verpoozing. In het psalmgezang spreekt de gemeente. Zou het dan overbodig zijn hieraan onze zorg te besteden? Zeker niemand, die dit zou durven beweren. Als beminnaar van den Zang heb ik gaarne gevolg gegeven aan de uitnodiging tot dit woord van aanbeveling. Mogen vele jongelingen en jonge mannen zich aansluiten bij de Zangvereeniging ,,Hallelujah”. Om niet in conflict te komen met andere vereenigingen die gelijkertijd vergaderen, heeft het Bestuur den leeftijdsgrens bepaald op 25 jaar. U, Mijnheer de Redacteur dankend voor de mij verleende gastvrijheid, teeken ik
Hoogachtend, J.H.VAN DOORN, Directeur der Gemengde Zangver. ,,Excelsior”. Urk, 9 Jan. 1917.
De Radactie van de Urker Courant betuigt gaame haar volkoraen instemming met bovenstaand waardeerend getuigenis en ondersteunt met klem de daarin voorkomende vriendelijke opwekking tot deelname.
Redactie.
Over een uitvoering lezen we het eerst in 1914:
De openbare uitvoering van het mannenkoor ..Hallelujah”, is gelet op de korte oefeningsduur en zeer ongeregelde opkomst der vissers (leden), vrij goed geslaagd. Er schuilen beste krachten in de vereniging, die de zwakkere in hun onwelluidende tonen overeenstemden.
Verschillende nummers van ’t programma kwamen minder goed tot hun recht.
De toehoorders werden na de beide pauzes vergast op een boeiende samenspraak. Vooral „de macht van het lied” zeer goed vertolkt door Jac. de Boer, Jac. Nentjes en Jac. Ras, maakte door zang en inhoud een treffende indruk.
Aan het einde bracht Burgemeester aan President en dirigent zijn dank, ook namens alle aanwezigen.
Ook ds. Van der Vegte sprak woorden van waardering en oefende, in’t belang van ,,Hallelujah”, opbouwende critiek.
De kritiek bleek te helpen, al was er ook in 1923 en 1924 nog wel wat aan te merken.
1923:
Donderdag 27 Dec. heeft het Chr. Mannenkoor in de bewaarschool een goed geslaagde openbare uitvoering gegeven.
Na de gebruikelijke opening heette de Voorzitter G.M.Bakker de talrijke belangstellenden en genoodigden welkom en nam met een aardige toespeling op het kompas aan boord, het papier ter hand voor ’n inleidend woord. Hij zette de groote beteekenis van den zang uiteen, o.m. hoe Lamech’s geslacht de uitvinding der muziekinstrumenten misbruikte tot brute zelfverheffing en eigen grootheid, maar David wist liefelijke tonen op de harp te tokkelen tot’s Heeren lof en eere. Ook Hallelujah beoefende den zang, wat hij nader toelichtte.
Toen werd aangevangen met het zingen onder leiding van den directeur. K. de Boer.
Tal van psalmen (uit den vierstem) en Hazeuliederen worden ten gehoore gebracht. In den aanhef was Hallelujah minder gelukkig. De psalmen 6 en 15 gingen, om bij ’t kompas te blijven, een streek buiten den juiste koers, in 22 en 66 haperde de zuiverheid van toon,
maar 19 en verdere nommers werden in welluidende accoorden gezongen. De liederen gaven een gepaste en aantrekkelijke afwisseling bij het koraal. Zij werden zeer goed uitgevoerd. Het getuigde alles van nauwgezette oefening. De slotzang (2-stemmig) klonk schoon.
Voor verpoozing werd tweemaal pauze gehouden waarin de samenspraak ,,De macht van het lied” Luther’s machtige vervolger van een Saulus in een Paulus veranderd ten beste is gegeven. De voorz., de directeur en M. Ras deden dit op verdienstelijke wijze. De laatste gaf ook 2 voordrachten, die bijval vonden. Met voldoening mag Hallelujah op de uitvoering terugzien. Ds. Bouwman, die tusschentijds noode heenging voor de catechisatie, Burgem. Gravenstein en de heer Egb. Brouwer gaven uiting aan hun tevredenheid over den zang en al het gehoorde, woorden van lof voor leiders en leden van ’t Mannenkoor, een opwekking om meerdere uitvoeringen mogelijk te maken, en wezen heen naar het heerlijke, volmaakte gezang in den hemel. Na het zingen van ps. 150:1 sloot E. Brouwer met dankzegging.
1924:
Bij den aanvang laat de Voorzitter G. Bakker Mz. Ps. 105:2 zingen en opent met gebed. Ter inleiding leest hij van Psalm 148 de verzen 1 12
De dichter, zegt Spreker, roept de gansche schepping, bezield en onbezield, van hemel en aarde op, om de Heere lof en eer te geven; inzonderheid moet de mensch zingen tot Gods eer en Hem loven, en ook daaraan wil de Zangvereeniging hare krachten wijden. Met opgewekten toon zet nu Hallelujah Ps. 150:1 in, het eerste nommer van het programma, dat een 17-tal koralen uit den bekenden Vierstem bevatte en ter afwisseling ook 8 Hazeuliederen vermeldde. Zoowel de psalmen als de liederen werden in welluidende toonen ten gehoore gebracht. Meermalen muntten de accoorden uit door een zuiveren samenklank en getuigden van nauwgezette oefening, ook wat de maat betreft. De psalmen 47, 97, 103 en 122 (om er slechts een paar te noemen) klonken bijzonder schoon, en wat maakte regel 6 in een der liederen van Hazeu, n.l. Met aanbidding, diep ontzag! zeer zacht (pianissimo) gezongen een treffende indruk na het „God te loven, God te danken!” Met psalm 85 is Hallelujah minder gelukkig geweest, wat ook van enkele passages kan gelden. Er is wel eens te krachtig gezongen, alsof er een zekere voorliefde voor het crescendo heerscht, hetgeen de zuiverheid van toon (tegen het einde wel merkbaar) niet bevordert. En de diepe basstem? Maar dit als een vriend die mij mijn feilen toont Hallelujah kan met voldoening op deze openbare Uitvoering terug zien, temeer als de veelvuldige afwezigheid van onderscheiden leden tijdens het oefenen
in aanmerking genomen wordt.
Tweemaal werd gepauzeerd. In de eerste pauze gaf de Dir. C. de Boer een voordracht ten beste: De actrice en de zieke (met zang), die bijval verwierf.
Tenslotte zingt Halleluja een toepasselijk lied. Voor ’t jaar, dat zinkt in ’t eeuwig niet! ’t Is als een damp verdwenen. en neemt Ds. Bouman het woord, om zijn waardering voor het zingen te kennen te geven. Ik heb het, zegt Spr. (onder meer) met veel genoegen gehoord; het dient tot steun voor ’t kerkgezang, de kennis der psalmen is een schat, die troost voor eigen zieleleven. Oefent steeds door en strekke het tot eere Gods.
In welgekozen bewoordingen brengt ouderling I.K. Koffeman zijn dank over voor den zang, immers de oudste kunst, wijl de morgensterren reeds zongen. Ook de ouderl. J. Post en K. Post paren hun stem aan dezen lof, waama Egb. Brouwer den dank van den kerkeraad uitspreekt en de hooge waardij van den zang bepleit.
Daama dankt de Voorz. alle sprekers voor hun bezoek en waardeerende woorden, de hoorders voor de aandacht en goede orde en verzoekt te eindigen met Ps. 116:10.
Ds. Bouwman sluit dan met dankgebed.
Vrijdag 2 dezer hield „Halleluja” de (huish.) Jaarvergadering in het lokaal Obadja. Bij de verkiezing voor bestuursleden werd Hk. Hoefnagel le Seer., H. v. Veen 2e Seer., Age Ras le penn. en Jan Ras 2e penn.
Ook in 1925 gaf de vereniging een concert in de westvleugel van de school. Twee lokalen waren overvol. Het koor zong 17 koralen, waaronder 8 Hazeuliederen ter afwisseling. ,,Er werd met aandacht en ontroering gezongen. En niet alleen gezongen, want tijdens de pauzes gaf dirigent C. de Boer een voordracht ten beste. Het laatste lied dat het koor zong (het was 29 december) was zeer toepasselijk. voor’tjaar dat zinkt in ’t eeuwig niet, ’t is als een damp verdwenen.
In 1928 werkte Hallelujah mee aan de eerste radiouitzending uit Urk. We lezen:
In den namiddag van Maandag 12 Mrt werd de heer Tolk, omroeper van de Chr. Radio-Vereeniging te Huizen, door de Uk 152 van Enkhuizen afgehaald alwaar hij na de afvaart van SS. ,,Von Geusau” per auto was aangekomen. De Radiouitzending van Urk was een succes geweest, en de radiocommissie, die er de voorbereidende onder-
handelingen voor voerde met de Chr. R.V. te Huizen, kan er met groote voldoening op terug zien. Uit alle oorden van ons land zelfs van den heerJ. van Anken te Brussel hebben de sprekers en de directeur van de Chr. Zangvereen. ..Excelsior” en Urks fanfare een groot aantal dankbetuigingen ontvangen voor den genotvolle avond over de radio. Sprekers, zang en muziek, het was alles zeer goed te hooren en verschafte veel genoegen, waartoe ook het Mannenkoor „Halleluja” tenslotte heeft bijgedragen, onderleiding van oud Directeur Gerrit de Boer (Directeur Kobes de Boer en enige leden waren ter Visserij.)
(Halleluja zong de psalmen 46, 117 en 129).
Opmerkelijk is, hoe Urker dienstmeisjes, en van andere zijde van den vaste wal o.a. uit Utrecht, de leuke mededeeling deden, dat de van ouds bekende klok in de Bewaarschool van slag was.
In mei 1928 bleek weer niet iedereen met de zang van „HalIelujah” tevreden. Was het een reactie op de radioavond van maart? We lezen:
Een Christelijk Mannenkoor.
In de voorgaande week werden in het gebouw ,,De Jonge Samuel besprekingen gehouden om zoo mogelijk te komen tot de oprichting van een mannenkoor. Met algemeene instemming is daartoe besloten.
Als directeur zal optreden de heer J. Coomans. Het bestuur van het Chr. Mannenkoor bestaat uit de heeren P. Nentjes Jz., Penningm. en G. Metz.
Voor de oefeningen in den zang is voorloopig de Donderdagavond vastgesteld, waarschijnlijk in de oude bewaarschool, en het koor kan 17 dezer aanvangen met 22 leden.
Er was toch blijkbaar nog niet voldoende ruimte voor een tweede mannenkoor, getuige het volgende:
Nieuwe actie na zomerrust.
De talrijke catechisatie’s bij de Geref. Kerk zullen aanvangen. De zangvereeniging Excelsior en Halleluja zijn na den zomerrust met de gewone oefeningen begonnen. Urks mannenkoor hoopt binnenkort des Donderdagsavonds te vergaderen, voor beoefenen van den zang, maar het ontbreekt er aan voldoende krachten. Moge achterstaande advertentie leiden tot een sterke vermeerdering van het beperkte aantal leden!
Het bestuur noodigt liefhebbers van den zang dringend uit zich spoedig als lid aan te geven voor dennieuwencursus bij den penningmeester. H. DE VRIES.
Hoe lang dit koor het volgehouden heeft weten we niet.
Het eerste optreden van ,,Hallelujah” buiten Urk viel in 1930
ONDER DE ZUIDERZEEARBEIDERS.
Men schrijft ons:
Op den avond van Hemelvaartsdag werd in ’t Chr. Tehuis voor Zuiderzeewerkers, te Den Oever, een samenkomst gehouden met ’t Urker Mannenkoor, dat per hotter van ’t centrum der Zuiderzee kwam gevaren.
Reeds lang tevoren stonden de belangstellenden voor de deuren, die omstreeks kwart voor zeven geopend werden.
Ten 7 ure opende de leider van ’t Tehuis, de heer S.J.Dokter, de samenkomst door te laten zingen Psalm 47:3. Hij ging voor in gebed en begroette de talrijke aanwezigen en’t Urker Mannenkoor met een hartelijke toespraak.
Daarna ving ’t koor aan met ’t ten gehoore brengen van de liederen onder de bekwame leiding van den heer G. Metz.
In de pauze hield de heer S.J.Dokter een toespraak. Nog eens gaf hij zijn blijdschap te kennen over ’t aanwezig zijn van ’t Urker Man¬ nenkoor en zoovele luisteraars. Maar bovenal was’t hem tot vreugde, dat hij nog aan zoovelen mocht vertellen hoe de Heere Jezus ten hemel gevaren was. ’t Komt in Noord-Holland zelden voor, dat er een kleine 300 menschen een evangelisatie-samenkomst bijwonen. En aan de meesten was ’t Evangelie vreemd. Daarom deed spreker met aandrang den roepstem van Christus hooren: Komt alien tot Mij.
Na dit bezielend woord zong de secretaris van’t Urker Mannenkoor voortreffelijk: ,,’t Graf onder de berken”. Ten tweede male verhief zich ’t koor en zong op boeiende wijze tenslotte nog verscheidene liederen.
’t Was al tegen tienen, toen de heer Dokter de enthousiaste samen¬ komst sloot met een hartelijk woord van dank voor ’t heerlijke, dat ’t Urker Mannenkoor had gebracht.
In hunne botters vertrokken de zangers naar Urk, terwijl de Zuiderzeewerkers in vijf sleepboten naar hun afdeelingen werden gebracht. De directie der Zuiderzeewerken was zoo bereidwillig de Stoomwacht in plaats van 6 uur ’s avonds om 10 uur te doen vertrekken.
’t Tehuis uitgaande van ’t Geref. Zuiderzeecomite, kan terugzien op een zeldzaam mooien avond en een dag, waarop ongeveer 400 bezoeken te boeken vielen.
Mogen alien in ’t land van ’t evangeliesatiewerk onder de Zuiderzeewerkers gedenken en ondersteunen met gebed en gaven.
We geven nog de volgende knipsels uit dejaren dertig. 1931:
In de dagen achter ons hebben verschillende vereenigingen jaarvergadering gehouden. Het is ondoenlijk hiervan voor alle een verslag te geven. Daarom zijn ze hier kort gereleveerd. ,,Hallelujah”, de mannenzang, die staat onder leiding van den directeur G. Metz, hield „verslag” in gebouw ,,Samuel”. ,,Hulp en Steun”, de z.g. ijsloopersvereeniging, hield het met flinke belangstelling in de Bewaarschool. ,,Immanuel”, de jongelingsvereeniging onder D. Gnodde, hield het met haar leden in gebouw ,,Samuel”, terwijl de Geref. Jongelingsvereniging, ,,Samuel”, voorzitter de heer J. Loosman, haar jaarvergaderingen met voile zaal hield in de Bewaarschool. Verslagen werden uitgebracht en spraken van een bloeiend verenigingsleven. Natuurlijk werden dezc laatste, zoals dat op ons eiland gebruikelijk is, afgewisseld met de nodige versnaperingen of bijdragen, die aan deze vergadering een gezellig karakter geven.
Urker Courant 12. feb. 1931. Teraardebesteiiing met bi]zondere eer. Onder groote belangstelling heeft de teraarde bestelling plaats gehad van Jelle Loosman Rzn. Op zijn graf werd een krans gelegd door de Zangveren. „Hallelujah”, waarvan de overledene een gewaardeerd lid was.
1933: ..Hallelujah.”
In de biddag-week heeft het mannenkoor ,,Hallelujah” onder leiding van den heer G. Metz een uitstekend geslaagde uitvoering gegeven in de zaal achter de Geref. Kerk. De uitvoering kon ook beluisterd worden door de kerk-telefoon, zoodat de zieken eveneens van Urks mannenzang konden genieten. Aan het slot volgden de gebruikelijke toespraken.
1934: ,,Hallelujah” heeft een nieuwe directeur. De Chr. Mannenzangvereeniging ,.Hallelujah” heeft voor het nieuwe
jaar een andere directeur gekregen. Als zoodanig treedt thans op de heerJ.G. Riemersma.
Verenigingsleven in December 1934.
De Christelijke Mannenzangvereeniging zal op 27 December a.s. een uitvoering geven in het gebouw der Geref. Kerk te Urk. Ook de Zangvereniging ,.Excelsior” maakt zich gereed voor een uit¬ voering en oefent voor dat doel thans tweemaal per week. De Chris¬ telijke Reciteervereniging ..Dindua” bereidt zich voor om in begin volgend jaar weer zijn jaarlijksche uitvoering te geven.
1935:
Het mannenkoor ,,Hallelujah” gaf onder leiding van haar directeur T. Kramer in de Geref. Kerk een uitvoering. Ds. Doorenbos sprak een inleidend woord en Ds. Marsman het slotwoord. Voorts werd een rijk programma aan liederen ten uitvoer gebracht. Hierbij kon het vrij talrijke publiek genieten van wat ,.Hallelujah” kon. Er werd over het geheel, naar insiders mededeelden, vrij goed gezongen. De vergadering stond onder leiding van den voorzitter M. Ras.
Hallelujah. De mannenzangvereeniging ..Hallelujah” onder leidingvan T. Kramer, voorzitter A. Kapitein, gaf Vrijdagavond in de Bewaarschool haar jaarlijksche uitvoering. De zaal was dicht bezet met een aandachtig gehoor en ook konden nog heel velen via de kerktelefoon in de huizen van de zang-avond genieten. Na een openingswoord van den voorzitter werd vlot een aantrekkelijk programma afgewerkt, waaronder veel werd genoten. Ter afwisseling werd in de pauzen een voordracht ten beste gegeven. Aan het slot brachten verschillende sprekers namens bevriende vereenigingen hun dank. In een der pau¬ zen sprak ook onze burgemeester A. Gravenstein.
Behalve kranteknipsels bleken er ook nog enige vooroorlogse jaarverslagen te vinden. Op rijm nog wel. Zie hier: „Ik geefu thans van ’32 het verslag, gehouden januari 5 op donderdag. Wanneer de leden hier zijn binnen wordt het ook tijd om te beginnen. De hoofdpersoon, met name Mijndert Ras die altijd met een woord van pas.” (enz.) Tijdens het verslag werd er ook onder orgelbegeleiding gezon¬ gen. Door Evert Romkes (de dichter) werd het overzicht van het afgelopen jaar gelezen, en de penningmeester Jacob Post
legde, staande, rekenschap af van de centen. Er was een saldo van 68 gld 78 cent. In de pauze werd getracteerd op „een taartje en een sigaartje; steek er een op en neem een voile kop”. Voorgedragen werd o.a. door Lubbert Ras, Riekelt Bakker en Jan Visser. Na ’t zingen uit voile borst kreeg men natuurlijk weer dorst. En de wens was dat de zang maar mocht bloeien en in ledental groeien. Onze rijmer eindigde aldus: neem hoed, karpoes ofpet, zet die weer op z’n stee, en dan ganen we, bij 4 of3 of2, vrolijk weer huiswaarts keen In het verslag van ’33 lezen we over A. Kapitein: „Want weetge wel dat hij de pupillen zit te drillen en te oefenen in christelijke verzen in de fabriek van firma Bakker en Gerssen? Het is op een gamalenzolder en zoveel te voider hij mag zijn, ons vriendje A. Kapitein, die slaat er voor diejongensbos met zijn stok maar lustigjes op los”. (De oudere leden kregen zang- en muziekonderricht van G. Metz.) Meester Riemersma hield het niet lang vol als dirigent: ,,Na veel moeiten en getob, zei hij: vrienden ik geef het op”.
Klaas Weerstand.
opnieuwstemmen
De oorlog ’40 - ’45 was voor ,,Hallelujah” een slechte tijd, al trok men zich in het begin nog niet altijd zo veel van de bezetters aan. Zo werd op Pinkstermaandag 1941 door de zangvereniging „Excelsior” en het mannenkoor „Hallelujah” een openluchtconcert gegeven in het plantsoentje naast de Bethelkerk, onder leiding van L. Kramer en J. van Dalfzen. „Een grote schare vulde het plein en luisterde met genoegen naar wat met veel enthousiasme ten gehore werd gebracht. Het was ook de eerste keer dat het muziekcorps, sinds de uitbreiding van het instrumetarium, zich in de openlucht liet horen.”
Het jaar daarop presenteerde het koor zich opnieuw. Op een vrijdagavond werd een uitvoering gegeven in ,,Patrimonium”. A. Kapitein opende de avond. Van Dalfzen dirigeerde. In hetzelfde jaar bestond ,,Excelsior” 50 jaar. Er werd nog wel een jubileumconcert gegeven, maar verder kon men er weinig van maken. (Het Chr. Gemengd Zangkoor „Excelsior” was in 1892 opgericht door een zekere onderwijzer Jonker. Hij, net als zoveel leerkrachten, stimuleerde het zang- en muziekleven op het eiland.)
Toen „Hallelujah” als zelfstandig zangkoor verboden dreigde te worden, werd het als kerkkoor voortgezet, tot de razzia in 1944 er een eind aan maakte, omdat zoveel leden waren weggevoerd. Gelukkig keerden alien behouden terug. In juni 1945 was de mineurstemming voorbij. De mannen be-
gonnen weer vol goede moed te zingen, maar de tyfus-epidemie nam ook leden van het koor weg, o.m. M. Weerstand. Het koor zong op zijn begrafenis uit de ,,Deutsche Messe”.
Het eerste concert werd op uitnodiging van de Chr. Oranjevereniging gegeven op 31 augustus 1945 en nog eens op 2 September d.a.v. Ook werd een concert gegeven ten bate van het zwaar getroffen Putten.
In januari 1947 werd een uitvoering gegeven in „Patrimonium”. Daarbij was ook nog de 93-jarige Gerrit de Boer aanwezig. Zelf zong hij daar nog Psalm 104:17 en een geestelijk lied. In 1947 vergat het koor „de jongens in Indie” niet. De leden daar ontvingen een plaat. In oktober werd F. Bode dirigent. Fusieplannen liepen in 1948 op niets uit. Een hecht groot plaatselijk zangersverband kwam niet tot stand. In 1949 werd meegewerkt aan een Urkerdag op de Zuiderzeemuseumtentoonstelling en werden plannen gemaakt voor een grootse herdenking van het 40-jarig bestaan.
Intussen was de periode tussen 1945 en 1950 lang niet probleemloos. We noemden al de tyfusepidemie en de politionele actie in Indonesia. Ook waren er moeilijkheden met de vergaderlokalen. En niet te vergeten met een nieuw opgericht koor, reeds dadelijk in 1945. Daarbij ging het o.m. ook over het recht op de naam „Hallelujah”, over de kasgelden en de dirigent. De eraan gewijde vergaderingen hadden geen resultaat. Zo bleven naast elkaar bestaan het grote mannenkoor „Hallelujah” (opgericht 1910) en een klein koor „OudHallelujah” met een geheel eigen indentiteit en wijze van optreden (Hazeu-zangers).
Voor het concours op Urk in 1950 viel veel te regelen en misverstanden moesten uit de weg geruimd. Gelukkig was het secretariaat in goede handen gekomen bij Hendrik Keuter Pzn. De notulen maken duidelijk wat er allemaal in de vereniging omging, en dat was heel wat. Het is onmogelijk i.v.m. de omvang van dit boekje er uit te citeren. Maar om een indruk te geven toch zomaar een citaat (8 oktober 1949):
uitrustend op een terras.
Bij punt 9 der agenda worden de heren H. de Boer en H. Kramer aangewezen om Zondagmiddag 9 oktober ’49 een bezoek te brengen aan de J.V. „Samuel” om zodoende te trachten een gunstige oplossing te vinden dat ons koor kan blijven vergaderen in de bewaarschool. Na een kleine woordenwisseling tussen de le en 2e voorzitter wordt aldus besloten. Hierna volgt het altijd actuele punt de rondvraag. Penningmeester de Boer stelt voor wat meer bondsmuziek te gebruiken omreden deze goedkoper is; alhoewel de keuze niet zo groot is bij de Bond wordt aldus besloten; en zal hierop ook bij de dirigent worden aangedrongen. Bovendien wordt besloten opnieuw in studie te nemen „De Heilige Stad” van S. Adams, „Vineta” van Fr. Abt en „Avondvrede” van Gerard H. Boedijn. 2e Voorzitter Ras vraagt hierna of de voorzitter er mee accoord gaat dat hij hem helpt bij de leiding der vereniging waarmede deze volkomen instemt. Tevens zal er van af heden weer meer orde en tucht gehandhaafd moeten worden; aldus de heer Ras, waar alien het mee eens zijn. De heer Post vraagt wat er met de oude muziek moet gebeuren die nog in het bezit is der leden; op voorstel der secretaris zal deze ingenomen worden om te trachten deze te verkopen. Vervolgens stelt de secretaris nog voor een betere regeling te treffen voor het uitreiken der muziek, zodat hierop meer toezicht zal zijn, dit zal opgedragen worden aan ons medelid de heer Hennink welke met deze uitgave is belast. Hierna komt nog ter sprake de voorstudie der nieuwe leden, een betere regeling voor het repeteren ’s Zondagsmorgens om 12 uur, alsook of de minder belangrijke dingen door het dagelijks bestuur afgehandeld kunnen worden; deze punten vinden alle een gunstige oplossing. Hoekman vraagt nog naar de bazar, waarna Ras voorstelt de gezamenlijke besturen in verband hiermede bijeen te roepen; waarna de voorzitter toezegt deze vergadering voor Zaterdag 15 October ’49 te zullen regelen.
Een ingekomen schrijven van ons medelid S. Bakker Wijk 6 no 85 dat hij verhinderd is op Zondag 9 October ’49 de repetitie bij te wonen wordt voorgelezen en zal als voorbeeld voor de leden op deze repetitie worden voorgelezen. Ras stelt vervolgens nog voor de vulpen welke als aandenken aan ,,het concours te Ernst” aan onze diri¬ gent zal worden aangeboden, deze op de vergadering van de geza¬ menlijke besturen aan te bieden; aldus wordt besloten. Enige minder belangrijke dingen kwamen nog te berde, welke alien een gunstige oplossing vonden.
Niets meer aan de orde zijnde sluit de voorzitter deze geanimeerde vergadering om circa kwart over 10 op de gebruikelijke wijze en ging 2e voorzitter Ras voor in dankgebed. De voorzitter, E)e secretaris, M. de Boer H. Keuter G.zn.
Zoklommenzij deladderop
Na-oorlogse opbloei-
Was het voor „Hallelujah” meteen na de oorlog nog zoeken naar de juiste vorm, in de tweede helft van de driekwart eeuw die het koor bij het verschijnen van dit boekje gezongen heeft, ging het crescendo en excelsior, mogen we wel zeggen. Om er een gedegen hoofdstuk aan te wijden, werden de taken verdeeld. De een nam de jaarverslagen door, een tweede de ,,Koorklanken” een derde worstelde zich door de vele plakboeken met persberichten en programmaboekjes heen. Tenslotte bleek het chronologisch verhalen van alles wat gepasseerd was een ondoenlijke zaak. Wat al kerk-, openlucht- en ruilconcerten, uitwisselingsprogramma’s, uitvoeringen in samenwerking met andere koren en massale koorzang. Hoe menigmaal werd medewerking verleend bij het begin van het jeugdwerk, aan kerstbijeenkomsten, dodenherdenking en zanghuldes, en gezongen op visserijdagen en niet te vergeten de Hemelsvaartsdagen. Er werd opgetreden voor velerlei „goede doelen”, als de herbouw van een afgebrande kerk, een blindentehuis, het rampenfonds, de ziekenboot. vaak in kerken, maar ook wel in muziektenten, op pleinen, in een openluchttheater. Het koor presenteerde zich voor de radio, op de televisie, op concoursen en voor plaatopnamen; werkelijk teveel om op te noemen. Ons restte derhalve niets anders dan ons tot de hoogtepunten te beperken en daarbij vooral persstemmen te laten horen. Koppen, knipsels, wat langere
stukken, iets uit de correspondentie en de programma’s. Laten we met wat koppen beginnen: Hallelujah, Urk op z’n best Traditie als de zaal uitverkocht is? Honderd Urkers in kuitbroek - Mannenkoor nog steeds in romantische sfeerStormloop op schouwburg - Urker mannenkoor ontvangt goud - Urker mannenkoor ENORM - Urkers beleefden in Dokkum de dag van hun leven Faam berust meer op reklame dan op vokale prestatie Gelovig in dienst van de commercie - Concert Hallelujah groots gebeuren - Urker mannen¬ koor grote trekpleister - Beroemd Urker mannenkoor in Rijssense Schildkerk Aantrekkelijk concert Urker Mannen¬ koor Hallelujah zingt voor Polen De fluweelzachte zang van 85 stoere Urkers Progressieve kerkgezangen en oude psalmen als keiharde bestsellers Mannenkoor zorgde voor prachtige zangavond Optreden werd groot succes Zeer geslaagd kerkconcert Koor met veel bewonderaars Koor boeide groot gehoor Gevoelig concert Grote belangstelling en verdiende waardering - Voor derde keer in DokkumGrote vraag naar koormuziek uit Urk - Mannenkoor grote trekpleister Hallelujah naar Duitsland Bezoek van Oostenrijks koor Onvergetelijke Rijnreis Hallelujah komt met gedenkboek.
We gaan nu met grotere en kleinere intervallen dejaren door, en hebben niet alleen de zee lovende maar ook enkele meer kritische geluiden weergegeven in wat hier volgt.
In 1950 vierde „Hallelujah” het veertigjarig bestaan met een groot zangconcert op Urk. Het werd warm aanbevolen: Welkom. Het spreekt wel vanzelf dat Urk’s bevolking met sympathie de komst der zangers tegemoet ziet, die hier op deze 2e Pinksterdag een concours zullen houden. Het gemeentebestuur heeft spontaan in de kom der Gemeente een weiland terbeschikkinggesteld; dat wel niet aan de hoogste eisen voldoet, maar zo centraal is gelegen, dat de gehele be¬ volking in staat is haar belangstelling voor dit gebeuren te tonen. En U zult zien dat die belangstelling niet gering zal zijn.
Urk luistert gaarne naar muziek en zang en vooral het Christelijk lied is de Urkers uit het hart gegrepen.
Dat de 2e Pinksterdag voor dit concours wordt benut, stemt ons
eveneens tot verheuging. We geloven dat de Christelijke kunst ook werk is des Heiligen Geestes. En een gemeente als deze waarin zozeer de Christelijke levensovertuiging de boventoon voert, is bij uitstek geschikt om dit Christelijk Zangfeest in haar midden te doen houden.
Ik hoop, dat zeer velen van buiten hierheen zullen trekken. Urk is een gastvrij oord. Dat zal iedereen die hier van buiten tot ons komt ervaren.
Het Gemeentebestuur roept alien, die aan dit Zangfeest zullen deelnemen een hartelijk welkom toe. Ik hoop, dat het concours een vlot en aangenaam verloop zal hebben en dat ook het weer gunstig zal zijn.
Bovenal dat het gezang op dezen Pinksterdag strekken moge tot verheerlijking van Gods Naam.
G. KEIJZER Burgemeester van Urk.
Het gastvrije Urk zal op de 2e Pinksterdag een stroom van bezoekers ontvangen, want ik ben er zeker van dat de belangstelling van het op die dag te houden zangconcours zeer groot zal zijn. Natuurlijk komt iedere Urker, die niet beslist verhinderd is, naar de schone zang van de verschillende koren luisteren. Ik acht dit vanzelfsprekend. Verder zullen honderden uit tal van plaatsen die dag naar Urk trekken om te genieten van de verheven zangkunst. Urk roept u nu reeds een hartelijk welkom toe.
Is het dan nog nodig, een bezoek aan het zangconcours aan te bevelen? Ik meen van wel. Dit blad kan onder de ogen komen van iemand, die nog twijfelt of hij wel naar het zangconcours zal gaan. Neem dan een goed besluit en kom 2e Pinksterdag naar Urk. Een be¬ zoek aan ons voormalige eiland is in alle opzichten de moeite waard. Bovenal echter zult ge geestelijk verrijkt worden als ge de koren hoort zingen. Is de zang van een Christen niet de dienst van God? In de tempeldienst van Israel was een ruime plaats ingeruimd voor de zangers. Israel maakte daar grote emst mede, zette het hart er op, de Heere te smeken en te loven in het lied. Bij de stemming van het hart werd ook gevoegd de daad. Het aantal Levieten, dat speciaal lofzangers werd genoemd, was vier duizend. Daarover waren 288 dirigenten gesteld, die voortdurend met hun koren oefenden.
Die vier duizend zangers waren vrijgesteld van iedere andere dienst. Zij waren zo geoefend, dat iedere Sabbath ook door het zingen van de Levieten een feestdag was.
Onze koren oefenen zich week aan week. Zij willen de gave, die God aan hen gegeven heeft, door voortdurende oefening tot hogere ontwikkeling brengen. Hoever zij het daarin gebracht hebben, zal blijken op het grote zangconcours van 2e Pinksterdag. Wij zullen naar hen luisteren, God dankend voor de wondere gave, die Hij in de zang aan
mensen geschonken heeft.
Wij gedenken op Pinksteren de uitstorting van de Heilige Geest. Die Geest is de auteur van alle kunst, die God verheerlijkt. Onze koren willen door hun zang die Geest loven en danken. ’k Wek u al¬ ien op, dit met hen te doen door naar hun zang te komen luisteren.
Ds. HOMBURG.
Nu is het een zeer goede gedachte geweest van onze Ring om ter herdenking van dit jubileum een concours te organiseren op de plaats onzer inwoning, waarvoor wij onze Ring dan ook zeer dankbaar zijn, terwijl wij van onze kant alles zullen doen om ons concours te doen slagen. Vandaar dan ook dat wij U alien opwekken om D.V. 2e Pinksterdag een bezoek te brengen aan ons concours. Zangliefhebbers er is voor U wat te beluisteren die dag als de verschillende koren hun krachten zullen meten in deze vredige strijd.
Bovendien is ons voormalig eiland, al is het niet rijk aan natuurschoon, door zijn eigen dorpskarakter, zijn ruime havens en modeme vissersvloot, een bezoek ten voile waard, bovendien niet te vergeten onze wereldberoemde gerookte paling. Mogen dan ook velen zich opmaken om ons concours te bezoeken en tevens naast het kunstgenot zich verheugen voor al het goede dat wij deze jaren mochten ontvangen en van Hem alleen de zegen afbidden voor ons te houden concours.
M. DE BOER Voorzitter van „HALLELUJA”.1950. Bezoek van het koor aan Denemarken, het eerste buitenlandse optreden. Zo werd het voorbereid:
DEENS VOLKSLIED.
Di er et uundigt Lan di staa mel brele beuje nier salten eusterstrand nier salten eusterstrand Di boegter sai i Bakke del Di helle gamle Danmark auw di er fraijes sel auw di er fraijes sel wor gamle Danmark skal bestaa sa laenge beujen speiler sin top i beujen blaa sin top i beujen blaa
Programma voor a.s. Donderdagavond lOJuli 1950.
1. Ps. 75.
2. Sanctus
3. Herderszondagslied.
4. Gelukkig is het land. 5. Bede voor’t Vaderland. 6. Piet Hein.
7. Zangersmars. 8. Mijn Nederland. 9. De kabels los. 10. Wilt heden nu treden. 11. Ecce quomodo.
12. Ps. 43 Sluiten eventueel met „WiIhelmus”.
Programma voor DENEMARKEN.
1. Deens Volkslied en Wilhelmus. 2. Ps. 75. 3. De Heilige stad. 4. Sanctus. 5. Gelukkig is het land. 6. Bede voor’t Vaderland. 7. De Kabels los. 8. Wilt heden nu treden. 9. Adoramus. 10. Herderszondagslied. 11. Kleinkoor: Were you there. Old Black Joe. 12. Chanson des adieux. 13. Mijn Nederland. 14. In Naam van Oranje. 15. Zangersmars. 16. De Zilvervloot. solo: In dieser Heiligen Halle door D. Ras. 17. Ecce quomodo moritur.
18. Russisch Vesperge zang. 19. Ps. 43.
Een recensie uit december 1954.
Mannenkoorzang in Zuiderkerk te Urk.
Boeiend en waardig concert. Een klein scheepje hing parmantig tussen de grote koperen luchters van de Zuiderkerk, waarin het licht fonkelde en dit scheepje met zijn witte zeilen hoort daar thuis, want Urk is de vroegere Zuiderzee nog niet vergeten. Urk heeft zich gisteravond van zijn beste zijde laten zien, want de Zuiderkerk was nagenoeg geheel gevuld met aandachtige luisteraars, die gekomen waren voor het concert door het Chr. Mannenkoor „Hallelujah”. Maar ook het mannenkoor zelf had zijn
„Hallelujah” zingt voor H.M.Koningin Juliana bij de basaltbergen op de werkhaven van de Z.Z. W.
goede avond, want er is zeer behoorlijk gezongen. Ds. H.R. Groenevelt heeft alle toehoorders welkom geheten, waarna alien het eerste vers van Psalm 100 hebben gezongen. Het Mannenkoor is goed bezet en telt meerdere mooie natuurstemmen, zodat directeur Frits Bode heel wat kan bereiken. Een kenmerk van het koor is het aparte timbre van de koorklank wij bedoelen hiermee de eigen kleur, die de klank van het mannenkoor al bezit. Dit is een uitnemende hoedanigheid van het koor, dat bovendien opvalt door de stoere klank, die bijzonder hecht gemengd is. Wij hoorden dit in de machtige Psalm 150 in de bewerking van A. Vranken en later meermalen in het forto van andere koorwerken. De keerzijde van deze robuuste en soms onstuimige zang is, dat de klank een enkele maal wat raw gaat worden en soms ook onzuiver. Zonder twijfel kan het mannenkoor ook in zachte tinten zingen, zoals in het begin van ,,De vaste grond” in de bewerking van G. Boedijn, dat echter later meer nuanceringen had kunnen krijgen. In ,,Morgenstemming” van Theo v.d. Bijl kreeg de tekst meer uitbeelding en klonken tegen het slot een paar sterke regels van een sonore koorzang. Mogelijk kan de directeur, aan wie het aan muzikaal enthousiasme niet ontbreekt, trachten door stemvorming de koorklank wat ronder en milder te maken: vooral de tenor zingt vaak met wat kelig geluid, hetgeen heel jammer is daar er uitstekende krachten onder de tenoren schuilen. Een daad van moed is het van directeur zowel als zangers om Negro-spirituals te leren zingen, deze ontroerende en schone uitingen van Godsvertrouwen van een nog steeds geminacht volk. Naar de geest werden de drie geestelijke neger-liederen goed getroffen; in technisch opzicht liggen zij nog iets boven het huidige niveau van het mannenkoor. Vooral ,,Wait for te light” behoeft nog meer innerlijke overtuiging en meer uitdrakking dan het koor gaf. En deze koorbewerkingen van Negro-spirituals moeten ook nog meer kleur hebben en vooral een leniger rhythme. In ,,Go tell it in the mountains” was de klank echter heel sonoor en de diepe bassen gaven hier prachtige koorzang. Dit geldt ook voor de donkere achtergrond van het Russische lied van Kryzanowsky. Licht en rhythmisch werd „Leidt vriendelijk licht” van J.B.Dykes gezongen en een machtig ..Domine salvam fac” van A. Giessen besloot als een imponerende bede voor de koningin de mannenkoorvoordrachten. De organist Lourens Metz bleek een uitstekend begeleider in een enkel koornummer en in de werkjes voor saxofoon, die Klaas van Dijk (uit Hasselt) met grote toon blies. Een enkele bewerking Franck’s ,,Panis Angelicus” en het tweede deel van ,,’k Heb geloofd” konden wij niet waarderen, maar de toon van de saxofoon paste heel mooi bij de nobele aria, die men het Largo van Handel is gaan noemen. Samenvattend was het ’n kerkconcert, dat alien heeft kunnen boeien en ook de criticus kan de dankbare uitspraak van ds. Groenevelt onderschrijven, dat het „zeer waardige zang- en speeluren” waren, die ons op de voorlaatste dag van ’t jaar in Urk werden geschonken. Henri Th. Timmerman.
Een recensie omtrent het „URKER MANNENKOOR” uit februari 1955.
In het jongste nummer „Euphonia” het algemeen Nederlands zangersblad schrijft een der vooraanstaande muzikale medewerkers de heer Ph. Ch. Schut omtrent het optreden van „HALLELUJA” (dir. Frits Bode) voor de radio, het volgende: Dit met uitstekend materiaal toegeruste mannenkoor zong een met smaak gekozen programma, hetgeen met enthousiasme en muzikaliteit geschiedde. Het koor klinkt beschaafd, ontwikkelt in de forti een groot klankvolume, en weet de tegenstellingen op soepele wijze te overbruggen. De stemverhoudingen zijn onder alle omstandigheden evenwichtig, voordracht en zuiverheid zijn welverzorgd, terwijl de tempi van goed inzicht in de aard der composities getuigen. De tekst was redelijk te volgen; wanneer de medeklinkers nog iets beter worden uitgesproken, dan is er, ook op dit voor de meeste koren klaarblijkelijk zo moeilijke punt niets aan te merken. De goede leiding, zowel als de ijverige toewijding der zangers kunnen dit ensem¬ ble tot een koor van klasse maken.
Naar het concours in 1957.
Toen zaterdagmiddag om half drie dirigent F. Bode zijn mannen de laatste instructies gaf, kon men merken dat er iets groots ging gebeuren. Het mannenkoor „Halleluja” ging naar Nederlands Koorfestival 1957, georganiseerd door de ,,Koninklijke Bond van Zang- en Oratoriumverenigingen in Nederland”.
Waren er 10 Juni reeds koren uit de omgeving van Tilburg in Tilburg samen geweest, en 22 Juni in Aalsmeer uit die omgeving, Zaterdag 29 juni was Zwolle de plaats waar verschillende koren hun beste beentje zouden voorzetten.
Om half vier in Zwolle aangekomen, was er nog net even gelegenheid om met die warmte iets verfrissends te gebruiken en om de zaak wat te verkennen. Tegen vier uur vulde zich de grote zaal met luisteraars en als om 4 uur ’t belletje van de voorzitter der jury, de heer Oscar van Hemel, klinkt, is de beurt aan de Gem. Zangver. ,,Emmeloord”, om te laten horen wat men geleerd heeft. Als nummer 2 hoorden wij het Hervormd Jeugdkoor ,,Den Ham” in de afd. Jeugdkoren. Nummer 3 is de Gem. Zangver. ,,Laetare” uit Haarle. Dan volgen de militaire koren. Het eerste is ’t militaire koor ,,Infanterieschool” Harderwijk (ook hier is het Bode die de dirigeerstok zwaait), daarna het mannenkoor Koninklijke Marechaussee, Apeldoorn.
Om voor een eerste prijs in aanmerking te komen, moest men 336 punten behalen. De hierboven genoemde koren behaalden resp. 330 p., 296 p., 316 p., en 338 p. De laatstgenoemde behaalde dus alleen de eerste prijs.
Het mannenkoor „Prinses Margriet Kazerne”, dat hierna moest zingen had zich teruggetrokken en de volgende Gem. Zangver. „Zanglust” uit Spoolde was verschoven naar het avondprogramma.
Door deze gang van zaken was ’t nu de beurt aan ,,Halleluja”. Dit was ruim een half uur vroeger dan waarop men gerekend had, en de heren middenstanders, die lid zijn van het mannenkoor en om 5 uur in Zwolle zouden zijn, waren toen nog niet aanwezig. „Urk kan nog niet opkomen omdat het nog niet volledig is”, zo klonk de mededeling uit de mond van de heer Duurkoop uit Zwolle. Dit angstig wachten duurde een kwartier en toen arriveerden met de auto van Joh. Gerssen de ontbrekende tenoren. Vlug alien naar boven, en na vijf minuten stond het Urker mannenkoor op het grote podium van deze geweldige zaal. Men kon de spanning in de zaal voelen, de hoofden gingen bij elkaar, op de gezichten kon men de vraag lezen: hoe zal dit koor het er afbrengen in de afd. Superieuren?
Toen wij hoorden zingen: ,,Lied” van Alb. de Klerk, en ,,Merck toch hoe sterck” van Battings, gingen vele gedachten door ons hoofd. Zou het lange wachten ook parten kunnen spelem; moesten diejongens, die zo haasje-rep-je binnenkwamen niet eerst even uitgeblazen hebben, enz. enz.
Toen wij naar de jury keken, klopte ons hart sneller; deze knikten goedkeurend tegen elkander. U moet die Urkers na afloop zien staan hebben, om iets van de spanning te kunnen begrijpen. Hoe zal de uitslag zijn? Muisstil was ’t in de zaal toen bekend werd gemaakt: Mannenkoor ,,Hallelujah” Urk, 294 punten, 2deprijs.
Als die jongens en ons alien ooit iets is meegevallen, dan was het dit wel; voor de eerste keer in de superieuren afd. en voor een jury van de bond, en dan een 2e prijs, nee maar, die is goed! Zeker, men had wel iets meer punten willen hebben, maar je kunt ook alles niet in eens.
Na het optreden van ,,halleluja” was het middagprogramma ten einde. ’s Avonds om half acht hebben nog 5 koren gezongen, waarvan wij er een noemen, n.l. het ,,Rijssen’s Mannenkoor”; die kreeg ’n lste prijs met 380 punten. Dit is een koor van 123 leden, en logisch is dat men met zulk een aantal stemmen alles kan bereiken. De andere koren behaalden 388 p., 196 p., en 288 p. Er zijn die dag in Zwolle 2 eerste prijzen uitgedeeld, waarvan 1 in de Superieuren afd.; de soldatenkoren zongen in een aparte afd. Men leest wel, dat er op zulke concoursen niet met eerste prijzen gesmeten wordt.
Wij wensen ,,Halleluja” veel succes toe en hopen, dat zij zich zullen handhaven in deze afd., welke de hoogste is die men bereiken kan. Ouderen en jongeren, maakt dit koor ook zo groot als dat van Rijssen, zodat Urk ook met ’n lste prijs gaat strijken.
„Halleluja”, Urk voor de radio in 1957.
20 Dec. Chr. Mannenkoor ,,Halleluja” te Urk o.l.v. Frits Bode. Dit
met uitstekend materiaal toegeruste mannenkoor zong een met smaak gekozen programma, hetgeen met enthousiasme en muzikaliteit geschiedde. Het koor klinkt beschaafd, ontwikkelt in de forti een groot klankvolume, en weet de tegenstellingen op soepele wijze te overbruggen. De stemverhoudingen zijn onder alle omstandigheden evenwichtig, voordracht en zuiverheid zijn welverzorgd, terwijl de tempi van goed inzicht in de aard der composities getuigen. De tekst was redelijk te volgen; wanneer de medeklinkers nog iets beter worden uitgesproken, dan is er, ook op dit voor de meeste koren klaarblijkelijk zo moeilijke punt niets aan te merken. De goede leiding, zowel als de ijverige toewijding der zangers kunnen dit en¬ semble tot een koor van klasse maken.
Een recensie uit december 1957.
Urk op z’n best.
Veelzijdig kerkconcert door „Halleluja”.
Urk op z’n best! Dit was het zeker gisteravond toen een groot deel van de Urker gemeenschap kwam luisteren naar de muzikale prestaties van het eigen Chr. Mannenkoor ,,Halleluja”. In de heldere witgroene Bethelkerk, waar tot onze vreugde nog steeds het kleineparmantige scheepje tussen de fonkelende koperen luchters hangt, heeft Urk zijn oprechte muzikaliteit en tegelijk zijn gemeenschapszin getoond. Tot winst van beide partijen, het Mannenkoor en de talrijke toehoorders zelf, die een heel mooie avond van koorzang en muziek kregen geschonken.
Bij verhindering van ds. H. Groenevelt is in diens plaats ds. H. de Boer voorgegaan in schriftlezing en gebed, waarna hij een warm welkomstwoord heeft gesproken. Samenzang heeft het concert zo¬ wel omlijst als onderbroken, zodat ook de toehoorders zelf hun stemmen hebben kunnen mengen met de klank van het fraaie orgel. Frits Bode streeft als directeur van ,,Halleluja” naar koorwerken van karakter en grote geestelijke en muzikale waarde, want zowel werken van Bruckner als Brahms, in diens nobele Raphsodie voor alt en mannenkoor prijkten op het programma. Maar heel zeker is de vurige koorleider ook een kenner van zangers, die weet, dat alle leden van een mannenkoor graag werk zingen van Jac. Handl en Grieg. Zo was het programma goed afgewogen wat de mannenkoorzang betreft, hoewel ’t als geheel iets omvangrijk was. De klank van het mannen¬ koor heeft duidelijk gewonnen aan ronde sonoriteit en afwerking; het koor zingt iets minder ruig dan een paar jaar geleden, terwijl toch de stoere kern behouden bleef. In de eerste groep koorwerken werd „Ecce quomode moritur” van Handl het beste gezongen, goed genuanceerd en verzorgd, vol en sonoor van klank, die alleen in het begin wat zwaar was. De zang voor Driekoningenzondag van M. Neu¬ man was iets minder gaaf en het dubbelforto klonk soms wat geforceerd. Heel beheerst en fraai afgewogen van goed gemengde klank werden de drie geestelijke liederen gezongen, in de eenvoud, die deze
goed-gezette liederen verlangt. Soms gaat het mannenkoor weer wat zwaar zingen, waardoor de glans verdwijnt en de klank troebeler wordt. Toch had „In veni David” van Anton Bruckner goede kwaliteiten en een apart timbre gaven beide koperblazers aan de koorzang; als beide verdienstelijke blazers iets minder bescheiden waren geweest in hun klankvorming, was het effect stralender geworden. De romantische koormuziek van Ed. Grieg in zijn ,,Landerkennung” ligt het mannenkoor opvallend goed. Afgezien van een neiging tot lichte detonatie werd het dankbare werk met vuur en gloed, mooi genuanceerd en sonoor, voordragend, waarbij het koorlid Klaas P. Hakvoort zeer verdienstelijk de solo-partij zong. Minder waardering kunnen we opbrengen voor een compositie van A. Kousemaker, „David”, hoi en vol pathos. Klaas J. Mulder maakte zich niet alleen hoogst verdien¬ stelijk als betrouwbare begeleider aan het orgel en de piano, maar de jonge talentvolle Kampenaar speelde ook kernachtig en stijlvol twee Bachkoraalvoorspelen en een Variatie werk van Jac. Bijster. In Sibylle Raaphorst (Hilversum), heeft het mannenkoor een toegewijde zangeres gevonden, die met haar fraaie, hoewel nog niet helemaal uitgebalanceerde altstem samen met het mannenkoor twee geestelijke negerliederen vertolkte, heel mooi van kleur, maar niet markant genoeg van ritmiek. In haar groep solo-werken waardeerden we Handel’s ariose ,,Dank sei dir Herr” boven Bach’s „Bist du beimir” Memoreren we nog de declamatie en het warme vioolspel tussen de koorwerken.
Als slot en hoogtepunt van het concert vloeide dan de Alt-Rhapsodie van Joh. Brahms, voor altsolo, mannenkoor en begeleiding aan de piano. In zuiver koortechnisch opzicht zijn bedenkingen mogelijk, maar de geest van Brahm’s nobele, zwaarmoedige muziek was stellig aanwezig. Met de herinnering aan de ontroerende episode, waar de gevoelige altstem zich mengt met de gedempte mannenstemmen willen we eindigen deze berustende klacht van een eenzame, die toch een sterk mens was.
Henri Th. Timmerman.En nog een beoordeling uit 1958.
Urkers zongen in Zwolle.
In Urk pleegt men te zingen met dezelfde wat ruige drift, waarmee vroeger op zee gevochten werd om het dagelijks bestaan. Het Urker Mannenkoor hebben we meermalen in Urk zelf kunnen horen, met veel plezier gewoonlijk. Maar gisteravond was het mannenkoor, dat ruim zeventig man kent, naar Zwolle gekomen voor een concert in de Grote Kerk. Een verrassend groot aantal toehoorders, voor het merendeel uit de omgeving, heeft geluisterd naar de koorzang van de Urker zangers. Koorzang met de karakteristieke kwaliteiten van het koor, maar ook met de schaduwzijden daarvan. Een robuuste, sterk
romantische koorklank namelijk, maar met een neiging tot slepen en sentimentaliteit. Sympathiek was zeker, dat het programma naast twee groepen nogal conventionele mannenkoorwerken ook Negrospirituals bevatte en een Moravisch volkslied van de hedendaagse Tsjechische componist Leos Janacek. In de Psalm 150 in een zetting van Alph. Vranken en in ,,Haec Dies” van Joh. Verhulst hoorden we al onmiddellijk de hierboven aangeduide eigenschappen van het koor. Frits Bode, die zijn koor kennelijk op hoger niveau wil brengen, liet het bekende „Ecce quomodo moritur” van Jacobus Handl zeer genuanceerd zingen.weliswaar in een veel te romantische opvatting en wat verbrokkeld in de muzikale opbouw, maar toch boeiend door de mooie klank en genuanceerde voordracht. De donkere stemmen van het koor gaven aan de eenvoudige, maar altijd roerende Valeriusliederen meer kern en kleur dan de wat dunne tenoren. Heel mooi werd het al genoemde Moravische volkslied gezongen, beter en overtuigender dan de Negro-spirituals. Want deze aangrijpende geestelijke liederen van de negers laat de directeur te traag zingen, te glad ook; alles wordt teveel gerekt en het ritme ontbreekt bijna helemaal, zodat het merg uit deze negerliederen wordt gezogen. Ook de altzangeres Sibylle Raaphorst (Hilversum), die aan twee Negro-spirituals meewerkte, verviel in een larmoyante voor¬ dracht, die nergens de kern van deze muziek raakte. In haar soli kwamen de sympatieke stemmiddelen van de alt, die eerder naar een mezzo-sopraan neigt, beter tot hun recht. Vooral waardeerden we beide Psalmen van Constatijn Huygens, zeer intelligent gezongen en met fraai geluid. In Bach’s ,,In deine Hande” was haar overigens heel mooi geluid wat onvast, vooral in het middenregister flakkert de stem.
Klaas Mulder (Kampen) begeleidde de zangvoordrachten van de soliste aan het orgel, zoals hij ook de trompettist Theo van Eeken (Amsterdam), die met gevoelige en gave toon ,,The lost chord” blies, secondeerde. Als solist speelde de jonge organist het Koraalvoorspel van J.S.Bach ,,Ach bleib bei uns Herr Jesu Christ”, als eerste werk. Hij begon al met een erg ongelukkige registratie, een lelijke onnatuurlijke registercombinatie, die heel slecht paste bij het gevoelige koraalvoorspel. Het concertodeel van G. Fr. Handel kreeg een betere registratie, hoewel het dubbelforto wel erg zwaar was en het geheel voor de sprankelende Handel-stijl te weinig doorzichtig. Evenals Jac. Bijster twee dagen geleden, speelde Klaas Mulder het laatste deel van de zesde sonate van F. Mendelssohn-Bartholdy, de variaties over „Vater unser in Himmelreich”. Erg droog, erg saai, erg schools, behalve tegen het slot, dat een vrij krachtige climax kreeg. Maar toch vonden we het spel van Klaas Mulder op zijn best in de Toccata und Fuga in d-moll van Max Reger, krachtig vertolkt en behoudens enkele slippertjes technisch degelijk, terwijl zich hier ook een zekere muzikale spanning liet gelden. Het Urker Mannenkoor zong nog „Die Ehre Gottes” van L. van Beethoven, sterk en klankvol en de Bede van Fr. Flemming, die niet
vrij te pleiten was van een sterke sentimentaliteit. Ook de Ambrosianischer Lobgesang van E. Gebhardt gebracht met trompet en orgel vonden we niet passen in het kader van een programma voor een concert. Overigens zal het duidelijk zijn dat ons respect voor het Urker Mannenkoor zeer groot is. Als programmakeus en koorstijl nog meer gezuiverd worden, dan zullen de Urkers stellig nog heel veel kunnen bereiken.
Henri Th. Timmerman.
Ook in 1958 werd geconcerteerd ten bate van een goed doel, n.l. voor de UK 96 die in grote moeilijkheden was gekomen. Het concert werd gegeven vanuit de muziektent.
Gerrit Barends, steunpilaar van de vereniging.
ZHallelu inhetgc
Het Urker Mannenkoor ,,Hallelujah” viert in de laatste week van 1960 zijn goudenjubileum. Het hoogtepunt van de feestviering vindt plaats in de Bethelkerk op woensdag 28 dec. waar het jubileumconcert werd gegeven.
In de statuten van het koor staat vermeld, dat het koor in 1910 werd opgericht en officieel wordt dit als het oprichtingsjaar aangegeven, maar officieus dateert het reeds van omstreeks 1860 dat Urker visserlui zich oefenden in het zingen van 4-stemmige psalmen volgens een bepaalde zetting. Er zijn zelfs meingen, dat het nog van voor dit jaartal reeds begonnen is, maar notulen zijn er niet bijgehouden, zodat er geen officiele gegevens hiervan zijn.
In „het Oude Mannenhuis” repeteerde men onder leiding van Gerrit de Boer (of zoals hij beter onder ons bekend staat Gerrit Bakker) De repetities werden steeds door vele belangstellenden bezocht, en ’s zomers stonden zij buiten te luisteren. In 1897 veranderde men van repetitielokaal en kwam men in de school bijeen om te repeteren. Als naam voor het koor had men gekozen „Oefening kweekt kunst”. Omstreeks het begin van onze eeuw werd nogal eens gespot met deze naam, men noemde het niet ,,Kweekt” kunst, maar „Kwekt” kunst. De koppen werden bij elkaar gestoken en in 1910 werd de naam veranderd in ,,Halleluja” Dat is de naam die het koor 50 jaar lang heeft gedragen. Gerrit Bakker dirigeerde
de zangers, later hanteerde Kobus de Boer de dirigeerstok. De Hazeuliederen waren zeer geliefd bij de leden; dit veranderde in 1928, toen veel jongeren toetraden als lid van het koor. Zij wilden eens verandering aanbrengen in de keus van muziek. Bestuur en dirigent hadden hier een open oor voor en in 1928 werd G. Metz benoemd als dirigent van Halleluja. De keus van de liederen zocht men nu in de Neerboszangen, dit tot groot genoegen voornamelijk van de jongere leden. In 1929 werd de eerste uitvoering gegeven, en op Hemelvaartsdag van dat jaar vertrok men per botters naar Wieringen waar het eerste concert buiten Urk werd gegeven voor de arbeiders aan de Zuiderzeewerken. Het verslag dat van deze bijeenkomst in de pers verscheen roemde de zang van de Urkers, en maakte melding van een opkomst van 300 personen; de secretaris van ’t koor gaf als extra’tje een solonummer ten gehore ,,’t graf onder de berken”. Het was een evenement in het plaatselijk leven van Wieringen, en dat men hier nog lang aan dacht, bewijst de benoeming die dirigent G. Metz in 1933 ontving als koordirigent te Wieringen. (Door de grote afstand Urk - Wieringen kon deze niet aanvaard worden) In 1932 volgde T. Kramer de heer Metz op als dirigent, en het koor ging steeds vooruit wat muzikale prestaties betrof. De jaarlijkse uitvoeringen waren hoogtepunten in ons dorpsleven. Aan het eind van de Duitse bezetting werd Jan van Dalfzen be¬ noemd als dirigent van ’t koor en deze heeft de staf gezwaaid tot voorjaar 1948; sinds die tijd staat het koor onder leiding van Frits Bode. Nu spraken wij over de dirigentenstaf maar dit is ook wel eens anders geweest: een van de dirigenten van de beginperiode zwaaide tijdens het zingen de maat met een enorme stemvork, het was dan steeds gemakkelijk te horen of men nog op de gewenste hoogte zong. Wanneer dit laatste eens niet gebeurde was hij niet gemakkelijk. Het is met het koor steeds hoger gegaan, dit was ook te zien in de prestaties op de concoursen; momenteel zingt men in de Superieure afdeling. Bij het 40-jarig bestaan organiseerde men hier een groots opgezet concours in 1950 op 2e Pinkster-
dag. Een van de hoogtepunten was wel het 10-daags bezoek dat in 1950 aan Denemarken werd gebracht. Enkele keren zong men voor de radio, in 1951 2 x voor de A.V.R.O., dit in een telefonische uitzending Denemarken Holland, en in 1954 en 1960 voor de N.C.R.V. Het koor telt nu 71 leden. Sinds enige jaren heeft het koor een vaste begeleider voor orgel- en piano. Sinds enige jaren is de heer Klaas J. Mulder als vaste begeleider aan het koor verbonden voor het orgel of de piano. Over de vele concerten buiten ons dorp willen wij niet schrijven, wij zouden dan te veel ruimte in beslag nemen, wanneer men zo de lijst beziet zijn er heel wat plaatsen door Halleluja bezocht. „Halleluja” gaat na de jubileumviering weer verder, men zit niet stil. Wanneer men het repertoire van nu en dat van 50 jaar terug bekijkt, is er een groot verschil wat muziek betreft. Onder de bekwame leiding van dirigent Bode durft men het aan, zeer moeilijke mannenkoor-werken zoals ,Job” in studie te nemen; ten behoeve van Halleluja schreef de componist speciaal een orgelmuziekstuk voor orgelbegeleiding. Men streeft er echter naar, om toch aan hetzelfde doel te beantwoorden als de oprichters: God te loven in hun lied” Moge Halleluja vooral daarin slagen.
1. Samenzang.Psalm 146
2. Opening.Ds. J. Wolven
3. Koor:
a. 3 koralen: Vaste Rots van mijn behoud. Bew. J. Nauta De Heer is mijn Herder Bew. Frits Bode Neem mijn leven. Bew. Klaas J. Mulder b. O, sacrum convivium.L. Viadana c. Ecce quomodo moritur.J.Gallus
4. Alt en orgel Sei stille dem Herrn.Mendelssohn
5. Koor: a. Hor mein Bitten, Herr.X. Imjalof b. Stenka Rasin. Martin Koekelkoren c. Orani.Leos Janacek
6. Piano.Klaas J. Mulder
a. Polonaise in As. Chopin b. Prelude. Rachmaninov
7. Koor: Job Jacques Reuland 8. Samenzang. Gezang 300:1 en 3 9. Alt en piano Vijf kleengedichtjes.Cath. v. Rennes 10. Koor: a. Nobody knows.M. Browne b. Four books in the bible. Odell Me. Leod c. Were you there.Felix de Nobel ll.Orgel: Toccata Driffill 12. Koor: Rhapsodie voor alt en mannenkoor. Joh. Brahms 13. Sluiting 14. Samenzang.Gezang 135
Stijlvol jubileumconcert in de Bethelkerk.
Urk heeft onder levendige en hartelijke belangstelling uit alle kringen met een stijlvol en veelzijdig concert het gouden jubileum gevierd van het Chr. Mannenkoor ,,Halleluja”. Vijftig jaar bestaat dit mannenkoor in zijn huidige status, maar al honderd jaar geleden zongen Urker mannen in de voorloper van het bekende koor, dat zo dikwijls buiten Urk optreedt als muzikale ambassadeur. In een halve eeuw tijd is de geschiedenis van het oude visserseiland grondig veranderd en in het koor zingen nog velen, die de bewogen tijden waarin Urk moest groeien van het eiland tot vasteland hebben meegemaakt. In de Bethelkerk, die tot de laatste plaats gevuld was gisteravond kon ds. J. Wolven na in gebed te zijn voorgegaan in zijn begroeting in het bijzonder welkom heten de commissaris van de koningin in Overijssel, de burgemeester en wethouders van Urk en andere genodigden.
Een kort maar hoogst waarderend woord werd daama gewijd aan hen, die veel voor het Urker mannenkoor hebben gedaan o.w. de oud-directeuren van het koor.
Frits Bode had een veelzijdig programma samengesteld waarin verscheidene facetten van de mannenkoorzang werden belicht en waarin ook solozang, piano- en orgelspel naast de gemeentezang hun plaats hadden gevonden. Veel waardering hebben wij voor de omstandigheid, dat Frits Bode zijn koor ook in contact wil brengen met hedendaagse werken en naast de specifieke mannenkoorromantiek ook an¬ dere geluiden laat horen.
Als we ons herinneren, dat het uitgangspunt van het Urker mannen¬ koor is geweest het zingen van kerkliederen, dan is het zeker hoogst zinrijk, dat het koor begon met drie koralen bewerkt voor mannen¬ koor, begeleid door het orgel. Met mooi afgewogen stemmenverhouding en verzorgde frasering klonk eerst „Vaste Rots van mijn behoud” en daarom zuiverder van stijl en ook roerender „De Heer is mijn Herder”; het derde koraal ,,Neem mijn leven” was iets zwaarder van toon.
In de groep werken op latijnse tekst hoorden we ,,0 sacrum convivum” van L. Viadana, zeer bezield gezongen en daardoor wat ruig en voor deze Italiaanse koorstijl te weinig doorzichtig. Maar als een gevoelig gezongen In Memoriam voor de overleden leden van het jubilerende koor klonk ,,Ecce quomodo moritur” van Jac. Gallus, sonoor en wijdingsvol en met de donkere expressie, die dit oorspronkelijk voor de lijdensweek gecomponeerde Motet verlangt. Koorklank, stijl en vooral sentiment van het Urker koor eigenen zich heel goed voor de slavische volksliederen in vermaarde koorbewerkingen en de directeur kon zijn voorliefde voor romantisch uitgesponnen voordracht hierin volkomen uitleven. Vooral in „Hormein bitten, Herr” bereikte de directeur een opmerkelijk mooi gebonden koorklank en ook ,,Stenka Rasin” boeide, al werd het vrij lastige
arrangement van Koekelkoren iets onrustig verklankt. ,,Orani” van de hedendaagse Tsjechische componist Janacek was uitstekend, gaaf en beurtelings sonoor van klank en licht, terwijl de dynamiek heel suggestief van werking was. Het is zeer te prijzen, dat Frits Bode niet heeft geschroomd een koorwerk van een hedendaagse landgenoot uit te voeren, ,Job”, naar het gedicht van Hein de Bruin en op muziek van de Overijsselse toonkunstenaar Jacques Reuland. Evenals diens „Het Woord” is ook ,Job” hoogst zingbaar geschreven en in een meermalen heel suggestief klankidioom, terwijl de tekst opvallend declamatorisch is behandeld. Het werk was goed ingestudeerd, al klonken enkele fragmenten nog wat schools en zal men stellig bij herhaalde malen uitvoeren losser van het notenbeeld raken. Maar we hoorden een paar prachtige regels: „De Heer alleen zei.” waar de klank opmerkelijk ingetogen was, mild en fijn van nuancering. Als extra ingelast werk zongen de Urkers het geliefde „Nederland en Oranje”, bewerking van Elgar’s fameuze „Land of hope and glory”, dit met orgel. Als hoogst gewaardeerde soliste zong de alt Riek van der Haar, mooi evenwichtig van geluid in de religieuze romantiek van de aria ,,Sei stille dem Herrn”uit Mendelssohn’s „Elias”. Met evenveel toewijding als treffende eenvoud in voordracht zong de altsoliste daarna vijf Kleengedichtjes, de prachtige teksten van Guido Gazelle op muziek van Cath. van Rennes. Alle vijf heel zuiver van intentie en ingetogen gezongen, maar bijzonder roerend in ,,Gij badt op enen berg alleen”, vol ingehouden zeggingskracht. Klaas J. Mulder heeft zich meer dan verdienstelijk gemaakt op dit uitvoerige concert; met zijn uitstekend sluitende begeleidingen aan het orgel en de piano, maar ook als solist. Hij speelde op de piano de beroemde Prelude van S. Rachmani¬ nov en de Polonaise in As van F. Chopin, muzikaal en met vuur. Maar in deze kerkruimte wil een piano niet klinken en zeker niet zingen, wat bij Chopin’s Polonaise ondanks haar martiale karakter toch onmisbaar is.
Als orgelsolo glinsterde de Toccata van L. Dubois door de kerk, feestelijk-tintelend en met virtuose allure en mooi geregistreerd in zilveren tinten.
In de groep Negro-Spirituals zong Riek van der Haar de solo in ,.No¬ body knows”, maar het koor vonden we, evenals in „Four books” iets te week en te slap van ritmiek. Maar de altzangeres heeft indringend ,,Were you there?” gezongen, heel sober van stem, maar vervuld van de schrijning die deze beschamende klacht van een neger voor een blanke Christen bevat.
Met de Rhapsody voor alt en mannenkoor van Joh. Brahms, maar zonder orkest, werd het concert besloten, dat zonder restrictie een stijlvolle viering was van een verheugend koorjubileum.
Henri Th. Timmerman.
’s Middags was in hotel Havenzicht een drukbezochte receptie gehouden. Onder de ongeveer honderd bezoekers bevonden zich o.a. burgemeester J. Schipper en vertegenwoordigers van koren in de streek. Zeer veel bloemen werden aangeboden.
Het koor telt nu 71 leden. Sinds enige jaren is de heer Klaas J. Mul¬ der uit Kampen als vaste begeleider aan het koor verbonden voor orgel of piano. Over de vele concerten buiten ons dorp willen wij niet schrijven, wij zouden dan te veel ruinate in beslag nemen, wanneer men zo de lijst beziet zijn er heel wat plaatsen door „Halleluja” bezocht.
„Halleluja” gaat na de jubileumviering weer verder, men zit niet stil. Wanneer men het repetoire van nu en dat van 50 jaar terug bekijkt, is er een groot verschil wat muziek betreft. Onder bekwame leiding van dirigent Bode durft men het aan, zeer moeilijke mannenkoor werken zoals ,Job” in studie te nemen; ten behoeve van ,,Halleluja” schreef de componist van ,Job” speciaal muziek voor orgelbegeleiding. Men streeft er echter naar, om toch aan hetzelfde doel te beantwoorden als de oprichters in 1910: God te loven in hun lied”. Moge „Halleluja” vooral daarin slagen.
Kort oponthoud (Zutphens Dagblad 30 juli 1960)
De heer S. Ras, lid van het Urker Mannenkoor. Zutphen. „Mijn vader is de enige oprichter van het koor (in 1910), die nog leeft hij is nu 82. En voor die tijd, toen het koor reeds, onofficieel, bestond, was hij ook al lid. Als kleine jongen ging ik elke zondagmiddag met hem mee naar de repetities. Toen ik zestien was, mocht ik ook lid worden. Het koor herdenkt nu zijn vijftigjarig bestaan ik heb mijn vijfentwintigjarig jubileum! ”
De heer S. Ras, die nu voorzitter van het Urker Mannenkoor „Halleluja” is, was de ,,eerste verteller”, maar spoedig kwamen de secretaris en nog twee leden erbij, die af en toe ook wel iets hadden te zeggen. Het is dan ook een heel gezellig ,,kort oponthoud” geworden!
„Nee, ik ben geen visser”, vervolgde de heer Ras. ,,Ik ben schilder. Ik heb het wel geprobeerd met vissen, maar het ging niet: Zeeziek, dat ik was! Mijn vader, die een eigen boot had, liet me tenslotte maar thuis.”
„De helft van de koorleden is nu nog visser. We hebben IJsselmeervissers, speciale seizoen-vissers. Op het ogenblik hebben zij vervangers ingeschakeld, omdat zij ook in Zutphen wilden zingen! En dan hebben we de Noordzee-vissers, die een hele week erop uitgaan, en meestal vrijdagsavonds thuis komen. Zij vissen o.m. op haring, en op het ogenblik, bij Denemarken, op tong. In het totad hebben we zeventig leden”.
Over hun bezoek aan Denemarken in 1951 zijn de koorleden nu nog niet uitgepraat. ,,We zouden er een boek over kunnen schrijven!” merkte een hunner op. Een ander wist iets grappigs te vertellen:
„Velen van ons hadden geleende kostuums en zo kon het gebeuren, dat een broek te wijd was. En die ging dan zakken! Jammer genoeg hadden we de vrouwen niet bij ons, dus moesten wij er zelf maar iets aan doen, met veiligheidsspelden! ”
De heer Ras voegt er aan toe: „Ze zijn in Denemarken reusachtig gastvrij. We zijn er anderhalve week geweest en hebben meer dan eens meegemaakt, dat we, natuurlijk in kostuum, op straat liepen en. binnen werden geroepen, op de koffie! En in de cafe’s wilde iedereen ons een (gratis) rondje aanbieden. We konden natuurlijk niet alles aannemen”.
De concerten kunnen alleen op vrijdag- of op zaterdagavond worden gegeven. „We moeten nu eenmaal rekening houden met de Noordzeevissers, die eerst vrijdags binnenkomen. Op zaterdagavond trekken we echter nooit te ver weg: We zijn een geestelijk koor en we zorgen altijd dat we voor zondag binnen zijn, want op die dag willen we niet reizen! ”
De heer Ras vergat niet een complimentje te maken aan hun dirigent, Frits Bode. ,,Met hem zijn we zover gekomen als we nu zijn. Hij heeft ons koor werkelijk op een peil gebracht! ”
Zoals bekend, kon het concert vrijdagavond eerst om half negen beginnen. Het waarom werd ons duidelijk gemaakt: ,,Moet u weten, dat er mensen van ons waren, die pas om half zeven thuiskwamen. De bus stond op punt van vertrekken en zij moesten zich toch nog even wassen en verkleden. In een particuliere auto zijn ze achter ons aangereden! ”
Daarna hebben wij ons het Urker kostuum laten ,,uitleggen”. Belangrijk te weten: „Nu Urk geen eiland meer is, raakt het kostuum er meer en meer uit.”
Lang niet iedereen kan een eigen kostuum aanschaffen en meestal wordt dit dan ook geleend. We hebben nu wel een kledingsfonds, want in de toekomst willen we, dat ieder koorlid een Urker kostuum heeft! ”,
Toen de volgende ,,kostuum-les”, waaruit duidelijk werd, dat de Urkers niet alien direct een eigen kostuum kunnen aanschaffen. „Hier, deze broek en dit jak, daar heb ik honderd gulden voor betaald. Nieuw kostte het honderd- en- veertig. Daar zijn natuurlijk de gouden ja, echt goud, kijkt u maar nee, ik heb zilveren knopen niet bij inbegrepen. En dan de kousen, die kosten toch maar vijftien gulden! ”
Ook die mochten we zien: Er zat een „werkje” in heel mooi! „Wat we eronder hebben? Een striepte boatjen ja, dat schrijf je zo. De burgers noemen dat een borstrok. Meestal zijn de kleuren rood, wit en zwart. Ja dat is best mooi. In de zomer lopen we erin, dan gaat het jak uit. En dat? Dat is het doekien (om de hals). Ja, een ,,n” er achter als we nog even doorgaan kent u ook „Urks.!” Het werd tijd om afscheid te nemen. De koorleden hadden nog twee uur ,,bussen” voor de boeg. De dirigent verdween, maar niet nadat
hij zijn koorleden had toegeroepen: „Tot zondagmiddag op de repetitie”. Dat hebben de Urkers al zo’n honderd jaar afgesproken en naar alle waarschijnlijkheid was het antwoord vroeger ook al zo enthousiast: ,Ja, natuurlijk, tot zondagmiddag!” (De enige dag, dat alle koorleden vrij hebben en de vissers in ieder geval thuis zijn).
Voor wie nogmaals het Urker Mannenkoor „Halleluja” wil horen: in oktober, de jubileummaand, komt het weer voor de radio.
Kort oponthoud
Frits Bode: De Urker heeft de muzikaliteit wel mee. Zutphen. De wind waait gierend rond de kerk, geselt onbarmhartig de toren en probeert binnen te dringen door de kieren. Maar binnen in die kerk te Warnsveld, waar vanavond gezongen zal worden door het Urker Mannenkoor, is het knus en warm. Alleen een zachtjes heen en weer wiegende lamp bewijst, dat het buiten stormt.
Voor de ingang stopt een auto. Deuren slaan dicht. Mannenstemmen. Het volgend ogenblik komen twee mannen binnen, roepen ons in het voorbijgaan toe: „Frits is in aantocht” en lopen direct naar de piano, die midden in de kerk staat.
Een heel gewoon instrument, in vele huiskamers te vinden. Totdat Klaas Mulder er achter gaat zitten. Een reeks akkoorden, aarzelend, vlugger, nog vlugger. Overweldigend rollen de tonen van een hymne door de hoge ruimte, worden teruggekaatst door de zoldering, galmen door de hele kerk. lets vreemds maakt zich van ons meester. Eerbiedig luisteren we naar de improvisatie, ontroerd en tegelijk opgetogen. Er moet een deur dichtgeslagen zijn, maar wij hebben het echt niet gehoord.
Frits Bode staat onverwacht voor ons. Het pianospel gaat verder, de jubelende klanken zijn zelfs nog door de gesloten deur van de consistoriekamer te horen, waar de nog jonge Urker dirigent ons iets zal vertellen.
,,Het is vreemd, maar het lijkt wel of bakkers meer muzikaliteit bezitten dan anderen. Tenminste in Urk. Mijn vader had daar een banketbakkerszaak en tot m’n achtentwintigste ben ik ook bakker geweest. Heb zelfs nog de Bakkersvakschool bezocht. Maar ik had altijd wel muziek en orgel als hobby. Ik kreeg orgelles van Dik Wilgenburg en Gerard Boedijn, bekend van harmonie en fanfare, gaf me directieles. Toen ik Boedijn eens vroeg, wat hij er van dacht als ik eens in de muziek zou stappen, antwoordde hij, dat ’t best zou lukken.”
Frits Bode is op het ogenblik dirigent van het Urker Mannenkoor, van het gemeentekoor in de Noordoostpolder en de twee meisjeskoren daar, en van het Gemengd Koor in Wezep. ,,Ik zou er nog wel zeven avonden in de week bij kunnen gebruiken, wanneer ik aan alle uitnodigingen zou willen voldoen. Bovendien
geef ik nog drie dagen per week muziekles aan de ulo-school te Urk en Emmeloord en aan de huishoudschool te Urk. Ja, echt, dat lesgeven ligt me bijzonder goed. Er zijn echter uitstekende musici, die op school geheel mislukken. Het is nodig, dat de jeugd gevoel voor muziek bijgebracht wordt. Het resultaat zie ik nu al: jongens, die ik twee jaar geleden nog les gegeven heb op school, zijn nu enthousiaste leden van het Urker Mannenkoor. Wij hebben gelukkig veel jong bloed in ons koor, iets, waarmee andere verenigingen nogal eens te kampen hebben”.
Frits Bode aarzelt even. Het lijkt wel, alsof hij aandachtig luistert naar de aanzwellende tonen in de kerk. Wij luisteren mee. Even is het stil in het kleine kamertje.Dan gaat hij verder. „Elke week ga ik een avond naar Utrecht om daar op het conservatorium mijn diploma ,,Praktijk voor Harmonie en Fanfare” te halen. In mei moet ik examen doen. Daarna wil ik nog een keer koordirectie studeren. Dan heb ik ook zo’n beetje alles gedaan wat mogelijk is. Hoewel muzikaliteit een eerste vereiste is,is het kunnen omgaan met mensen toch wel het allerbelangrijkste. Je moet ze weten warm te krijgen voor de muziek. Elke zondagmiddag repeteren wij. Er komen dan wel eens mensen binnen. Die horen onze zang en lopen er vaak dadelijk warm voor. Wij kunnen genoeg leden krijgen en maken daarom echt geen reclame met „Meldt u bij het Mannenkoor” of iets dergelijks. Elk nieuw lid geef ik apart les. Dit lesnemen is dan verplicht.”
Het Urker Mannenkoor ,,Halleluja” zal waarschijnlijk deze zomer weer een concertreis naar Denemarken maken. Ook zullen er weer twee grammofoonplaten met geestelijke liederen opgenomen worden. De belangstelling voor de concerten is groot, maar toch. „Ik ben nooit tevreden. Al zeggen de mensen, dat het mooi is, daarom behoeft het nog lang niet altijd mooi te zijn. Ik wil steeds meer met mijn koor bereiken. Gelukkig heeft de Urker de muzikali¬ teit wel mee. Wonderbaarlijk is, dat de mannen vaak zo hoog kunnen zingen. Wij hebben liefst achttien eerste tenoren in ons midden. Echte eerste tenoren hoor!.”
Frits Bode zegt het met een klein beetje trots. Tijdens het hele gesprek heeft hij rustig over alles gesproken, als een echte Urker. Niet overdreven, eerlijk.
Waneer hij de deur opendoet, vliegen de gevleugelde klanken ons tegemoet. Zachtjes en een beetje weemoedig nu. Buiten, op de daken van de rond de kerk staande huizen ligt nog een beetje sneeuw. En de lamp wiegt nog steeds heen en weer. Zachtjes schommelend.
De gouden jaren en daama.
In dit stukje wil ik proberen iets te schrijven over het Urker koorleven, en dan met name over de mannenkoren, vanaf de jaren zestig tot heden. In deze periode ben ik zelf steeds aktief koorlid geweest en dus is deze tijd voor mij het makkelijkst te beschrijven. Eigenlijk is in dit tijdvak ook de landelijke bekendheid ontstaan van de Urker koren. Wat is hiervan de oorzaak en waarom juist in die periode, voor de oorlog bestonden er toch ook al koren op Urk?
Ik geloof te mogen stellen, dat de naoorlogse zangkwaliteit van het Urker mannenkoor Hallelujah hiertoe de eerste aanzet heeft gegeven. Niets ten nadele gezegd van vorige voortreffelijke dirigenten, het is toch vooral vanaf 1948, toen Frits Bode dirigent werd van Hallelujah, dat het koor tot grote bloei is gekomen. Dit bewijzen ook de uitstekende resultaten die behaald werden op landelijke zangconcoursen. Er dient overigens te worden opgemerkt dat de lust tot meedoen aan landelijke zangconcoursen de laatste jaren geheel verdwenen is. Dit geldt trouwens voor alle Urker koren. Misschien ligt hier een iets overdreven gevoel van eigen waarde aan ten grondslag; wij dragen immers als Urker koren het aureool van het aan de top staan en het gewaardeerd worden door duizenden zangliefhebbers in geheel Nederland.
Toch is dit gevoel enigszins misplaatst en zal op den duur de zangkwaliteit niet ten goede komen. Een optreden van alle Urker koren tegelijk is overigens te beluisteren elk jaar op Hemelvaartsdag in de visafslag. Momenteel zijn dat, in willekeurige volgorde genoemd: Hallelujah, Crescendo, Urker Zangers, Chr. gem. Koor ,,Excelsior”, Chr. dameskoor ,,Laus Deo”, Vissersvrouwenkoor „De Lofstem”, Jongerenkoor „Immanuel” Jongerenkoor „The Removels”, Chr. Mannenkoor ,,Oud-Hallelujah”, Kinderkoor „Klein maar dapper” en familiekoor „Fraternitas”.
Maar nu terug naar die periode waarin Hallelujah landelijke bekendheid kreeg en die zo van invloed is geweest op de ontwikkeling van de andere koren op Urk, en niet te vergeten op de landelijke bekendheid die de Urker gemeentezang heeft gekregen in de jaren zestig. Natuurlijk heeft de ontwikkeling van radio, grammofoonplaat, bandrecorder en later de televisie ook hier enorm toe bijgedragen, vooral toen deze artikelen ook binnen het bereik van de gewone man kwamen. Toen in 1960 het eerste grammofoonplaatje van Hallelujah werd opgenomen met de liederen ,,Heer wees mijn Gids” en „Bede”, ter gelegenheid van het vijftig-jarig bestaan, was dat helemaal geen vanzelfsprekende zaak, zoals dat tegenwoordig het geval is. Er waren toen relatief nog maar weinig grammofoonplaten in de handel van christelijke koren met geestelijke liederen. Dit plaatje en enkele andere die spoedig daarna werden opge¬ nomen, trokken onder meer de aandacht van de N.C.R.V., die deze platen, in haar programma’s voor de radio, bekend¬ heid gaven. De specifieke klank en de goede kwaliteit van het koor moet hier toch een grote rol in hebben gespeeld. Zo volgde al spoedig daarna een radio-optreden voor de N.C.R.V., waarin al een gevarieerd concertprogramma werd gebracht, ook met klassieke Latijnse koorwerken en enkele negro-spirituals.
Er kwam steeds meer vraag naar nieuwe grammofoonplaten, die gretig aftrek vonden in het land. Het was ook in deze periode dat het koor steeds vaker gevraagd werd voor concerten en medewerkingen aan evenementen. Dat het optreden in klederdracht hiertoe ook heeft bijgedragen lijkt niet moeilijk te verdedigen. Tegelijkertijd kende het koor in die tijd een groeiend ledenaantal. Dit was tevens het geval bij het broederkoor Crescendo dat in 1953 was opgericht en ook in de jaren zestig o.l.v. dirigent Mein¬ dert Kramer door grammofoonplaten en optreden naar buiten landelijke bekendheid kreeg.
Toch waren Hallelujah en Crescendo vooral toen twee totaal verschillende koren. Ten eerste was daar een mentaliteitsverschil, in die zin, dat Hallelujah o.l.v. Frits Bode steeds streefde naar perfectie en het instuderen van een klassiek koorrepertoire, waarbij Hallelujah het voordeel had over zeer goede tenoren en mooie solo-stemmen te beschikken, die het koor zo’n karakteristieke klank gaven. Het Chr. Urker Visserskoor „Crescendo” bestond veelal uit vissersjongens die graag zondagsavonds een uurtje bij elkaar kwamen om uitsluitend Nederlandse geestelijke liederen te zingen.
Toch heeft Meindert Kramer van dit koor iets unieks gemaakt, een koor met een bijzonder karakter. Zeer veel grammofoonplaten zijn in de loop der jaren van dit koor verkocht met liederen in een stijl die nog steeds zeer veel mensen aanspreekt. Men houdt zich heden ten dage nog steeds uitsluitend aan Nederlands-talige geestelijke liederen. Door dat mentaliteitsverschil was er soms wel eens wat onderlinge naijver tussen de leden van de twee koren, maar tot buitensporigheden heeft dit nooit geleid. Aan Hallelujah konden overigens in die tijd enkele elitaire trekjes niet worden ontzegd.
Na de jaren met vele hoogtepunten voor Hallelujah ( we noemen plaatopnamen van hoge kwaliteit, concerten in diverse
grote plaatsen in ons land en het verkrijgen van een gouden plaat in 1966) volgde de ontgoocheling van 1967 toen er helaas een scheuring in het koor optrad. Het is hier niet de plaats om hier dieper op in te gaan, maar vriend en vijand zal toch moeten erkennen, dat dit nooit had mogen gebeuren. Een uniek koor in Nederland scheurde in tweeen. Dit trieste feit haalde zelfs de landelijke pers. Door onenigheid in het koor, die zijn oorzaak vond in diepgaande meningsverschillen tussen de dirigent en een meerderheid van het bestuur, kwam het in 1968 tot oprichting van een nieuw mannenkoor, dat aanvankelijk de naam „Mannenkoor Urk” aannam, doch later op last van een gerechtelijke uitspraak deze naam moest wijzigen en zich toen „Urker Zangers” heeft genoemd. Frits Bode werd de dirigent. De persoonlijke verhoudingen tussen broeders van hetzelfde huis zijn in die jaren toch wel erg verstoord en in de eerste jaren van de „Urker Zangers” stonden de beide koren ook wel wat grimmig tegen over elkaar en was de rivaliteit groot. Maar de tijd slijt en we kunnen wel zeggen dat nu de verhou¬ dingen redelijk goed zijn. Beide koren zijn ook een eigen leven gaan leiden, met veel nieuwe leden die de situatie van 1968 niet meer meegemaakt hebben.
De Urker Zangers hebben bewezen dat zij er gewoon bij horen en we kunnen stellen dat door de inzet van Frits Bode dit koor al snel uitgroeide tot een volwaardig mannenkoor, hetgeen op zich zelf al een prestatie mag worden genoemd. Ook weer een bewijs dat op Urk goed stemmen materiaal ruimschoots voor handen is.
Na het tijdperk Frits Bode kwam Hallelujah onder leiding van Simon Pluister, een bekend radioorkest dirigent en componist/arrangeur. Een bijzondere, maar zeer begaafde man die geheel eigen wegen ging met het koor en er vaak een instrumentaal tintje aan gaf. Men luistere naar de plaatopnamen uit die periode, die zeer opmerkelijk mogen worden genoemd. Hierna volgt een tijd waarover het voor mij wat moeilijker wordt om over te schrijven omdat het te recent is. Hallelujah
kreeg nogal wat dirigentwisselingen te verwerken. Alle Roodbergen heeft het tot dusver nog het langst volgehouden met een jaar of zeven. Het is te hopen dat de huidige dirigent Willem Hendrik Zwart voor de nodige stabiliteit kan zorgen. A1 die wisselingen kwamen het koor natuurlijk niet ten goede, maar toch kon het koor zich in de loop der jaren op een redelijk niveau blijven handhaven. Met Urker Zangers en Crescendo zien wij in de laatste jaren eigenlijk hetzelfde, de koren handhaven zich op het bestaande niveau. Nog steeds is er belangstelling voor de koorzang op Urk, waaronder van opmerkelijk veel jongeren, alhoewel de verenigingsmentaliteit de laatste jaren wel wat veranderd is. Men wordt wat vanzelfsprekender of wat makkelijker lid van een koor als vroeger het geval was en men houdt het ook wat gauwer voor gezien wanneer men niet precies vindt wat men zoekt. Met drie grote mannenkoren en nog een klein mannenkoor (oud Hallelujah) zijn wij op Urk rijk bedeeld. Dit is een luxe, maar laten wij ons wachten voor zelfverheffing of zelfoverschatting, want daar is alleen al muzikaal ge¬ zien geen reden voor. Ik heb geschreven dat de mannenkoren zich momenteel handhaven op een bestaand niveau, maar er zijn natuurlijk in het hele land mannenkoren die zich zangtechnisch zonder meer meten kunnen met de Urker koren of zelfs beter zijn. Dat neemt niet weg, dat toch de Urker koren iets eigens hebben dat moeilijk te definieren valt. Zou het toch iets met het hart te maken hebben en met het christelijk levensgevoel dat diep geworteld is in ons volksleven? Ik hoop het van harte, want het eigenlijke doel van het zingen en musiceren moet toch zijn om onze Schepper te loven en te prijzen in ons lied en in onze muziek. Mogen nog veel jonge Urkers die na ons komen dit ideaal vast blijven houden! Soli Deo Gloria.
Tj. Ruiten Urk, zomer 1985.
Urker Mannenkoor ENORM!
Wanneer we moeten beginnen een recentie te schrijven over het Urker Mannenkoor, dat zaterdag avond j.l. voor een geheel uitverkochte kerk werd gegeven, dan valt dit ons niet zwaar. Immers, alle goede hoedanigheden waren aanwezig om weer een prachtig concert te verwachten en we geloven te kunnen melden dat niemand, maar dan ook niemand ook ditmaal werd teleurgesteld. Het was met een bepaalde geladenheid dat we dit concert gingen bezoeken, immers, het is vaak zo, dat het tweede concert na het eerste dat vorig jaar november werd gegeven, wel eens wil tegenvallen, omdat de span¬ ning niet meer zo aanwezig is als bij een eerste optreden. Het Urker koor trekt zich echter hiervan niets aan en begint met hetzelfde enthousiasme weer te concerteren.
Dit is nu juist de point: hun enthousiasme. Zingt men feilloos? Niet geheel technisch zuiver, ruim voldoende. En toch.het doet wat. Het pakt. Is het de klederdracht (hoe wondermooi), is het de gehele entourage, een voile kerk, kaarsverlichting, orgel in flood-light, een soliste, een prima organist?
Ook dat niet! Louter en alleen het enthousiasme, het benadrukken van wat men zingt. Het is zoals iemand het zei: ik werd er in deze warme kerk koud van! Het sukses van het Urker Mannenkoor zit in hun geloofskracht, in geheel hun overtuiging. Ze zingen niet om er aan te verdienen, maar beschouwen dit als opdracht. Ziedaar hun sukses. Dit laatste schrijven we weer helemaal verkeerd. Zelf be¬ schouwen de Urkers dit niet als hun sukses maar zien het als een op¬ dracht, de door God geschonken gaven op de juiste wijze te gebruiken en aan anderen over te brengen. Zo gezien is dit concert volkomen geslaagd.
En wat was de belangstelling overweldigend 1400 bezoekers. Wanneer het kerkgebouw nog 600 plaatsen meer gehad had, waren ook die kaarten verkocht geweest. Zoals in inleidende artikelen was aangekondigd, waren beide ziekenhuizen en het hervormd rusthuis aangesloten en konden ook de zieken meeluisteren. De heer J. Dijkstra kweet zich van de aardig uitgedachte taak vijf minuten voor het concert een ooggetuigenverslag te spreken voor de microfoon die de ziekenhuizen en het rusthuis verbond, om alzo de zieken en bejaarden iets te laten proeven van de sfeer die om dit concert merkbaar was.
Het koor zong weer prachtig. Eenvoudige liederen op indringende wijze. Ds. De Vries, die met een kort woord de avond opende, herinnerde er aan hoe dit koor de kunst verstaat door middel van het eenvoudige lied, harten te raken. Zo was het ook. Hoe schoon klonk weer ps. 42 (ook bij het eerste optreden gezongen en nu weer, op verzoek). Twee bewerkingen van Frits Bode kregen ook een prach-
tige vertolking, waarbij vooral de schitterende orgelbegeleiding opviel. Niemand minder dan de organist van de Westerkerk in Amster¬ dam, Simon C. Jansen, verzorgde deze begeleiding, waarbij hij zich deed kennen als een vakman eerste klas. Ook in zijn orgelnummers, welke een noodzakelijke adempauze van het koor nodig maakten, toonde Jansen zijn vakmanschap. ,,Opvallend was zijn grote bekendheid met het orgel, om in zulk een korte tijd van voorbereiding, zo een prachtige registratie te verzorgen. Jammer dat even moest worden onderbroken voor een technische fout in het orgel, die gelukkig spoedig kon worden hersteld.”
In de nummers op Latijnse tekst liet het koor horen wat het presteert zonder de steun van orgelbegeleiding. Heel mooi waren Adoramus en Domine Salvam Fac. Dat het enorm moeilijk is met een gedeeltelijke orgelbegeleiding op toonhoogte te blijven bleek in Jubilate Deo, maar het koor herstelde zich na de orgelinzet weer meesterlijk.
Wanneer we nu gaan schrijven over de nummers die de alt Riek v.d. haar ten gehore bracht, dan kan dat niets anders dan vol lof zijn. Riek heeft een mooie, zuivere stem en een stevig geluid, dat het in de grote ruimte prachtig deed.
Ze bewees tevens, dat ook een eenvoudig liedje, mits goed gezongen, veel indruk kan maken (Op bergen en in dalen, en de Heer is uw God). De begeleiding van Jansen droeg ook veel bij tot haar sukses. Dan de negerliederen, altijd mooi altijd indrukwekkend, prachtig voor alt- en bromstemmen. Where you there, when they crusified my Lord? was van immense schoonheid. Peter in the sea was ritmisch een juweeltje en het bekende ,,Glorie Hallelujah”, met solo van Klaas P. Hakvoort was zeer indrukwekkend. „Steel away” was eveneens heel mooi, van een eenvoudige schoonheid, prachtig gezongen. Indrukwekkend was ook de transscriptie voor mannenkoor van het bekende Hallelujakoor uit ,,Der Messias” van G.F.Handel. Het werd duidelijk en ook expressief gezongen. Uit niets bleek, dat het transponeren de compositie geweld had aangedaan. Tot besluit het suksesnummer van vorig jaar. zeker door een 50-taI bezoekers op het verzoeklijstje geplaatst: „Nederland en Oranje” op melodie van „Land of hope and glory”. Het werd schitterend gezongen, met prachtige orgelbegeleiding misschien iets te sterk, maar mooi genuanceerd en gearticuleerd gezongen. Ondanks het feit, dat het concert in een kerk plaats had klonk daarna spontaan een klaterend applaus op. 1966.
Gouden plaat voor Urker Hallelujah
Mannenkoor onderscheiden. Urk. Vrijdagmiddag vijf uur vertrokken ongeveer vierhonderd Urkers naar Dokkum om daar getuige te zijn van het uitreiken van de
gouden plaat aan burgemeester K. Bossenbroek, die de plaat op zijn beurt weer doorgaf aan de voorzitter van het Urker Mannenkoor Hallelujah de heer M. de Boer.
Het was een blijde avond voor de Urkers en voor de overige vijftienhonderd belangstellenden in de zaal van garage Holwerda op het industrieterrein in Dokkum.
Het was een zware taak voor de raannen van Hallelujah in de dikke Urker klederdracht te zingen in een zaal die niet dagelijks gebruikt wordt om tweeduizend belangstellenden te herbergen, waardoor de ventilatie ook niet is zoals bij andere zalen die voor concerten gebouwd zijn. Voor de pauze werd een zeer gevarieerd programma aangeboden. Opvallend was de samenwerking met de alt mevrouw Riek van der Haar. Ook tussen het koor en de mannelijke solisten was een goede samenwerking. In het bijzonder kan genoemd worden Jo Schrijver en het duo Anker Mazereeuw.
Voor de pauze overhandigde de burgemeester van Dokkum drs. S. van Tuinen de gouden plaat. Hij zei dat het wel jammer is voor Dok¬ kum dat het goud al weer zo gauw moest worden doorgegeven aan Urk. Met de wens dat bezit van deze gouden plaat er toe mag bijdragen dat de sterke Urker gemeenschap nog hechter wordt overhandig¬ de hij de plaat aan burgemeester Bossenbroek van Urk. Deze sprak in zijn dankwoord over de liefde van Urk voor de zang, niet alleen voor de zang van koren waarvan er in Urk twee zijn, maar ook voor de zang in de kerk, waar het vaak zo gaat, dat de kronen er van trillen.
Nadat voorzitter De Boer de plaat in ontvangst had genomen werd een soortgelijke plaat overhandigd aan dirigent Frits Bode en begeleider Klaas J. Mulder. Beiden hebben hun beste krachten gegeven aan de groei van het koor, tot dit hoogtepunt. Er is een goed samenspel tussen deze heren en het koor, dat blijkt telkend weer bij de concerten.
Na de officiele plechtigheid werden toespraken gehouden door de vertegenwoordigers van Dureco, en andere afgevaardigden. Veel bloemen en geschenken werden uitgedeeld aan koorleden, dirigent, solist en begeleider.
Prestatie.
Na de pauze kwam Hallelujah weer op de planken om nu in zondagse kledij, en niet in ,,streepte baadje” het programma af te werken, dat nu voornamelijk bestond uit kerstliederen. Een voorstel van diri¬ gent Bode het programma in te korten in verband met de tijd, werd door de belangstellenden eenstemmig van de hand gewezen. Het was bijna half een geworden, toen de avond besloten werd met het gezamenlijk zingen van het Ere zij God in een bewerking van J. de Waart. Het was voor de aanwezigen ook een prestatie 4.5 uur naar koorzang en toespraken te luisteren en velen waren al om 7 uur in de zaal. Maar zij deden het graag, in de wetenschap dat duizenden teleurgesteld moesten worden, zoals programmaleider ds. Van Asselt
opmerkte.
Na het concert vertrok ’t koor met de genodigden naar het Bolwerk waar verder een gezamenlijke feestavond werd gehouden. Verscheidene vertegenwoordigers uit het land feliciteerden het koor met het sukses, dat nooit eerder een christelijk mannenkoor te beurt viel. Alle koorleden kregen een glas cadeau van Dureco met de inscriptie er in dat dit was ter gelegenheid van de gouden plaat van hun man¬ nenkoor. Het was inmiddels 4 uur geworden, toen burg. L.B. Verbrug van IJsselmuiden als vriend van Urk en de Urkers als laatste ’t woord voerde. Hij zou de nacht onthouden als de „nacht van Bode en zijn mannen”.
Het zou te breedvoerig worden om alle afgevaardigden te noemen die aanwezig waren of die het woord voerden. Van de N.C.R.V. was bericht van verhindering gekomen, omdat „Dokkum zo ver weg was”.
1967
Urker koor trok eivolle kerk.
Faam berust meer op reclame dan op vokale prestaties.
In het boek van de tijd moeten we heel wat bladen terugslaan om een muzikaal evenement te vinden, dat zo’n ontzaggelijke belangstelling heeft getrokken als het concert dat het Urker Mannenkoor Hallelujah gisteravond in de Nieuwe Kerk gaf. Er waren zegge en schrijve 2500 (!) toehoorders aanwezig.
Dat is een formidabele opkomst. De jaarlijkse Mattheus Passie haalt niet meer dan 1700 bezoekers en zelfs dan lijkt de kerk al vol. Men kan zich dus voorstellen wat ’n machtige aanblik de menigte bood welke gisteren het kerkgebouw vulde. Alleen de Mattheus-uitvoeringen van Eduard Flipse, vlak na de oorlog, wisten eveneens twee-eneen-halfduizend toehoorders op de been te brengen. Maar toen wa¬ ren de mensen gegrepen door muziekhonger, doordat ze in vijf jaar geen behoorlijk concert hadden kunnen beluisteren. Wat de publieke belangstelling betreft was dit concert van de man¬ nen uit Urk dus een unieke gebeurtenis. Maar was het ook in muzi¬ kaal opzicht zo uniek en zo gedenkwaardig? Wij willen niemand tegen de schenen schoppen en niemands vreugde bederven, maar het antwoord op de vraag luidt: neen en nogmaals neen. De bijna honderd Urkers vormen een middelmatig goed koor, dat acceptabele prestaties levert en daarmee is alles gezegd. Wij kunnen op staande voet een dozijn Nederlandse mannenkoren noemen, die over veel beter stemmateriaal, veel imposanter geluidsvolume en vooral veel meer zangcultuur beschikken. Toch zouden deze koren hoogstens enkele honderden bezoekers trekken.
Reclame. Het verbluffende sukses van de Urkers heeft weinig te maken met
hun vokale capaciteiten.
Veeleer is het te danken aan de handigheid waarmee het instrument der publiciteit bespeeld wordt en de gewiekstheid waarmee een z.g. image wordt opgebouwd. De grammofoonplatenindustrie, die een fijne neus heeft voor commerciele suksessen, heeft dit koor opgepept zoals zij ook tienerzangeresjes en beatclubjes oppept om ze na enkele jaren weer te laten vallen. De reklame heeft haar werk intussen zo grondig verricht, dat de Urkers tot 1980 bezet zijn met concerten. Binnenkort zingen zij in Hoogeveen en dat optreden wordt door de teievisie uitgezonden.
Allemaal suksessen die wij de brave mannen van harte gunnen, maar er is hier beslist overdrijving in het spel. Zoals het ook overdreven was dat de 2500 bezoekers gisteravond van hun plaatsen opstonden om met uitgerekte hals de binnenkomst gade te slaan van de zangers die er ondanks hun Urker kostuum eerder uitzagen als bedeesde kantoorklerken dan als stoere ruige zeebonken. Zelfs barstte tijdens het entree der Urkers een geweldig applaus los, hetgeen we bij een kerkconcert nog nimmer hebben meegemaakt.
Redelijke prestaties.
Ontdaan van alle overdrijving komt het er in feite hierop neer, dat het Urker Mannenkoor een geslaagd concert heeft gegeven, waarbij redelijk goede maar zeker geen bijzondere of buitengewone prestaties beluisteren waren. De tenoren vormen de meest opvallende sector van het koor: niet mooi van timbre maar wel helder en doordringend. De baritons muntten niet uit door sonoriteit en de bassen misten de donkere diepte welke het fundament pleegt te zijn van een goed mannenkoor. Er kwam nog bij dat het programma volgens de thans geldende muzikale maatstaven weinig aantrekkelijks bood. De koraalbewerkingen van Klaas J. Mulder waren van een zo kinderlijke simpelheid dat het geschoolde oor er nauwelijks vreugde aan kon beleven. En werkjes als Laudate Dominum van Ett, Domine Salvam fac van Giessen en Sanctus van Th. Verhey behoren tot de goedkoopste liedertafelstijl, die in de westelijke steden anno 1900 bedreven werd. Ecce quomodo moritur van Gallus was de enige compositie waaraan kwaliteit kan worden toegeschreven. Toen wisten wij het wel. De rest, bestaande uit de gebruikelijke arrangementen van overbekende negrospirituals, hebben we niet meer bijgewoond.
Voor dirigent Frits Bode, de enige man in rok, spreken we graag ons respect uit. Topprestaties op het gebied van klankverfijning of nuancering heeft hij met zijn zangers nog niet bereikt maar zijn zeer zuivere intonatie is in elk geval een compliment waard, Klaas Mulder leverde orgelbijdragen in de begeleiding der koralen en voorts in werken van Bach en Widor. De alt Riek van der Haar zong met welluidende stem en deskundig ademgebruik o.a. een arioso van Handel. Het concert, dat wegens een verkeersopstopping pas om bij negenen begon, werd door ds. De Gooijer ingeleid met een welkomstwoord en gebed.
Evert Lutz.
Bij de jaaroverzichten vonden we een verslag, dat de activiteiten van drie jaren weergeeft. Het geeft o.i. een goed beeld van het koor in die tijd. We laten het hier (grotendeels) volgen.
URKER MANNENKOOR ..HALLELUJAH”. 1967- *** -1969.
Waarde zangersvrienden, Het is zo een goede gewoonte dat penningmeester en secreataris eens per jaar of in een bepaalde periode verslag uitbrengen omtrent het verloop der vereniging. Nu is het niet mijn bedoeling u hier een opsomming te geven van alles wat onze vereniging in deze „veel bewogen periode” heeft meegemaakt; maar alleen wil ik u, na vele jaren nu voor het laatst zo beknopt mogelijk, dus in vogelvlucht het een en ander vertellen van datgene wat voor ons Mannenkoor van belang was.
De periode loopt van 1 januari 1967 t/m 31 december 1969. Werd voorgaande jaren ons Mannenkoor soms getroffen door het verlies van een onzer leden, in deze periode behoefden wij niemand onzer leden naar de dodenakker te dragen. Wei moesten verschillenden onzer leden voor langere- of kortere tijd in een ziekenhuis worden opgenomen; maar gelukkig keerden zij alien tot hun gezin, familie en ons Mannenkoor terug.
Bijzonder willen wij in deze ledenvergadering denken aan die leden van ons koor welke binnen de landsgrenzen ons Vaderland dienen, zover hun dit mogelijk is bezoeken zij nog onze repetities tot voorbeeld vaak van anderen, moge de Here onze God, waar zij zich ook bevinden, hun goed en nabij zijn en hun spoedig weer de gelederen van ons Mannenkoor doen versterken.
De repetities werden vanaf 1 januari 1967 op de gewone wijze in gebouw ..IRENE” voortgezet.
Deze periode mochten we, ondanks alles, veel concerten en medewerking verzorgen n.l.: 1967:
21 januari: in de ..Dorpskerk” te Nunspeet.
7 februari: in de ..Nieuwe Kerk” te Delft.
11 maart: in het Verenigingsgebouw ,,Het Dielshus” te Wommels. (Fr.).
15 april: in de Ned. Herv. Kerk te Steenwijk, hierbij was ook de televisie aanwezig.
22 april: in de kerken te Sexbierum en Oosterbierum.
4 mei: medewerking Dodenherdenking.
6 mei: 17 juni: 1 September: 24 September: 6 oktober: 14 oktober: 11 november: 25 november: 23 december: 1968: 23 maart: 2 april: 4 mei: 11 mei: 23 mei: 6 juni: 26 oktober: 23 november: 24 december: 1969: 31 januari: 11 februari 1 maart: 29 maart: 16 april: 19 april: 15 mei: 16 mei: 17 mei: 21 juni: 20 September; 18 oktober 8 november: 22 november: 13 december:
in de ,,Hoofdstraat” te Hoogeveen in de ,,Noorderkerk” te Drachten. in de NACO-garage te Den Oever. medewerking in de Bethelkerk te Urk. in de Ned. Herv. Kerk te Ulrum. (Gr.) in de Bethelkerk te Urk, samen met „Hosanna” uit Spakenburg. in de Gereformeerde Kerk te Vroomshoop. in de ,,Plantagekerk” te Zwolle, in de Bethelkerk te Urk.
in de „Noorderkerk” te Spakenburg, samen met ,,Hosanna” uit Spakenburg. in „De Doelen” te Rotterdam, samen met het Schevenings Vissersvrouwenkoor en het Haagse Matrozenkoor. medewerking Dodenherdenking. medewerking onthulling Vissersmonument. medewerking gezamenlijk concert in de Visafslag. optreden in het Talma Rusthuis. in de ,,Martinikerk” te Groningen en s’ middags in het ,,Zonnehuis” voor chronische zieken te Zuidhom (Gr.). in de ,,Westerkerk” te Leeuwarden. medewerking aan de Kerstnachtdienst in het Concertgebouw te Amsterdam.
in de Bethelkerk te Urk. in de Bethelkerk te Den Helder in de Ontmoetingskerk te Sleeuwijk. (N.B.) in de Grote Kerk te Leerdam. optreden in ,,blauwhus” voor gehandicapten. in de Gereformeerde Kerk te Beetsterzwaag. medewerking gezamenlijk concert in de Visafslag. kerk in Dinxperlo. kerk te Aalten. in de Grote Kerk te Apeldoom. In de Oude kerk te Zeist. in de Martinikerk te Groningen, in de Nieuwe Kerk te IJmuiden in de Domkerk te Utrecht. medewerking Kerstfeestviering Welfarewerk Ned. Rode kruis op paleis ,,Het Loo” te Apeldoom.
24 december: medewerking aan de Kerstnachtdienst in het Concertgebouw te Haarlem.
Ook moesten vele concerten enz. afgezegd worden, meer dan 100 in 3 jaar.
Op 21 november 1967 bedankte de Heer Frits Bode als dirigent van ons koor. Verschillende besprekingen en zelfs een commissie ,,van goede diensten” konden dit bedanken niet ongedaan maken. Gelukkig werd dirigent W. Boerman bereid gevonden de dirigeerstok tijdelijk over te nemen tot dat een andere dirigent benoemd was. Dit overzicht zou niet volledig zijn als ik vanaf deze plaats geen woord van bijzondere warme dank bracht aan de heer Boerman voor het vele werk dat hij in die spannende tijd voor ons Mannenkoor, zowel op de repetities als concerten, heeft verricht. Het mag hier gerust gesteld worden dat hij ons Mannen¬ koor „er door geholpen heeft”. nogmaals hiervoor heel veel dank heer Boerman! Moge het u gegeven worden dat u nog vele jaren in goede gezondheid als plaats-vervangend dirigent dit mooie werk onder ons moge verrichten.
Op de repetitie van zondag 7 april 1968 werd de heer Simon Pluister, uit een 5-tal sollicitanten met grote meerderheid van stemmen als diri¬ gent gekozen. Wij prijzen ons gelukkig dat hij met zoveel toewijding en liefde zijn werk onder ons verricht, naar wij hopen tot in lengte van dagen, want onder zijn leiding zal ons Mannenkoor zeer zeker in grote mate van prestaties stijgen.
Op 6 maart 1968 bedankte de Heer Klaas J. Mulder, zonder opzeggingstermijn van zijn contract in acht te nemen, als begeleider.
Gelukkig vonden wij een prima vervanger in de heer Piet Boekel uit Emmeloord; zijn medewerking verhoogt in hoge mate het peil van onze concerten, moge ook in de toekomst de goede verstandhouding tussen hem en ons Mannenkoor bestendig blijven. Ook de medewerking van onze trompetist de heer Karel Roberti wordt door al onze leden op zeer hoge prijs gesteld! Door alle moeilijkheden waren wij verplicht om ons contract bij de Grammofoonplatenmaatschappij Dureco in Amsterdam te doen beeindigen, dit besluit werd genomen op de ledenvergadering van 17 augustus 1968. Na besprekingen en inlichtingen werd op 11 September 1968 een contract aangegaan met de Platenmaatschappij Bovema te Heemstede.
In deze periode werden enige grammofoonplaten gemaakt, waarvan ,,Nader mijn God, bij U”. Kerstmis op Urk en ,,Leeft in blijdschap” onder leiding van dirigent Pluister. Een bijzondere vermelding mag zeker ,,Leeft in blijdschap” hebben, deze plaat met orkestbegeleiding is tot ons aller tevredenheid.
Dat onze grammofoonplaten een goede ingang in ons land nog steeds hebben, en zelfs buiten ons land, blijkt duidelijk uit de verkoop.
Op 23 September 1967 maakten we met vrouwen en verloofden een
reisje naar Den Haag en Amsterdam.
Op 7 September 1968 naar Overloon, enz. en op 17 mei 1969 naar Dinxperlo. Alle drie reisjes overtroffen de verwachtingen en vragen om herhaling.
Ons maandblad „Koorklanken” is in deze periode regelmatig verschenen, dank zij de enorme activiteit van ons lid Albert Schenk. Ieder jaar werden gemiddeld 13 bestuursvergaderingen en 4 besprekingen gehouden, waar steeds een goede geest van samenwerking, en ondanks verschillende inzichten, altijd een prettige sfeer heerste. Zij wer¬ den getrouw bezocht omdat men wist er te moeten zijn om gezamenlijk ons Mannenkoor te bouwen.
Onze repetities worden goed bezocht en er heerdt een prima geest! Ondanks schommelingen door toetreding, royment, bedanken en vertrek telde ons koor op 31 december 1969 91 werkende- en 6 niet werkende leden; waaronder veel jonge leden, wat van het grootste belang is voor de toekomst van ons Mannekoor.
Nu wij in ledenvergadering bijeen zijn, zijn wij inmiddels reeds het nieuwe cursusjaar 1970 ingegaan, maar tevens een nieuw studiejaar. Als dorpskoor hebben wij elders in het land een ,,goede naam”. Willen wij deze behouden, dan zal er ernstig gestudeerd moeten worden; hetgeen van de leden „zeer trouwe opkomst op de repetities vraagt, dus ook op zaterdagavond”.
Ik zou u alien dan ook willen opwekken dit jaar de handen aan de ploeg onzer vereniging te slaan opdat wij straks de vruchten van „trouwe opkomst” mogen binnenhalen.
Laat dit jaar onze leuze zijn ,,Excelsior” (Steeds hoger op). Verder wens ik ,,Hallelujah” des Heeren onmisbare zegen toe en moge haar streven steeds blijven ,,Looft den Heer”.
De voorzitter, De secretaris, (St. Ras.) (H. Keuter. Pzn.)
Goedgekeurd en getekend in de ledenvergadering van zaterdag 20 juni 1970.
Natuurlijk heeft het bestuur van ,,Hallelujah” talloze malen vergaderd. We knippen wat uit een verslag van 29 juni 1977:
Ingekomen stukken: De secretaris heeft geen ingekomen stukken. Wei heeft hij een teletorusch verzoek ontvangen uit Oosterwierum voor een concert in mei 1978. Dit zal aan de concertcommissie worden doorgegeven.
Notulen van de bestuursvergadering van 18 mei j.L zijn niet aanwezig door de afwezigheid van vr. K. de Boer.
Ledenlijst: Aan de hand van de ingevulde stroken zal de secretaris nu een ledenlijst formeren. Na de vakantie zal weer exact worden bijgehouden, wie de repetities zonder kennisgeving verzuimt. Aan de hand hiervan zal dan na 26 weken worden nagegaan, welk lid in die periode 10 of meermalen onwettig verzuimde. Deze zal worden voorgedragen voor royering. Zie art. 9 c van het huishoudelijk reglement. In de convocatie, die in augustus a.s. zal worden verzonden betreffende de aanvang van de repetitie, zal eveneens worden vermeld, dat het bestuur ,,de puntjes op de i gaat zetten” terzake van onwettig verzuim.
Vr. Klaas Visser deelde mondeling mede te bedanken als lid van het koor. Hij lijdt aan een Hemelvaartsdagconcert-frustatie. De voorzitter meent, dat een bedanken op z’n minst schriftelijk moeten gebeuren en dat een dergelijke reden toch niet maatgevend behoeft te zijn. Zijns inziens is er bij de gehele organisatie weinig rekening gehouden met de deelnemende koren en zijn er zeker ook fouten gemaakt door de voorbereidingdcommissie. Dit neemt niet weg, dat „Hallelujah” er bij de samenzang ook wat van gemaakt heeft. De voorzitter zal trachten een gesprek met vr. K. Visser te voeren. Op de e.v. ledenvergadering (mogelijk op 24 September a.s.) zal wor¬ den voorgesteld in het vervolg geen aparte convocaties meer te zenden voor een concert. Het kost erg veel tijd en ook nog geld. Iedereen weet vroeg genoeg op welke data’s er concerten zijn en op welke tijd de bussen vertrekken.
Eveneens zal op deze ledenvergadering worden voorgesteld de contributie te verhogen tot f 2.50 per week of wel f 32.50 per kwartaal. Voorts zal gevraagd worden voor automatische betaling te zorgen. Besloten wordt bij het opnieuw inrichten van de muziekmap van oude muziek slechts enkele goede exemplaren te bewaren en de rest te vernietigen. Zodra we zouden overgaan om een dergelijk stuk weer in het repertoire op te nemen, dan kan aan de hand van de bewaarde exemplaren herdruk plaats hebben.
Inmiddels is de concertcommissie (vr. Pasterkamp en vr. Koffeman) ter vergadering gekomen.
Zij delen mede, dat ze 5 juli a.s. naar Tholen en Gorinchem gaan om de afgesproken concerten nader te regelen. In Gorinchem zal naar voren worden gebracht, dat de opgegeven prijs eigenlijk te laag is in verband met kostenstijging en gevraagd zal worden om verhoging. Voortaan zal in elke prijsopgaaf worden gesteld, dat de opgegeven
prijs geldt onder voorbehoud, dat inmiddels geen prijsstijgingen zullen ontstaan voor busvervoer, dirigent enz.
De commissie zal met Oosterwierum en Almelonader contact opnemen voor het maken van concertafspraken.
Het concert in St. Johannesga heeft nog enkele financiele naweeen gehad. Door het verplaatsen van de piano is de vloerbedekking op enkele plaatsen beschadigd en zou vervangen moeten worden. Besloten wordt, dat de commissie dit zal regelen met als limiet f 150,--. Na het concert is bij het ophalen van de katheder een aanrijding ont¬ staan, die mogelijk nogal enige financiele consequenties kan hebben. Aangezien momenteel nog geen uitspraak van de rechter bekend is, zullen we dit moeten afwachten.
Vr. Koffeman deelt mede, dat hij binnenkort in het huwelijk hoopt te treden met Mej. T. Roodbergen. De voorzitter feliciteert hem namens het bestuur met dit voornemen en hoopt hier nader op terug te komen.
Uit een van vr. J. Koffeman ontvangen grote partij muziek zal vr. Koffeman de dirigent een aantal nummers uit laten zoeken. Deze zullen dan het komende seizoen in het repertoire worden opgenomen.
De penningmeester wordt verzocht aan de vr. P. Kramer en K. Schenk attenties te laten zenden. Voor vr. Kramer is het wenselijk eerst contact op te nemen met zijn vrouw.
Vr. Schenk komt een dezer dagen thuis uit het ziekenhuis.
Eveneens krijgt de penningmeester het verzoek het honorarium voor het Hemelvaartdagconcert over te maken aan de dirigent en de pianiste Tineke Roodbergen.
Besloten wordt de repetitie wederom aan te vangen op zondag 14 augustus a.s. De secretaris zal de leden schriftelijk hiervan in kennis stellen. Zie ook onder ,,ledenlijst”. Ook de dirigent zal hiervan tijdig in kennis worden gesteld.
De voorzitter zal de eerstvolgende repetities niet aanwezig zijn i.v.m vakantie.
Niets meer aan de orde zijnde dankt de voorzitter vr. Kapteyn voor de verleende gastvrijheid en de aanwezigen voor hun inbreng waarna hij de vergadering met dankgebed sluit.
Een barst in de go
We knipten uit If
Urk. Een scheuring in het befaamde Urker Mannenkoor ..Hallelujah” heeft geleid tot de oprichting van een nieuw, vijfde Urker mannen¬ koor. Het heeft de naam ..Christelijk Mannenkoor URK” aangenomen en het staat onder leiding van dirigent Frits Bode. Naast elkaar bestaan thans in Urk vijf koren: Hallelujah, het Christelijk Urker Visserskoor Crescendo, het Christelijk Mannenkoor Oud-Hallelujah, een mannenzanggroep van de Oud-Gereformeerde Gemeente en het nieuw gevormde koor. Voor de scheuring waren Halleluja en Crescendo van ongeveer gelijke sterkte. Beide koren telden ruim honderd leden. Tot ver buiten Urk genoten zij bekendheid door hun optreden voor radio en televisie en door de grammofoonplaten, die van de koorzang werden opgenomen.
Maar. er kwam een kink in de kabel. In de laatste week van november 1967 ontving het bestuur een schrijven van dirigent Bode met de mededeling, dat hij bedankte als dirigent van het mannen¬ koor. Enkele dagen later werd nog vermeld, dat het was om gezondheidsreden. Dat dit besluit grote schrik teweeg bracht bij bestuur en leden valt te begrijpen. Het was toch niet in te denken: Hallelujah zonder Frits Bode en Frits Bode zonder Hallelujah. Zij hoorden bij elkaar.
Conflicten.
A1 spoedig werd duidelijk, dat het bedanken van dirigent Bode niet uitsluitend voortvloeide uit gezondheidsoverwegingen. Er waren binnen het koor conflicten gerezen, o.m. ten gevolge van een verkeerde communicatie tussen bestuur, dirigent en leden. Daardoor ontstonden in het koor twee groepen. Beiden hebben in de afgelopen weken gepoogd een breuk te voorkomen. Vele besprekingen werden gevoerd, waarvoor zelfs commissies werden ingesteld. A1 deze goede bedoelingen leden echter schipbreuk. Wat door niemand werd gewens*. gebeurde toch: ,,Hallelujah” viel uiteen. Een deel van het koor splitste zich af en ging een eigen leven leiden onder
de naam „Christelijk mannenkoor URK”. De groep die als „Hallelujah” blijft voort bestaan, zingt tijdelijk onder leiding van de heer Boerman. De leiding van de andere groep is opnieuw in handen gelegd van Frits Bode. Voor „Hallelujah”, dat 85 leden telt, wordt nog een definitieve dirigent gezocht.
Het nieuw-gevormde koor zal een repertoire opbouwen van concertstukken en vrije, verantwoorde muziek. De 40 leden gaan waarschijnlijk nog dit jaar naar een concours. Hier werd de heer L. van den Berg gekozen als voorzitter, en de heren J. Gerssen, L. de Boer, L. Kamper, H.H. Snoek en H. Korf als bestuursleden. Bij deze namen zijn ook 2 heren die bestuurslid waren van het koor voor de splitsing. Het bestuur van het Urker mannenkoor Hallelujah wordt gevormd door de heren St. Ras, voorzitter, en H. Keuter Pzn, H. Post, J. de Boer, P. Schenk en C. Schenk, leden. Zoals wij aan het begin al schreven is door deze scheming Urk weer verrijkt met een mannenkoor. Een uitbreiding, die als het op de man af gevraagd wordt aan beide partijen, toch niet op prijs gesteld wordt. Urk was trots op de koren Hallelujah en Crescendo die een waardige presentatie van het dorp naar buiten waren geworden. In klederdracht waren zij visitekaartjes, die getoond (en gehoord) konden worden. Bij velen leeft dan ook nog de wens, dat de scheming alsnog ongedaan zal worden gemaakt.
Het nieuwe Mannenkoor.
Voor de eerste keer heeft zondagmiddag het nieuw opgerichte man¬ nenkoor haar repetitie gehouden in Hervormd Centrum, welke zaal gratis ter beschikking was gesteld. Als dirigent is opgetreden de heer F. Bode. Uit de talrijke ingeleverde namen voor het koor werd ge¬ kozen: Chr. Mannenkoor ,,Urk”. Een consept reglement zal worden opgesteld en aan de leden worden voorgelegd. Er zal uitsluitend concertmuziek met daamaast verantwoorde vrije muziek gezongen worden. Reeds volgend jaar wil men meedoen aan een concours. De heer Trapman werd benoemd als muziekmeester. Het koor is gestart met 45 leden.
Werd de scheuring op Urk betreurd, de verwikkelingen haalden ook de landelijke pers. Een kritische stem:
Koren leverden reeds veertigplaten op. Over de eerste gouden plaat loopt een diepe kras. Op zaterdagmiddag hebben de Urker vrouwen haast. Zij reppen zich voort door de benauwde straatjes, want de winkels sluiten om vier uur. De tanige vissers slenteren stijfjes langs de haven en turen naar de ingetoomde golfslag van het Ijsselmeer. Om zes uur herinneren de klokken van de calvinistische burchten de achtduizend zielen van het dorp er aan dat de zondag nabij is. Op dat moment is er al bijna geen verkeer meer. De schemering trekt donkere contouren langs de
lage, scheefgezakte huisjes, legt grillige schaduwen over de vloot van honderdveertig kotters en hult het achterland in diepzwart duister. Urk leest voor uit de Bijbel of luistert naar de loodzware psalmen, verankerd in de langspelers van het eigen volk. De Urker zingt. Hij deed dat al voordat in 1960 talentscout van platenmaatschappijen op het voormalige eiland een nieuwe markt ontdekten. De sonore rijkdom van talloze Urker mannenkoren haaide de zwarte schijf en vond gretig aftrek in gezinnen waar het orthodoxe levenspatroon muzikaal gemarkeerd wordt door het geestelijke lied. Honderd jaar geleden werd het opgericht teneinde de psalmzang van de gemeente te ondersteunen. Het vervulde de functie van het orgel, omdat een dergelijk instrument op het eiland nog niet beschikbaar was. De koorleden waren vissers en daarom werd er gerepeteerd op zee. Ieder afzonderlijk studeerde aan boord de psalmen in. Liepen de vissersschepen een haven binnen, dan werd er gezamenlijk gerepeteerd in het vooronder van een van de schepen. Tijdens de kerkdienst zaten de leden van het koor verspreid door de kerk en konden aldus de zang van de gemeente begeleiden.
Later, toen de kerk met een orgel werd verrijkt, bleven de mannen zingen en kwamen in 1957 in de superieure afdeling van het koorwezen terecht.
„Hallelujah” werd spoedig door het hele land gevraagd en maakte in 1950 zelfs ’n tiendaagse concertreis naar Denemarken. Op 16 december 1966 ontving het koor een gouden plaat.
Diepe kras.
Volgens de Urkers loopt er over die gouden plaat een diepe kras. Een jaar later werd namelijk het voortbestaan van het koor bedreigd door een emstige scheuring. Dirigent Frits Bode nam zijn ontslag en richtte, gesteund door een aantal koorleden van ,,Hallelujah”, een nieuw koor op onder de naam ,,Urker Zangers.”
Het was de tweede scheuring in het bestaan van „Hallelujah”. Een aantal jaren eerder had zich een groep afgescheiden omdat Frits Bo¬ de in zijn repertoire liederen opnam met buitenlandse teksten. Uit die afgescheiden groep ontstond het Urker Mannenkoor „Oud Hallelujah”, dat zich specialiseerde in het zingen van Hazeu-liederen en psalmen naar de berijming van 1773.
Geen uitleg.
Vraag de Urker niet om uitleg. Zeker tegenover een vreemdeling zal hij zwijgen over de conflicten die nu begraven zijn maar door niemand worden vergeten. Niet-zingende Urkers menen dat de scheuringen veroorzaakt zijn door de honoraria die de dirigenten van de platenmaatschappijen ontvingen. Ook de op goede verkoopresultaten afgestemde programma’s voor de platenopnamen schijnen onder
de behoudende Urkers kwaad bloed te hebben gezet. Anderen beweren dat de vertrouwde dirigenten zonder veel theoretische kennis moeilijk het veld willen ruimen voor de academisch gevormde beroepsmusicus.
Veertig platen. Maatschappijen als Philips, Dureco, Bovema, Comite Gemeentezang en „Band met God” hebben zich steeds wijselijk buiten de conflicten gehouden. Zij weten dat de gerezen geschillen nimmer meer worden bijgelegd, maar wat geeft het, de markt in Nederland blijkt nog lang niet verzadigd. Ieder zingend groepje op Urk is rijp voor een plaat. Tot nu toe werden er van Urker koren veertig opnamen gemaakt, die snel hun weg vonden naar liefhebbers in binnen- en buitenland.
Daar is het Christelijk Urker Visserskoor „Crescendo”, dat veel eer inlegt met liederen als „Ziet, in blinde razernij tuimelen de vloeden. Hulp noch haven is nabij in dit onweerswoeden.” Platen werden er ook gemaakt van het Urker Vissersvrouwenkoor, de 1.500 kinderen tellende zondagsschool van de Petrakerk, de meisjes van de huishoudschool, de Urker tenor Teun Schenk en de organist Meindert Kramer.
Welstand.
De Urker visser zingt omdat hij dat prettig vindt. In zijn huidige wel¬ stand is het honorarium voor een plaat niet zo belangrijk. Als de vangst goed is komt hij met een weekloon van 1.400 gulden schoon naar huis. Gemiddeld verdient hij 800 gulden per week. Een vorstelijk salaris, dat hij voor een belangrijk deel reserveert voor de aankoop van een eigen huis. Vorige week werden er in de Urker gemeenteraad zeventig grondaanvragen behandeld. Een Urker visser van twintig jaar laat een schip bouwen van een miljoen en zet een huis neer van 80.000 gulden.
De luxueuze woninginrichting en de sieraden van zijn vrouw behoren mede tot de uiterlijke kentekenen van zijn rijkdom. Royaal is hij voor de kerk, onverbiddelijke leidsman bij de gratie waarvan de Ur¬ ker existeert. Door he strenge regels van de kerk blijft de gemeenschap van Urk geisoleerd, hebben met name de koren nooit over gebrek aan leden te klagen. Ieder koor telt tachtig tot honderdtwintig man, die iedere zondag trouw op de repetitie verschijnen. De repetities vinden plaats in de kerk. Voor de jongelui is het een afleiding, want het jeugdkerkewerk reikt niet verder dan bijbelonderzoek, sjoelen, tafeltennissen en knutselen.
De brug. Kortgeleden heeft Bovema van „Hallelujah” een plaat opgenomen
met kerstliederen. Verbaasd vraagt de Urker zich af of de Nederlandse markt zo langzamerhand niet verzadigd is met opnamen van Ur¬ ker koren. Misschien denken de maatschappijen aan de brug tussen de Noordoostpolder en Flevopolder, die in juni wordt geopend. De Urker zal dan in staat zijn binnen drie kwartier naar Amsterdam te rijden. Voor hem ligt dan de weg open naar ander vertier dan hij in Urk en Emmeloord gewend is. De afleiding van het koor zal verbleken tegen de geneugten van de grote stad. De hechte band zal scheuren met alle gevolgen van dien. De oudere Urkers zien dat nog niet gebeuren. Zij zeggen dat het zingen voor de Urker meer betekent dan muzikaal plezier. Wanneer hij zingt over de zee, dan beleeft hij dat intenser dan de landman zich kan voorstellen. In bulderende stormen weet hij zich, meer dan wie ook afhankelijk van God, beseft hij zijn eigen kleinheid. Daarom zijn zijn liederen vervuld van de Heer, die de visser veilig bij de hand neemt, die hem leidt door stormen en zeeen, die hem terugbrengt naar het plekje grond waar hij nooit vandaan wil.
Liefdadig.
Urk heeft een eigen platenmaatschappij: ,,Comite Gemeentezang.” Opnamen van gemeentezang zijn in binnen- en buitenland veel gevraagd. De baten komen ten goede aan liefdadige doeleinden (tot nu toe f. 150.000) zoals op Urk wel meer met de opbrengst van pla¬ ten gebeurt.
De Urker zingt. Aan boord, op de repetities op concerten en zaterdagavond in het cafe waar geen vrouwen mogen komen. Als het borreltje hem goed smaakt neuriet hij: „Zilverdraden tussen het goud” en soms ook een smartlap uit de jukebox. Morgen is het zondag. Aan de ingang van het dorp wordt de vreemdeling via een bord verzocht de dorpskern op zondag niet in te rij¬ den. Geen auto waagt het dit verzoek te negeren. De Urker laat zelfs zijn fiets thuis. Op straat klinkt alleen zijn voetstap in de richting van de kerk. ’s Middags ziet men hem door de smalle straatjes schuiven op weg naar het eigen repetitielokaal. De enige middag in de week dat hij vrij is. Maar hij zingt.
We willen over het conflict verder kort zijn, al heeft het de gemoederen van de koorleden lange tijd bezig gehouden, en geven nog slechts dit bericht uit 1969:
„Hallelujah ” wint kort geding tegen mannenkoor,, Urk Zwolle. Het Urker mannenkoor ..Hallelujah” heeft zijn zin gekregen. Het mannenkoor ,,Urk” mag zijn naam bij optredens naar buiten niet meer gebruiken. Bij iedere overtreding van dit verbod zal het een dwangsom van f. 1.000 moeten betalen. Aldus luidt de uitspraak
van de Zwolse rechtbank in het kort geding, dat ,,Hallelujah” had aangespannen tegen „Urk”.
De gedaagde werd tevens veroordeeld tot het betalen van de kosten van de zitting, die dinsdag werd gehouden.
„Hallelujah” liet tijdens die zitting duidelijk blijken, dat hij zich in zijn zakelijke belangen benadeeld zag door ,,Urk” en had de hulp van de rechter ingeroepen om het koor te dwingen een andere naam te kiezen.
Na een onenigheid ontstaan door een zakelijke aangelegenheid splitste „Hallelujah” zich in januari 1968 in tweeen en richtte de toenmalige dirigent Frits Bode het nieuwe koor „Urk” op. Daar hallelujah algemeen bekend staat als „het Urker Mannenkoor” en zelfs als „het mannenkoor van Urk” schiep het nieuwe koor door deze naam te kiezen verwarring. Zo kwamen er veel brieven binnen, geadresseerd aan het Urker Mannenkoor, zonder verdere toevoegingen, en de postbode, die zelf secretaris van het mannenkoor „Urk” is, moest dan maar uitzoeken voor wie de brieven bestemd waren. Het bestuur van ,,Hallelujah” verzocht aan ,,Urk”dikwijls om de naam te veranderen, maar aan dit verzoek werd niet voldaan. Er ontstond een hevig conflict met het gevolg, dat „Hallelujah”tegen „Urk” een kort geding aanspande.
,.Hallelujah ” bij het vissersmonument.
i,Pmm, % b ,i' i' V,
Maar het zingen ging door, met wisselingen en met wisselend succes, maar altijd met het hart in de keel. We kunnen maar een enkele, willekeurige greep doen. 1969.
Kerstnachtdienst in Amsterdam.
Dinsdag j.l. vertrok ,,Hallelujah” met 2 bussen en enkele auto’s naar Amsterdam waar van 7 uur tot half 8 eerst nog een korte repetitie werd gehouden met de begeleider Piet van Egmond. Om half negen was het Concertgebouw reeds tot de laatste plaats bezet, terwijl nog circa 500 mensen buiten stonden te wachten. Op verzoek van de commissie moesten alle aanwezige kinderen plaats nemen op het podium voor het corps en het Mannenkoor en op de trappen; hierdoor konden nog ongeveer 500 personen een plaats krijgen, voor de rest was jammer genoeg geen plaats meer te vinden. Voor de dienst speelde het Muziekcorps van het Leger des Heils kerstmuziek, terwijl ook de samenzang grotendeels door hen werd begeleid. Piet van Egmond improviseerde op het orgel over bekende kerstliederen.
Tuiee minuten van herinnering. Zaterdagavond 3 mei 1969, ’s avonds 8 uur werd het leven uit de oorlogsjaren herinnering voor hen, die samenkwamen bij het oorlogsmonument in de Prins Hendrikstraat. Herinnering aan hen, die bleven in die vreselijke jaren van 1940-1945. Daar waren de plaatsgenoten die stierven onder het moordend lood van de vijand, plaatsgenoten die de kwellingen in de kampen niet konden weerstaan, plaatsgenoten wier wieg ook eens stond ,,op het dierbaar plekje grond” die niet terugkeerden vanuit zee, plaatsgenoten als u en ik, die in’t
Verre Oosten of bij de grote scheepsramp in Bremen zijn omgekomen, plaatsgenoten die de morgen van de vrijheid hebben zien gloren en het leven hebben verloren op de dag van de bevrijding van onze plaats.
In herinnering gingen zij de gedachten voorbij van hen, die daar stonden bij het monument, nadat de ,,Last Post” was geblazen. Daar stonden zij, de familieleden, voor wie deze herinnering toch weer heel anders is dan voor hen, die hier komen ,,opdat zij niet vergeten”.
De jeugd, die ook weer ruim vertegenwoordigd was, heeft een andere herinnering dan hen, die de oorlogsellende van onderduiken, van dis¬ tribute, van angst, van honger aan den lijve hebben ondervonden. Gelukkig verloopt deze plechtigheid in onze plaats nog niet tot een herdenking waar alleen de naaste nabestaanden bij betrokken zijn. Het was een flinke stoet, die zich om half acht vanaf het gemeentehuis in beweging zette, op weg naar het monument. Hier de medewerking van de ,,Brazzband” onder directie van Frits Bode, het Urker mannenkoor ,,Hallelujah” onder directie van Simon Pluister. De eersten speelden gewijde muziek tijdens het leggen van de vele bloemen en kransen tegen het monument. Het Mannenkoor zong „Ecce Quomodo, moritur” en Nader mijn God bij U Samenzang was er van de bekende coupletten van het volkslied en het Herdenkingslied „Wij denken hier aan hen die ’t jonge leven”, naar de woorden van Meester de Vries. Stralend voorjaarsweer, waardoor alles rustig en netjes afgewerkt kon worden.
In 1968 vierde Urk zijn 1000-jarig ,,bestaan”. Vanzelfsprekend was ,,Hallelujah” daar ook bij betrokken.
In de daaropvolgende jaren blijven concerten en platen ko¬ men.
We knipten uit 1969 nog het volgende:
XJrker Mannenkoor. Jammer, heel jammer dat het concert zo gauw voorbij is. Maar we hebben genoten, allemaal; dat hebben we wel gemerkt aan de zeer vele readies die we na afloop kregen. Het was gewoonweg adembenemend om dit koor o.l.v. deze dirigent bezig te zien.
En ook niets dan lof voor Arie Keyzer en Karel Roberti. Ook zij brachten samen iets moois, wat vooral tot uiting kwam in het „Largo” van Handel dat door orgel en trompet gespeeld werd.
Niet alleen voor alle luisteraars was het iets unieks om dit koor te beluisteren, maar ook voor het koor zelf is het telkens weer een belevenis om liederen ter ere Gods te zingen. Een van de jongere
koorleden vertelde ons na afloop: „Onder de bezielende leiding van deze dirigent moet je wel meezingen ter ere Gods. Hij sleept je gewoon mee of je wilt of niet, omdat hij beleeft wat hij zingt”. En dat dat bezielende eruit kwam, was duidelijk te zien (voor diegenen althans die niet net een pilaar tussen zichzelf en de dirigent hadden staan), de hele houding van de dirigent getuigde ervan, dat hij met dit koor wat bereikt heeft in die net 11 maanden dat hij dirigent is. Andere koorleden zeiden ons ook weer, dat ze in de Grote kerk ook goed konden zingen doordat het gebouw zo hoog is en de temperatuur niet te hoog was. Dat het concert zeer gewaardeerd werd in de ogen van alien blijkt wel uit het feit dat er aan het eind iets ongewoons gebeurde: Toen er een klein dankwoord aan het adres van het Urker Mannenkoor en begeleiding werd uitgesproken, klonk er een spontaan applaus van 2400 handen in de kerk, spontaan omdat het „zomaar” begon, omdat men het zo waardeerde. lets ongewoons maar toch ook weer niet als we zien wat er gezongen werd. Het was niet alleen het feit dat er een koor zong, maar ook het feit dat hier lofliederen tot God op een machtige manier naar voren werden gebracht. Hier werd de eer van God bezongen op een manier, waarop zelfs de meest intellectuele geest zich niet meer hoeft af te vragen of dit nu wel kunst is. Daar vraagt God ook niet naar. Maar toch: het was een kunststuk om te zien, hoe de dirigent dit koor a.h.w. in zijn vingers heeft en tijdens een lied soms door een glimlach of een knikje naar een van de zangers deze tot nieuwe inspiratie aanzette. Als we dit alles zo bedenken is het dan geen wonder dat er zo’n daverend applaus in de kerk weerklinkt??
Dat de mensen dankbaar waren, bleek ook wel uit de collecte die aan de uitgang werd gehouden. Alleen jammer hierbij dat er enkele honderden de torenuitgang namen, waar helaas niemand stond om hun dank en tevens een offer aan Nes Ammim te aanvaarden. Maar toch: opbrengst f. 643,50!! En daarnaast nog verschillende giften van kerktelefoonluisteraars.
Wel en nu hopen wij natuurlijk van ganser harte dat we straks aan Nes Ammim een prachtig bedrag kunnen overhandigen. Hoeveel dat is houden we geheim tot de dag waarop dit gebeurt: zaterdagavond 3 mei, 8 uur in de grote zaal van de Pauluskerk. Hier zullen we dan enkele films over Israel vertonen en tegelijkertijd het geld aan enige afgevaardigden van Nes Ammim overhandigen. Helaas is de film over Nes Ammim zelf in het ongerede geraakt, zodat we deze waarschijnlijk niet kunnen vertonen.
Tenslotte dan dit: wij zullen proberen een ieder die meegewerkt heeft aan de organisatie van dit concert, in welke zin dan ook, afzonderlijk te bedanken, maar toch willen wij ook nu reeds van hieruit onze dank betuigen voor alle hulp, die we nodig hadden om van dit concert iets moois te maken. Onze dank gaat hierbij vooral uit naar de kerkvoogdij, die ons geheel belangeloos de Grote kerk, 97
Maranatha en de zaal van de Pauluskerk incl. verwarming en verlichting ter beschikking stelde; en dank ook aan alle leden van de jongerengroep „Ichthus” (wist u al dat dit de naam van onze club was? De betekenis? „Ichthus” is het Griekse woord voor vis, en als afkorting betekent het Jezus Christus, Zoon van God, Redder der Wereld). Deze jongerengroep vooral dank! Mogen zij de eer en de naam van onze groep altijd hoog houden!
M. Aangeenbrug.
Urker Mannenkoor trok grote belangstelling. Aalten. Zaterdagavond concerteerde in de nieuwe zuiderkerk het bekende Urker Mannenkoor Hallelujah onder leiding van Simon Pluister. Aan dit concert werd medewerking verleend door de orga¬ nist Arie J. Keyzer en de trompettist Karel Roberti. De goede akoestiek van het kerkgebouw werkte er in grote mate aan mee, dat de zang van dit mannenkoor goed tot zijn recht kwam. Bovendien werd de zang gesteund door een mooi geintoneerd orgel, n.l. het Ahrend en Brunzema instrument, dat dit kerkgebouw rijk is.
GeroutineercL.
Het Urker Mannenkoor bleek bij dit alles wel een geroutineerd koor. Het zong steeds zuiver en gelijk en het hele programma werd in een vlot tempo afgewerkt. Organist Arie Keyzer zorgde voor enkele instrumentale intermezzi en trompettist Roberti bleek de mogelijkheden van zijn instrument te kennen en te beheersen blijkens de fraaie toonproduktie die hij leverde.
Het talrijke publiek kon deze zang wel waarderen. Dat bleek uit het enthousiaste applaus, dat ontstond uit het ritmisch klappen bij de zang van het koor in ,,Glory, glory, halleluja”. Een toegift werd hiermee uitgelokt in de vorm van een Sanctus in een bewerking van Simon Pluister. De heer W.J.Lammers, die namens de gezamenlijke kinderbeschermingsorganisaties de avond geopend had, bood na afloop bloemen aan. Een bewijs van waardering, die het publiek, de kerk was geheel gevuld. voor deze zang had.
Groots gebeuren in Sleeuwijk.
De bevolking van het vroegere Zuiderzee-eiland Urk staat bekend als bijzonder muzikaal. Misschien is de geisoleerde ligging in vroegere jaren de oorzaak dat er op dit stukje vaderlandse bodem meer gezongen wordt dan ergens anders in ons land. Het koorleven, dat op de meeste plaatsen in Nederland een kwijnend bestaan lijdt, bloeit in Urk als nimmer tevoren. Vier grote mannenkoren, een vrouwenkoor en een kinderkoor zijn daar’t levend bewijs van.
Voor het optreden van het Urker Mannenkoor, waren uiteraard de aanwezigen, van heinde en ver naar Sleeuwijk gekomen. Van het
eerste optreden willen we graag noemen het: Nader mijn God bij U. Een lied dat in zijn eenvoud op een zo aangrijpende wijze ten gehore werd gebracht dat het velen ontroerde. De hierop volgende orgelimprovisatie van Piet Boekel, hoewel technisch knap, kon de aandacht van de aanwezigen niet gespannen houden. In de begeleiding van het koor heeft de organist een dankbare en een gewaardeerde taak. Veel moeilijker is het, het talrijke publiek, dat met een haast waarneembare voorkeur voor het koor, naar dit con¬ cert was gekomen, in een solistisch optreden toch te boeien, Het oorspronkelijk voor samenzang vermelde lied „De Heilige Stad” werd gezongen door de bariton Jaap Kant, lid van Mannenkoor Zanglust. De organist Piet de Jong begeleidde hem daarbij voortreffelijk.
Een spontaan applaus van het Urker Mannenkoor, waarbij alle aan¬ wezigen zich aansloten, was de beloning voor de fraaie vertolking van dit zeer moeilijke werk.
In het hierna volgende gedeelte groeide het mannenkoor Hallelujah naar zeer grote hoogte. Het werd een geweldig slot, dat deed denken aan de Londense Alberthall, toen koor en alle aanwezigen gezamenlijk het ,,Glory, glory, halleluja” zongen.
Evenals in de spiritual „Down bij the riverside”, schitterde ook in dit stuk de solist Boerman met zijn glasheldere stem. Een staande ovatie was de dank van alien die dit gebeuren meemaakten.
De negenjarige Ada Ouwerkerk bood op charmante wijze de dirigent een bloemenhulde aan.
Massaal klonk het Neerland en Oranje, in de bewerking van de Wolf van het Engelese stuk Land of hope and Glory, dat Hallelujah als toegift vertolkte.
Daarna volgden de rozen, die symbolisch de dank van alien overbrachten. Een dankbaar gestemde voorzitter van Zanglust besloot met een korte toespraak deze in alle opzichten zeer geslaagde avond, waarna men staande de avondzang zong. De na afloop veel gehoorde woorden: Het was nog mooier dan vorig jaar, bevestigden de mening, dat Zanglust terug kan zien op een uitstekend verzorgd en zeer geslaagd concert.
Ter erejubileum „Looft den Heere” Rijssen. De christelijke gemengde zangvereniging „Looft den Heer” uit Notter heeft enkele maanden geleden haar 25-jarig bestaan gevierd. Er kwam van vele zijden waardering. Het gemeentebestuur van Wierden erkende de waarde van deze vereniging door een subsidie. Lang heeft het koorbestuur gezocht naar een mogelijkheid om op waardige wijze het zilveren jubileum te vieren. Het bestuur is zeer verheugd dat het Urker Mannenkoor bereid is gevonden om op 26 September een concert te geven in de Schildkerk in Rijssen. Hoewel Notter in de gemeente Wierden ligt is het logisch dat het jubileum in Rijssen wordt gevierd. Zowel kerkelijk als maatschappelijk is de 99
Notterse gemeenschap op Rijssen georienteerd. Bovendien speelt het feit, dat het Urker koor gaat zingen in de historische Schildkerk een grote rol
Men heeft grote verwachtingen van het ere-concert. Het is een bijzondere eer voor het sympathieke koor uit Notter en ook een bijzondere gebeurtenis van de (vele) zangliefhebbers uit Rijssen. Want het Urker Mannenkoor is een koor van formaat, een koor dat in binnen en buitenland een grote naam heeft, een koor waarnaar het een bijzonder genoegen is te luisteren. Het zijn geen vedetten, geen artiesten, geen beroepsvocalisten deze Urker zangers. Neen het zijn eenvoudige lieden, waarvan een groot deel de hele week op zee zwalkt.
Gewone Urkers.
Om te trachten het geheim van het succes van het Urker Mannen¬ koor te ontdekken zijn we naar Urk gereisd en hebben daar gesproken met een aantal bestuursleden van het koor. Het zijn gewone Urkers, die niet ondersteboven zijn van het succes dat hun koor vooral in de naoorlogse jaren heeft bereikt. Niet ondersteboven, wel content er mee. „Zo’n succes komt niet helemaal vanzelf,” zo wil voorzitter Korf wel vaststellen. Het zingen van geestelijke liederen heeft een historische achtergrond.” Er is geen gezin op Urk of die hebben of hadden op doordeweekse dagen vissers op zee. De zee heeft Urk al eeuwenlang gevoed. Thans brengt de zee het bloeiende Urk een ongekende welvaart. Er rust echter een domper op die welvaart. Het gevaar dat een kolkende zee plotseling kan worden. Bij het monument van de Urker vrouw die uitkijkt over zee wordje als landrot stil. Als je ziet dat sinds 1850, er 300 geregistreerd staan die op zee bleven. Driehonderd mannen en jongens vonden de verdrinkingsdood. Men ziet de namen in de herdenkingsplaat gebeiteld van jongetjes van 10, 11, 12 en 13 jaar. Van jongens die niet voor hun plezier met vader zijn meegereisd. Maar die op die leeftijd gewoon om den brode mee moesten varen. Men wordt stil van deze overweging. Dan kan men begrijpen dat er in Urk een bijzondere sfeer heerst. Hoewel men er niet uitbundig is. Dat ook in deze welvaartstijd, want het gaat goed in Urk, toch altijd aan het vergankelijke op deze aarde gedacht wordt. Daarom geen uitbundigheid, wel een diepzinnig geloof.
Oprichting. Hoewel men als officiele oprichtingsdatum het jaar 1910 vermeldt bestaat het Urker Mannenkoor ,,HalIelujah“ meer dan honderd jaar,” vertelt voorzitter Korf. Het koor is opgericht met de bedoeling om de psalmzang van de gemeente te ondersteunen; er was geen orgel voor begeleiding beschikbaar. De meeste zangers waren vissers en op doordeweekse dagen werd zowel bij dag als bij nacht, 100
aan boord, ieder voor zich, gerepeteerd. Als de schepen tijdens het weekend waren binnengelopen werd in ’t vooronder van een der grootste schepen een koorrepetitie gehouden. Zo is het koor ontstaan.
De oprichters van het koor zullen in de verste verte niet gedacht hebben dat het koor eens in heel Nederland beroemd zou zijn, dat er met graagte naar de zang van de Urkers zou worden geluisterd, dat het koor zou optreden in de grootste kerken en zalen van dit land. Dat men ereconcerten zou geven in b.v. „De Doelen” te Rotterdam en een kerstconcert in het Concertgebouw in Amsterdam. Toen in de kerk een orgel aanwezig was, verviel natuurlijk de ondersteunende taak van de zangers. Toen werd het mannenkoor ,,Halle¬ lujah” opgericht.
Hoewel naar de mening van oudere Urkers het peil van het mannen¬ koor ook voor de oorlog zeer hoog is geweest, nam de ,,buitenwereld” van het visserskoor pas kennis in de naoorlogse jaren. Men nam deel aan concoursen en sinds 1957 is het koor ingedeeld in de superieure afdeling. De eerste radioconcerten dateren van 1954 en vaak verleende het medewerking aan televisieuitzendingen. Het hoogtepunt van het Urker koor is zonder enige twijfel geweest de uitreiking van een gouden grammofoonplaat op 16 december 1966. Dat was een bewijs van erkenning waarnaar de Urkers eigenlijk al lange tijd hadden uitgezien. Want ook de eerste plaat, in 1959 gemaakt, de E.P. ,,Heer wees m’ een gids was reeds een groot succes geweest. Sindsdien heeft het koor een grote naam gekregen. Er werden niet minder dan tien langspeelplaten gemaakt en acht singles. Een grote naam betekent ook een grote Delasting. Ieder jaar bereiken ’t koor aanvragen om op te treden in binnen- en buitenland waaraan men lang niet alle kan voldoen. „Soms hebben wij 200 aanvragen per jaar,” aldus de jonge voorzitter Korf. Wij kunnen hoogstens aan 12 aanvragen per jaar voldoen. De Urkers zijn al zo weinig thuis. Eens per maand optreden vindt het bestuur genoeg. Het mag geen te zware belasting vormen.” Het Urker koor heeft bekwame dirigenten gehad. Van 1948 tot 1967 was dat Frits Bode en sinds april 1968 staat het koor onder leiding van Simon Pluister, die van 1943 tot 1948 muziekleraar in Medemblik is geweest. Vanaf 1955 is Pluister dirigent van het orkest Orchestra en het Radio Tivoli orkest. Hij heeft grote bekendheid verworven als dirigent en arrangeur onder de pseudoniemen Harold Shamrock en Simon Dirksz. Vaste begeleider en solist tijdens concerten van het Urker visserskoor is Piet Boekel uit Emmeloord. Reeds op 15-jarige leeftijd leidde Boekel diverse koren en werd vaak aangezocht als begeleider of solist (orgel).
In 1953 begon hij zijn studie aan ’t Amsterdams conservatorium bij Dr. Anton v.d. Horst, waar hij in 1956 slaagde voor het solisten-
examen orgel. In ’59 werd Piet Boekel cantororganist in Emmeloord waar hij leraar is aan de gemeentelijke muziekschool.
De jaren gaan voorbij en er wordt gezongen. Een kleine bloemlezing: Leeuwarden, Den Helder, Sleeuwijk, Leerdam, Aalten, Rijssen, Workum, Alblasserdam, Havelte, Zutphen, Hasselt, Kollum, Apeldoorn, Scherpenzeel, Heerde, Egmond aan Zee, Goedereede, Heerenveen,. Een hele verzameling kranteknipsels en programmaboekjes bewaart de heugenis.
De ene keer was het ten bate van Nes Ammim, een andere keer bij het bezoek van de Henri Dunant, en op de Hemelvaartsdagen, samen met alle Urker koren, in de vishallen, en bij nationale herdenkingen.
In het jubileumjaar 1980 valt een reis naar Duitsland, een optreden voor de televisie en het uitkomen van weer een nieuwe plaat. Ook krijgt het koor bezoek uit Oostenrijk. Het ligt alles nog vers in het geheugen. Een nieuw lustrum vangt aan: Steenwijk, Nunspeet, Hoogeveen, Dalfsen, Harderwijk enz. enz., aan belangstelling geen gebrek. Zingen voor de E.O., zingen in de zomer, zingen voor Polen. We kunnen wel blijven knippen, want Hallelujah bleef zingen. Een kleine keus:
Concordia exelleert.
In de goed bezette Gereformeerde Noorderkerk gaf de gemengde zangvereniging Concordia zaterdagavond haar traditionele najaarsconcert.
Ditmaal was de keus gevallen op het bekende christelijke mannenkoor Hallelujah uit Urk. Naast de Urkers waren dat de Delftsche Sanghers en het Promenadeorkest van de T.H. uit Delft ,,Prometheus”. De Urker Mannenzang was van stonde aan boeiend. Men bracht een reeks religieuze werken, beginnende met het eerste vers van Psalm 42. Opvallend was de overtuiging, het ,,Van binnenuit zingen”. Geroutineerd en qua stemverhouding goed op elkaar ingestald, was het een genoegen naar de in klederdracht getooide gasten te luisteren. Waarbij mezzosopraan Marianne Langenberg een belangrijk aandeel leverde in soli en samenzang bij het prachtige „King all glorious”.
Alle uitvoerende verenigden zich tenslotte in „Land of hope and
De muziekmappen gaan rond.
Jurie Visser doet Henk Brouwer de das om.Glory, een prachtig besluit van een mooie avond. Warmgestemde dankwoorden en een schat van bloemen besloten dit geslaagde concert, waarmee Concordia weer een fraaie bladzij heeft kunnen toevoegen aan haar rijke geschiedenis.
Koorzang op hoog niveau. ’s Gravenzande. Traditie is dat de gemengde zangvereniging Concor¬ dia te ’s Gravenzande jaarlijkse uitvoeringen lardeert met het optreden van een gastkoor van zekere faam. Maastrichter Staar, het Byzantijns koor, St. Pancratius zijn in dit verband namen die genoemde stelling onderstrepen. Voor het zaterdagavond in de Noorderkerk gegeven concert had men het Urker mannenkoor Hallelujah geinviteerd, een in de rij van koren van dit ex-eiland niet onbekend vocaal gezelschap. Een medewerkerskeus waar Concordia geen spijt van behoeft te hebben, want Halle¬ lujah bracht met haar ruim vijftig leden een weergave van de diepreligieuze gevoelens van de bewoners van Urk. Overwegend religieuze zang dus, maar gebracht met een overtuiging een expressie en pure beleving van de gezongen tekst dat van een hartverwarmende mannenzang gesproken kon worden. Waarbij de sterke stem van de mezzo-sopraan Marianne Langeberg extra relief schonk. Bijzondere waardering paste voor het King all glorious, waarmee mannenkoor en soliste hun optreden besloten. Gesteund door de Delftse Sanghers toonde Concordia zich deze avond op haar best. Leed het bekende Die ehre Gottes in der Natur, nog onder het weifelende en nogal onzuivere spel van het orkest Prometheus, de werken van Gluck uit diens Orpheus toonden de kracht van de organiserende vereniging. Vooral sterk in de operafragmenten, waarbij Verdi een onuitputtelijke bron bleek. Beschaafde uitspraak en beheerste intonatie vormden wezenlijke bestanddelen van dit concert waarin Ainse Que, uit de Faust een eigen bekoring had.
A.M.Concert Urker Mannenkoor. Een avond om nooit te vergeten. Hiermee zullen de plm. 500 aanwezigen het eens zijn. De oranjeverenigingen hebben met het optreden van dit alom bekende koor groot succes gehad. Meende men eerst dat de opkomst zou tegenvallen, het tegendeel is bewezen. We kun¬ nen nu wel zeggen, ga op deze weg door. Na een kort openingswoord door de heer T.J. Boektje, begon het koor, onder bekwame leiding van Alle Roodbergen aan het programma, dat niet alleen uit een 20-tal nummers bestond, maar waarbij ook Marianne Langenberg op doordringende wijze een tweetal solo-nummers zong. Het is onmogelijk enkele nummers speciaal naar voren te brengen. Uit het steeds herhaalde applaus bleek dat het
gehele programma beslag op alien had gelegd. De heer Boektje was de tolk van het enthousiaste publiek toen hij het koor een tot weerziens toeriep.
Aantrekkelijk concert Urker Mannenkoor. Leeuwarden. Het optreden van het Urker Mannenkoor ,,Hallelujah” in de Grote Kerk te Leeuwarden zaterdagavond is voortgekomen uit een idee van een drietal koorleden: zij zagen er wel wat in om de sfeervolle fraai gerestaureerde ruimte te vullen met krachtige, overtuigde en overtuigende zang. De initiatiefnemers hebben zich niet vergist. Uit Leeuwarden en omgeving stroomden de toehoorders naar het concert, zogoed als alle plaatsen waren bezet. Het aantal liefhebbers van koorzang is hier groot. Het repertoire van het Urker Mannenkoor, het lied met een boodschap voor de luisteraar, spreekt veel mensen aan, en men vindt het prachtig, zoals de Urkers zingen. Dat het 85 man sterke koor op een trots verleden van 100 jaar terug kan kijken, dat ze behalve in Nederland ook in het buitenland succesvolle concerten geven, waar de Urker klederdracht wellicht nog opvallender en effectvoller werkt dan hier, weet iedereen. Hun platen worden gretig verkocht: ook zaterdaga¬ vond vlogen reeds in de pauze alle voor verkoop meegenomen pla¬ ten weg.
In de Grote Kerk was jammer genoeg de opstelling van het koor niet optimaal: de ruimte is te lang, ook wordt door de machtige zuilen voor een groot gedeelte van de toehoorders de zichtverbinding met de uitvoerenden verstoord. De verstaanbaarheid van het gezongen woord bij de Urkers een essentieel aspect leed eveneens onder de plaatsing van het koor onder het orgel op hetzelfde niveau als het publiek.
In het aantrekkelijk samengestelde programma wisselden bekende klanken af met minder populaire, maar even gemakkelijk in het gehoor liggende melodieen, alle uit coupletten opgebouwd en in homofone zetting. Voor de pauze werd in het Nederlands, Duits en Latijn gezongen, daarna was, op het slotlied na, Engels de voertaal. Een compliment voor de bezielde voordracht in de verschillende talen is hier zeker op zijn plaats. In het eerste gedeelte maakte met name ,,Heilig, heilig, heilig” uit Schubert’s Deutsche Messe diepe indruk, in het tweede deel ontlokte het ritmisch interessante ,,Peter on the Sea” de toehoorders een spontaan applaus, ook ,,Steel away” met indrukwekkende bas-fundering miste zijn effect niet. De leiding van ,,Hallelujah” ligt al sinds jaren bij Alle Roodbergen in goede handen. Hij had voor enkele fraaie zettingen gezorgd en inspireerde het koor zaterdagavond tot goede inzet. Daamaast had organist-pianist Martin Groenewold een belangrijke taak: behalve voor ondersteunende begeleiding van het koor, die de zuiverheid niet altijd kon waarborgen, liet hij twee boeiende orgelimprovisaties horen.
In de twee solo’s van de Friese mezzo-sopraan Baukje Langenberg, het „Ave Maria” van Bach-Gounod en het Israelische Yerushala’em, met draagkrachtige stem fraai voorgedragen, was hij de meegaande begeleider aan de piano. Veel hartelijk applaus noopten de Urkers tot herhaling van het slotstuk ,,Nederland en Oranje”.
R. Bened-Puschnig.
Nogmaals: „Hallelujah ”zong in Leeuwarden. Vorige week gaven wij al een korte weergave van het concert dat door het mannenkoor „Hallelujah” werd gegeven in Leeuwarden. Uit verschillende recensies werd onderstaand uitgebreider verslag van het concert samengesteld.
De Grote of Jacobijnenkerk in Leeuwarden was zaterdagavond geheel gevuld met liefhebbers van mannenkoorzang, die kwamen voor het optreden van ,,Hallelujah” o.l.v. Alle Roodbergen. De aanwezigen zijn beslist aan hun trekken gekomen. Het is wel duidelijk, hier stond een mannenkoor, dat er wat van kon. Prachtig stemmenmateriaal, maar ook terdege geoefend, zodat men alle mogelijkheden van de mannenkoorzang kon beluisteren, van pianissimo tot fortisimo en altijd beschaafd. Het koor vormde een eenheid en zong correct onder de duidelijke directie van Roodbergen. Het was een gemis, dat geen tekstboekjes aanwezig waren en dat er niet in het programma stond vermeld, wat de soliste Baukje Langen¬ berg zong of waarover organist Groenewold improviseerde. Van de sopraan Baukje Langenberg is veel goeds te vertellen. Ze heeft een goede stem en kon zowel de kerk als het koor gemakkelijk aan. Hoezeer het publiek de zang op prijs stelde, bleek wel uit de platenverkoop in de pauze. Binnen tien minuten was de meegenomen voorraad platen uitverkocht.
Na de pauze zong het koor een aantal negrospirituals, waarbij het nummer „Steel away” excelleerde. Uit de langdurige ovaties van het publiek kwam de grote waardering tot uiting.
Urker Mannenkoor zong in Heerde. Heerde. Urkers staan bekend als uitstekende zeelui en vissers. Maar zingen kunnen ze ook. Zij zingen veel en Urk bezit verscheidene koren. Het Urker Mannehkoor Hallelujah was zaterdagavond naar Heerde gekomen en het concert in de hervormde kerk had ook een liefdadig doel.
De landelijke actie om een vergeten groep patienten, die wel hun denkvermogen behouden hebben, maar doordat zij niet meer kunnen lezen en schrijven in een geestelijk isolement leven en dreigen onder te gaan in eenzaamheid en onbegrip, te helpen, heeft in Urk grote weerklank gevonden. Ook de baten van het concert waren voor de hulpactie en beknopt en in duidelijke termen heeft dr. W.H. Cense
uit Urk over de groep patienten verteld. Telkens als we het Urker Mannenkoor horen zingen, trachten we het geheim te doorgronden waarom dit technisch zo eenvoudige zingen ons zo ontroert. Deze Urkers hebben een bijzondere binding met het geestelijke lied, dat zij zingen met een volstrekte toewijding en diepe tekstbeleving.
Alle Roodbergen „bespeelt” zijn koor met fraai stemmenmateriaal als een instrument. Hij maakt ook gebruik van effecten in de dynamiek en kan de klank ineens aan laten zwellen. Maar dit alles past toch wel bij het karakter van de Urkers en de stijl waarin zij zingen. Wanneer het mannenkoor naast de meerderheid van geestelijke koorliederen ook enkele profane koornummers geeft, zoals De storm van Durrner, is de muzikale spanning veel minder. In Bede van Fle¬ ming begon de klank wat te zweven, ondanks de begeleiding van pia¬ no of orgel die nagenoeg alle liederen kregen. Na drie delen uit Schuberts Deutsche Messe klonk Domine salvam fac regina nostram, de bede voor onze koningin die velen van de zeer talrijke toehoorders uit het hart gegrepen zal zijn. Alle respect voor de mooie groep Engelse geestelijke liederen die in de oorspronkelijke taal gezongen werden. Daarin ook de ritmisch gezongen Peter on the Sea en Mary don’t you weep.
Baukje Langenberg zong met haar mooie heldere stem onder meer het Israelische Jerusalem en Deep river. Maar de koorleden J. Anker en J. Kapitein verdienen voor hun solistisch aandeel ook een compli¬ ment. Dit geldt ook voor pianist en organist, die op het orgel mooie tinten vond in Bachs Bist du bei mir. Eerst wat schuchter, maar later met duidelijke hartelijkheid hebben de toehoorders hun bijval betuigd, jegens Urker Mannenkoor dirigent Alle Roodbergen en de solisten die samen dit bijzondere concert maakten.
Egmond aan Zee. Het Urker Mannenkoor ,,Hallelujah” o.l.v. Alle Roodbergen, heeft afgelopen vrijdag haar medewerking verleend aan een groots evenement in de R.K. St. Albertuskerk, waarin o.a. meewerkten de zeer bekende tenor Willy Caron, de sopraan Henny May en de bariton Henk Smit. De begeleiding was in handen van Frits Kox en Harry Hamer. Daarnaast verleende ook nog het plaatselijke Fanfare-orkest, o.l.v. Karel Bruin, haar medewerking aan deze avond. ..Hallelujah” kan zeer zeker terug zien op een zeer geslaagd concert want rest nog te vermelden dat ,,Hallelujah” meteen weer is vastgelegd voor het toch drukke programma voor volgend jaar, waaraan dan o.a. meewerken Marco Bakker, Caroline van Hemert en het Volendams operakoor.
Henri Th. Timmerman.De fluweelzachte zang van 85 stoere Urkers. Almelo. Vijfentachtig stoere Urker vissermannen, verenigd in het Urker Mannenkoor „Hallelujah”, hebben zaterdagavond in het Cultu¬ red Centrum De Hagen laten horen, dat ze behalve de netten ook hun hart graag ophalen aan stoere mannenzang. Gezien de aard van het koor vroeger diende het als ondersteuning van de gemeentezang bestond het programma vrijwel geheel uit religieuze muziek, die niet altijd even zuiver uit de verf kwam, maar toch moet men bewondering hebben voor de manier, waarop alles werd gebracht door de soms wat ruige stemmen. Bewondering ook voor de wijze, waarop dirigent Alle Roodbergen het ensemble in de hand had. Het best klonk het koor in de zeer zachte gedeelten. Zodra het geluid wat forser werd, werd de koorklank rawer. Door het fortissimo iets in toom te houden, zou de klank van dit koor aanzienlijk aan schoonheid winnen. Het programma werd geopend met Psalm 42 van Klaas Jan Mulder, gevolgd door het al even suikerzoete ,,luister” van Neerbosch zangen. Geweldige beheersing toonde het koor in de fluweelzacht zij het wat romantisch gezongen Improperia van G.P. da Palestrina. Tevoren had „Die Allmacht” van Liszt geklonken, een lastig stuk muziek door de vaak onverwachte modulaties. Het kwam er niet erg overtuigend uit. Groot enthousiasme, zowel bij koor als het niet al te talrijke publiek, vlak voor de pauze in het spijkerharde repertoirewekje „Domine Salvam fac” van Giesen. Na de pauze ging het veel soepeler. De gezongen werken waren daar wel oorzaak van, dachten we, maar ook de spontaniteit was veel groter. ,,Thanks be to God” vam Stanley Dickinson werd bijzonder mooi in klank gebracht. De drie negro spirituals met veel verve en speelse effecten gezongen, klonken erg goed. „Land of hope and glory” van Elgar, hier vertaald in ,.Nederland en Oranje” in een bewerking van H. de Wolff werd de daverende uitsmijter, waarvan door het enthousiaste (en verdiende) applaus het refrein werd gebisseerd. Medewerking verleende de mezzo Marianne Langenberg met een warm en helder geluid. Ze zong met goede voordracht enkele soli, waarvan we vooral ,,Deep river” noemen en solieerde ook in enkele werken van het mannenkoor. Voor een rustige begeleiding aan de vleugel zorgde Tineke Koffeman en een volgzame, maar verder niet vernoemde organist aan een elektronisch apparaat, dat ze tegenwoordig ook al orgel noemen. Al met al toch een avond, waarvan het publiek heeft kunnen genieten.
Hallelujah had bezoek van Oostenrijks koor.
Koorzang van hoge kwaliteit. Urk. Zaterdag hebben echte muziekliefhebbers kunnen genieten van koorzang van hoge kwaliteit en discipline. Een koor uit Worgl, Oostenrijk, liet koorzang horen om te strelen.
Wat vooral opviel was het opkomen dat zeer correct en geruisloos verliep.
En dan te bedenken dat deze mensen maar twee uur in de week repeteren en ook maar amateurs zijn.
Dit kamerkoor was de hele dag te gast bij het Urker Mannenkoor „Hallelujah”. ’s Morgens om half 12 arriveerde het koor bij „De Ark” waar ze onder het genot van koffie, de film kregen te zien over „Urk varen en vissen”.
Hierna werden de gasten rondgeleid door de visafslag door de heer J. Koffeman.
Om drie uur stond een rondvaart op het programma met de UK 16 met als kapitein Kobus van den Berg. Dat deze mensen hadden genoten bleek wel, want het koor zong nog een negerspiritual voor de bemanning waarna de koorleden zich opmaakten voor het concert. Het was klokslag acht uur toen H. Kramer opende met gebed, terwijl meester Korf het in de Duitse taal deed. Hallelujah trad als eerste op met een aantal geestelijke liederen, die ook op de nieuwe langspeelplaat staan, waar onder het prachtige lied „Mijn Jezus komt”, met als solist de bariton J. Kapitein. Men kon een speld horen vallen, toen het kamerkoor opkwam. Voor een zeer aandachtig publiek opende het kamerkoor met een aantal Latijnse liederen. Wat werkelijk opviel was het Jubilate Deo, dat kwa klank en zuiverheid de boventoon voerde, waarbij dirigent P. Gruber een groot aandeel had. Na deze opvallende nummers, die voor het publiek onbekend waren kreeg men het neusje van de zalm. Dit Oostenrijks koor bracht de specifieke negro spirituals. Allereerst het nummer ,,There’s a meeting here tonight”, met als de voortreffelijke soliste Maria Luise Werlberger. Uit een aantal noemen we het bekende ,,My lord, what a morning”, wat zeer zuiver en met overgave werd gezongen.
Na deze geweldige zang besloot Hallelujah deze avond met een aan¬ tal negersongs.
Het koor zong achtereenvolgens ,,Peter on the Sea” en ,,Oh Mary don’t you weep” en als toegift ,,Steel away”.
Meester Korf besloot deze unieke avond met het Onze Vader in het Duits. De Oostenrijkse gasten kregen tot slot nog een kop koffie aangeboden en om half twaalf wuifde men de gasten uit.
Onvergetelijke Rijnreis van Urker Hallelujah. Urk. Onlangs heeft het Urker mannenkoor Hallelujah een Rijnreis gemaakt naar Duitsland. Deze reis had als aanleiding het zeventigjarig bestaan van het koor. Piet Pasterkamp, penningmeester en verzorger van concerten zei: „Het koor zal hierdoor weer een extra stimulans krijgen. Ieder koor moet teren op hoogtepunten, waarjaren later nog over wordt gesproken”. Hoogtepunt uit het verleden wa¬ ren een bezoek aan Terschelling en Denemarken. Deze keer was het Duitsland.
De voorbereiding voor dit evenement kostte in totaal anderhalf jaar. Men had enkele probleempjes; daar enkele Urker koorleden „snurken als een beer”, aldus Piet Pasterkamp, willen anderen daar niet bij slapen. Ook een probleem was dat de Urkers zo aan Urk gebonden zijn ,dat men wel mee wil, als een ander ook mee gaat.
De reis zelf verliep uitstekend. De gehele week wapperde de Urker vlag in top van de Rijnboot. Er waren enkele kisten vis meegenomen met ca. 600 scholletjes. ,,Een Urker kan niet buiten z’n visje”, aldus Jan Anker (solozanger), dit alles om de heimwee naar „de bult” maar niet te vergeten. ’s Avonds had dirigent Alle Roodbergen de leiding. Met Harry Hamer als pianist en mevrouw Visser (solo) werden deze avonden een groot succes. Leden die 12 en een half, 25 en 40 jaar koorlid zijn hebben deze reis een gedenktegel ontvangen. Hierop staat de tijd ingegraveerd die ze als koorlid hebben meegemaakt. Laurenz Metz had de gehele week de reisleiding. Hij fungeerde ook als dagsluiter. Iedere avond om 10 uur was er een korte toespraak en een gebed. Zondags droeg Metz een kleine kerkdienst op voor de 83 koorleden. Er is veel opgetreden voor schepen die in de buurt van de Rijnboot lagen afgemeerd. ,,Vele mensen zijn bewogen door het fantastische zangspel van ons koor”, aldus Jan Anker. Men had een piano meegenomen. Piet Pasterkamp vertelde dat het koor op een middag ging zingen in de plaats Andemach, waar de burgemeester met ca. 2000 men¬ sen het koor stond op te wachten. Er waren verkeerde inlichtingen doorgegeven zodat het koor veel te laat ter plaatse aankwam. Ook gebeurde het wel eens dat de sleutel van de piano weg was, zodat er deskundigen bij moesten komen om de piano speelklaar te maken. A1 met al veel is er gelachen tijdens de reis. Nu is iedereen weer veilig thuis, en er wordt alweer gereperteerd voor een nieuw concert dat zal plaatsvinden op zaterdag 22 november in de Bethelkerk van Urk. Het koor zal worden begeleid door een amateur orkest uit Almelo. Er wordt dan een stuk gezongen van Jos Haydn, „Die Himmel erzahlen die Ehre Gottes, uit die Schopfung. Drie solisten, te weten J. Anker, J. Kaptijn en A. Ras zullen daarin optreden. De toegang is vrij.
Sober maar stijlvoljubileum van 70-jarig „Hallelujah” Zaterdag vierde in Urk op sobere maar stijlvolle wijze, het bekende Urker Mannenkoor Hallelujah zijn 70-jarig jubileum. Dit gebeurde ’s middags met een druk bezochte receptie in „De Ark” waar velen uit alle delen van Nederland het bestuur en dirigent van het jubilerende koor kwamen gelukwensen en vele cadeaus en bloemen werden aangeboden. Tijdens deze receptie werd ondermeer het woord gevoerd door de heer P. Peters namens het bekende mannenkoor Maastrichter Staar waarmee Halleluja begin volgend jaar in een televisieprogramma
hoopt op te treden.
Namens de Kon. Bond van zang- en oratoriumverenigingen in Ne¬ derland, sprak de heer Bergijk uit Rotterdam. Deze sprak eerst een woord van deelneming uit aan het adres van de voorzitter van het jubilerende koor de heer Ruiten, uit wiens gezin vorige week een zoon door een ernstig ongeluk is omgekomen. De heer Bergijk bracht gelukwensen van de bond over en toonde zich verheugd dat er naast de oude garde ook een flink aantal jonge leden zijn, waardoor de toekomst gewaarborgd is. Hij merkte op dat Hallelujah uitdraagt wat zijn naam uitspreekt en hoopte dat men hiermee nog lange tijd mag doorgaan.
’s Avonds werd een indrukwekkend jubileumconcert gegeven onder leiding van Alle Roodbergen.
Bijzonder goed werd gezongen in Die Schopfung van Haydn en Landerkennung van Edvard Grieg terwijl de bekende negrospiritual Old Black Joe van Foster een gevoelvolle en genuanceerde vertolking kreeg, terwijl het concert werd besloten met een prachtige vertolking van psalm 42. De solo’s van Marianne Langenberg, o.a. Exultate Jubilate van W.A. Mozart klonken ook bijzonder gevoelig, terwijl Harry Hamer zowel in zijn begeleiding als in zijn solo’s zijn grote virtuositeit op het kerkorgel en de piano bewees.
Ook de begeleiding door het orkest kwam zeer goed over, alleen bij het nummer In het huis mijns Vader van S. Pluister zat er een kleine oneffenheid tussen koor en orkest. Een langdurige en staande ovatie was aan het eind van het programma de dank van het publiek, dat zelfs vanuit Zeeland naar Urk was gekomen om dit con¬ cert mee te maken.
De heer Pluister een zeer bekend componist onder verschillende schuilnamen, bleek ook een bekwame dirigent van een mannenkoor te zijn. Nieuwe platen werden gemaakt en de verzoeken werden weer geaccepteerd voor concerten buiten Urk.
Zo heeft Hallelujah zijn gang gemaakt door de geschiedenis van Urk.
92 leden telt het koor, waarvan de gemiddelde leeftijd ligt tussen 25 40 jaar. Het oudste is 70 jaar, de heer Lupp Pasterkamp, ter¬ wijl de jongste leden ongeveer 16 jaar zijn. Het repertoire is in hoofdzaak geestelijke liederen welke in moderne stijl worden gezongen. Het bleek, dat het geestelijke lied enigszins in een slop geraakte. De heer Pluister probeert door moderne zetting er weer de aandacht voor te wekken.
Vrijdagavond 23 oktober is er de herdenking van dit 60 jarig bestaan. Eerst in de Bethelkerk een concert dataangeboden wordt aan de bevolking, daaraa de receptie in ,,Irene”.
..Hallelujah” gefeliciteerd en de beste wensen voor de toekomst.
Urker Mannenkoor met indrukwekkende zang.
De Rijp. Het Urker Mannenkoor o.l.v. Wander Muller gaf zaterdag-
avond een kerstconcert in de Grote Kerk in De Rijp. Het koor treedt altijd op in traditioneel kostuum en dat roept uiteraard vergelijkingen op met het hier in de regio meer bekende Volendams Opera Koor. Niet alleen de gemeenschappen waaruit deze koren voortgekomen zijn, maar ook de op de concerten getoonde kwaliteiten vertonen grote overeenkomsten. Allereerst valt op de grote deelname aan het lokale culturele leven, dit in een mate waaraan grotere plaatsen veelal niet kunnen tippen. Een tweede kenmerk is de opvallend grote inzet van de koristen, die enerzijds koor en dirigent soms enorme mogelijkheden biedt, maar die met de nodige voorzichtigheid moet worden benut. Oo het kerstconcert van zaterdagavond kwam uiteraard het geestelijke repertoire aan bod. Genoemde inzet en betrokkenheid droegen bij tot een indrukwekkende maar emstige koorzang waarin ik het element van vreugde heb gemist. Zo was b.v. de interpretatie van ,,Er is een Kindeke geboren op aard” meer doortrokken van de zinsnede ,,’t Kwam op aarde en droeg al zijn kruis” dan van de blijdschap over de geboorte. Gelukkig bleek het streven naar klankschoonheid wel aanwezig; zeer indrukwekkend was het vermogen van het koor om een crescendo lang en gelijkmatig uit te spinnen. Nog meer indruk zou zijn gewekt als zulke crescendi een sterktegraad minder zou worden uitgevoerd. Het koor zong voortreffelijk piano, maar in het uiterste fortissimo werd de klank gespannen en raw. Op het gebied van de zuiverheid liet men soms enige steken vallen, maar over het algemeen bleef dit binnen de perken. Storend werkte wel de te geringe aandacht voor het legato, waardoor b.v. ,,’t Engelenheer kwam nederdalen” enigszins het karakter kreeg van een aardse mars. Voor verbetering vatbaar zijn ook de melismen (het zingen van een lettergreep op twee of meer tonen), nu klonk terwille van een exacte uitvoering wel erg nadrakkelijk b.v. „aahaarde”. Dankzij een behoorlijke uitspraak waren de teksten redelijk verstaanbaar. Het koor werd afgewisseld door solozang van sopraan Margje Dijkstra. Zij toonde een fraaie stem, ook zij zou wat meer legato in haar zang kunnen brengen. Organist Jan J. van der Berg begeleidde niet alleen het koor, maar speelde ook enkele solostukken. Na een wat rommelig en gehaast gespeeld Allegro van Handel maakte hij een betere indruk met een door hem gecomponeerde Suite over bekende kerstliederen. Deze avond die was begonnen met samenzang werd daar mee besloten. Een voortreffelijk geschreven arrangement van ,,Ere zij God” van Jan v.d. Waart gaf aan koor en bezoekers de gelegenheid de stem te verheffen in een zeer indrukwekkende beurtzang. De bezoekers die de sfeervolle Grote Kerk voor een belangrijk deel vulden, zullen ongetwijfeld genoten hebben.
Gerard Rooker.Unieke ontmoeting van oud leden van Urker Mannenkoor in ,,De Ark”
Veteranen van Hallelujah waren bij elkaar. Woensdagavond, vond er een bijzondere ontmoeting van oud leden van het Urker Mannenkoor Hallelujah plaats in ,,De Ark”.
Omdat het koor volgend jaar het vijfenzeventigjarig bestaan viert, zal er een boek over de geschiedenis van deze bekende Urker zangvereniging uitgegeven worden. Ter voorbereiding van deze werkzaamheden waren de leden, die in de historie van het koor een belangrijke rol gespeeld hebben, bijeen in een wel zeer bijzondere vergadering. Het kan niet missen, als je Jurie van Jan van Louwe en Auke Kapitein naast elkaar op een stoel zet, dan komen de verhalen los.
Verhalen over ene oude Gerrit Bakker die in de dertiger jaren de dirigeerstok hanteerde. Deze man was zeer mobiel hij bleef niet op de katheder staan maar hij ging tussen de rijen door en gaf dan op de meest onverwachte momenten met zijn enorme stemgeluid de toonhoogte aan. Dat dit optreden niet altijd een hoog waarderingscijfer oogstte, moest deze dirigent ervaren toen hem door een zanger op nogal bitse wijze werd meegedeeld: „Als je weer zo’n brul achter mijn oor geeft, dan sla ik je mond dicht”. Op een dergelijke avond blijkt zonneklaar welke grote plaats het mannenkoor in het vooroorlogse Urk innam. Oud wethouder Lub Post vertelde van het grote saamhongheidsgevoel dat op het eiland in de Zuiderzee heerste: „De Urkers lagen allemaal op dezelfde principiele lijn er was geen naijver tussen de mensen. In dat klimaat groeiden en bloeiden de zang- en mannenverenigingen. De leden van de Gereformeerde Kerk bezochten de verenigingen van de Hervormde- en Christelijke Gereformeerde kerk. Daar moet je nu eens om ko¬ men op ons dorp met zijn vijftiental kerken”.
In de Tweede Wereldoorlog eiste de bezetter dat het koor zich aansloot bij de cultuurkamer. De zangers lieten zich echter niet inlijven m het Duitse systeem en ze verbrandden het complete archief. Voor de koorgeschiedenis vanaf het jaar 1910 is men bij de samenstelling van het boek over het koor dus geheel aangewezen op de herinneringen van de oudgedienden. Wie woensdagavond aanwezig was in ,,De Ark” heeft het onomstotelijk bewijs gekregen, dat dat geen enkel probleem hoeft op te leveren. De veteranen noemden da¬ tums en getallen alsof het allemaal pas gisteren gebeurde en dat zal de mensen, die het boek moeten samenstellen veel genoegen gedaan hebben.
En hiermee zijn we aan het eind van onze knipsels gekomen.
Het is maar een klein deel geworden van wat er te melden viel. Het moge, ondanks de gapingen en de willekeur ook, de lezer een goede indruk van het reilen en zeilen van het man¬ nenkoor geven.
Helaas konden we het uitgeknipte wel rangschikken, maar was
slechts zelden de bron te vinden waaruit geknipt was. Vaak was dit „Het Urkerland” of de Zwolse Courant. Van voor de oorlog konden we bijna alles geven van wat er te vinden was. Van na 1945 was dat onmogelijk. Wat de laatste jaren betreft hebben we ons beperkt. Bij een uitgave als deze is het toch al moeilijk herhalingen te vermijden. De belangstellende onderzoeker kan altijd nog terecht in het koorarchief.
Inspanning. en ontspanning.
Otideennieuwe herinneringen
Old black Joe.
De eerste keer in mijn leven dat koorzang mij werkelijk ontroerd heeft was op een zoele zaterdagse zomeravond. Ik was toen eenjongen van een jaar of twaalf. Er werden in die tijd gedurende de zomermaanden op zaterdagavond regelmatig muzikale uitvoeringen gegeven in de muziektent tegenover hotel „Het wapen van Urk”, welke later helaas is afgebroken. Op die bewuste avond, het moet toch al wat ver in de zomer geweest zijn want de schemering groeide reeds, gaf het Urker Mannenkoor Hallelujah daar een uitvoering, men sprak toen .nog niet van concerten.
Terwijl ik tegen de gazen omheining stond aangedrukt, die in die tijd van het jaar altijd vol spinnen en spinnewebben zat, stond ik geboeid te luisteren naar de zang van het mannen¬ koor.
Het was in de laatste jaren van vijftig en het toerisme stond nog in de kinderschoenen, vandaar dat het mijn aandacht trok toen een nog jong Amerikaans echtpaar met twee kinderen tijdens het zingen het hotel uitkwamen en vlak bij mij in de buurt ging staan om ook naar de zang te luisteren. Vooral bij de man was een soort van vrolijke belangstelling van zijn gezicht af te lezen.
Mijn hart zwol van trots toen op een gegeven moment het koor een aantal heuse engelstalige negro-spirituals begon te zingen en stilletjes keek ik naar de Amerikanen om te zien hoe of zij hierop reageerden. Nog hoor ik Klaas P. Hakvoort de bariton-solo zingen van „Nobody knows the trouble I’ve seen”.
Maar het mooiste kwam toen het koor vol overgave het oude Amerikaanse slavenlied „01d black Joe” ten gehore bracht. Zichtbaar ontroerd zong de Amerikaanse man zachtjes het refrein mee: ,,1’m coming, I’m coming, for mij head is ben¬ ding low.” Misschien had hij heel eventjes een beetje heimwee naar zijn verre vaderland.
Dit hele gebeuren heeft op mij als kind een onuitwisbare indruk gemaakt en ik weet het mij nog als de dag van gisteren te herinneren. Op die stille warme zomeravond tussen de spinnen en spinnewebben heeft het Urker Mannenkoor voor mij zijn mooiste concert gegeven.
Tj. Ruiten.
Van een putjen en een futjen.
Om Italiaans te vertalen is geen kunst. Garrit Bakker deed dat op een simpele manier. In een bepaald muziekstuk kwamen de letters p en f voor. In 1985 is dat heel normaal: piano et forte.
De leden van Hallelujah rond 1915 begrepen deze aanduiding echter niet en vroegen aan hun directeur wat dit wel betekenen mocht.
„Arg makkelik”, zei Garrit Bakker. „Dat binnen een putjen in een futjen.” „As er nou eenputjen stot, dan betekent dat, dat je zo zuutjes moeten zingen, dat er de minsen bij slapen kunen. Maar stot er un futjen, dan zet je alle zeilen bij”.
Zangles en steeve rees.
Het leek een stel opgeschoten jongens best leuk om lid te
worden van het mannenkoor. Ze hadden goed met elkaar overlegd en meldden zich dan ook ’s-Zaterdagsavonds aan bij de voorzitter: Auke Kapitein. „Wij willen graag op de zang”. Dit bleek echter niet zo eenvoudig te gaan als ze wel dachten. „Kun jullie noten lezen?”
Ze moesten het antwoord schuldig blijven. ,,Dan zullen we daar eerst maar eens wat aan doen”. En zo begon de wekelijkse zangles onder leiding van voorzit¬ ter Kapitein. Toonladders zingen, zeven weken lang. En vol overgave studeerde men, tijdens de les en ook thuis. Na zeven weken kwam het cruciale moment waarop de voor¬ zitter zijn oordeel zou vellen over de kunst van deze jonge mannen. Een auditie kan niet minder spanning opleveren, als het ogenblik waarop het oordeel bekend gemaakt zou wor¬ den.
,Jongens, skei jullui maar eut. Dit wordt niks”. A1 hun hoop werd de bodem ingeslagen. Ze hadden nog wel zo hun best gedaan. Wat zou er wel aan mankeren? Dat kregen ze onomwonden te horen. ,Jullui ewen een geluid om steeve rees mie te koken.” Van de zeven jongemannen heeft niemand het ooit weer gewaagd zich aan te melden bij een zangvereniging.
Ien o.. Twie o.
Gerrit de Boer, die naast zijn directeurschap van het koor ook schipper van de ijsvlet was, waarvan hij met zijn stentorstem de bemanning aanvuurde, leefde voort in de nacht waarin het mannenkoor terugkeerde uit Alblasserdam. Het is op een zaterdagavond in januari als „Hallelujah” de terugreis aanvaardt naar Urk. Tot Utrecht gaat alles vlot en men rekent erop, dat men ruimschoots voor de zondag op Urk terug is. Na Utrecht blijkt het namelijk geijzeld te hebben en is het spekglad. Toch besluit Johannus Bangma, de chauffeur van de ,,Zuidwesthoek” door te rijden ondanks dat er nog niet gestrooid is. Verkeer is er praktisch niet en men
kruipt richting Urk. De zeven personenauto’s die onderweg de bussen inhalen komt men later alle weer achterop. Ze zijn van de weg geraakt. De een tegen een boom, de ander in een sloot. Met een slakkengangetje gaat men rustig door. Echter doordat er zo langzaam gereden wordt, raken de bussen elkaar kwijt. Als de voorste bus de brag over het Ganzediep gepasseerd is, vraagt voorzitter Ras aan Bangma of het niet wenselijk is, te stoppen en op de andere bus te wachten. Men kan dan tevens van de nood een deugd maken, want men is al een paar uur onderweg.
Terwijl men om de bus heenloopt en wat praat, passeert er een personenauto. Even later hoort men een klap die werd veroorzaakt, naar wat later bleek, door een auto die slipte op de brag en zich in de leuning boorde. Men tuurt in de nacht, men ziet echter niets, want het is inmiddels mistig geworden. Dan klinkt het daverend door de nacht: Ien o., twie o. De achterste bus had ook de brag bereikt en men verloste de chauffeur uit zijn netelige positie op rigoreuze wijze, zoals eens Gerrit Bakker de ijsvlet in beweging zette.
Psalmen in de nacht.
De „Eben Haezer” is nog tegen de avond Kraggenburg uitgezeild met een lading turf voor Noord-Holland. De wind is zuidoost en de eb trekt zachtjes. Het zal een maanloze nacht worden, maar het is een prachtige zomerdag geweest, en zodoende heeft de schipper besloten de nacht maar door te zeilen. Veel wind waait er echter niet, zodat het maar langzaamaan gaat. Het voile tuig staat ook al niet bij, vanwege de hoge deklast. Harmen Boertien zit op de helmstok zijn pijpje te roken, en slechts door af en toe zijn voeten te verplaatsen stuurt hij zijn tjalk.
Het is tegen de nacht als de wind nog maar net aan wat vaart in het schip houdt. Als het zo doorgaat, kan het nog wel ankeren worden peinst de schipper. Tegen twaalven komt zijn vrouw uit de roef met een bakje koffie, en gaat ze voordat zij
„Hallelujah” in de bus.
in de kooi gaat nog even bij haar man zitten. ’t Is ook zo’n prachtige zomernacht.
Dan ineens waaien er Harden van gezang over het water. De schipper en zijn vrouw spitsen hun oren. Niets te zien, geen schip en geen lichtje. Toch moeten er schepen in de buurt zijn.
De schipper is teveel vakman, om de tjalk verkeerd gezeild te hebben. Dan tekenen zich heel vaag de contouren af van zeilen en masten. Nu kunnen ze ook verstaan wat er wordt gezongen. De woorden van de eeuwenoude psalmen waaien in de zachte avondkoelte over de Zuiderzee. De contouren worden scherper. De schipper tuurt scherp de nacht in. Het zijn twee botters, die liggen te drijven.
Voor een visser is er deze nacht te weinig wind. Het zingen wordt steeds duidelijker en de schipper en zijn vrouw gaan heel zachtjes meezingen.
„Wil ik de nok eens neer gooien?” vraagt de schipper aan zijn vrouw. Ze zitten nog lang te luisteren naar het zingen, tot dat er weer wat meer wind komt en de tjalk en de botters uit elkaar gaan. In het donker van de nacht ziet de schipper heel vaag in het donkerbruine van de botterzeilen staan: UK. Het is wel 40 jaar later als het Urker Mannenkoor ,,Hallelu¬ jah” concerteert in Rijssen. Na afloop van het concert vraagt een oude man, een schipper, die vergezeld is van zijn vrouw, naar de voorzitter van het mannenkoor. Hij vertelt van de maanloze nacht tussen Urk en Schokland.
„Ik heb gelezen dat de Urkers hier kwamen zingen, en we wilden nog zo graag die oude psalmen eens horen”.
„De Urkers zullen met al die moderne nieuwe schepen wel geen tijd meer hebben om zo met elkaar te zingen” „Het deed ons toen zoveel goeds”.
„Blief maar zingen, ’t kan niks gien kwoad jonchien”. Langzaam lopen ze weg. Hij op zijn stok, en zij schuifelt zachtjes aan zijn arm mee. Ze lopen zoals ze in die nacht zeilden, heel rustig en langzaam. Het had hun goed gedaan deze avond.
Toen David het volk telde.
Frits Bode maakte zich altijd vreselijk zenuwachtig voordat een concert begon. En vooral wanneer de leden hem in de steek lieten, want ook dat kwam voor. Zo ook die zaterdagavond dat het koor optreden moest in de Grote Kerk in Ede. Van de 100 leden kwamen er bij het vertrek 55 opdagen. Bij aankomst in Ede stond Bode al voor de kerk te wachten. Als de leden uitstappen trekt hij bleek weg.
In de consistoriekamer loopt hij het aantal leden luidop te tellen. Hij wordt steeds zenuwachtiger. Een van de leden ziet dat en loopt op hem toe. ,,Bode, ik zou ophouden met tellen, want toen David begon te tellen, was het eind van zijn koninkrijk in zicht.” Het werd echter niet het eind van Bode en zijn Urker Mannenkoor, maar het zou de kerkvoogdij van Ede wel geld gaan kosten. Als het moment daar is, dat Bode voor de lessenaar stapt, dan weten zijn mannen waar het om spant. En Halle¬ lujah zet vol overgave in.
En toen was het als met de muren vanJericho. Met oorverdovend lawaai stortten enkele vierkante meters pleisterwerk naar beneden. Het kwam met een dreun op de galerij neer, waarop het koor stond te zingen. ,,De kalk van de muren” zei Bode, „en dat met 55 man”.
Een barre reis.
Vele jaren achtereen werkte het mannenkoor mee aan de „Open deur”-samenkomsten in de Helderse Bethelkerk. Meestal gebeurde dat op de avond voor Biddag. De Helderse zendingscommissie zorgde dat er een kanselredenaar was, wat de reis naar Den Helder ook voor de koorleden de moeite waard maakte. Dominee Toornvliet, die ook buiten Den Helder di¬ verse keren met het koor had samengewerkt, zou ook op die dinsdagavond voor gaan.
Hallelujah vetrok om zes uur ’s avonds en dacht zo rond half acht in het Nieuwe Diep te zijn. Het zou heel wat later worden.
Achter Lemmer begon het te sneeuwen en wat men verder Friesland in kwam werd het steeds erger. De bussen kruipen vooruit. Omkeren is er niet bij. Daarvoor leeft de geest van Garrit Bakker nog teveel in het koor.
Midden op de afsluitdijk is een vrachtwagen met aanhanger geslipt en staat dwars over de weg. Het neemt wat tijd in beslag eer de weg weer vrij is. En dan gaat het weer volaan voor¬ uit. Het is negen uur als men voor de kerk stopt en de koorleden stappen tot hun middel in de sneeuw.
„Is de dirigent er al?”
Simon Pluister woonde nog in Hilversum, en was met de auto op weg gegaan. In Heerhugowaard was hij op de trein gestapt, en was zodoende een half uurtje eerder aangekomen. Hij zat dan ook rustig zijn pijpje te roken in de consistorie.
De Bethelkerk was afgeladen met mensen, die van de nood een deugd wisten te maken, door de tijd wat in te korten met zingen. Om acht uur had dominee Toornvliet de kansel beklommen en de aanwezigen meegedeeld: Wacht maar rus¬ tig af, die Urkers komen beslist, ik heb wel vreemder dingen met ze meegemaakt.”
Om half tien begint dan de avond. Op de eerste rij van het koor zitten Jelle Kaptein en Reier ten Napel, twee baardige heerschappen. En ook Simon Plui¬ ster zit aan een lange baard te plukken. Als dominee Toornvliet met een voorwoord begint, zegt hij: ,,U krijgt vanavond aanschouwelijk onderwijs. Als we het vanavond over de discipelen zullen hebben, dan zitten hier drie kerels die precies op ze lijken”. En hij wijst op Jelle en Reier. „En met die dirigent komt dat helemaal goed uit. Die heet ook nog Simon”. Het werd een van de fijnste avonden die „Hallelujah” meemaakte. 124
Tegen twaalven begint de terugreis, langzaam door een dik pak sneeuw.
Van een vader die „vreemd”praatte.
Twee concerten stonden gepland in de zomer. Er zou medewerking worden verleend aan propaganda-avonden ten behoeve van de kinderbescherming. Op vrijdagavond zou opgetreden worden te Dinxperlo en op zaterdagavond te Aalten. Dat zou betekenen dat het koor twee avonden achter elkaar op pad moest. Het bestuur verenigde het nuttige met het aangename, en besloot dat op die bewuste zaterdag het jaarlijkse reisje zou plaatsvinden. Zo geschiedde het, dat vrijdagsavonds het koor vertrok naar Dinxperlo. De dames zouden daar de andere morgen arriveren en men hoopte er een leuke dag van te maken.
Het koor zong die vrijdagavond in R.K. kerk te Dinxperlo. Na afloop werden de leden ondergebracht bij particulieren en in een jeugdherberg. Nu gold het voor die leden die onderge¬ bracht werden in een jeugdherberg, dat zij om tien uur naar bed moesten en geen lawaai meer mochten maken. U zult begrijpen, dat hier niets van terecht kwam. ,,Moeten wij nog even weg?” was de vraag die de mannen elkander stelden. De schoenen gingen in de hand en men sloop muisstil het gebouw uit.
Een van de leden echter besloot niet mee te gaan en te gaan slapen. De Urkers verkenden eerst het dorp en liepen, zonder dat ze er erg in hadden Duitsland binnen, de grens liep mid¬ den door de hoofdstraat.
De Duitse douane hield ze staande en vroeg naar hun paspoort, wat uiteraard niemand bij zich had. Gelukkig werden ze weer op Hollandse bodem gebracht.
Er was nog een gelegenheid open en men besloot na een avond zingen wat te drinken. De kelen waren droog zult u begrijpen.
Men zat er gezellig en voor dat men het goed en wel begreep, was men in de kleine uurtjes beland. De terugtocht werd ondernomen. Luid pratend wandelde men door het dorp, op een wijze die de Urkers zo eigen is. Inmiddels was in de jeugdherberg Albert Schenk wakker geworden. Hij keek om zich heen en zag dat alle bedden nog leeg waren. Het zinde hem niet dat z’n medezangers zo laat waren en hij nam zich voor hen te gaan zoeken. In pyama gaat hij naar beneden, en als hij bezig is de voordeur zo zachtjes mogelijk te openen hoort hij ze al aankomen. Hij sluipt heel zachtjes naar buiten tussen het struikgewas dat rondom het gebouw staat. Druk redenerend komen de mannen aanstappen. Albert was bang dat de vader van de jeugdherberg ook wakker zou worden, en de koorleden de toegang zou weigeren. Als ze vlak bij hem zijn, maar hem niet zien, roept hij op zijn onvervalste Urkers: „Ouwjelui jeluiers snuten.” Kobus Post, die voorop loopt, staat verschrikt stil, draait zich om en zegt tegen zijn maats: ,,Stille jelui, die vader praot ok al Urkers.”
Koorsecretaris de heer H. Keuter P.zn. heeft ervan gewe weten. De concertlijst van het koor is beslist indrukwekkend te noemen, zo werd op de eerste hoezen van de grammofoonplaten van het Urker Mannenkoor zo bloemrijk geschreven. Er is echter nog iets dat groter indruk maakt en dat is het grote aantal brieven dat in de eerste periode na de Tweede Wereldoorlog gericht is aan het adres van P. Keuter, Domineesweg 33a. De heer Keuter was de spil waar het schriftelijke koorleven vele tientallen jaren om draaide. Vrijwel zeker mag aangenomen worden, dat hij de Urker verenigingssecretaris was die de meeste brieven op zijn vloermat vond. In het archief van de vereniging nemen deze ingekomen stukken enkele meters brievenplank in beslag. Het leeuwenaandeel van deze epistels betrof concertaanvragen, maar er waren ook vele bijdragen van koorleden bij. Vaak hadden deze brieven, die zich laten lezen als een boeiende roman, betrekking op een afmelding voor een concert, of ze maakten gewag van het feit dat men verhinderd was om de koorrepetities te bezoeken. Soms had het verzuim een medische oorzaak. Een der zangers moest verstek laten gaan omdat hij leed aan „zangersmoeheid”, terwijl een andere schreef door ongesteldheid niet ter repetitie te kunnen komen.
Vervolgens liet een der mannen weten dat het hem op medi-
sche gronden verboden was zijn bed te verlaten, zodat het hem onmogelijk gemaakt was zijn schreden zangwaarts te richten.
Heel origineel was de afmelding van Tiemen van Urk in 1954: „Geachte Herr Koiter, Tot mienen spait moet ich oe miededielen, dat ich op uw verzoek niecht ien kan gaan. Ich habe n.l. de „Krieb”. Ich habe de „Krieb” niet kewild, maar ze kwam toch. En mainen liebe moeder, en mainen lieben dokter zeiden dat ich hit oit moest zwieten. Vandaar dat main verhienderd iest te komen. En aangesien mai daar schriftelich kennis van most keiben, ben ich so friendeliek kewiest dat te doen. Ien de hoop u so voldoende te haben ienkelicht tieken ich.
Hoechachtend, Tiemen fan Oerk Ps. De Kroeten aan uw liebe frau. ” Doch niet alleen ziekte en zangersmoeheid vormden het onderwerp van de pennevruchten der zangers. Ook de kleine vossen die de wijngaard verderven, kwamen ruimschoots aan de orde. Door een der mannen werd het ongevraagd advies gegeven niet altijd buitenlandse liederen te zingen, omdat men over ,,Der sterrenpracht” en ,,Het Geuzenvendel op de thuismars” beschikte. ,,Ik heb een gruwelijke eekel aan: Mary heeft een baby”, zo liet hij bestuur en dirigent weten. Laatstgenoemde functionaris was ook wel eens de oorzaak van verhoogde bloeddruk bij de leden, want een zanger zette het aldus zwart op wit: „Na dagen en zelfs vele nachten piekeren, soms tot 1 a 2 uur, waar mijn zenuwgestel danig onder lijdt, heb ik besloten geen medewerking te zullen verlenen aan het concert in ,,De Doelen” te Rotterdam. Pas dan zou hij zijn stem weer paren aan het gemeenschappelijke lied, als het dirigentschap was opgelost. Pikante bijzonderheid is dat het bedoelde concert was georganiseerd door de Stichting Bevordering Volksgezondheid, waarin samenwerkten de organisaties ter bestrijding van volksziekten. Een bekend plaatselijk neringdoende richtte zich eens in een schrijven tot het bestuur. Hij voelde zich geroepen om pro-
test aan te tekenen tegen de wijze waarop een deel van de koorleden was vervoerd. Op weg naar een concert maakte men gebruik van een bus, die ooit als ziekenwagen had gediend. Ondanks het feit dat men op de heenweg al slingerend langs de wegen reed, was alles wonder boven wonder redelijk goed afgelopen. Op de terugweg echter kwamen de zangvrienden er niet zonder kleerscheuren af. Ze schrokken zo hevig, dat ze dachten in een nieuwe ziekenwagen te zullen belanden. De verschillende actuele zaken gaven soms moeite de pen niet in de gal te dopen. Tijdens een nachtelijke plaatopname in Bolsward was het iemand opgevallen dat de hooggeachte zangers niet alleen muzieknoten, maar ook andere „nootjes” kraakten. Dat kon problemen opleveren, want: ,,Ik voor mij weet, dat het niet gemakkelijk is om je natuur in bedwang te houden”, zo vertrouwde iemand vol zelfkennis aan het papier toe.
DIRIGENTEN EN BEGELEIDERS
Ook diverse dirigenten en begeleiders klommen in de pen om hun genoegen of het tegendeel te laten blijken. Een opperzangmeester maakte kenbaar dat hij het vervelend vond om gelijktijdig met de linkerhand de toetsen te beroeren en met de rechterhand te dirigeren, terwijl bovendien het apparaat al trappend van lucht voorzien moest worden. Gelukkig voor de dirigent ging men in later jaren er toe over het oude traporgeltje te vervangen door een heuse piano, waardoor hij al spelend op dit nieuw muziekinstrument weer met de beide benen op de grond kon blijven. Klaas Jan Mulder, de vaste begeleider van het mannenkoor was ook niet weg van de muziekinstrumenten die hem ten dienste stonden. Hij liet de volgende ontboezeming uit zijn pen vloeien: „Ik heb ook wel begeleid op instrumenten die de naam orgel of piano niet waardig waren, die onder mijn vingers vaak kreunden van gebrek en ellende”. Een andere be¬ geleider, de bekende heer W.H.Zwart uit Kampen, had zijn krachten gegeven bij een repetitie en een concert. Met de dirigent waren afspraken gemaakt over het honorarium. De
vergoeding liet echter op zich wachten en enigszins bezorgd informeerde hij schriftelijk wanneer de betaling zou plaatsvinden. Zijn zorgen bleken misplaatst, want het bestuur bleek geen principiele bezwaren te hebben Zwart geld te betalen en per 10 april 1968 werd aan de dirigent van het koor een geldcheque overgemaakt. Dat was in de dagen die gevolgd waren op de periode waarin een bestuurslid schreef dat hij met plezier zijn krachten aan het koor wilde geven, maar dat hij er geen maagzweer voor over had. Hieruit moet niet de conclusie getrokken worden, dat de ingekomen brieven alleen verhalen bevatten, van een koorleven dat bestond uit klagende leden, ontstemde orgels en begeleiders, kreunende dirigenten en op handen zijnde maagzweren van bestuursleden. Tussen de talloze brieven ontdekten wij die ene, geschreven als teken van hoop in de donkerste periode van het koorbestaan. Een brief die melding maakt van troost en bemoediging. Een weduwe kon zich niet langer bedwingen. Zij moest haar gemoed luchten. Haar gehandicapte zoon werd thuis door haar verpleegd. Ze schreef: „En als ik nu met mijn jongen samen ben, dan luisteren wij dikwijls naar die heerlijke psalmen, gezongen door het Urker Mannenkoor. Ik kan met geen pen beschrijven hoe heerlijk wij die psalmen vinden, want al is mijn jongen ongelukkig, toch is hij gelukkig omdat hij God in zijn leven gezien heeft. Hij lijdt aan toevallen en kan geen stap lopen. Hij is bijna zevenendertig jaar en hoewel ik bijna eenenzeventig jaar ben, help ik hem nog zelf. Wij hebben het goed samen en de Godgewijde zangen zijn zo hartverheffend, ja zo zielsvertroostend en dikwijls zo Godverheerlijkend. Daar krijg je zo’n warm hart van. Dan gaat het binnen in ons zingen: ,,’k Zal eeuwig zingen van Gods goedertierenheen.”
Tenslotte nog dit epistel:
Aan het Urker Mannenkoor „Hallelujah”. Als groot bewonderaar van uw Mannenkoor wil ik mijn gevoelens van verdriet en leed uitspreken van de ramp die uw plaats heeft ge-
troffen door de scheepsramp. Ik weet niet of erpersonen bij waren, die in uw Mannenkoor zongen. Ik heb hier een plaat in huis van „Als g’ in nood gezeten, geen uitkomst ziet”. Dit heeft ons zeer bewogen. Misschien is deze plaat net voor de ramp opgenomen en misschien zult u dit lied deze dagen nog wel eens zingen. Ik kan me heel goed voorstellen, wat dan in uw harten zal omgaan. Maar ik hoop dat u de kracht moogt ontvangen om dit te zingen. En als ik dan denk aan „Ruwe stormen mogen woeden”. Deze plaat heb ik vanmorgen heel vaak gedraaid en daarbij was ik met mijn gedachten bij de nabestaanden van deze verschrikkelijke ramp. Ik hoop dat deze mensen ook de kracht mogen ontvangen om door dit voor hun zwaar beproefde leven verder te kunnen gaan. Ik schrijf u dit alles uit medeleven. Ik en mijn vrouw wensen u de kracht en sterkte toe om in het geloof van onze Here Jezus Christus verder te kunnen gaan.
Een mijnwerkerszoon, (w.g.) J. Aldewereld, Brunssum (Limburg).
In gesprek met Jan Louwe Korf, de laatste nog levende medeoprichter van Het Urker Mannenkoor „Hallelujah”
„Toe ik zestien joar was, toe ad je nog gien orgel in de kark, dus toe ad je een vuurzinger: Jaauwk van Pieter. Mar as Jaauwk et begin adde,.dat ie z’n moend eupen ding,... dan kon je Garret Bakker in ouwe Kobus in Meandert van Aagien in nog verskeien van die ouwe luitjes er boven eut oren! Nou, dat wazzen mar gien zingers!”
Zestien jaar oud was hij, toen hij in 1910 lid werd van het pas opgerichte Christelijke Mannenkoor „Hallelujah”. Geplaatst bij de laagste stem, Bassus, zong hij al ras zijn partij mee uit de beroemde Vierstem. Samen met andere zangers van het eerste uur ondersteunde hij zondags het psalmgezang in de Bethelkerk, die toen nog geen orgel had. Ook beoefende hij met andere vissers in het „veronger” van hun botters en hij maakte de eerste openbare uitvoeringen van ,,de zang” mee.
We hebben het over Jan Louwe Korf (geboren 4 december 1894), de laatste nog levende mede-oprichter van het Urker Mannenkoor. Als de dag van gisteren herinnert hij zich namen en gebeurtenissen uit de grijze beginperiode van „Hallelujah” en hij weet er uitstekend over te vertellen. Wij hadden een
gesprek met deze laatste der Mohikanen en laten hem hier aan het woord.
Korf begint zijn verhaal met de periode waarin hij pas lid was geworden. Hij herinnert zich de manier waarop de eerste dirigent, Gerrit de Boer (alias Gerrit Bakker), die bekend stond om zijn machtige stemgeluid, de jongere leden de juiste tonen bijbracht.
,,Toe ik op de zang kwam worde ik tussenJan Gerssen inJan van Derk van Na (Jan Ras) inezet. We zongen eut de ouwe Vierstim. Doar stingen vier partijen in: Tenor, Discant, Altus in Bassus, woar ik zelf bij was. In dan mosje goed eutkieken oor, want de woorden stingen in ouwerwes skrift. Loater kon gieniene van de jonge gasten dat maar lezen, in dan laggen ze et gewoene psalmboekien er noast om de vorsies eut over te skreeven.
Mar goed, ouwe Garrit Bakker was er al gauw mie eut eskeien in toe worde Kobus (Kobes de Boer) directeur. Mar Garret Bakker die ad de gewoente, as we suundesmiddes stingen te zingen, om zomaar om et koor ene te lopen..;dan sting ie te leusteren of je niet fout wazzen eh.... Dat toe op een keer, toe sting ie after mij! In doar iniensen bruit ie an m’n oor: „Dooooo. moet je er goed eutoalen!” Affijn, dat ad ie al een zuundegmiddeg of driej, viere zo edoon toe zegt Jan van Derk van Na tugen Jan Gerssen: ,,Doar wor je toch ok beroerd van!” Toe zegt Jan Gerssen: „ As ie wier langers komt dan gief ik em wel ers een klap vor z’n ouwe waffel en dan dut ie et nooit wier.” ,,Nou”, zegt Jan van Derk, ,,dat kuun je toch niet doen!” „Eh, dan moet ie mar niet van die roare skreawen gieven”, zegt Jan Gerssen. Dat toe we de zang eut gingen, toe zeen ik tugen Kobus, de directeur, dat ij Garret Bakker mar mos woarskuwen, want wat Jan Gerssen zeen, dat ding ie ok oor! Dat dat et Kobus toe edoon, in toe is ouwe Garret Bakker zieker goed verskeuten, want ij et et nooit wier edoon.
nooit wier!”
Op de repetities werden uitsluitend vierstemmige psalmen en Hazeuliederen gezongen. Sommige koorleden waren zo aan hun eigen „stem” gewend dat ze ook in de kerk niet anders konden en de melodie in Discant, Altus of Bassus zongen, in plaats van in de gewone Tenorstem. Jan Korf was ook zo iemand: ,,Ik adde de leagste stim: Bassus. Meen zingen liek maar op brommen dan op zingen in m’n vrouwe skul wel d’rs dat ik de psalmen niet normoal kon zingen. Want as ik zong, dan zong ik alteed diepe bas, ok in de kark. Ik wiet nog goed, dat we op een zuundag in Skevelingen laggen. Affijn, ik ging nor de kark in toe zat er een man vor m’n, dat was zieker een skoelmeaster of zo. Dat toe zongen we de eerste psalm, psalm 68 was dat, in doar bij de leste riegels draait de measter em omme in zegt tugen mij: „Zeg schipper, kunt u niet anders zingen?” Nou, dat kon ik niet, dus ik zeg: „Nee....” Affijn, toe de kark eutging vroeg ie of ik soms op een zang was. Ik vertelde em van „Hallelujah” in dat ik diepe bas zong in toe zeen ie: „Nou, ga dan maar door hoor; het klonk toch wel mooi, zo door de psalm heen!” Nou, doar ad ie wel gelik an mar je oren et niet te doen, vanzelf, want je storen de gemientezang.”
In de jaren twintig gaf het koor af en toe een uitvoering voor de Urker bevolking. Een bijzonder „concert” vond plaats tijdens de strenge winter van 1929.Jan Korf:
,,We mozzen allemoal op et ees van de Zuierziej koemen, net beuten de toren. In toe eawen we een poar vorsies ezongen. Dat moet zo mooi eklonken eawen dat ze zeenen dat er ingelen zongen! In de minsen die an et Oosten van et dorp woenden adden er nog maar an dan die bij de toren stingen, want
de klank kwam over et ees ene galmen tot an de angere kaant van Urk.”
Intussen was de dirigeerstok in handen van schoolmeester Gerardus Metz gekomen. Had men tot die tijd uitsluitend vierstemmige psalmen en Hazeuliederen gezongen, de nieuwe directeur voegde de bundel „Neerbosch zangen” aan het re¬ pertoire toe. Later bracht hij ook wel ,,losse” muziekstukken mee. Onder Metz’ leiding viel het eerste concert buiten Urk. Op hemelvaartsdag 1930 toog het Urker Mannenkoor op twee botters naar Wieringen, waar ’s avonds in Den Oever een uitvoering voor arbeiders van Zuiderzeewerken werd gegeven. Het werd een groot succes. De twee schepen waarmee men reisde waren de UK 18 met schipper L. Kamper en de UK 168 van Jan L. Korf. Deze laatste weet zich de reis naar Wieringen nog goed te herinneren, evenals een „wonderbare visvangst” in de nacht daarop.
,,We zouen ’s middes om allef twien van Urk ofgoon. Dat we adden net de kost op, toe ging ik twest an boord om de metor an te maken. De jonges wouen niet miej; die zenen: ,Jie kunen et alliendig ok best an. Je eawen volk zat bij je.” Nou, we wazzen toe mit een goeie zestig lien, mar ik dink dat er vijftig miej ewest eawen noar Wieringen, in iedere hotter veefintwintig. Et was zoemerdag, een prachtmooi weertjen, in we adden nog vrouluien ok an boord! We zongen in Den Oever, in een zoal woar een oenderd man of veef, zesse in kon. Ik dink dat er twieduzed in zatten! Mannen in vrouwen, op engkanger z’n skoot zatten ze. Er wazzen er die adden iele stokken moeten lopen om te koemen leusteren. Nou, we eawen prachtig ezongen oor. Et was Metz goed nor z’n zin. Ze eawen prachtig ezongen oor. et was ploaten. Je adden toe de eerste apparaten om geluid op te niemen, wiet je wel. Er adden er wel een stok of tiene zo’n ding bij er, van die rikke boeren.
Toe et ofeloepen was worden we eutenodigd om wat te eten of te drinken. Mar ja, vuul eawen we niet eneumen want we mozzen wier voort: oenze moats laggen in de Urker aven te wachten om ansoop te kulen. Nou, et worden evengoed allef ienen aardat we wier terogge wazzen. In Jannesien, oenze moat, ging tekeer as de rook! Alle angeren wazzen de aven al eut in de nacht was al allef omme. Mar ik zeen tugen em: „Wie kan zeggen of hard of zachies zeilen voordeel is?” We kunen morgenochted de eerste wel wier d’rs in de aven wezen!” Mar goed, wij gingen vissen in we wazzen net een stukkien beuten de aven, net doar nou die nije euzen stoan zowat, toe zeg ik tugen de jonges: „Weg de zak! Je wieten nooit woar ansoop wupt!” Ze wazzen et er wel niet arg miej iens, mar toe we twie uur etrokken adden zat er zovuul ansoop in.we adden nog nooit zovuul ansoop bij engkanger ezien! Toe zegt Jannesien: ,,Nou, nou....” Ik zeg: ,, Gien genou, toe skiet an boord want dan kunen we nog een trekkien doen.” In ’s ochtes om zuven uur wazzen wij de eersten wier in de aven, in toe adden we rei zovuul as zuven of acht angere spannen. In Jannesien kon et niet begrepen: „Ze eawen doar nog nooit ansoop evongen!” Mar ik zeen: „Nou, zien je et nou? Of arde of zachies zeilen voordeel is?”
Elf dagen na het Wieringer concert werd de eerste foto van het koor gemaakt: tweede pinksterdag. Het koor beleefde in die dagen een bloeiperiode als nooit tevoren. Het ledental steeg tot ongeveer zestig en de jaarlijkse uitvoeringen op Urk trokken veel publiek. Jan Korf herinnert zich een concert in de bewaarschool dat wegens de grote belangstelling maar liefst vier avonden achter elkaar werd gehouden. Een van de bederen viel bijzonder in de smaak bij de toehoorders , zo herinnert Jan Korf zich:
„Prachtige, mooie liederen zongen we. Want hoor d’rs effien:
Heilige stilte, hemelvrede woonden bij des Heilands graf; en tot de uitverkoren stede dalen’s Heeren engelen af. En dan kwam: waken bij het graf. en dan:
Diep ontroerd terneergebogen nadert daar een vrouwenschaar.
Ach, wie zal haar tranen drogen bij haar rouw zo bang en zwaar. En dan was het.oeps! Dan stak Metz zo de beie anen in de oogte. Dan zongen we eut voile borst: Dankt God! Verlost! Uw Heere is verrezen....
Nou dat adden ze op Urk nog nooit oort, zoiets!”
De koorleden waren voor het grootste deel visser van beroep. Vaak namen ze de muziekstukken mee „naar boord” en oefenden dan voor zichzelf, of, als ze door harde wind gedwongen in vreemde havens lagen, in groepjes bij elkaar in hun schepen. De negentigjarige Jan Korf vertelt over zo’n gezamenlijke oefening:
„Toe adden we suundes van Metz een nijt stok meziek ekriegen: de Deutsche Messe (in Nederlandse vertaling). In ij zeen tugen oens: „Ik zal jullie ruim de tijd geven om dit thuis eens goed te bestuderen. Dan gaan we het over twee weken op de repetitie wel eens proberen te zingen.”
Affijn, wij nammen dat pepier in de nacht van zuundag op moondag miej an boord. Mar ’s moondessaves al laggen we verwaaid in ’t Ras (Terschelling). Nou adde Luut van Bonsien (L. Kamper) een hotter mit een veronger, doar kon wel veefentwientig man in, dan zat je op engkanger. Dat toe zenen wij
zo onger engkanger: ,,Loaten we kieken of we dat nije lied er in kunen kregen.” Maarten van Garret van Maarten zou dan dirigent wezen. Er wazzen van elleke stim wel een poar zingers in zo begonnen we te oefenen. Eerst stim vor stim de noten duurniemen. Ongertussen worde et oardig benauwd, mit zovuul volluk, dat toe eawen we et luk eupen egooid vor wat frisse locht. Noa een teedjen zeen Maarten: „Willen we d’rs kieken of dat een bietjen klinken wil mit vier stimmen tegelik.” Nou, dat ging beregoed! Iniensen oorden wij geklap in toe bliek de kaant vol mit Terskillingers te stoan. Die minsen stingen noar oens te leusteren. In toe suundesmiddes op de zang vroeg Metz of wij z’n nije stok meziekok nog duurekieken adden. ,Ja”, zeen Luut van Bonsien, die ok in et bestuur zat, „dat mozzen we mar d’rs mit de iele zang duurzingen. Want moondag in dingesdag ea¬ wen we dat in ’t Ras ers duureneumen in dat ging oardig goed, zo mit een veefentwientig man.” Metz wou eerst niet arg, want ja, veefentwientig of veefinzestig dat is een iel verskil. Mar goed, ij zou et dan mar d’rs perbieren. In toe, op de veefintwientig die in ’t Ras instudiert adden, doar zong de iele zang de Deutsche Messe op! „Dat begrijp ik helemaal niet,” zeen Metz. ,Jullie hebben het er nog beter in zitten dan ikzelf.” Met deze belevenis eindigt de bijdrage uit de herinneringen van Jan Louwe Korf. Hij bleef tot 1943 lid van het Urker Mannenkoor ,,Hallelujah”.
(door T. Roos)
Dirigent Willem Hendrik Zwart: „Het gaat ten diepste om het Solo Deo Gloria”.
Op 14 oktober 1963 werd door de toenmalige dirigent van het Urker Mannenkoor Hallelujah, de heer Frits Bode, voorgesteld om voor de orgelbegeleiding van het concert in Den Helder, op vrijdag 8 november, de organist W.H. Zwart te vragen. Het zou de eerste kennismaking van de huidige diri¬ gent met het koor worden. Als we die eerste ontmoeting uit ons geheugen opdiepen, tijdens een gesprek met de heer Zwart, zegt hij: „Ik moest plotseling invallen in Den Helder, toen de vaste begeleider van het koor ziek was geworden. Ik weet nog dat Riek van der Haar die avond solo zong. Tja, hoe gaat dat he? Je weet niet hoe het koor de liederen zingt, als je het nog nooit hebt begeleid. Het liep dan ook niet echt zo gesmeerd.”
Willem Hendrik Zwart, een zoon van de bekende organist, orgelhistoricus en componist Jan Zwart, werd op 26 mei 1925 geboren in Zaandam, een stad die zoveel oud-Urkers onder haar inwoners telde. Willem H. groeide op in een gezin waar de muziek zo’n beetje centraal stond. De noten werden hem als het ware met de paplepel ingegoten. Op onze vraag of hij iets kan vertellen over de weg waarlangs hij moest gaan om uit te groeien tot een bekend organist/dirigent antwoordde hij:
„Het was voor mij een geluk dat ik opgroeide in een muzikaal gezin. Mijn vader, Jan Zwart, begon tijdens de Eerste Wereldoorlog met orgelconcertjes in de kerk, die rond het middaguur een half uurtje openstond voor iedereen die behoefte had om een beetje bij te komen. Dit was misschien al als een stukje evangelisatie te beschouwen. Later begon hij met zijn dinsdagavondconcerten en hij ging zelf muziek componeren. Sinds 1927 was hij radio-organist voor de N.C.R.V. Hij moest dan „live” spelen, en neem maar van mij aan dat dat een hele opgave was: Ik groeide dus als het ware op in de muziek. Ook andere familie- en gezinsleden hebben op het muzikale vlak
hun sporen verdiend. Maar wat mij betreft, ik studeerde aan het conservatorium het hoofdvak „orgel” met als bijvak „dirigeren”. Nadat ik met goed gevolg het conservatorium verliet, ontving ik een benoeming als organist. Voorwaarde was echter dat ik ook het kerkkoor onder mijn hoede nam en zo is het gekomen dat ik net na de Tweede Wereldoorlog mijn eerste stappen zette op het pad van de koordirectie”. Na de eerste kennismaking in het jaar 1963, verloren het Urker Mannenkoor en de heer Zwart elkaar een beetje uit het oog. Het zal dan ook een grote verrassing voor hem geweest zijn, toen hem door het bestuur de vraag werd gesteld of hij de muzikale leiding van het koor op zich wilde nemen. Als we ongeveer een jaar na dit verzoek vragen: „Wat was uw eerste gedachte toen „Hallelujah” als dirigent u vroeg?” „Tja, daar vraagt u me wat. Ik weet nog steeds niet hoe ik op Urk bekend geworden ben, als dirigent dan. Ik heb nooit echte connecties met Urkers gehad, natuurlijk wel beroepshalve als begeleider. Zo kende ik Meindert Kramer en Frits Bode als dirigenten van Urker koren. Maar echte relaties?.... Nee, het kwam voor mij als een volkomen verrassing! En dat ging echt op zijn „Urks” he. Zo van: „We hebben je tot dirigent benoemd. Kun je zaterdagavond komen, want dan ben je toch vrij....?”
Hoe keek u daar tegenaan? „In Zaandam heb ik veel Urkers ontmoet. Ik ben zelf uit de Zaan afkomstig en daar woonden in mijn jeugd heel wat Urkers. Ik herinner mij nog dat sommigen in klederdracht liepen. Maar de mentaliteit he, die lag ons Zaansen wel! Dus toen ik als dirigent gevraagd werd, dacht ik: dat kan ik allicht eens proberen. Het bleek na de eerste directie direct te „klikken”. Later ben ik officieel benoemd. Ik kon twee jaar geleden niet zeggen dat ik Urk zo goed ken¬ de. Nu is dat veel beter. De Urker mentaliteit is me bevallen. Kijk: Elk paard heeft wel eens een klopje op de schouder nodig. Zo is het met een dirigent ook. Er mag best wel eens gezegd worden: „Dat heb je goed gedaan,joh!” of: „Het ging
fijn vanavond” en niet te vergeten: kritiek is ook nuttig op zijn tijd. Ik ben vroeger organist in de stad Groningen geweest. Nu, daar had na twee jaar niemand ook maar iets tegen me gezegd. Ik wist dan ook helemaal niet waar ik aan toe was. Pas toen ik een benoeming in Kampen aannam, hoorde ik via via, van een Groninger: „Die Zwart he, die missen we toch wel hoor!” En toen ik vroeg waarom er dan nooit iets tegen me gezegd was, werd er geantwoord: ,Ja zo zijn wij Groningers. Als je het goed doet, dan zeggen we niks”. Zo’n mentaliteit, daar kan ik niet mee overweg.” U bent nu ruim een jaar dirigent. Wat is uw ervaring na een jaar voor het Urker Mannenkoor gestaan te hebben? Wat zou u het eigene van het koor willen noemen? „Urk heeft helemaal een eigen stijl en daar moet je je als diri¬ gent bij aanpassen. Als ik als westerling de zaken op zijn westers ging aanpakken. nee hoor, dat liep gegarandeerd fout. Als dirigent laat ik bepaalde zaken gewoon aan ,,Urk” over. Ik noem het repertoire, maar ook iets als de spraak. Als je aan dat laatste iets probeert te veranderen dan is de Urker sound emit. Ja toch, je kunt je toch ook geen „Maastreechter Staar” zonder zachte g voorstellen? Het eigene van het koor, dat is voor mij de openheid onder elkaar. Men is recht voor de raap: „Dat vind ik.” en niks geen flauwekul. Een Urker heeft een groot incasseringsvermogen, dat is me wel opgevallen. Jullie hebt beslist geen lange tenen.”
Voor niet Urkers kan dat wel eens eigenaardig lijken, die Urker gedragswijze! Maar als je ze leert kennen blijken het prima mensen te zijn. Een voorbeeld: Het zal zo’n twintig jaar geleden geweest zijn dat ik een orgelconcert in Blokzijl gaf. Aan de vooravond werd ik gebeld door een Urker, die een bandrecorder had gekocht en mijn spel wel wilde opnemen. „Heb je daar geen bezwaar tegen?”, zo vroeg hij. Nu, dat had ik uiteraard niet en ik was de man al bijna ver¬ geten, toen hij later na het concert op me af kwam lopen. „Ben jij Zwart?”, zo begon hij. „Wat ben ik je schuldig?”
Nou, dat was voor mij helemaal een rare vraag. Ik wilde uiteraard geen geld aannemen en de man vroeg daarop of ik vis lustte! Dat ging er natuurlijk wel in en hij beloofde me de week daarop „wat vis” te brengen. Maar wat er die week daarna kwam, geen vis! Dus ik beschouwde de zaak al als afgedaan, tot weer een week later de Urker aanbelt. En niet met een maaltje vis, wat ik verwachtte, maar een emmer vol van het zeebanket! Dat is nu echt Urk he.”
Als we informeren hoe hij de toekomst ziet, zegt hij met overtuiging: „Wel, ik hoop dat de trend die zich het afgelopen jaar inzette, doorgang mag vinden. De sfeer was goed. De animo was uitstekend, er kwamen nieuwe leden. Ik heb goede hoop op een verdere vooruitgang. En bij gezondheid hoop ik nog lang bij het koor te blijven werken”. „Bij gezondheid” is een opmerking met een diepe achtergrond. Het is inmiddels al weer elf jaar geleden dat de heer Zwart uitgeschakeld werd door een hartinfarct. De zaak liet zich vrij ernstig aanzien, maar na een grondige therapie trad er een wonderbaarlijk herstel in, zodat hij zich weer geheel aan zijn werk kon wijden. Als slotopmerking wil de dirigent nog kwijt: „Ik wil me helemaal inzetten om met het koor een waardig jubileum te vieren. Waarbij ik wel heel nadrukkelijk wil stellen dat het in ons zingen ten diepste gaan moet om het Soli Deo Gloria, alleen Gode de eer. Dat dienen we altijd voor ogen te houden om op een fijne manier met elkaar te kunnen samenwerken”.
(DoorJ. ten Napel en T. Roos)
Jelle Hakvoort; 1940 1945.
Tijdens de oorlog hebben de leden van „Hallelujah” onder leiding van Jan van Dalfzen geruime tijd gerepeteerd ten huize van „Appien van Rika”; de zoon des huizes, Jelle (Hak¬ voort) was lid van het koor. Hij vertelt aan T. Roos over deze periode, waarin het Urker Mannenkoor gedwongen werd „onder te duiken”.
„In het begin van de oorlog mochten we als koor nog wel repeteren. Dat gebeurde in de „bewaarschool”, maar die was vrij klein. Toen werd uitgeweken naar de hal van de Wilhelminaschool. Later hebben we in Patrimonium geoefend, dat toen nog op het Klif stond. Maar helaas voor ons werden culturele verenigingen verplicht zich in te schrijven bij de Cultuurkamer; dit orgaan was door de bezetter ingesteld teneinde activiteiten van mensen te controleren. Iedereen van het koor was tegen op deze registratie en zodoende hield „Hal¬ lelujah” officieel op te bestaan. Maar ja, wat doe je als echte zangliefhebbers? Je zingt natuurlijk door, desnoods bij elkaar thuis. En zo gezegd, zo gedaan. Een aantal van ons vroegen onder elkaar wie er een orgel had. Nu wij hadden thuis een prachtig orgel, dat we voor een zacht prijsje van een familierelatie hadden overgenomen. En zo kon het gebeuren dat we met een man of zes bij ons thuis repeteerden, onder leiding van dirigent Van Dalfzen. Zo zoetjes aan kwamen er steeds meer Hallelujah-leden bij, tot de kamer na een aantal weken stampvol zat. Het was oorlog, maar toch zongen we gerust vaderlandse liederen, zoals het Wilhelmus en Piet Hein en Alle man van Neerlands stam. Mijn vader, zelf geen koorlid, stond dan op de straat op wacht en bij onraad waarschuwde hij ons. Dan schakelden we snel over op ,,De blauwe Donau”... Het is wel gebeurd dat de Duitsers bij ons voor de- deur stonden te luisteren, als we dat zongen.
Het was altijd erg gezellig hoor. Maar toen we dat zo’n twee jaar hadden volgehouden was het echt gedaan met zingen. Onze dirigent werd na een razzia naar Duitsland weggevoerd, 145
samen met andere Urkers en polderjongens. Maar toen hij in juni 1945 terugkwam heeft heel „Hallelujah” hem groots ontvangen!”
(door T. Roos).
Jan van Dalfzen vertelt (Jan van Dalfzen; 1938 - 1948) Tien jaar lang stond ,,Hallelujah” onder leiding van Jan van Dalfzen, net als de dirigenten voor hem een rasechte Urker. Met recht kan men zeggen dat in die tijd, September 1938 tot oktober 1948, de basis is gelegd voor de ongekende naoorlogse bloeiperiode van het Urker Mannenkoor. Onder Van Dalfzen werd het repertoire aanzienlijk uitgebreid, begon men meer concerten buiten Urk te geven en werd ook voor het eerst aan zangconcoursen meegedaan. Hij werd als dirigent opgevolgd door zijn leerling Frits Bode.
Jan van Dalfzen werd op 23 September 1914geboren te Urk. Als opgroeiend kind bleek hij een grote interesse te hebben voor alles wat met muziek te maken had. Vader Van Dalfzen was organist van de Hervormde kerk en hij was het die Jan de eerste beginselen van de muziek bijbracht. Later kreeg de jonge Van Dalfzen les van verschillende leraren, onder an¬ dere van de bekende musicus Jos Lussenburg. Muziek maken ging wel in die tijd, maar er van leven was moeilijker. Zodoende werd Jan van Dalfzen timmerman. Later werkte hij bij de Zuiderzeewerken als kok-stoker voor de firma Zanen & Verstoep. Maar in zijn vrije tijd bleef Van Dalfzen musiceren. Hij zong en speelde mee in zanggroepen, het muziekkorps Va¬ lerius”, een heuse band met de naam „Crescendo” en tenslotte in de beroemde Urker mondharmonicavereniging ,,Tot Ons Genoegen”. Van deze laatste is hij jarenlang dirigent geweest. Nu, na 75 jaar Urker Mannenkoor Hallelujah, vertelt Jan van Dalfzen over de periode waarin hij dirigent van het koor was: de woelige tijd voor, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog: 146
„In de tijd dat Teun Kramer als dirigent van „Hallelujah” moest bedanken, had ik een klein zanggroepje onder mijn hoede. Hierin zongen mijn vrienden Dirk en Steven Ras, die ook lid van het mannenkoor waren. Zij waren het die mij aanspoorden om het dirigentschap daarvan op mij te nemen. Ik zei echter niet direct ja, maar wilde het eerst proberen met een dubbel mannenkwartet. Nu, dat liep gesmeerd! En zo kwam ik in September 1938 voor het Urker Mannenkoor te staan. Onze eerste repetitie hielden we in de ,,bewaarschool”, op zondagmiddag. Ik weet nog goed wat het eerste nummer was, dat onder mijn leiding gezongen werd; het heette „Maannacht”. Het repertoire van „Hallelujah” bestond destijds, naast de Psalmen, uit nummers uit een geel boekje met de titel „100 mannenkoorwerken”. Crescendo zingt er nog wel eens uit. Verder hadden we „Neerbosch zangen” nog, maar daar zon¬ gen we vrijwel niet meer uit; Metz had deze nog ingevoerd. En dan natuurlijk losse muziekstukken. We namen bijvoorbeeld het mooie lied ,,Het wrak” in studie, waarin het vergaan van een schip werd uitgebeeld; en we zongen ,,Hymne aan de nacht” van Schubert. Er zijn in die begintijd zo’n 25 leden bij de bestaande zang gekomen. Zo hadden we in het begin van 1940 wel 40 man!
En toen, na ruim een jaar, werd de eerste uitvoering onder mijn leiding gegeven, in de hulpkerk Patrimonium. Dat was op een avond voor de donateurs van het koor. Er waren wel 200 belangstellenden, die vol lof waren. Later, in het eerste oorlogsjaar, wilden we meedoen aan een concours in Utrecht. We repeteerden hard en wilden de nummers ,,De varende zanger” en „Omhoog” gaan zingen. Maar helaas we dufden niet van Urk weg te gaan toen het er op aan kwam. De oorlog maakte alles zo moeilijk. De ingestudeerde liederen hebben we echter toch uitgevoerd, en wel in de hof voor de woning van Gerrit Bakker (G. de Boer), de eerste dirigent van „Hallelujah”. Ik meen dat hij en z’n vrouw toen 50 jaar getrouwd waren. Ja, de oorlog! Dat was een moeilijke tijd, ook voor ons koor.
Het Urker Mannenkoor had zich niet aangemeld bij de Cultuurkamer en bestond dus officieel niet raeer. Niettemin werd er doorgerepeteerd. Was het niet in de bewaarschool, dan wel bij Jan van Derk van Na thuis, dat was Dirk Ras zijn vader. En ook hebben we veel gerepeteerd bij Appien van Ri¬ ka; zoon Jelle (van Aaffien) was namelijk lid. ’s Zondagsmiddags zongen we daar met 16 man vaderlandse liederen. En we hebben nog uitvoeringen gegeven ook, tijdens de oorlog. Zo kregen we in de zomer van 1942 een uitnodiging om te zingen in kamp Espelerbocht, in het huidige Emmeloord. We voeren er op een mooie avond met een sleepboot naar toe. Stampvol zat de kantine van dat kamp! En wij, met 25 man, zongen liederen als de „Zangersmars”, „Er zwierven twee jagers” en ook ,,’k Heb m’n wagen vol geladen, vol met oude wijven.” Dat klonk mooi hoor. Ook in de kantine van Zuiderzeewerken te Urk verzorgde „Hallelujah” een avond, samen met het Hervormd kerkkoor. In een gezamenlijk optreden zongen de koren: „De ere Gods”. Ik herinner me verder van die avond de toespraak die de voorzitter van het Hervormd kerkkoor, Jan Pereboom, hield. Hij sprak op een gegeven moment over ,,een oud Boek, waar de maden uitkropen”. Hij bedoelde de Bijbel, waarin al sinds het oude Israel de woorden Gods staan opgetekend, maar hij zei het wel cru. Het was overigens een fijne avond, zo in de oorlogstijd. Maar daarna was het gedaan met zingen. De jongens moesten onderduiken. In kleine groepjes ging het zingen hier en daar wel door, en dan werden de Oranjeliederen niet vergeten. Zo gemakkelijk konden de bezetters ons niet klein krijgen!
Maar toen kwam die zwart dag in de Urker geschiedenis: 18 november 1944. Bij een grootscheepse razzia werden zo’n 100 jonge Urker mannen door de bezetter opgepakt. Onder hen was ook ikzelf. Wij werden weggevoerd naar Duitsland, waar we samen met andere opgepakte Hollanders gedwongen werden ingelijfd bij de Duitse Wehrmacht. Gelukkig liep Hit¬ ler op z’n laatste benen en van vechten is het voor ons nooit gekomen. Toch duurde het tot juni 1945 voordat we op Urk
terugkeerden.
Als dirigent van „HalleIujah” werd ik op een bijzondere manier ontvangen; het koor had een speciale bijeenkomst georganiseerd, waarop ondere andere een „welkomstlied” ten gehore werd gebracht. Dat werd gezongen op de wijze van „Mijn Nederland”. Nu stonden de koorleden op een podium opgesteld. Maar je weet hoe Urkers zijn: als er voetballen is staan er meer op het veld dan buiten de lijnen. En zo was het toen ook: steeds meer mensen klommen op dat podium, om maar zo dicht mogelijk bij het koor te komen. Dat kon natuurlijk niet goed gaan. En ja hoor, toen het koor onder aanvoering van Klaas Koffeman de laatste regel van het lied zong:.... keerde Jan van Dalfzen weer.. zakte in een klap het hele podium in elkaar. Dit uiteraard tot grote hilariteit van de omstanders. Maar enfin, kort daarop begon het Urker Mannenkoor weer te repeteren. En in het najaar van 1945 gaven we een concert ten behoeve van het getroffen Putten, dat zo’n duizend gul¬ den opleverde. Een heel bedrag voor een plaats als Urk destijds. Ik herinner mij dat ik daarbij een pak droeg, zoals Wag¬ ner eens gedragen moet hebben. Later gingen we meedoen aan concoursen, onder andere te Putten en te Amsterdam. „Hallelujah” had in die tijd een kleinkoor (gemengd), „Zanglust” genaamd, en een dameskoor dat ook „HalIelujah” heette. Alle drie koren oogstten veel succes. Zo haalde „Zanglust” in 1947 op een prachtig concours, dat uitging van het Haagse Trammannenkoor, in Scheveningen een eerste prijs. In 1948, in het Indisch Museum te Am¬ sterdam, haalde dit kleinkoor een tweede prijs, terwijl het dameskoor een eerste prijs pakte, op haar eerste concours!! Ook gaven we verscheidene keren concerten in de gemeentelijke muziektent, die voor hotel Woudenberg (Het Wapen van Urk) stond. Toen ik in 1948 stopte als dirigent van „Hallelujah” heb ik ook het dirigentschap van de beide andere ko¬ ren opgezegd.”
(door T. Roos).
(1935 1970; Steven Ras, Meindert A. de Boer, Bertus Jeru¬ salem).
Vijfenzeventig jaar Urker Mannenkoor betekent niet alleen driekwart eeuw zingen, maar ook een gelijk aantal jaren van bestuurlijk bezig zijn. Op een koude juli-avond hadden wij een gesprek met drie mannen die binnen de bestuursgelederen van ,,Hallelujah” hun sporen ruimschoots verdiend hebben. Het drietal blikte met ons terug op de periode van 1935 tot 1970. Onze gastheer was Steven Ras, die maar liefst 25 jaar voorzitter van „de zang” is geweest. Verder was aanwezig oud-voorzitter Meindert A. de Boer, zoon van wijlen Kobes de Boer, de bekende dirigent uit de twintiger jaren. En tenslotte onze onvolprezen diepe bas Bertus Jerusalem, die jarenlang tweede secretaris van de zangvereniging is ge¬ weest.
„Mijn vader is 22 jaar penningmeester van „Hallelujah” geweest”, zo begint Steven Ras, die het eerste lid is geworden. „Ik weet nog goed dat ik op dertienjarige leeftijd van de zondagsschool kwam. Sinds die tijd, 1932 was dat, ging ik iedere zondagmiddag met mijn vader mee naar de zangrepetitie. In September van het jaar 1935 werd ik lid, want in april was ik zestien geworden. Metz was toen nog dirigent. Hij stopte er echter in hetzelfde jaar mee en toen is Louwe Kra¬ mer een aantal maanden dirigent geweest, waarna Teunis Kra¬ mer directeur werd. Hij breidde het repertoire uit met een mooi boekje met de titel: „100 mannenkoorwerken”.”
In 1938 werd Jan van Dalfzen dirigent. En toen kwam de oorlog. ,Ja, de oorlog.”, zo verzucht Steven Ras. „Dat was een verwarrende tijd voor ons koor. In het begin hebben we nog gerepeteerd, maar later moesten verenigingen zich melden bij de door de Duitsers ingestelde Cultuurkamer. Die zetelde in Den Haag. Als je je aanmeldde stond je onder controle van de nationaal-socialisten. En dat wilden de zangers niet. We waren echter wel bang voor de gevolgen, waarop het bestuur (waar ik zelf ook in zat) besloten heeft het gehele archief te verbranden. En zo bestond het Urker Mannenkoor officieel 150
niet meer. Een deel van de leden is toen gestopt met zingen; maar anderen repeteerden door, onder leiding van Jan van Dalfzen, bij Jelle Hakvoort thuis. Ook vielen we een tijdje onder het Hervormd kerkkoor.”
Steven herinnert zich nog een andere „verbranding” op een later tijdstip. ,,Ik had thuis op zolder een aantal oude zangboeken liggen, die ik van mijn vader had gekregen. Daarbij waren een Vierstem en een Hazeubundel. Verder nog een heel oud schrift van mijn vaders beabe, dus van mijn overgrootvader. Die had daar zo rond 1850 de namen van vissers in geschreven die onder elkaar op hun botters zongen, wanneer ze ,,verwaaid” lagen. Hun op die manier verworven kennis op het gebied van het psalmgezang maakten ze’s zondags, als ze weer op Urk waren, dienstbaar aan de gemeentezang. In de kerk stond toen namelijk nog geen orgel en dat gaf nogal eens problemen waar het het zingen betreft. Maar helaas, onze Age (ja, iedereen kent hem wel!) zat met lucifers te spelen en op een gegeven moment kwam er rook van de zolder. Het bleek dat hij de paperassen in brand gestoken had. Tjonge, wat jammer! Maar wij waren al wat blij dat het dak geen vlam gevat had.” Na de bevrijding, toen dirigent Van Dalfzen terugkeerde uit Duitsland, is ,,Hallelujah” weer begonnen met zingen. „Helaas kwam er onenigheid in de gelederen van het koor toen we voor het eerst een lied in een vreemde taal instudeerden”, aldus Steven Ras. „Het heette: ,,Heilig, heilig, heilig; heilig ist der Herr”. Enkele leden, waaronder onze voorzitter Auke Kapitein, stapten op en zijn met een nieuw koor begonnen. Dat is het huidige ,,Oud-Hallelujah” geworden”.
,,Ik ben in 1946 lid geworden”, zo vertelt het tweede oudbestuurslid, Meindert A. de Boer. „Maar ik weet nog, dat ik als kind vaak bij de repetities stond te luisteren. In 1923, toen ik elf jaar was, gaf „Hallelujah” de jaarlijkse uitvoering in de Wilhelminaschool. De deuren stonden wijd open en zowel binnen als buiten hadden zich luisteraars verzameld. Ook de oude Albert Hoekman, een grote muziekkenner, zat op
een bankje voor de school. Op een gegeven moment, ik hoor het hem zo nog zeggen, bromde hij: „Oor zuun, ze zingen een bietjen te leage!”. Ja, die oude had een scherp oor voor muziek.”
De Boer weet te vertellen dat het, toen hij lid werd, nogal „scharrelen’. was met de repetitielokaliteiten. Zo repeteerde men enige tijd in een achterzaaltje van het Medisch Centrum. Daarna verhuisde men naar de hulpkerk Patrimonium, waar nu de Petrakerk staat. Later werd gebouw Irene de vaste stek. ,Jan van Dalfzen was onze dirigent destijds, maar z’n leerling, de jonge Frits Bode, mocht ook wel eens voor het koor staan. Dat beviel goed en op den duur trok Van Dalfzen zich steeds meer terug. Uiteindelijk nam Bode de dirigentstok helemaal over”, aldus Meindert de Boer. Na de oorlog begon het Urker Mannenkoor mee te doen aan coucoursen. Men deed voor het eerst mee in Putten, in 1948. Steven Ras herinnert zich dat Andries Post daar de solo zong in het lied „De varende zanger”. ,Ja, Ansien van Oale van Jate was onze eerste solist!” aldus Ras. Ook in augustus 1948 deed men mee aan een concours, dat op zaterdag en zondag werd gehouden. Men zou, met van Dalfzen als dirigent, onder andere ,,Herders Zondagslied” zingen. Principieel als Urkers zijn, schreef het bestuur op het deelnameformulier: „alleen op zaterdag”. Het Urker Mannenkoor werd zo zoetjes aan steeds bekender. In concoursen klom men op tot de superieure afdeling. Intussen had men een ander hoogtepunt achter de rug: de concertreis naar Denemarken, in de zomer van 1950.
„We hebben daar een groot aantal uitvoeringen gegeven”, zo vertelt De Boer. „We traden op in plaatsen als Nakskov, S^llestad en Kopenhagen, op de Deense eilanden Lolland en Sjaelland. Steeds trokken we overvolle zalen.” ,,Maar financieel heeft het ons veel gekost”, zo vult Steven Ras aan, die destijds penningmeester was. „De organisatie van de reis lag in handen van de VW in Kampen en die had haar taak niet optimaal uitgevoerd. Concerten werden gratis gegeven, andere concerten gingen niet door, de zangers werden verspreid ge-
huisvest. We zouden ook een openluchtconcert geven in het bekende Tivolipark. Maar jongens toen heeft het toch geregend! Dat concert is letterlijk in het water gevallen.”
Een van de vele aardige voorvallen tijdens deze reis (,Ja, we hebben erg genoten!”) overkwam Steven Ras toen hij op een zondag terug moest naar zijn overnachtingsadres.
,,Wij waren verspreid gehuisvest. Zondags kwamen we bij elkaar en belegden onze eigen kerkdiensten. Voorganger was ons lid Teunis Schenk. Het gebeurde na zo’n dienst dat wij terug moesten naar ons adres, en dat moest met de trein. Maar wij konden het station niet meer vinden. Op een gegeven moment liepen we twee mannen tegen het lijf en ik, zoals iedereen in Urker dracht gehuld, begon met behulp van een Deens woordenboekje en veel gebaren naar de weg te vragen. Die lui hoorden mij zo een tijdje aan en toen zei er een: „Praat maar gewoon Hollands hoor!” Het bleken opvarenden van een Nederlandse kuster te zijn!”
Het was net na deze reis dat Bertus Jerusalem lid werd. „In 1951 was dat”, zo vertelt hij. „Ik was nog niet zo lang lid, toen we een concert op Urk gaven. Daarbij zongen we een of ander lied waarover dominee Doornbos ons aansprak. Met de vinger waarschuwend omhoog, sprak hij de gedenkwaardige woorden: „Denk er om, het is Rooms hoor!”.” De reis naar Denemarken bleek het koor flink in de vaderlandse publiciteit te hebben gebracht. Men kreeg het zo druk met concerten, ook voor radio en televisie, dat er al gauw geen tijd over bleef om aan concoursen mee te doen, zo vertelt'Steven Ras.
In het begin van de jaren zestig begon men grammofoonplaten op te nemen. „Een opmerkelijke zaak voor een christelijk koor”, zo herinnert Bertus Jerusalem zich. ,,De enige koren waar destijds platen van bestonden waren het Residentiekoor en de Maastreechter Staar.” ,Ja”, zo vult Meindert de Boer aan, „In die tijd waren er weinig concurrenten. De Markt schreeuwde echter om koormuziek en zodoende liepen onze platen erg goed.”
Toen de grammofoonplaten een succes bleken, regende het concertaanvragen. In de maand april van het jaar 1969 bijvoorbeeld waren dat er maar liefst 28. Toen er soms meer dan 100 aanvragen per jaar binnenkwamen ging men gebruik maken van voorgedrukte formulieren, om voor uitnodigingen te bedanken. ,,Het Urker Mannenkoor heeft, denk ik, wel de meeste concerten gegeven van de koren in Nederland”, zo vertelt. Steven Ras. „Toen er zoveel aanvragen binnenkwa¬ men, hebben de leden besloten dat we jaarlijks maximaal twaalf concertaanvragen zouden aannemen. Maar daar kwam vrijwel iedere maand nog een gratis uitvoering bij in ziekenhuizen, bejaardencentra enzovoort. Dat werd betaald uit de opbrengst van de platen.
Begrijpelijk dat zowel van de leden als van dirigent en begeleider veel gevraagd werd. In dien op een andere dag dan zaterdag werd geconcerteerd, was aan het bestuur de taak toebedeeld om vrijaf te vragen voor de dirigent en de begeleider. Vooral met de laatstgenoemde, Klaas Jan Mulder uit Kampen, gaf dat nogal eens moeite. Diverse brieven van „Door Eendracht Verbonden” (D.E.V.), het koor dat hij dirigeerde (en nog dirigeert) begonnen met: ,,Helaas kunnen wij niet op uw verzoek ingaan, want.”. En zo naderde het jaar 1966, het jaar van de gouden plaat! Dat betekende dat er toen 50.000 platen waren verkocht. „En dan te bedenken”, aldus Bertus Jerusalem, dat, toen er onderhandeld werd over onze eerste plaatopname, de platencommissie nog aan de platenmaatschappij had gevraagd, hoeveel zo’n opname het koor moest kosten!” ,,De uitreiking van de gouden plaat was een hele belevenis”, zo vertelt Meindert de Boer. ,,Ik was destijds voorzitter. Er waren tal van prominente gasten aanwezig. Het gebeuren vond plaats in de garage van een grote busondememing in Dokkum. Muziekhuis Wilkens uit die plaats had namelijk de meeste platen verkocht. De eigenaar is nog een tijdje erevoorzitter van het koor geweest.”
Toen ook na die tijd de platenverkoop bleef stijgen, opperde de bekende diepe bas Sijmen Bakker het idee om de leden
van het koor een grammofoonplaat cadeau te doen; hij vond dat een bedrag van f. 16.50, zijnde de kostprijs van een langspeelplaat, niet bepaald gelijk stond aan de kosten van een wittebrood. Momenteel beheert zijn vrouw de kas, waarin het geld van de platenverkoop door en voor de leden wordt bewaard.
De plaatopnamen zelf waren ook belevenissen. De drie oud-bestuursleden verhaalden over een plaatopname in Bolsward, die duurde tot in de kleine uurtjes. Het was die nacht bitter koud en een zeer achtenswaardig ouderling sprak toen de historische woorden: „Ik zou nu wel een klein neutje lusten.” Dat schoot een zangersvriend in het verkeerde keelgat en het bestuur ontving een brief van hem, waarin hij klaagde dat tijdens de opname niet alleen muzieknoten, maar ook andere ,,noten” werden genoten. Het koorsecretariaat werd vanaf 1945 tot 1970 waargenomen door de heer H. Keuter Pzn. Keuter deed dat met grote toewijding en accuratesse. Het werk van secretaris vergde nogal wat tijd en dat was voor een koorlid reden om voor te stellen de secretaris niet alleen te waarderen, maar ook te honoreren. Het bleef echter bij het oude: de onkosten wer¬ den betaald, het werk niet. Bertus Jerusalem herinnert zich de tijd dat Keuter door ziekte was uitgeschakeld. Hij zag zich als tweede secretaris voor de taak gesteld die periode, zo goed en zo kwaad als het ging, te overbruggen. „Ik wilde alles mooi uittypen, net als Keuter deed, maar ik werkte met een vinger, zodat ik uren en uren bezig was. En dan kwam er wel eens een van de kinderen met: ,,Vader, luister eens even,.” en oeps. dan was ik weer mis!” Bertus vatte het echter allemaal zeer blijmoedig op en hij heeft er dan ook zeker geen grijze haren van gekregen. Begrijpelijk is, dat het vriend Jerusalem wel veel zweetdruppels heeft gekost. Het jaar na de gouden plaatuitreiking kwamen bepaalde moeilijkheden in de gelederen van „Hallelujah” tot een uitbarsting. Frits Bode bedankte als dirigent en met hem vertrok een deel van de leden; zij richtten het koor ,,Urker Zangers” op. Steven Ras vertelt dat ,,Hallelujah” toen enige
tijd onder leiding van Jo Schrijver repeteerde. „Vervolgens heeft de bekende W. Boerman ons uit de moeilijkheden geholpen, zodat een geplande uitvoering in de Doelen, in Rot¬ terdam, nog een succes werd ook.”, aldus Steven Ras. Tenslotte werd Simon Pluister de vaste dirigent. Hij stond bekend om zijn grote muzikale begaafdheid. Bertus Jerusalem herinnert zich een plaatopname in Tollebeek. „Pluister vond dat bij een bepaald lied wel een trompetsolo paste. ,Jongens”, zei hij, „een kwartier pauze! En intussen schreef hij de muziek uit en het bleek nog uitstekend te kloppen ook!” aldus Jerusalem. ,,Later verliet ook Pluister het Urker Mannenkoor. Dat valt echter buiten het kader van dit gesprek, omdat dit gebeuren plaatsvond toen wij geen deel meer uitmaakten van het bestuur”, zo zeggen de oud-bestuurders tenslotte. (doorJ. ten Napel en T. Roos). Simon Pluister.
cjCoorklanken
Een keuze uit het verenigingsorgaan
Het koorblad van „Hallelujah” draagt de naam „Koorklanken”.
Het eerste nummer verscheen in april 1956. Toen telde het mannenkoor 17 eerste en 19 tweede tenoren, 21 eerste en 20 tweede bassen. In militaire dienst waren 2 leden, 1 was er ziek. Als gulden regel werd meegegeven: „Goede resultaten worden verkregen door ernstige studie en trouwe opkomst”.
In het tweede nummer schreef T. Schenk een meditatie over ,Job de geloofsheld”. Hij gaf de raad een dorpsfiguur niet langer Juppien te noemen. Dokter Heidinga werd bedankt voor het steeds weer afstaan van zijn zware piano, maar ook de sjouwers kregen een pluim. Er werd wel over gedacht zelf een piano aan te schaffen, maar.... wie had 1500 gulden?
In 1956 bezocht het koor een concours in Vreeswijk. Het verplichtte nummer heette ,,Veni Creator Spiritus”, het vrije nummer „Cantate Domino”. Er werden 335 punten behaald: op een 7 en een 9 na allemaal achten. Het tempo werd hier en daar te langzaam gevonden. Het puntental was ruim voldoende om te promoveren naar de Superieurenafdeling.
In oktober bezocht het dameskoor ,,Urk” een zwaar con¬ cours in Rotterdam. Het kwam, met 30 leden, uit in de Ereafdeling en behaalde 291 punten. -
In mei 1957 werd de installatie van burgemeester Schipper beschreven, waaraan het koor meewerkte in de muziektent.
liep toen ook een „toeter”-actie voor „Valerius”.
In juni bleek dirigent Bode benoemd als leraar zang en muziek aan de lagere scholen en de huishoudschool. ,Juun” Schrijver was concierge van ,,Irene” geworden. Dokter Van Nes was op het koor gekomen, zodat defecte kelen en stembanden (m.n.v. Klaas Visser) nu medisch getest konden worden. De jubileumcollecte bracht f 850,- op.
In juli kregen dirigent en secretaris telefoon, woonden alleen al in de zgn. ,,Urker flatten” 12 koorleden, werd gewaarschuwd tegen ,,het Urker kwartiertje” en verleende ,,Hallelujah” medewerking aan een toogdag van de Geref. Jeugdcentrale. Klaas Jan Mulder bespeelde het Bethelkerkorgel.
In november velde de griep voorzitter De Boer. Jurie vanden Berg, C. Schenk, M. Verbaan en Graddus Brouwer werden (zonder dat ze bezwaar konden maken) aangewezen ervoor te zorgen, dat de stoelen voor hun partij steeds goed stonden opgesteld. De concierge had er geen kaas van gegeten blijkbaar.
In januari 1958 meldt hetblad,dat (in de rubriek „koorzang onder de loup”), de dirigent een derde prijs behaalde.
- Op 4 mei zong het koor 2 nummers bij het monument: „Ecce quomodo moritur” en „Bede”. Uit dankbaarheid schonk Lub Kramer het koor een muzikaal nummer: ,,Ambrosianischer Lobgesang”.
- In november werd deelgenomen aan een concours in Hengelo.
In het maartnummer van 1959 kregen de orgelliefhebbers wat gegevens over de Urker kerkorgels. In mei schreef diri¬ gent Bode een artikel over: ,,Ons psalmgezang voor en na de repetities”. ’t Ging over schreeuwen, te langzaam zingen en ritmische wanorde.
- In januari 1960 vraagt ,,Koorklanken” zich af of het wel goed gaat met het koor. Oppervlakkig gezien blijkt dat wel het geval. Gemiddeld bezoeken vijftig leden de repetities, maar de smaken verschillen nogal. En. er is te weinig
discipline. Er zijn leden die de ontwikkeling van het koor in de weg staan. Die kunnen maar beter opstappen. Ook duren de pauzes te lang.
In het juninummer is de repetitie-avond aan de orde. Voor de vissersbevolking altijd een moeilijk punt. In „De Spiegel” stond een stuk over het 50- jarig jubileum van het koor. Optreden in Urker pakken daarbij gewenst, let wel, bij dat jubileum.
Het nummer van augustus 1962 besteedt veel aandacht aan de vereniging „Vrienden van het Urker Mannenkoor”. De eerste twee leden daarvan buiten Urk waren Klaas Jelle Hakvoort in Nunspeet en Annie de Vries in Oegstgeest. De heer Leegwater werd administrateur.
In oktober werden 10 wenken en raadgevingen voor goed zingen gegeven. Nummer 9: Onenigheid tussen leden onderling mag nimmer leiden tot wegblijven.
In mei 1963 krijgen de leden 5 aanwijzingen voor televisieopnamen in de gereformeerde kerk van Emmeloord. Nummer 4: Niet versagen, al moet het nog zo vaak over gedaan. Het ledental klom in genoemd jaar boven de honderd.
In juli 1963 werd het overlijden van de vader van de dirigent en zijn plaats in de samenleving beschreven. En verder: Platen van ,,Hallelujah” worden veel voor Evangeliesatiedoeleinden gebruikt. Een bloemist in Sneek maakte een unieke reclame voor het kooroptreden daar.
- In het nummer van September vertelt de dirigent over zijn arbeid aan scholen en koren, en in het laatste nummer van 1963 geeft hij een terugblik. Er was 22 keer naar buiten opgetreden. Bij de uitvoeringen waren 18850 bezoekers aanwezig. Tevens werd een aantal ontvangen brieven afgedrukt in dit nummer.
In januari 1964 komt het koor met een nooduitgave van ,,koorklanken”: Secretaris H. Keuter was in het ziekenhuis opgenomen. In maart worden weer kerkorgels besproken. In mei geeft koster Teunis Nentjes een verslag van het optre¬ den van het koor in Bolsward. Hij constateert vooruitgang.
van de eouden
K.].Mul¬ der met het fel- begeerde attribuut.
Wat door het koor in een eivolle en muisstille kerk ten gehore werd gebracht, deed hem, als koster, buitengewoon goed.
In het juninummer werd F.F.W.J.B.Bode gelukgewenst met het behalen van het „Praktijkdiploma harmonie en fanfare” aan het Utrechts conservatorium. In juli Iezen we: In een half jaar zijn al 10 concerten gegeven met 8500 bezoekers. In het eerste kwartaal zijn circa 3000 platen verkocht. Vriend Keuter is weer beter. In ,,Irene” staan de stoelen nu eindelijk goed door toedien van bouwmeester hulpconcierge Klaas Visser.
In ,,Koorklanken” is telkens te lezen overjubilea van leden, over concerten en over het opnemen van platen in Bolsward. We vernemen ook, dat de oude „Everest” is vervangen door een „Adler”, dat Emmeloordse verpleegsters een plaatopname meemaakten, dat Klaas A. Hakvoort en Riek van der Haar optraden als solisten, dat een Urker pak (broek en baatje) 115 gulden kost en een gestreept baatje 26 gulden. Per jaar betaalt een lid daar 10 gulden voor, maar krijgt eerst een pak als hij al een halfjaar heeft meegezongen.
Natuurlijk was het verwerven van de gouden plaat voor het Christelijk lied een hele gebeurtenis daar in Dokkum: Een mijlpaal! En wat al gelukwensen van Urkers en „vreemden”. En dan de televisie-uitzending vanjuni 1967 met fijne reacties.
In augustus 1967 wordt vooral aandacht besteed aan zingen voor de gehandicapte medemens.
Maar dan is er een gaping van meer dan een jaar. Eerst in november 1968, na een woelige periode, is er een nieuwe uitgave van „Koorklanken”. Er is ook een nieuwe dirigent, Simon Pluister. Opnieuw wordt er geschreven over de Urker pakken en de attenties voor leden bij huwelijk en geboorte. Er is een jongenskoor opgericht met 46 leden: ,Jong Halle¬ lujah”. Bestuur: Roelof van den Berg, Jan de Boer, Klaas Buis en Albert Hakvoort.
In 1969 besteedt Pluister veel aandacht aan de historic van de zang. Arie J. Keizer is vaste organist van het koor en de redactie van het koorblad bestaat uit P. van der Zwan, 161
A. Schenk en T. Ruiten. De oplage is 100 stuks. - In juni worden soorten opnamen besproken en gaat het over „live”, orgineel en surrogaat. In 1969 bedankt de dirigent hen die geholpen hebben de ,,Kraggenburg” tot een lusthof te maken. Alle medewerkers ontvangen een muziekwerkje naar keuze. En wie weten wil aan welke eisen een goed dirigent moet voldoen, wordt door de dirigent zelf ingelicht. Hij moet zijn: Ontwikkeld, voorzichtig, humaan, redelijk, sfeerscheppend, gezaghebbend, voorzichtig, een man die contacten kan scheppen en ze zonder vriendjespolitiek kan onderhouden. Hij moet programma’s weten samen te stellen en maat houden, tegelijk gei'nteresseerd en beheerst.... (Ga er maar voor staan!)
Aan het eind van 1969 wordt achteromgekeken. De heer Brouwer is hulpdirigent. Er zijn twee langspeelplaten opgenomen. „Hallelujah” is gauw 60 jaar en Gerrit Barends 40 jaar lid. Er komt weer een langspeelplaat. En als bladvulling: ,,Durf te leven, kwel u niet met teveel gedachten. Werk uw werk en zing uw lied onder blij verwachten”. - In 1970 werd Lubbert Pasterkamp 70 jaar en hij zong nog steeds als eerste tenor. Maar ook het koor is jarig. Een rubriek „Weet U....?” en veel gelukwensen voor het 60-jarig bestaan vullen de kolommen. Ook een brief van de familie Wristers uit Curacao: ,,Wat een verrassing en verwenning dat u ons deze platen zond en ze toch nog terecht kwamen. Zeker een feestelijke avond gehad, met ons aller Heere Jezus als ,,Gastheer”.
Zo gaan de jaren voorbij, bij gebrek aan schrijvers verschijnen er weinig koorblaadjes. In 1981 zijn A. Loosman en P. Pasterkamp redacteuren. Er vallen heel wat nootjes te plukken. De tweede bas, Jan Ras, verzuimt zelden of nooit een repetitie of concert, Sijmen Bakker kwam voor het eerst te laat op een repetitie,Jelle Kaptein trad op als jongenssopraan en Harry Hamer in Drachten als dirigent, het erelid Gerrit Barends werd onder grote belangstelling en met koorzang ter aarde besteld.
In 1982 verloor het koor het trouwe lid Hendrik Post. Hij bekleedde diverse bestuursfuncties. De heer Bruinzeel was een jaar dirigent. Extra repetities liepen op niets uit. Een ba¬ zar werd gehouden. Een koorlid, A. Loosman, vloog naar Sri Lanka, Radio-Amsterdam maakte reclame voor een kerstconcert van het koor.
- Eind 1983 is er een nieuwe dirigent: Wander Mulder, de voorzitter Jacob Mansveld, onderging een interview. De leden Jacob Kramer en Gerrit de Boer overleden.
- Dan komt het 75- jarig bestaan van het koor in het verschiet. Suggesties worden gevraagd en uitgewerkt. Het resultaat staat in deze bundel.
Zo nu en dan werd aan leden het woord in ,,Koorklanken” gegeven om hun ervaringen te vertellen. Daaruit nemen we nu het volgende over: Gerrit Barends deelde in 1970 mee: Mijn gedachten gaan nog wel eens uit naar het concert dat wij in 1932 op Wieringen hebben gegeven. Albert Ras, onlangs op 78-jarige leeftijd overleden, kwam veertien dagen voor Hemelvaartsdag met het voorstel om een concert te geven op Wie¬ ringen. Nu was ons koor nog nooit buiten Urk opgetreden en u begrijpt dat het een ingrijpend voorstel was dat voor- en tegenstanders opleverde. Maar Metz, de dirigent voelde er wel voor en bij meerderheid van stemmen werd het aangenomen. Maar ja, de grote moeilijkheid voor toen was het vervoer. Gelukkig waren er dadelijk twee schippers die hun hotter voor de reis aanboden. Het waren Luut Kamper (UK 18) en Jan Louwe Korf (UK 168). Nu was ieder druk met het ansjovissen en de overtocht naar Wieringen zou wel vier uur vergen. We vertrokken ’s middags om 2 uur met mooi weer. Bij aankomst werden we hartelijk begroet en met koffie gelaafd. We moesten zingen in een houten gebouw dat zondags als kerk dienst deed voor mensen van de Zuiderzeewerken. Het was goed bezet, en hoewel het erg warm was zongen we fijn. Een evangelist had de leiding van het programma. We zongen zowel uit de Vierstem als uit Neerbosch Zangen: Alles wat adem heeft love den Heere. De verloren zoon. Zwaluw waar-
heen is uw vlucht? Een feestzang moog’ de dichters groeten. Heft uwe poorten op. Heft uwe hoofden omhoog. Psalm 150 en psalm 135. Ten strijde helden voor recht en waarheid. Luut Kamper, onze secretaris en solozanger, zong bij orgelbegeleiding een lied, en dat ging prima. Na nog wat gezellig praten gingen we huiswaarts en voeren om twaalf uur de Urker haven weer in. Ja, en toen moesten we ons meteen weer verkleden om te gaan vissen. Dat ons zingen vruchten had afgeworpen vernam ik een jaar of drie later, toen ik een zondag op Wieringen doorbracht. We studeerden in die tijd een muziekstukje eerst op noten in en pas daarna op woorden. Het mannenkoor is in de veertig jaar dat ik lid was zeer vooruitgegaan. Met weemoed denk ik aan alien die ons ontvielen, o.m. aan de voorzitter Meindert Ras van de UK 109. Gerrit Barend vertelt ook, hoe hij zich op zondag 17 februari 1930 bij het mannenkoor aansloot. Hij was toen 26 jaar en had de jongelingsvereniging achter de rug, waar hij jaren een bestuursfunctie had vervuld. Op het koor kwam hij bij de tweede tenoren. Werd er uit de Vierstem gezongen dan was hij bij de discantpartij. Eerst begreep hij er niets van, maar toen meester Metz leiding gaf, kreeg hij een en ander onder de knie. Het koor telde toen tachtig leden. ’t Was jam¬ mer dat hij de dirigeerstok neerlegde. Hij wist gevoel in het zingen te leggen en bracht ons begrip van de muziek bij. Dat gebeurde gratis; uit liefde voor de zang en de muziek. Daarna leidde meester Riemersma twee of drie keer de repetities, maar het lag hem niet. Toen kregen we T. Kramer, een beste man, maar hij kon ons niet veel verder brengen. Onder lei¬ ding van Jan van Dalfzen kwam het zover dat we naar een concours konden, maar verder dan tweemaal een tweede prijs in de derde afdeling kwamen we niet. Onder de bezielende leiding van Frits Bode kwam het koor in de superieure afde¬ ling. Barends eindigt met de beste wensen voor het koor en is dankbaar dat hij eraan heeft mogen meewerken voor het grote doel: „Looft den Heer!”
Tiemen van Urk haalde de volgende herinnering op: We zijn het concert in Bakkeveen in 1963 nog niet vergeten. In de buurt van dat plaatsje gekomen wist de chauffeur de weg niet, maar twee vrienden kwamen spontaan naar voren om hem te assisteren, maar ze hielpen hem van de wal in de sloot. Eindelijk kwamen we toch waar we wezen wilden en konden nog een gedeelte bijwonen van de toespraak waarin ds. Toornvliet het nozem-probleem uiteenzette. Toen beklommen wij het „prachtige” podium dat opgesteld was op het voetbalveld. Net toen ikzelf mijn plaats wilde innemen zei een zangersvriend tegen me: ,,Och, breeder Van Urk, gief m’n effien een aand van je”. Op dat moment hoorde ik achter me een geweldig gekraak. Toen ik me omkeerde, zag ik een bonte mengeling van schoenen, benen, broeken, hoofden, planken en schragen. Maar onze voorzitter stond rechtop tussen de chaos, met de armen gespreid, alsof hij wou zeggen: „Saevis tranquillus in undis”, maar dan wel in minder deftige bewoordingen: Rustig temidden van de groene bladeren. Het beroemde versje „en wij gingen door de vloer”, deden we tenminste eer aan. Een van onze E.H.B.O.-leden schoot toe, maar vond slechts gesneuvelde schragen. Onder leiding van onze scheepstimmerman, K. Hakvoort, improviseerden we van aardappelkisten een nieuwe verhoging, maar de voorzitter vond het verstandiger het tweede optreden op de begane grand te houden. Nog zie ik de meneer die ons geregeld aankondigde voor me. Luid sprak hij tenslotte de moedige wens uit: „En nu, mannenkoor uit Urk, ik zou zeggen tot ziens!” We knipten voor u ook nog het stukje van „Garrit van Jawek” uit de Koorklanken (enigszins gewijzigd):
„Moet je nou ers effetjes kieken Naatjen, wat voor papperassen ik daor kreeg. Ik bin evroegen of ik m’n miedewarking an ’t krintjen wil gieven, an Koorklanken”.
„Maar Garrit, dat zul je toch wel eut je oofd loaten, dat is een verkeerd blad oor”.
„Wellint mins, dat is van’t Urker Mannenkoor, in doar eaw ik vroeger ommers zelf nog op ewest? Ik wiet nog skoon oe ik
op die zang ekeumen bin.”
,,Nou, buie, lot dan ers oren.” ,,Nou, ’t was op een avond om een uur of tiene, dat ik in ’t afterkamertjen van Piet van Ealtjen een nommertjen solo weg gaf. Lot nou toevallig ouwe Garrit Bakker er langerst koemen. IJ kwam er in, in zeen: ,,Sjonge, sjonge, wat kuun jie zingen zuun, je zouwen een goeie kracht voor ’t koor wezen. Wat een leut!” Nou, in toe bin ik er de angere week op verdaagd.”
„Oe michtig Garrit, wat is dat nou an de duur?” „Och, de kiengeren doen suunderkloazen. Ei je niks vor ze?” „Nee, maar ik kreeg ze wel voort. ,,Stille kiengeren, de domenei is er net.” Zien je wel, dat elpt. Ze goan op ’rluiers tietjes de straot of.”
„Naatjen, oe kuun je dat nou doen! In ’t begroot m’n toch. Ik moet toch maar es een bezoekien an ’t koor bringen. ’t Skint ’rlui arg goed te goon.”
Auke Weerstand.
De oude en de jonge garde.
cDirigenten, begeleidersen solisten
.
In dit hoofdstukje willen wij een overzicht geven van de dirigenten, begeleiders, solisten en anderen die de zang van ,,Hallelujah” hebben gestuurd of tijdens uitvoeringen omlijst.
1. Dirigenten.
Bij de zang van ieder koor vervult de dirigent een centrale rol. Hij is als het ware de motor van het geheel, die de zangers niet alleen tijdens uitvoeringen tot prestaties brengt, maar die ook en vooral op de wekelijkse repetities „zijn” koor vormt. Ook het Urker Mannenkoor „Hallelujah” heeft zo z’n diri¬ genten gekend en in de loop van 75 jaren is er een heel rijtje van ontstaan!
Mannen met uiteenlopende achtergronden, ieder met z’n eigen kwaliteiten en z’n eigen verdiensten voor het koor, maar ongetwijfeld alien bezield door het bespelen van die prachtige gave Gods: de menselijke stem.
De eerste decennia zong ,,Hallelujah” onder leiding van een tweetal vissers. Eenvoudige mensen, zonder enige muzikale opleiding maar begiftigd met een groot talent. Door hun lange ervaring hadden zij een scherp oor voor toonzuiverheid gekregen. We hebben het over Gerrit de Boer, op Urk altijd Gerrit Bakker genoemd, die de historic is ingegaan als „eerste directeur van het Urker Mannenkoor”. En over zijn opvolger Kobes de Boer, die tot in 1928 voor „de zang” gestaan
heeft. Het repertoire bestond destijds uitsluitend uit de Psalmen in de zetting van de beroemde „Vierstem” en uit Hazeuliederen. Daar kwam verandering in onder de leiding van schoolmeester Gerardus Metz, die zeven jaar dirigent van „Hallelujah” is geweest. Hij moderniseerde het repertoire door invoering van de bundel „Neerbosch zangen”. Van tijd tot tijd nam hij ook losse muziekstukken mee, die hij soms zelf bewerkt had. Onder Metz viel het eerste optreden buiten Urk, op hemelvaartsdag 1930 voor de arbeiders van Zuiderzeewerken in Den Oever (Wieringen). Het werd een groot succes!
Eind 1935 werd hij opgevolgd door Teunis Kramer, een man met een bijzonder muzikaal gevoel, die tevens dirigent van het gemengde koor Excelsior was. Kramer breidde het reper¬ toire uit met een bundeltje „100 mannenkoorwerken”. Bekend was zijn uitspraak: „Eaw jelui em (de toon)?”.
In 1938 werd deze koorleider echter ingedeeld bij de Luchtwacht op het eiland Urk en zag hij zich genoodzaakt de dirigeerstok neer te leggen.
In September van dat jaar werd Jan van Dalfzen aangezocht. En dat was de eerste dirigent die een muzikale opleiding had genoten, die meer dan het orgelspel inhield. Tien jaar lang zong het Urker Mannenkoor onder zijn leiding. In deze periode viel de donkere oorlogsperiode waarin het koor moest ,,onderduiken” en die voor ,,Hallelujah” een dieptepunt bereikte in november 1944, toen dirigent Van Dalfzen samen met een honderdtal dorpsgenoten naar Duitsland werd weggevoerd. In juni 1945 keerden alien weer behouden terug. Toen dook het mannenkoor ook weer op uit de anonimiteit en werden de repetities hervat. Met recht kan gesteld worden dat onder Jan van Dalfzen de basis werd gelegd voor de ongekende na-oorlogse bloeiperiode van het Urker Mannenkoor. Zo werd het repertoire aanzienlijk uitgebreid, begon men meer concerten buiten Urk te geven en werd ook voor het eerst aan zangconcoursen meegedaan. Van Dalfzen werd als dirigent opgevolgd door zijn leerling Frits Bode.
Met z’n zessen in een caravan in W. Duitsland. V.l.n.r. R. du Bois, S. Bakker, G. Kamper, Jur. v.d. Berg, P. Kramer (overt.) M. de Boer.
Op de reddingsboot met Rein Bos aan het roer bij het 60-jarig bestaan. V.l.n.r. C. Medendorp, J. Bakker, R. v.d. Belt, J. Woudenberg, M. Verbaan, K. Schenk, S. Bakker, T. Ruiten, J. Ras.
Frits Bode, zijn naam is onlosmakelijk verbonden met de koorzang op Urk. Op jeugdige leeftijd, hij was pas 23, werd hij in oktober 1948 benoemd tot dirigent van het Urker Mannenkoor „Hallelujah”. Hij was toen al enkele jaren lid van ,,de zang” en had onder Jan van Dalfzen geregeld proefdirecties verricht. Intussen volgde hij ook een opleiding aan het Utrechts conservatorium. Maar liefst negentienjaar stond deze dirigent, net als zijn voorgangers een rasechte Urker, voor „Hallelujah”. Onder zijn leiding klom het koor bij concoursen op tot de hoogste, superieure afdeling. In 1960 vond de eerste plaatopname plaats; vele zouden nog volgen. In 1966 ontving ,,Halle¬ lujah” zelfs als eerste Christelijk Mannenkoor in Nederland een gouden plaat. Radio en televisie toonden hun belangstelling. Het Urker Mannenkoor werd een begrip in den lande. In 1967 echter ontstond een controverse tussen bestuur en dirigent, waarop Frits Bode in november van dat jaar bedankte. Na enkele maanden met waarnemende dirigenten te hebben gewerkt wist ,,Hallelujah” in april 1968 de bekende di¬ rigent en componist Simon Pluister, oud-dirigent van het Radio-Tivoli-orkest een free lance medewerker van de N.C.R.V. aan te trekken. Voor het eerst in bijna 60 jaar stond er ,,een vreemde” voor het Urker Mannenkoor, maar de prestaties werden er beslist niet minder om! Pluister gaf het koor een repertoire van een moderne opzet, waarbij op enkele langspeelplaten de orkestbegeleiding opvalt. Wei hield men zich bij de geestelijke muziek (zoals heden ten dage nog steeds), aangevuld met een aantal zeemansliedjes. Maar na ruim zes jaar kwamen ook aan de directies van Simon Pluister een einde en in de nazomer van 1974 werd hij opgevolgd door Alle Roodbergen. Deze had in het Oosten van ons land verschillende koren onder zijn hoede en aldus een zekere bekendheid opgebouwd. Onder Roodbergen keerde „Hallelujah” terug op het „klassieke” repertoire. Zowel ter gelegenheid van het vijfenzestig als van het zeventigjarig jubileum werden L.P.’s gemaakt. Het Urker Mannenkoor bleef onder zijn hoede tot het voorjaar
van 1981.
Roodbergen werd uiteindelijk opgevolgd door dirigent Wan¬ der Mulder uit Emmeloord. Deze heeft ,,Hallelujah” slechts kort gedirigeerd (1 januari 1983 tot juli 1984). In augustus 1984 werd de bekende organist/dirigent Willem Hendrik Zwart in een buitengewone ledenvergadering als dirigent gevraagd. De heer Zwart is later vast benoemd en hij is nu ruim een jaar dirigent van het Urker Mannenkoor ,,Hallelujah”.
Tijdelijke dirigenten. In de altijd moeilijke perioden van dirigentwisselingen heeft het koor gelukkig steeds kunnen terugvallen op een aantal tijdelijke dirigenten. Soms was dit de officiele tweede diri¬ gent, soms een koorlid, soms werd hij van buitenaf aangetrokken. We willen deze mannen, die het koor soms door kritieke fasen heen hebben gesleept, niet onvermeld laten. Hier volgen ze: 1935: 1967/’68: 1974: 1981/’82:
Louwe Kramer, ,,de organist”, vader van de bekende Meindert Kramer. Hij was een aan¬ tal maanden dirigent, tussen Gerardus Metz en Teunis Kramer. Wim Boerman, koorlid en zelf ook dirigent. Hij overbrugde de moeilijke periode tussen Frits Bode en Simon Pluister, toen nog tal van concerten op het programma stonden. Hans Janssen, tweede dirigent onder Simon Pluister. Onder zijn leiding werd een L.P. met liederen van de zee opgenomen. Mar Bruinzeel, onder wiens leiding een groot aantal concerten werd verzorgd.
Tegenwoordig is Jan Quintus Zwart tweede dirigent van het Urker Mannenkoor ,,Hallelujah”.
Begeleiders.
„Hallelujah” heeft in de loop der jaren tal van uitvoeringen gegeven. Vaak werd het koor bij het zingen begeleid op het orgel, maar ook piano en trompet lieten zich geregeld horen. Vroeger werd nogal eens zonder instrumentale begeleiding gezongen. Later was het de dirigent die een traporgeltje bespeelde of men huurde ,,losse” begeleiders in. Maar met het toenemen van het aantal concerten bleek steeds duidelijker dat een vaste organist de beste oplossing was. Hoe indringender en majestueuzer klinkt immers koorzang met orgelbegeleiding, vooral wanneer de psalmen ten gehore worden gebracht!
De eerste vaste begeleider was de thans zeer bekende Kamper organist Klaas Jan Mulder. Vele tientallen uitvoeringen van het Urker Mannenkoor kregen sinds 1955 onder zijn vaardige handen nog meer muzikale inhoud. Ook werkte hij mee aan een groot aantal grammofoonplaten. Aan dit alles kwam een einde toen hij begin 1968 voor zijn begeleidingsfunctie bedankte, daarmee in de voetsporen tredend van dirigent Frits Bode.
Na Klaas Jan Mulder heeft „Hallelujah” nog een aantal min of meer vaste begeleiders gehad. We noemen:
Arie J. Keijzer, organist van de Rotterdamse Doelen, in 1968 en 1969. Hij verleende ook zijn medewerking op een L.P.
- Piet Boekel, 1969 tot 1971 Willy de Soet (piano) 1971 1974.
- Niek Harmans, die ook aan een L.P. meewerkte, 19741976.
Martin Groenewold 1976 en 1977. In 1979 werd de jonge Kamper organist Harry Hamer als vas¬ te begeleider aangetrokken. Een korte periode van onderbreking uitgezonderd, is hij dat nog steeds. Harry Hamer werkte tot nu toe mee aan twee langspeelplaten van het Urker Man¬ nenkoor „Hallelujah”.
3. Solisten.
Vaak werd en wordt aan zangavonden van het Urker Mannenkoor meegewerkt door een soliste, die ter afwisseling tussen de mannenkoorwerken door haar liederen ten gehore brengt. Maar ook het koor zelf heeft solisten in zijn gelederen. Hier volgt een overzicht van de vrouwen en mannen die de zang van Hallelujah hebben opgeluisterd: Riek van der Haar, alt. Zong van 1960 tot 1968 tijdens een groot aantal concerten. Werkte ook raee aan enkele grammofoonplaten. Marianne Langenberg, mezzosopraan. Vaste soliste van 1974 tot 1981. Werkte mee aan twee L.P.’s. Margje Dijkstra, sopraan. De huidige soliste van Hallelujah, sinds 1982. In 1974 zong zij al eens op een L.P. met liederen van de zee. Andere vrouwen die meerdere malen hun stem lieten horen waren bijvoorbeeld: Sybille Raaphorst, Klaziena van der Vinne,Jaukje Visser-Bakker en Maria Pluister. En dan de solisten van het koor zelf. Ach, wie kent ze niet? Mannen als Jan Mazereeuw en Jo Schrijver, ze zongen in de tijd van dirigent Bode, de bekende tenor Jan Anker, die vele jaren zijn solopartijen zong, Wim Boerman, Age Ras, Reyer ter Napel. Tenslotte onze huidige baritonJelle Kaptein. Een groot aantal platen laat hun stemmen horen; stemmen die zongen tot Gods eer; stemmen die zich inzetten voor ,,hun” koor; stemmen, onbetaald maar toch zo goed.
4. Overigen.
Tja, wie zullen we nog meer noemen? Het waren er zoveel die hun muzikale medewerking verleenden. Wat te denken van de trompettist Karel J. Roberti, die in vijf jaar (1969 1974) aan vele concerten van het Urker Mannenkoor meewerkte. Of van sergeant Theo van Eeken, die in de vijftiger jaren hetzelfde instrument bespeelde? Ook de gebroeders Brouwer, die aan de nieuwste plaat hun medewerking verleen¬ den, horen in dit rijtje thuis.
Van de pianisten hebben we Willy de Soet reeds genoemd. Maar ook mevrouw Bruinzeel en Rita Post bespeelden voor „Hallelujah” dit instrument.
In 1954 speelde zelfs een saxofonist, Klaas van Dijk, zijn partij mee, en in 1981 beschikte het koor over een jongenssopraan in de 16 jarigeJelle Kapitein.
En wie zijn we nog vergeten? Er zijn er vast wel enkelen. Maar ook die hebben gespeeld, en naar we hopen tot veler genoegen, bij de zang van Het Urker Mannenkoor „Hallelujah”. T. Roos.
Onze huidige bariton Jelle Kaptein.
cDeplaten vanhetkoor
Rond, en over het oudste merk „TeDeum” afgekort (TD).
De opnamen voor de plaat zullen plaats vinden in. vult u zelf maar in Vollenhove, Blokzijl, Dokkum, Bolsward, Hasselt enz. De eerste keer dat het koor voor plaatopname vertrok was in het begin van de jaren 1960. Toen werden de eerste opnamen gemaakt voor de eerste twee 45 toeren. E.P.’s werden deze genoemd. Bij de eerste twee E.P.’s noem ik even de titels van de plaatnummers. Bede, Heer wees mijn Gids, Ps. 75:1 en 6 en Ps. 124: 1 en 4. Op de tweede stonden Gezang 73: 1 en 4 (Wij knielen voor uw zetel neer) en Gezang 143: 1 en 4 (Op bergen en in dalen) Gezang 91: 1 en 2 (God in de hoog’ alleen zij ’d eer) en als laatste uit de bundel van Joh. de Heer No. 716: 1 en 4 (Leid vriendelijk licht). Dat waren de eerste acht nummers die opde schijf werden gezet. Na heel wat speurwerk bleek uit de archiefen dat deze twee E.P.’s de meest verkochte zijn. Van de eerst genoemde zijn er maar liefst 11.796 stuks verkocht, en van de laatst genoemde 10.313 stuks. Deze genoemde aantallen zijn diverse keren overtroffen, maar dan wel door verkoop van L.P.’s. We komen hier later nog wel op terug. Ook werden in de jaren ’60 kleine 45 toeren singles uitgebracht. Ook voor deze singles en voor E.P.’s volgen de opnamen snel achter elkaar. Het kwam zelfs voor
dat een psalm of gezang nog ingestudeerd moesten worden, dit gebeurde dan in de kerk van opname. De eerlijkheid gebied dat dit niet is te horen op de plaat. Hierna werden door TD 7 singles (dat is met aan elke kant een nummer) en 1 E.P. (dat is aan elke kant met 2 nummers) uitgebracht. De prijs van toen was f. 4.25 en de periode waarin deze verkocht werden ligt tussen 1960 en 1968. Na 1968 werden er geen singles meer verkocht. In 1963 kwam de eerste LP uit en wel de kerst LP (TD 132010). De eerste 4 kerstnummers werden opgenomen op een EP (TD 88027). Voor deze LP werden er nummers bij opgenomen en uiteindelijk stonden en staan er 12 kerstliederen op. Deze LP is nog steeds verkrijgbaar alleen is de plaat in een ander jasje gestoken (van een ander hoes voorzien). In de tweede helft van het jaar 1963 werden er maar liefst 1000 LP’s verkocht. Totaal werden er van deze LP maar liefst 18.621 stuks van verkocht t/m eind 1984.
Sommige nummeringen van platen beginnen met de prijs van de plaat hier enkele voorbeelden. cid (TD 75943) f. 7.50 TD 11905 -f.11.90 TD 131008 - f.13.10 TD 149000 f.14.90 enz.
Na de eerste kerst LP zijn er nog verschillende opnamen van Psalmen en gezangen gemaakt. Ook werd Engelstalig reper¬ toire op de plaat gezet. Ook werden er in de 88000 serie 9 EP’s gemaakt. De periode van verkoop ligt tussen 1963 en 1968 en totaal werden er van deze serie meer dan 27.000 EP’s verkocht. In het jaar 1967 werd bij Te Deum de laatste live LP opgenomen. Dit is de concertplaat in de bruinehoes bij sommigen van u wel bekend. Van deze plaat TD 141014 werden er totaal tot en met 1970 3300 verkocht. Hierna volgden er 4 platen die door TD zelf heruitgegeven zijn oude opnamen maar in een nieuwe hoes. Hier volgden de
nummers van deze platen, 149001, 149002 en 149003. Uit deze serienummers (149000) wordt nog steeds door genummerd. Van deze vier LP’s werden er totaal 14000 stuks verkocht. Wat een andere hoes al niet kan doen.
Over Credo, Philips en Mirasound label.
Terwijl de verkopen bij TeDeum rustig hun gang gaan, tot zelfs in 1985, aldus de opgave van de verkoopcijfers van Te Deum, worden bij EMI Credo label de voorbereidingen getroffen voor de opname van de nieuwe LP „Nader mijn God bij U”. We zijn nu aangeland in het jaar 1968. Het koor is uiteengevallen en ruim 80 leden zingen in de Martiniekerk in Bolsward de LP vol met 12 prachtige nummers. Hierna volgde de LP „Leeft in blijdschap” de enkel LP welke tot op heden nog verkocht wordt. Op deze LP staan prachtige mooie luisterliederen. En een opvallend punt was het bij deze en overigens ook bij de LP ,,60 jaar”, dat het koor diverse goede solisten rijk was.
Vanaf 1974 waren ,,Leeft in blijdschap en 60 jaar” als dubbel LP in de handel. In de maand sept. okt. 1985 zal deze dubbel LP her uitgegeven worden.
Verder in dit stuk over de platen van het koor, zult u nog een overzicht vinden met verkoop cijfers.
Voor de LP ,,60 jaar” werd nog een kerst LP gemaakt dit was in het jaar 1969 onder de titel ,,Kerstmis op Urk”. Deze plaat is geen succes geworden, de persing van LP was niet goed en het merk EMI label besloot deze LP uit de han¬ del te nemen.
Dan zijn we in het jaar 1974 aangekomen, er worden bij het merk mirasound 2 LP’s opgenomen 1 onder de titel ,,Komt volk des Heeren” en 1 onder de titel U.M.K.H. zingt liederen van de zee” van deze 2 LP’s werden er enkele duizenden ver¬ kocht. Dan stappen we van 1974 in het jaar 1975. Weer een
jubileumjaar en dus ook een jubileumplaat.
Deze werden opgenomen bij het merk Philips, ook van deze LP zijn er enkele duizenden verkocht.
Na de Philips LP die opgenomen werd in de Martinikerk in Bolsward, zal het 5 jaar duren voordat de volgende LP uitkomt.
We zijn nu in het jaar 1980, de oude contacten worden weer versterkt met het merk EMI credo label, en de nieuwe jubi¬ leumplaat wordt opgenomen ,,70 jaar” en wederom in de Martinikerk te Bolsward. Een geliefde plaat voor de opname vooral bij het Urker Mannenkoor.
Van de laatste LP 70 jaar zijn er totaal meer dan 5000 ver¬ kocht en 1500 cassettes , een respectabel aantal.
Ook op verzamel LP treft u het Urker Mannekoor nogal eens aan. Bij EMI (Credo) zelfs een verzamel LP waarvan er meer dan 14000 stuks werden verkocht.
Bij Dureco TD zijn er maar liefst meer dan 42 verzamel LP’s uitgegeven waarvan er bij benadering ongeveer 158513 LP’s en 17.169 Muziekcassettes zijn verkocht.
We zijn nu weer aangeland waar alles begonnen is: bij Te Deum label. Ook hier zal op 12 oktober 1985 (als u dit leest is deze reeds uitgebracht) een nieuwe LP verschijnen, een prachtige LP volgezongen met mooie Hollandse geestelijke muziek. Psalmen gezangen en geestelijke liederen in die volgorde.
De titel van de plaat luidt „gebed voor de Urker visser”.
Tot zover in vogelvlucht iets over de platen van het koor. Dan volgt hierna de nummerieke volgorde van de platen met het jaar opname.
2 IS > C/5 c
rv c nSa s.S 1 nj -t-j o H 185
Finale, is de titel van dit laatste hoofdstuk van dit boek. Het betekent niet de finale van het Urker Mannenkoor ,,Hallelujah”.
Vijfenzeventig jaar behoeft gelukkig geen waardig einde te zijn. Jonge actieve leden hebben zich in dit jubileumjaar aangemeld, en het bestuur hoopt, dat zij tot in lengt van dagen de vereniging zullen voortzetten. Tot aan het eind der tijden, tot aan de dag waarop Gods eigen koor de op aarde begonnen zang voor eeuwig zal voortzetten. Een vereniging zoals het Urker Mannenkoor ,,Hallelujah”, besturen en leiden is geen gemakkelijke zaak. In de vijfenzeventig jaar die achter liggen, zijn er vele ups en downs geweest. Toch zal de blik op de toekomst moeten worden gericht. Met achterom blijven zien, komt men niet verder. Ook de toekomst zal zijn ups en downs bieden. En misschien is dat wel goed. Daardoor wordt men geoefend in het uitstippelen van de koers. Telkens weer zullen er klippen omzeild moeten worden. Er zal tegenwind zijn. Het zal stormen en het zal windstil zijn. A1 deze dingen zijn niet te verontachtzamen, en brengen nut. Iedere goede zeeman zal voor hij de haven verlaat op de kaart kijken en zijn koers uitzetten. Hij zal alles proberen te overzien. Hij weet ook, dat al is alles goed voorbereid, hij onderweg regelmatig op zijn kompas moet kijken. Al ligt zijn schip
op goede koers, het zal verkeerd aflopen als hij die niet meer controleert.
Zo zal het ook in de toekomst moeten gaan met het Urker Mannenkoor „Hallelujah”.
Wil men een Christelijk koor blijven dan zal het Woord van God het enige richtsnoer moeten zijn. Men zal er ook regelmatig op terug moeten vallen en zichzelf afvragen: Liggen we nog op koers?
We mogen echter de toekomst met blijmoedigheid tegemoet gaan. Dezelfde God, die ons tot hiertoe gebracht heeft, wil ons verder leiden. Het gaat daarbij niet om onze eer, maar om Zijn eer.
Daartoe wil Hij alles schenken wat wij nodig hebben, om Hem de door Hem gevraagde eer toe te brengen. Daarbij zijn er aan onze kant slechts tekortkomingen. We mogen daarmee geen genoegen nemen. We zullen moeten staan naar volmaaktheid.
Trouw repetitGbezoek, ons uiterste best doen, waarbij het niet uitmaakt of we veel of weinig talenten hebben. De talenten die we hebben zullen we moeten gebruiken. We zijn het aan de Heere verplicht.
Dan kan er ook veel vreugd aan beleefd worden, niet alleen door de lof des Heeren te zingen, maar ook door onze naaste voor te zingen, uitdrukking te geven van het eigen diepe verlangen. Samen met anderen die kunst te beoefenen, waarvan Gerrit Bakker op 94-jarige leeftijd zei: „Zingen is een skone bewegege”.
We hopen dat het Urker Mannenkoor Hallelujah ook in de toekomst zal proberen te handhaven wat het zo’n eigen gezicht heeft gegeven.
Het Christelijke lied de ereplaats geven, in alle toonaarden en in alle vormen.
Voor de nabije toekomst heeft „Hallelujah” veel plannen. Naast regelmatig optreden in ons eigen land, zal geprobeerd worden ook in Duitsland en eventueel Belgie te gaan concerteren. De eerste contacten zijn daarvoor al gelegd.
De concertagenda voor het eind van 1985 is overvol.
Toch zal alle arbeid niet kunnen zonder ’s Heeren Zegen.
Door dat te bekennen, kunnen we die Zegen inwachten.
Daarbij steeds de naam van het koor spellend: Hallelujah, Looft de Heere.
Jacob Korf.
De Stichting Urker Uitgaven heeft tot doel de uitgave van min of meer belangrijke bijdragen in enigerlei vorm over of in verband met het volksleven, de taal, cultuur en geschiedenis van Urk mogelijk te maken.