faro | tijdschrift over cultureel erfgoed, 18(2025)1

Page 10


faro tijdschrift over cultureel erfgoed

Jaargang 18, nr 1, maart 2025

Dossier

Beeldvorming en representatie

In het hart van het erfgoedwerk

Jubileum Conventie van Den Haag

Podiumkunstenerfgoed tot leven gebracht

10 jaar ErfgoedApp: feest!

JUBILEUM VERDRAG

VAN DEN HAAG

Erfgoed in oorlogstijd

DOSSIER

11

10 JAAR ERFGOEDAPP! Evolutie, uitdagingen en innovaties

18

HET GEHEIM VAN DE LEERWANDELING

Geschiedenisonderwijs en erfgoed

22

U, NU!

Mechelen voert zijn theatererfgoed op

INTRODUCTIE | Een caleidoscopische blik

ERFGOEDCELLEN | 25 jaar jong

VERHALEN VAN VLAANDEREN | De digitale Encyclopedie van de Vlaamse beweging

HET VOLKSKUNDEMUSEUM IN BRUGGE | Hoe omgaan met deze erfenis?

HET CONGOPANORAMA | Koloniale propaganda

DE UITDAGINGEN VAN HEDENDAAGS ERFGOEDWERK | Koloniale erfenissen in erfgoedbibliotheken

DOVE GIDSEN | Sensibiliseren over de Vlaamse Gebarentaal

MEMORYDATE | De kracht van ontmoeten

ALTERNATIEF NARRATIEF | Kijk eens anders naar je collectie

HET MONUMENTALE SOVJETVERLEDEN | Met de borstel door de geschiedenis?

COMMUNICEREN OVER HET VERLEDEN | Media, onderzoek en de praktijk

26

EXPAT

Elke Selter

SPREKEND ERFGOED Barbie uit de middeleeuwen

60

HET ATELIER

Selm Merel Wenselaers, curator gender/queer in het MAS

78

MIJN ERFGOEDPLEK Herman Van Goethem

COLOFON

faro | tijdschrift over cultureel erfgoed 18 (2025) 1 | ISSN 2030-3777

REDACTIERAAD Joke Beyl, Roel Daenen, Katrijn D’hamers, Jelena Dobbels, Elien Doesselaere, Julie Lambrechts, Anne Milkers, Henrike Radermacher, Alexander Vander Stichele, Jacqueline van Leeuwen, Olga Van Oost, Seppe Van Pottelbergh, Gregory Vercauteren en Jeroen Walterus | redactie@faro.be HOOFDREDACTEUR Roel Daenen roel.daenen@faro.be BEELDREDACTIE Katrijn D’hamers EINDREDACTIE

Birgit Geudens en Annemie Vanthienen VORMGEVING Silke Theuwissen HUISCARTOONIST

Iris Van Robays DRUK Drukkerij Albe De Coker ADVERTEREN Roel Daenen ABONNEMENTEN België € 40 | buitenland € 50 | los nummer € 10 | https://faro.be/tijdschrift

VERANTWOORDELIJKE UITGEVER

Olga Van Oost, p.a. Grasmarkt 105 bus 44, 1000 Brussel COVERBEELD

ErfgoedApp op de stand van de Koning Boudewijnstichting op BRAFA © Jan Van De Vel

faro is een blad voor en door de cultureel-erfgoedsector. Bezorg ons uw suggestie voor een artikel, onderwerp of thema voor een rubriek of dossier. Hoe? Mail naar redactie@faro.be.

© FARO. Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed vzw. De redactie heeft ernaar gestreefd de wettelijke bepalingen in verband met de intellectuele eigendom van de beelden na te streven. Indien u meent dat voor een bepaald beeld het auteursrecht van de maker of zijn/haar erfgenamen werd geschonden, neem dan contact op met de redactie. De inhoud van de teksten en artikels vertolken enkel de visie van de auteurs en niet noodzakelijk die van het bestuur van FARO.

Een gouden tijd

lezer,

Waar gaat het met de wereld naartoe? Er zijn het ‘conflict’ in Gaza, de eindeloze oorlogen in Oekraïne en Oost-Congo, de wereldwijde opmars van populisme en extreemrechts. En al die landen waar de democratie en de mensenrechten onder druk staan. Ook de olifant in de kamer lijkt, hoewel hij steeds groter wordt, steeds minder aandacht te krijgen. De klimaatcrisis, iemand?

Ook in de VS is de situatie niet rooskleurig. De strijd tegen alles wat als ‘woke’ wordt bestempeld woedt daar nu ook in de cultuursector. Het John F. Kennedy Center for the Performing Arts in Washington D.C., een boegbeeld voor de (diversiteit en sociale impact van de) kunsten, belandde midden februari in het oog van de storm. De raad van bestuur werd grotendeels vervangen door getrouwen van de president, de directeur werd per direct de laan uitgestuurd. De Amerikaanse president himself liet zich verkiezen tot nieuwe voorzitter. Op vragen over zijn toekomstplannen antwoordde hij: “We gaan ervoor zorgen dat die goed zijn, en die zullen niet woke zijn. Er is geen woke meer in dit land”. En hij beloofde “een gouden tijd voor de kunsten en cultuur”.

Dit Amerikaanse voorbeeld is geen unicum. In sommige Oost-Europese landen worden directeurs van cultuurinstellingen bij de wissel van de macht met een vingerknip vervangen. Daarbij worden de nieuwbakken leidinggevenden en/of hun medewerkers niet zozeer geselecteerd omwille van hun competenties, dan wel hun ideologische zuiverheid of loyauteit aan de Grote Leider. Het stemt tot nadenken én waakzaamheid, met name over het tweespan maatschappelijk engagement (waarop we ons in de erfgoedsector de voorbije jaren erg laten voorstaan) en de autonomie om te handelen.

U vindt naast sommige artikels logo’s die verwijzen naar de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen van de VN. Voor meer uitleg, zie www.sdgs.be.

Dat doet denken aan de Italiaanse filosoof Antonio Gramsci, die poneerde dat een ideologie pas succesvol kan zijn als ze de publieke debatten domineert. Elke stem in die debatten telt, en dus ook wat er in onze huizen en organisaties gebeurt. Gramsci schreef ook de gevleugelde woorden “pessimisme van het verstand, maar optimisme van de wil”. Pessimisten kunnen zich afvragen of het allemaal nog wel zin heeft, al die zorg en andere inspanningen voor ‘ons erfgoed’. Optimisten daarentegen trekken zich op aan en handelen naar alle positieve elementen die ze zien en zelf realiseren. En misschien zijn het soms slechts kleine silver linings aan een donkere hemel: als je ze samentelt, kunnen ze samen wel degelijk tot een ‘gouden tijd’ leiden.

De redactie

redactie@faro.be

De twee zonen, Ngor Wai (David) Pang met kinderen uit de familie, samen aan tafel.

Tussenruimte: onderzoek gevangen in een dynamische kaart

Hoe breng je geesteswetenschappelijk onderzoek – in al zijn facetten –in kaart? Tom Heerschop, artist in residence van het Meertens Instituut, waagde zich het voorbije jaar aan een antwoord op deze vraag. Hij sprak met medewerkers en liet zich inspireren door de archiefwetenschap en de collecties van het instituut. Het leidde tot het participatieve kunstwerk Tussenruimte, een landkaart-annex-levend archief van 520 vellen groot.

Olga Leonhard, communicatieadviseur van het Meertens Instituut, schreef een uitgebreid blogbericht over hoe dit fascinerende kunstwerk tot stand kwam: https://meertens.knaw.nl/2025/02/20/kunstwerk-tussenruimte-vangt-onderzoek-in-dynamische-kaart.

HEERSINK HUIS VOOR IMMATERIEEL ERFGOED

Eind vorig jaar opende in het Nederlands Openluchtmuseum het Heersink Huis voor Immaterieel erfgoed. Daar, op de bovenverdieping van de Houtloods, maak je op allerlei manieren kennis met immaterieel erfgoed in Nederland. In het Huis komen een vaste tentoonstelling en wisselpresentaties waarin je ontdekt wat immaterieel erfgoed is en welke vormen je zelf, bewust of onbewust, beoefent. Met het Huis krijgt immaterieel erfgoed voor het eerst in Nederland een permanente fysieke locatie.

https://www.openluchtmuseum.nl

Léon Spilliaert online

Een website barstensvol kennis over het leven en werk van Léon Spilliaert, opgezet op initiatief en onder de vleugels van Mu.ZEE, dat is leonspilliaert.be. Naast de mensen en plaatsen die voor Spilliaert van belang waren, geeft de website je ook een overzicht van de belangrijkste publieke of bij naam gekende Spilliaert-collecties. De collectie van Mu.ZEE, beschouwd als de meest representatieve publieke Spilliaertverzameling ter wereld, kan je er in detail doorzoeken. En onder de noemer ‘Onderzoek’ komen mensen aan het woord over hun wetenschappelijke interesse in de kunstenaar. De komende maanden en jaren zal de webstek blijven aangroeien en je op de hoogte houden van Spilliaertnieuws wereldwijd.

https://leonspilliaert.be

FAMILIEGELUK 全家福

Nog tot 4 mei loopt in het Red Star Line Museum in Antwerpen de tentoonstelling Familiegeluk, samengesteld door antropoloog Ching Lin Pang. Ze belicht de geschiedenis, ondernemingszin en arbeidsethiek van de Chinese gemeenschap in Antwerpen en wereldwijd. Drie pioniersfamilies, die sinds de jaren 1950 de niet-Westerse keuken in België introduceerden, delen hun verhalen. Via persoonlijke archieven, getuigenissen en werk van fotograaf Vincen Beeckman ontdek je hun impact op de horeca en het Antwerpse bedrijfs- en culturele leven.

https://redstarline.be

Haven te Oostende, Léon Spilliaert, Collectie Mu.ZEE, artinflanders.be - fotograaf: Steven Decroos, publiek domein.
© Linde Berends

Nieuw restaurant Samenloop in het Maagdenhuis

Midden februari opende GATAM vzw in het Antwerpse Maagdenhuis een nieuw horecaconcept. Restaurant Samenloop serveert er gerechten op gastronomisch niveau, met de culinaire herinneringen van vluchtelingen en anderstalige nieuwkomers als basis.

Het Maagdenhuis, eeuwenlang een weeshuis voor meisjes, was tot afgelopen zomer een museum over de geschiedenis van de Antwerpse vondelingen-, wezen- en armenzorg. Het intussen gesloten museum biedt nu een plek aan anderstalige nieuwkomers, asielzoekers, mensen met een leefloon en leerlingen uit het vroegere deeltijds onderwijs. Onder de vleugels van GATAM en enkele ervaren chefs krijgen ze er een kookopleiding en kunnen ze zo doorstromen naar de arbeidsmarkt.

Meer info: maagdenhuis.be en www.samenloop.be.

600 jaar KU Leuven in beeld

KU Leuven blaast dit jaar maar liefst 600 kaarsjes uit. In februari werd met een sprankelend openingsweekend alvast de aftrap gegeven van een feestjaar vol tentoonstellingen, lezingen, erfgoed, muziek, poëzie en veel meer. Met het boek KU Leuven. Een universiteit in beeld kan je de sfeer en geschiedenis van de universiteit nu ook vanuit je ‘luie zetel’ opsnuiven. Kunstfotograaf Karin Borghouts brengt het architecturale erfgoed van de universiteit op een verrassende manier in beeld, terwijl historicus Liesbet Nys zich verdiept in de fascinerende geschiedenis van de instelling. Samen nemen ze je mee op een reis door een van Europa’s oudste universiteiten.

www.kuleuven.be/600jaar en hannibalbooks.be

K. Borghouts en L. Nys, KU Leuven. Een universiteit in beeld. Hannibal Books, 2024.

HEILIGE BOONTJES

Tijdens het weekend van 29 maart 2025 opent Abby Kortrijk zijn deuren. Op de site van de historische Groeningeabdij nodigt dit nieuwe en eigenzinnig museum voor beeldende kunst je uit om anders te kijken naar kunst en erfgoed, naar onze menselijke aard in al zijn gelaagdheid, naar wat een museum kan zijn, voor wie en door wie. Het programma belooft uitgesproken participatief te worden: mensen bepalen mee wat er te zien en te doen is.

Openen doet Abby met een eigenzinnige kunstinstallatie van Rinus Van de Velde en met de openingsexpo F**klore. Reinventing Tradition. Daarin worden traditionele gebruiken, ambachten en narratieven met liefde, milde ironie en een open blik herdacht, in kunstwerken die variëren van wandtapijten en zandsculpturen tot installaties rond vinkenzetting en processies.

Benieuwd? Surf naar www.abbykortrijk.be

In de podcastreeks Heilige Boontjes van Erfgoedcel Denderland gaat podcastmaker Lukas De Cock op zoek naar de sporen die zes heiligen in de regio hebben nagelaten. Van diefstal en lijkenpikkerij over creatief boekhouden tot duivels en demonen, beeldenstormen en zelfs Vikinginvasies … je kan het zo gek niet bedenken. De verhalen brengen je van de duistere middeleeuwen recht tot bij de restanten vandaag. Zet je schrap voor een dolle rit langs erfgoed in kerken of op dorpspleinen, levende tradities met varkenskopverkopen, duivenwijdingen en waanzinnige feestjes.

https://erfgoedceldenderland.be/heilige-boontjes

© Dieter Van Caneghem

JUBILEUM VERDRAG

ERFGOED IN OORLOGSTIJD

In 2024 was het 70 jaar geleden dat het Unesco Verdrag van Den Haag, voluit het ‘Verdrag inzake de bescherming van culturele goederen in geval van een gewapend conflict’, werd afgesloten. Een goede aanleiding om het onder de aandacht te brengen: het blijft uiterst relevant in onze door oorlog en gewapende conflicten geteisterde wereld. faro blikt terug op een aantal mijlpalen en zoomt in op de uitdagingen verbonden aan de uitvoering ervan. Daarvoor spraken we met Emma Cunliffe, verbonden aan Blue Shield International en met Milena Chorna, hoofd van de onlangs opgerichte Oekraïense Museumvereniging.

Op 14 mei 1954 werd een mijlpaal bereikt in de bescherming van cultureel erfgoed: de ondertekening van het zogenoemde Verdrag van Den Haag.1 Hoewel de eerste contouren van dit verdrag al na de Eerste Wereldoorlog werden geschetst, kreeg het pas vorm na de verwoestingen van de Spaanse Burgeroorlog en de Tweede Wereldoorlog. Deze gebeurtenissen maakten de kwetsbaarheid van erfgoed pijnlijk duidelijk. Met dit verdrag wilde Unesco vermijden dat dit opnieuw zou gebeuren.

Internationale verdragen moeten omgezet worden in nationale wetgeving. Elk land interpreteert en implementeert de Conventie van Den Haag immers heel verschillend. Zo definieert het “culturele goederen” en stelt dat ze van groot belang zijn. Maar het is aan de landen om te bepalen wat zij “van groot belang” vinden voor de gemeenschappen binnen hun landsgrenzen.

De landen nemen ook beschermingsmaatregelen voor het erfgoed en leiden binnen hun strijdkrachten gespecialiseerde eenheden op (zoals de Monuments Men tijdens WOII). Verschillende Europese landen hebben zo’n eenheid of zijn bezig met de oprichting ervan (zoals Italië, Frankrijk, Nederland, Oostenrijk, het Verenigd Koninkrijk, Zwitserland en Duitsland). België hoort vooralsnog niet tot deze groep.

BLUE SHIELD

Momenteel gaan er volgens Emma Cunliffe stemmen op om het Verdrag van Den Haag te herzien. In 1993 werd het door experten geëvalueerd. Conclusie: het verdrag is een goed instrument voor de doelen waarvoor het is opgesteld, maar de implementatie ervan gaat niet van een leien dakje. Om hieraan te verhelpen is in 1996 de International Committee of the Blue Shield opgericht (vandaag The Blue Shield). Naast het

Julie Lambrechts en Henrike Radermacher

overkoepelende Blue Shield International bestaan er nationale comités, zoals het Blauwe Schild van België. Zij helpen bij de implementatie van het verdrag, en zorgen voor de bescherming van cultureel erfgoed wereldwijd tegen bedreigingen als gewapende conflicten en natuurrampen.

LINK MET MENSENRECHTEN

Het tweede protocol bij het verdrag, toegevoegd in 1999, markeert volgens Emma Cunliffe een belangrijke stap vooruit op het vlak van de individuele strafrechtelijke aansprakelijkheid. Daarnaast is het volgens haar waardevol dat het verdrag sterker verbonden wordt met mensenrechten: erfgoed is onderdeel van de mensenrechtenbeweging. Gemeenschappen hebben het recht om hun erfgoed te definiëren, en ook om die definitie vervolgens te koppelen aan de definitie van erfgoed in de conventie.

Er zijn verder ook voorstanders om een derde protocol op te stellen, om lokaal en immaterieel erfgoed op te nemen in de definitie van cultureel erfgoed binnen de conventie. Volgens Emma Cunliffe is dit een uitdaging, omdat het risico bestaat dat mensen met een bepaald cultureel erfgoed dan worden beschermd ten opzichte van andere mensen. Ook een begrip als “lokaal erfgoed” is heel uitdagend. Daardoor kan heel veel worden begrepen onder erfgoed. De vraag luidt: wat krijgt prioriteit in tijden van conflict? En wie beslist daar dan over?

De vraag luidt: wat krijgt prioriteit in tijden van conflict? En wie beslist daar dan over?

Verbeterd Blue Shield-beschermingsembleem bij de tombe van Askia in Mali. © Blue Shield Mali

The proof of the pudding is in the eating. Zo hebben conflicten doorheen de jaren beperkingen van het verdrag aan het licht gebracht. Telkens leidde dat tot aanpassingen. In Cambodja bijvoorbeeld, toen ten tijde van het Rode Khmer-regime (19751979) bleek dat enkel een land speciale bescherming kon aanvragen. Tijdens de Balkanoorlog in de jaren 1990 werd dan weer duidelijk dat de focus op nationaal erfgoed (en niet op gemeenschapserfgoed) allerlei spanningen creëerde. Oorlog is complexer dan een conflict tussen landen, iets waar nog steeds te weinig rekening mee gehouden wordt. Ook de oorlogen in Irak en Syrië zorgden voor hernieuwde aandacht voor de implementatie van het verdrag. Conflictperiodes leiden vaak tot pieken in ratificaties.

DICHTERBIJ DAN JE DENKT

Zoals gezegd wordt het verdrag vaak pas geratificeerd wanneer er conflicten zijn. Zo startte Oekraïne het proces voor de oprichting van een Nationaal Blue Shield-comité in 2014 op, het jaar waarin Rusland de Krim annexeerde. Maar oorlog is volgens Emma Cunliffe ook voor ons fysiek veel dichterbij dan we denken. Door de toenemende frequentie van (natuur)rampen gaat de aandacht in landen als België de laatste jaren vooral naar klimaat- en andere crisissen. Landen die met name al jaren geen oorlog meer gekend hebben. Maar er is wel degelijk een verschil tussen de voorbereiding op een (klimaat)crisis en die op een gewapend conflict of oorlog. Een groot verschil ligt in de duur van de ramp. Terwijl een cyberaanval, overstroming, brand, terroristische aanslag, betoging … vaak van korte duur is, kan een gewapend conflict jaren aanslepen. Maar ook op operationeel vlak zijn er grote verschillen:

telefoonlijnen die niet werken, hulpdiensten die elders worden ingeschakeld, erfgoedinstellingen die ineens moeten fungeren als distributie- of bloeddonatiecentra, mensen die toestemming moeten krijgen van de militaire autoriteiten om conflictgebieden te betreden … Ook de schaalgrootte speelt een rol. De evacuatie van een collectie zal bij een ramp binnen de regio/provincie gebeuren. Maar bij oorlog kan die zelfs over de landgrenzen heen plaatsvinden. Een rampenplan bij een gewapend conflict heeft hetzelfde doel als dat bij een klimaatcrisis (of een andere ramp), maar wordt anders geïmplementeerd. Het leger is een belangrijke actor in de voorbereiding op gewapend conflict.

SCHIETSCHIJF

Een groot verschil ligt in de duur van de ramp. Terwijl een cyberaanval, overstroming, brand, terroristische aanslag, betoging … vaak van korte duur is, kan een gewapend conflict jaren aanslepen

Het Blauwe Schild-embleem is te vergelijken met het Rode Kruis-embleem. En hoewel het uiteraard niet fysiek beschermt tegen aanvallen, is het idee erachter dat het gebouwen en sites markeert die beschermd moeten worden tijdens een oorlog. Er is discussie over het gebruik van het embleem omdat het mogelijk een risico inhoudt. In Oekraïne zouden er duidelijke voorbeelden zijn waarbij Rusland zich specifiek richt tegen Oekraïens erfgoed. Milena Chorna somt verschillende aanvallen op waarbij erfgoedsites volgens haar doelgericht vernietigd werden. Vooral bij musea en andere historische sites die geïsoleerd staan zonder andere infrastructuur in de buurt, is het volgens haar duidelijk dat het gaat om doelgerichte aanvallen op erfgoed, en dus op de Oekraïense identiteit tout court. Een voorbeeld is de nachtelijke aanval op het museum gewijd aan

Blue Shield verzorgt trainingen voor strijdkrachten over de bescherming van cultureel eigendom. © Blue Shield

Een voorbeeld van een doelgerichte aanval op erfgoed is volgens Milena Chorna de aanval op het museum gewijd aan de Oekraïense filosoof Hryhorii Skovoroda in een dorp bij Charkiv. © Regionale Militaire Administratie Kharkiv, via Wikimedia, CC0

MILESTONES & WAY TO GO

In 2024 was er niet enkel de 70e verjaardag van de Haagse Conventie, maar waren er ook Europese verkiezingen. Enkele organisaties uit Duitstalige landen die rond erfgoedbescherming werken grepen dit momentum aan om op 2 juli in Brussel het event Milestones & Way to go te organiseren.2 Het thema: verleden en toekomst van de Haagse Conventie. Experts van zowel ngo’s als Europese instellingen formuleerden aanbevelingen voor Europese beleidsmakers.3 Twee van de organisatoren, Constanze Fuhrmann, o.a. vicevoorzitter van de Duitse Vereniging voor de Bescherming van Cultuurgoederen (DGKS), en Anna Puhr, o.a. vicesecretaris-generaal van Blue Shield Austria, deelden in een gesprek hun belangrijkste drijfveer en presenteerden de beleidsaanbevelingen.

Met de oorlog in Oekraïne als achtergrond is het volgens de organisatoren relevant om de aandacht te vestigen op de bescherming van cultureel erfgoed als een Europees thema dat gezamenlijk moet wor-

de Oekraïense filosoof Hryhorii Skovoroda in een dorp bij Charkiv.

Er zijn nog nauwelijks vervolgingen geweest voor de vernietiging van cultureel erfgoed in gewapende conflicten. Dat is te wijten aan de complexe juridische bewijslast. Na de Balkanoorlog werden in een onafhankelijk strafhof (het Joegoslaviëtribunaal) amper zes mensen veroordeeld voor de beschadiging en vernietiging van culturele sites, als onderdeel van (andere) oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid. In 2016 veroordeelde het Internationaal Strafhof Ahmed Al-Faqi Al-Mahdi van de jihadistische groepering Ansar Dine voor het opzettelijk vernietigen van culturele gebouwen die tot de Malinese werelderfgoedsite Timboektoe behoorden. Dit was de eerste keer dat de vernietiging van cultureel erfgoed als een op zichzelf staande oorlogsmisdaad werd vervolgd en bestraft, een mijlpaal.

den aangepakt. Samenwerking tussen verschillende belanghebbenden is daarbij essentieel. Naast overheidsinstellingen en internationale organisaties zoals Unesco, speelt het maatschappelijk middenveld een belangrijke rol. Het zijn vooral niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) die snel en flexibel kunnen reageren in conflict- en crisissituaties, vaak ondanks beperkte financiële middelen. Zij hebben de mogelijkheid om bruggen te slaan tussen verschillende actoren die belangrijk zijn voor de omzetting van de Haagse Conventie in de praktijk, zoals civiele en militaire actoren en beleidsmakers. Daarom was het voor de organisatoren ook belangrijk om vertegenwoordigers van al deze actoren samen te brengen en gezamenlijk breed gedragen beleidsaanbevelingen uit te werken. Ondanks de vooruitgang werd ook duidelijk dat er nog veel werk te doen is, vooral op het gebied van regelgeving, financiering en integratie van erfgoedbescherming in (EU-)beleid. Zo blijft cultureel erfgoed nog steeds vaak onder-

belicht in bredere veiligheids- en rampenplannen.

Een belangrijk resultaat was een reeks aanbevelingen voor Europese beleidsmakers. Er werden zeven hoofdpunten opgesteld, met telkens enkele actievelden. Capaciteitsopbouw en training (#1) staan bovenaan de lijst. De organisatoren en de deelnemers waren overtuigd van de noodzaak om te investeren in training die niet alleen gericht is op erfgoedprofessionals, maar ook op militair personeel en beleidsmakers. De tweede en derde aanbeveling, versterkte samenwerking en informatie-uitwisseling (#2) en de bewustmaking van het belang van cultureel erfgoed (#3), hangen er hecht mee samen. De volgende aanbevelingen benadrukken ook de noodzaak van handhavingsmechanismen (#4), de harmonisatie van wetgeving (#5), toezicht en evaluatie (#6) en de integratie van cultureel erfgoed in EU-beleid (#7), als sleutels voor duurzame bescherming.

Restauratiewerkzaamheden in de Transfiguratiekathedraal in Odessa nadat die op 23 juli 2023 zwaar beschadigd werd door een Russische raketaanval.

© Alexander Voropajev, via Wikimedia

Om de kans op vervolging te verhogen is de opleiding in het verzamelen van forensisch materiaal essentieel. Vaak ontbreekt het erfgoedwerkers aan forensische kennis, waardoor belangrijk bewijs per ongeluk wordt vernietigd. Organisaties zoals Blue Shield bieden dergelijke training aan. Milena Chorna vertelt over de situatie in Oekraïne, waar erfgoedprofessionals deels ter plaatse blijven om monumenten te monitoren en bewijsmateriaal vast te leggen, ondanks de risico’s. Dicht bij de frontlinie is het moeilijk tot onmogelijk om dit werk uit te voeren. Niet-militairen hebben er geen toegang. Hier zou een Cultural Property Protection Unit (CPP) binnen het leger veel werk kunnen verrichten.

SAMENWERKINGEN

Naast een opleiding is ook een goede samenwerking nodig. Je kan als museum nog zo goed voorbereid zijn, maar als het leger en de autoriteiten niet betrokken zijn heeft dat weinig nut, stelt Milena Chorna. In tijden van gewapend conflict heb je als museumdirecteur geen gezag. In Oekraïne waren de musea zelf goed voorbereid (zeker de musea in het oosten en zuiden waar eerder in 2014 al een Russische inval plaatsvond); de collecties stonden klaar om naar musea in het westen van Oekraïne geëvacueerd te worden. Er waren zelfs al overeenkomsten met deze musea, maar de goedkeuring bleef uit. Wat ontbrak na de

lange en complexe voorbereidingstijd van de nodige documenten was nog een handtekening van de autoriteiten. Milena Chorna kent verschillende musea waar men niet heeft kunnen evacueren en museumwerkers ter plaatse zijn gebleven. Met zware gevolgen: sommige medewerkers werden gekidnapt of zelfs gedood. Hierdoor is volgens haar ook heel wat erfgoed verloren gegaan. Zij pleit dus voor samenwerking, voorbereiding van procedures, bewustmaking van betrokken partijen als het leger en de autoriteiten, maar ook voor beslissingsrecht bij museumdirecteurs in geval van overmacht. Dit toont nog eens het belang van een goede voorbereiding en afspraken in vredestijd. ■

» Julie Lambrechts is adviseur behoud en beheer bij FARO. Henrike Radermacher is er adviseur internationalisering.

» Bronnen en literatuur:

1. Datzelfde jaar werd het eerste protocol toegevoegd waarin vastgelegd werd dat partijen tijdens conflicten geen cultureel erfgoed als buit mochten meenemen. Brontekst verdrag en de twee protocollen: https://bit.ly/richtlijnen_unesco

2. Het event Milestones & Way to go werd georganiseerd door de Duitse Vereniging voor Bescherming van Cultuurgoederen, de Zwitserse Vereniging voor Bescherming van Cultuurgoederen, Blue Shield Oostenrijk, Blue Shield Duitsland en de Fraunhofer Vereniging onder het beschermheerschap van de Oostenrijkse Ambassade in Brussel en het Oostenrijkse Culturele Forum Brussel.

3. Zie: https://bit.ly/7Empfehlungen

ERFGOEDAPP

DE ERFGOEDAPP WORDT 10 JAAR!

Dit jaar bestaat de ErfgoedApp tien jaar. In die tijd is de app uitgegroeid tot een publiekslieveling, ideaal om erfgoed te ontdekken op locatie. In dit interview blikt de ‘vader’ van de app, FARO-collega Bram Wiercx, terug op de evolutie, uitdagingen en innovaties.

Roel Daenen

Laat ons beginnen bij het begin: waarom werd de ErfgoedApp aanvankelijk ontwikkeld?

“Hij ontstond uit een e-cultuurproject dat inspeelde op de net gelanceerde iBeacons van Apple.1 Het idee was om binnen musea een betere locatiebepaling mogelijk te maken. Daarnaast wilden we erfgoed toegankelijker maken. Traditionele audiogidsen bleken duur en vaak nogal onhandig, zowel voor de musea als voor de bezoekers. Met de opmars van de smartphone lag er een kans om een gebruiksvriendelijke tool gratis beschikbaar te maken. Daarbij lag de focus op storytelling, niet zozeer op technologie. De ErfgoedApp moest een brug slaan tussen erfgoedverhalen en digitale innovatie, maar zonder de drempels te verhogen.”

Hoe zou je de ErfgoedApp omschrijven? “Een moderne audiogids, al kan de app veel meer dan alleen audio afspelen. Hij biedt geen virtuele ervaring, maar is een app die erfgoedverhalen en informatie op locatie aanbiedt. Gebruikers zeggen altijd dat hij naadloos aansluit bij de missie van hun erfgoedorganisatie. Dat verklaart deels ook de populariteit van de app. Naast het gebruiksgemak natuurlijk.” (glimlacht)

Was het doel van de app vanaf het begin zo duidelijk?

“Absoluut. Bij elke nieuwe ontwikkeling blijft de opdracht onveranderd: erfgoedverhalen en informatie op locatie aanbieden. We willen dat de app steeds beter en slimmer wordt, zonder die focus te verliezen. We krijgen veel verzoeken om nieuwe functies toe te voegen. Hoewel het systeem flexibel is, bewaken we de kern van de app.”

Over nieuwigheden gesproken: noem eens een paar grote aanpassingen.

“De combinatie van iBeacons en augmented reality (AR) was een grote doorbraak. Met AR kunnen gebruikers extra informatie oproepen door hun camera op een object of locatie te richten. iBeacons zorgen er dan weer voor dat relevante info automatisch naar je telefoon of tablet wordt doorgestuurd, puur op basis van de locatie waar je je bevindt. Daarnaast hebben we sterk ingezet op inclusie, met Vlaamse Gebarentaal (VGT) en audiofeedback voor blinden en slechtzienden. Ook de Erfgoedroutes, interactieve wandel- en fietstochten, bleken een schot in de roos. Eind vorig jaar introduceerden we Boomerang-tours, waarbij de app routes genereert op basis van erfgoed-POI’s (points of interest, red.) van OpenStreetMap. Ook voegden we artificiële intelligentie toe, zodat gebruikers via Oehoe, de chatbot van de ErfgoedApp, vragen kunnen stellen over erfgoed, kunst en natuur.2 Zo ontwikkelden we met Musea Brugge een stadswandeling waarin bezoekers in dialoog kunnen gaan met Hans Memling. Of beter, een AI-versie van Memling.” (lacht)

Een moderne audiogids, al kan de app veel meer dan alleen audio afspelen. Hij biedt geen virtuele ervaring, maar is een app die erfgoedverhalen en informatie op locatie aanbiedt

Links: Bram Wiercx tijdens een van de eerste workshops van de ErfgoedApp.

Rechts: de ErfgoedApp is ook toegankelijk in Vlaamse Gebarentaal. © Doof Vlaanderen

Hoe kijk je nu terug op die voorbije tien jaar?

“Toen we de app lanceerden was het een spannend experiment. We wisten dat musea op zoek waren naar manieren om hun aanbod interactiever te maken. Maar dat de app zo breed geadopteerd zou worden, hadden we niet voorspeld! Dankzij het enthousiasme van de sector en de groei van het aantal tours is de ErfgoedApp uitgegroeid tot wat hij nu is: een vaste waarde in het digitale landschap. Met bijna 350.000 downloads en duizenden gebruikers – erfgoedprofessionals en vrijwilligers.

2020 was een bijzonder jaar; de coronapandemie markeerde de start van een hectische periode. Musea gingen plots massaal op zoek naar

contactloze alternatieven voor rondleidingen en audiogidsen. De ErfgoedApp bood een veilige en flexibele oplossing. Het aantal downloads en digitale tours schoot omhoog. Dit bevestigde niet alleen de relevantie van de app, maar ook het belang van digitale transformatie in de erfgoedsector. Omdat de app al bestond en veel erfgoedprofessionals ermee vertrouwd waren, konden we snel opschalen. We ontwikkelden de ErfgoedApp DIY: een online kennisplatform als opvolger van de vroegere handleiding.3

Er is natuurlijk ook de technologische evolutie: een enorme uitdaging. Tien jaar is een eeuwigheid voor een app. We blijven de app voortdurend bijsturen om hem up-to-date en gebruiksvriendelijk te houden. Ik had het net over de

‘adoptie’ door erfgoedorganisaties. Aanvankelijk was die niet vanzelfsprekend; sommigen aarzelden om in digitale tools te investeren. Maar door aanhoudend succesverhalen te delen en workshops te organiseren, hebben we velen over de streep getrokken. Op technisch vlak vermeld ik onze samenwerking met een technologische partner in Zwitserland, een spin-off van de Technische Universiteit van Lausanne. Die heeft ervoor gezorgd dat we op technisch vlak sterk staan.”

Bedrijven, technologie: wat is het verdienmodel van de app?

“Er is geen klassiek verdienmodel, zoals bij heel wat andere apps. Het behoort tot de decretale opdracht van FARO om op de beeldvorming (en bij uitbreiding de communicatie) van de erfgoed-

Perslancering van de ErfgoedApp met toenmalig minister van Cultuur Sven Gatz. M HKA, 19 januari 2016. © FARO

De ErfgoedApp kwam op 14 augustus 2015 in Google Play en iets later in de Apple App Store. In de loop der jaren kreeg de app heel wat updates.

sector te werken. De ErfgoedApp is, naast de Erfgoeddag, daarin een zeer belangrijk element. We werken geregeld samen met erfgoedorganisaties om nieuwe functies te ontwikkelen. Door efficiënt met onze beperkte middelen om te gaan, houden we de kosten laag en blijft de ErfgoedApp financieel gezond. Onze makersgemeenschap rekent daar trouwens op. Dit gezegd zijnde: het ecosysteem rond de app is sterk. Veel erfgoedorganisaties maken zelf hun tours, maar er zijn ook scenografische en educatieve bedrijven, freelancers, podcast- en videomakers die content produceren in opdracht van onze makersgemeenschap. Bijzonder is dat erfgoedorganisaties zelf de controle behouden. Dit voorkomt een vendor lock-in (wanneer een klant helemaal afhankelijk wordt van een leverancier, RD), zoals vroeger wel eens gebeurde bij maatwerkapplicaties.”

Zijn er groeiplannen? Naar het buitenland?

“We krijgen geregeld vragen uit het buitenland, maar die stap is niet zo evident. De app wordt wel al gebruikt in de grensparken. FARO krijgt middelen van Vlaanderen en dus ligt de focus op Vlaanderen en Brussel. Toch onderzoeken we mogelijkheden voor uitbreiding. Vorig jaar werkten Business Management-studenten een strategie uit voor internationale expansie. Recent werden we ook gevraagd om deel te nemen aan een Europees project rond erfgoed en toegankelijkheid.”

In Vlaanderen is de app sectoroverschrijdend, met toerisme, cultuur en onroerend erfgoed?

“We hebben de ErfgoedApp vanaf de start opengesteld voor een brede doelgroep die inzet op het vertellen van erfgoedverhalen. We vinden het ook een meerwaarde als organisaties echt samenwerken om tours te maken en te lanceren.”

Wat zijn de populairste momenten voor

“Het leuke aan een app is dat alles in realis. Onze tourmakers kunnen die statistieken ook zelf opvolgen. Wij volgen de algemene statistieken en trends op. Het weekend en de vakanties zijn topmomenten.

Ook Erfgoeddag en Open Monumentendag zorgen voor een stevige piek; veel makers kiezen die evenementen uit om een nieuwe tour te lanceren. Regelmatig

In het logo van de ErfgoedApp ontdek je waar de ErfgoedApp voor staat. Je ziet een route met verschillende erfgoedstops (POI’s) en het symbool van de iBeacons. Het plusje verwijst naar augmented reality. Foto: Unsplash door Laura Lauch.

In 2024 werden de Boomerang-tours geïntroduceerd, waarbij de app routes genereert op basis van erfgoed-POI’s. Ook kunnen gebruikers via Oehoe, de chatbot, vragen stellen over erfgoed, kunst en natuur.

© FARO

verschijnt de ErfgoedApp in de media, en ook die pieken zien we terug in onze statistieken. Elk artikel waarin de ErfgoedApp vermeld wordt, monitoren we, goed voor inmiddels zo’n duizend artikels.”

Wat brengt de toekomst voor de ErfgoedApp?

“We blijven innoveren. AI is op dit ogenblik een speerpunt. Eind vorig jaar hebben we zoals gezegd de Oehoe-chatbot gelanceerd, idem dito voor de Boomerang-tours. Beide producten willen we de komende jaren verder verbeteren. Daarnaast willen we erfgoedorganisaties nog meer tools geven om creatieve content te maken. Een droom die we ook al even hebben is om onze beacons te laten werken zonder batterijen. Energy harvesting is een beloftevolle techniek hier-

En uiteraard blijven

we luisteren naar onze makerscommunity en gebruikers, want zij maken de app tot wat hij is

voor. Ook willen we meer IoT-hardware (Internet of Things, red.) integreren met de app, bijvoorbeeld in tentoonstellingen, zodat er geluid begint te spelen tijdens een erfgoedspel of een geurmachine wordt geactiveerd voor iemand die slechtziend is. En uiteraard blijven we luisteren naar onze makerscommunity en gebruikers, want zij maken de app tot wat hij is.

Verder put ik graag uit mijn persoonlijke hoogtepunten om na te denken over de toekomst. Zo denk ik bijvoorbeeld aan de workshop ErfgoedApp, augmented reality & ErfgoedBeacons. Die vond sinds 2015 al 66 keer plaats, goed voor zo’n 750 deelnemers. Die workshop houden we meestal in Brus-

sel, maar wordt regelmatig ook op uitnodiging in heel Vlaanderen georganiseerd. Het is altijd fijn te zien wanneer iemand die de workshop volgde een tijdje later een tour laat activeren. De Doofvriendelijk Vlaanderen Award 2020 was ook een mooie erkenning voor onze inspanningen rond toegankelijkheid.4 Inclusie is altijd een speerpunt geweest, en die prijs was de bevestiging dat we goed bezig zijn. Ik hoop dan ook dat iedereen die erfgoed een warm hart toedraagt de app downloadt. Hoe meer gebruikers, hoe groter de impact. Erfgoed is er om ontdekt, beleefd en gedeeld te worden, en als wij dat mee kunnen faciliteren, is onze missie geslaagd.” ■ https://erfgoed.app

» Roel Daenen is coördinator communicatie en hoofdredacteur van dit tijdschrift.

» Bronnen en literatuur

1. faro | tijdschrift over cultureel erfgoed, 8(2015)3 https://issuu.com/faronet/ docs/septnr_2015_issuu

2. https://data-en-maatschappij.ai/nieuws/zomerblog-erfgoedapp-opent-deur-voor-artificiële-intelligentie-ai

3. https://faro.be/ontdek-meer-met-de-erfgoedapp

4. https://faro.be/blogs/faro/faro-wint-de-doofvriendelijk-vlaanderen-award-2020

Oehoe is de mascotte van de ErfgoedApp en werd ontwikkeld voor kinderen.
© FARO, Foto: Dries Theuwissen

BARBIE UIT DE MIDDELEEUWEN

Wat als … erfgoed zou kunnen spreken? Een hypothetische, maar interessante vraag. Want welke verhalen zouden we dan kunnen ontdekken?

Bij opgravingen in de Elverdingestraat in Ieper in 2018 kwam een merkwaardige vondst naar boven: een houten pop. De pop bleef bewaard in verschillende fragmenten: hoofd en nek, romp en twee benen. De armen en benen kunnen apart bewegen dankzij scharnieren. Door de plaats waar de pop is teruggevonden, weten we dat ze gemaakt is in de eerste helft van de 13e eeuw.

Poppen zijn een van de oudste soorten speelgoed. Ook in de middeleeuwen waren ze populair, vooral bij meisjes. De pop uit Ieper is hiervan een typisch voorbeeld. De meeste poppen zijn uit hout, hoewel er ook exemplaren uit klei (uit Neurenberg) of tin-lood gekend zijn. De armen en benen bewegen dankzij scharnieren. Het hoofd en de handen zijn vaak beschilderd en de poppen zijn mooi gekleed. Net levensecht dus. Een portret van een jonge Isabella van Habsburg toont zo’n beschilderde en geklede pop. Met het touwtje achteraan het hoofd van de pop kon Isabella waarschijnlijk de armen en benen laten bewegen.

Opvallend is dat de poppen bijna altijd volwassen vrouwen of ridders voorstelden. Een 12e-eeuwse miniatuur toont hoe jongens met ridderpoppen spelen. Ook deze poppen kunnen bewegen. De pop als baby of klein kind om te verzorgen bestond ongetwijfeld ook al, maar was minder wijdverspreid. Barbie was in het midden van de 20e eeuw zeker niet de eerste volwassen pop.

Naast poppen zelf is ook poppengoed populair. In de collectie van het Yper Museum zitten meerdere miniatuurobjecten: een bord, schenkkan, schaaltje, lepel, keteltjes, stoeltjes, vergiet en zelfs een miniatuur wierookvat. Thematisch gaat het vaak om kook- en eetgerei, maar soms hebben de miniatuurobjecten ook een andere functie. Het miniatuur wierookvat heeft bijvoorbeeld een religieuze betekenis. In het bekende werk van Pieter Bruegel, Kinderspelen, zie je twee meisjes met een pop spelen. Op de kast achter hen staan allemaal miniatuurvoorwerpen. Het lijkt wel een miniatuuraltaar.

Ondanks hun kleine afmetingen zijn de meeste objecten maar zo’n 4 centimeter groot, en zijn ze met oog voor detail gemaakt. Een miniatuurketel is uitgerust met een hengsel dat effectief beweegt. Het keteltje zelf staat op drie fragiele pootjes en de buik is met een geometrisch rasterwerk gedecoreerd. Het stoeltje heeft een mooi rasterwerk op de rug en ook bovenaan is de stoel versierd met een geometrisch patroon. ■

» Door: Hannelore Franck

» Hannelore Franck is wetenschappelijk medewerker bij het Yper Museum & Merghelynck Museum.

Een jonge Isabella van Habsburg in 1502 met een pop in haar hand. © KHM-Museumsverband

Erfgoeddag 2025 daagt je uit: durf te spelen, betreed het speelveld en ontdek nieuwe en oude verhalen.

Van sport tot spel, gokken en beginnersgeluk, techniek en vaardigheid, erfgoed in beweging: op zondag 27 april 2025 brengt Game On! tradities en innovaties samen tijdens een feestelijke dag.

Ontdek het volledige programma op www.erfgoeddag.be.

Houten pop, miniatuurketeltje en miniatuurstoeltje. Collectie: Yper Museum

GESCHIEDENISONDERWIJS EN ERFGOED VERSTERKEN ELKAAR

HET GEHEIM VAN DE LEERWANDELING

Erfgoededucatie gaat lang niet alleen om het doorgeven van louter historische feitenkennis. Erfgoed biedt immers vooral kansen tot reflectie en kritisch denken over hoe we omgaan met het verleden. Dat leerdoel sluit naadloos aan bij de sleutelcompetentie Historisch Bewustzijn in het secundair onderwijs. Precies daarom sporen geschiedenisonderwijs en erfgoededucatie zo goed met elkaar.

Hildegarde Van Genechten

Dat is althans de overtuiging van Els Vinckx, docent Lerarenopleiding Geschiedenis van Hogeschool PXL, en van Karen Van Looken, projectmedewerker Erfgoedcel Haspengouw. Samen sloegen ze de handen in elkaar met drie grote religieuze sites van Sint-Truiden. Het resultaat: studenten uit de lerarenopleiding ontwikkelden een interactieve leerwandeling voor leerlingen secundair onderwijs, opgebouwd uit podcastfragmenten en opdrachten langsheen de plekken. Gekoppeld aan twee uitgewerkte lessen voor de leerkracht: één voor en één na de leerwandeling. De aanpak van deze leerwandeling kan als sjabloon worden gebruikt door andere gemeenten of steden die het historisch bewustzijn bij leerlingen willen aanscherpen. Eens die ontwikkeld zijn, kunnen leerkrachten er zelfstandig met hun leerlingen mee aan de slag, ieder schooljaar opnieuw.

EENVOUDIG MAAR SUCCESVOL

De lerarenopleiding en de erfgoedpartners kozen als uitgangsvraag voor de leerwandeling: ‘Hoe deed men aan co-housing in Sint-Truiden tijdens

de 13e eeuw?’ Samenwonen met andere huisgenoten: dat kent natuurlijk iedere jongere ook, een herkenbaar startpunt.

Bovendien bood de vraag de kans om langs verschillende historische plekken in Sint-Truiden te trekken en kennis te maken met het lokale erfgoed: de Abdij van Sint-Trudo, het Begijnhof en het Minderbroedersklooster (nu Museum DE MINDERE). Het leven op deze plekken was heel uiteenlopend; interessant dus om te ontdekken. Karen Van Looken: “Elke stad of gemeente beschikt over religieus erfgoed: een kerk, kapel, abdij, begraafplaats … Ze vertellen (mee) de plaatselijke geschiedenis en liggen vaak in de directe omgeving van de school. Bovendien komen onroerend, roerend en immaterieel erfgoed samen in religieus erfgoed. Het zijn ideale bronnen om de blik te richten op de geschiedenis van de eigen omgeving. De startvraag kan natuurlijk overal anders zijn.”

Iedere historische plek vormt een halte in het parcours van de leerwandeling. Met een scanbare

Leerlingen van Hasp-O Centrum voeren opdrachten uit in de Abdij van Sint-Trudo en in Museum DE MINDERE tijdens de leerwandeling. © Kathleen Dignef
Pavel Sbitney via Pixabay, CC0
Zo is de ‘religieuze geletterdheid’ er niet altijd bij jongeren. Vaak weten ze niet wat bijvoorbeeld een abdij is

QR-code krijgen leerlingen informatie via een kort podcastfragment. In die fragmenten voert een verteller de leerlingen terug naar een bepaalde tijd, doet hen gericht kijken, vertelt hoe het leven eraan toeging … Ze krijgen inzicht in sociale en economische structuren. Door de opdrachten leren de leerlingen de plekken situeren in tijd en op een middeleeuwse kaart, en in het geheel van de ontstaansgeschiedenis van Sint-Truiden. En vooral: ze leren kijken naar details.

In de voorbereidende les maken leerlingen kennis met de noodzakelijke historische begrippen. Zo is de ‘religieuze geletterdheid’ er niet altijd bij jongeren. Vaak weten ze niet wat bijvoorbeeld een abdij is. In een verwerkende les illustreren leerlingen de begrippen opnieuw in hun eigen woorden aan de hand van wat ze hebben gezien tijdens de leerwandeling. En vooral: ze leren een eigen mening formuleren en beargumenteren over de bewaring en herbestemming van erfgoed.

NOOD AAN ERFGOEDWIJSHEID

Els Vinckx: “Dikwijls plooien leerkrachten geschiedenis terug op hun handboeken. Simpelweg vanuit tijdsgebrek. Maar ze gaan er op die manier vaak aan voorbij dat er in de gemeente of stad van de school ook heel wat sporen uit het verleden te vinden zijn waarmee ze de leerdoelen kunnen realiseren. Daar zit nog een enorme kans. Het didactisch materiaal ligt als het ware voor het grijpen. Bovendien zijn die sporen uit hun omgeving doorgaans veel herkenbaarder voor de leerlingen dan de voorbeelden uit de handboeken. Zo heb je ze in vele gevallen toch sneller mee. Door met leerkrachten een leerwandeling te ontwerpen, bied je ze iets instapklaar waarmee ze abstracte begrippen voor leerlingen meteen een pak aanschouwelijker kunnen maken. Erfgoed kan mensen

BLAUWDRUK VOOR EEN LEERWANDELING

Voel je ook de kracht van een actieve leerwandeling? Het partnerschap in Sint-Truiden somt alle stappen op voor wie graag een leerwandeling wil ontwikkelen.

1. Alles start met de match tussen een leerkracht en iemand met een lokaal erfgoedverhaal. Samen heb je goesting om de leerlingen erfgoed te laten ontdekken in de nabijheid van de school.

2. Bespreek welk(e) erfgoedverha(a)l(en) je wil vertellen, welke erfgoedplekken er zijn (thema, periode …), met welke feiten en welk immaterieel of roerend erfgoed ze verbonden zijn.

3. Wat zijn de doelstellingen van de leerkracht (leerplan, competenties, jaarplanning)? Bepaal de beginsituatie van de doelgroep (welke termen kennen ze bijvoorbeeld al, en welke niet?).

4. Kies dan een rode draad, een tijdvak en/of een thema. Bijvoorbeeld: WOII in het dorp, religie in de middeleeuwen in de stad, de tweede industriële revolutie, ambachten in de 19e en 20e eeuw …

5. Kies drie of meer erfgoedplekken (te voet of per fiets bereikbaar). Wat is er te zien? Welk cultureel erfgoed schuilt er achter de plek, het gebouw, het landschap? Welke personages duiken er op? Welke verhalen zijn er te vertellen? Verzamel alle info.

6. Zoek erfgoedpartners: de heemkundige kring, kerkraad, gemeente, het archief of museum, een eigenaar, bewoner of beheerder ... Verzamel verhalen, kennis, foto’s, objecten, documenten. Betrek deze partners bij het maken van de leerwandeling, indien mogelijk.

7. Schrijf het verhaal bij elke plek vanuit het standpunt van een historisch personage en neem het op als podcast in korte fragmenten (max. 3 min.). Ze vormen de audiogids voor de wandeling. Richt de blik op wat er te zien is en vul aan met verhaalelementen. Je kan leerlingen van de 3e graad hierbij laten helpen. Ze kunnen op zoek gaan naar historische informatie door lokale partners te interviewen. Ze kunnen zelf teksten schrijven en opnemen.

8. Voeg een creatieve activiteit toe op elke erfgoedplek: ontwerpen, schrijven, filmen …

9. Maak een inleidende les voor de noodzakelijke achtergrondinfo en woordenschat.

10. Debatteer met de leerlingen in een (na)verwerkende les over erfgoed: wat moet bewaard blijven, waarom, wat willen zij doorgeven aan toekomstige generaties …?

Wat vinden leerlingen een goede manier om de Abdijkerk van Sint-Truiden te bewaren? © Erfgoedcel Haspengouw

aan het denken zetten. Met lessen en opdrachten als deze, krijgen leerlingen inzicht in erfgoedprocessen en leren ze aan de hand van bronnen een mening te vormen. Dat leren nadenken en beargumenteren is cruciaal. Voor mij is het belangrijk dat leerlingen weten wat het verschil is tussen het verleden en geschiedenis. Geschiedenis wordt iedere dag gemaakt aan de hand van bronnen, vanuit ons perspectief en vanuit een standplaatsgevoeligheid. Het feit dat er vandaag de dag veel meer aandacht is voor vrouwen in de geschiedenis is daar een mooi voorbeeld van. En je kan dat doortrekken: waarom is een bepaald voorwerp belangrijk of niet? En welke verhalen worden daarrond verteld? Door wie? Moeten we dat bewaren?”

AANPAK VAN HET PARTNERSCHAP

In deze samenwerking had iedere partner een specifieke rol. Alles startte bij Kathleen Dignef, leerkracht geschiedenis van de school Hasp-O Centrum. Zij zag het potentieel om haar vak te illustreren met lokale voorbeelden, maar wist niet goed hoe eraan te beginnen. PXL en Erfgoedcel Haspengouw pikten haar vraag op en trapten zo het partnerschap af. De studenten van de lerarenopleiding kregen vervolgens de opdracht om didactisch materiaal uit te werken. Ze deden onderzoek naar de historische sites, en vertaalden deze inhoud didactisch: ze maakten de podcastfragmenten, de opdrachten en de voorbereidende en verwerkende lessen, hierin gecoacht door docent Els Vinckx. Eens de leerwandeling klaar, namen maar liefst 150 leerlingen van de school Hasp-O Centrum deel. Zelfs de toeristische dienst gaat de leerwandeling nu promoten naar andere scholen.

Erfgoed

kan mensen aan het denken zetten. Met lessen en opdrachten als deze, krijgen leerlingen inzicht in erfgoedprocessen

Karen Van Looken: “In elke gemeente of stad is er expertise over religieus erfgoed: bij de heemkundige kring, in het archief of museum, bij plaatselijke gidsen of toeristische diensten. Zij kunnen veel informatie geven, ze hebben de bronnen en ze kunnen ook betekenisvolle details of verhalen uitlichten.”

In dit project zat de expertise bij Leen Janssen van het Museum DE MINDERE en bij diverse vrijwilligers, waaronder Guy Plevoets, voorzitter van het Buurtcomité van het Begijnhof. Guy: “We hebben ons niet vastgepind op het Begijnhof. Het is vooral een kapstok om verhalen te vertellen, en een opstap voor creatieve opdrachten. Je moet zoeken naar wat interessant is voor jongeren.” Leen Janssen: “De samenwerking met de lerarenopleiding heeft er wel voor gezorgd dat de leerdoelen netjes geformuleerd werden. Zo mooi kunnen wij dat zelf niet doen. En een aantal leerkrachten heeft daar nood aan.” ■

» Hildegarde Van Genechten was tot eind februari adviseur participatie | educatie bij FARO.

PREMIÈRE: MECHELEN VOERT ZIJN

THEATERERFGOED OP

U, NU!

Alles begon met een klassieke erfgoedvraag: vrijetijdstoneelvereniging klopt aan bij erfgoedcel. “Ons jubileum komt eraan. We willen iets doen met ons erfgoed. Kunnen jullie helpen? Een expootje, misschien?” U, nu! werd een intens traject over en met het Mechelse vrijetijdstoneel en zijn erfgoed, samen met cultuur- en erfgoedpartners.1 Wat was de output? Wat is er bereikt? Kan het (toneel)avontuur U, nu! inspireren tot een sequel?

Patrick De Rynck voor Erfgoedcel Mechelen

Eerst de output. Da’s even ademhalen. Een bonte en feestelijke theaterrevue van zowat acht uur bij theater arsenaal, in samenwerking met vijf Mechelse vrijetijdstoneelverenigingen die – zonder het goed te beseffen – al sinds lang een erfgoedgemeenschap vormen. Zij brachten stukken en stukjes uit hun historisch repertoire, in een professionele regie. De samenwerking van deze concullega’s was een primeur. Voordien al: opvoeringen van onderdelen van deze marathonrevue in de eigen zalen van de verenigingen en voor ‘eigen publiek’. Ook nog: een professionele fotoreportage van het repetitieproces, met beelden waar de verenigingen vrij over kunnen beschikken. Zo breng je het immaterieel erfgoed van het toneelspelen in beeld.

Dan: een expo over het Mechelse rederijkers- en toneelerfgoed, in een open opstelling die bibliotheek Het Predikheren inpalmde: de bibmedewerkers zagen linken met de eigen boekencollectie, doorzochten die en werkten graag mee aan iets dat meer werd dan een klassieke ‘gangexpo’. De thema’s van de tentoonstelling waren tijdens een brainstorm mee door de verenigingen be-

paald en het historisch projectbureau Geheugen Collectief voerde voor de expo nieuw onderzoek uit, met nieuwe interviews over het recente Mechelse toneelverleden. Daaruit bleek ook het belang van het immaterieel erfgoed van de toneelwereld: de evolutie in speelstijl, het wisselende repertorium, nieuwe technieken … Reden genoeg voor de collega’s van CEMPER om dit project van Erfgoedcel Mechelen mee op te volgen.

Next: een tweede expo in Kunsthal Mechelen, waar kunstenaar Juan Pablo Plazas na gesprekken met leden van de verenigingen theaterrekwisieten in een nieuw podiumlicht ‘in scène’ zette, waardoor je ze als toeschouwer anders ging bekijken.

Boven: Vlaggen van de plaatselijke gezelschappen palmden de bibliotheek in tot in de nok van het dak. © Erfgoedcel Mechelen – fotograaf Dries Theuwissen

Onder: De opstelling in het Predikheren was een mengeling van verhalen, oude foto’s en objecten van alle theatergezelschappen samen, gebundeld rond thema’s waaraan ook een boekenselectie werd gekoppeld. © Erfgoedcel Mechelen – fotograaf Dries Theuwissen

“In het project U, nu! bezongen diverse ‘personages’ hun liefde voor het theatererfgoed: het professionele podiumbeest, de collectiebeheerder, de beeldend kunstenaar, de historicus en de bibliothecaris. Hun doorvoelde performances maakten de Mechelse toneelgemeenschap ‘erfgoedbewust’.”

Staf Vos, stafmedewerker bij CEMPER

“U, nu! bood mij de kans om het verleden tot leven te brengen in het heden. Het verbinden van erfgoed en theater creëerde een brug tussen generaties, en als maker vond ik het fascinerend om repertoire in een steeds veranderend landschap relevant te maken voor een nieuw publiek.”

Ruud Gielens, artistiek leider theater arsenaal

“De opstelling van de tentoonstelling was nieuw voor ons. Stukken die getuigen van het rijke theaterverleden in Mechelen, verspreid over het hele gebouw, soms ook tussen de boeken in de bibliotheekrekken, zorgden voor een verrassende wisselwerking en fijne ontdekkingen.”

Lieve Vandeneede, teamcoach collectie bibliotheek Het Predikheren

“Erfgoed is ooit ook hedendaags geweest: soms beseffen we zelf niet goed hoeveel waarde er in ons dagelijks leven zit. Met kunst draaien we alles op zijn kop en kijken we op een andere manier naar de wereld rondom ons.”

Jessica Meuleman, co-curator voor de expo Van de coulissen naar de (kunst)scène – Kunsthal Mechelen

“Hierin ligt de kracht van deze waardevolle samenwerking: iedereen kreeg zijn deel om het springlevende vrijetijdstheater in Mechelen te tonen en om door de rijkdom van samenwerken en verbonden zijn vriendschapsbanden te smeden, zorg voor het erfgoed op te nemen, er fier op te zijn en met een nieuw elan elkeens rol te spelen.”

Mieke Meskens, erfgoedbewaarder Theater De Moedertaal

Lazarus, het huisgezelschap van theater arsenaal, ondersteunde en speelde actief mee in de ‘revue’ samengesteld uit het repertoire van alle lokale deelnemers. © Erfgoedcel Mechelen – fotograaf Raymond Mallentjer

En last but not least: erfgoed van zeven toneelverenigingen dat inmiddels is gelabeld, gereinigd, gefotografeerd, geregistreerd ... Erfgoedzorg, waar het allemaal mee begon, bleef inderdaad een centraal facet van U, nu! Kwetsbare stukken vonden een veilige plek in het Mechelse stadsarchief, dat van meet af aan actief meespeelde in het verhaal en voor de expo ook de eigen bestanden indook.

NIEUW ELAN

Marijke Wienen coördineerde vanuit Erfgoedcel Mechelen het project, dat ze lachend “een blije lawine” noemt: “De samenwerking met partners uit de bibliotheekwereld, de professionele theatersector en de hedendaagse kunst hielp om het erfgoed van de toneelverenigingen vanuit andere, en voor de betrokkenen ongewone, perspectieven te bekijken. Mensen werden uit hun comfortzone gehaald, wat volgens ons voordelen had. Het zorgde bij de verenigingen voor een nieuw en groeiend bewustzijn van het potentieel en de waarde van hun type (zw)erfgoed. Collectiecollega Marieken Goovaerts, die zich bij elk deelnemend gezelschap over het erfgoed en zijn noden heeft gebogen, speelde daarin een cruciale rol. Zij heeft de verenigingen geadviseerd over hoe ze (beter) met hun erfgoed kunnen omgaan.

Het traject bracht dan ook een nieuw elan binnen om in de toekomst anders met ‘de rommel op de zolder van de oud-voorzitter’ om te gaan. Er is volop gesensibiliseerd voor erfgoed, zoveel is wel duidelijk. Ook nieuw is dat de verenigingen voor het eerst gingen samenwerken. Ze hebben elkaar beter leren kennen en kunnen problemen, die er in de sector wel degelijk zijn – denk aan het tekort aan zalen – samen bespreken.

Ik ben dan ook superblij met dit project, al zijn we met de medewerkers van de erfgoedcel geregeld over onze grenzen moeten gaan van wat haalbaar was. Het was bij het begin niet de bedoeling om met zo

Elk gezelschap selecteerde stukjes uit zijn verleden die het opnieuw op de scène wilde brengen. Dat leverde uiteindelijk een marathon op met zowat 8 uur theater. © Erfgoedcel Mechelen – fotograaf Raymond Mallentjer

veel partners in zee te gaan. Maar als je werkt met gemeenschappen die almaar enthousiaster worden, tja, dan gaat het vaak zo: je zegt ‘ja’, het project deint uit, je gaat voor die extra mile en je zoekt externe hulp, in dit geval onder meer bij Geheugen Collectief. Zij hebben de tentoonstelling inhoudelijk en ook qua scenografie mee voorbereid, op basis van de thema’s en ideeën die de verenigingen hebben aangereikt. In zo’n project brengen toevalligheden vaak mooie dingen teweeg. Tegelijk moet je in al dat enthousiasme en al die goesting je grenzen blijven bewaken. En moet je als erfgoedcel aanvaarden dat zo’n project in je werking een ferme plaats gaat innemen.”

Wat als straks fanfares, harmonieën, dansgezelschappen en sportclubs aankloppen met vergelijkbaar erfgoed en met het oog op hún jubilea, geïnspireerd door U, nu!? “We willen realistisch en transparant zijn. U, nu! kon zo’n vlucht nemen omdat het een experiment was, waarin doelstellingen over presentatie, participatie, collectiezorg en onderzoek mooi samenkwamen. Een eventueel nieuw project zal waarschijnlijk niet van dezelfde grootteorde zijn, maar dit experiment is intussen wel verduurzaamd in draaiboeken, formats én in een breed netwerk. Als er een nieuw voorstel komt, dan zal dat kunnen voortbouwen op een gedegen onderbouw.”

VERDUURZAMING

Kan het Mechelse traject erfgoedspelers elders inspireren? Belangrijk om te vermelden in deze case: er was in Mechelen een voorgeschiedenis, er lag een soort fond: de Mechelse erfgoedcel kan als pionier terugkijken op een lange traditie in het werken met lokale gemeenschappen en wat heet ‘het stedelijk weefsel’. Remember onder meer De Grond der Dingen, winnaar van een Vlaamse Ultima. Dat was in de jaren 2017-2019 een uitnodiging aan de Mechelaars om na te denken over een gedeelde

Alle gezelschappen maakten een selectie van prijzen, oorkondes en andere ‘bling’-stukken voor de ‘stoefkast’ in de tentoonstelling. Die kreeg een plekje op de 2e verdieping, in dialoog met de afdeling Letteren, poëzie en toneel van de bibliotheek. © Erfgoedcel Mechelen – fotograaf Dries Theuwissen

toekomst. Tijdens dát project zijn onder meer de banden met theater arsenaal aangehaald, die voor dit traject erg belangrijk waren. Toen onder artistieke leiding van Willy Thomas, inmiddels in de persoon van Ruud Gielens, die U, nu! regisseerde. Ook bij hen leefde de wens om met gemeenschappen in Mechelen te werken. Daar kwamen fondsen voor van de kant van Open Doek. Theater arsenaal lanceerde de oproep naar het brede theaterveld, dat het project opentrok.

Van U, nu! naar En nu? CEMPER, het Vlaamse Centrum voor Muziek- en Podiumerfgoed dat zich bij Erfgoedcel Mechelen om de hoek bevindt, heeft het traject intens mee gevolgd. Het centrum zal instaan voor de verspreiding en verduurzaming van de inzichten die het veelpartnerproject heeft opgeleverd, en ook van de methodiek die hier gaandeweg tot stand is gekomen. Met de bijbehorende lessons learned. Doek.

PS U, nu!, de naam van het project, is behalve een palindroom vermoedelijk het kortste gedicht ooit. Het dateert uit 1620 en de auteur is Joost van den Vondel. U, nu! werd recent verkozen tot mooiste zin uit de Nederlandstalige literatuur. Van duurzaamheid gesproken. ■

» www.mechelen.be/erfgoedcel/projecten/u-nu https://cemper.be/nieuws/u-nu-aan-de-slag-met-het-vrijetijdstoneel-in-mechelen

» Patrick De Rynck is een Belgisch classicus, actief als auteur, bloemlezer, vertaler, recensent en (eind)redacteur. Hij schreef dit artikel in opdracht van Erfgoedcel Mechelen.

» Bronnen en literatuur

1. Partners in U, nu!: Erfgoedcel Mechelen, Theater De Moedertaal, Theater De Peoene, Toneelkring Ik Dien, Voor Taal en Kunst, Theater Korenmarkt vzw, Jong maar Moedig, Koninklijke Theater Vereniging De Dijlezonen. En verder: theater arsenaal; CEMPER, Centrum voor Muziek en Podiumerfgoed; Bibliotheek Het Predikheren, Stadsarchief Mechelen, Kunsthal Mechelen

Elke

Selter

Hoe vergaat het landgenoten die in de wijde wereld in de cultureel-erfgoedsector werken? Elke Selter is Programmadirecteur bij ALIPH – International alliance for the protection of heritage, gevestigd in Genève. ALIPH is het belangrijkste internationale fonds voor erfgoed in crisisgebieden en werd in 2017 opgericht als publiekprivate samenwerking. Inmiddels ondersteunt ALIPH zo’n 500 projecten in 42 landen.

“Geef niet op!”

Hoe ziet je werkweek eruit?

“Bij ALIPH is er niet zoiets als een standaard werkweek. Vorig jaar bracht ik meer dan de helft van de tijd door in landen waar we projecten steunen of waar we toekomstige projecten zouden willen ondersteunen – van Cambodja tot Mauritanië en van Oekraïne tot Libanon. De rest van de tijd werk ik op ons kantoor in Genève. Ik leid een team met als belangrijkste taak de evaluatie van nieuwe projectvoorstellen, en de opvolging van bestaande projecten. Ik zeg vaak lachend dat ik vooral met de problemen word geconfronteerd en in conflictgebieden zijn dat er nogal wat. Mijn team volgt de projecten op en wanneer een probleem zich voordoet, komt het dossier tot bij mij. Dan zoeken we naar oplossingen. ‘Troubleshooting’ is vaak ook de reden dat we ter plaatse gaan kijken.”

Wat zijn de uitdagingen in je werkveld?  “Mijn werkveld ‘erfgoed in crisissituaties’ is de voorbije tien jaar sterk veranderd, en de oprichting van ALIPH heeft daarin een belangrijke rol gespeeld. Onze bijdrage ligt vooral in het beschikbaar stellen van fondsen die snel – soms binnen 48 uur – kunnen worden overgemaakt naar organisaties die noodhulp verlenen. Daarnaast fungeert ALIPH als een model voor een nieuwe vorm van internationale samenwerking. Daarbij financieren wij weliswaar, maar lokale organisaties bieden de expertise en voeren het werk uit. De versterking van lokale operatoren is een belangrijke doelstelling, aangezien zij in geval van nood altijd de eersten zijn die hulp verlenen. De uitdagingen blijven evenwel groot. Hoewel de tools beschikbaar zijn, is de voorbereiding van onze sector op noodsituaties vaak zeer beperkt. Er zijn echter talloze voorbeelden die duidelijk aantonen hoe cruciaal een betere planning is om erfgoed op lange termijn te beschermen.”

Heb je een tip voor je collega’s in Vlaanderen?

“Vooral in landen waar het doorgaans goed gaat is het bewustzijn dat voorbereiding noodzakelijk is vaak vrij laag. Het blijft een uitdaging om ook bij ons te investeren in een betere voorbereiding voor noodsituaties, zoals rampen of conflicten. Daarom geef ik degenen die al jaren strijden voor de versterking van de paraatheid in onze sector deze raad: geef vooral niet op! En voor degenen die de macht hebben om middelen toe te wijzen: maak hier een prioriteit van, voordat het te laat is.” ■

» Door: Elke Selter | Foto: © Elke Selter

DOSSIER

Unsplash, foto: vince Fleming

EEN CALEIDOSCOPISCHE BLIK

Beeldvorming en representatie, what’s in a name? En waarom besteden we aan dit dubbele thema niet alleen een dossier in dit blad, maar ook nog eens een editie van het Groot Onderhoud (op 3 juni, in Brugge – noteer die dag met een dikke stift in je agenda, als dat nog niet het geval is). In de allereerste plaats omdat hierover nadenken best wel confronterend én verrijkend kan zijn. Je afvragen of de manier waarop je een verhaal brengt – of het nu gaat om een tentoonstelling, een publicatie, website, tekst, podcast, reportage of een onderzoek – is uiteraard relevant, belangrijk én betekenisvol. Wat vertel je wel, en wat vertel je niet, wat nuanceer je, en wat vergroot je uit? Het is in essentie puzzelen met stukjes informatie, waarmee je een groter beeld probeert op te roepen. Een beeld dat iets vertelt over het verleden, maar ook over vandaag en morgen.

In de academische wereld bestaat een lange onderzoekstraditie naar beeldvorming. Met name de Franse filosoof Roland Barthes en de Cultural Studies-school van onder meer Stuart Hall, die op Barthes’ denken verder bouwde, verdienen aandacht. Of lees Who’s Story Is This? van de feministische denker en historica Rebecca Solnit. Over die auteurs en denkstromingen kunnen we hier gerust een flinke boom opzetten, maar we beperken ons door te wijzen op het belang dat zij hechten aan taal en betekenisgeving, in combinatie met macht. De macht om een beeld of vertoog te bepalen, verder in te kleuren of helemaal te verzwijgen en zelfs weg te moffelen. Gecombineerd met andere methodes uit het erfgoed- en historiografisch bedrijf, zoals heuristiek en historische kritiek, levert aandacht voor en kennis over beeldvorming(sprocessen) heel wat op. Zoals het besef dat geschiedenis een (menselijke) constructie is, en dus allesbehalve een vaststaand, voor altijd gebetonneerd gegeven waar niet, nooit of te nimmer aan te tornen valt.

En representatie dan? Daarover kunnen we kort zijn. Erfgoedinstellingen en -organisaties putten hun hedendaagse relevantie grotendeels uit de betekenis die ze proberen te genereren voor de maatschappij van vandaag en morgen. Dan is het belangrijk dat die maatschappij zich – in al haar kleuren en vormen – herkent in het aanbod en de werking van onze sector. Ook die gemeenschappen die vaak – letterlijk – al dan niet bewust over het hoofd worden gezien.

In dit dossier geven we je een glimp mee van wat er anno 2025 gebeurt op het vlak van beeldvorming en representatie in de wondere cultureel-erfgoedsector. Zoals over het vaak experimentele en uitgesproken participatieve werk van de erfgoedcellen. We duiken ook samen in de digitale Encyclopedie van de Vlaamse beweging, peilen naar de betekenis van ‘volkskunde’ en hoe dat in een museum wordt gerepresenteerd, houden koloniale collecties in erfgoedbibliotheken en een propagandistisch pronkstuk tegen het licht. Ook jongeren, doven en slechthorenden en nieuwkomers komen aan bod. Net als een stuk over de rol van de media en … het verhaal van een beeldenstorm in Letland. Ik weet niet hoe het bij jou zit, lezer, maar bij mij komt spontaan het woord ‘caleidoscoop’ op.

Veel lees- en leerplezier!

ERFGOEDCELLEN

25 JAAR JONG

ERFGOED IN BREEDBEELD

‘Erfgoed’ gaat over veel meer dan een schilderij van Rubens, een middeleeuwse oorkonde of een monument. Vandaag is dat algemeen bekend, in tegenstelling tot 25 jaar geleden. De beeldvorming over wat erfgoed is verschoof in die jaren, een proces waarbij de erfgoedcellen een belangrijke rol speelden en spelen.

Tiny T’Seyen, Nele Provoost en Gregory Vercauteren

25 jaar geleden zagen de eerste erfgoedcellen het licht, eerst in Antwerpen, Gent en Brugge. Andere steden zoals Leuven, Mechelen en Brussel volgden snel. Vanaf 2005 beet Erfgoedcel Waasland de spits af als eerste intergemeentelijke erfgoedcel. Vandaag tellen we zes stedelijke en 21 intergemeentelijke erfgoedcellen. Wat hebben ze de afgelopen jaren voor de cultureel-erfgoedwerking en de beeldvorming rond erfgoed betekend? Dit artikel toont aan de hand van gesprekken met diverse stemmen uit de sector aan waar erfgoedcellen het verschil maakten. We focussen op een aantal sleutelmomenten en duiden hoe erfgoedcellen het beeld van erfgoed hebben bijgestuurd. En ook hoe ze – ondanks accentverschuivingen – vandaag nog steeds de beeldvorming over erfgoed kleur geven.

EXPERIMENTEREN EN INITIËREN

In de beginjaren brengen erfgoedcellen vooral via nieuwe, experimentele projecten erfgoed onder de aandacht. Wat valt er allemaal onder de noemer (cultureel) erfgoed? Wie is ermee bezig? Erfgoedcellen veranderen de blik, door te focussen op het erfgoed dat zich buiten de grote musea en archiefinstellingen bevindt.

“Het was ongelooflijk hoe wij in Gent van meet af aan de kans kregen om iets nieuws te doen, om te experimenteren. Met het project IN SITU-stadmuseum-site, een driedaags symposium in 2002 in Gent en Leuven, zetten we het begrip stedelijkheid centraal en blikten we al vooruit op de rol van stadsmusea in een actief erfgoedbeleid. Of met het project Gent Veldstraat, waarmee we de erfgoedwaarde en de historiek van Gents bekendste winkelstraat onder de aandacht brachten”, aldus Christine De Weerdt en Wout Devuyst over de beginjaren van Erfgoedcel Gent.

De eerste erfgoedcellen brengen veel erfgoed in kaart, tonen het en maken het toegankelijk via o.a. beeldbanken. De projectmatige (en communicatieve) aandacht die ze daarvoor genereren doet in een snel tempo veel veranderen. “Het was direct heel handson, een waslijst aan mogelijke thema’s lag van bij de start op tafel”, getuigt Eva Wuyts, toen coördinator van Erfgoedcel Ieper. “Maar heel snel werd duidelijk dat het idee ‘de erfgoedcel doet het project’ niet zou landen. Automatisch werd je gedwongen om samenwerking te zoeken, zowel met verenigingen als met minder evidente partners in de gemeente.”

Vrijwilligers tijdens een inspiratiesessie in 2024 voor Erfgoeddag in Mechelen. © Erfgoedcel Mechelen

“Uit die beginperiode herinner ik me bijvoorbeeld de archieftrein die door het Waasland reed, een van de eerste projecten van Erfgoedcel Waasland”, vertelt Leen Van Wezemael. Zij volgt sinds 2004 mee de erfgoedcellen op vanuit het Departement Cultuur, Jeugd en Media. “In deze reizende tentoonstelling vertelde een historische reiziger per gemeente zijn verhaal op basis van archiefstukken die getoond werden in elke coupé. Met dit verrassende en creatieve format toonde het project het belang van archieven en de rijkdom aan erfgoed die je daar kan ontdekken.”

Ook vandaag blijft innoverende projectwerking overeind, maar is de aandacht verlegd van het evenementiële naar duurzame trajecten en resultaten. “Vandaag creëren we een nieuwe dynamiek met participatieve projecten in de stad, zoals

Erfgoedcellen Brugge en Kusterfgoed slaan tussen 2023 en 2026 de handen in elkaar met het project ‘Regionale erfgoedzorg’. Ze hebben hiervoor een lerend netwerk opgericht waar erfgoedzorgers elkaar én elkaars collecties beter leren kennen.© Erfgoedcel Brugge

De Vierkante Kilometer, met focus op de langere termijn en op het smeden van duurzame banden”, verduidelijkt Christine De Weerdt de nieuwe rol van de erfgoedcel in Gent. De groeiende diversiteit – zeker in de (grote) steden – noopt erfgoedcellen om ruimte te maken voor meerstemmigheid in het erfgoedbegrip. Op zoek blijven gaan

Ook vandaag blijft innoverende projectwerking overeind, maar is de aandacht verlegd van het evenementiële naar duurzame trajecten en resultaten

1. CO7

2. Cultuurregio Leieschelde

3. De Merode

4. Denderland

5. Dijk 92

6. ECRU Erfgoed

7. Erfgoed Haspengouw

8. Erfgoed Noorderkempen

9. Erfgoedcel Brugge

10. Erfgoedcel Brussel

11. Erfgoedcel Gent

12. Erfgoedcel Leuven

13. Erfgoedcel Mechelen

14. ErfgoedLab Antwerpen

naar innovatie en de beeldvorming over erfgoed prikkelen is een opdracht die de erfgoedcellen tot op vandaag drijft. Dat de erfgoedcel in Antwerpen opereert onder de term ‘erfgoedlab’ is dan ook niet toevallig.

SAMENWERKEN IN ALLE RICHTINGEN

Samenwerken: algauw is dat hét credo van de erfgoedcellen. Dat was trouwens ook de visie van de Vlaamse overheid. “Op basis van de aanwezige noden zetten erfgoedcellen in op de ontwikkeling en uitwisseling van kennis en expertise, van geïntegreerde praktijken. Erfgoedcellen bouwen bruggen. Door samen te werken met verschillende actoren binnen en buiten de erfgoedsector zorgen ze voor een nieuwe dynamiek, voor groei en experimenteerruimte. En voor politiek en maatschappelijk draagvlak”, aldus Leen Van Wezemael.

Die samenwerking verloopt in alle richtingen. In de eerste plaats werken erfgoedcellen samen met de erfgoedorganisaties in hun regio of stad. Zo’n samenwerking is zelden een doel op zich, maar gaat doorgaans hand in hand met ondersteuning en begeleiding van de erfgoedcel. Zo start in 2019 de samenwerking tussen het Mijnmuseum Beringen en ECRU Erfgoed. De bedoeling? Werk maken van een beter beheer, bewaring en ontsluiting van de waardevolle bouwplannen van de Limburgse mijnen. Conservator Filip Delarbre: “De meerwaarde van de samenwerking gaat veel verder dan financiële ondersteuning verlenen: gezamenlijke brainstormsessies, overlegmomenten en projectbegeleiding zorgen ervoor dat een project steeds kwalitatief tot zijn recht komt. Maar misschien

15. Kempens Karakter

16. Kusterfgoed

17. Meetjesland - COMEET

18. Rivier&Land

19. Stuifzand

20. TERF

21. Viersprong

22. Vlaamse Ardennen

23. Voorkempen

24. Waasland

25. Zender

26. Zuidrand

27. zuidwest

wel de grootste troef is de laagdrempeligheid van de organisatie. De erfgoedcelmedewerkers staan met beide voeten in het veld, ze zijn nadrukkelijk aanwezig in de streek, direct aanspreekbaar en vlot bereikbaar.”

De samenwerking strekt zich uit tot ver over de grenzen van de erfgoedsector. Vandaag is er veel te doen om ‘transversaal samenwerken’; dit is samenwerken met andere sectoren en domeinen. Al van in de beginjaren doen erfgoedcellen dit, ook al werd het toen zo niet genoemd. Zo werkten ze aan het draagvlak voor én de beeldvorming rond erfgoed in die andere sectoren. Toegegeven, dit was (en is tot op vandaag) gemakkelijker gezegd dan gedaan. Transversale samenwerking blijft een proces van vallen en opstaan, van zoeken wat er werkt binnen de eigen regio en met de lokale partners.

Zo’n proces heeft Erfgoedcel Leuven doorgemaakt in haar samenwerking met het onderwijs. In de jaren 2000 zette ze met Stadsklassen een opmerkelijk initiatief op touw, als alternatief voor de traditionele bos- of zeeklassen. Schoolklassen kwamen op tweedaagse en werden via allerlei actieve workshops (o.a. in het stadsarchief, het historisch stadhuis en een museum) ondergedompeld in de middeleeuwse stad. De intensiteit van het project dwong de partners om andere, ‘lichtere’ vormen van samenwerking met onderwijs te zoeken. De Erfgoedweken, ontstaan in de schoot van Erfgoeddag, zijn vandaag een meer haalbare formule om Leuvense partners jaarlijks te ondersteunen rond erfgoededucatie.

Netwerking en samenwerking leveren niet altijd zichtbare resultaten op, terwijl die resultaten vaak wel worden verwacht door lokale beleidsmakers. Dit plaatst erfgoedcellen voor een constante, maar ook een boeiende evenwichtsoefening

NABIJ EN VERBONDEN

Tot slot richt de samenwerking zich ook tot het Vlaamse erfgoednetwerk. Erfgoedcellen zijn verbindingspunten tussen het Vlaamse en het lokale erfgoedlandschap. Ze zorgen dat nieuwe thema’s en tendensen doordringen tot in de verste uithoeken van het land. Een treffend voorbeeld is de uitrol van het immaterieel-erfgoedbegrip in de jaren 2010. De Vlaamse overheid en landelijke organisaties nemen het voortouw bij de ontwikkeling van dit beleid. De erfgoedcellen engageren zich om het soms wat abstracte discours over immaterieel erfgoed lokaal ingang te doen vinden. Ze werken aan bewustwording en faciliteren erfgoedpraktijken, samen met lokale gemeenschappen en Vlaamse partners. In Brussel komt het tot een geslaagde samenwerking tussen de erfgoedcel en het Centrum Agrarische Geschiedenis. Er wordt gewerkt rond voedingstradities en lenterituelen bij diverse gemeenschappen. Dat resulteert in een ‘lentefestival’ waarin tien gemeenschappen hun tradities in de kijker zetten.

Sommige van deze samenwerkingen groeien uit tot voorbeeldprojecten met internationale erkenning. Een krachtig voorbeeld is de Geelse gezinsverpleging, een eeuwenoude zorgtraditie die in 2017 wordt bekroond met een Vlaamse cultuurprijs en in 2023 wordt opgenomen in het Register van Goede Borgingspraktijken van Unesco. Erfgoedcel Stuifzand (vroeger k.ERF) speelt hierin een sleutelrol door de juiste partners met elkaar te verbinden. Volgens stadsarchivaris van Geel Gonnie Leysen zorgt de erfgoedcel ervoor “dat je bij de juiste mensen terechtkomt”, waaronder erfgoedorganisaties als Histories en PARCUM.

De wisselwerking tussen Vlaamse en lokale erfgoedspelers blijft zich vandaag verder ontwikkelen en strekt zich uit naar nieuwe domeinen. Sinds 2018 leggen verschillende erfgoedcellen een extra focus op collectiezorg, wat resulteert in inven-

tarisatie- en waarderingstrajecten. Ook in deze trajecten staat het samenwerkingsidee centraal: erfgoedcellen detecteren relevante tendensen en zoeken allianties met lokale en landelijke partners en andere sectoren. Deze samenwerkingen staan nooit los van het erfgoed. De term ‘zwerfgoed’ is inmiddels naar de achtergrond verdwenen, al blijven erfgoedcellen inzetten op het minder zichtbare of kwetsbare erfgoed. Vandaag kan dit gaan om immaterieel erfgoed van diverse gemeenschappen, het museum van de heemkundige kring, de religieuze collecties van een kerkfabriek of de archieven van sport- of jeugdverenigingen. Dit erfgoed vraagt ook een heel eigen aanpak. Enkel via langdurige voorbereidende trajecten kan het vertrouwen met deze erfgoedgemeenschappen opgebouwd worden.

Netwerking en samenwerking leveren niet altijd zichtbare resultaten op, terwijl die resultaten vaak wel worden verwacht door lokale beleidsmakers. Dit plaatst erfgoedcellen voor een constante, maar ook een boeiende evenwichtsoefening. Het brede netwerk en de focus op het ‘andere erfgoed’ zorgen er bovendien voor dat erfgoedcellen experimenteel blijven werken, precies omdat ze nieuwe of onverwachte vormen van erfgoed onder de aandacht blijven brengen.

NU EN LATER

De afgelopen 25 jaar hebben erfgoedcellen mee het beeld van het cultureel erfgoed in Vlaanderen verruimd. Met experimentele en creatieve projecten brachten ze de diversiteit van erfgoed in beeld en bereikten ze nieuwe mensen. Ze vervelden van ‘projectenbureaus’ naar onmisbare schakels om het Vlaamse erfgoedbeleid tot diep in Vlaanderen te laten doorwerken. Met kleine teams waarvan veel verwacht wordt is het voor erfgoedcellen niet altijd gemakkelijk werken. Tegelijk schuilt in die kleinschaligheid ook hun kracht. Een erfgoedcel gaat altijd op zoek naar nieuwe partners en kan zich verplaatsen in de noden en behoeften van de diverse erfgoedgemeenschappen. Die empathische aanpak maakt hen gangmakers bij uitstek van een breed erfgoedbeleid in Vlaanderen en Brussel. ■

www.erfgoedcellen.be

» Tiny T’Seyen en Nele Provoost werken allebei bij een erfgoedcel. Tiny als coördinator communicatie en participatie bij de Erfgoedcel Leuven en Nele Provoost als algemeen coördinator bij CO7. Gregory Vercauteren is coördinator beleid en adviseur (boven)lokaal erfgoed | erfgoedcellen bij FARO.

De auteurs danken iedereen die heeft meegewerkt aan dit artikel. Bijzondere dank gaat uit naar Tina Bens (Stuifzand), Sofie Houben (ECRU Erfgoed) en Hugo Verhenne (Erfgoedcel TERF – Midwest) voor hun waardevolle input.

DE DIGITALE ENCYCLOPEDIE VAN DE VLAAMSE BEWEGING

VERHALEN VAN VLAANDEREN

In januari 2024 verscheen de digitale Encyclopedie van de Vlaamse beweging (DEVB).1 Meer nog dan haar voorgangers stelt deze derde editie scherp op de sleutelrol die culturele zelfbeelden hebben vervuld in de Vlaamse natievorming. In deze bijdrage focussen we op één aspect: het eeuwig rurale Vlaanderen.

Aragorn Fuhrmann

Al in de 19e eeuw diende de verbeelding van Vlaanderen als wapen in een hoog oplaaiende cultuuroorlog. Vanaf de jaren 1860 raakten liberalen en katholieken verwikkeld in een decennialange machtsstrijd. De uitkomst daarvan was duidelijk: vanaf 1884 kwam de katholieke partij voor dertig jaar aan de macht en tot lang daarna bleef ze in Vlaanderen de dominante politieke stroming. De sleutel voor dat succes lag in een breed gedragen cultuuroffensief. Dat is de centrale stelling van het boek Rechts Vlaanderen van Henk de Smaele2, een studie die in meerdere DEVB-lemma’s wordt vermeld. Volgens De Smaele was de katholieke dominantie vanaf 1884 gekoppeld aan een proces dat hij omschrijft als de “culturele ruralisering” van Vlaanderen. Een vooral door katholieke intellectuelen aangestuurde beeldvorming die Vlaanderen toonde zoals het zogenaamd altijd was geweest: premodern, ruraal en diepreligieus. Het authentieke Vlaamse volksleven, zo luidde het, speelde zich niet af in de stad maar op het platteland, waar de mens nog in harmonie leefde met natuur, traditie en geloof.

VAN HET MODERNE BELGIË NAAR EEN TIJDLOOS VLAANDEREN

Tot halverwege de 19e eeuw waren het nochtans vooral de Vlaamse steden die Vlaanderen symboliseerden in kunst en literatuur. Denk bijvoorbeeld aan De drie zustersteden (1864) van de dichter en jurist Karel Lodewijk Ledeganck.

Het authentieke Vlaamse volksleven, zo luidde het, speelde zich niet af in de stad maar op het platteland, waar de mens nog in harmonie leefde met natuur, traditie en geloof

Broederliefde van Joe English verbeeldt de gesneuvelde broeders Van Raemdonck. Met zijn schetsen van het IJzerfront leverde English de dominante beeldtaal van het Vlaams-nationalisme, dat vasthield aan een romantisch-traditioneel Vlaanderen-beeld. Collectie: ADVN, Antwerpen

Het premoderne landleven leefde ook in het populaire discours van sportjournalist Karel Van Wijnendaele die de ‘Flandrien’ als Vlaams symbool promootte. Collectie: ADVN, Antwerpen

In dit ‘literaire evangelie van de Vlaamse beweging’ worden Gent, Brugge en Antwerpen bejubeld vanwege hun roemrijke verleden, maar blikt de dichter met evenveel vertrouwen vooruit naar de toekomst: “Waerlangs uw handel zweeft op vleuglen van den stoom!” Dit was typerend voor het Vlaanderen-beeld van de vroege Vlaamse beweging, dat nog volledig ingebed was in de Belgische nationale vertelling.3 Behalve technologische vooruitgang speelde in dat natievormende discours ook de continuïteit met het verleden een structurele rol. Bij alle 19e-eeuwse industrialisering en modernisering heette de band met de voorvaderen van de natie – van Breydel tot Rubens – onverbrekelijk. In deze logica was er dan ook geen treffender symbool voor het moderne België dan de middeleeuwse Vlaamse stad, brandpunt van culturele bloei en economische voorspoed.4

Rond de eeuwwisseling verschoof de focus van het Vlaamse zelfbeeld echter van de stad naar het platteland. Het schoolvoorbeeld is de invloedrijke Brugse priesterdichter Guido Gezelle, die het vrome boerenbestaan idealiseerde als een Vlaamse manier van leven. Gezelle en andere katholieken bleken gevoelig voor deze nostalgische symboliek vanwege hun groeiende onbehagen over de ‘al te moderne en liberale koers’ van de Belgische natie. Na een tijd van relatieve harmonie tussen de verschillende levensbeschouwingen leek België immers in de handen te zijn gevallen van een anti-paaps en francofoon liberaal

Ook het door English ontworpen 'Heldenhuldezerkje' was een centraal element in de Vlaamsnationalistische beeldvorming en bevestigde het katholieke Vlaanderen-beeld. Collectie: ADVN, Antwerpen

establishment, dat het maatschappelijke leven wilde zuiveren van het geloof.5 Het zette conservatieve katholieken ertoe aan om de stad resoluut de rug toe te keren. Door de lof te zingen van de nieuwe ‘oude wereld’ van het Vlaamse platteland, creëerden ‘culturele bemiddelaars’ zoals Gezelle een toevluchtsoord voor Vlamingen die zich in het moderne, kapitalistische België niet langer thuis voelden.

De ‘culturele ruralisering’ betekende een scharnierfase in de Vlaamse natievorming. Volgende generaties katholieke flaminganten identificeerden zich voortaan vooral met een Vlaams-katholieke subnatie in plaats van met België.6 Enerzijds waren er loyale Vlaamsgezinden zoals de katholieke politicus Frans Van Cauwelaert, die ‘het Belgische feit’ alleen nog uit pragmatisme aanvaardden. Anderzijds waren er geradicaliseerde nationalisten zoals Cyriel Verschaeve, die Gezelles antimoderne opvattingen tot het uiterste doordreven en hun ‘onnatuurlijke’ vaderland het liefst van al vernietigd zagen.

CONCURRERENDE

VERBEELDINGEN

Vrijzinnige Vlamingen dreigden zo in een positie van buitenstaander te belanden. Als verzet tegen de katholieke pogingen om Vlaanderen te monopoliseren, lanceerde advocaat en politicus Julius Vuylsteke een liberale ‘tegensymboliek’, samengebald in de slogan ‘Klauwaard en Geus’. Volgens Vuylsteke manifesteerde de ware aard van de Vlaming zich juist in zijn vrijheidszin, tegen God en gebod in. Hun liberale flamingantisme moest echter opboksen tegen de Franstalige dominantie in de liberale partij en verloor na de eeuwwisseling steeds meer terrein.7 De dynamiek van ‘ruraal Vlaanderen’ bleek moeilijk tegen te gaan.

Ook het opkomend socialisme botste op de kracht van de katholieke propaganda, die deze jonge politieke beweging voortdurend demoniseerde als ‘goddeloos’ en ‘volksvreemd’. De Vlaamse federaties van de Belgische Werkliedenpartij waren echter

allerminst anti-Vlaams.8 Het Vlaamse socialisme stond weliswaar vaak op gespannen voet met het burgerlijke taalflamingantisme (dat de arbeiderskwestie immers goeddeels negeerde), maar vereenzelvigde zich wel veel meer met Vlaanderen dan met België. De socialisten promoveerden volksleiders zoals Jacob van Artevelde en Pieter de Coninck tot proletarische helden avant la lettre. Toch slaagden ook zij er niet in de perceptie van het landelijke katholieke Vlaanderen te keren.

SYMBOOL MET NEGEN LEVENS

Die perceptie groeide uit tot een blauwdruk die tot in de 20e eeuw bleef doorwerken. Ook toen ‘Arm Vlaanderen’ tijdens het interbellum aan een inhaalbeweging begon en Wallonië gaandeweg voorbijstak op het vlak van economische welvaart en modernisering, bleef het premoderne landleven nog lang een idee-fixe van de intussen boomende Vlaamse cultuur. Het motief leefde verder in de succesrijke moderne kunst van

een ‘Latemse expressionist’ zoals Permeke, maar ook in het populaire discours van sportjournalist Karel Van Wijnendaele, die de ‘Flandrien’ – doorgaans een eenvoudige volksjongen met rurale roots – promootte als nieuw Vlaams symbool.9 De Tweede Wereldoorlog bracht daar geen fundamentele verandering in. Het katholieke cultuurflamingantisme herstelde zijn greep op de Vlaamse culturele wereld en bediende zich van een nieuw massamedium – de televisie – om zijn Vlaanderen-beeld op ongeziene schaal te verspreiden: dat Vlaanderen werd met de dag moderner, maar tot diep in de jaren 1970 putten de fictieprogramma’s van de BRT toch vooral uit het vertrouwde repertoire van boerenarbeid en dorpse taferelen.10

VERLIES VAN

ZEGGINGSKRACHT

Samen met andere klassieke Vlaamse symbolen, zoals de blauwvoet (een visarend, red.), verloor het landelijke Vlaanderen tegen het eind van de 20e eeuw zijn oude zeggingskracht. Door staatshervormingen, ontzuiling en – niet het minst – globalisering was dat Vlaanderen immers radicaal van uitzicht veranderd. Het overwegend rechtse politieke profiel van de regio bleef intussen echter intact. Zowel de liberale als socialistische partij raakten na de Tweede Wereldoorlog gaandeweg van de Vlaamse beweging vervreemd, en het rechtse Vlaams-nationalisme nam in de jongste decennia het politieke leiderschap over van de Vlaamse christendemocratie. Die hardnekkige associatie tussen Vlaams en rechts-conservatief vormt tot vandaag een bron van frustratie voor links-progressieve

Als verzet tegen de katholieke pogingen om Vlaanderen te monopoliseren, lanceerde advocaat en politicus Julius Vuylsteke een liberale ‘tegensymboliek’, samengebald in de slogan ‘Klauwaard en Geus’.

Collectie: ADVN, Antwerpen

Vlaamsgezinden. Van Het Sienjaal van Maurits Coppieters en Norbert De Batselier tot het ‘progressief-regionalistische’ Vista: om de zoveel tijd wordt een nieuwe poging ondernomen om deze perceptie bij te sturen met een links geïnspireerd verhaal over Vlaanderen en Vlaamse identiteit.

De electorale overwinning van de rechts-liberale MR noopte recent heel wat politieke commentatoren om het diep verankerde beeld van ‘links Wallonië’ ter discussie te stellen. Of een dergelijk scenario ook ‘rechts Vlaanderen’ te wachten staat, zal de toekomst uitwijzen. Als de Encyclopedie echter iets aantoont, is het wel dat nationale zelfbeelden – hoe gebetonneerd ze ook mogen lijken –altijd meerduidig en in transformatie zijn. ■

» Aragorn Fuhrmann is onderzoeker aan het ADVN | archief voor nationale bewegingen, navorser aan de Universiteit Antwerpen en coördinator van de digitale Encyclopedie van de Vlaamse beweging

» Bronnen en literatuur

1. www.encyclopedievlaamsebeweging.be

2. H. De Smaele, Rechts Vlaanderen. Religie en stemgedrag in negentiende-eeuws België Leuven, 2009.

3. https://encyclopedievlaamsebeweging.be/nl/literatuur

4. https://encyclopedievlaamsebeweging.be/nl/belgie; Om stilistische redenen gebruik ik ‘Vlaamse stad’ hier in de hedendaagse betekenis van het woord. Het 19e-eeuwse Belgische historische discours toonde een speciale voorkeur voor zowel het graafschap Vlaanderen als het hertogdom Brabant.

5. https://encyclopedievlaamsebeweging.be/nl/kerk

6. https://encyclopedievlaamsebeweging.be/nl/natievorming

7. https://encyclopedievlaamsebeweging.be/nl/liberale-partij

8. M. Van Ginderachter, Het Rode Vaderland. De vergeten geschiedenis van de communautaire spanningen in het Belgische socialisme voor WO I. Tielt, 2005; https://encyclopedievlaamsebeweging.be/nl/socialistische-partij

9. https://encyclopedievlaamsebeweging.be/nl/sport

10. https://encyclopedievlaamsebeweging.be/nl/televisie

WELKE TOEKOMST VOOR HET

VOLKSKUNDEMUSEUM IN BRUGGE?

DE CONTROLE LOSLATEN

In 2023 was het 50 jaar geleden dat het Volkskundemuseum zijn deuren opende in de Balstraat in Brugge. Het bouwde voort op het Museum voor Folklore, ingericht door de Bond van West-Vlaamse Folkloristen in de Hallen onder het belfort. De founding fathers van dit museum verzamelden en documenteerden het dagelijks leven van ‘gewone mensen’ vanuit een zoektocht naar de identiteit van het (West-)Vlaamse volk. Hun denkkaders, interesses en verzamelcriteria leven nog steeds voort in de collectie en de opstelling van het Volkskundemuseum. Hoe omgaan met deze erfenis? Verder bouwen op de bestaande verzamellijnen, of radicaal van richting veranderen? Hoe het dagelijks leven in een razendsnel veranderende wereld verzamelen en documenteren? Hoe kiezen? En wie selecteert en bepaalt wat de moeite is om te bewaren voor toekomstige generaties?

Geert Souvereyns

Het Volkskundemuseum vindt zijn oorsprong in de jaren 1930, dankzij een privé-initiatief van enkele geëngageerde Bruggelingen. In 1936 richten zij de Bond van West-Vlaamse Folkloristen op, met als doel een ‘museum voor folklore’ in te richten. De eerste tentoonstelling in 1937 vormt het begin van de collectie. In 1939 krijgt de Bond een eigen plek in de schermzaal van de oude Stadshallen. Hiermee is de basis gelegd voor een volkskundig museum in Brugge, hoewel de Tweede Wereldoorlog de plannen tijdelijk onderbreekt. In 1948 wordt de ruimte opnieuw ingericht, een opstelling die tot 1972 ongewijzigd blijft.

De stichters van het museum leven in een tijd van verandering. Ambachtelijk werk maakt plaats voor fabrieken, wetenschap neemt het religieuze en magische denken over, jazz klinkt op de radio en Hollywoodfilms trekken volle zalen. Vooral bij de hogere klassen veranderen de normen: vrouwen dragen kortere rokken of kleden zich net jongensachtig en traditionele waarden worden bevraagd, zeker tijdens de roaring twenties.

Deze veranderingen baren de folkloristen zorgen. Zij zien de oude volkscultuur als de pure uitdrukking van de Vlaamse volksaard, die bedreigd wordt door moderne, internationale invloeden. Hun missie is het vastleggen van de ‘ware volks-

De ‘founding fathers’ van het museum verzamelden en documenteerden het dagelijks leven van ‘gewone mensen’ vanuit een zoektocht naar de identiteit van het (West-)Vlaamse volk. © Musea Brugge

De folkloristen zien de oude volkscultuur als de uitdrukking van de Vlaamse volksaard die bedreigd wordt door moderne, internationale invloeden. © Musea Brugge

De stichters van het museum leven in een tijd van verandering. Ambachtelijk werk maakt plaats voor fabrieken, wetenschap neemt het religieuze en magische denken over, jazz klinkt op de radio en Hollywoodfilms trekken volle zalen. Vooral bij de hogere klassen veranderen de normen: vrouwen dragen kortere rokken of kleden zich net jongensachtig en traditionele waarden worden bevraagd, zeker tijdens de roaring twenties

ziel’: verhalen en liederen die generatieslang worden doorgegeven, en alledaagse objecten die musea tot dan toe links lieten liggen. Waar andere musea zich richten op unieke en kunstzinnige stukken voor de elite, leggen de volkskundigen de nadruk op het dagelijks leven van arbeiders, vissers en boeren.

Een regionale reflex speelt ook mee. Belgisch nationalisme en de opkomst van het ‘Algemeen Beschaafd Nederlands’ bedreigen lokale dialecten. Karel De Wolf en Magda Cafmeyer, oprichters van de Bond, documenteren daarom volksverhalen en -liederen in het dialect om ze te bewaren voor de toekomst.

STEDELIJK MUSEUM VOOR

VOLKSKUNDE

Eind jaren 1960 besluit het Brugse stadsbestuur de collectie van de Bond van West-Vlaamse Volkskundigen over te nemen en elders onder te brengen. De stad koopt hiervoor de zogenaamde Schoenmakersrente aan, een rij 17e-eeuwse arbeidershuisjes in de Balstraat. Na een grondige renovatie opent het Volkskundemuseum op 29 juni 1973. In 1982 wordt het geheel uitgebreid met een museumherberg in een hoekhuis: De Zwarte Kat. In 2003 worden nog drie aanpalende woningen in de Rolweg geïntegreerd.

De huidige vaste opstelling van het Volkskundemuseum weerspiegelt het verzamelbeleid en de presentatie van het oude Museum voor Folklore in de Hallen. Het museum combineert stijlkamers, zoals een woonkamer, kruidenierswinkel, schoolklasje en herberg, met vitrines vol objecten zoals textiel, volksdevotie en tabakspijpen.

Rechts: onder de noemer ‘De rode draad’ gingen Musea Brugge en Erfgoedcel Brugge in 2024 op zoek naar verhalen van Bruggelingen die graag bezig zijn met handwerk zoals zelfgemaakte kleding. © Musea Brugge

Links: laatstejaarsstudenten van drie Brugse middelbare scholen gingen voor ‘Van alle tijden’ in gesprek met bewoners van woonzorgcentra over wat de moeite waard is om door te geven aan toekomstige generaties. © Musea Brugge

Willy Dezutter, de eerste conservator (19732017), breekt echter met enkele achterhaalde denkkaders. Hij verzamelt niet langer om de ‘West-Vlaamse volksziel’ weer te geven en zet zich af tegen de antiquarische en anekdotische aanpak van zijn voorgangers. Hoewel hij, net als de Bond, aandacht besteedt aan het verdwijnen van lokale ambachten, gaat hij verder. Dezutter richt zich niet alleen op mooie objecten, maar verzamelt complete inboedels, inclusief gereedschap, kleding en materialen. Zo legt hij de hand op werktuigen, materialen en interieurs van onder meer spekkenbakkers, hoedenmakers, schoenmakers en kleermakers. Een deel daarvan is tentoongesteld, terwijl de rest in het depot is opgeslagen. Volgens zijn visie is het belangrijk om niets uit te sluiten, omdat dit de meest wetenschappelijke manier is om de geschiedenis van het ambachtelijk leven te documenteren.

WAT MET DEZE ERFENIS?

In 2022 stelt Musea Brugge een nieuw collectieplan op, met aandacht voor de kracht van objecten om verhalen te vertellen vanuit diverse perspectieven. Het plan beoogt de deelcollecties te (her)waarderen, hun betekenis te herdefiniëren en zo meer representatieve en inclusieve verhalen te brengen voor een breed publiek. Dat geldt zeker voor de collectie erfgoed van het dagelijks leven. Dankzij Brugse volkskundigen als Guillaume Michiels, Hervé Stalpaert, Magda Cafmeyer en Karel De Wolf is veel bewaard gebleven van het dagelijks leven van gewone Bruggelingen. Hun verzameling vormt een onuitputtelijke bron van verhalen die vandaag vanuit nieuwe invalshoeken kunnen worden verteld.

Zo erfde het Volkskundemuseum van de ‘Bond’ een rijke collectie textiel. Recent werd deze collectie geregistreerd en gefotografeerd: van doopkleedjes en gebreide sokken tot geborduurde merklappen en zelfgemaakte kleding. Elk stuk getuigt van de opleiding, vaardigheden en creativiteit van meisjes en vrouwen in het textielambacht. Onder de noemer De rode draad gingen Musea Brugge en Erfgoedcel Brugge in 2024 op zoek naar verhalen van Bruggelingen die dat soort handwerk deden en vandaag nog doen. Ze organiseerden verschillende acties om verhalen te verzamelen en de buurt te verbinden rond het textielambacht, telkens met een buurtpartner. Daardoor kwam het project boeiende mensen op het spoor met een passie voor textiel. Zeven ambassadeurs werden geselecteerd, samen brachten ze een divers verhaal voor de camera: mannen, vrouwen, jong, oud, mensen die al hun hele leven in Brugge wonen of nog maar pas. De interviews verrijken de collectie en zorgen voor een actuele blik op textielerfgoed. Erfgoedcel Brugge verzamelde de verhalen van de bezoekers in een e-tentoonstelling. Het project was verbindend en inclusief, met een blijvende impact: enkele activiteiten worden lokaal voortgezet.

HEDENDAAGS VERZAMELEN

Naast het waarderen en herinterpreteren van bestaande deelcollecties schetst het collectieplan van Musea Brugge uit 2022 ook de contouren van een nieuw verzamelbeleid. En dit zal anders gebeuren dan in het verleden, zeker op vlak van erfgoed van het dagelijks leven. De tijd waarin enkel een conservator of een vereniging van heemen volkskundigen bepaalt wat als erfgoed van een samenleving behouden wordt, is voorbij. Tegen-

woordig volgen musea, die zich richten op het dagelijks leven of de geschiedenis van een stad of regio, een andere aanpak. Ze betrekken gemeenschappen en netwerken, die zich verbonden voelen met bepaalde gebruiken, gewoonten of tradities, bij hun verzamelbeleid.

Ook voor ‘hedendaags erfgoed’ wordt participatief verzamelen steeds gebruikelijker. De Social History Curators’ Group (UK) definieert hedendaags erfgoed als ‘anything within living memory’. Het gaat dus over gebeurtenissen, cultuurverschijnselen en evoluties die mensen, die vandaag nog leven, zelf hebben meegemaakt of die zich vandaag voordoen. Dit komt neer op de periode vanaf de jaren 1950 tot nu. In de huidige collectie van het Volkskundemuseum is deze periode nagenoeg afwezig. De jaren 50 en 60 zijn een scharnierperiode, waarna het dagelijks leven er heel anders uitzag. Na jaren van oorlog en schaarste bloeit de Belgische economie, stijgen lonen en welvaart, en ontstaat de consumptiemaatschappij. De grote volksmassa wordt een consumerende middenklasse. Kleinschalige lokale productie maakt plaats voor massaproductie en globalisering, technologie doet haar intrede in de huiskamer, kerken lopen leeg en de jeugd verzet zich tegen traditionele waarden.

Voor hedendaags verzamelen gaan de klassieke volkskundige verzameldomeinen (lokale ambachtelijke productie, volksdevotie, streektradities …) niet langer op. Het gaat dus niet over: ‘Hoe kunnen we de verzamelde ensembles en verhaallijnen van het Volkskundemuseum doortrekken naar vandaag?’ Maar veeleer: ‘Hoe kunnen we het dagelijks leven van vandaag museaal gestalte geven voor de toekomstige generaties? Hoe maak je een keuze uit de overvloed aan verzamelmogelijkheden? Wie selecteert en bepaalt wat de moeite waard is om te bewaren voor toekomstige generaties?’

De Vlaamse overheid omschrijft erfgoed als “alles wat we overerven van vorige generaties en wat we het bewaren waard vinden voor de volgende generaties.” Maar wie is ‘we’? En wie beslist wat het waard is om te bewaren? Musea Brugge streeft naar een zo breed mogelijke invulling van ‘we’.

De komende jaren zet het volop in op een participatief verzamelbeleid, waarbij Bruggelingen, in al hun diversiteit, mee bepalen wat bewaard moet blijven. Zo ontstaat een inclusiever en representatiever beeld van het dagelijks leven van 1950 tot vandaag.

VAN ALLE TIJDEN

Het intergenerationele project Van alle tijden (20212022) was een eerste stap in deze richting. Laatstejaarsstudenten van drie Brugse middelbare scholen gingen in gesprek met bewoners van woonzorgcentra over wat de moeite waard is om door te geven aan toekomstige generaties. Elke leerling voerde twee gesprekken met een oudere en registreerde die met een smartphone. Vervolgens selecteerden ze de meest betekenisvolle verhalen en foto’s en dachten na over hoe ze die konden delen met zowel jongeren als ouderen.

Het Volkskundemuseum heropende in 2024 opnieuw de deuren na enkele werken. Een van de blikvangers is de museumkamer over textiel. © Musea Brugge
De eerste tentoonstelling in 1937 vormt het begin van de collectie. © Musea Brugge

Dit resulteerde in een podcast en een mini-expo in de drie deelnemende woonzorgcentra.

Dankzij dit project is Musea Brugge 45 verhalen rijker. Het hielp ook bij het detecteren van verhalen en objecten, die jong en oud kunnen beroeren. Uit de selectie, die de leerlingen maakten, kwamen duidelijk vier thema’s naar boven: leven in schaarste, liefde, de man-vrouwverhouding en taboe (wat niet geweten mag zijn of verteld worden). Deze ervaring stimuleerde Musea Brugge om nog een stap verder te gaan en de intergenerationele dialoog in te zetten als participatieve verzamelpraktijk. De betrokkenheid van jongeren is cruciaal. Zij vertegenwoordigen de generatie die ‘overerft’, maar als zij aan deze erfenis geen betekenis kunnen geven, zal ze nooit erfgoed worden.

Projecten in schoolverband hebben ook een voordeel ten opzichte van jongerenprojecten op vrijwillige basis. Elke jongere gaat minstens tot 18 jaar naar school. Het leerlingenbestand van scholen vertegenwoordigt daarom ook de diversiteit in de samenleving, zeker als je samenwerkt met klassen uit verschillende onderwijstypes. Dit is niet altijd het geval bij ‘museumjongeren’ die op vrijwillige basis worden aangetrokken.

KINDEREN VAN TOEN

Een eerste thema binnen het intergenerationele verzamelproject is de kindertijd een onderwerp dat iedereen raakt, omdat we allemaal kind zijn geweest. Op 8 februari 2025 opende in het Volkskundemuseum de interactieve tentoonstelling Kinderen van toen. In drie ervaringskamers krijgen bezoekers een impressie van de kindertijd van de jaren 1950 en 1960, de periode waarin de senioren van vandaag opgroeiden.

De objecten in de kamers fungeren als geheugentriggers en stimuleren gesprekken, zowel tussen senioren als tussen generaties. Bezoekers kunnen verschillende objecten hanteren uit een speciaal daarvoor samengestelde gebruikscollectie. Daarnaast prikkelen gesprekskaarten en quizvragen op de tafels het delen van herinneringen. Tot slot kunnen bezoekers hun eigen jeugdverhalen opschrijven en ophangen in de centrale inkomhal. Kinderen van toen is geen eindpunt, maar het begin van een zoektocht naar een participatieve en intergenerationele verzamelpraktijk. Musea Brugge wil bewoners – jong en oud, uit alle sociale en culturele achtergronden – betrekken bij het verzamelen. Dit roept vragen op, zoals: ‘Hoeveel zeggenschap geven we hen in het verzamelbeleid?

De betrokkenheid van jongeren is cruciaal. Zij vertegenwoordigen de generatie die ‘overerft’, maar als zij aan deze erfenis geen betekenis kunnen geven, zal ze nooit erfgoed worden

Hoe groot moet hun betrokkenheid zijn?’ Musea Brugge heeft nog geen sluitende antwoorden op die vragen, maar wil dit al doende ontdekken.

LEREND NETWERK

Veel van die vragen komen aan bod in het lerend netwerk ‘Verzamelen van erfgoed uit het dagelijks leven’, gestart in 2024 op initiatief van FARO, het Openluchtmuseum Bokrijk, het Huis van Alijn en Musea Brugge. De gesprekken en internationale expertise-uitwisseling in dit netwerk bieden inspiratie voor erfgoedorganisaties die werken met participatief en hedendaags verzamelen. Wat alle deelnemende erfgoedorganisaties van dit lerend netwerk gemeenschappelijk hebben, is de bereidheid om de controle over wat erfgoed is en wat niet los te laten. De object- en disciplinegerichte aanpak van volkskundige verenigingen en conservatoren van weleer maakt plaats voor een mensgerichte aanpak. Musea willen een bemiddelende rol vervullen tussen ‘erfgevers’ en ‘erfgenamen’ en een verbindende rol tussen de verschillende erfgoedgemeenschappen. Alleen op die manier kan erfgoed inclusief zijn. Musea behouden daarbij wel hun expertiserol op vlak van contextualiseren, bewaren en presenteren van dit erfgoed.

En hoe zal het Volkskundemuseum in Brugge eruitzien over vijftig jaar? Onmogelijk te zeggen, want dit zal bepaald worden in dialoog met de bewoners van Brugge. ■

» Geert Souvereyns is conservator erfgoed van het dagelijks leven bij Musea Brugge.

» De auteur dankt Livia Snauwaert voor haar hulp bij dit artikel.

KOLONIALE PROPAGANDA ONTMASKERD

TASTBARE GESCHIEDENIS VAN LIJDEN

Zonder zelf naar Congo af te reizen, konden bezoekers van de Wereldtentoonstelling in Gent in 1913 zich laten meevoeren naar de Belgische kolonie. In een speciaal voor de gelegenheid gebouwde installatie prijkte een gigantisch schilderij in cirkelvorm: het Congopanorama. Kosten noch moeite werden gespaard om de Belgen ervan te overtuigen dat de Belgische staat op het Afrikaanse continent goede zaken deed. Maar goede zaken voor wie?

Wendy Postmus

In het najaar van 2025 opent in het AfricaMuseum in Tervuren de tentoonstelling Congopanorama. De kunst van propaganda. Hierin komt de koloniale propaganda die de wrange werkelijkheid in Congo verdoezelde aan bod. Wat destijds als meesterwerk van koloniale kunst werd gepresenteerd, roept vandaag vragen op over wiens verhaal wordt verteld. In de tentoonstelling laten Congolese stemmen hun perspectief horen en weerleggen zij de illusie die het schilderij oproept. De stemmen die via audio-installaties te horen zijn, zijn afkomstig van gesprekken gevoerd in Congo vandaag en uit het oral-historyproject Kumbukumbu (wat ‘geheugen’ betekent in het Kiswahili) van kunstenaars Koenraad Ecker (Berlijn, Duitsland) en Haldi Okudheyo (Aru, DRC).1 Het

project laat letterlijk de stemmen horen van Congolezen die tijdens de koloniale periode werden onderdrukt, uitgebuit en het zwijgen opgelegd. Ze spreken rechtstreeks tot hun Europese onderdrukker, met een emotionele kracht die hun ervaringen voelbaar maakt.

PANORAMA VOOR BELGIË

Het Belgische Ministerie voor Koloniën gebruikte de Wereldtentoonstelling in Gent in 1913 om het koloniale project te promoten. De kolonie werd noodgedwongen in 1908 door België overgenomen van koning Leopold II. Zijn particuliere project in Congo kwam ten einde nadat er in binnen- en buitenland een protestgolf op gang kwam, als gevolg van de gruwelijkheden die er zich afspeelden. Miljoenen mensen kwamen

onder zijn bewind om het leven door koloniaal geweld en onderdrukking. Door de mensonterende rubberteelt was er uit onder andere Groot-Brittannië, de Verenigde Staten, Duitsland en Frankrijk kritiek op het koloniale regime van de koning. Niet iedereen in België moedigde de overdracht van de kolonie aan de staat aan. De toenmalige minister van Koloniën Jules Renkin sprak dan ook van een oneindige taak. “Doch niet zo groot, dat België haar niet vervullen kan”, voegde hij daaraan toe.

Foto van het Congopanorama toen het opnieuw werd getoond tijdens de Wereldtentoonstelling in Brussel in 1935. CC-BY KIK-IRPA, Brussel, c000510

In de tentoonstelling weerleggen Congolese stemmen de illusie die het schilderij oproept. De vertalingen van stemmen die via audio-installaties te horen zijn, zijn afkomstig uit het oral-historyproject ‘Kumbukumbu’. © Koenraad Ecker

Met behulp van allerlei propagandamiddelen – films, tijdschriften, kranten, tentoonstellingen, optochten en koloniale symboliek in het straatbeeld – werd de Belgische bevolking doordrongen van het vermeende belang van het koloniale project. Het narratief benadrukte een nobele ‘beschavingsmissie’ en legde tegelijk de nadruk op de economische kansen die de kolonie bood. Binnen de koloniale propaganda werd aangenomen dat Congolezen zich pas konden ontwikkelen door contact met Europa. De voorstelling van een ‘volwassen’ Europeaan die een ‘kinderlijke’ Congolees helpt, diende als rechtvaardiging voor het koloniale project. In de realiteit was deze vermeende ‘hulp’ echter onderdeel van een systeem van openlijk racisme, geweld, vernederingen en onderdrukking.

Het

narratief benadrukte een nobele ‘beschavingsmissie’ en legde tegelijk de nadruk op de economische kansen die de kolonie bood

Om het belang voor België van het koloniale project kracht bij te zetten, stelde het Ministerie voor Koloniën een kunstbeurs in. In 1910 ontvingen de schilders van het panorama als eersten deze artistieke reisbeurs. De opdracht was om de realisaties van de Belgen in Congo weer te geven in een panoramaschilderij. Dit massamedium was bedoeld om een positief beeld van het koloniale project te creëren en de Belgische publieke opinie gunstig te stemmen. Het panorama trok bij de Wereldtentoonstelling in Gent naargelang de bronnen zo’n 250.000 bezoekers. Door de vele bezoekers, gratis bezoeken voor schoolkinderen en de verspreiding van postkaartjes duurde de invloed van het panorama ook na de Wereldtentoonstelling voort.

Na de Wereldtentoonstelling in Gent verhuisde het Congopanorama naar het Koloniënpaleis in Tervuren. Het doek werd voor de laatste keer getoond aan het publiek op de Wereldtentoonstelling in Brussel in 1935. Omdat het nog altijd als hét meesterwerk van koloniale schilderkunst gold, werd het in de jaren 1950 voor restauratie naar het Jubelpark overgebracht. Hoewel de waarde op 10 miljoen frank werd geschat, omgerekend een kleine 250.000 euro, is het doek nooit meer fysiek geres-

taureerd en tentoongesteld. In 2022 is het doek echter gefotografeerd en daarna digitaal gerestaureerd.2 Door deze digitale restauratie kan het sinds kort online gedetailleerd bestudeerd worden.

WAT ZIE JE (NIET)?

In de immersieve ervaring van het panorama kregen bezoekers geen neutrale weergave voorgeschoteld, maar een zorgvuldig geconstrueerd fictief landschap, geschilderd in een realistische stijl. De bovenste helft van het doek presenteert de ‘gewenste waarheid’: een moderne koloniale stad met een drukke haven vol stoomboten, een imposant station, een stalen spoorbrug, stenen architectuur en een wapperende koloniale vlag. Daaronder, op een ondergeschikt niveau, kijkt de toeschouwer neer op een versie van Congo vóór de komst van de Belgen. Congo wordt doelbewust als premodern getoond; waar een ongerept woud, een lianenbrug, vissende mensen, jagers, markttaferelen en dansende figuren op blote voeten te zien zijn. Dit scherpe contrast tussen de ‘vooruitgang’ van de Belgen en het ‘onaangetaste’ Congo suggereert een vanzelfsprekende ontwikkeling: de ‘beschaving’ die de ‘wildernis’ verdringt.

De tentoonstelling zal niet alleen gaan over wat zichtbaar is op het panorama, maar juist over wat verborgen blijft. Grondig archiefonderzoek, objecten uit de collectie van het AfricaMuseum, nieuw veldwerk en het Kumbukumbu-project in Congo tonen een werkelijkheid die in het panorama ontbreekt. Zo is er bijvoorbeeld een onderhandeling afgebeeld op het doek, waarbij een Congolees in gesprek is met een witte man in een wit koloniaal uniform. Deze koloniaal zou volgens de bezoekersgids van het panorama met ‘geduld en zachtmoedigheid’ de lokale bewoners overtuigen en staat

Detail van het Congopanorama. Collectie KMMA Tervuren. Schilderij door A. Bastien en P. Mathieu, 1911. CC BY 4.0

ongewapend tegenover een groep met speren bewapende Congolezen. Volgens de kunstenaars stelt de scène een 'palaver' voor, die de indruk geeft van een beheerste onderhandeling. In werkelijkheid werd het woord in koloniale kringen echter gebruikt als eufemisme voor oorlog, waarbij inwoners van Congo vaak op gruwelijke wijze werden onderworpen aan het koloniale gezag.

En zo is er veel meer dat het panorama niet toont. Dankzij de gedetailleerde documentatieplicht en de verzamelzucht van koloniale autoriteiten zijn er talloze foto’s en archiefstukken bewaard die helpen een ander verhaal te ontwaren. Een ander pijnlijk voorbeeld hiervan is de registratie van sterfgevallen tijdens de dragerstochten. Congolezen werden gedwongen om zware vrachten van meer dan 40 kilo over een afstand van 400 kilometer tussen Matadi en het huidige Kinshasa te dragen. Deze tochten, die vaak onder onmenselijke omstandigheden werden afgelegd, resulteerden in uitputting, ziekte en de dood in heel Congo. Overleden dragers van de expeditie van Charles Lemaire, commandant (1898-1900), werden simpelweg aangeduid met een rode ‘D’ van ‘décédé’ (overleden) in Lemaires dagboek.

Militair en etnograaf Armand Hutereau legde tussen 1911 en 1913, op juist hetzelfde moment als de creatie van het Congopanorama, niet alleen schriftelijke verslagen en talloze foto’s vast, maar maakte ook geluidsopnamen tijdens zijn expedities. Hij registreerde onder andere de gezangen van de dragers, zonder te beseffen welke betekenis hun woorden droegen. Decennialang bleven deze opnames onbegrepen. Dankzij het werk van Ecker, Okudheyo en anderen binnen het Kumbukumbu-project zijn de liederen recent voor het eerst vertaald. Wat Hutereau bedoeld had als etnografisch materiaal voor het ‘Museum van Belgisch Congo’ (nu het AfricaMuseum) onthult nu, ruim een eeuw later, een aangrijpende werkelijkheid. De liederen getuigen van verzet en lijden en ontkrachten het rooskleurige beeld dat het Congopanorama schetst.

“Er rest ons niets anders dan te lijden! Oh Europeaan! De weg is lang!”

“Eeh! Het opperhoofd is veranderd. Kom deze last op mijn rug vastmaken, het gewicht verplettert me. Terwijl mijn vrienden toekeken ben ik gevallen. Zorg dat hij vertrekt! We zijn hier alleen gebleven om te lijden! Broeders, ik wil geen moeilijkheden.”

De stemmen van de dragers brengen een emotionele dimensie die niet in documenten te vangen is; zij spreken voor het eerst rechtstreeks tot ons. Hun liederen zijn een directe aanklacht tegen de misstanden die het panorama verbloemt. Zo transformeren de dragers van passieve slachtoffers tot actieve getuigen, die het propagandistische narratief doorbreken en een indringend beeld schetsen van de werkelijke impact van de koloniale onderdrukking.

In westerse geschiedschrijving en museale presentatie staat vaak een rationele, analytische benadering centraal; een aanpak die pretendeert objectief te zijn, maar tegelijk bepaalde ervaringen en emoties buitensluit. Het idee dat geschiedenis ‘onpartijdig’ benaderd moet worden, leidt ertoe dat het emotionele en spirituele vaak worden genegeerd. Zeker wanneer het gaat om een verleden dat nog altijd diepe wonden slaat. We zijn hier vaak geneigd de koloniale geschiedenis op een pragmatische manier te presenteren met aandacht voor feiten, structuren en mechanismen, maar minder voor de gevoelens en vernedering die hiermee gepaard gingen. Zijn we niet onbewust onze eigen benadering aan het opleggen aan een verleden dat niet alleen het onze is? Hoe kijken de mensen in Congo zelf naar dit verleden? Welke betekenis heeft het daar, los van de westerse categorieën van kennis en herinnering?

De tentoonstelling wil verder gaan dan alleen het presenteren van historische audio-opnamen die een tegenstem bieden. Het panorama werd (in verkleinde vorm) ook naar Matadi en Kinshasa gebracht om Congolezen er vandaag de dag op te laten reflecteren en te laten reageren op de koloniale propaganda in het panorama. Door de stemmen en emoties van de betrokkenen centraal te stellen, biedt de tentoonstelling een alternatieve manier om geschiedenis te benaderen. Een manier die het verleden niet alleen ontmaskert, maar ook voelbaar maakt. ■

» Wendy Postmus studeerde af als publiekshistoricus aan de Universiteit van Amsterdam en liep tot februari stage in het AfricaMuseum in Tervuren.

» Bronnen en literatuur

1. Het Kumbukumbu-project is een langdurig, collaboratief en audiogebaseerd onderzoeks- en creatieproject, gestart in 2021. Het project richt zich op Noordoost-Congo en brengt lokale orale geschiedenis samen met koloniale archiefopnames en documenten door veldwerk en luistersessies. Zo wordt het alledaagse leven onder de Belgische koloniale bezetting en de langdurige impact van kolonialisme op geest en landschap onderzocht en verbeeld.

2. Het War Heritage Institute werkte samen met een team fotografen van het Congo VR-onderzoeksteam binnen het FilmEU-consortium om het doek te fotograferen en vervolgens digitaal te restaureren.

KOLONIALE ERFENISSEN IN ERFGOEDBIBLIOTHEKEN

INGEKAFTE ONTMENSELIJKING

Een van de grootste uitdagingen van hedendaags erfgoedwerk is de koloniale erfenis in collecties. Musea en archieven worden zich steeds bewuster van deze pijnlijke nalatenschap, maar ook van het potentieel van hun verzamelingen. Een stillere speler in deze discussie zijn de (erfgoed-)bibliotheken. Toch zijn ook hier koloniale sporen aanwezig, net als de mogelijkheid om daarmee aan de slag te gaan.

Casper Van Waesberghe

65 jaar na de onafhankelijkheid van Congo, en 63 na die van Rwanda en Burundi, is België nog altijd niet in het reine met zijn koloniaal verleden. Dat bleek ook recent weer, toen het AfricaMuseum in een zoveelste controverse belandde. Medewerker Nadia Nsayi nam de nieuwe missietekst van het museum op de korrel en hekelde de ontwijkende omgang met, jawel, het koloniaal verleden.1 Een oud zeer, want al sinds de herinrichting van het AfricaMuseum in 2018 spreken kritische stemmen over een gemiste kans. Het museum reageerde op een typisch Belgische manier: budgettekort nekt de goodwill. Een kleine mediastorm die ook in Nederland werd opgepikt was het gevolg.

De roep tot dekolonisatie van de samenleving klinkt steeds luider; een roep waarop ook de cultureel-erfgoedsector probeert te antwoorden. Vaak zijn het de musea die het voortouw nemen: herkomstonderzoek van gewelddadig ontvreemde objecten is een stokpaardje geworden, en

Talloze boeken, kranten of tijdschriften illustreren hoe diep de kolonisatie tot in iedere laag van de samenleving doordrong. Ook erfgoedbibliotheken kunnen een verschil maken, en hebben een sterk uitgangspunt om met hun koloniaal erfgoed aan de slag te gaan

Voorblad van L’éléphant qui marche sur les œufs (1931) van T. Badibanga, met illustraties van Djilatendo. Dit is het oudste bewaarde werk van een Congolese auteur in de Erfgoedbibliotheek. Lange tijd werd getwijfeld aan Badibanga’s bestaan, maar briefonderzoek bevestigde zijn authenticiteit. Een zeldzame Afrikaanse stem in de koloniale collectie. Collectie: 532322, Collectie Stad Antwerpen, Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience

tentoonstellingen als 100xCongo (MAS, 2020) of Roofkunst (Mauritshuis, 2023) stellen de relatie tussen collectie en kolonisatie in vraag. Ook archieven zetten steeds vaker in op hun koloniale fondsen: nog in april 2024 werd het archief van de Sûreté Congolaise grotendeels ontsloten. Voor erfgoedbibliotheken lijkt dit minder vanzelfsprekend: zij bezitten doorgaans geen roofkunst, of hebben als instelling geen directe link met de kolonisatie.2 Toch is dit verleden vaak alomtegenwoordig in (oudere) bibliotheekcollecties: talloze boeken, kranten of tijdschriften illustreren hoe diep de kolonisatie tot in iedere laag van de samenleving doordrong. Ook erfgoedbibliotheken kunnen een verschil maken, en hebben een sterk uitgangspunt om met hun koloniaal erfgoed aan de slag te gaan.

We illustreren dit met de collecties van de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience. De voormalige Antwerpse stadsbibliotheek verzamelt al erg lang koloniaal materiaal. In tegenstelling tot bijvoorbeeld de bibliotheek van het AfricaMuseum, zijn deze publicaties niet moedwillig bij elkaar gebracht omwille van hun koloniaal karakter, maar pasten ze in het ‘universeel’ verzamelbeleid dat de Erfgoedbibliotheek tot in de jaren 1970 aanhield. Dat geldt ook voor een aantal andere grote bibliotheken, zoals de universiteitsbibliotheken of de KBR. Ieder van deze instellingen kende (en kent) daarbovenop een eigen verzamelnuance, en met de Consciencebibliotheek is dit niet anders. Vlaamse cultuurgeschiedenis, Nederlandstalige letterkunde en publicaties over Antwerpen zijn er altijd al sterk vertegenwoordigd geweest.

Om een beter zicht te krijgen op de koloniale sporen in de Erfgoedbibliotheek werd begin 2024 getracht om zoveel mogelijk koloniale publicaties van voor 1960/1962 te bundelen in één thematische deelverzameling. De gekozen einddatum is een arbitraire en eerder praktische grens, en ook

Illustratie uit C. De Martrin-Donos, Le Congo et ses affluents, Brussel, P. Maes, 1886. Vroege publicatie over de bevolkingsgroepen langs de Congorivier. Stereotiepe afbeeldingen versterkten het Europese beeld van Afrika als mystiek en primitief en illustreren de koloniale ‘verheerlijking’ van Afrikaanse vrouwen. Collectie: K 23410, Collectie Stad Antwerpen, Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience

Brochure met posttarieven en vaarschema van de ‘Congoboten’ uit Antwerpen. Sinds 1895 verbond de lijn Antwerpen-Matadi de stad regelmatig met de kolonie en vormde zo een directe aanraking met de kolonisatie. Het was ook via de Antwerpse haven dat de Congolezen naar België werden gehaald om er in de mensenzoo’s geplaatst te worden. Collectie: G 97156, Collectie Stad Antwerpen, Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience

bij de ‘volledigheid’ van deze collectie kan je kanttekeningen plaatsen. Het is een goed voorbeeld van de grote beslissingsdruk bij koloniale erfgoeddossiers: hoewel deze cesuur merkbaar is in de aard van de publicaties, garanderen de politieke dekolonisaties van Congo en Ruanda-Urundi niet dat het koloniale gedachtegoed zomaar verdwijnt uit boeken. Integendeel: decennia later zien we dat koloniale nostalgie nog steeds bestaat.

De collectiefocus van de Erfgoedbibliotheek maakt enerzijds dat Nederlandstalig koloniaal proza een substantieel onderdeel is van deze verzameling.3 Deze literatuur speelde een grote rol in de beeldvorming van het Nederlandstalig publiek over de kolonie. Na 1918 vergroot het aanbod dankzij toeristische relazen en populaire tijdschriften, maar ook heel wat kinderboeken met een koloniale focus komen op de markt. Vaak zijn deze boeken lovend over het “beschavingswerk” dat Leopold II en de Belgen verrichtten in Afrika, en staan ze bol van racistische stereotypen. Kritische literatuur, zoals Cyriel Buysses De zwarte kost of René Poortmans’ Moeder, ik sterf is erg schaars.

Anderzijds richt de Erfgoedbibliotheek zich ook op publicaties over Antwerpen. De band tussen Antwerpen en de kolonie was erg nauw, wat ook weerspiegeld wordt in de collectie. De stad organiseerde maar liefst drie wereldtentoonstellingen, altijd met een sterke koloniale focus, én met een mensenzoo bij twee van de drie. Catalogi, bezoekersgidsen en fotoalbums van deze expo’s zijn dan ook goed vertegenwoordigd. Daarnaast werd Antwerpen de belangrijkste haven voor de import van Congolese producten. Denk in eerste instantie aan (het met bloed besmeurde) rubber, maar ook aan Afrikaanse kunstvoorwerpen. Antwerpse verzamelaars kochten ze massaal, en de stad pakte uit met de ene koloniale expo na de andere. Andersom was Antwerpen de belangrijkste inscheephaven om de zeereis naar de kolonie te maken. De ‘Congoboten’ waren het fundament waarop heel wat reisverhalen steunden. Het maakt duidelijk dat Antwerpen een grote rol speelde in de uitstraling van de kolonie.

Andere grote categorieën zijn schoolboeken, etnologisch-linguïstische werken, missiebladen, losse kaarten, studies over de Congolese fauna en flora en catalogi van Midden-Afrikaanse kunst.4 De diversiteit aan genres toont vooral aan hoe diepgeworteld de kolonisatie was in de Belgische samenleving, in het bijzonder vanaf het interbellum. Het is vooral het meer vergan-

Het is vooral het meer vergankelijke drukwerk, zoals feuilletonromans, folders van optochten of verzamelalbums voor stickers, dat duidelijk maakt dat Belgen bijna dagelijks in contact kwamen met de kolonie en het discriminerende gedachtegoed waarop ze gebaseerd was

kelijke drukwerk, zoals feuilletonromans, folders van optochten of verzamelalbums voor stickers, dat duidelijk maakt dat Belgen bijna dagelijks in contact kwamen met de kolonie en het discriminerende gedachtegoed waarop ze gebaseerd was.

De typische eurocentrische (en vaak mannelijke) blik, inclusief de witte beschavingsmythe, is met voorsprong het dominante narratief in de koloniale boeken van de Erfgoedbibliotheek, hoewel er ook een kleine minderheid aan kritische Europese stemmen vertegenwoordigd is. Afrikaanse auteurs zijn nog zeldzamer, en het is vooral in tijdschriften van na 1945 dat we hen terugvinden.5 In tegenstelling tot de grote diversiteit aan genres, wijst de homogene inhoud op het fundamentele ongelijk en onmenselijke karakter van de kolonisatie. De koloniale blik is daarom een van de meest prangende vraagstukken waar erfgoedbibliotheken mee worstelen. Hoe zij hiermee omgaan is fel betwist: houden ze zich aan de plicht om informatie voor iedereen open te stellen, of is deze inhoud té kwetsend, en zijn content warnings aan de orde?6

Heel wat koloniaal bronmateriaal ligt nog steeds in de voormalige metropolen, een gegeven dat de ongelijkheid mee in stand houdt. Veel bibliotheken zien het ontsluiten van die bronnen daarom net als vitaal. Ze zetten bijvoorbeeld grootschalige digitalisatieprogramma’s op, zodat ook geïnteresseerden in de voormalige kolonies toegang krijgen tot dit deel van hun geschiedenis.7 De situatie van de Erfgoedbibliotheek is op het eerste gezicht gunstig: zowat alle publicaties tot 1900 zijn beschikbaar op Google Books, en ook tot ca. 1925 zijn de meeste titels digitaal raadpleegbaar via andere databanken. Daarentegen staan kopijrechten, taalbarrières en nationale

Een album waarin kinderen gekleurde prentjes konden kleven die je kon sparen door chocoladerepen te kopen. Deze razend populaire ‘chromo’s’ brachten ook kinderen in direct contact met de koloniale racistische retoriek, het witte superioriteitsgevoel en de ‘beschavingsmissie’. Leopold II is er een grote held, Belgisch-Congo een modelkolonie. Collectie: 858326, Collectie Stad Antwerpen, Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience

grenzen in de weg om tot een complete en kwalitatieve digitale ontsluiting te komen voor buitenlandse geïnteresseerden.

Ten slotte lijkt de bibliotheekwereld het meest wakker te liggen van een termendiscussie. Bibliotheken gebruiken vaak erg oude en rigide thesauri om hun boeken thematisch te categoriseren, zoals de UDC. De zogenaamde ‘universaliteit’ van die thesaurus, die de Erfgoedbibliotheek ook gebruikt, komt zwaar onder druk te staan in een koloniale context. Categorieën zijn soms hopeloos algemeen (zoals het nietszeggende ‘Afrikaanse’ Letterkunde), hebben onlogische relaties (‘Dekolonisatie’ als subcategorie van de bredere noemer ‘Sociale Wetenschappen’), of zijn ronduit onjuist (boeken over de missionering vallen onder de theologische term ‘Ecclesiologie’). Niet-westerse onderwerpen zijn moeilijker vindbaar omdat ze niet passen in het 19e-eeuwse idee van een (westerse) universele kennisindeling.8 Het blijft een utopie voor bibliotheken dat al hun materiaal even toegankelijk is.

Toch is er ook hoop: bibliotheken hebben een sterk uitgangspunt voor dekolonisatiewerk. Collecties als die van de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience kunnen ons heel wat leren over het koloniaal verleden. Ze confronteren ons daarenboven met een veranderende blik op wat we als erfgoed beschouwen: willen we dit verleden wegsteken omdat we er ons voor schamen? Of net in de schijnwerpers zetten omdat het belangrijk is om dit onrecht te herinneren, en het actief inzetten

Ze confronteren ons met een veranderende blik op wat we als erfgoed beschouwen: willen we dit verleden wegsteken? Of net in de schijnwerpers zetten omdat het belangrijk is om dit onrecht te herinneren, en het actief inzetten met het oog op de toekomst?

met het oog op de toekomst? België heeft lang gekampt met een koloniale nostalgie, dan wel de herinnering in de vergeetput gestopt. Anno 2025, meer dan 60 jaar na de Congolese, Rwandese en Burundese onafhankelijkheid, ligt dat anders. Erfgoedbibliotheken hebben in onze gedigitaliseerde wereld meer dan ooit de kans om duurzame samenwerkingen op te zetten en buiten hun muren te treden. Willen we écht participatief zijn, dan moeten we de beslissingsmacht over koloniale collecties durven leggen bij de gemeenschappen die de grootste gevolgen van deze geschiedenis dragen, evenwel zonder de eigen verantwoordelijkheid uit de weg te gaan – iets wat al te vaak vergeten wordt. Alleen dan is er sprake van écht postkoloniaal werk. ■

» Casper Van Waesberghe studeerde geschiedenis en specialiseerde zich nadien in erfgoedstudies. In het kader van een thesis bracht hij de koloniale verzameling van de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience in kaart. Daar werkt hij tegenwoordig als catalograaf.

» De afbeeldingen en de tekst erop die in dit artikel worden getoond, kunnen mogelijk kwetsend overkomen. Deze beelden worden echter gepresenteerd om de inhoud van het artikel te verduidelijken en te verbeelden. Het gaat om beelden die bewaard worden in de Erfgoedbibliotheek. Ze hebben historische waarde, maar bevatten soms confronterende of ongemakkelijke perspectieven.

Voorblad van H. Casteels, Blond Miesje ontdekt Afrika. Antwerpen, Lodewijk Opdebeek, 1940. Vanaf het interbellum begonnen ook steeds meer geïllustreerde kinderboeken te verschijnen over de kolonie. De zogenaamde witte superioriteit komt er duidelijk in naar voren. Collectie: C 132111, Collectie Stad Antwerpen, Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience

» Bronnen en literatuur

1. N. Nsayi, ‘Waarom ik overweeg om het AfricaMuseum te verlaten’, op: https://www.demorgen. be/meningen/waarom-ik-overweeg-om-het-africamuseum-te-verlaten~b6617fccc

2. Hier moet een belangrijke kanttekening gemaakt worden voor de Europese nationale bibliotheken: zowel de British Library als de Bibliothèque nationale de France erkennen dat ze materiaal bezitten dat geroofd is in koloniale context. Tot nu toe heeft de Belgische KBR nog geen statement gegeven over eventueel geroofd materiaal. M. Wallace, ‘Accessing West African manuscripts in the British Library’, op: https://blogs.bl.uk/asian-and-african/2022/01/ accessing-west-african-manuscripts.html; B. Sagna & P. Belaubre, ‘La gestion des biens culturels à la BnF’, op: https://www.bnf.fr/fr/la-gestion-des-biensculturels-la-bnf

3. Een bijzonder nuttig overzicht van koloniale literatuur tot 1960 is te vinden in: L. Renders, Koloniseren om te beschaven: het Nederlandstalige Congoproza van 1596 tot 1960. Hasselt, Gramadoelas, 2019.

4. Een uitgebreider overzicht van de koloniale collecties van de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience is te vinden in de volgende collectiebeschrijving en bijhorende zoekwijzer: ‘Collectie koloniaal Congo en Ruanda-Urundi’, op: https://anet.be/record/opaccoloiehc/co:ehc:245

5. A.-J. Tudesq, Feuilles d’Afrique: étude de la presse de l’Afrique sub-saharienne. Pessac, La maison des sciences de l’homme d’Aquitaine, 1995, p. 23-58 biedt een goed (verkennend) overzicht van de koloniale pers in Afrika. S. Riva, Nouvelle histoire de la littérature du Congo-Kinshasa. Parijs, L’Harmattan, 2006, p. 21-98 besteedt dan weer uitgebreid aandacht aan Congolees (Franstalig) proza tijdens de kolonisatie. Afrikaanse stemmen hebben echter al sinds de begindagen van de kolonisatie bijgedragen aan Europese publicaties, bijvoorbeeld als dragers tijdens expedities, tolken of vertellers van mythes waar etnologen verzot op waren. Hun namen werden meestal nooit opgeschreven.

6. In de Collegagroep Beladen Bibliothecair Erfgoed, georganiseerd door FARO en de Vlaamse Erfgoedbibliotheken vzw, werken verschillende erfgoedbibliotheken hierover een standpunt uit via een position paper. Daarover lees je meer in het dossier over erfgoedbibliotheken, in het septembernummer van dit blad.

7. Een inspirerend voorbeeld is Sammlungsgut aus kolonialen Kontexten van de Deutsche Digitale Bibliothek. Dat project geeft via één digitaal portaal toegang tot gedigitaliseerde Duitse bibliotheek- en museumcollecties die in een koloniale context werden vervaardigd of verworven. Merk op dat het portaal waarschuwt voor kwetsend taalgebruik in de collectiebeschrijvingen. De website is ook in het Engels en het Frans beschikbaar, wat de toegankelijkheid alleen maar ten goede komt. ‘Sammlungsgut aus kolonialen Kontexten’, op: https:// ccc.deutsche-digitale-bibliothek.de./de/ 8. Een vroege en baanbrekende bijdrage daarover is H. Olson, The Power of Name: locating the Limits of Subject Representation in Libraries. Dordrecht, Kluwer Academic Publishers, 2002. Olson richt zich in de eerste plaats op de vindbaarheid van vrouwelijke auteurs in vergelijking met mannelijke, een analogie die kan doorgetrokken worden tot Europese versus niet-Europese schrijvers, maar ook naar sociale klasse of seksualiteit.

SENSIBILISEREN OVER DE VLAAMSE GEBARENTAAL

DOVE GIDSEN GEVEN RONDLEIDINGEN

Rondleidingen in het Nederlands, Engels, Frans of Duits behoren doorgaans tot het standaardaanbod van musea. Sinds kort voegen enkele musea ook de Vlaamse Gebarentaal (VGT) aan dat lijstje toe. Op die manier hoeven dove en slechthorende personen er niet langer een beroep te doen op een tolk VGT, maar kunnen ze rechtstreeks met een dove gids op pad. Want daar is nood aan, zo blijkt uit onderzoek.

Hildegarde Van Genechten en Elien Doesselaere

Om die rondleidingen in VGT te kunnen aanbieden, moesten eerst dove gidsen opgeleid worden. Die waren er nog niet, althans niet in de musea in Vlaanderen. Het Vlaams GebarentaalCentrum (VGTC) nam hiertoe het initiatief. Aanleiding was de masterproef van (intussen VGTC-beleidsmedewerker) Annelot Van Damme (2022) over het aanbod van musea voor dove en slechthorende personen. Daaruit bleek dat de toegankelijkheid van musea niet voldeed. Het grootste hiaat? De toeleiding in de voorkeurstaal, namelijk de Vlaamse Gebarentaal.

Zeker voor oudere dove personen is het niet vanzelfsprekend om informatie in het Nederlands te lezen en te verwerken, aldus het VGTC. Lange tijd was het namelijk gangbaar dat dove mensen school liepen in het buitengewoon onderwijs (type 7). Deels door die scholingsachtergrond ervaren ze het Nederlands soms als complex. In dit type onderwijs werd bovendien maar weinig aandacht besteed aan kunst en

Zeker voor oudere dove personen is het niet vanzelfsprekend om informatie in het Nederlands te lezen en te verwerken, aldus het VGTC. Lange tijd was het namelijk gangbaar dat dove mensen school liepen in het buitengewoon onderwijs (type 7). Deels door die scholingsachtergrond ervaren ze het Nederlands soms als complex

© MAS, foto: Dries Luyten

cultuur, waardoor de drempel om musea te bezoeken groot is. Ook in de groep van gebarentaligen die vlot tweetalig zijn kiezen velen ervoor om cultuur te beleven in de Vlaamse Gebarentaal. Vandaar de nood die het VGTC ervoer om een ‘inhaalbeweging’ te maken. Het VGTC inspireerde zich op al bestaande initiatieven in de Franse Gemeenschap en in het buitenland, waarbij dove gidsen actief zijn in kunstencentra en musea. Dankzij projectsubsidies vanuit het decreet Vlaamse Gebarentaal (Decreet houdende de erkenning van de Vlaamse Gebarentaal, red.) verkreeg het VGTC middelen om dit project samen met een aantal partnermusea op te zetten. Vervolgens bracht het VGTC een groep gemotiveerde dove gebarentaligen bijeen die graag gids wilden worden.

Een groep van acht kandidaten werd negen maanden lang getraind door onder andere gidsenopleider Janien Prummel. Ze werden opgeleid in gidsvaardigheden, observeerden in het Van Gogh Museum en oefenden volop. In december 2024 studeerden de acht feestelijk af. Het traject liep in nauwe samenwerking met de partnermusea GUM, MAS, KMSKA en kunstencentrum Bozar. Een inhoudelijke verrijking, zeker, maar tegelijk werden de partners ook klaargestoomd om een dove gids in hun team te ontvangen. Zo ontwikkelde het VGTC een vorming op maat van museumpersoneel met achtergronden, kennis en een basislexicon om met dove en slechthorende personen te communiceren.

TROEVEN

Wanneer een dove gids een groep dove en slechthorende personen rondleidt, hoeft er geen tolk VGT-Nederlands meer ingeschakeld te worden (die alles wat de horende gids in het Nederlands vertelt naar VGT tolkt). Kostenefficiënter, en voor de gebarentaligen die deelnemen aan de rondleiding is het comfortabeler om zich rechtstreeks tot de gids te richten. Er valt een stukje afstandelijkheid weg. Er zijn ook heel wat musea die gebruikmaken van videogidsen in VGT, aangeboden via bijvoorbeeld de ErfgoedApp. Het voordeel? Bezoekers kunnen er autonoom en op eigen tempo gebruik

© MAS, foto: Dries Luyten

van maken wanneer ze door het museum wandelen. Maar ook deze vorm van communicatie is onpersoonlijk(er) en biedt geen ruimte om vragen te stellen of te reageren.

SENSIBILISERING EN REPRESENTATIE

Met dit initiatief wil het VGTC de samenleving verder sensibiliseren. VGT is weinig zichtbaar in het publieke leven. Onder andere door dit project worden zowel de taal als de gemeenschap zichtbaarder en bekender, en zal de afstand tussen dove en horende mensen hopelijk verkleinen. Ook bij het museumpersoneel hoopt het VGTC op meer bekendheid en vervolgens waardering voor VGT als volwaardige taal. Het VGTC wil ook in de toekomst nieuwe musea ondersteunen om dove gidsen in te schakelen en dus rondleidingen in VGT aan te bieden.

Daarnaast zal de grotere zichtbaarheid van VGT in het openbare leven leiden tot een toenemend bewustzijn en erkenning bij dove gebarentaalgebruikers zelf. Doordat de taal jarenlang mis- of onderkend werd, zijn velen zich niet bewust van de waarde en rijkdom ervan. Door de taal steeds meer in het publieke leven te zien, zullen de erkenning van en het bewustzijn over de taal als vanzelf toenemen.

Doordat de taal jarenlang mis- of onderkend werd, zijn velen zich niet bewust van de waarde en rijkdom ervan. Door de taal steeds meer in het publieke leven te zien, zullen de erkenning van en het bewustzijn over de taal als vanzelf toenemen

© GUM, foto: Martin Corlazzoli

MUSEA AAN HET WOORD

An Sijsmans publiekswerking KMSKA

“Sinds de heropening hebben we sterk ingezet op een inclusieve museumapp waarbij bezoekers ook voor VGT of International Sign kunnen kiezen. Maar uit onderzoek blijkt dat dove mensen graag ook rondleidingen met een dove gids volgen. We waren dus heel blij met het voorstel van het VGTC om als museum betrokken te worden in deze opleiding van dove gidsen. De training voor het museumpersoneel was zeer leerrijk. Ik vond het indrukwekkend hoe enthousiast en snel onze collega’s van hospitality een reeks relevante gebaren aanleerden om toe te passen in hun job. Ik ben benieuwd hoe we met de andere musea een jaarprogramma kunnen ontwikkelen en dat communiceren naar de doelgroep.”

Annelies Lust educatie, toegankelijkheid en gidsen, Gents Universiteitsmuseum & Plantentuin (GUM)

“Dankzij dit traject beseffen we dat het totaalplaatje dat je als museum biedt belangrijk is. Je kan dove gidsen inzetten, maar de dovengemeenschap voelt zich liefst welkom op verschillende manieren. Daarom ontwikkelen we twee informatieve video's in VGT om op de website en aan het onthaal aan te bieden. Zo begrijpen dove personen meteen in hun eerste taal waarvoor GUM & Plantentuin staan en krijgen ze ook de praktische informatie mee. De vorming die gidsen, hosts en onthaalmedewerkers kregen van het VGTC was cruciaal, en voor velen een echte eyeopener. Ze ontdekten een nieuwe wereld en leerden dat communiceren met dove personen niet iets is waarvoor je bang moet zijn, zelfs als je weinig of geen VGT kent.”

Tammy Wille publiekswerking MAS

“Diversiteit binnen de gidsenploeg is voor ons heel belangrijk, omdat het zorgt voor een bredere representatie van de samenleving. Door gidsen met verschillende achtergronden, talen en ervaringen in te zetten, kan je een breder publiek aanspreken en een inclusieve(re) ervaring bieden. De uitspraak van Hannes De Durpel, coördinator van VGTC, bleef me bij: ‘Je hebt gidsen die rondleidingen geven in het Frans, Engels of Duits, en daar werk je ook niet met een tolk.’ VGT is simpelweg een andere taal, en dat willen we op dezelfde manier benaderen.

Je hebt gidsen die rondleidingen geven in het Frans, Engels of Duits, en daar werk je ook niet met een tolk.’ VGT is simpelweg een andere taal, en dat willen we op dezelfde manier benaderen

Ik vond het zelf erg fijn om de examenrondleidingen van dove gidsen Jorn en Helga in VGT te volgen. De tolken waren fantastisch met hun vertaling van VGT naar het Nederlands. En toch voelde ik me als horende soms een beetje buitengesloten tijdens deze rondleidingen. Omdat de tolken niet alles tegelijk kunnen vertalen. Het heeft me laten inzien hoe het omgekeerd moet voelen: om je als dove persoon in een groep horende mensen te bevinden.”

© GUM, foto: Martin Corlazzoli

GIDSEN AAN HET WOORD

“Ik hou ervan om over geschiedenis te lezen en te leren. Musea bezocht ik vroeger echter zelden, vooral omdat ze vaak niet toegankelijk waren en ik niet alles kon volgen wat er werd aangeboden. Tijdens de opleiding leerde ik hoe een museum werkt en maakte ik kennis met het GUM. Ik vond daar vooral de interactieve manier van gidsen leuk. Dankzij een gids voel ik me in een museum ‘begeleid’, wat me een ander perspectief gaf dan een bezoek zonder gids. Ik was tijdens de opleiding ook erg onder de indruk van een rondleiding in Nederlandse Gebarentaal (NGT) in het Van Gogh Museum in Amsterdam, verzorgd door een dove gids. Ik voelde voor het eerst dat directe contact, en ik bleef volledig geboeid. En voor ik het wist was de rondleiding voorbij. Het voelde veel te kort, ik had honger naar meer.

Inclusie vraagt betrokkenheid van mensen uit specifieke gemeenschappen.

Deze personen kunnen als rolmodellen fungeren en anderen enthousiasmeren

Ik heb een Instagramprofiel gemaakt rond mijn gidswerk en de stad Gent: @DeafGhentGuide. Ik wil me vooral richten op Gent en daar verschillende rondleidingen verzorgen. Voorlopig begin ik met het GUM; daarna wil ik nog andere musea toevoegen. Uiteindelijk hoop ik ook rondleidingen in de stad te ontwikkelen, specifiek voor dove toeristen. In de toekomst hoop ik dat doven zich meer openstellen voor cultuur en het aanbod in de horende maatschappij. Dit geldt niet alleen voor musea, maar

ook voor bijvoorbeeld theater, openluchtevenementen en andere culturele activiteiten. Inclusie is meer dan een checkbox of het aanbieden van hulpmiddelen zoals videotranscripties. Het vraagt betrokkenheid van mensen uit specifieke gemeenschappen. Deze personen kunnen als rolmodellen fungeren en anderen enthousiasmeren om musea te bezoeken.”

“Ik zag de aankondiging voor de opleiding en zag het meteen zitten. In de zomer van 2019 was ik een maand in Moskou waar ik verschillende musea met een dove gids heb bezocht, waaronder Garage, het museum voor moderne kunst. Een leuke ervaring, omdat er rechtstreeks contact was met die gids. Marseille bezocht ik in 2022, ook met een dove gids, een aanrader! Zelf had ik al enkele keren een groep rondgeleid in het Vlaams Parlement en dat lag me wel. Een dove gids houdt er rekening mee dat je niet tegelijkertijd kan luisteren en rondkijken.

Tijdens de opleiding leerden we over de nieuwste inzichten inzake gidsen, meer bepaald hoe dat interactief te doen. Of hoe je het publiek bij de rondleiding betrekt. Ook dat het belangrijk is een rode draad te verwerken in de rondleiding, een thema of item waaraan de rondleiding wordt opgehangen. En dat je als gids altijd voorbereid moet zijn op onverwachte situaties. Ik start nu als gids in het MAS en in Bozar, en ik sta open voor andere musea. Ik hoop mijn vaardigheid als dove gids verder te ontwikkelen en samen met musea te werken aan het slechten van de drempels voor dove mensen. Dove mensen moeten weten dat de musea er ook voor hen zijn.”

Jorn Rijckaert

“Ik ben doof geboren en beheers zowel Nederlands als Vlaamse Gebarentaal (VGT) op moedertaalniveau. Daarnaast ben ik zaakvoerder van Visual Box, een doofgeleid mediabedrijf in Vlaanderen met expertise in gebarentaalmedia. Bij Visual Box bieden we een vertaaldienst aan waarin we audiogidsen van musea omzetten in videocontent in VGT. Al tien jaar lang werk ik samen met musea om hun rondleidingen toegankelijk te maken voor dove bezoekers.

De positieve reacties uit de dovengemeenschap waren altijd hartverwarmend, en ik kreeg regelmatig de vraag of ik zelf geen rondleidingen wilde geven. Omdat vertalen en gidsen twee verschillende disciplines zijn, heb ik dat nooit overwogen. Tot ik hoorde van het project Musea in VGT met dove gidsen. Ik schreef me in voor de opleiding en ontdekte hoe complementair beide vormen van museumbeleving zijn: een videogids waarmee bezoekers op eigen tempo een museum verkennen, en een interactieve rondleiding met een dove gids. Het is voor mij een boeiende uitdaging om live in musea als MAS en KMSKA te gidsen. Mijn idee over gidsen is daardoor helemaal veranderd. Ik dacht dat gidsen vooral het overbrengen van informatie was. Tijdens de opleiding leerde ik dat een rondleiding interactief moet zijn en dat de beleving van de bezoekers centraal staat. Een museumbezoek moet inspireren, zodat mensen nadien enthousiast kunnen navertellen wat ze hebben ontdekt. Na mijn rondleidingen hoorde ik vaak: ‘Wauw, ik wist niet dat een museumbezoek zo leuk en leerrijk kon zijn. We willen meer!’ Dat motiveert me enorm.” ■

» Ook interesse in rondleidingen in VGT in jouw museum? Neem een kijkje op https://www.vgtc. be/musea-in-vgt

» Hildegarde Van Genechten was tot eind februari adviseur participatie | educatie bij FARO. Elien Doesselaere is er adviseur immaterieel erfgoed | communicatiemanager.

“Iedereen

heeft een gender”

De werkplek van: Selm Merel Wenselaers, curator gender/queer in het MAS

faro neemt je mee naar inspirerende werkplekken. Bij het begin van het nieuwe jaar startte historica, dramaturge, curator en auteur Selm Merel Wenselaers aan haar opdracht: tegen 2027 in het MAS een expo opzetten over queer en gender. “Deze tentoonstelling zal niet beperkt blijven tot iets dat uitsluitend van, voor en door queermensen is. We streven ernaar een breed publiek te betrekken door verhalen, thema's en perspectieven te presenteren die voor iedereen relevant en toegankelijk zijn.”

1 “ Mijn eerste opdracht is om me vertrouwd te maken met de museumcollectie. Daarbij is er al flink wat voorwerk verricht door collega’s als Vincent Boele en Vera De Boeck [mee op de foto]. Het is daarbij uitkijken voor onder meer het projecteren van onze huidige kijk op de geschiedenis. Het vertrekpunt is niet zozeer queerness, dan wel de vaststelling dat we allemaal een gender hebben. Ik wil graag de bezoeker aanzetten om daarover na te denken, en over hoe gender vorm krijgt in verschillende culturen.

2 We willen die erfgoedblik vatten met allerlei objecten uit de collectie – ik denk onder meer aan spullen uit het in 2021 gesloten Café Strange, het oudste homocafé van Antwerpen. Maar tegelijk is het belangrijk dat we het ‘nieuwe erfgoed’ proberen te verzamelen, met name getuigenissen. Als queers staan we op de schouders van ‘Roze Reuzen’ [ook de titel van een podcast van IHLIA, red.]. Denk aan mondige wegbereiders als de 89-jarige transgenderpionier Corinne Van Tongerloo en de in 2009 overleden Priscilla Van Sandt. En al die anderen met hun verhalen. (Lieve Blancquaert interviewde diverse Antwerpenaren voor de expo COMPASSION in het MAS. Selm staat voor de filmprojectie.)

3

Als dramaturg in het theater sleutel ik graag aan de verschillende betekenislagen van elk element. In nauw overleg met het hele team, natuurlijk. Dat zal bij het in elkaar puzzelen van de expo niet anders zijn. Want alles speelt een rol: de keuze van wat je toont, de teksten, de scenografie, de belichting, de eventuele muziek. En ook de titel! (glimlacht) Het doel is om verbinding te creëren, begrip te vergroten en het gedeelde menselijke verhaal te belichten, waarbij de rijke en diverse queergeschiedenis een inspiratiebron vormt voor reflectie en dialoog. (Selm helpt bij de inrichting van COMPASSION, de nieuwe tentoonstelling van het MAS.)

4 Inclusiviteit is een actueel en spannend thema, zowel in de erfgoedsector als in de hele maatschappij. Binnen het MAS is dit ook een van mijn opdrachten: de vraag is of we er ons als museumploeg van bewust zijn dat het museum er echt voor iedereen moet zijn. En er ook daadwerkelijk naar handelen. Dat gaat over relatief eenvoudige dingen, zoals genderinclusieve toiletten, maar ook over intersectionaliteit. Mensen bestaan uit meerdere lagen en hebben meer dan één identiteit.” ■

» selmwenselaers.be | IHLIA.nl

DE KRACHT VAN ONTMOETEN

CREËER EEN VEILIGE COCON VOOR NIEUWKOMERS

Sociale media, participatieve projecten en nieuwsbrieven: musea zetten alles op alles om nieuwe doelgroepen over de vloer te krijgen. Het Museum aan de IJzer stapte in 2017 in Memorydate, een project waarbij uitwisseling met nieuwkomers centraal staat. Een ervaringsverslag.

Charlotte Lippens

Het Museum aan de IJzer bevindt zich in de iconische IJzertoren in Diksmuide. Boven kijkt de bezoeker over een weids landschap waar 110 jaar geleden de Eerste Wereldoorlog woedde. Talloze soldaten sneuvelden in de IJzervlakte. De IJzertoren, memoriaal en museum, is een blijvende herinnering aan en waarschuwing voor de oorlogsgruwelen. In aanloop naar de herdenkingsperiode 2014-2018 kwamen er in de Westhoek steeds meer initiatieven op het vlak van herinneringseducatie, met daarin ook vaak een expliciete vredesboodschap. In diezelfde periode werd het ook duidelijk dat er een grote vluchtelingencrisis ontstond. Voor heel wat mensen en ook scholen de aanleiding om de handen uit de mouwen te steken. Jongeren van diverse origine bijeenbrengen, met de blik op zowel verleden, heden als toekomst: zou dat geen verschil kunnen maken?

Dat idee lag aan de basis van Memorydate; een echte ontmoetingsdag op initiatief van de provincie West-Vlaanderen. Een dag waarbij zowel nieuwkomers als West-Vlamingen de kans

krijgen om elkaar te leren kennen op een herinneringsplek uit de Eerste Wereldoorlog. Daarbij worden telkens twee klassen uitgenodigd: één ‘reguliere klas’ uit het middelbaar onderwijs en een OKAN-klas. Op deze Memorydate is oorlog telkens het uitgangspunt om het gesprek tussen de leerlingen te stimuleren. Een uitdaging dus! Hoewel we zelf nog onervaren waren met de organisatie van evenementen, tentoonstellingen of lezingen die nieuwkomers betrekken, stapten we graag mee in het project. Het deed ons nadenken over hoe we deze doelgroep beter konden bereiken. Het opende de deur voor nieuwe ideeën, maar confronteerde ons ook met uitdagingen. Hieronder onze tips.

DO’S

Nabijheid

De jongeren die bij ons op Memorydate komen, studeren allemaal in dezelfde stad. Dit blijkt een groot pluspunt te zijn. ’s Ochtends stappen ze samen de bus op richting Diksmuide. Dat breekt al lichtjes het ijs.

De jongeren kunnen mee op een zomerkamp waarbij ze herdenkingsplekken in de Westhoek bezoeken. © Museum aan de IJzer

Tijdens een Memorydate ontmoeten nieuwkomers en West-Vlaamse leerlingen elkaar op een WOI-herinneringsplek. © Museum aan de IJzer

Samenwerken aan ‘Laten we banden smeden’ van Bénédicte Moyersoen, met 112.000 spanbandjes als symbool voor mensen zonder wettige verblijfsgunning. © Bénédicte Moyersoen

Jongeren bij ‘Treurend ouderpaar’ van Käthe Kollwitz op de Duitse begraafplaats in Vladslo. © Museum aan de IJzer

De jongeren vinden door hun nabijheid sneller hun eerste raakpunten. Ze halen over de middag misschien wel in dezelfde broodjeszaak hun broodje of gaan sporten in dezelfde club. Wanneer ze weer huiswaarts keren, is de kans dat ze elkaar nog eens tegen het lijf lopen een stuk groter.

Betrek sociale projecten

Diversiteit is een kans. Betrek bij je project zoveel mogelijk actoren die de ontmoeting tussen verschillende doelgroepen stimuleren. Zo werkten wij voor onze Memorydates samen met Refu Interim, dat sinds kort Compagnie Cordial heet. Dit is geen klassiek interimkantoor, maar een organisatie die vrijwilligerswerk aanbiedt voor nieuwkomers. Dit verbindt enthousiaste vrijwilligers met een geschikte organisatie, waardoor een mooie wisselwerking ontstaat.

Zo kwamen we via Compagnie Cordial in contact met Leila, een sympathieke Iraanse vrouw die geweldig kan koken. Ze verzorgde ’s middags de lunch voor de jongeren, wat iedereen kon smaken.

Investeer tijd en omarm de traagheid

Als museum je aanbod en boodschap tot bij nieuwkomers brengen is niet gemakkelijk. Dit vergt een extra tijdsinvestering en vraagt vaak een gepersonaliseerd traject. Kennis van bepaalde thema’s, zoals de Eerste Wereldoorlog, is minder voor de hand liggend bij jongeren die niet van hier afkomstig zijn. Daarom gaan we enkele weken voor Memorydate al eens op bezoek in de OKAN-klas om enkele basisbegrippen te duiden en de sfeer op te snuiven.

Ook het eerste contact tussen de scholieren stimuleren we al voor de ontmoetingsdag dankzij buddyteams. We laten hen op voorhand een brief naar elkaar neerpennen, zodat de nieuwsgierigheid naar de andere geprikkeld wordt. De meesten vinden het dan ook spannend om elkaar ‘in het echt’ te ontmoeten op de Memorydate. Dit vond Cassie alvast leerrijk: “Ik besefte voordien niet dat mensen van een andere nationaliteit op school misschien wel gevlucht waren. En wat dat juist betekende. De verhalen die ik vandaag hoorde waren heel aangrijpend.”

Een dag is zo voorbij; tijd is vaak nodig om echt tot elkaar door te dringen. Daarom gingen we op zoek naar een gelijkaardig langduriger project. Dat vonden we bij Westhoek Vredeshoek, een platform van vredesspelers die actief zijn in de Westhoek en waarvan het museum ook lid is. Binnen dat kader trekken we jaarlijks als begeleiders mee op zomerkamp in de Westhoek, met jongeren van hier en jongeren met een vluchtachtergrond die hier zijn beland. Een week lang trekken we door de streek, van Diksmuide tot Mesen, en bezoeken we verschillende herdenkingsplekken, zoals het Museum aan de IJzer, het Talbot House en het In Flanders Fields Museum. Daarnaast is er tijd om samen te koken, te zwemmen en te zingen aan het kampvuur. Viktor uit Oekraïne beleefde twee jaar geleden het zomerkamp van zijn leven: “Ik woonde hier eerst al graag, maar dan ben ik beginnen inzien dat ik een beetje verliefd geworden ben op België. Het is een heel goed land, multicultureel en met een grote cultuurgeschiedenis.” Naast de Memorydates geeft dit unieke project ons de kans om deze doelgroep nog beter te leren kennen.

Mik op nieuwkomers met een basistaalkennis

Een zekere taalkennis van het Nederlands is vereist om met deze doelgroep aan de slag te gaan. Zo kregen we ook al OKAN-klassen over de vloer die te weinig taalvaardigheden hadden. In dit geval kan de ontmoeting een averechts effect hebben en net een grotere afstand teweegbrengen.

Vertel positieve verhalen

De Eerste Wereldoorlog leek uitzichtloos in de Westhoek. Toch krabbelde de streek weer overeind. Veel werd heropgebouwd en de mensen leerden te leven met de littekens van de oorlog. Dit positieve verhaal geven we mee aan de deel-

Een dag is zo voorbij; tijd is vaak nodig om echt tot elkaar door te dringen

nemers. Die insteek komt ook verder tot uiting in onze museale en educatieve werking. Zo nodigen we dit jaar voor de tweede maal de Palestijns-Belgische journalist Majd Khalifeh uit om te spreken over zijn vluchtverhaal. Majd kwam jaren geleden aan in België als staatloze Palestijn. Zijn lezing plannen we bewust in tijdens het zomerkamp, zodat de jongeren er allemaal kunnen bijzijn en in dialoog kunnen gaan met Majd. Om die positieve verhalen te vertellen, gingen we ook op zoek naar partnerschappen. Zo kwamen we vorig jaar terecht bij Vluchtelingenwerk Vlaanderen, een organisatie die heel wat expertise opbouwde rond asiel en migratie. In de zomer van 2026 plaatsen we het collectief kunstwerk Laten we banden smeden van kunstenares Bénédicte Moyersoen op onze site. Het werk bestaat uit 112.000 spanbandjes, symbool voor het aantal mensen zonder wettige verblijfsgunning in België. Verschillende Belgische burgerbewegingen weefden de bandjes tot een groot net van 700 m². We proberen met acties als deze zowel letterlijk als figuurlijk banden te smeden.

Breng je project in beeld

Dit klinkt evident, maar is het niet altijd. Bij de coördinatie van een evenement durf je als aanspreekpunt al eens handen tekort komen. Leg vooraf vast wie je initiatief in beeld zal brengen. Dit kunnen ook de leerlingen zelf zijn die vloggen. Op die manier zijn er beelden voorhanden om anderen warm te maken voor je project.

DONT’S

Scheer niet iedereen over dezelfde kam

Als het al begint te kriebelen om eens met een OKAN-klas aan de slag te gaan, wees je er dan van bewust dat deze tieners niet allemaal uit een conflictgebied komen. Jongeren wier ouders naar België verhuisd zijn omwille van professionele redenen bijvoorbeeld, zie je ook in deze klasgroepen. In onze werking maken we het onderscheid tussen de Memorydates, waar alle nieuwkomers welkom zijn en ons zomerkamp in de Westhoek, waar we enkel mikken op jongeren met een vluchtachtergrond.

Ibrahim, een Palestijnse vluchteling, bleef betrokken, en deelde zijn vluchtverhaal bij Reveil op Wapenstilstand. © Museum aan de IJzer

Bovendien zijn vluchtelingen geen homogene groep. Zo ging een Oekraïens meisje tijdens een gidsbeurt telkens op de trappen zitten. De verschillende oorlogsattributen en -foto’s waren te confronterend. We kregen ook al te maken met een Afghaanse jongen die bij het zien van onze frontfilm, waarbij het leed van twee Belgische soldaten in de loopgraven te zien is, maar niet kon stoppen met lachen. Op het eerste gezicht leek het een erg ongepaste reactie, maar die voelde voor hem op dat moment als een juist afweermechanisme. “Tuurlijk lach ik ermee, ik heb veel erger gezien”, vertelde de jongen ons na afloop van de gidsbeurt. Het is niet altijd gemakkelijk om te anticiperen op een diverse waaier aan reacties die je bij deze doelgroep krijgt. Daar kan je je als gids of begeleider ook nooit volledig op voorbereiden.

Laat je doelgroep niet los

Maak WhatsApp-groepen en organiseer reünies met de doelgroep. Zelf merkten we dat we er na een Memorydate niet meer in slaagden om de nieuwkomers opnieuw aan te spreken bij toekomstige projecten of ze verder aan ons te ‘binden’. Hieruit leerden we. Zo pakken we het zomerkamp ook anders aan. Na het kamp blijven we contact houden en initiëren we reünies. Die houden we op kerstmarkten, bij elkaar thuis, maar ook dicht bij hen, bij het asielcentrum in Poelkapelle waar veel van onze jongeren wonen voor ze ‘uitvliegen’. Ibrahim bijvoorbeeld, die uit Palestina vluchtte en enkele jaren geleden voor de eerste keer meeging op kamp, gaat nu nog steeds mee, als chef-kok. Ondertussen realiseerde hij zijn dromen en opende hij een restaurant in Gent. We vroegen hem om op onze jaarlijkse Reveil op Wapenstilstand zijn vluchtverhaal in de Crypte te delen. “Het museum helpt me hopen dat een vreedzame toekomst mogelijk is voor mijn familie en vrienden die ik achterliet in Gaza”, vertelt hij. Zo ondersteunen we zijn persoonlijke ‘Nooit meer Oorlog’-boodschap.

De verschillende generaties jongeren die met ons op kamp gingen, willen we in de toekomst nog

meer en beter betrekken bij onze werking. Die mogelijkheden willen we verder verkennen.

Ga niet uit van evidenties

Wat voor een jongere de normaalste zaak van de wereld is, is dat niet altijd voor een nieuwkomer. Denk maar aan fietsen. In sommige landen, zoals Somalië, is het niet vanzelfsprekend dat meisjes op de fiets springen. In veel gevallen hebben ze dat nooit geleerd. Dit besef kwam bij ons pas enkele jaren geleden toen we twee Somalische meisjes op zomerkamp hadden. Zij moesten uiteindelijk mee in de bezemwagen. Hou er dus rekening mee dat andere culturen vaak gepaard gaan met een andere levensstijl en tradities.

Leg de nadruk niet op kennis

Tijdens onze laatste Memorydate met scholieren uit Brugge brachten we een bezoek aan de Duitse begraafplaats in Vladslo en stonden stil bij Treurend ouderpaar, een kunstwerk van Käthe Kollwitz. De kunstenares verloor zelf haar zoon tijdens de Eerste Wereldoorlog. Het gemis van een familielid dat stierf in een oorlog is een universeel gegeven. Daarmee worden leerlingen geraakt (en niet door een overvloed aan informatie). We konden het niet beter verwoorden dan Patricia uit Roemenië die op een van onze Memorydates zei: “Ik heb geleerd dat wij verschillend zijn, maar toch ook hetzelfde.” Op deze begraafplaats in Vladslo durven sommige OKAN-leerlingen dapper te zijn en verhalen te delen. Voor deelnemers zijn die ontwapenend en confronterend.

Verwacht geen wonderen

Wat we niet weten is of nieuwkomers überhaupt behoefte hebben aan een museum waar ze in aanraking komen met oorlog. Of breder, met cultuur. Is de integratie in een nieuwe omgeving niet prioritair aan een museumbezoek?

Het verschil maken

We denken dat de cultureel-erfgoedsector een verschil kan maken door interculturele ontmoetingen aan te moedigen op plekken zoals de onze. Dat is een leerproces, met vallen en opstaan, maar het symboliseert wel het belang dat een museumcollectie kan spelen in een steeds diverser wordende maatschappij. ■ www.museumaandeijzer.be

» Charlotte Lippens is onderzoeker en publieksmedewerker in het Museum aan de IJzer.

Een gesprek tussen twee leerlingen wordt gefilmd.
© Museum aan de IJzer

KIJK EENS ANDERS NAAR JE COLLECTIE

In het najaar van 2024 dook het MSK-jongerencollectief Schoonvolk! in de museumcollectie. Dat deden ze met een eigen tentoonstelling, Alternatief Narratief, waarin ze de vraag opwerpen: hoe kan en zou een museum er vandaag moeten uitzien? Het project presenteert een waaier van acties: een eigen museummanifest, werken uit de vaste collectie en samenwerkingen met jonge kunstenaars. Het doel? De museumervaring toegankelijker en relevanter maken voor jongeren.

Seppe Van Pottelbergh

We gingen in gesprek met Noé

Lagaert en Lisa Bracke, twee van de drijvende krachten achter het jongerencollectief Schoonvolk! Noé, die sinds 2020 als vrijwilliger en sinds 2023 professioneel betrokken is bij het collectief, en Lisa, die sinds augustus 2024 als coördinator een centrale rol speelt, hebben een gezamenlijke missie: kunst toegankelijk maken voor jongeren en de museumervaring verrijken. En dat niet met woorden alleen, maar door hen actief te betrekken bij de inrichting en presentatie van tentoonstellingen. Door jongeren echt een stem te geven, wil Schoonvolk! het museum veranderen. Van een relatief statische ruimte naar een dynamisch, inclusief platform voor creativiteit en expressie.

JONGEREN MET EEN MISSIE

Schoonvolk! werd opgericht in 2017 en groeide uit tot een belangrijke schakel in het Museum voor Schone Kunsten (MSK) in Gent. Het collectief heeft een duidelijke missie: jongeren tussen

“We laten zien dat kunst voor iedereen is. Dat is de kern van wat we doen.” Noé Lagaert

16 en 26 jaar activeren en aantonen dat kunst betekenisvol en representatief kan zijn voor iedereen. Noé Lagaert legt uit: “We willen laten zien dat kunst allerminst een stoffige, elitaire

Schoonvolk! wil taboes bespreekbaar maken en nietgehoorde stemmen een plek geven. © Martin Corlazzoli

Jongeren worden actief betrokken bij de inrichting en presentatie van de tentoonstelling. © Martin Corlazzoli

Alice Keelhoff, Zelfportret met oude hoed, 1960.

Collectie: MSK Gent

Marguerite Putsage, Slapende vrouw, op de rug gezien, ca.

1937. Collectie: MSK Gent

Met een manifest geven de jongeren hun visie weer op een hedendaags museum.

bezigheid is. Jongeren moeten kunnen voelen dat musea ook hun plek kunnen zijn.”

Schoonvolk! is allesbehalve een praatgroepje. Zo nemen de leden deel aan evenementen zoals Museumnacht, waar activiteiten als de silent disco en een bar telkens een groot succes zijn. Ook organiseren ze speelse initiatieven (zoals bingo) in het museum. Lisa Bracke, coördinator van Schoonvolk!, benadrukt: “We willen jongeren niet alleen als bezoekers zien, maar als actieve deelnemers aan het museumleven. Dat betekent gidsen, en achter

De tentoonstelling Alternatief

Narratief is het resultaat van maandenlang experimenteren met een eigen manifest. Dit document legde de basis voor de visie van de jongeren op een hedendaags museum. Hiermee willen ze wat zij als “het klassieke tentoonstellingsmodel” omschrijven, uitdagen én een alternatief perspectief bieden

de schermen mee nadenken hoe tentoonstellingen en de collectie toegankelijk kunnen zijn voor een jongerenpubliek.”

VAN MANIFEST NAAR TENTOONSTELLING

De tentoonstelling Alternatief Narratief is het resultaat van maandenlang experimenteren met een eigen manifest. Dit document legde de basis voor de visie van de jongeren op een hedendaags museum. Hiermee willen ze wat zij als “het klassieke tentoonstellingsmodel” omschrijven, uitdagen én een alternatief perspectief bieden. Samen selecteerden ze 70 werken uit het museumdepot, waaronder zelden getoonde stukken, werken van vrouwelijke kunstenaars en kunst die verschillende media en onderbelichte thema’s belicht.

“Met deze tentoonstelling willen we een weerwoord bieden aan hoe kunst doorheen de geschiedenis vaak eenzijdig werd voorgesteld”, zegt Noé. “Door kritisch naar de vaste collectie te kijken en ze te herinterpreteren, versterken we diversiteit en inclusie.” Naast de vaste collectie speelt jong talent een grote rol. Het grafisch ontwerpersduo Studio Sessions en illustrator Charlot Vael werkten mee aan de scenografie, en Mirthe Tibos creëerde een opvallende ‘soft sculpture’. Die doet dienst als rustpunt in de tentoonstelling. “Het is belangrijk dat jongeren niet alleen geïnspireerd raken, maar ook zelf een podium krijgen”, vult Lisa aan.

DREMPELS VERLAGEN

Een van de kernwaarden van Schoonvolk! is toegankelijkheid, zowel op financieel als inhoudelijk vlak. Met toegangsprijzen voor jongeren tussen 2 en 4 euro zet het museum een duidelijke stap

Met de tentoonstelling ‘Alternatief Narratief’ verkennen jongeren van Schoonvolk! hoe het MSK Gent er vandaag zou moeten uitzien.

© Martin Corlazzoli

richting een inclusiever museum. Maar ook de tentoonstellingsvorm speelt een grote rol. “We willen drempels verlagen door de klassieke aanpak te doorbreken”, zegt Noé. “Dat betekent transparantie, diversiteit en een inclusieve presentatie. Iedereen moet zich aangesproken voelen.”

Schoonvolk! richt zich bewust op thema’s en kunstvormen die onderbelicht blijven. Zo proberen ze niet alleen een breder publiek te bereiken, maar ook taboes bespreekbaar te maken en niet-gehoorde stemmen een plek te geven. Het collectief ziet zichzelf niet als een tijdelijk project, maar als een beweging die structurele verandering wil brengen. “We hopen dat andere musea ons voorbeeld volgen en jongeren een grotere rol geven in het museumbeleid”, zegt Lisa.

BLIK OP DE TOEKOMST

Met Alternatief Narratief laat Schoonvolk! zien wat er mogelijk is als jongeren mee aan het roer staan. Maar wat brengt de toekomst? Lisa: “We willen het collectief verder laten groeien. Dat betekent nieuwe jongeren aantrekken voor frisse ideeën, maar ook investeren in de doorgroei van

Mirthe Tibos creëerde een opvallende ‘soft sculpture’. Die doet dienst als rustpunt in de tentoonstelling.

© Martin Corlazzoli

de huidige groep. Ons doel is dat jongeren betrekken een natuurlijke reflex wordt binnen het hele museum.” Noé: “We streven ernaar een duurzame impact te hebben. Dat houdt in dat we goede praktijken verzamelen en tonen dat een inclusieve en hedendaagse aanpak niet alleen noodzakelijk, maar ook haalbaar is.”

Met deze tentoonstelling nodigt Schoonvolk! niet alleen bezoekers uit om mee te schrijven aan een alternatief, verschillend museaal narratief, maar willen ze ook een nieuwe generatie kunst- en erfgoedliefhebbers inspireren en de museumwereld aanzetten tot nadenken. ■

» www.mskgent.be/tentoonstellingen/alternatief-narratief

De tentoonstelling Alternatief Narratief is een initiatief van Schoonvolk!, het jongerencollectief van het MSK, voor en door jongeren van 16 tot 26 jaar. Het manifest vind je hier: https://www.mskgent.be/assets/files/ bezoekersgids_NL_AN.pdf

Zie ook filmpje op @erfgoeddag https://www.instagram.com/p/ DFNl6MytCk3

» Seppe Van Pottelbergh is communicatiemanager van Erfgoeddag en de ErfgoedApp en focust zich op het verbinden van jongeren met cultureel erfgoed.

DE PROBLEMATIEK VAN HET

MONUMENTALE SOVJETVERLEDEN

MET DE BORSTEL

DOOR DE GESCHIEDENIS?

Sovjetmonumenten en -symbolen liggen gevoelig in de Baltische staten. In Riga, de hoofdstad van Letland, laait de discussie over het verwijderen van “ongewenste symbolen van de bezetting” op. Met de grondige opruimacties lijkt het stadsbestuur een belangrijk deel van de 20e-eeuwse geschiedenis te willen uitwissen.

Liene Lūsīte

Eind oktober ’24 besliste het stadsbestuur van Riga om drie standbeelden uit het stadsbeeld te verwijderen. Naast de Russische veldmaarschalk Michael Andreas Barclay de Tolly, die in het keizerlijke Rusland diende, moesten ook twee Letse schrijvers eraan geloven: Sudrabu Edžus en Andrejs Upīts. Beiden worden beschouwd als fervente aanhangers van het Sovjetregime. Een jaar eerder werd het monument van de Russische dichter Aleksandr Poesjkin verwijderd.

Laten we even terugspoelen. Na de Russische invasie in Oekraïne gingen er in de Baltische staten (en andere post-Sovjetlanden) steeds meer stemmen op om de overgebleven “sporen van de bezetting” weg te halen. Kort daarna voerde het Letse parlement een wetswijziging door die bepaalde dat tegen 15 november 2022 alle objecten

die het Sovjet- en naziregime verheerlijkten uit openbare ruimtes moesten verwijderd worden. En zo geschiedde: in 2022 werden in heel Letland meer dan 150 objecten weggehaald.1 Twee jaar later werden de standbeelden van Edžus en Upīts neergehaald. Van Sovjetsoldaten naar dichters en schrijvers.

SCHOON SCHIP MAKEN

Na het einde van de Tweede Wereldoorlog strooide het Sovjetregime gretig monumenten rond in de bezette gebieden. Het was een manier om zijn ideologie zichtbaar te maken en te verspreiden. Na het vertrek van de Sovjettroepen in 1991 verzamelde het stadsbestuur van Riga eindelijk de moed2 – na meer dan drie decennia van verhitte discussies – om het hoogste Sovjetmonument in de Baltische staten te ontmantelen: een obelisk van 79 meter, die het ‘Bezettingsmonument’

Het ondertussen reeds verwijderde beeld van Aleksandr Poesjkin in Riga.

© Maris Teteris, via Wikipedia, CC BY-SA 3.0

Standbeeld van Michael Andreas Barclay de Tolly in Riga.© Alta Falisa, via Wikimedia, CC BY-SA 4.0

Sudrabu Edžus

© Scotch Mist, via Wikimedia, CC BY-SA 4.0

wordt genoemd. Of het ‘Overwinningsmonument’, afhankelijk aan wie je het vraagt. Hij moest verdwijnen omdat de locatie waarop hij stond een plek was geworden waar mensen van voornamelijk Russische afkomst op 9 mei de ‘Dag van de Overwinning’ herdenken. Terwijl een deel van de samenleving de ‘grote overwinning’ van de Sovjet-Unie op het naziregime viert, markeert deze dag voor de Letten op pijnlijke wijze het begin van de Sovjetbezetting die meer dan een halve eeuw duurde.

Het geval van de Letse schrijver Vilis Lācis, een bekende aanhanger van het Sovjetregime, illustreert een subtieler gebruik van monumenten als politiek instrument. Over het lot van het graf van deze schrijver woedt al twee jaar een discussie. In de jaren 1960 herbegroeven3 de Sovjets Lācis en verplaatsten zijn monument naar het graf van de eerste president van Letland, Jānis Čakste. Vandaag is het dilemma

Bovendien is wat begon als ‘desovjetisering’ geëvolueerd naar ‘de-russificatie’, een operatie die veel verder gaat dan de periode van de Sovjetbezetting

onbeslecht: de Sovjetschade ongedaan maken, of ze behouden als historische les?

Bovendien is wat begon als ‘de-sovjetisering’ geëvolueerd naar ‘de-russificatie’, een operatie die veel verder gaat dan de periode van de Sovjetbezetting. Nu vernielt de sloopkogel een bredere waaier van historische figuren, met inbegrip van degenen die lang voor de Sovjetbezetting leefden, zoals Poesjkin. In het huidige geopolitieke klimaat zijn objecten en plekken die het Russische imperialisme en de russificatie verheerlijken niet langer aanvaardbaar, vertelde de viceburgemeester van Riga in augustus ’24 aan de Letse openbare omroep.4

DE GESCHIEDENIS HEEFT TWEE

GEZICHTEN

Er zijn plannen om het standbeeld van schrijver Upīts in tweeën te zagen5 om zijn dubbele betekenis weer te geven. Enerzijds als briljant schrijver, anderzijds als pleitbezorger voor het Sovjetcommunisme. Hier ligt een belangrijk argument voor het behoud van omstreden monumenten: ze kunnen de voorbijganger herinneren aan het verleden (dat niet mag vergeten worden). Toch is het een hele uitdaging om de positie van elke publieke figuur ten opzichte van Letland (of de Sovjet-Unie) te evalueren en daarbij rekening te houden met zijn of haar culturele verdiensten. Een van de voorgestelde pistes is dat alle monumenten naar een museum moeten, zoals buurland Litouwen heeft gedaan met zijn Sovjetmonumenten. Die staan verzameld in Grūtas Park, een openluchtmuseum in Druskininkai, een stadje nabij de Poolse grens.6

Er zijn de voorbije maanden ook heel wat oproepen geweest om het sneeuwbaleffect van de ‘opruimactie’ te stoppen voor het te laat is. Zo zijn er bijvoorbeeld heel wat belangrijke culturele figuren7 (zoals auteurs Krišjānis Barons en Krišjānis Valdemārs) die mee de Letse cultuur hebben gevormd, maar die ook een tijd in het tsaristische Rusland hebben doorgebracht. Als het monumentendebat niet ten gronde wordt gevoerd, bestaat het risico dat delen van het Letse erfgoed bewust worden uitgewist. In plaats van overhaast monumenten op te ruimen, weerklinkt het pleidooi om in plaats daarvan te investeren in onderwijs. Zo kunnen toekomstige generaties de complexe geschiedenis leren die erachter schuilgaat.

MAAR WIE VERTELT HET VERHAAL?

De discussie in Letland resoneert met het westerse debat8 over kolonialisme en slavernij. Sinds de opkomst van de Black Lives Matter-beweging in 2020 zijn er in de Verenigde Staten9 standbeelden verwijderd die de slavernij verheerlijkten.

Protest tegen de aanwezigheid van het zogenaamde 'Overwinningsmonument' met de obelisk, die op 25 augustus 2022 werd neergehaald, in het midden van de foto. © SPNQ, via Wikimedia, CC BY-SA 4.0
Standbeeld van Andrejs Upīts in Riga. © Bogadan Tapu, via Flickr, CC BY-NC 2.0

Als het monumentendebat niet ten gronde wordt gevoerd, bestaat het risico dat delen van het Letse erfgoed bewust worden uitgewist

In het Verenigd Koninkrijk10 werden ook enkele kolonialistische standbeelden neergehaald, ondanks verzet van mensen die pleitten tegen het “censureren van het verleden”. Het was voor de Britse regering aanleiding om een “behoud en leg uit”-beleid te overwegen.

Of ze nu worden vernietigd door een overheid of activisten of niet, de vraag blijft: hoe kunnen deze verhalen verteld worden als hun fysieke verschijningsvorm wordt weggenomen? Historici merken op dat het aanpakken van symbolen van vorige machten vaak een van de eerste acties is na regimewisselingen, iets wat Rusland nu ook doet in Oekraïne.11 De herinneringen aan een cultuur worden uitgewist. Monumenten zijn doorheen de geschiedenis altijd geplaatst (en vaak ook verwijderd) omdat ze iets of iemand vertegenwoordigen en een betekenis uitdragen. In beide contexten – racisme of bezetting – is er geen duidelijk antwoord op de vraag of ze vernietigd dan wel behouden moeten blijven. Wel zeker is dat het symbolische gewicht van monumenten debatten heeft aangewakkerd, en dat de focus is verschoven naar mensenrechten, meerstemmigheid en inclusiviteit.

DROMEN VAN EEN DEBAT

Het is geen geheim dat de media – samen met de invloed van sociale media – het publieke discours vormgeven. Het debat over cultureel erfgoed vormt hierop geen uitzondering. In mijn masterscriptie (VUB, 2023) onderzocht ik hoe de publieke omroep van Letland het discours over betwiste monumenten kaderde en ontdekte ik dat de portrettering van het zogenaamde ‘Overwinningsmonument’ grotendeels het perspectief en de politiek van de dominante identiteitsgroep – wij, Letten – weerspiegelde. Het liet weinig ruimte voor alternatieve standpunten, in het bijzonder die van de etnische Russische gemeenschap.

Maakten de meer dan 200 monumenten, nu gedemonteerd gezien het diepe collectieve trauma van de Sovjet- en nazibezettingen, ooit een kans om als historische monumenten te blijven bestaan? Onwaarschijnlijk. Toch roept dit een belangrijk dilemma op: kunnen de media in het post-Sovjettijdperk een genuanceerde en inclusieve discussie over de complexiteit van deze erfenis aangaan? Misschien is het 35 jaar na het verbreken van de ketenen van het bezettingsregime nog te vroeg om hier onbevangen naar te kijken. ■

» Liene Lūsīte werkt als journaliste bij The European Correspondent. Dit artikel werd daar eerst gepubliceerd in licht gewijzigde vorm, op 25 oktober 2024. Zie www.europeancorrespondent.com

» Bronnen en literatuur

1. L. Lūsīte, (29/12/2023), ‘The united orchestra of migration’, in: The European Correspondent. www.europeancorrespondent.com/article?s=The-united-orchestra-of-migration

2. L. Lūsīte, G. Krivaite, E.M. Vutt (16/02/2024)‚ ‘Russia’s wishlist’, in: The European Correspondent. www.europeancorrespondent.com/article?s=Russias-wishlist. Op 12 mei 2022 hief de Saeima de wetgeving op die het neerhalen van het 'Overwinningsmonument' blokkeerde. Dit betrof verdragen tussen Letland en Rusland van 30 april 1994. Amper een dag later al volgde de stad Riga, opdat het technisch mogelijk werd om het monument neer te halen.

3. D. Kaukule & Z. Brikmane (15/12/2023), ‘Vai rakstnieks Vilis Lācis joprojām ir politiskais ierocis jeb ko iesākt ar Padomju okupācijas kolaboranta kapa vietu [Is schrijver Vilis Lācis nog steeds een politiek wapen, of wat te doen met het graf van een collaborateur van de Sovjetbezetting?]’, in: Kultūršoks. Latvijas Sabiedriskie Mediji. https:// bit.ly/Kultursoks

4. V. Demidovs (09/082024), ‘Mudina Rīgā demontēt vēl vairākus objektus, arī pieminekļi Sudrabu Edžum un Mārim Liepam [Oproepen om nog meer monumenten in Riga te ontmantelen, waaronder die van Sudrabu Edžum en Māris Liepa]’, in: Latvijas Sabiedriskie Mediji. https:// bit.ly/monumenten_riga

5. LETA, (17/10/2024), ‘Drulle iecerējis Upīša pieminekli pārzāģēt un novietot atpakaļ Rīgas pilsētvidē [Drulle wil Upītis-monument verzagen en terugplaatsen in de stedelijke omgeving van Riga.]’, in: Delfi. https:// bit.ly/Drulle. Upīts’ standbeeld staat momenteel [begin februari, nvdr] nog steeds in Riga, wachtend op de lente.

6. http://grutoparkas.lt en zie ook: https://www.dw.com/en/lithuania-topples-last-soviet-monuments/a-63003690

7. A. Skutelis, (29/10/2024), ‘Dedzīgs komunists un Dullā Daukas radītājs: Kāpēc demontē Sudrabu Edžus pieminekli’ [Een fervent communist en bedenker van Dullais Dauka: Waarom het monument van Sudrabu Edjus wordt ontmanteld]’, in: Delfi https://bit.ly/Sudrabuedjus

8. A. Mohdin. (05/05/2023), ‘How the fall of Edward Colston’s statue revolutionised the way British history is told’, in: The Guardian. https:// bit.ly/Edwardcolston

9. W. Wright (18/06/2020), ‘Confederate statues and monuments removal’, in: The New York Times. https://www.nytimes. com/2020/06/18/us/confederate-statues-monuments-removal.html

10. A. Mohdin & R. Storer (29/01/2021), ‘Tributes to slave traders and colonialists removed across UK’, in: The Guardian. https://www. theguardian.com/world/2021/jan/29/tributes-to-slave-traders-and-colonialists-removed-across-uk

11. K. Reymann-Schneider (2023), ‘Why Ukrainian archives must be protected amid Russia invasion’, in: DW https://bit.ly/ukrainianarchives

MEDIA, ONDERZOEK EN DE PRAKTIJK

COMMUNICEREN OVER

HET VERLEDEN

In een snel veranderend medialandschap waarin korte boodschappen en visuele prikkels zegevieren, is het nooit eerder zo uitdagend geweest om te communiceren over erfgoed en geschiedenis. Gelukkig kunnen we voor historici en erfgoedwerkers de drempels om te spreken verlagen.

Manon Mortier

Veel meer dan academische artikelen of boeken beïnvloeden beelden en stemmen in nieuwsmedia hoe we naar het verleden, het heden en de toekomst kijken. “In the modern period, there is no cultural or collective memory that is not at least in part journalistic”, schreef de Amerikaanse socioloog Jeffrey K. Olick.1 En gelijk heeft hij. De rol die journalisten en media spelen in beeldvorming – of het nu gaat over lokaal erfgoed, nationale geschiedenis of hedendaagse mondiale conflicten – valt niet te onderschatten. Dat heeft natuurlijk alles te maken met hun bereik. Zelfs nu velen onder hen geconfronteerd worden met dalende lees-, luister- en kijkcijfers, blijven ze belangrijke poortwachters.

Al in de jaren 1990 trokken Amerikaanse communicatiewetenschappers als Barbie Zelizer, Michael Schudson en Jill A. Edy daarom aan de alarmbel. Ze hamerden op het belang te onderzoeken hoe journalisten in nieuwsberichten precies aan de slag gingen met het verleden en zo collectieve herinneringen mee vormgaven. Belangrijk, zeker, maar daarbij zagen ze vaak over het hoofd dat niet alleen journalisten het woord

nemen. Ook professionele historici, erfgoedwerkers, politici, leerkrachten, activisten en burgers krijgen of claimen een stem in de media als het over het verleden gaat. En daar bestaan veel goede redenen voor. We sommen er enkele op.

NIEUWE DOELGROEPEN PRIKKELEN

In de eerste plaats zijn media natuurlijk uitgelezen kanalen om potentiële bezoekers warm te maken voor de collecties, tentoonstellingen, projecten en activiteiten die de erfgoedsector aanbiedt. Mediabelangstelling creëert kansen om doelgroepen te prikkelen die de klassieke communicatiekanalen van archieven, musea en andere erfgoedorganisaties niet bereiken.

Ook voor onderzoekers vormen media dankbare platformen om te communiceren. De tijd waarin nieuwe wetenschappelijke inzichten buiten de universiteitsmuren nauwelijks ingang vonden, lijkt grotendeels achter ons te liggen. En gelukkig maar. Net zoals in andere academische disciplines is het maatschappelijk belang van kwalitatieve wetenschapscommunicatie ook onder historici intussen wijd erkend. Krantenberichten, blogposts, interviews in podcasts, op radio of

Een lezing over pneumatiek aan de Royal Institution, Londen. M0009667 Bron: Wellcome Collection

Mediabelangstelling creëert kansen om doelgroepen te prikkelen die de klassieke communicatiekanalen van archieven, musea en andere erfgoedorganisaties niet bereiken

op televisie: veel onderzoekers doen pogingen om hun jarenlange onderzoek te vertalen in een behapbaar verhaal.

VRAAG NAAR HISTORISCHE VERHALEN

Daarnaast is er de vraag naar historische expertise vanuit nieuwsdiensten. Wie het heden wil begrijpen kijkt maar beter achterom, klinkt het vaak. Dat beseffen niet alleen zij die professioneel met geschiedenis en erfgoed bezig zijn, ook journalisten weten dat. Zij bieden hun publiek niet alleen tekst en uitleg bij het nieuws van de dag, maar voegen telkens toe wat eraan voorafging.

Zeker wanneer nieuwsgebeurtenissen van een ongeziene aard lijken is een blik in de achteruitkijkspiegel een vereiste – de coronacrisis illustreerde dat. Nooit eerder was er zoveel aandacht voor de Spaanse griep en andere historische pandemieën. Maar er is niet alleen nood aan informatie. Minstens even luid klinkt de vraag naar erfgoed en historische verhalen voor de opbouw van identiteiten en als een vorm van houvast, verbinding of vermaak. Sinds de zogeheten memory boom aan het eind van de 20e eeuw groeit die vraag zienderogen.

De toegenomen aandacht voor het verleden brengt veel mogelijkheden voor historici om hun expertise te delen met het publiek. Maar ze gaat gepaard met minstens zoveel uitdagingen. Dat historici en erfgoedwerkers een publieke rol hebben is duidelijk. Maar in welke mate zij zich binnen die rol horen te buigen naar de diverse, vaak uitdagende vragen van journalisten, politici, activisten of burgers, is dan weer minder helder.2

PLEK VOOR MAATSCHAPPELIJK DEBAT

Dat brengt ons bij een laatste reden om de pen of micro ter hand te nemen: debat. Bij voorkeur

is dat in de vorm van een constructief maar kritisch gesprek. Over de rol en betekenis van erfgoed in onze samenleving. Over de vragen die we aan het verleden stellen, de antwoorden die we hopen te vinden. Over hoe we kunnen omgaan met de hedendaagse erfenis van dat verleden, welke stemmen we horen en wie dat bepaalt. Over wat en wie we willen herinneren, en hoe. En wie ‘we’ precies zijn. Die debatten voeren we volop in opiniestukken in de krant, in interviews op de radio, in praatprogramma’s op tv. Ook professionele historici begeven zich in die gesprekken, soms schoorvoetend, soms vol zelfvertrouwen. En hoewel de maatschappelijke omgang met het verleden zeker geen domein is waar enkel historici het voor het zeggen horen te hebben, is hun bijdrage er wel van tel. Niet noodzakelijk om ‘de’ antwoorden te brengen – als die al bestaan – maar minstens om kritische vragen op te werpen. Nieuwsmedia zijn daar uitgelezen plekken voor.

JOURNALISTIEKE SPELREGELS

Communiceren en discussiëren over het verleden in de media is dus van groot belang, maar verloopt daarom niet altijd van een leien dakje. Wie de journalistieke arena betreedt, moet daarvoor een aantal drempels overwinnen. Die zijn niet min. Hoe breng je je boodschap op een heldere manier, maar met voldoende nuance? Hoe leer je over het reilen en zeilen van journalisten en nieuwsdiensten? En wat met kritiek op je passage in de media?

Wie een academische opleiding geniet, leert vooral hoe te communiceren aan peers. Onderzoek vertalen naar een breed publiek is een ander paar mouwen. Daarvoor is men doorgaans niet opgeleid. Welke woorden neem je in de mond, welk onnodig academisch jargon laat je maar beter links liggen? Hoe breng je een complex en genuanceerd verhaal in een fractie van de tijd die je daar idealiter voor krijgt? Welke boodschappen vinden journalisten nieuwswaardig, welke niet? Verschillende

Over de rol en betekenis van erfgoed in onze samenleving.

Over de vragen die we aan het verleden stellen, de antwoorden die we hopen te vinden. Over hoe we kunnen omgaan met de hedendaagse erfenis van dat verleden, welke stemmen we horen en wie dat bepaalt. Over wat en wie we willen herinneren, en hoe. En wie ‘we’ precies zijn

Een man voert een natuurkundig experiment uit. Nicolaas van Frankendaal, 1759. Bron: Rijksstudio
Bron: Elijah Merrell, via Unsplash, CC0

platformen volgen bovendien een aparte medialogica met een eigen taal en vol ongeschreven spelregels. Door de groeiende versplintering van het medialandschap, waarbij elke gebruiker een uniek mediadieet heeft en de focus steeds meer ligt op korte fragmenten en snelle clicks, zijn die spelregels uitdagender dan ooit.

BEKENDEN WORDEN BEKENDER

Toch is het simpel. Wie een stem wil in de media, moet die journalistieke spelregels kennen. Die doen soms de wenkbrauwen fronsen. Moet het altijd korter? Mag er soms wat meer nuance? Ook wie geen meesterverteller is of ambieert te zijn, heeft interessante dingen te zeggen. Krijgen zij dan niet het woord? Journalisten zijn getrainde experten in het vertalen van complexe informatie naar een helder narratief. Maar de gigantische tijdsdruk die de meesten ervaren, drijft hen er vaak toe te kiezen voor zogenaamde ‘elitebronnen’.3 Lees: sprekers die weten hoe het er achter de journalistieke schermen aan toegaat. Die weten welke boodschap ‘nieuwswaardig’ is en hoe ze die volgens de regels van het format moeten brengen. Die ‘vaste waarden’ bieden “garanties op een inhoudelijk sterk stuk, zonder dat de journalist riskeert tijd te verliezen met een geïnterviewde die uiteindelijk geen stuk of productie kan dragen”, zo verklaart Giselle Nath, historica en journaliste bij De Standaard. 4

Elitebronnen zijn in Vlaanderen veelal witte mannen van middelbare leeftijd.5 Voor discussies over geschiedenis en erfgoed lijkt dat voorlopig niet anders. In mijn masterscriptie journalistiek onderzocht ik hoe vaak historici het woord kregen in de programma’s De Afspraak (Canvas)

Een koppel leest samen de krant. Anoniem, 1881 – ca. 1930. Bron: Rijksstudio

en De Wereld Vandaag (Radio 1) in 2019. Tussen de 42 historici zaten in dat jaar welgeteld drie vrouwen. Geen omvangrijke casus, zeker, maar wel eentje die doet nadenken.

MEER DIALOOG EN CONTACT MET JOURNALISTEN

Communiceren over geschiedenis en erfgoed is dus uitdagend, en blijft noodzakelijk. Wat voor wie wel de stap wil zetten, maar niet goed weet waarheen? Mediatraining kan een eerste duw in de rug zijn. De tweede stap spreekt voor zich: toenadering zoeken tot journalisten en andere nieuwsprofessionals. Om verhalen aan te reiken, maar ook om in dialoog te gaan over journalistieke regels en uitdagingen bespreekbaar te maken. Het is geen wij-zijverhaal. Journalisten, erfgoedwerkers en historici willen allen verhalen brengen die overtuigen, prikkelen, nazinderen, tot denken aanzetten. En gelukkig maar, want vele handen maken licht werk. ■

» Manon Mortier werkt als doctoraatsstudent (FWO) aan de Vakgroep Geschiedenis en het Centre for Journalism Studies van de UGent. Daar voert ze onderzoek naar de aandacht voor het verleden in Belgische nieuwsmedia.

» Bronnen en literatuur

1. J. K. Olick, ‘Reflections on the underdeveloped relations between journalism and memory studies’, in: B. Zelizer & K. Tenenboim-Weinblatt (eds.), Journalism and memory. Houndmills, Palgrave Macmillan, 2014, p. 30.

2. B. Bevernage & L. Raphael, ‘New roles for professional historians and new public uses of the past’, in: B. Bevernage & L. Raphael (eds.), Professional historians in public. Old and new roles revisited. Berlijn, De Gruyter Oldenbourg, 2023, p. 3-33.

3. H. J. Gans, Deciding what’s news: a study of CBS evening news, NBC nightly news, Newsweek and Time. New York, Pantheon Books, 1979.

4. G. Nath, ‘Van huishoudhistoricus naar ‘contentmaker’ in het Tiktoktijdperk. Over de rol van de historicus (m/v/x) en de media’, in: K. Aerts, M. Van Ginderachter, A. Vrints & N. Wouters (eds.), De publieke historicus. Bruno De Wever en zijn vak. Tielt, Lannoo, 2023, p. 83.

5. J. Hendrickx, Media en journalistiek in Vlaanderen. Ontwikkelingen, uitdagingen en aanbevelingen. Brussel, ASP, 2021.

“Leve de verzamelaars!”

Erfgoed is voor iedereen betekenisvol en relevant. Bekende landgenoten vertellen over ‘hun’ erfgoed.

Herman Van Goethem, nieuwe FARO-voorzitter, vertelt over de oudste foto van Luik.

Sinds vele jaren verzamel ik oude foto’s, meer bepaald Belgische stadsgezichten. Goede exemplaren zijn vaak erg duur, maar ooit sloot ik een deal met een andere verzamelaar: wij kopen samen, hij betaalt en ik beheer de collectie. Geweldig is dat!

Bijzonder zijn de daguerreotypieën, de allereerste opnamen op een verzilverd koperplaatje, van 1839 tot begin jaren 1850. Stadsgezichten zijn uiterst zeldzaam. Voor een buitenzicht moest je immers de loodzware uitrusting met paard en kar vervoeren. Je komt dus haast enkel portretten tegen, gemaakt in een fotostudio.

Een van onze topstukken is een daguerreotypie die we op een Parijse veiling kochten. Een straat afgeboord met bomen in een Franse stad, ca. 1845, luidde de omschrijving. De niet-precieze identificatie maakte dat we de opname op de kop konden tikken. “Is dit geen Belgische stad?”, vroegen we ons af. Jaren later herkenden we op een stereofoto uit 1864 de Boulevard de la Sauvenière in Luik!

Deze daguerreotypie is absolute top: de oudste bekende opname van Luik, een ‘volle plaat’ (d.w.z. het grootste formaat), een artistiek mooi beeld, in goede staat, afkomstig uit een topcollectie. Ze is nu in bruikleen bij het Musée de la Photographie in Charleroi.

Op een dag kreeg ik een opgewonden mail van Xavier Canonne, de directeur. De opname is gemaakt bij de woning van Alphonse Plumier, die daar sinds 1843 als fotograaf was gevestigd. Buitenzichten in het begin van de fotografie worden inderdaad vaak gemaakt vanuit het raam van de fotostudio. Hier stond de opnameapparatuur blijkbaar buiten opgesteld, op een hoogte. Er is meer. De belichtingstijd bedroeg vele seconden. Het viertal, perfect opgesteld, poseerde echt wel. De figuur onderaan links is veel minder duidelijk; wellicht bleef die even staan kijken om dan weer verder te gaan. Maar de man met de buishoed, zou dat niet Plumier zelf zijn? Het lijkt me erg waarschijnlijk.

Leve de verzamelaars! ■

3 juni 2025

IN beeld / BUITEN beeld

TITEL

Groot Onderhoud 2025: hét sectorevenement voor cultureel-erfgoedprofessionals

Samen verkennen we beeldvorming en representatie binnen cultureel erfgoed. Verwacht je aan inspirerende sprekers, praktijkgerichte sessies en heel wat netwerkgelegenheden.

Dé kans om ideeën uit te wisselen en je netwerk te versterken.

Keynote: Jonas Roelens

Hoe ontstaan hardnekkige clichés in erfgoed? Waarom blijven ze bestaan? Historicus en expert in gender- en seksualiteitsgeschiedenis Jonas Roelens laat zien hoe we hier bewuster mee kunnen omgaan en hoe we ruimte maken voor vergeten stemmen. Een inspirerende keynote die aanzet tot reflectie én actie!

Inschrijven vanaf 23 april

Blijf op de hoogte via onze website en nieuwsbrief voor het volledige programma.

De betekenis van sport en spel, vroeger en nu? Ontdek het op Erfgoeddag.

zondag 27 april 2025 erfgoeddag.be

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.
faro | tijdschrift over cultureel erfgoed, 18(2025)1 by FARO - Issuu