REDACTIERAAD Joke Beyl, Roel Daenen, Katrijn D’hamers, Jelena Dobbels, Elien Doesselaere, Julie Lambrechts, Anne Milkers, Henrike Radermacher, Alexander Vander Stichele, Jacqueline van Leeuwen, Olga Van Oost, Seppe Van Pottelbergh, Gregory Vercauteren en Jeroen Walterus | redactie@faro.be HOOFDREDACTEUR Roel Daenen roel.daenen@faro.be BEELDREDACTIE
Katrijn D’hamers EINDREDACTIE
Birgit Geudens en Annemie Vanthienen VORMGEVING Silke Theuwissen HUISCARTOONIST
Iris Van Robays DRUK Drukkerij Albe De Coker ADVERTEREN Roel Daenen ABONNEMENTEN België € 40 | buitenland € 50 | los nummer € 10 | https://faro.be/tijdschrift
VERANTWOORDELIJKE UITGEVER
Olga Van Oost, p.a. Grasmarkt 105 bus 44, 1000 Brussel COVERBEELD
faro is een blad voor en door de cultureel-erfgoedsector. Bezorg ons jouw suggestie voor een artikel, onderwerp of thema voor een rubriek of dossier. Hoe? Mail naar redactie@faro.be.
Groot nieuws in Canada dit voorjaar: zangeres Buffy Sainte-Marie, jarenlang een van de boegbeelden van de First Nations-beweging, bleek tot ieders verbazing geen inheemse roots te hebben. Het verhaal dat ze als baby van haar Cree-moeder was weggehaald, was helemaal verzonnen. In werkelijkheid werd Buffy geboren in een wit, Amerikaans gezin. Een bedriegster dus, was het oordeel van de media en het publiek.
Generaties Canadezen kennen Sainte-Marie als gevierde protestzangeres die de onderdrukking van de natives aanklaagde. Bovendien nam ze allerlei culturele en educatieve initiatieven om aandacht te vragen voor de rechten van deze gemeenschap. Ze werd op handen gedragen en ontving prijzen voor haar inzet. De critici ontkennen niet dat haar werk betekenisvol is geweest. Maar … pretendians doen de zaak van de natives geen goed. Sainte-Marie maakte op basis van ‘raciale fraude’ aanspraak op de erkenning en ‘voordelen’ die zijn voorbehouden aan leden van de Cree-gemeenschap.
Opvallend waren de argumenten waarmee Sainte-Marie zich verdedigde. Als volwassene werd ze geadopteerd door de Cree-gemeenschap, ze beschouwt zichzelf daarom dan ook als een van hen. “Is identiteit een zaak van sperma en koloniale archieven, of van cultuur, gemeenschap, kennis en van wie jou claimt en wie van je houdt?”, beet ze van zich af.
Daarmee kaart Sainte-Marie een boeiende vraag aan als het over erfgoedgemeenschappen gaat. Want: wanneer behoor je echt tot een gemeenschap? Enkel en alleen als je erin geboren bent? Of hebben gemeenschappen nu juist het kenmerk dat ze vrijwillig zijn? Dat vertrouwdheid, kennis en gedeelde waarden cruciaal zijn? Hoe rekbaar is dat ‘lidmaatschap’ eigenlijk? En is er een verschil tussen een ‘gemeenschap’ en een ‘erfgoedgemeenschap’? En, als we het breder opvatten: kan een ally, een bondgenoot, spreken namens een gemeenschap, en voor haar rechten opkomen? Of is er een morele grens? Wat betekent dat bovendien voor erfgoedprofessionals: kunnen zij de stem van een gemeenschap vertolken? Of snijden we daarmee te veel de pas af van de erfgoedgemeenschappen zelf, zoals ook Sainte-Marie verweten wordt?
Je vindt naast sommige artikels logo’s die verwijzen naar de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen van de VN. Voor meer uitleg, zie www.sdgs.be.
Het verhaal van Buffy Sainte-Marie is niet alleen een persoonlijk identiteitsvraagstuk. Het daagt ons, erfgoedwerkers, uit om na te denken over grotere vragen. Wie behoort er wel of niet tot een erfgoedgemeenschap? Wie bepaalt dat? En wat zijn de gevolgen?
De redactie
redactie@faro.be
Expeditie Erfgoed
Wat gebeurt er als je 17 jonge, creatieve geesten van de Sint-Lukas Academie loslaat op een archief vol affiches, documenten, textiel, schilderijen en verborgen verhalen? Hoe vertalen zij dit erfgoed naar een eigenzinnige expo? Het resultaat ontdek je tot 22/08 in het AMVB in Brussel.
In aanloop naar de expo werkten de jongeren elke woensdagnamiddag aan kunstwerken die geïnspireerd zijn op het rijke materiaal in de archiefdepots van het AMVB. In plaats van een klassieke cultuurhistorische insteek kozen ze voor een artistieke benadering waarin het materiaal zelf centraal staat. En hoewel ze zich inderdaad lieten inspireren door het verleden, kozen ze resoluut voor een eigen stem in het heden.
Ontdek hoe jongeren vandaag nadenken over erfgoed, stad en samenleving. Meer info via www.amvb.be/nl/nieuws/expeditie-erfgoed-0.
DATABANK DOODSOORZAKEN
Het FelixArchief Antwerpen knipte dit voorjaar het spreekwoordelijke lintje door van een unieke digitale databank. Die bevat gegevens over de doodsoorzaak van 480.611 Antwerpenaren, geregistreerd tussen 1820 en 1946. Gegevens zijn afkomstig uit het Antwerpse doodsoorzakenregister (18201946) en de Antwerpse overlijdensakten (1820-1920). De databank toont onder meer de impact van de hoge kindersterfte in de 19e eeuw en is een bijzonder rijke bron voor genealogen, historici en medisch onderzoekers.
De databank is het resultaat van het project S.O.S. Antwerpen (Sociale Ongelijkheid in Sterfte, 1820-1846), een samenwerking tussen de universiteiten van Gent en Antwerpen, het FelixArchief, Histories vzw en 761 vrijwilligers. Raadplegen kan via https://tinyurl.com/5n74av9p.
Honden in het museum
De hond is al eeuwenlang een inspiratiebron voor kunstenaars. Van grote honden tot kleine keffertjes, schoothondjes met strikjes in hun haar, gevaarlijke jachthonden en zelfs een met drie koppen.
Arthur Japin neemt je in dit boek samen met zijn hond Basso mee door een museum vol honden. De teckel van Andy Warhol, de hond van Rembrandt, señor Xólotl van Frida Kahlo en nog veel meer honden: ze komen allemaal voorbij in een bonte parade.
ISBN 9789021686448
MIDDELHEIMMUSEUM VIERT 75 JAAR
Het Middelheimmuseum verjaart, en viert dat met een vernieuwde opstelling in het park. Rondleidingen, tekenateliers met kunstenaars, audiotours en een podcast met getuigenissen van de museumsuppoosten inspireren vertrouwde en nieuwe bezoekers. Publieksfavorieten als de grote rode spiegelende bol Yayoi (2005) van Corey McCorkle zijn terug van lang weggeweest en worden aangevuld met nieuwe bruiklenen. Het Braempaviljoen wordt een open tekenatelier en voor een tijdelijke buitenbibliotheek maakte het museum een selectie uit 25.000 kunstboeken en tijdschriften. Lezers kunnen er individueel terecht, maar ook op georganiseerde SamenLeesmomenten.
Benieuwd? Het volledige programma vind je op https://middelheimmuseum.be
A. Japin, Honden in het museum. Geïllustreerd door M. van der Linden, Ploegsma, 2025.
Foto: Tom Cornille
Oude dromen
Op 23 april, Vlaanderenleestdag en Wereldboekendag, werd in het Museum Kunst & Geschiedenis het nieuwe Wablieft-boek Oude dromen voorgesteld. Auteur is Isabel Kennis, lesgever bij Ligo Brusselleer. Dit boek, een beeldboek, is speciaal bedoeld voor laaggeletterde volwassenen en combineert eenvoudige teksten met foto’s van kunstwerken uit het museum. De verhalen laten je kijken, nadenken en praten over de voorwerpen en de kennis, verhalen en dromen die ze in zich dragen. Bij het boek hoort ook een educatief pakket voor lesgevers.
Oude dromen gaat over kunst, geschiedenis en hoe het is om mens te zijn, in eenvoudige maar rijke taal. Het bouwt voort op Je ziet altijd meer, een boek dat Isabel Kennis schreef voor Wablieft in 2020.
Meer info: https://wablieft.be
I. Kennis, Oude dromen. Wablieft, 2025.
Octopus
Familiekunde Vlaanderen lanceert Octopus: een nieuw online platform dat stamboomonderzoek een stuk eenvoudiger maakt. Met één opdracht zoek je simultaan in alle regionale databanken van Familiekunde Vlaanderen. Je krijgt onmiddellijk toegang tot originele documenten, zoals bidprentjes en rouwbrieven. Octopus is daarmee een ideaal startpunt voor beginnende genealogen.
Het platform groeit nog: binnenkort sluiten alle afdelingen van Familiekunde Vlaanderen aan en worden ook andere bronnen toegevoegd, zoals parochieregisters en akten uit de burgerlijke stand. Octopus is gratis voor leden van Familiekunde Vlaanderen.
https://octopus.familiekunde-vlaanderen.be
DE KIJKHUT
Maak kennis met De Kijkhut, de nieuwe podcast van OKV waarin kunst en natuur elkaar ontmoeten. Vier keer per jaar, bij de wissel van elk seizoen, neemt podcastmaker Dirk Vandenberghe plaats in zijn mobiele kijkhut bij een kunstwerk. Samen met OKV-hoofdredacteur, kunsthistoricus en gepassioneerd vogelspotter Matthias Depoorter verkent hij de verborgen lagen van het werk en onze relatie met de natuur. In de eerste aflevering kijken Matthias en Dirk naar het Vogelconcert van Paul de Vos (1592-1678) in het KMSKA.
Beluister De Kijkhut nu via okv.be of Spotify.
Jouw dialect leeft (nog even)
Een dialect is geen ‘krom Nederlands’ maar een volwaardige taal met een eigen uitspraak, woordenschat en geschiedenis. Het nieuwste themanummer van de lage landen verkent daarom de rijkdom en diversiteit van dialecten in Vlaanderen en Nederland.
Van Bachten de Kupe tot de Achterhoek legt het tijdschrift zijn oor te luisteren bij muzikanten, schrijvers, taalkundigen, taalminnaars en dialectsprekers. Ze hebben het over de heropleving van streektaal in muziek, literatuur en het dagelijkse leven, onderzoeken waarom dialecten belangrijk zijn voor identiteit en verbondenheid, of zoomen in op mensen die hun lokale dialect springlevend houden.
www.de-lage-landen.com
de lage landen – Jouw dialect leeft (nog even), 68(2025)2
ARCHIEF LIER LANCEERT TOEGANKELIJKE ZOEKSITE
Archief Lier, het archief van stad en OCMW Lier, heeft een nieuwe website. Je vindt er de inventarissen terug van de archieven en collecties die beheerd worden door Archief Lier. De stukken zelf kan je na afspraak inkijken in de leeszaal. Nog niet alles staat online, maar nieuwe aanvullingen zitten in de pijplijn. https://www.archieflier.be
GESCHIEDENIS VAN HET VLAAMS MUSEUMOVERLEG
OPBOUW VAN EEN COLLECTIEF
Wat vandaag het ‘Vlaams Museumoverleg’ heet, kent best een bewogen geschiedenis. Maar wie kent die (nog)? Waarom ging het ooit van start, en wanneer? En welke pluimen mag het op zijn hoed steken? Als kritische erfgoedwerkers zijn we er ons van bewust dat het geheugen selectief is. Vandaar een gesprek met twee mensen die aan de basis lagen van het overleg, en het ook vandaag mee voortstuwen: voorzitter Patrick Allegaert en FARO-directeur Olga Van Oost. “Vertrouwen is essentieel.”
Roel Daenen
Op het einde van ons gesprek verzucht Olga Van Oost dat een student zich toch eens zou moeten verdiepen in deze geschiedenis. Want het materiaal is er, en is razend interessant. Sinds 2013 zijn de verslagen van de bijeenkomsten van het Vlaams Museumoverleg systematisch bijgehouden; ze geven een blik op hoe de musea zich tegenover elkaar, de overheid en het publiek verhielden en verhouden. Het Vlaams Museumoverleg begon als één overleg tussen landelijk erkende musea. Het werd door de jaren heen uitgebreid met een bovenlokaal en een lokaal museumoverleg, en met een digitaal museumoverleg XL waarop alle erkende musea zijn uitgenodigd. Anno 2025 bestaat het Vlaams Museumoverleg dus uit deze vier overlegstructuren, die door FARO worden georganiseerd en gefaciliteerd.
Er waren een paar voorlopers, zoals de Vlaamse Museumvereniging (VMV). Die sproot in 1980 voort uit de Belgische Museumvereniging, die
op haar beurt in de jaren zestig werd opgericht. Daarvan was het bekendste uithangbord het vaktijdschrift Museumleven. 1 De VMV was erkend in het Museumdecreet, maar ging jammerlijk ten onder door een combinatie van oorzaken. Een deel van de taken werd opgepikt door het museumsteunpunt Culturele Biografie Vlaanderen (dat zich in 2008, samen met de collega’s van het Vlaams Centrum voor Volkscultuur, zou ontpoppen tot FARO) en de provinciale museumconsulenten. ICOM Vlaanderen begon zich te profileren als toegangspoort tot de internationale museumwereld.
“Er bestond al langer een frustratie”, steekt Patrick Allegaert van wal. “De musea zaten in de jaren 1990-2000 in Vlaanderen veeleer in een concurrentieel model, met als een van de grote breuklijnen de (vermeende) scheiding tussen de schone kunsten versus de hedendaagse kunst. Bovendien had je binnen die groepen ook sterke persoonlijkheden, die meer dan eens een rob-
bertje met elkaar vochten, al dan niet uitgesmeerd in de media. ‘Ons museum is het beste’, dat was zo’n beetje de boodschap die tenoren als Jan Hoet (van het Museum voor Hedendaagse Kunst Gent, later S.M.A.K.), Flor Bex (Museum voor Hedendaagse Kunst Antwerpen, vandaag M HKA) en Willy Vandenbussche (Provinciaal Museum voor Moderne Kunst, vandaag Mu.ZEE in Oostende) met regelmaat verkondigden.” Ieder voor zich dus, in tegenstelling tot de kunstensector. “Daar zag je onder meer dat het Vlaams Theaterinstituut een vliegwiel was voor de vereende kracht van de podiumkunsten. Daar overlegden mensen, stel je voor, over een gemeenschappelijke strategie voor een volledige sector”, zegt Allegaert.
Na het einde van de VMV groeide er een nieuw initiatief, het Overleg Vlaamse (landelijke) Musea. “Daarin zaten toen vooral mensen uit de stedelijke musea van Antwerpen, Gent, Brugge en Ieper, naast een paar andere vreemde gevallen, zoals het Sportimonium en het Museum Dr. Guislain”, lacht Patrick. De directe aanleiding was de implementatie van het eerste Cultureel-erfgoeddecreet. “De museumsector was destijds erg blij met het Museumdecreet. Maar onder impuls van minister Anciaux werd dat het veel bredere Cultureel-erfgoeddecreet. Er bleek een serieuze adder onder het gras te zitten: de middelen om iedereen te financieren ontbraken. En dat betekende de facto een vermindering van de middelen. Het primaire doel van dat Overleg Vlaamse (landelijke) Musea was dan ook om een strategie uit te werken om dat tegen te gaan en de middelen zelfs op te trekken.”
Enter Olga Van Oost. “Ik werkte vanaf 2010 deeltijds bij FARO voor het Archipel-project,2 een van de impulsen die uiteindelijk uitmondde in de oprichting van meemoo. Ik had een doctoraat gemaakt over musea en museumbeleid3 en kreeg na afloop de kans om voltijds te werken als stafmedewerker musea. Ik wou erg graag samenwerken met de musea, al waarschuwde mijn directie wel dat dat een operation impossible was”, vertelt ze met een glimlach. “Ik herinner me je komst als een verademing”, aldus Patrick. “Wat FARO tot dan deed voor de musea was weliswaar soms wel interessant, maar stond wel zeer ver van de concrete noden in de sector.” Een sleutelmoment vond
plaats eind 2013, net voor alweer een nieuwe subsidieronde. Toen vingen de musea alweer bot, met hun zoveelste verzoek om een verhoging van de subsidies – al was die met zoveel woorden beloofd door cultuurminister Joke Schauvliege. “Alle ministers waren het erover eens dat een verhoging nodig was, wisten we”, aldus Allegaert. “Naar verluidt stond toenmalig minister-president Kris Peeters toen op de rem. Dat njet zorgde voor grote frustratie.”
WATER AAN DE LIPPEN
En het besef dat er iets moest gebeuren. Olga: “Met een dossier in faro wou ik eerst en vooral een stand van zaken maken. Welke weg bewandelden de musea? Welke denkkaders hanteerden ze? Wie had welke verantwoordelijkheden? Over welke budgetten praatten we? En vooral, hoe wilden ze meer impact hebben? Het was, kortom, een snapshot van het museaal bestel in Vlaanderen anno 2014.4 In de eerste plaats bedoeld om onze taken als steunpunt beter af te stemmen op de noden in de sector. Het dossier zorgde ook voor een momentum: op 29 april 2014 organi-
seerde FARO de Tournée muséale in Muntpunt in Brussel, waarop zowat alle musea vertegenwoordigd waren en waarop we een aantal thema’s uit dat omvangrijke dossier bespraken.5 Het was naar mijn aanvoelen een nieuw begin, toch voor de landelijk erkende musea.” Patrick vult aan: “Zo zijn we, stilletjesaan, een echte groep beginnen vormen. Ik werd gevraagd als voorzitter –allicht omdat ik er op dat moment al twaalf jaar had opzitten als voorzitter van de beoordelingscommissie theater. Bovendien was ik als artistiek directeur van Museum Dr. Guislain relatief onafhankelijk. Gaandeweg werd de sfeer binnen de groep militanter – zeker als je vergelijkt met de podiumkunsten was de cultureel-erfgoedsector aanvankelijk zeer braaf. Die omslag kwam sterk tot uiting toen bekend raakte dat de fameuze kaasschaaf zou worden gehanteerd: iedereen moest 7,5 % besparing op de beloofde subsidies slikken. Toen trommelden we in een recordtempo iedereen op voor een actie op 5 juni 2014 op het Martelaarsplein in Brussel. ‘Het water aan de lippen’: onze slogan was even krachtig als ondubbelzinnig. We schreven een opiniestuk in de krant. En het televisiejournaal kwam zelfs langs om erover te berichten. Onze actie – met borden waarop collectiestukken stonden – was du jamais vu.” Uiteindelijk moesten de musea ‘maar’ 4 % besparen.6
En toen ging de bal aan het rollen, met een studiedag in Mu.ZEE, waarop een regelmaat voor de bijeenkomsten werd afgesproken. FARO kreeg ook een prominente rol, met name in de voorbereiding, organisatie en verslaggeving van de groep. “Uiteindelijk vroeg cultuurminister Sven Gatz aan het overleg om hem zo goed mogelijk te informeren om ons te kunnen helpen”, glimlacht Patrick. “Hij wou weten welke langetermijnvisie de musea hadden, en welke noden er op korte termijn waren. Zo kon hij daarop als minister proberen in te spelen.”
Het antwoord op zijn vragen kwamen er in de nota Volop inzetten op musea, die op 26 januari 2016 aan de minister werd overhandigd.7 Er was een jaar lang aan gewerkt. Olga: “Dat hele proces ging over vertrouwen en durf, maar ook over de opbouw van een collectief. Het was zo dat velen zich niet altijd publiek durfden te uiten, er moest altijd toelating worden gevraagd aan de bevoegde schepen … Dat vertrouwen was essentieel, en gezien we uit een tijd kwamen waarin het ieder voor zich was, duurde het even vooraleer het er was. Het is echt een historisch document: het was de allereerste keer dat de musea in Vlaanderen
Dat hele proces ging over vertrouwen en durf, maar ook over de opbouw van een collectief. Het was zo dat velen zich niet altijd publiek durfden te uiten, er moest altijd toelating worden gevraagd aan de bevoegde schepen …
hun visie uitschreven!” Patrick: “We wisten dat Gatz helemaal mee was, maar zijn collega’s nog niet. We hebben toen alle kabinetten bezocht, om iedereen te informeren over het belang en de reikwijdte van de musea. Ook verscheen er een opiniestuk van de bekende psychiater-professor Dirk De Wachter. Daarin betoogde hij hoe relevant musea waren voor de mentale gezondheid. Waarop sportfiguren publiekelijk verklaarden waarom ze een museum als het Sportimonium zo nuttig vonden. Enzovoort. We hadden toen een hele communicatiecampagne opgezet om onze boodschap te verspreiden.”
En daarbij hanteerde het Vlaams Museumoverleg, zoals het Overleg Vlaamse Musea was gaan heten, een duidelijke strategie. Olga: “Het ging niet meteen of enkel over budgetten. Wel over het feit dat de klassieke basisfuncties van het museum de voorbije jaren enorm verruimd werden, met allerlei praktijken die erbij waren gekomen en nieuwe, uitgesproken maatschappelijke rollen, zoals de aandacht voor welzijn en participatie. Een museum was anno 2014 – en vandaag zeker nog meer veel meer dan louter een collectie. Het ging (en gaat nog steeds) over de verdere professionalisering en digitalisering, en over thema’s als onderzoek, mensenrechten, opleiding, indemniteit en autonomie.”8
FORMALISEREN OF NIET?
Altijd bleef de vraag zachtjes op de achtergrond sudderen of het overleg niet beter geformaliseerd moest worden, als een vzw of opnieuw, als een ‘echte’ museumvereniging. Patrick: “Ik vond het net een grote troef om informeel overleg te hebben. We hadden immers de ervaring van de periode ervoor, waarin een organisatie sterk verambtelijkte. Wij waren en zijn heel flexibel.” (lacht) Opvallend genoeg is er wel een vzw die luistert naar de naam Vlaams Museumoverleg. Dat is de organisatie die de Museumpas beheert, een initiatief waar FARO en het (informele) Vlaams Museumoverleg allebei de schouders onder zetten.9 Maar dat is een ander verhaal.
Van boven naar beneden: cover van het tijdschrift Museumleven (uit 1988), cover van het ‘museumnummer’ van faro (maart 2014), cover van het manifest Volop inzetten op musea (2016) en de cover van het pas op faro.be gepubliceerde charter Musea in dialoog met de samenleving.
Een museum was anno 2014 – en vandaag zeker nog meer – veel meer dan louter een collectie. Het ging (en gaat nog steeds) over de verdere professionalisering en digitalisering, en over thema’s als onderzoek, mensenrechten, opleiding, indemniteit en autonomie
Olga: “Eigenlijk neemt FARO de rol van een museumvereniging op, maar dan als steunpunt, zoals het overigens decretaal is bepaald. Wij brengen de musea bijeen, luisteren naar hun noden, geven advies en vorming. In Nederland, waarnaar vaak verwezen wordt, startte de Museumvereniging al in 1926. Toen deze organisatie geen subsidies meer kreeg is de organisatie verveld tot een lobbyorganisatie. Nederlandse museumcollega’s zeggen vaak dat ze echt ‘een soort van FARO missen’.”
VAN ÉÉN NAAR VIER
Het Vlaams Museumoverleg was eerst dus een overleg van de landelijk erkende musea. Het succes inspireerde ook de regionaal (nu bovenlokaal) ingedeelde musea. Net voor de pandemie toesloeg begin 2020 zag het ‘Museumoverleg van de regionale musea’ het levenslicht. En er kwam ook een Museumoverleg voor de lokale en niet-ingedeelde musea.
Op 1 januari 2020 werd Olga algemeen directeur van FARO10 en drie maanden later legde COVID-19 het land plat. “Algauw startten we met het Museumoverleg XL, omdat er nood was aan overleg. Het digitaal overleg was er voor alle erkende musea. We waren toen een efficiënt aanspreekpunt voor de Taskforce COVID-19 en, een unicum in Europa, we zijn er ook in geslaagd om de musea te heropenen! Precies omdat we
de rangen hadden gesloten en informatie uitwisselden. FARO-collega’s Monique Verelst en Anne Milkers volgden dat zeer consciëntieus op. En met succes!11 Na COVID-19 hielden we deze overlegplatformen dan ook in stand. Meer nog: vandaag hebben we een zeer fijnmazig netwerk ontwikkeld met een klavertje vier van overlegplatformen.”
En het verhaal is nog niet helemaal verteld. Het breed samengestelde Vlaams Museumoverleg speelde een belangrijke rol in de substantiële budgetverhoging die onder de vorige minister van Cultuur is doorgevoerd. “Dat begon al bij de werkzaamheden voor de eerste Strategische Visienota Cultureel Erfgoed”, vertelt Patrick. “Samen met de belangenbehartiger OCE hebben we toen de violen gestemd, dat wil zeggen: ook met de andere deelsectoren. Dat bleek een troef.”
Al is het niet altijd mogelijk om (heel) snel een gezamenlijk standpunt te vinden. Over de vraag of musea een publiek standpunt zouden moeten innemen over de schending van mensenrechten bijvoorbeeld, of een ander maatschappelijk thema of internationaal conflict. “Met FARO proberen we wel altijd mee de discussie te stroomlijnen, ook met de instrumenten die we samen met de internationale museumwereld maken, zoals de discussie over de nieuwe ICOM-museumdefinitie, maar ook de herziening van de Ethische Code van ICOM. Dat doen we via de formule van werkgroepen, zoals met de werkgroep Musea en Maatschappij. Die publiceerde zopas het charter Musea in dialoog met de samenleving12, en gaat na de zomer verder aan de slag met ‘het autonomievraagstuk’. Het is ook uitkijken naar het nieuwe collectief van stadsmusea, dat zich in de schoot van het Museumoverleg ontwikkelt.13 Het werk is dus nog lang niet af.” ■
Op 5 juni 2014 kwam de verenigde museumsector samen in Brussel. Ze trokken met zelfgemaakte borden naar het Martelaarsplein in hartje Brussel voor een demonstratie die de naam kreeg ‘Het water aan de lippen’. De deelnemers vroegen aandacht voor de diepe kloof tussen de (terechte) hoge verwachtingen en de beschikbare middelen van de Vlaamse overheid. Bottomline was dat het water hen – letterlijk – aan de lippen stond. Op de borden prijkten een waaier van beelden uit de collecties.
» Roel Daenen is coördinator communicatie en hoofdredacteur van faro
Hoe versterken we de cultureel-erfgoedsector met nieuwe vaardigheden? Dat was een van de uitgangsvragen van het Europese CHARTER-project,1 waarin FARO partner was. Vol enthousiasme doken we erin, want we zagen heel wat kansen voor pas afgestudeerden en zij-instromers. Al snel merkten we dat het allemaal niet zo eenvoudig lag.
Jacqueline van Leeuwen
Het CHARTER-project (Cultural Heritage Actions to Refine Training, Education and Roles) was een Erasmus+-gefinancierd initiatief dat liep van januari 2021 tot december 2024. Het hoofddoel was het opzetten van een duurzame skills-agenda voor de Europese erfgoedsector van de toekomst. En dat door onderwijs, training en beroepsprofielen beter op elkaar af te stemmen. Daarbij werd zowel nagedacht over het doorgeven van verdwijnende ambachten als de ontwikkeling van nieuwe vaardigheden, bijvoorbeeld op het vlak van digitalisering en AI.
Het project bracht 47 partners uit 14 landen samen, waaronder erfgoedinstellingen, universiteiten, beleidsmakers en koepelorganisaties als NEMO, ECCO en ICOMOS. Het formuleerde een skills-agenda met twaalf concrete aanbevelingen voor de toekomst.
Erfgoedorganisaties in heel Europa merken dat het lastiger wordt om nieuwe mensen aan te trekken. Dat heeft niet zozeer te maken met een imagoprobleem van erfgoed in het algemeen. Vaak zijn de beroepen achter de schermen helemaal niet zo bekend bij werkzoekenden. De sector vraagt ook vaak enkele jaren ervaring in erfgoedwerk, en dat is een drempel om te solliciteren. En zeg nu zelf, als een andere sector je meteen een job met een mooi loon aanbiedt, dan is de keuze waarschijnlijk snel gemaakt.
Toch zijn er ook heel wat manieren om als sector te investeren in talent. Hieronder maak je kennis met enkele voorbeelden uit het CHARTER-project, gekoppeld aan de aanbevelingen die CHARTER formuleerde. Met aan jou de vraag: ‘Wat zou een goede aanpak voor Vlaanderen zijn?’
STRATEGISCH PLAN OP REGIONIVEAU
Misschien wel de allerbelangrijkste aanbeveling2 is dat regio’s een investeringsplan voor erfgoedvaardigheden zouden moeten ontwikkelen. Het onderwijs en de sector bundelen hiervoor hun krachten en maken samen keuzes over een prioritair aanbod. Schotland heeft al sinds 2019 zo’n Heritage skills investment plan, waarvan het aantrekken van nieuw talent een van de pijlers is. In dat kader organiseert men er jaarlijks de Heritage Career Week, in samenwerking met het onderwijs. Bovendien heeft dit plan enkele hele sterke initiatieven ontwikkeld. Leerlingen kunnen in een pilootstage al eens proeven van werken in de sector. Ze krijgen coaching en kunnen vervolgens doorstromen naar een betaalde stage, waarin ook leermodules zijn opgenomen. Dit soort leerlijnen zet in op specifieke vaardigheden waaraan
de sector nood heeft. Het Schotse plan is dan ook gefundeerd op een stevige data-analyse van de ‘skillsgaps’ in de toekomst. Opvallend: digi-
Schotland heeft al sinds 2019 zo’n Heritage skills investment plan, waarvan het aantrekken van nieuw talent een van de pijlers is. In dat kader organiseert men er jaarlijks de Heritage Career Week, in samenwerking met het onderwijs
Boven: ambachtsman en lesgever rietdekken op de campus Mariestad van de universiteit van Göteborg.
tale vaardigheden en projectmanagement staan bovenaan de wishlist. Deze data-analyse wordt bovendien om de vijf jaar herzien. Om dit plan budgettair rond te krijgen, bundelen de Schotse overheid, het National Training Transition Fund en private stichtingen de krachten.3
Ook in Italië ging men aan de planningstafel zitten om een strategie te ontwikkelen. Dat resulteerde in een plan voor digitale innovatie en competentieontwikkeling voor de culturele sector. Op basis van grondig onderzoek ontwikkelde dit plan een aantal leerlijnen en concrete initiatieven om digitale vaardigheden te versterken. Opvallend: in dit sectoroverstijgende plan geeft Italië erfgoedspelers een sleutelrol in het digitaal vaardig maken van het werkveld in het algemeen.4
ECOSYSTEMEN MET INTERESSANTE
PARTNERS
Een erfgoedinvesteringsplan verbindt onderwijs en werkveld. Tijdens het CHARTER-project bezochten we verschillende voorbeelden van ‘erfgoed-ecosystemen’, waarbij ook andere arbeidsmarktpartners betrokken waren. Het maritiem museum in Bremen is daar een goed voorbeeld van. Dit museum beschikt over een grote collectie oude schepen en had moeite om restauratievakmensen te vinden. Door de krachten te bundelen met arbeidsmarktbemiddelaars ontstond een heroriënteringsproject dat werkzoekenden leert om boten te restaureren en zo nieuwe vaardigheden op te doen. Ook in Baskenland leidt eenzelfde soort ecosysteem nieuwe profielen naar de erfgoedsector.5
In Zweden was innovatie dan weer de hefboom om een breed ecosysteem op te zetten met publieke en private spelers. Het Craft Laboratorium stimuleert praktijkgebaseerd onderzoek naar restauratieambachten. Op vraag van publieke en private spelers kunnen studenten van de universiteit van Göteborg werken aan concrete vraagstukken, zoals het duurzaam isoleren van monumenten of de ontwikkeling van ecovriendelijke verf voor museummuren; innovaties die later op de privémarkt van renovatie en onderhoud kunnen worden ingezet. Een win-win dus voor alle partijen en vast ook een route die studenten inspireert om voor een job in de erfgoedsector te kiezen.6
BETAALDE STAGES MET EEN EXTRA TROEF ONTWIKKELEN
CHARTER stelde vast dat in heel wat landen wordt verwacht dat jongeren onbetaald stagelopen om hun cv aan te vullen. Dat veronderstelt dat de stagiair in kwestie een spaarpotje heeft. Heel wat waardevol talent valt zo uit de boot. CHARTER pleit dan ook voor betaalde stages,
CHARTER stelde vast dat in heel wat landen wordt verwacht dat jongeren onbetaald stagelopen om hun cv aan te vullen. Dat veronderstelt dat de stagiair in kwestie een spaarpotje heeft. Heel wat waardevol talent valt zo uit de boot
met oog voor diversiteit en inclusie. In Vlaanderen geven BIS-trajecten vandaag al de kans om ervaring in de sector op te doen, in ruil voor een vergoeding. In andere Europese landen bestaan er stageprogramma’s die nog extra troeven aan dit concept toevoegen. In Duitsland bijvoorbeeld kan je als pas afgestudeerde master intekenen op het Voluntariat. Dit is een twee jaar durend programma dat jonge wetenschappers coacht zodat ze hun eigen weg in de museumsector vinden. Ze krijgen praktische trainingen, een goed loon en werkervaring. Aan het einde van de rit reikt de Deutsche Museumsbund een officieel erkend kwalificatiedocument uit dat hun kansen op de arbeidsmarkt vergroot.7
De Italiaanse regio Lazio geeft werkzoekenden tot 35 jaar via Torno Subito kansen om hun
vaardigheden verder te ontwikkelen. De deelnemers aan dit project tekenen een individuele leerweg uit, die verplicht uit twee delen bestaat. In de eerste fase lopen ze stage in het buitenland, of volgen daar een opleiding. In een tweede fase passen ze de verworven vaardigheden dan toe in de eigen regio. Een unieke kans voor jongeren en erfgoedorganisaties om eens over het muurtje te blikken en zo te innoveren.8
ELDERS VERWORVEN
VAARDIGHEDEN ERKENNEN
De voorbeelden hierboven verwijzen vooral naar andere vormen van leren dan het behalen van een bachelor- of masterdiploma. Uiteraard blijft het belangrijk dat er specifieke opleidingen voor onze sector bestaan, maar niet iedereen leert graag op die manier. Een verruiming van die opleidingswegen kan ervoor zorgen dat nieuwe profielen hun weg vinden naar de sector. Dat betekent dan wel meteen dat ze de ervaring die ze hebben opgedaan kunnen verzilveren. Maar een officiële certificering zoals bij het Duitse Voluntariat is op dit moment nog een uitzondering. CHARTER pleit er daarom voor om in te zetten op individuele leerrekeningen, die alle leerervaringen bundelen en attesteren. Werkgevers
en onderwijsinstellingen kunnen op basis van zo’n portfolio de opgedane ervaring waarderen en mensen die niet het juiste diploma hebben toch kansen geven op werk in onze sector. Europa ontwikkelt daarvoor momenteel een systeem van individuele learning accounts. 9
Daarnaast kan het aanbod aan navorming in Europa vergroot worden. Dat is interessant voor zij-instromers die vanuit een andere sector overstappen. Niet elk land heeft een steunpunt of een vakvereniging die hiervoor kan instaan. En als dat wel zo is, dan zijn de trainingen die daar gegeven worden vaak niet erkend. Volgens CHARTER kan een systeem van individuele leerrekeningen ook hier een oplossing zijn, net als een nieuw kwaliteitskader voor niet-formele opleidingen (die dus buiten de onderwijssector plaatsvinden).
MEER TALENT
AANTREKKEN?
Kortom, inzetten op informeel leren kan drempels verlagen en meer talenten op het spoor van een erfgoedjob zetten. Voorwaarde is wel dat er systemen zijn om de opgedane ervaring te verzilveren en dat werkgevers er rekening mee houden bij hun aanwervingen. Dit
soort programma’s inbedden in een regionale leerstrategie biedt daartoe de beste kansen, net als de ontwikkeling van uitgekiende ecosystemen die relevante partners verbinden. FARO heeft op dit moment vooral individuele contacten met opleidingen, de onderwijssector en de VDAB. Hoe zou het zijn om hier verder te bouwen en echt te komen tot een sterk netwerk dat elkaar versterkt in plaats van beconcurreert? Dat kan wellicht door de krachten te bundelen rond een gerichte focus. Wat dat concreet kan zijn, komt best vanuit de sector. Denk je graag mee? Neem dan zeker contact met ons op. ■
» Jacqueline van Leeuwen is coördinator vorming en advies bij FARO.
» Bronnen en literatuur
1. https://charter-alliance.eu/
2. Je vindt alle aanbevelingen van CHARTER terug in dit document: https://charter-alliance.eu/wp-content/ uploads/2024/11/CHARTER-Alliance_Recommendations_2024.pdf
5. Over beide projecten lees je meer via deze link: https:// charter-alliance.eu/wp-content/uploads/2024/05/D4.3-Report-Regional-Case-Studies_final-for-publication.pdf
Wat als … erfgoed zou kunnen spreken? Een hypothetische, maar interessante vraag. Want welke verhalen zouden we dan kunnen ontdekken?
In 1885 werd Jean-Baptiste Charbo (1843-1901) door zijn vrijmetselaarsloge Les Amis Philanthropes in Brussel gevierd. Charbo was een alumnus van de Université Libre de Bruxelles, hij promoveerde er in 1873 als doctor in de wiskunde. Hij moet een daadkrachtig man zijn geweest. Op een portret van hem staat te lezen: “Il dit ce qu’il pense et il fait ce qu’il dit”. Meer kan van een mens niet verwacht worden.
Sinds 1882 was Charbo voorzittend meester van zijn loge. Die werd nog in de Franse tijd gesticht, meer bepaald in 1798, door enkele officieren van de 66e infanteriebrigade. Na 1830 groeide Les Amis Philanthropes uit tot een van de belangrijkste en meest invloedrijke maçonnieke cenakels van Brussel en misschien zelfs van het hele land. Toen Charbo er voorzittend meester was telde deze loge gemakkelijk driehonderd leden. Bij zijn aftreden werd hem een voor die tijd opmerkelijk cadeau geschonken: een fotoalbum.
Een loodzwaar boek, opulent versierd en afgewerkt met metaal, 8 kilo zwaar. Pagina na pagina zijn de leden van Les Amis Philanthropes erop te herkennen. De fotocollectie is heel divers. Het was dus niet zo dat men een fotograaf heeft gevraagd om van alle leden een foto te komen nemen. Dat zou te veel tijd gekost hebben en het hele project wellicht te duur hebben gemaakt. Iemand moet alle leden van de loge hebben gevraagd om een foto van zichzelf te schenken. Dat verklaart de enorme heterogeniteit in beelden. Sommige leden worden ten voeten uit afgebeeld, terwijl van anderen enkel een stukje van de schouders en de borst te zien is. De meeste geportretteerden worden afgebeeld in gewone stadskledij. Toch is er hier en daar een foto te vinden van een maçon met kraaglint en juwelen.
Opvallend is de volgorde waarin de foto’s werden gepresenteerd. Wie het boek openslaat vindt op de eerste pagina’s de vaak verweerde gezichten van vrijmetselaars die al wat op jaren zijn. Op de laatste pagina’s treft men dan frissere gezichten aan. Blijkbaar werd ervoor gekozen om de foto’s te presenteren volgens maçonnieke anciënniteit, dat wil zeggen: in de volgorde waarin ze lid zijn geworden van de orde. Voor iemand die zich al jaren verdiept in de geschiedenis van de 19e-eeuwse Belgische vrijmetselarij is dit een adembenemende collectie. Al die mannen (vaak met baarden) die je voordien alleen maar vanuit de archieven kende, staan dan plots voor je ogen te blinken. Toen ik het boek voor het eerst mocht doorbladeren was dit een adembenemende ervaring. Deze mannen waren hun tijd ver vooruit met dit opmerkelijke ‘Facebook’ van Les Amis Philanthropes uit 1885! ■
» David Vergauwen is directeur van het Maçonnieke Documentatie-Centrum (Madoc) in Brussel https://cedom-madoc.be/nl/.
Hoe betrek je jongeren actief bij de erfgoedwerking? De recente Erfgoeddag, met het thema Game On!, biedt speelse antwoorden. In dit artikel ontdek je hoe het thema, in combinatie met een frisse, jonge blik, leidt tot nieuwe wegen.
Seppe Van Pottelbergh
Zo gingen op Erfgoeddag heel wat jongeren aan de slag met de camera. Ravage, de jongerenredactie van Mediaraven, maakte een verslag van de dag.1 “Toen we benaderd werden voor deze samenwerking, zagen we meteen mogelijkheden om jongeren op een creatieve en toegankelijke manier bij Erfgoeddag te betrekken”, vertelt Inge Verschatse, videoproducer bij Ravage. “We hebben studenten journalistiek en andere jonge creatievelingen gezocht die enthousiast waren om mee te werken. De samenwerking leverde niet alleen mooie video’s op, maar ook waardevolle ervaringen voor de deelnemers.”
De videoreportages werden ook grondig voorbereid. “We zijn gestart met een brainstorm tijdens een voorbereidende vergadering. Daarbij hebben
DE ERFGENAMEN: JONGEREN NEMEN HET OVER
Hoe denken jongeren over erfgoed, en hoe betrekken we hen meer? Met De Erfgenamen geeft FARO jonge stemmen een plek om hun kijk op erfgoed te delen. Niet alleen als publiek, maar als medeactoren brengen ze verhalen tot leven via geschreven, visuele en creatieve bijdragen. Het doel? Jongeren een actieve rol geven. Hun perspectief is niet enkel inspirerend, maar essentieel. Want als we erfgoed écht relevant willen maken, sluiten we best aan bij hun leefwereld en interesses. Het succes zit niet in het simpelweg programmeren van activiteiten, maar in vertrouwen geven, samen ontdekken en bruggen slaan naar disciplines en thema’s die jongeren aanspreken.
we de jongeren de vrijheid gegeven om zelf activiteiten te kiezen die hen het meest aanspraken. In Gent viel hun keuze op het aanbod van S.M.A.K., VIERNULVIER en een schaaktoernooi van schaakclub De Mercatel in Dok Noord. Tijdens de voorbereiding besteedden we veel aandacht aan de basics van videoproductie: van het bedenken van concepten en scenario’s tot en met de praktische uitvoering. Op de Buitenspeeldag2 oefenden we met filmen en monteren. Dat gaf de jongeren zelfvertrouwen en inzicht in hoe ze met beeld een goed verhaal kunnen vertellen.”
Naast het creatieve aspect was er ook veel aandacht voor begeleiding en administratie. “We hebben ervoor gezorgd dat alle afspraken duidelijk waren en dat de jongeren een onkostenvergoeding kregen”, zegt Inge. “Het is belangrijk om hen niet alleen creatief uit te dagen, maar ook praktisch te ondersteunen. Daarnaast was het een uitdaging om iedereen op dezelfde lijn te krijgen, ook omdat veel jongeren weinig ervaring hadden. Maar dankzij de goede samenwerking en begeleiding is dat gelukt. Het was mooi om te zien hoe ze gaandeweg steeds zelfstandiger werden.”
DOOR DE OGEN VAN JONGEREN
Op Erfgoeddag zelf wierp die voorbereiding haar vruchten af: “De jongeren waren echt trots op wat ze hebben neergezet”, zegt Inge. “Ze wisten met hun video’s heel goed de sfeer en energie van de dag vast te leggen. Het was ook heel inspirerend om te zien hoe zij naar erfgoed kijken en het presenteren.” En het smaakt naar meer: “We hebben plannen om in de toekomst vaker samen te werken. Jongeren brengen ideeën en energie mee, en dat past perfect bij een evenement als Erfgoeddag.” Hen samenbrengen, creatief laten werken, uitdagen en vertrekken vanuit hun eigen interesses en experimenten: daarin schuilt heel wat potentieel voor de deelnemende organisaties van Erfgoeddag.
Wil je jongeren meer betrekken bij erfgoed? Neem hen dan van bij het begin mee: laat hen meedenken over de promotie en de voorbereiding, en geef hun een actieve rol op de dag zelf én daarna. Of het nu gaat om creatieve content zoals video’s of liveverslaggeving: jongeren weten andere jongeren op een effectieve manier te bereiken. Ze delen dit met hun eigen netwerk, en zo gaat de bal aan het rollen. Samenwerkingen zoals met Ravage tonen hoe waardevol het is om jongeren vrijheid en begeleiding te bieden: ze maken erfgoed niet alleen levendig en relevant, maar kunnen ook anderen inspireren om de stap te zetten. Met Ravage aan boord is het uitkijken naar de volgende editie.
Anna Durnez, masterstudente meertalige communicatie aan de KU Leuven, liep stage bij FARO in aanloop naar, tijdens en na Erfgoeddag. Op Erfgoeddag ging ze op stap in Leuven, gewapend met een camera, notitieboekje en een portie nieuwsgierigheid. Hoe blikt zij terug op die dag? “Het eerste wat me opviel, was hoe veelzijdig het programma was. Met onder meer een urban skatepark en rondleidingen op historische sites – je merkt dat er echt is nagedacht over hoe je verschillende doelgroepen kunt aanspreken.” Ze begon de dag in het universiteitsarchief. “Wat ik daar zag, was echt verrassend. Ze speelden in op het thema door de grootste, kleinste en vreemdste archiefstukken te belichten. Het gaf een speelse draai aan iets dat anders misschien wat droger kan overkomen. Ik denk dat dit een goede manier is om mensen zonder voorkennis te betrekken bij erfgoed.”
Een hoogtepunt was de universiteitsbibliotheek. “Het contrast met een gewone dag kon niet groter zijn: normaal een plek van absolute stilte, maar op Erfgoeddag zag ik gezinnen spelletjes spelen tussen de boeken. Heel mooi om te zien! En de toren beklimmen was letterlijk een hoogtepunt – met een adembenemend uitzicht als beloning. Iets verderop, bij het Centrum Agrarische Geschiedenis, stond een veeprijskamp op het programma.” Een andere favoriet was de Abdij van Park. “Daar kreeg het publiek een fantastische mix van oud en nieuw”, vertelt Anna enthousiast. “Met rondleidingen doorheen het museum, maar ook met levensgrote gezelschapsspellen in de tuin. Het leukste vond ik de sessie Dungeons &Dragons in de kapel. Dat voelde uniek: een historische setting gecombineerd met een fantasierijk rollenspel. Ik denk dat dit een perfecte manier is om jongere generaties te laten zien dat erfgoed veel meer is dan ‘een geschiedenisles’ − en zelfs fun kan zijn!” Ze benadrukt hoe belangrijk creatieve activiteiten zijn om jongeren te bereiken. Hoewel Anna positief terugkijkt op Erfgoeddag, heeft ze ook een suggestie: “De zichtbaarheid tijdens de dag zelf kan misschien nog iets beter. Maar alles begint natuurlijk bij een sterke, aantrekkelijke activiteit die je echt niet wil missen!”
JONGE PENNEN
Voor het vak Culturele thema’s stuurde lector Marc Kenis van Hogeschool PXL Hasselt zijn eerstejaarsstudenten journalistiek op pad tijdens Erfgoeddag. Zij verzamelden vijf diverse en inspirerende verhalen.
Boerderijspelen en -wijsheid in Kiewit Seppe Asnong
Op de kinderboerderij van Kiewit in Hasselt werd het vooroorlogse plattelandsleven geëvoceerd. Onder een stralende zon konden gezinnen en buurtbewoners zich verdiepen in spelen en verhalen. Van steltlopen en knikkeren tot boerengolf en hoefijzerwerpen: de activiteiten brachten jong en oud samen. “Onze boerderij is voor velen een plek om te ontspannen, en vandaag willen we oude spelen in de verf zetten”, vertelt een enthousiaste vrijwilliger. Bezoekers genoten zichtbaar. Naast spelen was er ook aandacht voor verhalen. Vrijwilligers vertelden over het boerderijleven van weleer, en hoe de seizoenen en het weer het dorpsleven bepaalden.
Brusselpoort op stelten in Mechelen
Paulien Van Lomme
In Mechelen liet theater DE MAAN zien hoe poppenspel een eeuwenoude kunstvorm is die blijft fascineren. Twee poppenspelers toonden hoe houten poppen met eenvoudige bewegingen tot leven komen. Kinderen konden zelf poppen manipuleren, terwijl volwassenen vragen stelden over de gebruikte technieken. De demonstratie bood ook een blik achter de schermen. “Vroeger maakten mijn zussen en ik zelf poppen van sokken. Dit brengt die herinneringen terug”, vertelt een bezoeker. Na de demonstratie kregen bezoekers toegang tot het poppen- en figurenarchief, een charmante chaos van dozen en theaterkoffers. Van hand- tot schouderpoppen − elke pop heeft haar eigen verhaal en geschiedenis. Figurentheater is een prachtig voorbeeld van hoe traditie en vernieuwing, ambacht en creativiteit hand in hand gaan.
Verborgen verhalen in Zonhoven Pieter Bollengier
In Zonhoven werden de bezoekers van Atelier Tratteggio even kunstdetectives. Onder begeleiding van restauratrice Lotte Reynders gingen ze met uv-lampen en microscopen op zoek naar onzichtbare verflagen in schilderijen. “Kunstwerken goed bewaren en restaureren is als het oplossen van een raadsel”, zegt Reynders. Tijdens de workshop werd een kopie van een 18e-eeuws
portret gebruikt. “Hier is iets weggeschilderd!”, roept een jonge deelnemer enthousiast. Ook volwassenen luisterden geboeid. “Ik dacht dat schilderijen gewoon werden schoongemaakt, zoals andere spullen”, zegt Ann uit Heusden-Zolder twijfelend. Reynders gaf toelichting bij wetenschappelijke inzichten over pigmenten en schildertechnieken en toonde hoe restaurateurs werken: zorgvuldig, om oude sporen zichtbaar te maken, zonder nieuwe toe te voegen. Het onderzoeksspel sloot af met een wedstrijd: wie de meeste verborgen details ontdekte, kreeg een miniatuurschilderij mee naar huis.
Tussen pint en plankspel in Genk Ilya Balcer
In Genk herleefde het caféleven tijdens Erfgoeddag in De Slagmolen. Vrijwilligers in traditionele kledij begeleidden volksspelen zoals sjoelbak, kegelen en tolwerpen. “Dit is de iPhone van vroeger”, lacht Marcel (74), terwijl hij zijn kleinzoon de kneepjes van het sjoelbakken leert. Binnen riep een fototentoonstelling het verleden van het café op: zwart-witbeelden van dansavonden en biljartwedstrijden sierden de muren, met een prominent portret van oud-uitbater Renaat Huygen. “Hij was de ziel van dit café”, vertelt een gids.
De sfeer buiten was even levendig. Bezoekers gaven elkaar tips bij de kegels en kinderen verzamelden stempels op hun spelkaart. “Nog één keer, mama!”, klinkt het bij de sjoelbak. De dag eindigde met een glimlach, alsof de klok voor even werd teruggedraaid.
Elke naam telt in Mechelen
Lotte Michiels
In Museum Kazerne Dossin in Mechelen bracht Erfgoeddag een indringend perspectief op spelen in oorlogstijd. Een tentoonstelling toonde hoe sporten zoals boksen en atletiek door de nazi’s werden gebruikt
als onderdrukkingsmethode. “Pseudosport noemen we dat”, legt een gids uit.
Het project Elke naam telt gaf bezoekers de kans om namen van gedeporteerden in te spreken. Dit maakt de geschiedenis héél persoonlijk. “Het voelt alsof ik even een stem gaf aan iemand die vergeten is”, zegt een deelnemer. Sinds de start van het project in 2023 zijn al meer dan 15.000 namen opgenomen. De stemmen maken de slachtoffers menselijk en tastbaar. De combinatie van verhalen en inspreeksessies zorgde voor een intense en betekenisvolle beleving. ■
ERFGOEDDAG 2026 | ZONDAG 26 APRIL | HAHA HUMOR
Erfgoeddag 2026 verkent hoe humor bruggen slaat én grenzen trekt. Humor is overal: van de satire van de nar tot de knipoog van een internetmeme. Soms ontwapenend, soms pijnlijk raak, soms op het randje. HAHA Humor onderzoekt hoe lachen ons samenbrengt, maar ook hoe grappen grenzen overschrijden, kwetsen of mensen uitsluiten. Humor verandert mee met de tijd en vertelt ons iets over wie we zijn – én wie we waren. Op zondag 26 april 2026 duiken we in de vele gezichten van humor in erfgoed: scherp, speels en soms confronterend.
» Seppe Van Pottelbergh is communicatiemanager van Erfgoeddag en de ErfgoedApp en focust zich op het verbinden van jongeren met cultureel erfgoed.
» Bronnen en literatuur
1. Bekijk de reportages op de Instagrampagina van De Erfgenamen, @de_erfgenamen (of instagram.com/de_erfgenamen).
2. Zie www.buitenspeeldag.be, een initiatief van de Vlaamse Dienst Speelpleinwerk, Departement CJM, Bataljong, Lokaal Netwerk Sportbeleid, Kind & Samenleving en Goe Gespeeld!
“Een dag die elk jaar opnieuw inspireert, verbindt en versterkt”: mooier dan dit komen ze niet, de complimenten. Tijdens het Groot Onderhoud 2025, op 3 juni in het BMCC in Brugge, hielden we onszelf en het werk dat we doen een spiegel voor.
Er zijn zo van die momenten waarop je heel lang kan ‘teren’. Omdat ze bijzonder zijn: de mensen die er zijn, de interactie, de sfeer, de locatie en de ‘food for thought’. Of de combi van dat alles. Het Groot Onderhoud, de jaarlijkse sectordag van de cultureel-erfgoedsector, is zo’n moment.
Samen met Vlaams cultuurminister Caroline Gennez, secretaris-generaal van het Departement Cultuur, Jeugd en Media Bart Temmerman en net geen 500 erfgoedwerkers dachten we na over beeldvorming en representatie, een dubbelthema dat centraal staat in elke erfgoedorganisatie. Of zou moeten staan, precies omdat het gaat over de kern van het ‘erfgoedbedrijf’. Wie herkent zich in het erfgoed dat we zichtbaar maken, en wie blijft onzichtbaar? Welke verhalen blijven we herhalen, en welke worden nog steeds nauwelijks gehoord? Vragen als deze raken aan de kern van erfgoedwerk, en verdienen ruimte voor kritische reflectie en gezamenlijke actie.
Plenair kregen we stevige voorzetten van Olga Van Oost, algemeen directeur van FARO, historicus Jonas Roelens en RoSa-directeur en auteur Bieke Purnelle. Tussendoor waren er twee erfgoedquizzen met samenzang (“In de stille Kempen, op de purp’ren hei”), een ren-je-rotmoment en hoog oplaaiende emoties. En een waaier van dertien parallelsessies waarin uitwisseling van ideeën en dialoog centraal stonden –samen weten (en kunnen) we zoveel meer! ■
De verslagen, presentaties, teksten en de audioreportage vind je op https://hetgrootonderhoud.be.
Een paar reacties vanop onze LinkedIn-pagina:
“Gisteren trokken we richting FARO’s jaarlijkse hoogdag voor erfgoedwerkers: het Groot Onderhoud. En wat voor eentje! De voor- en namiddag zaten boordevol inspirerende sessies, met praktijkvoorbeelden van collega’s uit het veld, altijd fijn om inzichten te delen én bij te leren van elkaar. En dan hebben we het nog niet gehad over de hilariteit, de teamspirit en het fanatisme (ja hoor) tijdens de grote beeldvorming- en representatiequiz. Samenhorigheid in z’n mooiste vorm. Een dag die elk jaar opnieuw inspireert, verbindt en versterkt.”
“Weer goed georganiseerd! En opnieuw bijgeleerd”
“Heel erg van genoten! Dank aan het FAROteam”
“Dankjewel FARO voor de organisatie.”
EXPAT
“Menselijke gidsen blijven de sterattractie”
Zili
He
In deze rubriek stellen we expats aan u voor. Hoe vergaat het landgenoten die in de wijde wereld in de cultureel-erfgoedsector werken? Zili He werkt als gids in het bekende Vasamuseum in Stockholm.
Hoe ziet je werkweek eruit? “Ik werk in een van de drukstbezochte musea van Zweden. Het Vasamuseum is een nationaal museum gewijd aan het wrak van de Vasa, een Zweeds oorlogsschip uit de 17e eeuw. Het is het best bewaarde wrak uit die periode ter wereld. Als gids gaan mijn taken verder dan mensen rondleiden in het Zweeds, Engels, Frans en Chinees: ik verwelkom bezoekers, geef informatie en help bij de verkoop van toegangskaartjes en souvenirs. Ons jaar is verdeeld in twee seizoenen. Het hoogseizoen loopt van juni tot augustus, met elke dag zo’n 6.000 à 10.000 bezoekers. We zijn dan dagelijks geopend van 8.30 tot 18 uur. Ons team van ongeveer 25 mensen (de helft vast, de helft parttime) werkt in twee ploegen. In een tijd waarin veel musea overstappen op audiogidsen, blijven onze meertalige rondleidingen met ‘menselijke gidsen’ onze sterattractie. Elk uur bieden we rondleidingen aan in het Engels en Zweeds, en twee keer per dag in het Duits, Spaans, Frans en Italiaans. Op afspraak zijn er ook rondleidingen in het Pools, Portugees en Chinees. Het laagseizoen – de rest van het jaar dus – geeft ons de kans om op adem te komen. Dan is er tijd voor trainingen, om allerlei praktische problemen op te lossen en systemen en apparatuur te updaten. Het museum blijft dan dagelijks open van 10 tot 17 uur, met gemiddeld zo’n 3.000 bezoekers per dag. We maken ook van de gelegenheid gebruik om conferenties en activiteiten te organiseren over thema's als archeologie, maritieme geschiedenis en de 17e eeuw.”
Wat zijn de uitdagingen in je werkveld?
“Dit werk is sterk afhankelijk van deeltijdse werknemers. Een nieuwe wet uit 2022 (die vaste dienstverbanden aanmoedigt) heeft het echter moeilijker gemaakt om zulke werknemers te behouden. Dat zorgt dus wel voor moeilijkheden.”
Heb je een tip voor je collega’s in Vlaanderen?
“De Zweedse arbeidscultuur vertoont een aantal opmerkelijke paradoxen. Zo is er, verrassend genoeg, een soort van zwijgcultuur die diepgeworteld is in de sociale normen. Daarnaast zijn heel wat publieke instellingen zoals het museum actieve pleitbezorgers voor gelijkheid en vrijheid van meningsuiting. Wees je bewust van je eigenheid en waarvoor je staat!” ■
Jezou denken dat we bij FARO een zwak hebben voor conventies (of gewoon aandacht hebben voor jubilea). Zo lieten we in juni 2023 ons licht schijnen over de Unesco 2003-conventie voor het borgen van immaterieel cultureel erfgoed. Precies twee jaar later brengen we een dossier over de Kaderconventie van de Raad van Europa over de waarde van cultureel erfgoed voor de samenleving uit 2005.
Jazeker, die conventies op zich zijn belangrijk. Ze tonen aan dat er begin jaren 2000 heel wat internationale beleidsaandacht ging naar cultureel erfgoed. Crucialer echter is de impact van deze conventies. Wat brengen ze teweeg? Hoe sturen deze kaders ons denken over cultureel erfgoed en het werk dat we doen?
Daarover gaat dit dossier. We zetten de toon met artikels die inhoudelijk op de kaderconventie ingaan. Wat houdt die precies in? En hoe woog (en weegt) ze op het beleid in Vlaanderen? Hoe gaan erfgoedorganisaties om met het begrip ‘erfgoedgemeenschappen’, een concept dat snel en breed ingang vond?
Maar zoals de Engelsen zo mooi zeggen, the proof of the pudding is in the eating. Hoe vertaalt deze tekst zich naar de erfgoedpraktijk? Ethiek blijkt hier het codewoord.
» In 20 jaar tijd is er heel wat verschoven, en staat erfgoed meer dan ooit in het brandpunt van maatschappelijke discussies: hoe handelen we hierbij ethisch? Welke inspiratie bieden internationale casussen?
» Hoe werken collectiebeherende organisaties samen met herkomstgemeenschappen van buiten-Europees erfgoed?
» Wat met de erfgoedgemeenschap van de Gouden Boomstoet in Brugge?
» Hoe werd de erfgoedgemeenschap betrokken bij de herbestemming van de kerk van Zeveren?
» Hoe werken musea en immaterieel-erfgoedgemeenschappen samen wanneer objecten uit tradities en processies bewaard worden in museumdepots?
Ook nog: hoe ervaren erfgoedwerkers uit Nederland, Portugal en Estland de impact van de conventie op hun praktijk?
En er is meer. Doorheen dit dossier schotelen we je zes prikkelende vragen voor, over (werken met) erfgoedgemeenschappen. Om er eentje te noemen: hebben erfgoedgemeenschappen voldoende toegang tot besluitvormingsprocessen? We lazen de literatuur erop na: wat zeggen filosofen en andere denkers hierover? Het antwoord goten we in een overzichtelijke ja-neestelling. Omdat de praktijk een stuk morsiger is dan de theorie, vroegen we evenveel erfgoedwerkers om hierop te reflecteren. Zie het als het startschot voor het onderzoek dat we dit jaar verder ontrollen. En dat doen we heel graag samen met jou.
Elien Doesselaere
Zdenek Machacek via Unsplash
KADERCONVENTIE ALS INSPIRATIE VOOR
CULTUREEL-ERFGOEDBELEID IN VLAANDEREN
MOTOR VOOR HET BELEID
De Faro-conventie over de bijdrage van het erfgoed aan de samenleving blijft tot op vandaag een belangrijke inspiratiebron voor het cultureelerfgoedbeleid in Vlaanderen. Sinds 2008 worden het beleid en de regelgeving afgestemd op de bepalingen van de conventie.
Wouter Brauns, Leen Van Wezemael, Cindy Zoons, Kristof Vanden Bulcke, Els Cuisinier en Arno Beunen
Vanaf het einde van de jaren '90 ontwikkelt de Vlaamse overheid een eigen cultureel-erfgoedbeleid. Dat start met aparte regelgeving voor musea, culturele archieven en erfgoedcellen. De doelstellingen van de Faro-conventie bieden het jonge Vlaamse cultureel-erfgoedbeleid een Europees kader voor een duurzame ontwikkeling. In de conventie staat de relatie van mensen en menselijke waarden met het cultureel erfgoed centraal. Erfgoed krijgt immers pas betekenis doordat mensen er belang aan hechten en ermee aan de slag gaan. De conventie nodigt de lidstaten uit om op een nieuwe manier te denken over de waarde die cultureel erfgoed kan hebben en hun beleid rond cultureel erfgoed te actualiseren.
De conventie ademt de democratische doelstellingen van de Raad van Europa, met het recht op erfgoed als een basis. En dat koppelt ze aan de plicht om het eigen erfgoed en dat van anderen te respecteren. Ook benadrukt ze de rol van erfgoed voor de samenleving en de menselijke ontwikkeling: erfgoed kan begrip en tolerantie bevorderen door dialoog en wederzijds respect voor diversiteit. Bovendien legt de conventie een duidelijke
link tussen erfgoed en levenskwaliteit. Het recht op erfgoed schept ook gedeelde verantwoordelijkheden ten aanzien van dat erfgoed. Deze principes blijven tot vandaag toonaangevend in het Vlaamse cultureel-erfgoedbeleid.
In 2005 start een traject om de regelgeving samen te voegen vanuit één visie op het cultureel-erfgoedbeleid. De afzonderlijke regelgeving voor musea, culturele archieven, erfgoedconvenants, organisaties voor volkscultuur ... wordt samengevoegd in een geïntegreerd en integraal beleidskader. In 2008 treedt het Cultureel-erfgoeddecreet in werking, waarmee de Vlaamse overheid een koploper is in de vertaling van de conventie in haar beleid.
CULTUREELERFGOEDGEMEENSCHAPPEN CENTRAAL
Een van de belangrijkste begrippen uit de Faro-conventie, de erfgoedgemeenschap, krijgt vanaf 2008 een centrale rol in het beleid en de regelgeving. Een “cultureel-erfgoedgemeenschap” is een groep organisaties of personen die een bijzondere waarde hechten aan het cultureel
erfgoed en het wensen door te geven aan toekomstige generaties. De gemeenschappelijke interesse, de passie en de zorg voor een bepaald cultureel erfgoed is wat hen bindt.
Eerdere decreten spreken over “het opnemen van een culturele en maatschappelijke verantwoordelijkheid”. Er werd echter nooit gezegd voor wie of wat die verantwoordelijkheid moest worden opgenomen. Het Cultureel-erfgoeddecreet van 2008 spreekt niet meer over een culturele en maatschappelijke verantwoordelijkheid, maar over een verantwoordelijkheid voor een cultureel-erfgoedgemeenschap. Cultureel-erfgoedorganisaties spelen een voorbeeldrol in de erfgoedgemeenschappen waarvan ze deel uitmaken. Ze vervullen daarbinnen een ankerfunctie en zorgen voor samenhang.
Erfgoed bewaren en doorgeven is een gedeelde verantwoordelijkheid die we samen moeten opnemen. Erfgoed behoort niet enkel toe aan de eigenaar of beheerder ervan. Het is een collectief gegeven. Het uitgangspunt is dat iedereen moet kunnen meebepalen wat erfgoed is en hoe ermee wordt omgegaan. Dat vraagt een democratische basishouding en vereist inspraak en participatie.
BETROKKENHEID EN ZEGGENSCHAP
De volgende stap naar een meer mensgericht cultureel-erfgoedbeleid wordt gezet met de conceptnota Naar een duurzame cultureel-erfgoedwerking in Vlaanderen van 2016 en de vertaling ervan in het vernieuwde Cultureelerfgoeddecreet van 2017. Dat nieuwe decreet introduceert vijf functies die gelden voor alle vormen van cultureel-erfgoedwerking. Nieuw is de functie ‘participeren’. Die functie houdt in dat de maatschappij actief betrokken wordt bij het geheel van de cultureel-erfgoedwerking. Participeren betekent deelhebben; het gaat om betrokkenheid en zeggenschap. Participatie zorgt er ook voor dat collecties representatiever en completer worden.
De Vlaamse overheid verwacht van erfgoedorganisaties dat ze in hun hele werking actieve vormen van participatie en medeeigenaarschap bevorderen
De Vlaamse overheid verwacht van erfgoedorganisaties dat ze in hun hele werking actieve vormen van participatie en mede-eigenaarschap bevorderen. Dat ze een open cultureel-erfgoedwerking realiseren door de maatschappij te betrekken bij hun werking. Een mooie vertaalslag is de groeiende aandacht voor participatief waarderen vanuit een gelijkwaardige samenwerking tussen de erfgoedbeheerder en de cultureel-erfgoedgemeenschap.
IMMATERIEEL ERFGOED
Naast de Faro-conventie had ook de Unesco-conventie voor het borgen van immaterieel cultureel erfgoed van 2003 grote impact op het beleid. Beide internationale overeenkomsten zetten aan tot meer aandacht voor een brede definitie van erfgoed, cultureel-erfgoedgemeenschappen en participatie.
Met haar immaterieel-erfgoedbeleid wil de Vlaamse overheid erfgoedgemeenschappen sensibiliseren om de gebruiken, tradities, gewoontes, kennis, vaardigheden die ze hebben en willen overdragen aan toekomstige generaties te herkennen en benoemen als immaterieel erfgoed. Een uiting expliciet als erfgoed benoemen draagt bij tot de bewustwording over de waarde ervan en tot een duurzame zorg voor en omgang met dit erfgoed. Het zijn de gemeenschappen die hun immaterieel erfgoed levendig houden en doen evolueren en vernieuwen. Een netwerk van dienstverleners zet zich in voor de ondersteuning van die gemeenschappen.1 Collectiebeheerders worden aangemoedigd immaterieel-erfgoedwerking te integreren in de verschillende aspecten van de werking en nauw samen te werken met de erfgoedgemeenschappen.
MAATSCHAPPELIJKE EN VERBINDENDE WAARDE VAN ERFGOED
De Faro-conventie gaat uit van de verbindende rol van erfgoed en stelt erfgoed voor als een bron voor de bescherming van culturele diversiteit en de bevordering van een interculturele dialoog. Ook het Vlaamse cultureel-erfgoedbeleid zet zich in om erfgoed in al zijn verschijningsvormen en uit alle maatschappelijke geledingen te waarborgen en wil de diversiteit in de samenleving weerspiegelen. Erfgoedorganisaties zijn daarbij ankerpunten. Ze bemiddelen, zorgen voor een open debat en nuance, vertalen en duiden meerstemmigheid op een toegankelijke manier.
Zoals de conventie vooropstelt, wil de Vlaamse overheid met haar beleid bijdragen aan een duurzame samenleving en aan levenskwaliteit. Erfgoed is een grondstof voor formeel en niet-formeel leren, onderzoek en innovatie, toerisme, culturele en creatieve sectoren. Het is bovendien
2005
2009
OPENSTELLING VAN DE FARO-CONVENTIE VLAAMSE
De Faro-conventie of Council of Europe Framework Convention on the Value of Cultural Heritage for Society wordt in Faro opengesteld voor ondertekening door de lidstaten.
GOEDKEURING
De Vlaamse overheid geeft haar principiële goedkeuring.
1 juni tien ventie ficeerd, werking.
een bron van inspiratie en informatie. Wil de samenleving haar erfgoed blijvend kunnen inzetten in haar diverse domeinen en tegelijk uitputting tegengaan, dan moet er duurzaam omgegaan worden met cultureel erfgoed. Duurzaamheid houdt niet alleen in het cultureel erfgoed een plaats en betekenis geven, maar ook blijvende toegankelijkheid. Het impliceert ten slotte dat de
1 juni 2011: omdat tien landen de conventie hebben geratificeerd, treedt ze in werking.
BELGISCHE ONDERTEKENING
25 juni 2012: België ondertekent de conventie.
VLAAMSE BEKRACHTIGING
14 februari 2014: bij instemmingsdecreet bekrachtigt de Vlaamse overheid de Faro-conventie.
2022
BELGISCHE RATIFICATIE
13 mei 2022: België ratificeert de conventie.
organisaties aandacht hebben voor de impact van de werking op het milieu en de leefomgeving.
INTERNATIONALE SAMENWERKING
Samenwerking en netwerking staan centraal in het cultureel-erfgoedbeleid. De Vlaamse overheid laat zich in haar beleid niet alleen inspireren door internationale kaders en ontwikkelingen, ze weegt ook op internationale beleidsdebatten en is een internationale speler, bijvoorbeeld rond immaterieel erfgoed. De Vlaamse overheid stimuleert de aanwezigheid en zichtbaarheid in het buitenland van het cultureel erfgoed in Vlaanderen en de internationale uitwisseling en kruisbestuiving van expertise. Cultureel-erfgoedorganisaties en experts krijgen internationaal een forum, begeven zich in netwerken en kunnen leerervaringen opdoen. De Vlaamse overheid wil niet alleen erfgoedexpertise uit Vlaanderen zichtbaar maken, maar ook stimuleren dat internationale erfgoedexpertise, experts en erfgoed uit het buitenland naar Vlaanderen komen.
TOEKOMST
De cultureel-erfgoedsector groeide de voorbije decennia uit tot een van de sterkhouders in het Vlaamse culturele landschap – daarbij speelde de Faro-conventie een belangrijke rol. De voorbije legislaturen vertaalde dit zich ook in een significante stijging van de Vlaamse werkingsmiddelen voor cultureel erfgoed. De benadering van erfgoed vanuit de rol en betekenis in de samenleving is een belangrijke verdienste van de Faro-conventie. Met het Cultureelerfgoeddecreet van 2021 is de Vlaamse overheid toe aan een vierde decreet dat in navolging van de conventie het collectieve karakter van cultureel erfgoed benadrukt en de rol die erfgoedgemeenschappen daarin spelen.
De conventie verhoogde de aandacht voor participatie en diversiteit in het beleid aanzienlijk.
Tegelijk blijft er nog een lange weg te gaan. Het volstaat niet beleidsteksten te schrijven over het betrekken van erfgoedgemeenschappen en een meer diverse en duurzame cultureel-erfgoedwerking. De grote uitdaging is die visie in de praktijk te vertalen, wat niet evident is. Want hoe zorgen overheid en sector samen voor een breed draagvlak voor erfgoed? Hoe verdiepen we samen inclusie en mede-eigenaarschap?
Inzetten op vernieuwing en verbreding is arbeidsintensief en vaak uitdagend. Het vraagt ruimte om te experimenteren – en soms te mislukken. Er zijn veel mooie voorbeelden en projecten die bijdragen aan sociale cohesie en diversiteit, waar erfgoedgemeenschappen een stem kregen in wat erfgoed is en hoe hun erfgoed beheerd wordt. Met het oog op een breed draagvlak blijft het belangrijk zoveel mogelijk mensen te enthousiasmeren voor cultureel erfgoed en hen waar mogelijk te betrekken bij alle aspecten van erfgoedwerking. Net zoals cultureel erfgoed zelf niet statisch is, is cultureel-erfgoedwerking een proces van voortdurende evolutie, het is nooit ‘af’. Samen met de sector wil de Vlaamse overheid op de ingeslagen weg verdergaan. ■
» Wouter Brauns, Leen Van Wezemael, Cindy Zoons, Kristof Vanden Bulcke, Els Cuisinier en Arno Beunen werken voor het team cultureel erfgoed van het Departement Cultuur, Jeugd en Media van de Vlaamse overheid.
» Bronnen en literatuur 1. www.erfgoeddienstverleners.be
OVER (WERKEN MET) ERFGOEDGEMEENSCHAPPEN
Kan een vertegenwoordiger spreken in naam van de hele gemeenschap?
Niet iedereen kan of wil aan de erfgoedtafel schuiven en daarom is het belangrijk om goede vertegenwoordigers aan te duiden. Onderzoek toont aan dat erfgoedgemeenschappen daar vaak zeer bewust mee bezig zijn. Uiteraard kunnen er interne conflicten en verschillende prioriteiten zijn, maar erfgoedgemeenschappen zijn in staat om het hier samen over te hebben. Groepen met een groot gevoel van een gedeelde identiteit leveren doorgaans veel inspanningen om alle stemmen te horen en samen na te denken over hoe ze de diversiteit kunnen vertegenwoordigen. Er is dus al veel werk verzet, en zo zien we dat erfgoed op een participatieve manier benaderen meteen ook zorgt voor een meer inclusieve en representatieve betrokkenheid in de gemeenschappen zelf. Via die weg kan een bredere waaier van stemmen meewegen in discussies over erfgoed.1
Vertegenwoordigers van de erfgoedgemeenschap weerspiegelen vaak niet de volledige diversiteit aan meningen binnen hun gemeenschap. Bentzen Wischmann stelde in haar onderzoek vast dat gemeenschappen voortdurend veranderen en ook vaak gefragmenteerd zijn. Voor één vertegenwoordiger wordt het dan wel heel moeilijk om alle perspectieven te vangen. Het interne proces om vertegenwoordigers te kiezen is bovendien vaak onduidelijk, aldus Sousa en Refolio. Er kunnen machtsposities spelen die het voor alternatieve stemmen moeilijker maken om zich te laten horen. Erfgoedwerkers, zeker als ze verbonden zijn aan een overheid, moeten dus nog meer aandacht hebben voor wie de vertegenwoordigers zijn, hoe ze zijn uitgekozen en of ze wel de volledige diversiteit van hun gemeenschappen weerspiegelen.2
“Goede vertegenwoordigers zijn cruciaal. Niet elk lid van de erfgoedgemeenschap kan mee aan de tafel zitten, maar idealiter voelt iedereen zich toch gerepresenteerd. Volledige representativiteit is, zeker bij immaterieel erfgoed, wellicht een illusie. Toch is het essentieel dat erfgoedwerkers hiervoor blijvend alert zijn.
Als ik erfgoedzorgtrajecten begeleid stel ik mezelf, samen met de gemeenschap, voortdurend de vraag: ‘Wie vertegenwoordigt wie?’ En vooral: ‘Wie nog?’ Aandacht voor wie de vertegenwoordigers zijn, hoe ze zijn uitgekozen en of ze wel de volledige diversiteit van hun gemeenschappen weerspiegelen, is cruciaal.
Eén gedragen vertegenwoordiger die een traject trekt kan een grote meerwaarde zijn, maar is tegelijk een kwetsbaar punt. Wat als die persoon wegvalt?
1. Usmaedi, M.A. Lansiwi, A.B. Studyanto, I. A. Gymnastiar & F. Amin, ‘Cultural heritage preservation through community engagement: a new paradigm for social sustainability’, in: Indonesian Journal of Studies on Humanities, Social Sciences, and Education, 1(2024)2, pp. 50-59.
Te veel afhankelijkheid van één figuur ondermijnt de duurzaamheid van erfgoedwerk. Daarom werk ik liefst met een divers samengestelde werkgroep: werkbaar in grootte, maar rijk aan verschillende stemmen en perspectieven, van kernspelers en beoefenaars tot onderzoekers en sympathisanten.
Meerlagige betrokkenheid werkt: intensieve contacten met enkele trekkers, regelmatige samenkomsten met een bredere werkgroep die diverse invalshoeken samenbrengt, en terugkoppeling naar de bredere erfgoedgemeenschap. Zo ontstaat een dynamisch geheel dat mee evolueert met het erfgoed. Tegengestelde meningen zijn hierbij waardevol. Bij erfgoed in beweging is blijvend inzetten op participatie en dialoog essentieel, zelfs als het moeilijk loopt. Lastiger in de praktijk misschien, maar op lange termijn de meest duurzame aanpak.”
2. N. Akagawa en L. Smith (red.), Safeguarding Intangible Heritage: Practice and Politics. London/New York, Routledge, 2019; F. Sousa & V. Refólio, The participation in the safeguarding of the intangible cultural heritage: The role of communities, groups and individuals. Memória Imaterial CRL, 2018. https://www.memoriamedia.net; M. Bentzen Wischmann, ‘Uncovering Myths: A Critical reflection on Heritage Communities and Participation’, in: Culture Caleidoscoop 1 (2024). DOI 10.57031/CULCAL. V1I1.12132
OVER (WERKEN MET) ERFGOEDGEMEENSCHAPPEN
Moet er een sterke link zijn tussen erfgoedgemeenschappen en identiteit?
De Faro-conventie definieert erfgoed als een groep hulpbronnen waarmee mensen zich identificeren. Cultureel erfgoed bevat de kiemen van gedeelde herinnering en identiteit, die sociale cohesie voortbrengen. Aristoteles zei al dat mensen sociale dieren zijn, en ook het communitarisme stelt dat mensen hun identiteit vormen door deel uit te maken van een gemeenschap. Identiteit en gemeenschappen mag je dus niet los van elkaar zien. De jurist Zagato wijst erop dat de tekst van de Faro-conventie een zeer flexibele en pluralistische definitie van identiteit mogelijk maakt. Door de term ‘erfgoedgemeenschappen’ te lanceren, kiest de conventie voor dynamiek en vernieuwing. In tegenstelling tot natuurlijke gemeenschappen, waarvan je vanaf de geboorte deel uitmaakt, is het lidmaatschap van een erfgoedgemeenschap een vrije keuze, waardoor je je eigen identiteit kunt uitdrukken.1
Mensen zijn sociale wezens en zoeken gemeenschappen op, maar die kunnen hun eigenheid ontzettend beknotten. Het neoliberalisme zet dan ook liever het individu centraal als bron van identiteit. Dat kan kiezen om lid te worden van de gemeenschap, maar het echt autonome individu heeft dat niet nodig om zijn identiteit te bepalen. De filosoof Nancy stelt de identiteitsvormende kracht van gemeenschappen in vraag. Gemeenschappen hebben volgens hem geen vaste kern en daarom delen hun leden geen essentie of identiteit. Wat ze delen is hun ‘gemeenschappelijk zijn’. Vruchtbare gemeenschappen, zegt hij, zijn open, onbepaald en meervoudig, dat wil zeggen: niet herleidbaar tot een identiteit of een vaste kern. Als het woord identiteit valt, dan sluiten gemeenschappen zich, en dat is niet de bedoeling. Gemeenschappen gaan volgens Nancy dus niet over wat ze gemeenschappelijk hebben, maar eerder over wat ze samen zijn.2
Reflectie – Christopher De Keyser, archivaris bij Archief en Museum voor het Vlaams Leven te Brussel (AMVB)
“Erfgoedgemeenschappen zijn fluïde, net als identiteit. Waar in de 19e en een groot deel van de 20e eeuw het ‘traditionele’ Vlaamse verenigingsleven (zoals het amateurtoneel) in Brussel floreerde, zien we hierin de laatste decennia een sterke terugval. Nieuwe, vaak meertalige organisaties staan op. Vlaggenschepen van het Vlaamse cultuurleven in Brussel werken bovendien steeds internationaler. De leden van de Vlaamse erfgoedgemeenschap lijken hierdoor definitief een ander profiel gekregen te hebben, terwijl het ‘slechts’ een nieuwe uiting is van demografische evoluties.
Kijken we opnieuw naar de traditionele verenigingen, dan merken we dat die veelal bevolkt werden (en worden) door mensen die vanuit Vlaanderen naar
1. D. Bell, ‘Communitarianism', in: Standford Encyclopedia of Philosophy (revisie van 7 juni 2024), https://plato.stanford.edu/entries/communitarianism/; L. Zagato, 'The Notion of “Heritage Community” in the Council of Europe’s Faro Convention. Its Impact on the European Legal Framework', in: N. Adell, e.a. (red.), Between Imagined Communities of Practice. Participation, Territory and the Making of Heritage (Göttingen Studies in Cultural Property, 8), Göttingen, 2015, pp. 141-168.
Brussel migreerden, of wier voorouders dat deden. Het AMVB zelf werd ook opgericht door leden die vaak geen Brusselse roots hadden. Vandaag zetelen ook mensen van buitenlandse origine in de algemene vergadering of zijn ze actief als vrijwilliger. Dit sluit aan bij de algemene tendens dat mensen van buitenaf zich vestigen in Brussel en er de Brusselse identiteit aannemen, eventueel naast die van hun origine. Hun identiteit verschuift dus. Daar hebben we terug die fluïditeit, en afhankelijk daarvan zoeken ze aansluiting bij een of meerdere erfgoedgemeenschappen. Of niet! Het lidmaatschap van een erfgoedgemeenschap wordt zo een vrije keuze, maar wel een die samenhangt met het identiteitsvraagstuk. Tegelijkertijd verandert de erfgoedgemeenschap van aanschijn omdat de leden een unieke mix van achtergronden en identiteiten met zich meebrengen.”
2.. D. Bell, op. cit.; C. Bax, ‘Gemeenschap ten tijde van globalisering - Nancy, Cavell en de sociale gesitueerdheid van subjectiviteit', in: Algemeen Nederlands Tijdschrift voor Wijsbegeerte, 105(2013)1, pp. 15-21.
ANALYSE VAN EEN BEGRIP
ERFGOEDGEMEENSCHAP(PEN), ZEG JE?
Het begrip ‘erfgoedgemeenschap(pen)’ vond zijn weg naar het Vlaamse beleid en de sector zelf. Maar wat betekent het? En hoe wordt het ingevuld? Om dat te achterhalen voerden we een analyse uit op de doelstellingennota’s die ingediend werden voor de beleidsperiode 20242028.
Alexander Vander Stichele
Toen de Kaderconventie over de waarde van cultureel erfgoed voor de samenleving in 2005 gepubliceerd werd door de Raad van Europa, dook een begrip op dat toen fris en nieuw was: de erfgoedgemeenschap. Het begrip wordt in de tekst omschreven als een groep mensen “who value specific aspects of cultural heritage which they wish, within the framework of public action, to sustain and transmit to future generations”. Wie of wat deze gemeenschappen dan precies zijn werd niet verder gespecificeerd.
De kaderconventie zette internationaal heel wat in gang. In het Cultureel-erfgoeddecreet van 2008 werd het begrip cultureel-erfgoedgemeenschap geïntroduceerd, en het blijft vandaag een van de centrale begrippen in dat decreet. Cultureel-erfgoedgemeenschappen worden in de memorie van toelichting als volgt omschreven: “Cultureel-erfgoedgemeenschappen zijn individuen, groepen en organisaties die een bijzondere waarde hechten aan cultureel erfgoed en dit willen behouden en doorgeven aan toekomstige
generaties. Een cultureel-erfgoedgemeenschap gaat over hoe men zich aangetrokken voelt tot of een verwantschap heeft met cultureel erfgoed. Het zegt niets over het bezit/eigenaarschap van het cultureel erfgoed of de professionele band ermee. In brede zin omvatten de erfgoedgemeenschappen iedereen die met cultureel erfgoed in aanraking komt en er geïnteresseerd in is, dus ook het publiek. Iedereen behoort, bewust of onbewust, tot een of meerdere cultureel-erfgoedgemeenschappen. Ze zijn niet strikt af te bakenen en hetzelfde erfgoed kan appelleren aan verschillende, al dan niet met elkaar overlappende gemeenschappen.”
Uit bovenstaande omschrijving blijkt dat het begrip zich niet strikt laat afbakenen of definiëren. De Faro-conventie stelt expliciet dat eigenaarschap geen criterium is om te bepalen of iemand al dan niet deel kan/mag uitmaken van een cultureel-erfgoedgemeenschap. De Nederlandse vertaling wijst er bovendien op dat de professionele band die men al dan niet met het erfgoed heeft niet uitmaakt. Zolang men maar een bijzon-
dere waarde hecht aan het erfgoed in kwestie en het wil behouden en doorgeven aan toekomstige generaties. De nadruk die de conventie legt op de ‘publieke actie’ die door erfgoedgemeenschappen ondernomen wordt, is weggevallen. Opvallend in de Vlaamse omschrijving is ook de expliciete opening naar het “brede publiek”; zonder hierbij aan te geven wat hun precieze rol is bij het in stand houden en doorgeven van het erfgoed. Een loutere interesse in en deelname aan erfgoed lijken te volstaan. Ook de functie ‘participatie’ wordt breed omschreven in het decreet: “Deze functie omvat de taken die gericht zijn op het actief betrekken van alle geledingen van de maatschappij en in het bijzonder van cultureel-erfgoedgemeenschappen bij het cultureel erfgoed en de gehele cultureel-erfgoedwerking.”
Vanaf wanneer kunnen/willen we spreken over participatie in de context van erfgoedwerk? Is louter deelnemen al voldoende of verwachten we toch meer (denk aan verschillende vormen van deelhebben)? Dit wordt in het decreet en de memorie van toelichting niet toegelicht. Het gevolg is dat cultureel-erfgoedorganisaties er verschillende invullingen aan geven: van een meer strikte omschrijving tot een heel brede. Is dat bij de term ‘cultureel-erfgoedgemeenschap’ ook zo?
ONDER HET VERGROOTGLAS
Om na te gaan in welke mate het begrip (cultureel-)erfgoedgemeenschap(pen) ondertussen is ingeburgerd in de cultureel-erfgoedsector in Vlaanderen en hoe het wordt ingevuld, analyseerden we de doelstellingennota’s die de door de
Vanaf wanneer kunnen/ willen we spreken over participatie in de context van erfgoedwerk? Is louter deelnemen al voldoende of verwachten we toch meer (denk aan verschillende vormen van deelhebben)?
Vlaamse overheid gesubsidieerde musea, archieven, erfgoedbibliotheken en dienstverlenende cultureel-erfgoedorganisaties indienden voor de beleidsperiode 2024-2028.1 Concreet analyseerden we elf doelstellingennota’s van dienstverlenende cultureel-erfgoedorganisaties (inclusief de Werkplaats immaterieel erfgoed), tien doelstellingennota’s van archieven, vijf van cultureel-erfgoedbibliotheken en vijftig van musea. Aangezien het om een massa aan informatie ging deden we voor onze analyse beroep op een AI-gebaseerde onderzoekstool, Logically (voorheen Afforai).
Twintig jaar nadat het woord erfgoedgemeenschap voor het eerst opdook in de Faro-conventie is het begrip sterk ingeburgerd. Onze analyse leert ons dat, ongeacht de deelsector, zowat elke doelstellingennota naar het begrip verwijst.2 Hierboven gaven we al aan dat noch de Faro-conventie, noch het Cultureel-erfgoeddecreet een duidelijke en strikte omschrijving geven van wat er precies onder erfgoedgemeenschap wordt verstaan. Deze vaagheid weerspiegelt zich ook in de wijze waarop het ingezet en aangehaald wordt in de doelstellingennota’s. Soms wordt het op een maximalistische wijze gebruikt om iedere potentieel geïnteresseerde erfgoedliefhebber mee aan te duiden. Het “brede publiek” als erfgoedgemeenschap wordt door sommigen aangehaald; waarmee ze helemaal in lijn zitten met de omschrijving die de Vlaamse overheid aan het begrip cultureel-erfgoedgemeenschap geeft. Maar doorgaans gebruiken erfgoedorganisaties het begrip om te verwijzen naar een waaier van al dan niet specifiek omschreven gemeenschappen die, naargelang de context, betrokken (kunnen) worden bij de organisatie en haar activiteiten. In die zin sluit het nauwer aan bij de geest van de Faro-conventie, met haar nadruk op het actief behouden, beheren en overdragen van cultureel erfgoed naar toekomstige generaties.
PER DEELSECTOR
Per deelsector gingen we ook na in welke context er naar een of meerdere erfgoedgemeenschappen verwezen wordt, met andere woorden: bij welke aspecten van de erfgoedwerking het opduikt. Erfgoedgemeenschappen worden genoemd bij collectiebeherende processen. Het gaat dan specifiek over het betrekken van gemeenschappen in het kader van collectievorming en/of -waardering en alles dat te maken heeft met behoud en beheer. In deze context wordt bijvoorbeeld ook verwezen naar de vele vrijwilligers die actief zijn binnen organisaties en die samen met het team instaan voor de erfgoedzorg.3
Daarnaast worden erfgoedgemeenschappen ook betrokken in het kader van onderzoek, kennis- en expertiseontwikkeling rond specifieke erfgoedcollecties, collectiestukken en/of praktijken die eraan gekoppeld zijn of waren. Er wordt hierbij zowel verwezen naar academische onderzoeksgemeenschappen als naar andere groepen binnen de samenleving die beschikken over bepaalde vormen van (al dan niet belichaamde) kennis.
Ook de aandacht voor immaterieel cultureel erfgoed en de hieraan verbonden processen van registreren, documenteren en borgen kan leiden tot een verhoogde betrokkenheid van allerhande erfgoedgemeenschappen. Dienstverlenende cultureel-erfgoedorganisaties bieden dan weer actieve ondersteuning aan erfgoedgemeenschappen met advies, training en praktische hulp. Deze ondersteuning helpt de gemeenschappen om hun erfgoed effectief te beheren, behouden en ontsluiten; alsook om hun werking te optimaliseren en te bestendigen.
Andere werkprocessen waarbij meermaals wordt verwezen naar erfgoedgemeenschappen zijn deze die te maken hebben met de ontsluiting van het erfgoed naar het publiek, het (participatief) betrekken van lokale gemeenschappen en groepen in de samenleving. Het is doorgaans in deze context dat er gesproken wordt over het hierboven aangehaalde “brede publiek” of over meer specifiek omschreven doelgroepen zoals “lagereschoolkinderen”, “mensen met een etnisch-cultureel diverse achtergrond”, “mensen met een psychische kwetsbaarheid”, “lokale erfgoedverenigingen” … Een screening van de acties leert dat de mate waarin deze diverse doelgroepen worden betrokken bij de werking varieert van het louter toeleiden naar en/of het deelnemen aan specifieke programma’s of projecten, tot actieve(re) vormen van deelhebben aan diverse aspecten van de cultureel-erfgoedwerking. Zoals onderzoek en kennisontwikkeling of collectievorming en -waardering.
Ten slotte wordt ook verwezen naar erfgoedgemeenschappen in het kader van professionele samenwerking en netwerkvorming, met het oog op
BREDE WAAIER AAN GEMEENSCHAPPEN
Hieronder geven we, per deelsector, een greep uit de verschillende erfgoedgemeenschappen waarnaar in de doelstellingennota’s verwezen wordt:
‣ Dienstverlenende erfgoedorganisaties: heemkundige verenigingen, volkskundige verenigingen, genealogische verenigingen, metaaldetectoristen, erfgoedverenigingen in het algemeen, erfgoedvrijwilligers, immaterieel-erfgoedgemeenschappen, religieuze gemeenschappen, gemeenschappen rond specifieke technieken en thema’s (agrarisch erfgoed, bouwtechnieken, podiumkunsten …), de bibliothecaire erfgoedgemeenschap … ‣ Archieven: de vrijzinnige erfgoedgemeenschap, de architectuur-erfgoedgemeenschap, de Vlaamse beweging, sociale bewegingen, religieuze gemeenschappen, lokale gemeenschappen (buurtverenigingen, lokale erfgoedgroepen …), vrijwilligers, het brede publiek, de academische wereld, digitale erfgoedgemeenschappen …
de uitbouw en de professionalisering van de eigen werking en/of de opbouw van een ecosysteem op lokaal, Vlaams, federaal of internationaal niveau. Het gaat hier bijvoorbeeld over netwerken van organisaties die op internationaal vlak eenzelfde thema behartigen, en die binnen de brede definitie van het Vlaamse Cultureelerfgoeddecreet ook onder erfgoedgemeenschappen vallen.
MOEILIJK
VAST TE PINNEN
Het brede spectrum aan erfgoedgemeenschappen dat in de diverse doelstellingennota’s wordt aangehaald maakt het niet eenvoudig om het begrip erfgoedgemeenschap af te bakenen en te omschrijven. Maar misschien hoeft dit ook niet. De conceptuele vaagheid geeft individuele erfgoedorganisaties de mogelijkheid om het begrip op een diverse wijze en op maat in te zetten. Anderzijds dreigt het begrip hierdoor te verwateren en aan betekenis te verliezen. Net zoals bij ‘participatie’ vaak het geval is, wordt het dan een soort passe-partoutbegrip waarvan de betekenis uitgehold raakt.
Mogelijke vragen zijn dus:
• In welke context(en) willen of kunnen we als cultureel-erfgoedorganisaties het begrip cultureel-erfgoedgemeenschap zoal gebruiken? Komen alle aspecten van een cultureel-erfgoedwerking hierbij aan bod? Of beperken we ons liever tot een aantal welomschreven werkprocessen?
• Wat moet de relatie zijn die de gemeenschap heeft tot het erfgoed? Moeten we ons beperken tot de erfgoedbeherende gemeenschappen (los
‣
Erfgoedbibliotheken: de academische wereld en andere onderzoeksgemeenschappen, kunstenaars en makersgemeenschappen, de lokale cultureel-erfgoedgemeenschap, de bredere cultureel-erfgoedgemeenschap, lokale gemeenschappen, educatieve gemeenschappen (scholen en vormingsinstellingen) …
‣ Musea: de vissersgemeenschap, vriendenkringen, de lokale gemeenschap/bewoners van de regio, religieuze gemeenschappen, personen met een migratieachtergrond, ambachtslieden, kunstenaars, verzamelaars, vrijwilligers & gidsen, schoolgroepen, families met kinderen, onderzoekers, specialisten, specifieke historisch-culturele gemeenschappen gelinkt aan het erfgoed, netwerken van organisaties en instellingen die samenwerken rond specifiek erfgoed of een erfgoedgerelateerd thema, personen met een psychische kwetsbaarheid, zorginstellingen, makers en bedrijven …
van het specifieke eigenaarschap dus), de praktijkgemeenschappen en/of de kennisdragende gemeenschappen in strikte zin? Of stellen we het begrip ruimer open naar alle groepen binnen de samenleving die op een of andere manier, voor kortere of langere termijn, betrokken worden bij het erfgoed in kwestie zonder er verder een band mee te hebben? En wat met het “brede publiek”? Beschouwen we hen als inherent onderdeel van een erfgoedgemeenschap?
• Hoe statisch of dynamisch moet of mag een erfgoedgemeenschap zijn? Hoe moet of mag deze (niet) georganiseerd zijn? En kunnen of willen we professionele erfgoedwerkers of kenniswerkers (zoals academici) die zich beroepsmatig focussen op specifieke vormen van erfgoed(praktijken) als cultureel-erfgoedgemeenschap beschouwen?
Deze en andere vragen gaat FARO de komende tijd verder onderzoeken door middel van interviews met verschillende erfgoedwerkers. ■
» Alexander Vander Stichele is onderzoeker bij FARO.
» Bronnen en literatuur
1. De cultureel-erfgoedcellen laten we hierbij buiten beschouwing, hun beleidsperiode loopt niet gelijk met de bovengenoemde cultureel-erfgoedorganisaties. Zij dienen hun doelstellingennota pas in 2026 in.
2. Het feit dat dit begrip sinds 2008 expliciet werd opgenomen in het Cultureel-erfgoeddecreet en dat de doelstellingennota’s geschreven worden met het oog op het verkrijgen van subsidies op basis van dit decreet speelt hier natuurlijk ook een rol. Kanttekening: uit de analyse blijkt dat sommige organisaties de termen ‘erfgoedgemeenschap’ en ‘erfgoedgemeenschappen’ expliciet en vaak gebruiken, terwijl andere deze concepten eerder impliciet inzetten door te verwijzen naar specifieke groepen of actoren die op een of andere manier betrokken zijn bij het erfgoed en de werking.
3. Vrijwilligers, als onderdeel van de bredere erfgoedgemeenschap waarop een organisatie of erfgoedwerking kan bogen, worden ook in andere contexten aangehaald. Bijvoorbeeld gidsen in de context van de publiekswerking.
Immaterieel-erfgoedpraktijken maken vaak gebruik van objecten die zelf ook erfgoedwaarde hebben, bijvoorbeeld door hun ouderdom of centrale rol tijdens feesten en rituelen. Naast de borging van hun praktijk, dragen de betrokken erfgoedgemeenschappen ook zorg en verantwoordelijkheid voor deze vaak bijzondere stukken. Collectiebeherende instellingen kunnen voor hen een aangewezen partner zijn. We trekken naar Diest, Hasselt en Tongeren en ontdekken hoe deze samenwerking in de praktijk verloopt.
Elise Verhaegen, Stefanie Sfingopoulos, Sofie Hechtermans en Tine Hermans
Niet toevallig gaat het in deze voorbeelden om stadsmusea en lokaal sterk verankerde immaterieel-erfgoedpraktijken. Ze delen de passie voor ‘hun’ lokale erfgoed. Vaak kadert de zorg voor bijzondere objecten en het tentoonstellen ervan in een bredere samenwerking tussen erfgoedgemeenschap en stad, met als doel de plaatselijke tradities te borgen.
Dacht je dat erfgoed behouden en gebruiken niet samengaan? Misschien verandert je opvatting hierover door deze praktijkvoorbeelden. Natuurlijk zijn er uitdagingen, maar het feit dat de objecten ‘tot leven komen’ tijdens het gebruik en ook letterlijk onder de mensen zijn voegt zoveel betekenis toe. Zoals in elk partnerschap zijn goede communicatie en afspraken de sleutel tot succes. Welke rol speelt het museum? Welke keuzes maken beide om de stukken te bewaren en te conserveren? Hoe verlopen de periodieke overdrachten?
DE PATROONBEELDEN, WAPENBORDEN, GILDEBEKERS EN -BRAKEN VAN DE DIESTSE SCHUTTERSGILDEN IN STADSMUSEUM DE HOFSTADT
Elise Verhaegen (Stad Diest): “De Sint-Jorisgilde met de kruisboog, de Sint-Sebastiaansgilde met de handboog en de Sint-Barbaragilde met de vuurwapens zorgden in de middeleeuwen voor de verdediging van de stad. Hun patroonbeelden, wapenborden, gildebekers en -braken werden bij de opening van het museum in 1958 in langdurige bruikleen gegeven en tentoongesteld.” Bart Lambeets van de Sint-Sebastiaansgilde: “De samenwerking tussen de gilden en Stadsmuseum
De Hofstadt brengt het rijke erfgoed van Diest tot leven. Samen bewaken en delen we eeuwenoude tradities, waarbij geschiedenis en gemeenschapszin hand in hand gaan. Wij zijn de stad dan ook dankbaar om voorwerpen uit ons aanzienlijk cultuurhistorisch patrimonium tentoon te stellen en onze ceremonie als belangrijk Diesters immaterieel erfgoed te ondersteunen.” De stad zorgt voor een veilige bewaring, verzekering en restauratie van het schutterserfgoed.
Alle objecten vervulden vroeger een belangrijke functie binnen de gildetradities. De patroonbeelden en wapenborden stonden in de kapel van de gilden. De gildebraken of kettingen werden gedragen door de hoofdman bij feestelijke gelegenheden. De gildebekers hadden een ceremoniële functie bij de toetreding van nieuwe leden tot de gilden. Als je denkt dat deze objecten door hun plaatsing in het museum een dood voorwerp werden, heb je het mis. De schuttersgilden bestaan vandaag nog steeds en de kettingen en bekers worden nog altijd gebruikt tijdens de jaarlijkse gildebals. Die vinden traditiegetrouw plaats op het stadhuis in de Sint-Joriszaal, vernoemd naar de gilde. In de hiernaast gelegen gildezaal, de huidige eetzaal/bar van het stadhuis, hangen de eeuwenoude ledenborden van alle schuttersgilden waarop de namen prijken van de huidige leden. Dit getuigt nogmaals van de eeuwenoude hechte band en wisselwerking tussen schuttersgilden en stad.
De beker van de Diestse Sint-Sebastiaansgilde, vervaardigd door Gaspar Lanoy in 1714, werd in 2023 erkend als Vlaams topstuk. Dit zorgde aanvankelijk voor wat paniek, want die erkenning vraagt bijzondere bewaaromstandigheden en gil-
Als je denkt dat deze objecten door hun plaatsing in het museum een dood voorwerp werden, heb je het mis
deleden drinken nog steeds uit de beker tijdens het toetredingsritueel. Zou dat nog mogen? Stad en gilde bundelden de krachten in een aangetekend schrijven aan de Topstukkenraad om het belang van dit Diesters immaterieel erfgoed1 te benadrukken. Gelukkig ging de Topstukkenraad, mits verschillende voorwaarden, akkoord dat de beker ook in de toekomst zijn functie blijft vervullen.
Zowel de Sint-Joris- als de Sint-Sebastiaansgilde weten nog steeds hun wapens te hanteren. Tijdens verschillende stadsevenementen geven ze demonstraties die de geschiedenis tot leven wekken. Vele toeschouwers worden hierdoor geprikkeld en worden zelf lid. Een vruchtbare wisselwerking voor beide partijen dus: de stad kan uitpakken met succesvolle activiteiten voor jong en oud, en de gilde kan zowel haar erfgoedpraktijken promoten als leden werven.
Daarnaast lanceerde Visit Diest in 2024 het eeuwenoude gildebier als nieuw stadsbier. Het werd geschonken op de jaarlijkse gildebals en decennialang gebrouwen door Brouwerij Haacht. Die besliste om het bier niet langer op fles aan te bieden. Ook de smaak werd door de brouwerij in de loop der tijd aangepast en zoeter gemaakt. Visit Diest liet, in nauwe samenwerking met de gilden, enkele oude flesjes gildebier van Diestse brouwerijen ontleden en van daaruit een nieuw bier samenstellen. Zo werd stadsbier Guld geboren en kan het weer gedronken worden zoals vanouds.
Kreeftenschaar van rederijkerskamer De Roode Roos gedragen tijdens de Reuzenstoet in Maastricht in 2019.
DE HALSBOORD EN KREEFTENSCHAAR VAN REDERIJKERSKAMER DE ROODE ROOS IN HET STADSMUS
Stefanie Sfingopoulos (Het Stadsmus): “Als stedelijk museum van Hasselt zijn we verantwoordelijk voor het behoud en beheer van het roerend erfgoed en kunstpatrimonium van Stad Hasselt. In het museumdepot bewaren we ook heel wat kunstvoorwerpen van organisaties of instellingen die zelf niet de ruimte of de mogelijkheden hebben om deze objecten op een verantwoorde manier op te slaan. Dit is ook het geval voor verschillende historische gebruiksvoorwerpen, waaronder een halsboord en een kreeftenschaar, die De Roode Roos zo’n veertig jaar geleden in permanente bruikleen gaf aan Het Stadsmus.”
De rederijkerskamer De Roode Roos ontstond rond 1510 als opvolger van de Sint-Annagezellen, die toen al enkele jaren tijdens processies een mysteriespel opvoerden. De Roode Roos nam deze traditie over en verenigde zich rond toneelspelen, gedichten schrijven en voordrachtwedstrijden in de volkstaal. Sinds de 19e eeuw ligt het accent van hun culturele activiteiten steeds meer op muziek.
Michel Ilsen, factor2 van De Roode Roos: “De kunstschatten van onze rederijkerskamer, inclusief de Langeman, de stadsreus uit 1810, zijn in bruikleen ondergebracht in Het Stadsmus. Ze
zijn een belangrijk onderdeel van de getoonde collectie. Voor De Roode Roos is het een extra zekerheid voor het behoud van dit erfgoed. De kamer besliste om de historische gebruiksvoorwerpen uit de 16e tot de 20e eeuw, zoals de halsketting, de kreeftenschaar en het blazoen, ‘buiten dienst’ te stellen en te vervangen door eigentijdse kunstvoorwerpen die wel nog gebruikt worden in optochten en op feesten.”
De in zilver gevatte kreeftenschaar werd in 1657 aan de kamer geschonken door prins Lambrecht Jaupen. Mogelijk heeft deze kreeftenschaar ooit aan de prinsenkraag gehangen, maar het precieze doel ervan is niet duidelijk. De kreeftenschaar dient als onderscheidingsteken.
De halsboord is een voorwerp dat gedragen wordt door de prins-voorzitter of zijn vervanger bij officiële activiteiten van De Roode Roos zoals optochten (Meiavond, Geuzenmaandag, begeleiding van de Langeman) en interne festiviteiten: kleine concerten, het Stockvischfeest en de samenkomst van de ludieke nevenmaatschappij Het edel en wijt vermaert Hof van Marokko, ook wel Maroxhof genoemd.
Zowel de originele als de nieuwere stukken zijn in permanente bruikleen gegeven aan Het Stadsmus. Dat ze in de best mogelijke omstandigheden bewaard worden in het museumdepot biedt zowel de erfgoedgemeenschap als het museum
De Hoofdman van de Sint-Sebastiaansgilde uit Diest poseert met de drinkbeker en gildebraak.
garanties op de overlevering ervan. Tegelijk engageert Het Stadsmus zich om de nieuwere stukken herhaaldelijk en tijdelijk – vier tot vijf keer per jaar – ter beschikking te stellen om hun functie tijdens de immaterieel-erfgoedactiviteit te kunnen opnemen. Wanneer De Roode Roos de objecten wil ontlenen, halen collectiemedewerkers ze uit het depot en brengen ze naar Het Stadsmus, waar ze worden opgehaald.
Naast de bruikleenovereenkomst is er geen bijkomend kader afgesproken met De Roode Roos voor de gevolgen van het regelmatig opschorten van de bruikleen. Stefanie Sfingopoulos: “Behalve de conditierapporten, het klaarmaken en transporteren, worden we geconfronteerd met een onduidelijke verzekeringstechnische situatie en verantwoordelijkheid in geval van schade. Dit artikel is een mooie aanleiding om te overleggen met de vereniging. We hebben behoefte aan een uitgeschreven procedure die bijvoorbeeld rekening houdt met de nodige tijd voor de verwerking van de aanvraag en de conditiechecks bij het transport van en naar het depot, en die bepaalt wie de kosten draagt in geval van schade.”
DE SCHATKAMER VAN DE TONGERSE ONZE-LIEVE-VROUWEBASILIEK, HET TESEUM EN DE KRONINGSFEESTEN
Sofie Hechtermans, museumcoördinator bij
Teseum: “Onroerend, roerend en immaterieel religieus erfgoed zijn nauw verweven in de Tongerse basiliek. Zo ook de partners die zorg dragen voor dit unieke ensemble.”
De kerkfabriek Onze-Lieve-Vrouw Geboorte van Tongeren beheert een rijke erfgoedcollectie, met maar liefst 122 Vlaamse topstukken.3 “Rond het jaar 2000 moesten we aan de alarmbel trekken”, zegt Albert Boulet, administrator van de kerkfabriek. “Alles werd vele eeuwen bewaard in situ, maar door een gebrek aan middelen voor onderhoud en bescherming vreesden we voor de toekomst. Als een last lagen veel van onze schatten verborgen op zolders, zonder nut voor de gemeenschap.”
Sofie: “Dankzij de jarenlange nauwe samenwerking tussen de kerkfabriek en de stad Tongeren werd in 2016 het Teseum geboren (een samentrekking van thesaurie en museum, red.). De stad heeft de museumsite – bestaande uit de schatkamer in de voormalige kapittelgebouwen, de archeologische site onder de basiliek en de belforttoren – in erfpacht. De kerkfabriek gaf ook 230 religieuze kunstobjecten, waaronder 71 topstukken, in langdurige bruikleen aan de stad
Behalve de conditierapporten, het klaarmaken en transporteren, worden we geconfronteerd met een onduidelijke verzekeringstechnische situatie en verantwoordelijkheid in geval van schade
om ze permanent tentoon te stellen. Bijzonder is dat 41 relieken en kunstobjecten om de zeven jaar hun vertrouwde omgeving in het museum meerdere dagen verlaten om een centrale rol te (blijven) spelen in de processies tijdens de Kroningsfeesten.4 Net zoals een aantal objecten uit de basiliek zelf trouwens. De zorg voor deze stukken wordt dan letterlijk en figuurlijk terug in handen gelegd van de erfgoedgemeenschap. Dat gaat natuurlijk gepaard met bepaalde risico’s op vlak van het behoud van de objecten – maar ook het ergonomische aspect verdient aandacht – en is spannend voor alle betrokkenen.
In de voorbereiding naar de Kroningsfeesten van 2023 sloegen de kerkfabriek, het museum en FARO daarom de handen in elkaar en organiseerden voor het eerst een workshop voor de deelnemers aan de processiegroep van de reliekendragers. Op basis van de ervaringen tijdens de vorige processies werd gezocht naar de beste manier om de relieken te hanteren en dragers te wisselen. Ook werden vragen besproken, zoals de procedure bij slecht weer en mogelijke incidenten.
Het is een arbeidsintensief proces dat veel vergt van het museumteam. Je bent je als museum zeer bewust van de impact voor de kunstobjecten.
Elk object vereist specifieke aandacht en aanpak. Ondanks alle voorzorgsmaatregelen komt er wel eens conservatie-restauratie aan te pas. Maar we erkennen dat het materiële erfgoed nodig is voor de continuïteit van het immateriële. De Kroningsfeesten brengen mensen samen. Het samenwerken met de kerkgemeenschap blijft een leerproces, maar een goede communicatie schept vertrouwen en vormt de basis voor de toekomst van het erfgoed.”
Albert Boulet: “Voor de kerkfabriek was het een hele stap om bevoegdheden te delen met het Teseum, maar de samenwerking verloopt goed. De geloofsgemeenschap is erg tevreden dat het museum mee oog heeft voor het immateriële erfgoed en dat ze nog gebruik kan maken van vele museumstukken in het beleven van religie.” ■
» Sofie Hechtermans is museumcoördinator bij Teseum, Stefanie Sfingopoulos is deskundige collectie en projectcoördinator bij Het Stadsmus, Elise Verhaegen is deskundige cultureel erfgoed en musea bij stad Diest en Tine Hermans is adviseur behoud en beheer bij FARO.
1. Lees er meer over in de Inventaris Vlaanderen van het Immaterieel Cultureel Erfgoed: https://immaterieelerfgoed.be/nl/erfgoederen/drinkceremonie-van-de-koninklijke-sint-sebastiaansgilde-in-diest.
2. De factor leidde de literaire activiteiten in een rederijkerskamer.
3. De muziekbibliotheek van het voormalige Onze-Lieve-Vrouwekapittel bijvoorbeeld bestaat uit enkele tientallen handschriften vanaf de 10e eeuw tot gedrukte missalen uit de 16e eeuw. Daarnaast gaat het om verschillende reliekhouders, liturgische objecten en een verzameling van middeleeuws textiel. De volledige lijst is te raadplegen op https://topstukken.vlaanderen.be/topstukken.
4. De zevenjaarlijkse Kroningsfeesten zijn in onze tijd de getuige van de eeuwenoude processiecultuur in Tongeren rond de verering van Maria. Meer lezen: https://www. kroningsfeesten.be/historiek/.
De Faro-conventie promoot de betrokkenheid van erfgoedgemeenschappen, maar blijft vaag over hoe dat concreet kan gebeuren. De tekst legt geen duidelijke normen op. Het blijft uiteindelijk bij een mooi principe.
Jurist Starrenburg wijst erop dat ook andere erfgoedconventies geen richtlijnen bevatten die concreet maken hoe gemeenschappen kunnen wegen op beslissingen. Participatie is bovendien een breed begrip, waar van alles onder valt: van feedback geven tot echt autonoom handelen. Als het enkel bij consultatie blijft, kan een erfgoedorganisatie de stemmen nadien ook gewoon opzijschuiven. Door te kiezen voor een minimale invulling van het begrip participatie wordt de betrokkenheid van erfgoedgemeenschappen dan een soort afvinkoefening. Om dat te voorkomen is er volgens het onderzoek van Sousa e.a. nood aan meer officiële standaarden en richtlijnen die de transparantie in het besluitvormingsproces verzekeren.1
Raamwerken zoals de Faro-conventie markeren een paradigmashift in het erfgoeddenken. De voorbije 25 jaar is de sector geëvolueerd van een expertgerichte benadering naar een participatieve praktijk. Zo’n aanpak kan niet van bovenaf door één algemeen geldend stramien worden opgelegd, maar moet op maat van de gemeenschappen worden uitgewerkt. Onderzoekers Pastor Pérez en Colomer stellen dat daadwerkelijke participatie betekent dat de proceskant het allerbelangrijkste is. Daar moet ruimte zijn voor onderhandeling, discussie en actief luisteren. Door van meet af aan participatief te werken, bij alle stappen in het erfgoedproces, wordt die participatie ook duurzaam. Participatie is volgens hen geen fase in een erfgoedproces, maar de rode draad door alle erfgoedactiviteiten. In het Cultureelerfgoeddecreet is participatie daarom een transversale functie: wordt op die manier schijnparticipatie onmogelijk?2
Reflectie – Eva Wuyts, algemeen coördinator Histories vzw
“Er wordt wel eens gezegd: ‘Geen erfgoed zonder erfgoedgemeenschap’. Bij Histories voegen we daar nog aan toe: ‘Geen erfgoedgemeenschap zonder verenigde vrijwilligers’. Zij dragen kennis en gebruiken over en beheren het gros van het erfgoed dat niet bij professionele collectiebeherende instellingen zit.
We zijn dan ook blij met die paradigmashift. Professionele erfgoedwerkers en instellingen staan steeds meer open voor de kennis en kunde van erfgoedgemeenschappen, al is die attitude niet altijd even doorleefd, laat staan structureel ingebed. De steun en medewerking die ze krijgen is niet altijd in balans met hun belangrijke gemeenschapsvormende rol. Participatie blijft soms beperkt tot een vijfjaarlijkse nodenbevraging. En nog te vaak komen vrijwilligers pas in beeld als een project of instrument al ruim-
schoots vormgegeven is, waardoor het onvoldoende is afgestemd op hun noden. Er mag nog meer ruimte komen om co-creatieve samenwerkingen met gemeenschappen bottom-up te laten groeien.
Bovendien moet participatie over bredere onderwerpen gaan dan enkel de erfgoedfuncties. Heel wat regelgeving beïnvloedt vrijwilligers, zonder dat zij hier ooit in betrokken worden. Iets als een ‘vrijwilligerstoets’ voor nieuwe regelgeving bestaat helaas nog niet. Nochtans bepalen die zakelijk-organisatorische omstandigheden de context waarbinnen het verenigingsleven en zijn erfgoedzorg groeit en bloeit.
We zijn op de goede weg, maar er is nog groeimarge om professionele en vrijwillige erfgoedwerkers en ook nieuwe potentiële vrijwilligers nader tot elkaar te brengen.”3
1. F. Sousa & V. Refólio, The participation in the safeguarding of the intangible cultural heritage: The role of communities, groups and individuals. Memória Imaterial CRL, 2018. https://www.memoriamedia. net; N. Akagawa en L. Smith (red.), Safeguarding Intangible Heritage: Practice and Politics. London/New York, Routledge, 2019; S.H. Starrenburg, Striking a balance between local and global interests: communities and cultural heritage protection in public international law, 2 mei 2024. Meijers-reeks, zie: https://hdl. handle.net/1887/3750283. Zie ook de erfgoedparticipatieladder van FARO: https://faro.be/publicaties/ erfgoedparticipatieladder
2. A. Pastor Pérez & L. Colomer, ‘Dissecting authorised participation in cultural heritage’, in: International Journal of Heritage Studies 30(2023)2, pp. 226-241.
3. Benieuwd hoe Histories zelf inzet op participatie? Luister dan naar deze aflevering van Het Atelier, waarin Eva Wuyts uit de doeken doet hoe ze een participatief beleidsplanningstraject op poten zet.
OVER (WERKEN MET) ERFGOEDGEMEENSCHAPPEN
Hebben erfgoedgemeenschappen voldoende toegang tot besluitvormingsprocessen?
Erfgoedgemeenschappen hebben tegenwoordig heel wat mogelijkheden om te wegen op allerlei beslissingen over het erfgoed. Internationale conventies, waaronder die van Faro, geven gemeenschappen immers alle kansen om hun erfgoed te documenteren, te borgen en te delen met anderen. Overheden investeren bovendien in bemiddelaars of brokers, die het officiële jargon vertalen naar de erfgoedgemeenschappen en die gemeenschappen ook vormen om hun recht ten volle te kunnen inzetten. In Vlaanderen ontstond zo een hecht netwerk van bovenlokale en landelijke dienstverleners, die erfgoedgemeenschappen ondersteunen en ervoor zorgen dat ze kunnen deelnemen aan het erfgoedgesprek. Bovendien zet de sector volop in op meerstemmigheid, met ruime aandacht voor de minderheidsstem.
“De Faro-conventie is ouder dan het Red Star Line Museum. Is het daarom dat we ons geen museum kunnen voorstellen zonder erfgoedgemeenschappen? Onze werking staat en valt met de doorgedreven participatie van onze erfgoedgemeenschappen –mensen met een migratieachtergrond of nazaten van landverhuizers – doorheen alle museale functies.2
Maar hebben erfgoedgemeenschappen voldoende toegang tot onze besluitvormingsprocessen? Neen. Want wie is dat collectief, wie zijn de erfgoedgemeenschappen? Dat is niet eenvoudig om te bepalen, zeker niet met een collectie die draait om individuele ervaringen. Bovendien voelen erfgoedgemeenschappen zich vaak nog niet aangesproken door of herkennen ze zich niet in het dominante museumnarratief. Het zijn complexe samenwerkingen met vele prakti-
1. S.H. Starrenburg, Striking a balance between local and global interests: communities and cultural heritage protection in public international law, Meijers-reeks, 2 mei 2024, via: https://hdl.handle.net/1887/3750283.
Ondanks alle principes van de Faro-conventie kunnen erfgoedgemeenschappen nog steeds hindernissen ervaren om hun recht op inspraak te claimen. Denk daarbij aan politieke uitsluiting, gebrek aan financiële middelen of het gebrek aan een netwerk: allemaal elementen die het moeilijker maken om deel te nemen. Het erfgoedwerk bevat ook heel wat ontoegankelijk jargon, dat niet altijd vertaald wordt op maat van de gemeenschappen. Als gevolg daarvan kunnen erfgoedgemeenschappen niet (optimaal) deelnemen aan besluitvormingsprocessen. Zoals jurist Starrenburg opmerkt, is Unesco afhankelijk van regeringen om te goeder trouw te handelen, maar garandeert ze niet dat lokale gemeenschappen echt geconsulteerd worden. Zelfs wanneer deze gemeenschappen toegang hebben tot het erfgoed zelf, verhinderen factoren zoals taalbarrières en onvoldoende ondersteuning hen om zich volledig te engageren.1
sche uitdagingen, zoals drempels in taal, verschillen in snelheid, beschikbare tijd voor langere trajecten, behoeftes en voorkennis. Vragen van erfgoedgemeenschappen botsen op vastgelegde expoplanningen, museale standaarden en procedures. Co-creatieve trajecten vragen ruimte, personeelsmiddelen én een sterke visie van het museum zelf. Het vraagt durf om als onderzoekinstelling ruimte te maken voor de duurzame integratie van erfgoedgemeenschappen. Tenslotte is inspraak in de museale werking nog iets anders dan toegang tot het strategische museumbeleid. Die is ingebed in complexe, weinig toegankelijke structuren.
Er blijft dus nog een weg te gaan. Maar als lerende organisatie inzetten op duurzame relaties met erfgoedgemeenschappen en samen uitzoeken hoe macht te delen met respect voor elkaars expertise maakt het museum sterker, relevanter en inclusiever!”
2. https://redstarline.be/nl/pagina/10-schenkers
Reflectie – Karen Moeskops, directeur Red Star Line Museum
HET LEREND NETWERK
CO-WAARDEREN HELPT JE OP WEG
ERFGOED WAARDEREN DOE JE SAMEN!
Het was een warm weerzien in Amsterdam, tijdens de bijeenkomst van het Lerend netwerk co-waarderen. Na verschillende onlinesessies was de eerste liveontmoeting een feit. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, FARO en de Reinwardt Academie brengen al enkele jaren Vlaamse en Nederlandse erfgoedwerkers samen rond de vraag: ‘Co-waarderen: hoe doe je dat?’ In dit artikel vertellen we over de weg die we als lerend netwerk hebben afgelegd. We laten je kennismaken met de tools die we ontwikkelden en nodigen je uit om verder met ons mee te groeien.
Jacqueline van Leeuwen, Geertje Huisman, Leonie Wingen, Mirjam Sneeuwloper
Het moet ondertussen alweer tien jaar geleden zijn dat het idee van co-waarderen in de Lage Landen opdook. Aanvankelijk was er beslist weerstand: externen betrekken om de waarde van erfgoed te bepalen?! Dat klonk best spannend. Hadden erfgoedwerkers dan niet zelf, na jarenlang studeren, de kennis en kunde in huis om de betekenis van een object goed te kunnen inschatten? Naast een sterk gevoel van poortwachterschap speelde ook nog iets anders: wat als die externen elkaar zouden tegenspreken? Wat als er emoties zouden oplaaien, er ruzie van zou komen of, nog erger, als er niemand wakker zou liggen van ons erfgoed?
Inzetten op maatschappelijke waarden was op zich niet nieuw: het sluit dan ook naadloos aan bij de conventie van Faro. Die tekst stelt dat iedereen het recht heeft om betrokken te worden
bij processen die erfgoed herkennen en interpreteren. Luisteren naar verschillende stemmen en tegenstrijdige verhalen in kaart brengen horen daar ook bij. De conventie legt immers expliciet de link tussen erfgoed en de versterking van een vredevolle samenleving. Het modereren van gesprekken over waarden kan voor alle partijen een praktijkles in democratie zijn. Aan de slag dus, met dat waarderen!
CO-WAARDEREN EN ZEGGENSCHAP
De Faro-conventie gaat over inspraak, over mee mogen wegen op beslissingen over het erfgoed. Participatie is tegenwoordig een containerbegrip dat op verschillende manieren wordt gebruikt. En dat kan tot verwarring leiden. Het kan gaan om activiteiten toegankelijk maken, eraan meedoen, ze mee ontwikkelen, invloed uitoefenen of nieuwe verhalen aan een collectie toevoegen. De kernvraag bij participatief aan de slag gaan met
waarderen is: wie heeft er uiteindelijk zeggenschap? Daarbij zijn er volgens ons lerend netwerk drie mogelijkheden. Het zwaartepunt kan liggen bij de erfgoedorganisatie zelf, die haar oor te luisteren legt, meningen en verhalen verzamelt, en vervolgens de knoop doorhakt. Optie twee is dat de beslissingen volledig genomen worden door de erfgoedgemeenschap, bijvoorbeeld een heemkundige kring, en dat erfgoedwerkers vooral ondersteunen. De derde optie is co-waarderen, waarbij erfgoedprofessionals en gemeenschappen samen, als gelijkwaardige partners, waarderen. Ze leren van elkaars inzichten en maken in samenspraak beslissingen over het erfgoed. Dat klinkt prachtig, maar de hamvraag is natuurlijk: hoe doe je dat?
MET WETENSCHAPPELIJKE
DISTANTIE?
Gelukkig waren er handleidingen.1 Op de museale weegschaal biedt bijvoorbeeld een helder kader om een dergelijke oefening aan te vatten. Ook andere methodes werkten wetenschappelijk aandoende analyseschema’s uit. Ze moedigden aan om de waarden nauwkeurig te formuleren en
vervolgens ook te scoren. Door alles helder op te lijsten in een Excelbestand met stoplichtkleuren zou meteen duidelijk worden waar de waarde in
Naast een sterk gevoel van poortwachterschap speelde ook nog iets anders: wat als die externen elkaar zouden tegenspreken? Wat als er emoties zouden oplaaien, er ruzie van zou komen of, nog erger, als er niemand wakker zou liggen van ons erfgoed?
de collectie te vinden was. Dit soort aanpak geeft een gevoel van veiligheid en controle voor de erfgoedwerker, maar voor niet-erfgoedprofessionals was het soms wel even slikken. Want als je vooral je verhalen wil delen, dan kan zo’n rationeel schema echt in de weg zitten. En laat ons eerlijk zijn, het is ook een typisch eurocentrische benadering om een gesprek over waarden aan te gaan met checklists, Excelschema’s en ingewikkelde wegingen. Het lerend netwerk deelde voorbeelden van andere methodes om die waarden boven water te krijgen: creatieve werkvormen bijvoorbeeld, emotienetwerken of vertelmomenten. Je leest er meer over in de verslagen van onze bijeenkomsten.2
SAMEN DE HANDEN UIT DE MOUWEN
Welke methodiek je ook kiest, co-waarderen is telkens een proces waarbij de erfgoedorganisatie en de gemeenschappen samen leren, op een gelijkwaardige basis. Vanuit concrete praktijkverhalen bleek dat niet iedereen zomaar in een waarderingsgesprek kan duiken. Er leven bij erfgoedgemeenschappen immers wel wat aannames over wat erfgoed is: dat het mooi moet zijn bijvoorbeeld, of dat erfgoed helemaal niets voor hen is. Het is dan ook belangrijk om voor de start van co-waarderen de erfgoedwijsheid van de deelnemers te vergroten. Het lerend netwerk
ontwikkelde daarom een aantal gespreksstarters: fijne vragen die je bij wijze van kennismaking met de deelnemers kan bespreken, zoals: ‘Wat maakt een museum volgens u betrouwbaar?’ of ‘In welke zin gaat dit museum ook over u, over uw familie en uw uitdagingen?’3
Niet alleen erfgoedgemeenschappen hebben nood aan nieuwe kennis en vaardigheden, dat geldt ook voor erfgoedwerkers. Ook zij kunnen aannames hebben bij de erfgoedgemeenschappen. Om te co-waarderen zijn er bovendien gespreksvaardigheden nodig, communicatieve skills en inzicht in groepsdynamiek. Op basis van heel wat praktijkervaringen maakte het lerend netwerk een competentieprofiel voor de ideale co-waardeercoach.4 Omdat witte raven niet bestaan, geven we aan welke vaardigheden eerder met de projectleider, de gespreksleider of de conservator kunnen worden verbonden.
Tijdens de eerste bijeenkomsten van ons lerend netwerk zagen we de ‘erfgoedgemeenschap’ (of de deelnemers) nog als één blok met een specifieke kennis en kunde: expertise over de sociaal-maatschappelijke waarde van het erfgoed. In de praktijk zit dat natuurlijk anders, want elke deelnemer heeft een eigen motivatie om te co-waarderen. Waarom zouden we dan iedereen dezelfde rol geven? Daarom werkte het lerend netwerk een handige tool uit om meer rollen te definiëren en het gesprek daarover aan te gaan. We dachten aan rollen als: verhalenvertellers, schathouders, en ideeënbrengers. Ook hadden we het over ‘zoeklichten’: sleutelfiguren die anderen kunnen vinden en enthousiasmeren voor het traject. Of ‘waardenbenoemers’, die een specifieke invalshoek belichten. Omdat elk waarderingstraject anders is, kan je kiezen welke rol het beste bij iemands eigen interesses en vaardigheden past. Net als bij een buffet kan je zo samen kiezen wat het beste smaakt. Bovendien zijn er, om in de metafoor te blijven, ook sauzen die de rollen met elkaar verbinden: de facilitator bijvoorbeeld, de perspectiefkoesteraar of de communicator. Het lerend netwerk schreef een eerste versie van deze co-waarderen-salad bar uit5 en wil dat nu verder uitwerken, samen met jou.
TOEKOMSTPLANNEN
Want, inderdaad, het Vlaams-Nederlandse lerend netwerk gaat verder. We lanceren de komende maanden verschillende online praktijkgesprekken. Daar leren we van elkaars ervaringen, lezen
In
de praktijk zit dat natuurlijk anders, want elke deelnemer heeft een eigen motivatie om te cowaarderen. Waarom zouden we dan iedereen dezelfde rol geven?
we samen teksten en sleutelen verder aan de salad bar. We verwachten veel van deze uitwisseling. Wil je erbij zijn en deel uitmaken van dit lerend netwerk 2.0? Geef dan zeker een seintje aan een van ons, en hou de FARO-agenda in de gaten. ■
» Jacqueline is coördinator vorming en advies bij FARO. Geertje is adviseur roerend erfgoed en co-waarderen bij de RCE, Leonie is erfgoedadviseur Faro bij de RCE, Mirjam is docent Cultureel Erfgoed bij de Reinwardt Academie.
» Bronnen en literatuur
1. Zie voor een overzicht: https://faro.be/kennis/collectiemanagement/ wat-is-waarderen/welke-waarderingsmethodes-zijn-er en de Nederlandse kennisbank: https://kennis.cultureelerfgoed.nl/index.php/Waarderen_van_erfgoed_-_Co-waarderen
2. https://faro.be/publicaties/verslag-lerend-netwerk-co-waarderen-studiedag-13-september-2024-structureel-aan-de-slag en https://faro.be/ publicaties/verslag-lerend-netwerk-co-waarderen-studiedag-31-mei-2024-gelijkwaardig-het-gesprek
In het hart van Zeveren, een dorpje aan de rand van de stad Deinze, staat de Sint-Amanduskerk. Een stille getuige van het dorpsleven. Toen in 2021 de vraag rees wat de toekomst van het gebouw moest zijn, koos het kerkbestuur niet voor sluiting of leegstand, maar voor een ambitieus nieuw begin. De kerk zou niet verdwijnen, maar transformeren tot een plek die leeft, bruist en verbindt. Het begin van een intensief participatietraject, gedragen door de gemeenschap.1
Luna Fabré en Bert Van der Veken
De Sint-Amanduskerk was altijd al een plek van verbondenheid. Dat bleek ook toen het idee op tafel kwam om het gebouw een nieuwe invulling te geven. De roep om een dorpshuis klonk luid: een warme plek voor ontmoeting, bezinning, cultuur en erfgoed. Niet uit nostalgie, maar vanuit het verlangen om samen iets blijvends en waardevols te creëren – voor jong en oud. Om dat verlangen breed te capteren, kreeg elk huishouden in Zeveren in april 2022 een postkaart in de bus. Daarop drie eenvoudige vragen over de toekomst van de kerk. De respons? Meer dan 350 ingevulde kaarten keerden terug. De ideeën waren even divers als creatief – van een kinderatelier tot een meditatieplek, een boekencafé en zelfs een concertzaal. Eén ding werd duidelijk: de kerk leeft in het dorp, en het dorp bekommerde zich om haar toekomst.
In Deinze werd voor dit traject gewerkt met de ‘Kerk in het midden’-toolbox.2 Die methodiek draait rond één kernidee: niet over mensen praten, maar mét hen wanneer het gaat om de herbestemming van een kerk. In maart 2022 kwamen alle gebruikers van de oude, inmiddels gesloten gemeenschapszaal Te Lande samen met lokale verenigingen, schoolvertegenwoordigers,
De kerk leeft in het dorp, en het dorp bekommerde zich om haar toekomst
het kerkbestuur en stedelijke ambtenaren. Ze dachten samen na over noden, drempels en kansen van het nieuwe dorpshuis. Zo werd de basis gelegd voor een traject waarin participatie geen bijzaak, maar de ruggengraat werd.
DE TREKKERSGROEP:
KLANKBORD ÉN MOTOR
Na de eerste verkenningen werd een stakeholdersanalyse opgesteld. Op basis daarvan kwam een trekkersgroep tot stand: een diverse mix van lokale stemmen, bestaande uit inwoners, vertegenwoordigers van verenigingen, de school, de kerkraad en geëngageerde buurtbewoners. De trekkersgroep fungeerde als klankbord, motor én ambassadeur van het project.
Tijdens de eerste sessies werkte de groep met moodboards: beelden, kleuren en sleutelwoorden hielpen om wensen en ideeën visueel te maken. Zo ontstond een gedeeld toekomstbeeld, zonder al te veel (technische) details, maar met ruimte voor ieders dromen. De trekkersgroep dacht mee na over de concrete invulling van het nieuwe dorpshuis, de relatie met het kerkhof en het belang van een stille ruimte. In heel het traject werd rekening gehouden met het belang van participatie en co-creatie van de erfgoedgemeenschap. De stad gaf de krijtlijnen aan – het budget, de timing, de projectdefinitie – maar ook de trekkersgroep had echte invloed. Ze gaven feedback op voorontwerpen en formuleerden voorstellen over gevoelige kwesties zoals de afscheiding tussen dorpshuis en kerkhof. Twee leden van de trekkersgroep zaten bovendien mee aan tafel bij de selectie van de ontwerper van het dorpshuis. Een mooi voorbeeld van betrokkenheid en inspraak.
Tussen januari 2023 en juni 2024 kwam de trekkersgroep acht keer samen – telkens met een duidelijke agenda en ruimte voor interactie. Ook kleinere werkgroepen kwamen in actie voor specifieke projecten
zoals Erfgoeddag, een stiltewandeling en het klinkerwippen (waarover later meer). Tijdens de tweede sessie (februari 2023) stond bijvoorbeeld de afscheiding tussen kerk en kerkhof centraal. In mei werd op basis van die input een visietekst opgesteld. Dit document vormde het uitgangspunt voor het ontwerp van de nieuwe ‘verbindende afscheiding’, waarvan de eerste schetsen in september 2023 aan de groep werden voorgelegd.
TASTBARE ACTIES
Wat dit traject bijzonder maakt, is hoe ideeën vertaald werden in concrete acties. Tijdens Erfgoeddag 2023 organiseerde de trekkersgroep samen met de provincie Oost-Vlaanderen en PARCUM een tentoonstelling over het kerkelijk erfgoed van Zeveren. De teksten werden geschreven door bewoners, vormgegeven door Avansa en gedrukt door de provincie Oost-Vlaanderen. De heemkring en stad zorgden voor logistieke ondersteuning. Die tentoonstelling trok meer dan 120 bezoekers en vormde tegelijk een plek voor ontmoeting.
Een andere opvallende actie was het ‘klinkerwippen’, eind 2023. In de aanloop naar de aanleg van de nieuwe afscheiding werden oude klinkers uit het dorpsplein verwijderd. Kinderen van de basisschool, bewoners van dagcentrum Ter Linde en jongeren van VIBLO Leieland maakten van deze klinkers kunstobjecten. Die werden tentoongesteld in de kerk tijdens Erfgoeddag 2024, dat samenviel met de officiële opening van het vernieuwde plein.
Ook de stiltewandeling is een voorbeeld van hoe erfgoed, zingeving en participatie samenkomen. In mei 2024 vond de try-out plaats, en tijdens het kermisweekend werd de wandeling twee keer begeleid gelopen, telkens met een twintigtal deelnemers.
In maart 2023 startte PARCUM met de coördinatie van het waarderingstraject
Deze meervoudige samenwerking creëerde een netwerk waarin iedereen zijn rol kende en elkaars expertise werd versterkt. Het resultaat was geen opgelegd project, maar een gedeelde realisatie
van de kerkcollectie. Elk object in de kerk was al geïnventariseerd en kreeg een waarderingsscore op basis van historische, sociale en gebruikswaarden. Op basis daarvan volgde een advies aan kerkbestuur en stad over welke stukken behouden zouden blijven in de nieuwe functie van het dorpshuis. Cruciaal was de betrokkenheid van vrijwilligers: zij kenden het verhaal achter de objecten en droegen met hun kennis actief bij.
SUCCES DOOR SAMENWERKEN
Niet alles verliep vanzelf. Zo vergde het veel overleg om de planning van de verschillende adviesorganen, en specifiek de trekkersgroep, te laten samenvallen met de bouw- en investeringskalender. De balans tussen eerbied voor het verleden en ruimte voor nieuwe functies bleef een wederkerend spanningsveld. Ook de inzet van vrijwilligers kende ups en downs, maar er waren ook veel successen: de grote opkomst op evenementen, het enthousiasme bij acties zoals klinkerwippen en de constructieve dialoog over lastige onderwerpen.
Het traject in Zeveren toont hoe samenwerking tussen verschillende partners op verschillende niveaus vruchten afwerpt. PARCUM nam het religieus erfgoed ter harte en coördineerde het waarderingstraject. De provincie Oost-Vlaanderen en Avansa brachten procesmatige expertise in. De stad Deinze bewaakte het budget, stelde de ontwerper aan en zorgde voor beleidsmatige verankering. De trekkersgroep ten slotte bracht energie, lokale kennis en vertrouwen in het proces. Deze meervoudige samenwerking creëerde een netwerk waarin iedereen zijn rol kende en elkaars expertise werd versterkt. Het resultaat
was geen opgelegd project, maar een gedeelde realisatie.
Ook na juni 2024 blijft de trekkersgroep bestaan, zij het met een minder intensief ritme. Ze volgen het gebruik en beheer van het dorpshuis op en nemen het initiatief voor komende erfgoedevenementen. Via een nieuw Leader-project Luister, snuister en fluister: zachte ontmoetingen voor, door en tussen mensen wordt bovendien verder gewerkt aan inclusie op basis van co-creatie.3 Luisterwandelingen worden met de inwoners en diverse partners uitgebouwd onder de kerngedachte dat wandelen ‘verbinding’ is. Verbinding door verhalen, verbinding door en met natuur, verbinding door erfgoed, verbinding tussen mensen, verbinding met het dorp en met de gemeente. Door trekkers een plek te geven aan de vergadertafels van ontwerpers en door werk te maken van vervolgfinanciering krijgt dit traject een duurzame toekomst.
Het succes van het traject zit in de manier waarop de trekkersgroep beslissingen nam. Met mensen van uiteenlopende achtergronden –van school tot kerkfabriek, van heemkring tot dagcentrum – was het essentieel om transparant te werken. Besluiten werden voorbereid in themagroepen en daarna gevalideerd in plenum. De trekkers fungeerden ook als ambassadeurs: ze deelden na elke sessie de belangrijkste conclusies met hun achterban. Wat kunnen we als erfgoedsector hiervan leren? Heel simpel: begin bij wat leeft. Kies een plek die mensen raakt, formuleer een heldere vraag en verzamel een groep die bereid is om samen te werken. Gebruik een beproefde methodiek, maar durf ook af te wijken als dat beter werkt voor je context. Zorg voor concrete tastbare acties en maak van erfgoed een gedeeld verhaal.
In Zeveren wordt een kerk omgevormd tot dorpshuis. Maar vooral: een gemeenschap werd eigenaar van de toekomst van haar erfgoed. ■
» Luna Fabré en Bert Van der Veken zijn adviseurs religieus erfgoed bij PARCUM.
» Bronnen en literatuur
1. Begeleid door de Provincie Oost-Vlaanderen en Avansa regio Gent in het kader van het plattelandsproject 'Toren-Breed. Samen kerken nieuw gebruiken' en mee vormgegeven voor een dynamische trekkersgroep.
De Faro-conventie lanceert de term ‘erfgoedgemeenschap’ en geeft erfgoedwerk een sleutelrol in de realisatie van een vredevolle en democratische maatschappij. De tekst spreekt daarbij expliciet over ‘democratische participatie’ die erfgoedgemeenschappen aanmoedigt om deel te nemen aan processen van betekenisgeving. Luisteren naar en spreken over meerdere visies is dan ook de kern van de democratie, en dat is een Europese waarde die de conventie beschermt. Dat sluit mooi aan bij het concept ‘agonisme’ van Chantal Mouffe. Volgens deze politicologe is meerstemmigheid de bron van democratische vernieuwing, en dus absoluut noodzakelijk in een democratische maatschappij. Erfgoedonderzoeker Smith stelt bovendien dat het de rol van erfgoedwerkers is om dominante verhalen kritisch in vraag te stellen om zo op een meer flexibele en inclusieve manier naar erfgoed te kijken. Als dat niet democratisch is.1
Een te sterke focus op erfgoedgemeenschappen kan democratische principes schaden. Socioloog Elchardus stelt dat de democratie wil verzekeren dat iedereen gelijke rechten heeft. Burgerschap veronderstelt dan dat je particuliere kenmerken kan overstijgen om na te denken over het algemeen belang. Te veel aandacht voor gemeenschappen en hun specifieke eigenschappen zorgt ervoor dat we elkaar niet meer als gelijke burgers zien. Ook filosoof Bauman zet vraagtekens bij het concept ‘gemeenschappen’. Ze lijken vaak warme en comfortabele plekken, maar ze kunnen ook heel verstikkend zijn en zich verzetten tegen modernisering en inclusie. Volgens hem is het belangrijk dat gemeenschappen flexibel blijven en steeds kunnen veranderen. Het neoliberalisme van Rawls stelt dat de samenleving vooral bestaat uit individuen, die eigen keuzes moeten kunnen maken. De staat moet dan ook neutraal zijn en geen enkele gemeenschap bevoordelen.2
Reflectie – Tina De Gendt, publiekshistorica en auteur
“Maatschappelijke participatie is voor erfgoed zo’n beetje als ontspanning voor wellness: het mag er dan een evident gevolg van zijn, maar van zodra het de doelstelling wordt, schiet je jezelf ermee in de voet. En dan lig je daar in je modderbad te stressen over waarom je maar niet tot rust komt.
Als de focus van erfgoedwerk verschuift naar het bevorderen van de participatie, laat staan ‘sociale cohesie’, werkt het snel ontwrichtend. In de Gentse ‘poortwijken’ waar mijn actieterrein ligt, heb ik dat al te vaak zien gebeuren. In deze superdiverse stedelijke transitzones, waar erfgoedgemeenschappen elkaar constant kruisen, bereiken ‘inclusieprojecten’ vaak vooral die mensen die zich verbonden wíllen voelen.
Al de rest blijft stil of voelt zich door die projecten juist nog meer aan de kant geschoven.
In een democratische samenleving draait een gemeenschap nu eenmaal op meer dan maatschappelijke verbondenheid. Er moet ook gelijkheid, vrijheid en veiligheid zijn. Die zijn niet overal gegarandeerd. Is dat niet het geval, dan gaat het niet op om simpelweg te zeggen: ‘We staan open voor iedereen’. Meerstemmig erfgoedwerk kan enkel de bron van democratische vernieuwing zijn als het ook actief omgaat met de ongelijkheden en spanningen in en tussen erfgoedgemeenschappen. Kan iedereen zich wel van negen tot vijf vrijmaken? Wat mogen we beschouwen als basiskennis? Zijn we het wel eens over wat we willen bewaren?
Net zoals een modderbad alleen ontstresst als je zelf ontspant, zo wordt de democratische samenleving enkel versterkt door erfgoedgemeenschappen die niet krampachtig een gemeenschap moeten zijn, maar zich wel zo gedragen.”
1. O. Van Oost (red.), Het agonistische museum. Musea op zoek naar hun maatschappelijke rol, Brussel, 2020; O. Van Oost: ‘Erfgoed is altijd politiek. Interview met Laurajane Smith’, in: faro | tijdschrift over cultureel erfgoed, 17(2024)4, pp. 6-9.
2. M. Elchardus, Reset. Over identiteit, gemeenschap en democratie, Brussel, 2021; Z. Bauman, Community. Seeking safety in an insecure world, Cambridge, 2000.
OVER (WERKEN MET) ERFGOEDGEMEENSCHAPPEN
Moeten erfgoedgemeenschappen volledig autonoom kunnen beslissen over hun erfgoed?
De Faro-conventie spreekt niet over autonomie. Wel hebben erfgoedgemeenschappen recht op inspraak. Door het zo te formuleren kunnen professionals nog altijd hun wil doordrukken. Het recht op inspraak mag dus wel wat verder gaan, want uiteindelijk begrijpen alleen de erfgoedgemeenschappen hun eigen waarden, tradities en behoeften het best. De Unesco-conventie voor immaterieel erfgoed legt dan ook de nadruk op de vrije, voorafgaande en geïnformeerde instemming van erfgoedgemeenschappen bij alles wat er met hun erfgoed gebeurt. Dit principe is bedoeld om de autonomie van erfgoedgemeenschappen te verzekeren. Bovendien is het belangrijk dat die instemming ook regelmatig vernieuwd wordt. Gemeenschappen moeten immers expliciet de mogelijkheid hebben om hun instemming in te trekken. In deze filosofie hebben erfgoedgemeenschappen altijd het laatste woord, ook als ze beslissingen nemen die tegen het expertadvies ingaan.1
“Een erfgoedgemeenschap benoemt zichzelf zelden op die manier. Daarenboven is het vrijwel nooit een homogene groep met één visie. Ze beschouwen zichzelf eerder als bewakers van erfgoed dat hun identiteit weerspiegelt. Cultureel erfgoed zonder betrokken gemeenschap verliest dan ook aan betekenis. Volledige autonomie voor erfgoedgemeenschappen is echter niet vanzelfsprekend. Hun blik is vaak lokaal en emotioneel, wat langetermijndenken of afstandelijke evaluatie bemoeilijkt. Hebben ze de financiële en andere middelen om erfgoed duurzaam te bewaren en te ontsluiten voor een breder publiek? Professionele ondersteuning, die wij bieden, is vaak welkom én noodzakelijk. Intensieve inspraak en overleg is hierbij cruciaal om de betrokkenheid, en dus het erfgoed, levend te houden. Er rijst een spanningsveld wanneer gemeenschappen inspraak hebben, maar het
Hoewel het cruciaal is om gemeenschappen te betrekken bij erfgoedbeslissingen, kan volledige autonomie het duurzaam bewaren en borgen van erfgoed ook ondermijnen. Gemeenschappen hebben niet altijd de expertise in huis om de beste keuzes te maken, bijvoorbeeld op het vlak van conservatie-restauratie of (ecologische) duurzaamheid. De Conventie van Faro legt daarom de nadruk op een goede samenwerking tussen gemeenschappen, experts en autoriteiten om ervoor te zorgen dat hun erfgoedpraktijk overeenstemt met internationale normen. Ook Unesco benadrukt het belang van deskundige begeleiding bij borgingsprocessen. Deze voortdurende dialoog, samenwerking en gedeelde expertise ondersteunt een duurzame, betekenisvolle culturele toekomst voor erfgoedgemeenschappen. Het is wellicht ook daarom dat het Cultureelerfgoeddecreet organisaties opneemt in de definitie van een erfgoedgemeenschap.2
eindbesluit – op basis van deskundig advies – anders uitvalt. Dan is intensief overleg cruciaal om de betrokkenheid levend te houden.
Daarnaast vergen roerend en immaterieel erfgoed een verschillende aanpak. Bij immaterieel erfgoed is de gemeenschap essentieel: zonder haar actieve inzet verdwijnt het. Hier is een grotere autonomie gepast. Bij roerend erfgoed daarentegen staan vragen over uniciteit, context en bewaring centraal. Hier is een bredere, professionele blik noodzakelijk.
Professionele begeleiding door erfgoedwerkers is dus essentieel om kwaliteit, duurzaamheid en bredere context te garanderen. Maar zonder de betrokkenheid en het gedeeld eigenaarschap van de erfgoedgemeenschappen verliest erfgoed betekenis en ziel. Samenwerking blijft dus de sleutel.”
Reflectie – Leen Gos, algemeen coördinator ECRU
1. F. Sousa & V. Refólio, The participation in the safeguarding of the intangible cultural heritage: The role of communities, groups and individuals. Memória Imaterial CRL, 2018, https://www.memoriamedia.net.
2. Basic Texts of the 2003 Convention for the Safeguarding of Intangible Cultural Heritage, 2022 edition
ETHIEK EN ERFGOED IN TIJDEN VAN VERANDERING
WAARDENVOL EN WEERBAAR
In 2005 zette de Europese Faro-conventie een nieuw, mensgericht perspectief neer over de waarde van erfgoed voor de samenleving. Hoe kijken we vandaag — in een tijd vol maatschappelijk debat — hierop terug? Wat leren we uit de omgang met immaterieel erfgoed in verandering en uit Unesco’s ethische principes? Van symbolisch geweld tot culturele toeeigening: via internationale voorbeelden reflecteren we op erfgoed in beweging en ethisch erfgoedwerk.
Jorijn
Neyrinck
In 2025 lijkt niets nog vanzelfsprekend. Vrede, democratie, mensenrechten … staan onder druk. Aan de overkant van de oceaan worden protestmarsen gehouden omdat basisprincipes van de Amerikaanse grondwet op het spel staan. Een figuur als Donald Trump belichaamt een bredere tendens van normvervaging. In Europa groeien ideologische tegenstellingen, maar ook het bewustzijn van Europese waarden die we lang als vanzelfsprekend zagen: pluralisme, rechtvaardigheid, non-discriminatie, verdraagzaamheid. Zal het Europese project –eenheid in diversiteit – veerkrachtig genoeg zijn om deze turbulente tijd te overbruggen?
Tegen deze achtergrond viert de Europese kaderconventie van Faro haar twintigste verjaardag. Deze conventie uit 2005 gaat uit van de maatschappelijke waarde van erfgoed en plaatst mensen centraal in erfgoedwerk. Die mensgerichte benadering deelt ze met een ander internationaal en grensverleggend verdrag van begin 21e eeuw: de Unesco 2003 Conventie voor het Borgen van Immaterieel Cultureel Erfgoed. Beide conventies
Van symbolisch geweld tot culturele toe-eigening: via internationale voorbeelden reflecteren we op erfgoed in beweging en ethisch erfgoedwerk
delen ook hun zin voor participatie en inclusie in diverse samenlevingen en een – hoopvolle –inzet op duurzame ontwikkeling.
De voorbije twintig jaar is er dus heel wat verschoven. Tegelijk ligt erfgoed ondertussen her en der onder vuur. We beleven een periode waarin erfgoed zowel bindmiddel als breekpunt kan zijn, waarin woke en behoudsgezinde stemmen
Muurschildering over het Kalevala-epos in het Finse Nationaal Museum. Kalevala. Sailko, via Wikimedia, CC BY 3.0
rond tradities botsen, en waar na dekolonisering ondertussen ook AI leidt tot een ingrijpend verschuiven, herinterpreren en herverdelen van culturele praktijken.
Het is treffend dat er in de eerste Vlaamse beleidsvisie voor immaterieel erfgoed in 2010 geen spoor van controverse was. Maar samen met het heroriënteren van erfgoedbeleid naar mens en maatschappij kwamen onderweg ook grote maatschappelijke vraagstukken en verschuivingen binnen in erfgoedwerk. Erfgoed is vandaag een zone waar vaak grotere maatschappelijke debatten gevoerd worden.
EUROPESE MOZAÏEK VAN ETHISCHE DILEMMA’S
Bij mijn eerste stappen in mondiale platforms rond erfgoed kwam het abrupte besef hoe vanzelfsprekend ik mijn westerse waardenkader tot dan toe had ervaren. Als antropoloog was ik al stevig voorbereid op interculturele ontmoetingen, dacht ik. Maar wat voor mij morele evidenties waren, klonk in internationale fora en debatten vaak eerder als uitzonderingsperspectief dan als norm.
Tegen 2015 werden vanuit de Unesco 2003-conventie kaders uitgewerkt rond duurzaamheid en rond ethiek in relatie tot immaterieel erfgoed. Het resulteerde onder meer in een set van twaalf ethische principes voor het borgen van immaterieel erfgoed1: een instrument waar velen sindsdien mee aan de slag gingen als ethisch kompas en afwegingskader.
De verjaardag van de Faro-conventie vormt een uitgelezen moment om in Europese context te reflecteren op die ervaringen. Samen met enkele collega’s in het Europese Netwerk2 ging ik daarom op verkenning in verschillende landen:
• Welke ethische vraagstukken kwamen de voorbije jaren op hun weg en hoe gingen erfgoedgemeenschappen, erfgoedwerkers en beleidsmakers hiermee aan de slag?
De casestudies die volgen illustreren hoe erfgoedpraktijken publiek debat uitlokken en hoe verschillende strategieën worden ingezet om met spanningen om te gaan. Of het nu gaat om gender, dierenrechten, toerisme, ecologie of inclusie, telkens worden kernwaarden uitgedaagd én opnieuw onderhandeld.
Bonfire Sunday. Von Böhringer Friedrich, via Wikipedia, CC BY-SA 2.5
Symbolisch geweld en stereotypering –Bonfire Sunday/Funkensonntag
In Oostenrijk worden tijdens de traditionele ‘Bonfire Sunday’-vieringen in Vorarlberg beelden en figuren verbrand, die vaak symbolisch ‘heksen’ voorstellen met vrouwelijke kenmerken. Dit roept vragen op over genderstereotypering en de grens tussen traditie en symbolisch geweld. Soortgelijke discussies ontstonden bij blackfacing en karikaturen in carnaval of de figuur van (Zwarte) Piet. De ethische uitdaging: hoe vrijwaar je de ‘kern’ van een traditie zonder anderen te schaden? Wat zijn de grenzen van aanvaardbare verandering die toch het voortleven van de erfgoedpraktijk kunnen borgen? En – in het voorbeeld van Bonfire Sunday – hoe voer je dialoog wanneer een praktijk breed verspreid over vele dorpen en lokale gemeenschappen leeft en het ethische probleem vanuit een kleinere groep kritische stemmen wordt aangekaart? Daartoe startte de Oostenrijkse Unesco-commissie een dialoogproces waarin betrokkenen en kritische stemmen in gesprek gaan met onderzoekers en experts. Samen zoeken ze naar gedragen oplossingen.
Culturele minderheden en inheemse volkeren – Sámi
De Sámigemeenschappen in Noorwegen, Zweden en Finland worden geconfronteerd met de druk van toerisme, klimaatverandering en culturele toe-eigening. Vooral het gebruik van de Sámi duodji (Sámi-handwerk) zonder toestemming in commerciële settings leidde tot Sámiprotest. Via een collectieve-merkenstrategie, coproductie en juridische weg zoeken Sámi naar het beheer van hun erfgoed. Belangrijke inzichten hier: zelfbeschikking en vrije, geïnformeerde toestemming zijn cruciaal in ethisch erfgoedwerk. Niettemin blijft het ook dan een complexe oefening: individuele en collectieve prioriteiten, economische en culturele belangen kunnen met elkaar botsen en uiteenlopen. En de ‘juiste’ weg of keuze is lang niet altijd zo eenduidig voor wie midden in de praktijk staat.3
Identiteitspolitiek en culturele toe-eigening – Kalevala
De ‘Kalevala’, een epos gebaseerd op orale Karelische tradities, werd lang beschouwd als een Fins nationaal symbool. In 2024 kreeg Kalevala als levend episch erfgoed het ‘European Heritage Label’ van de Europese Commissie. Dat leidde tot onvoorziene en hevige debatten. Karelische activisten stonden op en hekelden culturele toe-eigening. Erfgoedprofessionals bemiddelden
De ‘juiste’ weg of keuze is lang niet altijd zo eenduidig voor wie midden in de praktijk staat
op zoek naar een meer inclusieve aanpak met oog voor de bezorgdheden van de Karelische minderheid. Het is een uitgesproken voorbeeld van hoe erfgoed kan spannen in identiteitspolitiek, met herverdeling van cultureel krediet en eigenaarschap van (erfgoed)identiteiten.
Marktwerking en commerciële druk –ambachten in de kijker
Ambachtelijke tradities zoals Delfts Blauw, Brugse kant … zijn ver over hun eigen landsgrenzen bekend, maar ervaren net daardoor ook de druk van toeristische massaproductie en namaak. Dit roept allerlei vragen op over ‘echtheid’, volhoudbaarheid van de maakprocessen, eerlijke compensatie, duurzame economie … Her en der in Europa wordt momenteel gezocht naar strategieën om met ambachtelijke maakprocessen en erfgoed om te springen, bv. via intellectuele-eigendomlabels, coproductieprojecten, enz. Dit leunt ook aan bij trajecten rond duurzaam immaterieel-erfgoedtoerisme zoals Living Heritage Journeys. 4 Ze benadrukken het belang van transparantie, fair trade en gemeenschapszeggenschap over de productie.
Dierenwelzijn
Tradities zoals stierenvechten in Spanje, berenkostuums in Roemenië of het visjesdrinken bij Krakelingen en Tonnekensbrand in Geraardsbergen roepen vragen op over dierenwelzijn. De publieke druk neemt toe. Met name in Europa komt dit thema in verschillende landen sterk op de voorgrond in het kader van immaterieel-erfgoedinventarissen. Erfgoedgemeenschappen zoeken alternatieven die symbolisch gelijkwaardig zijn maar ethisch meer gedragen: een vraag om herinterpretatie van tradities met behoud van de betekenis.
De uitdagingen van artificiële intelligentie (AI)
AI-systemen kunnen liedjes reconstrueren, ontwerpen genereren of verhalen creëren op basis van erfgoeddata. Maar wie bewaakt dan het eigenaarschap en de zeggenschap van erfgoedgemeenschappen? Zonder duidelijke afspraken dreigt AI tot decontextualisatie of toe-eigening van immaterieel erfgoed. Tegelijk biedt AI kansen, bv. voor documentatie en overdracht. Erfgoedwerkers en -gemeenschappen moeten actief betrokken worden bij hoe AI wordt ingezet. Het is daarom belangrijk dat ook erfgoedorganisaties zich oriënteren en hun stem laten horen in bredere maatschappelijke en technologische debatten over AI.
GEHEUGENWERK ALS BRUG NAAR DE TOEKOMST
Het motto van Unesco heeft sinds lang niet zo actueel geklonken: vermits oorlogen ontstaan in de hoofden van mensen, moeten we vrede zien te bouwen in de hoofden van mensen.
De ervaring van Aalst Carnaval in 2019 staat in het geheugen gegrift. Wat begon als discussie over een carnavalswagen met joodse karikaturen, escaleerde snel tot een internationale rel waarbij Unesco gevraagd werd om het carnaval te schrappen van de Representatieve Lijst. Het leidde tot een gepolariseerd debat, niet tot een inhoudelijk gesprek met ruimte voor verschillende betrokkenen en hun blik op het gebeuren. Noch vond een reflectie plaats over satire, grenzen van humor of meervoudigheid van betekenissen. De erfgoedgemeenschap voelde zich miskend, internationale stemmen eisten verantwoording en beleidsmakers zaten klem tussen vrijheid van expressie en ethische verantwoordelijkheid. Het ethische vraagstuk zelf was toen haast onbespreekbaar in het licht van de Holocaust. Het toonde hoe fragiel de balans kan zijn tussen lokale beleving en globale kaders, en hoe belangrijk dialoog en duiding zijn als we willen vermijden dat spanningen en onbegrip escaleren. Tegelijk leert dit voorval ons ook weer hoe ethische kwesties voortdurend evolueren. Het incident met de praalwagen zou in 2025 wellicht tot een ander soort debat leiden.
In Vlaanderen is Aalst Carnaval na de schrapping wel van de Unesco-Lijst, maar niet van de Inventaris Vlaanderen gehaald. Ook werd –geïnspireerd door Unesco’s ethische principes en voorafgaand aan de internationale rel rond Aalst Carnaval – een Ethische Verklaring bij de Inventaris Vlaanderen van het Immaterieel Erfgoed uitgewerkt. Aalst Carnaval onderschreef die verklaring. Cultuur- en erfgoedwerkers in Aalst bundelden de krachten in de Academie voor Carnavalskunsten: het opleidingsaanbod werd aangevuld met aandacht voor de geschiedenis van carnaval, de historische en sociale context, humor en satire ... maar ook met aandacht voor meerstemmigheid en diversiteit in een respectvolle dialoog.
In veel gevallen is het niet de erfgoedpraktijk zelf die controversieel is, maar de manier waarop erover gecommuniceerd wordt, of wie zich daardoor (niet) gehoord voelt. Waar spanningen blijven sluimeren, groeit vroeg of laat
het ongenoegen. Vandaag is luisterbereidheid een schaars goed, en polarisering nooit ver weg. Oordelen zijn snel geveld, maar de werkelijkheid is vaak complexer. Erfgoedwerkers bevinden zich bij die ethische spanningsvelden vaak in een bijzondere positie. Ze zijn zelden hoofdrolspelers in conflicten, maar kunnen wel opstaan als duiders, bruggenbouwers, vertalers, bemiddelaars of facilitators. Ze weten als geen ander een stapje achteruit te zetten en met brede blik te schakelen tussen verleden en heden, ze kunnen laveren tussen lokale gevoeligheden en internationale kaders, tussen beleidsverwachtingen en wensen van erfgoedgemeenschappen. Vanuit die inzichten en zorgzame blik kunnen ze erfgoed onder vuur door de tijd helpen dragen, navigeren en transformeren. Precies daarom is hun rol cruciaal: niet als neutrale observatoren, maar als actieve of reflectieve tussenpersonen die ruimte kunnen creëren waar dialoog, wederzijds begrip en onderhandeling kunnen groeien.
HANDVATEN VOOR ETHIEK EN ERFGOED IN VERANDERING
De snel veranderende maatschappij, waardenbeleving en meerstemmigheid rond erfgoed vragen van erfgoedorganisaties nieuwe antwoorden, rollen en acties. Het vergt ook aangepaste kennis en vaardigheden: culturele bemiddeling, empathisch luisteren, omgaan met polarisatie, een veilige gespreksruimte creëren ... Het is belangrijk dat erfgoedorganisaties daarbij een rol zoeken die ze past: duiding bieden, meerstemmigheid mogelijk maken … Hoe die rol precies ingevuld wordt, kan anders liggen per erfgoeddienstverlener, museum, archief …
Ethische codes en principes kunnen daarbij houvast bieden. In Vlaanderen en andere Europese landen zien we daar een interessante wisselwerking tussen de Unesco 2003-conventie en de Faro 2005-conventie ontstaan. Unesco zette immers de erfgoedbeoefenaars centraal in de grensverleggende vernieuwing van de 2003-conventie. Met de Ethische Principes (2015) kwam er een kader bij om afwegingen te helpen maken tussen de autonomie van de erfgoedbeoefenaars (enerzijds) en mogelijke ‘interventies van buitenaf’ – zoals beleid, marktspelers enzovoort (anderzijds). De Faro-conventie introduceerde het maatschappelijke en meerstemmige multistakeholderperspectief in de erfgoedwerking. Erfgoedorganisaties die rond immaterieel erfgoed werken in Europav combineren beide benaderingen (Unes-
Het is belangrijk dat erfgoedorganisaties daarbij een rol zoeken die ze past: duiding bieden, meerstemmigheid mogelijk maken …
co 2003 en Faro) in allerlei vormen: ze bewegen tussen het weerbaar maken van erfgoedgemeenschappen én diverse maatschappelijke belangen, belevingen en betekenissen.
Unesco’s ethische principes bieden dan wel een ethische houvast en oriëntatie, maar erfgoedwerkers missen nog handvaten om ze in tal van situaties te operationaliseren. Vanuit de gecombineerde principes, praktijkervaringen en verder onderzoek (o.m. het doctoraat van Marike Lefevre, 2023)5 zullen de Werkplaats en het netwerk immaterieel erfgoed ethische handvaten uitwerken om om te gaan met spanningen rond immaterieel-erfgoedpraktijken. Dicht aanleunend bij de Unesco-principes willen we ook de Faro-principes integreren en tegelijk een praktijkgerichte invulling geven. We kijken niet alleen naar ‘wat’ er ethisch is, maar vooral ‘hoe’ we samen omgaan met verschil, spanning en verandering. Daarbij houden we een pleidooi voor een ethiek die niet normerend is, maar procesmatig. Enkele handvaten kunnen alvast een opstap bieden om deze tocht verder te zetten:
• erken de meervoudigheid van stemmen in erfgoedgemeenschappen;
• werk aan relationele ethiek gebaseerd op vertrouwen;
• maak ruimte voor onzekerheid en niet-weten;
• sta open voor transformatie als bron van kracht, niet van verlies. ■
» Jorijn Neyrinck is coördinator bij Werkplaats immaterieel erfgoed en vicevoorzitter van de Vlaamse Unesco Commissie.
» Bronnen en literatuur
1. M. Jacobs, & J. Zhang, ‘Immaterieel controversieel erfgoed. De spagaat in het UNESCO-dozijn ethische principes, het nut van een instrumentarium en meer “tenzij”’, in: Volkskunde, 123 (2022) 3, p. 367-390.
2. enfp-ich.eu
3. H. Deacon, rapport: ‘Practioners experiences in the traditional arts economy’, op https://www.kulturdirektoratet.no/web/guest/vis-publikasjon/-/ practitioners-experiences-in-the-traditional-arts-econo-1 . Arts and Culture Norway and the Sami Parliament 2023
4. livingheritagejourneys.eu
5. M. Lefevre, doctoraat Popular Culture on Trial. European Human Rights as Agents of Cultural Change or Conservation? KU Leuven, 2023.
PARTICIPATIE IN DE GOUDEN BOOMSTOET
VAN STATIGE PRAALSTOET NAAR BELEVING
De Gouden Boomstoet vertelt de geschiedenis van Brugge en het graafschap Vlaanderen, met het huwelijk tussen Margaretha van York en Karel de Stoute als rode draad. In 2024 besloot Brugge Plus vzw, organisator van de Gouden Boomstoet om de stoet te vernieuwen; ze nam hiervoor acteur en regisseur Tom Ternest onder de arm.1 Hij trok voluit de kaart van participatie. En met succes, zo blijkt.
Saidja Steenhuyzen
De stoet bestaat sinds 1958 en trok in 2017 nog 75.000 toeschouwers. Waarom vernieuwen?
Tom: “Die vraag kwam vanuit Stad Brugge en de organisatie van Brugge Plus vzw. De opdracht was om de stoet een update te geven met respect voor het erfgoed en de geschiedenis, maar met meer dynamiek en interactie. Het belangrijkste doel? De interesse in de stoet aanwakkeren, bij toeristen en bij de Bruggelingen zelf, en dan zeker bij de jonge gezinnen. Daarnaast waren er ook praktische redenen. Alle praalwagens waren dringend toe aan restauratie. De remsystemen van deze wagens voldeden niet meer aan de huidige standaarden. Zulke grote wagens in de straten van Brugge, dat was gewoonweg niet meer veilig. Ook de kostuums dateerden van enkele decennia geleden, waardoor nog weinig participanten erin pasten. Zo maakten we meer dan zeshonderd nieuwe kostuums.”
Hoe heb je de opdracht aangepakt?
“Niet alleen bij het Brugse publiek nam de interesse af, ook bij de deelnemers zelf liep het aantal Bruggelingen terug. Er werden overal in Vlaanderen gezelschappen aangeschreven. Maar we wilden terug inzetten op Brugs talent en lanceerden een grote oproep, via een affichecampagne en sociale media. Pas wanneer er bepaalde onderdelen niet konden worden ingevuld vanuit Brugge zelf, zouden we naar de rest van Vlaanderen kijken. De respons was enorm en kwam van alle hoeken en disciplines, van een capoeiragroep over olympische roeiers tot de familie die al generaties lang de Gouden Draak draagt. Uiteindelijk
deden meer dan 1.500 mensen uit allerlei Brugse gezelschappen, verenigingen, organisaties, dansgroepen en gezinnen mee!”
TRAUMA’S
Op de website van de Gouden Boomstoet lezen we dat er een nieuw verhaal wordt verteld. Wat is er dan veranderd? “Door de jaren heen had elke regisseur zijn of haar stempel gedrukt op het verhaal. Maar ook in historische teksten werd al eens een loopje genomen met de feiten. Zo kochten rijke families soms letterlijk de vermelding van hun naam in belangrijke historische bronnen. Ik las zelf alle kronieken en geschiedschrijving erop na, en ging in gesprek met Jan Dumolyn, historicus aan de UGent. Zo gingen we onder andere aan de slag met de Brugse Metten.2 Daarbij wilden we niet enkel het glorieuze verhaal van overwinning tonen, maar ook het slagveld evoceren, met de onvermijdelijke slachtoffers. We integreerden een geluidsbox in de nieuwe wagen die de geluiden van het slagveld liet nagalmen, als een trauma. Ook van de kruistochten wilden we de gevolgen aan bod laten komen. Namelijk de buit die werd meegebracht uit het Midden-Oosten. Kruiden, dadels, vijgen maar ook stapels lectuur belandden zo hier.
Met het artistieke team zijn we heel erg op zoek gegaan naar de link met vandaag. Wat kunnen we vertellen over vandaag met een stoet over vroeger, met geschiedenis? Het meest voor de hand liggende was het deel waarin wordt verteld over de pest. De link met de coronapandemie was snel gelegd. Voordien werd dit deel uitgebeeld met snavelmaskers, nu kozen we ervoor om te werken met mondmaskers.
Ook in het deel waarin het huwelijksfeest voor Margaretha van York en Karel de Stoute losbarst, kozen we ervoor om het hedendaagse meer ingang te laten vinden. In gesprek met historicus Jonas Roelens kwamen we op het idee dat de twee standbeelden op de banketwagen niet per se man en vrouw moesten zijn. We betrokken daarbij twee drag queens die zich schminkten als marmeren beelden.”
DE VIERDE WAND
"De stoet moest leesbaarder worden voor de Bruggeling én bezoeker, en had nood aan meer interactie en dynamiek." Geen kleine opdracht. Hoe pak je dat aan?
“De Gouden Boomstoet was verworden tot een praalstoet, iets dat gewoon voorbijkomt, stapvoets, zonder veel verbinding met het publiek. Ik wou daar meer beleving in brengen. Niet
gewoon het publiek laten kijken, maar het ook echt laten participeren. In theatertermen: ik wou de vierde wand doorbreken. En zo hebben we de Brugse Zotten geïntroduceerd. Vroeger had je de bordjesdragers die voor elk deel van de stoet het hoofdstuk aangaven, en dan ging het publiek in zijn boekje zoeken naar de bijhorende tekst. Maar zo kijken mensen niet meer naar de stoet. De Brugse Zot spreekt de tekst ter plekke uit. Daarna fluistert hij, zoals een nar dat vroeger deed, tegen het volk wat hij er echt van denkt.
We wilden ook letterlijk buiten de grenzen van het parcours van de stoet gaan. Bij het derde hoofdstuk, het huwelijksfeest, namen we daarom freerunners onder de arm.3 Artiesten van Be Flat brachten we samen met een Brugse vereniging van kinderen en jongeren, Exception Movement. Die dachten een heel parcours uit en deden mee aan het feestgedruis. Ze zaten op gevels, gingen in appartementen op de eerste verdieping mee aperitief drinken bij de mensen, noem maar op.”
Toeschouwers kwamen ogen en oren tekort. Hoe werd het publiek nog meer betrokken?
“We wilden alle zintuigen beroeren, door bij de wagen over de kruistochten in te spelen op de smaak. We gaven er Oosterse specerijen en etenswaren weer, terwijl de participanten in de stoet met bordjes vol proeverijen rondgingen bij het publiek. Er was ook de geur van de pest die via de rook van kruidenverbranding werd verspreid.”
VAN FIGURANT NAAR ACTEUR, VAN GEVANGENE NAAR DECORBOUWER
Je betrok meer Brugse participanten, maar je ging nog verder met je participatieve aanpak?
“Inderdaad. Ik wou met de figuranten in discussie gaan over de inhoud. Vaak is dit gewoon een kort proces van geïnteresseerden die zich inschrijven, hun kostuum passen en heel kort hun tekst inlezen. Maar ik wou meer met hen kunnen repeteren en zag ze dus twee à drie keren. Samen gingen we op zoek naar wat het verhaal voor hen persoonlijk betekende. Wat maakte het bij hen los? Het is dan echt mooi om te zien hoe je van figuranten naar acteurs gaat. Van marcheren naar spelen. En hoe klein ook, je moet hen medemakers maken. Zonder hun specifieke rol kan het geheel er niet zijn.”
Zijn de participanten dan ook echt een gemeenschap op zichzelf?
“Dat ligt nog moeilijk. De stoet gaat maar om de drie jaar uit, wat het moeilijker maakt om een hechte gemeenschap te vormen. Tijdens mijn kijkstage bij de Heilig Bloedprocessie werd ik
Dat is wat ik wil bereiken. Erfgoed inzetten om te verbinden
ontroerd door de verbondenheid tussen de participanten. Bij hen is het een hartelijk weerzien, elk jaar. Het is nog zoeken hoe we dit kunnen stimuleren voor de Gouden Boomstoet. Misschien door een activiteit te organiseren tussen twee edities door, een jaarlijkse middeleeuwse avond bijvoorbeeld.”
Nieuw was ook dat je leerlingen en gevangenen betrok. Leg eens uit.
“Inderdaad. Naast de vele bestaande en gerestaureerde wagens introduceerden we er ook enkele nieuwe. Die moesten uiteraard nog gemaakt worden. Hiervoor zetten we participatieve trajecten op, zoals voor de creatie van de praalwagen van de Gouden Boom. Deze metalen constructie is gemaakt door Cellmade, de atelierwerking van de Brugse gevangenis. Onder deze boom liggen honderd schilden. Die zijn vormgegeven en geschilderd door twee Brugse scholen, uit het lager en middelbaar. We startten met de vragen: ‘Wat is mijn identiteit?’ en ‘Wat is mijn verhaal?’ Dat konden de leerlingen vertalen naar middeleeuwse symboliek, bv. een adelaar of een kruis of iets anders. Op de computer werd dit dan op de schilden ontworpen en geschilderd. Wij, vanuit de stoet, bepaalden de kleuren om ze te laten passen in de stoet. Dit aspect zou elke editie opnieuw herhaald kunnen worden, met nieuwe leerlingen en nieuwe scholen. En dat is wat ik wil bereiken. Erfgoed inzetten om te verbinden. Laat zo ook deze Gouden Boomstoet een prachtige, feestelijke aanleiding zijn, met een zo breed mogelijke verbinding binnen de stad als einddoel.” ■
www.goudenboomstoet.be
» Saidja Steenhuyzen is coördinator onderzoek bij FARO.
» Bronnen en literatuur
1. Tom Ternest is acteur, medeoprichter en artistiek coördinator van Theatermakery Het Eenzame Westen. Daarnaast regisseert hij ook heel wat participatieve theaterprojecten.
2. Tijdens de Brugse Metten op 18 mei 1302 vermoordden Bruggelingen bij een nachtelijke verrassingsaanval een groot aantal Franse ridders en soldaten in de stad.
3. Freerunning is een sport, waarbij een renner – de freerunner – zich sierlijk door de (meestal) stedelijke omgeving begeeft door muren, ramen, auto’s enz. niet als obstakels maar juist als hulpmiddelen te zien. De continuïteit van de bewegingen wordt hierbij flow genoemd. https://nl.wikipedia.org/ wiki/Freerunning
DE IMPACT VAN DE CONVENTIE
FARO IN HET BUITENLAND
Dat de Kaderconventie van Faro in Vlaanderen een impact heeft gehad, weten we. Verlegde de conventie ook in andere landen een steen in de rivier? We vroegen drie erfgoedwerkers, in Estland, Portugal en Nederland, naar de impact van de conventie op hun praktijk.
Elien Doesselaere en Henrike Radermacher
VERTROUWEN VS. BEZUINIGINGEN
ANU VILTROP
CEO, ngo Estonian Museum Association, Estland
“De Faro-conventie beschouwt cultureel erfgoed als een democratische en participatieve hulpbron die de gemeenschapsbanden versterkt en sociale cohesie bevordert. Ze biedt een kader om erfgoed te herdenken: van louter behoud van erfgoed streeft de conventie naar actieve maatschappelijke betrokkenheid. Naar mijn mening heeft de Estse museumsector deze principes met opmerkelijke toewijding omarmd.1 Een goed voorbeeld is het Kalamaja Museum, dat in 2024 de Silletto Prize for Community Participation and Engagement won, een initiatief van het European Museum Forum.2 Dit kleine museum in Tallinn is opgericht in samenwerking met de plaatselijke buurtbewo-
ners. De medewerkers van het museum hebben het enthousiasme, de kennis en de vaardigheden van de gemeenschap met open armen ontvangen. Veel andere Estse musea betrokken op vergelijkbare wijze relevante gemeenschappen en belanghebbenden bij de ontwikkeling van nieuwe tentoonstellingen, en de resultaten zijn overtuigend. Deze betrokkenheid heeft tastbare resultaten opgeleverd: uit onderzoek blijkt dat musea in Estland veel vertrouwen genieten. Per hoofd van de bevolking heeft Estland het hoogste aantal musea en museumbezoeken in Europa.
De Estse Museumvereniging ondersteunt actief de Faro-principes door musea aan te moedigen om te functioneren als inclusieve, mensgerichte instellingen. Door middel van training en door ervarings- en expertisedeling te faciliteren, helpen we ze deze proactieve rol te omarmen –een benadering die nauw aansluit bij de conven-
tie. We coördineren bijvoorbeeld werkgroepen waarin museumprofessionals nadenken over hun maatschappelijke rol.
Desondanks blijft de culturele sector in Estland ondergefinancierd en vaak ondergewaardeerd. Ons land kampt met een economische recessie en er is een groeiende bezorgdheid over de veiligheid. En ook de museumsector krijgt te maken met bezuinigingen. Met name het aandeel van het ministerie van Cultuur in de nationale begroting is gestaag gedaald: van 3,84 % in 2002 naar een verwachte 1,77 % in 2025.
Hoewel het Verdrag van Faro een waardevol normatief kader biedt, legt het geen bindende
verplichtingen op aan staten. Dit is mogelijk een van de redenen waarom de kernboodschap van het verdrag ondergewaardeerd blijft bij beleidsmakers.
Van musea wordt verwacht dat ze voldoen aan steeds hogere verwachtingen – gemeenschappen ondersteunen, sociale verschillen overbruggen, mentaal welzijn bevorderen en reageren op crises – en dat vaak met steeds minder middelen. Vertrouwen alleen, hoewel cruciaal, is onvoldoende om de toenemende polarisatie en maatschappelijke fragmentatie tegen te gaan.”
OP REIS NAAR FARO
DIEUWERTJE
DE NIGTERE
Teamleider Faroerfgoedparticipatie, Erfgoed Brabant, Nederland
“Erfgoed Brabant is het kennis- en expertisecentrum voor erfgoed in de provincie Noord-Brabant in Nederland. De conventie van Faro is in Nederland pas een jaar ondertekend en zit nog in het proces van ratificatie, maar is inmiddels wel omarmd door de provincie en het landelijke samenwerkingsverband van de provinciale erfgoedhuizen. Erfgoed Brabant is heel gelukkig met de conventie van Faro, want ze ligt helemaal in lijn met wat we al lang geloven én praktiseren: erfgoedwerk is mensenwerk.
Tegelijkertijd is het ook een zoektocht naar hoe we ons verhouden tot het verdrag. En die ondernemen we samen met het erfgoedveld. Sinds anderhalf jaar hebben we binnen de organisatie ‘Team Faro’, gericht op de conventie. Naast participatie spelen ook diversiteit, inclusie en toegankelijkheid een belangrijke rol. Dit gedachtegoed van Faro geeft onze organisatie handvatten om de blik naar binnen te richten: hoe organiseren we bijvoorbeeld interne processen? Met de conventie als leidraad gaan we hierover het gesprek aan met collega’s. Maar de blik naar buiten is evenzeer belangrijk. De conventie beïnvloedt ook hoe we erfgoedorganisaties ondersteunen, bijvoorbeeld in hoe ze meer, nieuw en jong publiek kunnen vinden. Crosssectorale samenwerkingen zijn hier-
in cruciaal. De ontmoeting met voor hen nieuwe doelgroepen draagt enerzijds bij aan een groter draagvlak voor erfgoed zelf, anderzijds vergroot het de sociale samenhang.
Voor Erfgoed Brabant vraagt dat dus om een open houding, waarbij we goed luisteren en doorvragen naar de behoeften van de mensen die zorg dragen voor het erfgoed. Welke rol kan Erfgoed Brabant hierin nog meer opnemen? Welke rollen zijn er als het gaat over participatie en hoe verhouden die zich tot elkaar? En op welke manier veranderen die rollen ook weer in verschillende samenwerkingen? Een voortdurend proces dus van reflectie, in interactie met het veld. In diezelfde beweging proberen we ook om het erfgoedbewustzijn te vergroten, van onszelf en van het erfgoedveld.
Onlangs heeft ‘Team Faro’ een netwerkbijeenkomst georganiseerd over de conventie van Faro, waar ruim honderd deelnemers waren: vrijwilligers in het erfgoedveld, gemeenteambtenaren, kleine en grote musea, zzp’ers3, studenten en intermediairs cultuureducatie. Wat een dynamiek! Mooi om te zien en te ervaren wat er uit die gesprekken komt, hoe iedereen opnieuw zicht krijgt op de verschillende rollen; een eerste stap in verdere samenwerking. We zijn nog lang niet klaar met onze zoektocht. Maar we zijn samen onderweg en dát maakt de reis nu al meer dan waard: op naar Faro!”
DE GEMEENSCHAP ALS KOMPAS
CLARA CAMACHO
Museologe, Museus e Monumentos de Portugal, Lissabon
“In 2005, toen de Faro-conventie werd goedgekeurd, werkte ik al zo’n twintig jaar over en met musea in Portugal.4 De sociale en maatschappelijke rol die musea vervullen – in lijn met de ICOM-museumdefinitie – is altijd al mijn leidraad geweest. Door cultureel erfgoed te waarderen als bron voor sociale cohesie en duurzame ontwikkeling versterkte de 2005-conventie dit perspectief van musea. Ook de introductie van het innovatieve concept van ‘erfgoedgemeenschappen’, en de nadruk op de maatschappelijke verantwoordelijkheid voor het behoud van erfgoed, sloten helemaal aan bij hoe ik mijn job invulde.
Ik haal graag één traject aan, dat erg beïnvloed werd door de conventie van Faro. Tussen 2019 en 2021 coordineerde ik de projectgroep ‘Musea in de Toekomst. Op verzoek van de minister van Cultuur presenteerde die aanbevelingen voor het overheidsbeleid voor Portugese musea tot 2030. Eén aanbeveling ging over het opzetten van gemeenschapsconsultatiegroepen in elk museum, met als doel om mensen te betrekken in het museumbeleid rond het bewaarde cultureel erfgoed.
Op strategisch niveau zou elke museumdirecteur moeten kunnen rekenen op zo’n adviesorgaan dat fungeert als schakel met de gemeenschap. In zo’n groep zetelen mensen die betrokken zijn bij het museum. Dit soort gemeenschapsraad is essentieel om de sociale relevantie van het museum te versterken en de band met de omgeving te verdiepen. Zo’n raad helpt om de verwachtingen van de gemeenschap te verwoorden en om mee na te denken over hoe het museum kan bijdragen aan culturele, educatieve, economische en sociale ontwikkelingen. Tegelijk stimuleert het de actieve betrokkenheid van het publiek.
Het rapport van de Museums in the Future Group werd voltooid en gepubliceerd in 2021. Hoewel sommige voorstellen zijn geïmplementeerd, is de oprichting van gemeenschapsconsultatiegroepen tot nu toe niet opgenomen in de strategische richtlijnen van het ministerie van Cultuur. Naar mijn mening blijft dit een belangrijke stap in de richting van een participatief bestuur dat zich inzet voor de noden van de samenleving.” ■
» Elien Doesselaere is adviseur immaterieel erfgoed | communicatiemanager bij FARO. Henrike Radermacher is er adviseur internationalisering.
» Bronnen en literatuur
1. De conventie is in Estland in 2021 ondertekend, geratificeerd en in werking getreden.
3. Zelfstandige zonder personeel, zie https://www.zzp-nederland.nl/kennisbank/wateen-zzper
4. Portugal ondertekende de conventie in 2005, ratificeerde ze in 2009 en in 2011 is ze in werking getreden.
Dossier Collectiemanagement krijgt update
Dé sleutel tot goed collectiebeheer!
Werk je met collecties in een archief, museum of erfgoedbibliotheek?
Dan weet je hoe belangrijk collectiebeheer is.
Dit dossier is de startplek en houvast voor wie op zoek is naar informatie over:
Waarderen, ontzamelen & herbestemmen
Bruiklenen, verzekeren & topstukken
Objecten in levende praktijken
Ga meteen aan de slag en ontdek het vernieuwde dossier op
“Kunstwerken, verhalen en herinneringen”
De werkplek van: Mi Van Landuyt, beeldend kunstenares.
faro trekt eropuit naar inspirerende werkplekken. Als dienstverlenende organisatie voor de beeldende kunst bezoekt Centrum Kunstarchieven Vlaanderen (CKV) verschillende kunstprakijken en ateliers over heel Vlaanderen en Brussel. We nemen je graag mee naar de woning van beeldend kunstenares Mi Van Landuyt in Landegem. Welkom in haar teken- en schilderatelier en voormalige zeefdrukkerij.
1 “In de jaren 70 verhuisde het kunstenaarskoppel Mi en Balder (Boudewijn Van Hoecke, 1945-2014) van Gent naar hun woning in Landegem. Door de jaren heen verbouwde het koppel deze woning in functie van hun eigen artistieke praktijken. Zo ontstond er een teken- en schilderatelier, een werkruimte voor Balder en verschillende ruimtes voor de zeefdrukkerij. Mi is meestal te vinden in haar atelier achter een doek, met een penseel in de hand en een kleurrijk schilderpalet.
2
Naast haar eigen artistieke praktijk zet Mi zich in voor het behoud en beheer van de nalatenschap van haar echtgenoot. Er zijn diverse werken bewaard gebleven, waaronder schilderijen en zeefdrukken. Mi vertelt met plezier over een van zijn eerste werken, een portret. Daarnaast is er een omvangrijk archief en bibliotheek bewaard gebleven, met correspondentie, drukwerk (uitnodigingen en affiches) en tentoonstellingsdossiers.
3 Samen met Balder beheerde Mi het zeefdrukatelier Zeefdrukkerij MB Graphics. Hier werkten ze samen met verschillende kunstenaars, zoals Leo Copers, Werner Cuvelier, Roger Raveel, Benoit, Raoul De Keyser, Etienne Elias en Karel Dierickx. In de drukkerij was Mi verantwoordelijk voor het ontwerp en de prepress.
4
Voor het traject Oral History van CKV en de artistieke nalatenschappen van Balder en Mi is het waardevol om met Mi in gesprek te gaan over haar leven, haar artistieke carrière en praktijk. Dit helpt om belangrijke relaties en netwerken in kaart te brengen. Niet alle informatie is immers vastgelegd op papier; ook het atelier en de souvenirkast van Balder getuigen van verschillende verhalen die verborgen zijn in herinneringen.” ■
» Nele Luyts is consulent archieven en estates bij Centrum Kunstarchieven Vlaanderen.
SAMENWERKEN MET ERFGOEDGEMEENSCHAPPEN
BIJ BUITEN-EUROPEES ERFGOED
EERST LUISTEREN
De samenwerking tussen erfgoedorganisaties die cultureel erfgoed bewaren en de erfgoedgemeenschappen van wie deze buiten-Europese collecties afkomstig zijn, won de laatste jaren sterk aan belang. In lijn met de Faro-conventie zijn herkomstgemeenschappen steeds meer actieve partners bij het beheer, de beschrijving, het onderzoek en ook het tonen van hun voorouderlijk erfgoed. Deze samenwerking brengt ook heel wat complexe uitdagingen mee.
Katrijn D’hamers
Foto’s en archiefstukken lijken op het eerste gezicht objectieve bronnen, maar dat zijn ze niet. Ze weerspiegelen vaak een eenzijdig, koloniaal perspectief. In veel gevallen ontbreken de namen van geportretteerde personen, en vrouwen en kinderen zijn nauwelijks gedocumenteerd. De manier waarop mensen en objecten werden gecategoriseerd was gebaseerd op het racistische wereldbeeld van die tijd. Deze denkwijze beïnvloedde niet alleen hoe collecties werden samengesteld, maar ook hoe kennis over de koloniale wereld werd geproduceerd. Musea speelden eveneens een rol als plekken waar koloniale machtsstructuren zichtbaar én versterkt werden. Wat vertelt de verwervingsgeschiedenis over de eigen organisatie? Welk perspectief blijkt uit de registratiesystemen? En hoe kan inclusieve taal hierin verandering brengen?
MEERSTEMMIG ONDERZOEKEN
Onderzoek naar de perspectieven van herkomstgemeenschappen is vaak uitdagend. Niet in het minst omdat er, in de meeste gevallen, veel tijd is verstreken tussen de verwerving van objec-
ten en het herkomstonderzoek. Bovendien zijn stemmen uit het verleden vaak niet of nauwelijks gedocumenteerd. Een waardevolle aanpak is collaborative research, waarbij uiteenlopende kennisvormen worden benut, zoals mondelinge geschiedenis, overgeleverde verhalen, persoonlijke getuigenissen en referentieonderzoek. Zo’n benadering opent nieuwe perspectieven op het verleden, met aandacht voor thema’s als zelfbeschikking, verzet en culturele expressie.
Collaborative research biedt een unieke kans om de productie van kennis over verleden, heden en toekomst te democratiseren
Essentieel daarbij is samenwerking met partners uit de regio’s van herkomst en hun diaspora’s. Dit biedt een unieke kans om de productie van kennis over verleden, heden en toekomst te democratiseren. Luisteren naar wat de partners zelf willen is cruciaal: gaat het om restitutie, samenwerking, erkenning van onrecht of om (mede-) zeggenschap over hoe objecten worden gepresenteerd en bewaard?
HERKOMSTONDERZOEK
Voor erfgoedorganisaties vraagt dit om gerichte investeringen in herkomstonderzoek, dat vaak uitermate complex is. Was een verwerving rechtmatig? Wat betekent een ‘schenking’ binnen koloniale machtsverhoudingen? Eigendom kan immers juridisch of cultureel worden geïnterpreteerd. Sommige ceremoniële objecten zijn voor gemeenschappen onvervreemdbaar – kun-
nen die dan wel andermans bezit worden? Ook immaterieel erfgoed, zoals liederen met verborgen boodschappen over koloniale overheersing, draagt bij aan een meerstemmige benadering. Bovendien blijft de rol van particulieren – zoals handelaars, verzamelaars en rubbermaatschappijen – in de verwervingsgeschiedenis van collecties een grotendeels onontgonnen terrein dat verdere studie vereist.
Tot slot is de toegang tot erfgoedcollecties, ook in digitale vorm, essentieel om herkomstgemeenschappen de mogelijkheid te geven hun geschiedenis te herontdekken, te bevragen en te vertellen. Die collecties delen bevordert niet alleen erkenning en herstel, maar ook wederzijds begrip en samenwerking.
Twee vrouwelijke offerbeeldjes van de Inca's (Peru), CE 1450 - CE 1533
Ruben Boon is historicus en conservator van het Damiaanmuseum in Tremelo.
“Het gemeentelijke Damiaanmuseum in Tremelo bewaart een kerncollectie over pater Damiaan (1840-1889), met authentieke Damiaanvoorwerpen en daarnaast ook een collectie Hawaïaanse cultuurvoorwerpen. Dat is niet zo eigenaardig. Damiaan heeft als missionaris langer in Hawaï geleefd en gewerkt dan in België. Toch roept die collectie Hawaïaanse cultuurvoorwerpen heel wat vragen op die we maar gedeeltelijk kunnen beantwoorden. Damiaan was antropoloog noch etnograaf en heeft ze dus niet in die hoedanigheid verzameld. Na zijn dood in 1889 kwamen de Hawaïaanse voorwerpen in verschillende etappes en via de tussenkomst van medebroeders van Damiaan in België terecht met het oog op tentoonstellingen. Het Damiaanmuseum kreeg het merendeel van deze Hawaïaanse voorwerpen op een rechtmatige manier in bezit.
Het Hawaïaanse godenbeeld dat we bewaren legde evenwel een heel ander en meer bewogen parcours af. ‘Hoort het hier wel thuis?’, vragen we ons af. Daarmee lopen we vooruit op de zaak,
want het is niet aan ons om hierover te oordelen, maar aan de herkomstgemeenschap in Hawaï. En eerlijk gezegd: we staan nog nergens. We hebben (nog) geen contacten met de herkomstgemeenschap, laat staan met het Bureau van Hawaïaanse Zaken (BvHZ) dat ons hierbij moet helpen. Wel zijn we in gesprek met het Bishop Museum1, het museum en expertisecentrum rond Hawaïaanse natuur, cultuur en geschiedenis. Zij wezen ons erop dat we het eigen grote gelijk moeten leren overwinnen en een te proactieve houding best afzweren. Wat wel aangewezen is, is om eerst alle kennis die we bezitten over dit beeld (en de omgang ermee) te verzamelen en vervolgens het BvHZ te contacteren. Hierbij treedt het Bishop Museum niet op als tussenpersoon maar wel als raadgever en klankbord. Belangrijk is dat het Damiaanmuseum directe contacten opneemt met het BvHZ, zelf verantwoordelijkheid neemt en met hulp van het BvHZ de dialoog aanknoopt met de herkomstgemeenschap. En om die dialoog slaagkansen te geven, zullen we vooral moeten leren luisteren. Zo kunnen andere stemmen weerklinken en komen we hopelijk te weten waar dit Hawaïaanse godenbeeld echt thuishoort.”
Op de planning van DAMU staat de consultatie van herkomstgemeenschappen in Hawaï, waar pater Damiaan begraven werd in
Hugo DeBlock is GUMconservator Etnografische Collecties en professor in de Antropologie aan de opleiding African Studies van de UGent.
“Het GUM (Gents Universiteitsmuseum en Plantentuin) beheert diverse deelcollecties van de Universiteit Gent. De Etnografische Collecties omvatten belangrijke deelcollecties uit alle werelddelen: de deelcollectie Javanica (sinds 1825), de deelcollectie Midden-Amerika (sinds 1895, met een kleine maar etnografisch waardevolle collectie Maya-archeologie), de deelcollectie Oceanië (sinds 1905, een aankoop van zogenaamde ‘dubbels’ van het toenmalige Museum für Völkerkunde in Berlijn, nu Humboldt Forum), de deelcollecties Afrika (vooral sinds 1938-39 met focus op Ivoorkust en Congo) en de deelcollectie Noord-Amerika (sinds 1939, een ruil met het Denver Art Museum). Er lopen onderzoekssamenwerkingen met Oxford University (JagWars-project, Caribisch oorlogswapen), Smithsonian Institution (Maya-collectie) en Princeton University (Luba-deelcollectie Peeraer). Ook samenwerkingen met de Afrikaanse diaspora in België zijn lopende: galerijhoudster, kunsthistorica en activiste Anne Wetsi Mpoma was co-curator van de tentoonstelling Wonderkamer van de Waarheid, met beeldend werk en artistieke ingrepen die een repliek proberen te geven – zoals een kritiek, een rechtzetting of een update – in de vaste opstelling van GUM. De expo toonde ook werk van de Belgisch-Rwandese artiviste Zeye Laura Nsengiyumva.
De collecties worden momenteel gedigitaliseerd en geregistreerd, een noodzakelijke stap naar verdere
dekolonisatie. Zo vinden mensen uit herkomstgemeenschappen in de nabije toekomst hopelijk beter hun weg naar de instellingen die hun historisch cultureel patrimonium beheren. Het Collectiecentrum (waar de ‘reservecollectie’ bewaard wordt) ontvangt graag mensen uit de herkomstgemeenschappen, om toenadering tot objecten te stimuleren, kennis te delen en verhalen uit te wisselen. Momenteel lopen ook gesprekken met een bezoeker die ons op een historische fout wees in de tentoonstelling. Een islamitische smeekbede stond verkeerdelijk gelabeld als ‘reiskoran’. Het label is ondertussen aangepast. De bezoeker blijft nog mee nadenken over oplossingen om een dergelijk klein maar inherent zeer waardevol gebedenboekje respectvol tentoon te stellen (uit de collectie Javanica, teruggaand dus tot 1825).
Deze voorbeelden tonen aan dat het GUM zich ertoe verbindt om contacten aan te knopen met herkomstgemeenschappen en toegang te verschaffen tot cultureel patrimonium dat eigenlijk niet echt toebehoort aan de Universiteit Gent. De weg is nog lang en pogingen om naar buiten te treden lukken niet altijd even goed. Het eerste streefdoel hierbij? Een goede ontsluiting, zodat iedereen de volledige collectie kan consulteren. Latere stappen zullen volgen, maar dekolonisatie is momenteel zo’n buzzword, dat overhaast te werk gaan mij geen goed idee lijkt. Tegelijk moeten we er als museumpersoneel ook op toezien dat we de processen niet vertragen. Er is momentum, let's take it! Meerstemmigheid vraagt tijd, nuance en toewijding van alle betrokken partijen.”
Bert Demarsin is directeur van de Dienst Academisch en Historisch Patrimonium (KU Leuven).
“KU Leuven bewaart een etnografische collectie die ruim 1.600 objecten telt. Haar startpunt ligt in de vroege 20e eeuw, toen de universiteit de missionarissen en de Belgen die actief waren in het evenaarsgebied opriep allerhande voorwerpen te verzamelen. In 1908 was immers de Ecole coloniale opgericht, en die voorwerpen dienden het onderwijs en onderzoek daar. Via giften groeide de Leuvense verzameling verder aan, ook na de Congolese onafhankelijkheid in 1960. In de loop van de 20e eeuw zou het aanzien van de collectie evenwel veranderen. Waar de voorwerpen initieel didactisch bedoeld waren, kreeg de verzameling steeds meer het statuut van een kunstcollectie. De nadruk kwam te liggen op esthetiek en patrimoniumwaarde, ook toen de collectie in de jaren 1970 verdeeld werd bij de splitsing van de Leuvense universiteit. Een klein deel van de etnografische collectie is te bezichtigen in de Universiteitshal.
Het gros van de objecten is echter opgeborgen in een erfgoeddepot, tot voor kort niet toegankelijk voor het publiek. Daarin wilden we verandering brengen, door de integrale collectie verder te inventariseren, te fotograferen en met de nodige duiding (via relevante archiefstukken en metada-
ta) online raadpleegbaar en gratis doorzoekbaar te maken.2 Het is prettig vast te stellen dat deze inspanning, die de afgelopen jaren veel tijd en energie vergde, maatschappelijk begint te renderen. Zo stellen we vast dat de etnografische collectie van KU Leuven duidelijk aan bekendheid wint en dat ze wordt gevonden door onderzoekers en erfgoedwerkers, niet in het minst afkomstig vanuit de erfgoedgemeenschappen. Hieruit resulteerden al enkele projectmatige samenwerkingen.
Het is onze uitdrukkelijke hoop dat het aantal projecten alleen maar toeneemt en bepaalde samenwerkingen structureel kunnen worden. Daarvoor namen we al enkele concrete stappen, in België, maar ook in Congo. Zo werden de eerste resultaten van het ontsluitingsproject in juni 2024 aan de Académie des Beaux-Arts in Kinshasa voorgesteld tijdens een universitaire erfgoedmissie. Talloze jonge kunstenaars gaven aan via het Blendeff-platform weer toegang te hebben tot het erfgoed van hun voorouders en het te zullen gebruiken in hun artistieke praktijk. Zulke reacties geven veel voldoening en smaken naar meer!”
De eerste resultaten van het ontsluitingsproject van KU Leuven werden in juni 2024 voorgesteld aan de Académie des Beaux-Arts in Kinshasa.
Carolina Jimenez Alcedo is MAS-onderzoeker voor de Amerikacollectie.
“In 2011 opende het MAS de huidige opstelling van de kunstcollectie uit het Amerikaanse continent van Paul & Dora Janssen-Arts (PDJA-collectie). Die is eigendom van Vlaanderen en wordt beheerd door het MAS. In 2024 startte, dankzij subsidies van de Vlaamse overheid, de eerste fase van het project voor een nieuw inhoudelijk beheer en een nieuwe presentatiewijze van de collectie.
Als projectonderzoeker richt mijn werk zich op herkomstonderzoek en onderzoek naar de actuele waarde die aan de objecten in kwestie wordt toegekend. De resultaten worden vastgelegd in een publicatie en dragen bij tot de inhoud van de vernieuwde tentoonstelling die in 2027 opent. Die resultaten kunnen we alleen bereiken door goed samen te werken met partners in de herkomstgemeenschappen, zowel in Vlaanderen als op het Amerikaanse continent.
Onderzoek doen naar erfgoed uit gekoloniseerde landen, zoals die in de PDJA-collectie, vraagt inzicht in complexe historische processen. Daarom is het essentieel om partnerschappen aan te gaan in de herkomstlanden. Hoe doe ik dit? Ten eerste
door te zorgen voor een respectvolle bilaterale dynamiek waarbij het duidelijk is dat de herkomstgemeenschappen agency hebben en zichzelf vertegenwoordigen. Ten tweede door te proberen om ‘veilige ruimtes’ te bieden om te luisteren en te leren. Ten derde is het belangrijk om banden op te bouwen met de herkomstgemeenschappen. Deze werkprincipes zijn bedoeld om de utilitaire praktijk tegen te gaan van zoveel mogelijk informatie te extraheren waarbij de echte experten van lokale kennis niet worden erkend en onzichtbaar blijven. Het is duidelijk dat deze samenwerking slechts een van de middelen is voor een meer dekoloniaal of inclusief museumbeleid. Daarom werkt het museum aan de ontwikkeling van een intern beleid dat rekening houdt met deze perspectieven om concrete resultaten te boeken.
Ten slotte geef ik graag als suggestie mee om te kijken naar het collectiebeheer, het onderzoek en de presentatie van musea in Mexico, Bolivia of Peru, met hun ruime ervaring ter zake. En naar de wijze waarop de inheemse gemeenschappen hun voorouderlijke kennis vastleggen in kunst- en gebruiksvoorwerpen.” ■
» Katrijn D’hamers is adviseur participatie | diversiteit bij FARO.
Erfgoed is voor iedereen betekenisvol en relevant. Bekende landgenoten vertellen over ‘hun’ erfgoed.
Naima Charkaoui, auteur en directeur beleid bij 11.11.11., vertelt over de ‘Arabische bunker’.
Op deze plek in Oudekapelle nabij Diksmuide komen verschillende lijnen samen. Mijn Vlaamse grootouders namen ons als kind vaak mee naar slagvelden, musea en kerkhoven die herinneren aan de Eerste Wereldoorlog. Zij hadden die Eerste Wereldoorlog weliswaar niet zelf meegemaakt, in tegenstelling tot de Tweede Wereldoorlog. De boodschap die ik als kind meekreeg was heel duidelijk: oorlogen zijn verschrikkelijk: het leed en de ellende, de honger, de vernielingen … Oorlog is iets dat je écht niet wil meemaken. Het verhaal van de oorlog in de Westhoek is bekend, minder geweten is dat de oorlogvoerende landen veel soldaten uit hun kolonies inzetten. Dat ontdekte ik pas als volwassene, dankzij een tentoonstelling in het In Flanders Fields Museum.
Voor mij is deze bunker in ‘Arabische stijl’, en ook met een inscriptie in het Arabisch, pijnlijk erfgoed. Omdat het getuigt van de aanwezigheid van militairen die hier moesten vechten in dienst van hun koloniale overheerser: soldaten uit het Franse koloniale rijk die Arabisch spraken. Die hadden in de verste
verte geen uitstaan met het geopolitieke conflict dat hier werd uitgevochten. Wie de verschrikkingen van de oorlog overleefde werd na afloop gewoon terug naar huis gestuurd, sans merci. Ze vochten in hetzelfde kamp als de kolonisator, stierven voor de kolonisator en wat kregen ze ervoor terug? Vergetelheid. Na de oorlog werden hun inspanningen niet of nauwelijks erkend, onder de mat geschoven. Daar is heel lang licht overgegaan, zowel door historici als de erfgoedsector. Want wat was zo’n leven waard? Misschien nog minder dan dat van de andere soldaten, die ook door de vleesmolen werden gejaagd. Ik zie een parallel met vluchtelingen die vandaag verdrinken in de Middellandse Zee. Ook hun levens lijken weinig waarde te hebben. We halen onze schouders op en gaan verder.
Door dit verhaal te vertellen in musea en elders, en op locaties als deze, wordt deze geschiedenis belicht en dus erkend. ‘Eindelijk bestaan we’, zou je kunnen zeggen. Na al die jaren van stilte en vergetelheid.”■
OPTIMALISEER UW DOCUMENTBEHEER MET ONZE REEKS ‘WIE KLASSEERT, DIE VINDT’.
Deze publicaties ondersteunen besturen en organisaties bij het e ciënt beheren van hun dagelijkse documentenstroom.
Redactieraad: Inge Schoups (voormalig stadsarchivaris Antwerpen), Marian Verbeek (stafmedewerker VVSG), Roeland Verhaert (informatiebeheerder FelixArchief), Johan De Reu (informatiebeheerder Stad Gent), Joris Vanderborght (archivaris Kamer van volksvertegenwoordigers), Petra Vanhoutte (informatiemanager/archivaris digitaal NMBS), Lieze Neyts (coördinator intergemeentelijke archiefdienst), Wendy Van de Camp (bestuurssecretaris informatiebeheer Provincie Vlaams-Brabant), Hassan Ben Toutouh (informatiebeheerder Stad Aalst), Bieke Nouws (e-archivaris Algemeen Rijksarchief), Caroline Staelens (informatiebeheer Heist-op-den-Berg)
Bestel vóór 1 september uw boek of abonnement en ontvang 15% korting met kortingscode: FARO25.
Bestel vóór 1 september uw boek of abonnement en ontvang 15% korting met kortingscode: FARO25