40658 Persoonlijke verzorging voor PW

Page 1

.v

.

Training

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

ie

fb

Persoonlijke verzorging voor PW


Colofon

.v

.

Uitgeverij: Edu’Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl

fb

Auteur: Inge Janssens Inhoudelijke redactie: Napona Smid Titel: Persoonlijke verzorging voor PW

ie

ISBN: 9789037240658 ©

Ac t

Edu’Actief b.v. 2017 Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Ed

u'

Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl). De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

C

op

yr

ig

ht

Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Edu’Actief, te vinden op www.edu-actief.nl.


Inhoudsopgave Over deze training

Kinderen met een specifieke zorgbehoefte Effectief reageren op signalen van kinderen

.v

.

7 8 18

Lichaamscontact tijdens de persoonlijke verzorging

fb

Oriëntatie

4

22

Protocollen bij de persoonlijke verzorging

29

Reflecteren

33

Ac t

Communicatie en interactie tijdens de verzorging 37

27

ie

Protocollen bij persoonlijke verzorging: werken volgens het vier-ogen-principe

38

Theoriebron Zorg verlenen aan kinderen met een specifieke zorgbehoefte – deel 2

41

u'

Theoriebron Zorg verlenen aan kinderen met een specifieke zorgbehoefte – deel 1

Ed

Theoriebron Effectief reageren op signalen van kinderen

43

Theoriebron Lichaamscontact tijdens de persoonlijke verzorging Theoriebron Protocollen bij de persoonlijke verzorging

46

49 52

C

op

yr

ig

ht

Theoriebron Communicatie en interactie tijdens de persoonlijke verzorging

3


Over deze training

Over deze training

.

Inleiding

Ed

u'

Ac t

ie

fb

.v

Een gespecialiseerd pedagogisch medewerker speelt een belangrijke rol in de ontwikkeling van het kind. Denk aan plassen, handen wassen, jas aantrekken, een puf nemen of insuline spuiten. Een kind leert dit steeds zelfstandiger te doen. Als gespecialiseerd pedagogisch medewerker ondersteun je het kind. Je kijkt heel goed: wat heeft het kind nodig? Wat kan het zelf? Wat kan het met hulp? Dit vraagt vaardigheden om te observeren en aan te voelen wat een kind nodig heeft. Je moet in staat zijn om op een creatieve manier aan te sluiten bij het kind. Je daagt het uit om telkens weer een stapje verder te gaan, zonder dat je over zijn grenzen gaat. Dit leer je in deze training. Daarnaast bekijk je de ondersteuningsbehoeften van kinderen met een specifieke zorgbehoefte, bijvoorbeeld met astma, diabetes of epilepsie. Ook leer je in je werk protocollen en procedures te gebruiken.

Een kind wordt steeds zelfstandiger.

ht

Leerdoelen

Je kunt zorg verlenen aan kinderen met een specifieke zorgbehoefte. Je kunt effectief reageren op signalen van het kind die wijzen op een behoefte aan persoonlijke verzorging. Je kunt discreet omgaan met lichaamscontact tijdens persoonlijke verzorging. Je kunt het ‘vier-ogen-principe’ toepassen. Je weet volgens welke protocollen en procedures je moet handelen tijdens de verzorging en wanneer je contact moet zoeken met een externe deskundige. Je communiceert actief met het kind en past de interactievaardigheden respect voor autonomie, praten en uitleggen en ontwikkelingsstimulering toe.

ig

• •

yr

• • •

C

op

4

Beoordelingsformulier <

Beoordeling Je wordt op verschillende punten beoordeeld. Deze punten kun je in het beoordelingsformulier terugvinden. De volgende punten zijn belangrijk bij de beoordeling: • Je doet actief mee aan de lessen. • Je voldoet aan de voorwaarden bij de oefeningen en bij de demonstratie: correcte kleding, goede persoonlijke verzorging, geen sieraden. • Je bent actief betrokken bij de uitvoering van de oefeningen. • Je past de geleerde kennis toe bij het uitwerken van Demonstratie 1 en 2.


Over deze training

Planning Aan het einde van de training moet je een demonstratie uitvoeren. Plan deze demonstratie tijdig in. Lees eerst de demonstratie goed door en vul daarna het planningsformulier in. Neem ook de andere oefeningen van deze training op in je totale planning. Zo voorkom je dat je in tijdnood komt.

Oefening 1

.v

.

Planningsformulier <

Demonstratie 1: Handleiding voor een kind met een specifieke zorgbehoefte

Ac t

ie

fb

Kinderdagverblijven en de buitenschoolse opvang, of andere instellingen waar kinderen worden begeleid, krijgen steeds vaker de vraag of ze kinderen met een specifieke zorgbehoefte willen opvangen. Het gaat om kinderen met: • diabetes • epilepsie • hartproblemen • astma • sondevoeding • beademing • een stofwisselingsstoornis.

Ed

Casus

u'

In deze opdracht maak je voor een kind met een van deze specifieke zorgbehoeften een handleiding die in de praktijk gebruikt kan worden. De groep wordt in kleine groepjes verdeeld. Elk groepje krijgt één kind met een bepaalde zorgbehoefte toegewezen. Na afloop kun je alle documenten bundelen. Zo ontstaat een boekwerk waaruit iedereen informatie kan halen voor de praktijk.

yr

ig

ht

Dolima is 4 jaar. Ze heeft diabetes type 1. Haar diabetes wordt onder controle gehouden met een insulinepompje. Hayo is 8 jaar. Hij heeft epilepsie. Om de aandoening onder controle te houden, neemt hij medicatie. Toch krijgt hij af en toe een zware aanval. Hij schaamt zich hiervoor. Juan is 5 jaar. Hij heeft hartritmestoornissen en kreeg vorig jaar een pacemaker. Juan is snel moe, krijgt blauwe lippen en zweet heel sterk. Su Lin is 6 jaar. Ze heeft inspanningsastma. In haar tas zitten twee soorten pufjes. Mohammed is 3 jaar. Hij krijgt sondevoeding via een PEG-sonde. Fahid is 2 jaar. Hij krijgt extra zuurstof via een tracheacanule. Anna is 7 jaar. Ze heeft een stofwisselingsstoornis. Ze moet een streng dieet volgen om de stoornis onder controle te houden.

C

op

Voorbereiding • Lees de theorie die hoort bij de zorgbehoefte van jouw kind nog eens door. • Maak een planning. Controle Zorg ervoor dat jouw uitwerking voldoet aan de volgende voorwaarden: • Je beschrijft de informatie die je moet krijgen van de ouders van een kind met een specifieke zorgbehoefte, om goede zorg te kunnen bieden. • Je beschrijft de zorg die een kind met een specifieke zorgbehoefte nodig heeft en de aandachtspunten bij de uitvoering van deze zorg. • Je beschrijft voor welke zorg een externe ingeschakeld wordt bij een kind met een specifieke zorgbehoefte.

5


Over deze training

• •

Je beschrijft signalen waarop je extra alert moet zijn bij een kind met een specifieke zorgbehoefte. Je maakt een protocol waarin een pedagogisch medewerker snel alle noodzakelijke informatie over de zorg voor een kind met een specifieke zorgbehoefte kan terugvinden.

Oefening 2

Ac t

ie

fb

.v

.

Uitvoering • Plan voor jezelf een datum waarop je de demonstratie gaat uitvoeren. Vul deze datum in op je planningsformulier. • Lees de casus door. • Maak een beschrijving van het kind. Gebruik de gegevens uit de casus als uitgangspunt. Indien nodig vul je deze verder aan. • Maak een overzicht van wat je aan de ouders van dit kind vraagt als het voor het eerst aangemeld wordt in de opvang. Welke informatie heb je van hen nodig? • Zoek uit welke zorg je verwacht dat dit kind nodig heeft. • Beschrijf welke zorg de pedagogisch medewerker kan bieden, onder welke voorwaarden en voor welke zorg een externe ingeschakeld wordt. • Zoek uit op welke signalen je extra alert moet zijn bij dit kind. • Zoek uit wat de aandachtspunten zijn als je zorg geeft aan dit kind. • Vat alle bovenstaande informatie samen in een handleiding over dit kind. • Maak daarna een protocol waarin een pedagogisch medewerker snel alle noodzakelijke informatie over het bieden van persoonlijke zorg aan dit kind kan terugvinden.

Demonstratie: Filmpje van een persoonlijk verzorgingsmoment

u'

Samen met twee medestudenten ga je een persoonlijk verzorgingsmoment naspelen. Je neemt de gespeelde situatie op met je telefoon of een ander opnameapparaat.

ig

ht

Ed

Voorbereiding • Lees de voorwaarden door bij het kopje ‘Controle’. Deze moeten in je filmpje teruggevonden worden. • Lees de theoriebronnen nog een keer door. • Maak een draaiboek voor het filmpje: – Beschrijf het kind (leeftijd, karakter, welke persoonlijke verzorging het nodig heeft, wat het wel kan, wat alleen met hulp). – Kies een vorm van persoonlijke verzorging waarbij de pedagogisch medewerker het kind gaat ondersteunen. – Maak een script voor het filmpje. Beschrijf wat je gaat zeggen en doen. • Oefen het filmpje. Kijk of er nog iets veranderd moet worden om aan de voorwaarden te voldoen.

C

op

yr

Controle Zorg ervoor dat jouw uitwerking voldoet aan de volgende voorwaarden: • Je gaat discreet om met lichaamscontact tijdens de persoonlijke verzorging. • Je communiceert actief met het kind tijdens de persoonlijke verzorging. • Je respecteert de autonomie van het kind tijdens de persoonlijke verzorging. • Je praat met het kind en geeft het uitleg tijdens de persoonlijke verzorging. • Je past ontwikkelingsstimulering toe tijdens de persoonlijke verzorging.

6

Uitvoering • Plan voor jezelf een datum waarop je de demonstratie gaat uitvoeren. Vul deze datum in op je planningsformulier. • Speel het filmpje en neem het op. • Houd je aan het script en zorg dat je voldoet aan alle voorwaarden.


Oriëntatie

Oriëntatie Oefening 1

Boodschappenlijstje

Heb je ervaring met?

u'

Oefening 2

Ac t

b. Welke nieuwe dingen heb je erbij geleerd?

ie

fb

.v

.

Op het bord staat het onderwerp van deze les geschreven. Iedereen krijgt een kladblaadje. Schrijf het woord dat op het bord staat boven aan het blaadje. Zet er een streep onder. Onder de streep schijf je nu een woord of feit dat bij het onderwerp hoort. Geef dan je kladblaadje door naar links. Op het blaadje dat nu voor je ligt, schrijf je weer een woord of feit. Daarna geef je het kladblaadje weer door naar links. Dit gaat zo door tot je je eigen blaadje terug hebt of de docent vraagt om te stoppen. Er mogen geen dubbele woorden of feiten op de kladblaadjes komen te staan. Als je echt niks nieuws weet toe te voegen, zet je een kruisje op het kladblaadje. a. Wist je veel woorden of feiten bij het onderwerp te bedenken?

ht

Ed

Heb jij ervaring met het bieden van ondersteuning bij de persoonlijke verzorging aan een kind met een specifieke zorgbehoefte? Beschrijf je ervaring in een kort verslag met behulp van onderstaande vragen: • Waar heb je de ervaring opgedaan? • Waarom had dit kind ondersteuning nodig? • Hoe heb je de ondersteuning geboden? • Kwam je problemen tegen en hoe heb je die eventueel opgelost?

Oefening 3

Als ik dit onderwerp hoor, dan wil ik …

ig

Schrijf het onderwerp van de training op een blaadje en maak daaronder twee kolommen. Boven de eerste kolom schrijf je ‘Dit weet ik al’, boven de tweede kolom schrijf je ‘Dit wil ik leren’.

yr

Persoonlijke verzorging aan een kind met een specifieke zorgbehoefte Dit wil ik leren

C

op

Dit weet ik al

7


Kinderen met een specifieke zorgbehoefte

.

Kinderen met een specifieke zorgbehoefte

.v

Inleiding

Ed

u'

Ac t

ie

fb

In de opvang kom je kinderen tegen met een specifieke zorgvraag, bijvoorbeeld kinderen met astma, diabetes of epilepsie. Weet jij eigenlijk welke zorg deze kinderen nodig hebben en waar je op moet letten? Dat ontdek je tijdens deze oefeningen.

Soms hebben kinderen specifieke zorg nodig.

Leerdoelen

yr

ig

ht

Je kunt: • zorg verlenen aan een kind met diabetes • zorg verlenen aan een kind met epilepsie • zorg verlenen aan een kind met een infuus of canule • zorg verlenen aan een kind dat sondevoeding krijgt • zorg verlenen aan een kind dat extra zuurstof nodig heeft of afhankelijk is van beademing • zorg verlenen aan een kind met hart- of longproblemen • zorg verlenen aan een kind met een stofwisselingsstoornis.

op

Oefening 1

C

Filmpje Diabetes Type 1 <

8

Diabetes type 1 Voer deze oefening klassikaal uit. Bekijk het Filmpje Diabetes Type 1. De docent zet het filmpje stop bij de vragen. Voordat je verder kijkt, probeer je zelf een antwoord te geven op de vraag. a. b. Wat gaat er dan mis in het lichaam?


Kinderen met een specifieke zorgbehoefte

c. Wat betekent het voor iemands dagelijks leven?

.v

.

d. Hoe geef je een kind insuline?

Oefening 2

Filmpje Hypoglycemie <

Hyper en hypo bij diabetes

ie

Kinderen met diabetes kunnen last krijgen van hyperglycemie of hypoglycemie. In de praktijk wordt dit een ‘hyper’ of een ‘hypo’ genoemd. Als begeleider moet je weten hoe je een hyper en een hypo kunt herkennen en wat je moet doen om het kind te helpen. Bekijk het Filmpje Hyperglycemie. Beantwoord daarna de volgende vragen: a. Wat is een hyperglycemie?

Ac t

Filmpje Hyperglycemie <

fb

e. Waarom geef je insuline?

Ed

u'

b. Wat is de afkorting van hyperglycemie?

c. Noem vier oorzaken waardoor een kind een hyper kan krijgen.

ig

ht

d. Aan welke signalen kun je een hyper herkennen? Noem er minstens zes.

yr

e. Wat doe je om een kind te helpen als het een hyper heeft?

C

op

Bekijk het Filmpje Hypoglycemie. Beantwoord daarna de volgende vragen: f. Wanneer heeft een kind een hypoglycemie?

g. Wat is de afkorting van hypoglycemie?

h. Aan welke signalen kun je zien dat een kind een hypo heeft? Noem er minstens zes.

9


Noem vier oorzaken waardoor een kind een hyper kan krijgen.

j.

Wat doe je om een kind te helpen als het een hypo heeft?

Oefening 3

fb

.v

i.

.

Kinderen met een specifieke zorgbehoefte

Het meten van je bloedglucosewaarde

Kinderen met diabetes type 1 moeten hun bloedglucosewaarden in de gaten houden. Hoe meet je de bloedglucose? In deze oefening ga je dit zelf doen.

ie

Filmpje Bloedglucose meten <

u'

Ac t

Voorbereiding • Leg de volgende materialen klaar: – een prikpen – lancetten – een bloedglucosemeter – teststrips – een box om de gebruikte naalden veilig in weg te werpen. • Bekijk het Filmpje Bloedglucose meten.

Ed

Uitvoering • Je gaat bij jezelf of bij een medestudent de bloedglucosewaarde meten. • Volg de stappen in het filmpje. • Maak vooraf je handen goed schoon. Ga voorzichtig om met de gebruikte naalden en teststrips! • Als je nerveus was voor het prikken, kan de waarde die je bij jezelf meet, afwijken van je normale waarde.

ig

ht

Reflectie a. Hoe vond je het om jezelf te prikken?

c. Als je toch de bloedglucosewaarde van een kind meet, waarop let je dan? Noem drie zaken waar je op let.

C

op

yr

b. Denk je dat je dit durft te doen bij een kind?

Oefening 4 Checklist Oudergesprek <

10

Gesprek met ouders van een kind met diabetes Elk kind met diabetes heeft zijn eigen kenmerken. Als er een nieuw kind met diabetes in de opvang komt, vraag je de ouders om informatie.


Kinderen met een specifieke zorgbehoefte

Voorbereiding Kies twee medestudenten voor het uitvoeren van deze oefening.

fb

.v

.

Bedenk een casus over een kind met diabetes. • Hoe oud is het kind? • Krijgt het insuline met een pomp of een pen? • Wat kan het kind zelf? • Hoe merk je een hypo en hyper op bij dit kind? • Welke bijzondere behoeften heeft dit kind (eten, traktaties, toiletgebruik, zwemmen, uitstapjes, medicatie)? • Welke zorg heeft het kind nodig? Dit kind komt in de opvang. Jij gaat een gesprek aan met moeder.

ie

Verdeel de rollen: • begeleider • moeder • observator.

u'

Ac t

Uitvoering De begeleider gebruikt Checklist Oudergesprek voor het informatiegesprek tussen ouder en leerkracht. Aan de hand van de checklist inventariseert de begeleider wat de kenmerken zijn van het kind en welke zorg het nodig heeft. De observator volgt het gesprek. Aan het einde van het gesprek geeft de observator aan wat goed ging en wat beter zou kunnen.

Ed

Reflectie a. Wat ging volgens jou goed in het gesprek?

ig

ht

b. Waarop let je als je in de praktijk een oudergesprek gaat voeren?

Oefening 5

Bo is een meisje van 10 jaar dat epilepsie heeft. Af en toe krijgt ze een zware epileptische aanval. Dit wordt ook een tonische-clonische aanval genoemd. In de opvang oefenen de begeleidsters samen wat ze moeten doen tijdens deze aanval.

C

op

yr

Website Epilepsiefonds <

Een kind krijgt een zware epileptische aanval

Voorbereiding Zoek op de website van het Epilepsiefonds wat de symptomen zijn van een tonische-clonische aanval. Ga ook na wat je wel en niet moet doen tijdens en na een tonische-clonische aanval. Verdeel daarna de rollen: • Bo (10 jaar) • begeleider • observator.

11


Kinderen met een specifieke zorgbehoefte

Uitvoering Speel samen de volgende situatie: Bo krijgt een zware epileptische aanval en valt op de grond. De begeleider voert de nodige handelingen uit, zodat Bo veilig is. De observator observeert de situatie.

.v

.

Na afloop wissel je van rol totdat iedereen elke rol gespeeld heeft.

fb

Reflectie a. Wat roept het bij je op als je getuige bent van een epileptische aanval?

Aanvalsprotocol voor een kind met epilepsie

Ac t

Oefening 6

ie

b. Wat zul je zeker doen als iemand een epileptische aanval krijgt?

In de opvang krijg je binnenkort een nieuw kind met epilepsie. Samen met je collega’s stel je een standaard aanvalsprotocol op. Je verzamelt hierin alle informatie die te maken heeft met de epilepsie van een kind. Een medewerker moet dit protocol kunnen doorlezen en direct een beeld krijgen van de epilepsie en de noodzakelijke handelingen.

u'

Samen met je medestudenten maak je een aanvalsprotocol.

ig

ht

Ed

Voorbereiding a. Bedenk samen welke informatie er in ieder geval in het aanvalsprotocol terug te vinden moet zijn.

C

op

yr

Uitvoering Maak het aanvalsprotocol. Bedenk daarna een casus over een kind met epilepsie. Vul samen het protocol in voor dit kind.

12

Reflectie b. Waarvoor vind jij een aanvalsprotocol handig?

c. Hoe vond je de samenwerking tijdens deze opdracht?


Kinderen met een specifieke zorgbehoefte

Oefening 7

Koortsstuipen

.

Lees de informatie over koortsstuipen in de Theoriebron. Zoek aanvullende informatie op internet. Belangrijk is dat je weet: hoe het eruitziet als een kind een koortsstuip krijg wat je moet doen als een kind een koortsstuip krijgt.

Theoriebron Zorg verlenen aan kinderen met een specifieke zorgbehoefte – deel 1 <

.v

Lees de casus.

fb

Casus

ie

Pritty is een meisje van 20 maanden. Ze heeft koorts gekregen op de opvang. De begeleiders hebben haar ouders gebeld en gevraagd om haar op te halen. Pritty ligt stil op de bank. Plotseling begint ze te schokken. Haar ogen draaien naar boven. Er komt schuim op haar lippen. Haar lippen krijgen een blauwe kleur

Gebruik bij deze opdracht Theoriebron Zorg verlenen aan kinderen met een specifieke zorgbehoefte – deel 2. Lees de Folder Tracheacanule door en bekijk het Filmpje ‘Blocked Tracheostomy - Afgedopte Canule bij Teun’ van 0:00 tot 0:20. In de Folder Tracheacanule lees je wat een tracheacanule is en waarmee je rekening moet houden. In het filmpje zie je een jongetje met een tracheacanule die gewassen wordt.

ig

Theoriebron Zorg verlenen aan kinderen met een specifieke zorgbehoefte – deel 2 <

Een kind met een tracheacanule verzorgen

ht

Oefening 8

Ed

u'

Ac t

Beschrijf stapsgewijs wat je doet als begeleider. Vergelijk je antwoord met dat van een medestudent. Doe je hetzelfde? Zijn er extra aandachtspunten waarop je let?

C

op

yr

Filmpje Blocked Tracheostomy Afgedopte Canule bij Teun <

Beantwoord de vragen. a. Wat is een tracheacanule?

Folder Tracheacanule <

b. Wat is de functie van een tracheacanule?

c. In het filmpje zie je een jongen met een tracheacanule. Waarop let je als je dit kind aankleedt?

13


Kinderen met een specifieke zorgbehoefte

d. Mag de canule vochtig worden als je een kind wast?

.

Een kind krijgt sondevoeding

.v

Oefening 9

Lees bij deze opdracht Theoriebron Zorg verlenen aan kinderen met een specifieke zorgbehoefte – deel 2. a. Nico van 20 maanden krijgt sondevoeding. Hij mag daarnaast ook eten. Hoe kun je dit als begeleider stimuleren? Geef twee voorbeelden.

ie

fb

Theoriebron Zorg verlenen aan kinderen met een specifieke zorgbehoefte – deel 2 <

De symptomen van astma en de behandelwijze kennen verschillen, afhankelijk van de leeftijd van het kind. In deze opdracht ga je samen met je medestudenten uitzoeken: • wat de symptomen van een astma-aanval zijn • wat er in de longen gebeurt als je astma hebt • welke verschillende soorten medicatie ingezet worden bij astma • hoe de medicatie wordt toegediend • waarop je moet letten bij het toedienen van de medicatie • waarop je moet letten bij het wassen van de inhalatiekamer • welke aanpassingen je kunt aanbrengen aan de leefomgeving om het gemakkelijker te maken voor een kind met astma.

yr

ig

Filmpje ASTMA behandeling bij kinderen tussen 3 en 5 jaar <

Astma is een chronische ontsteking van de luchtwegen. Het kind ervaart periodes waarin het benauwd is en piepend ademhaalt. Op andere momenten kan het normaal ademhalen. Door de benauwdheid kan het kind zich vaker moe of uitgeput voelen. Het heeft dan minder puf om activiteiten te ondernemen. De meeste kinderen met astma gebruiken medicatie.

ht

Filmpje Astma medicatie en inhalatie bij kinderen van 0 tot 3 jaar <

Een kind met astma

Ed

Oefening 10

u'

Ac t

b. Bram van 6 jaar is nieuw in de opvang. Hij krijgt sondevoeding. Een wijkverpleegster komt dit elke dag geven. Hoe leg je dit uit aan de andere kinderen?

C

op

Filmpje ASTMA behandeling 6-12 jaar <

14

Voorbereiding Vorm groepjes van zes. Verdeel de leeftijdscategorieën. Elke leeftijdscategorie wordt uitgewerkt door twee studenten: • 0–3 jaar • 3–5 jaar • 6–12 jaar.


Kinderen met een specifieke zorgbehoefte

fb

.v

.

Uitvoering • Bekijk het filmpje dat hoort bij de gekozen leeftijdscategorie. • Maak een overzicht van je antwoorden op de volgende vragen: – wat de symptomen van een astma-aanval zijn – wat er in de longen gebeurt als je astma hebt – welke verschillende soorten medicatie ingezet worden bij astma – hoe de medicatie wordt toegediend – waarop je moet letten bij het toedienen van de medicatie – waarop je moet letten bij het wassen van de inhalatiekamer – welke aanpassingen je kunt aanbrengen aan de leefomgeving om het gemakkelijker te maken voor een kind met astma. • Als iedereen hiermee klaar is, leg je de antwoorden van de verschillende groepjes naast elkaar. Wat komt overeen? Waar zitten de verschillen?

Ac t

ie

Reflectie a. Als een kind een astma-aanval krijgt in de opvang waar je stage loopt, wat denk je dat je dan zou doen?

Gebruik bij deze oefening Theoriebron Zorg verlenen aan kinderen met een specifieke zorgbehoefte – deel 1. Lees de casussen van kinderen met een hartafwijking. Bedenk hoe jij zou omgaan met deze situatie. Bespreek dit met je medestudenten.

Casus 1

ht

Theoriebron Zorg verlenen aan kinderen met een specifieke zorgbehoefte – deel 1 <

Een kind met een hartafwijking

Ed

Oefening 11

u'

b. Hoe vond je de samenwerking met je medestudent?

ig

Lineke is 5 jaar. Door haar hartafwijking is ze sneller moe dan andere kinderen. Volgende week organiseren jullie een sportdag op de buitenschoolse opvang.

C

op

yr

a. Wat kun je doen om rekening te houden met Lineke?

Casus 2 Michel is 9 jaar. Onlangs heeft hij een openhartoperatie ondergaan. Binnenkort gaan jullie zwemmen met de buitenschoolse opvang.

15


Kinderen met een specifieke zorgbehoefte

.v

.

b. Wat doe je met Michel?

Casus 3

fb

Mila is 4 jaar. Ze heeft een hartritmestoornis. Een ander kind op de groep roept: ‘Hey Mila, jij hebt blauwe lippen!’

Ac t

ie

c. Wat doe jij als begeleider?

Casus 4

u'

Cedrik is 9 maanden oud. Door zijn hartafwijking drinkt hij minder goed. Hij spuugt ook vaker.

Ed

d. Wat doe je om Cedrik toch voldoende te laten eten?

ht

Casus 5

Tobie heeft een hartafwijking. Hij houdt van sporten en competitiespelletjes. Soms wordt hij sneller moe en moet hij voortijdig afhaken. Hij wordt dan vreselijk boos.

op

yr

ig

e. Hoe ga jij met deze situatie om?

C

Oefening 12

Website Stofwisselingsziekten <

16

Een kind met een stofwisselingsstoornis Voorbereiding Ga naar de website Stofwisselingsziekten. Lees hier: • wat stofwisselingsziekten zijn • waar iemand dan last van heeft • wat je kunt doen bij een stofwisselingsziekte.


Kinderen met een specifieke zorgbehoefte

ie

fb

Reflectie a. Hoe vond je het om zelf een casus te schrijven over een kind met een stofwisselingsstoornis?

.v

.

Uitvoering • Schrijf een casus over een kind met een stofwisselingsziekte. Je kunt de ervaringsverhalen op de website als uitgangspunt gebruiken. • Maak bij je casus vier vragen. De vragen gaan over de zorg die het kind nodig heeft en zaken waar begeleiders rekening mee moeten houden. • Verzamel de antwoorden op de vragen in een apart document. • Wissel daarna je casus uit met je klasgenoten. Lees hun casus en beantwoord de vragen. Controleer of jouw antwoorden correct zijn.

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

b. Wat vond je van de casussen van je klasgenoten?

17


Effectief reageren op signalen van kinderen

.

Effectief reageren op signalen van kinderen

.v

Inleiding

Ed

u'

Ac t

ie

fb

Kinderen laten op duizenden verschillende manieren zien wat ze willen, wat ze nodig hebben en wat ze kunnen. Aandacht hebben voor deze signalen levert aanknopingspunten op voor het stimuleren van hun ontwikkeling. Het creëert ook momenten van echt contact. In dit onderdeel ontdek je hier meer over.

ht

Weet jij welke behoefte dit kind heeft?

Leerdoelen

C

op

yr

ig

Je kunt: • signalen van kinderen opmerken die wijzen op een behoefte aan persoonlijke verzorging • sensitief en respectvol reageren op signalen van baby’s die persoonlijke verzorging nodig hebben • sensitief en respectvol reageren op signalen van kinderen die persoonlijke verzorging nodig hebben • de persoonlijke verzorging aangrijpen als leermoment voor het kind via de zone van de naaste ontwikkeling.

Oefening 1

Signalen oppikken

Casus Jelle steekt zijn armen uit. Hij wil de lepel zelf vasthouden tijdens het eten. Marlieke ziet dit niet. Ze kijkt naar een ander kind. Jelle maakt geluidjes en wipt op en neer. Zijn handjes reiken naar de lepel. Marlieke neemt een nieuwe schep eten, draait zich om en wil Jelle

18


Effectief reageren op signalen van kinderen

.v

.

het eten geven. Hij draait zijn hoofd weg en probeert opnieuw de lepel te grijpen. Marlieke duwt zijn armen omlaag en probeert hem de hap eten te geven. Jelle knijpt zijn lippen op elkaar en draait weg. Marlieke zegt: ‘Zo, jij hebt zo te zien geen honger meer.’ Ze ruimt het eten op. Jelle zit even stil te kijken, maakt dan geluidjes en zet het vervolgens op een krijsen.

fb

a. Welke signalen zendt Jelle uit?

ie

b. Wat wil Jelle graag?

Ac t

c. Hoe vertaalt Marlieke de uitgestrekte armen van Jelle?

d. Wat ervaart Jelle doordat Marlieke zijn signalen verkeerd begrijpt?

Gebruik bij deze oefening Theoriebron Effectief reageren op signalen van kinderen. Kinderen zenden signalen uit, die pedagogisch medewerkers niet altijd oppikken. Of ze vertalen de signalen verkeerd. Hiervan zie je voorbeelden tijdens je stage.

ig

Theoriebron Effectief reageren op signalen van kinderen <

Anders reageren op signalen

ht

Oefening 2

Ed

u'

e. Hoe zou Marlieke de situatie beter kunnen aanpakken? Noem verschillende mogelijkheden.

C

op

yr

Beschrijf een situatie die je tegenkwam tijdens je stage, waarin de signalen van een kind niet of verkeerd opgepikt werden. • Wat zag je gebeuren? • Welke signalen gaf het kind? • Hoe reageerde de pedagogisch medewerker? • Wat was het gevolg van deze reactie? • Hoe had je volgens jou beter kunnen reageren in deze situatie? Wissel je ervaringen uit met je medestudenten. Beantwoord bij elk verhaal de volgende vragen: • Ben jij het eens met de interpretatie? • Zou jij het op dezelfde manier aanpakken als je medestudent?

19


Effectief reageren op signalen van kinderen

Oefening 3

Reageren op signalen van het kind Maak deze oefening met twee of drie medestudenten.

.v

.

Zoek op internet een filmpje waarin een kind persoonlijke zorg krijgt. Kies hieruit één of twee fragmenten waarin het kind signalen uitzendt en je de reactie van de volwassene kunt zien.

Oefening 4

u'

Bekijk bij deze opdracht het Filmpje ‘Zelf aankleden peuters’. Kijk vooral naar de interactie tussen de begeleidster met het blauwe shirt en het jongetje links. a. Wat zie je gebeuren?

ig

ht

Ed

Filmpje Zelf aankleden peuters <

Respect voor de autonomie

Ac t

ie

fb

Beantwoord de volgende vragen: • Welke verbale signalen zendt het kind uit? • Welke non-verbale signalen zendt het kind uit? • Wat denk jij dat het kind bedoelt met deze signalen? • Hoe reageert de volwassene op de signalen? • Wat vind je goed aan deze reactie? • Wat zou jij anders doen? • Hoe reageert het kind op de reactie van de volwassene? • Vind jij dat de volwassene sensitief reageert op de signalen van het kind? Waarom wel of niet? • Vind jij dat de volwassene respect toont voor de autonomie van het kind? Waarom wel of niet?

C

op

yr

b. Wat vind je goed aan de handelwijze van de begeleidster?

20

c. Welke tip kun je deze begeleidster geven om meer respect te tonen voor de autonomie van het kind?


Effectief reageren op signalen van kinderen

Oefening 5

Zelf de jas aandoen Bekijk het Filmpje ‘Zelf de jas aan doen’. Beantwoord daarna de vragen. a. Hoe zie je de zone van de naaste ontwikkeling terug bij deze kinderen?

.v

.

Filmpje Zelf de jas aan doen <

fb

b. Wat doet de begeleidster om de ontwikkeling van de kinderen te stimuleren?

Gebruik bij deze oefening Theoriebron Effectief reageren op signalen van kinderen. Lees de paragraaf over de zone van de naaste ontwikkeling door.

Ed

Theoriebron Effectief reageren op signalen van kinderen <

Zone van de naaste ontwikkeling

u'

Oefening 6

Ac t

d. Welke verbeterpunten zie je in deze situatie?

ie

c. Wat doet de begeleidster om de autonomie van het meisje links te respecteren?

In deze oefening ga je een casus bedenken over een kind. Op het gebied van de persoonlijke verzorging is er iets wat het kind al kan en iets wat nog net niet lukt, maar wel met hulp. Zorg ervoor dat dit duidelijk naar voren komt in je beschrijving.

ht

Geef je casus door aan de volgende student. Deze gaat een manier verzinnen om dit kind te helpen met het ontwikkelen van wat er in zijn zone van de naaste ontwikkeling ligt.

ig

Als je een manier verzonnen en opgeschreven hebt, geef je de casus door aan de volgende student. Je krijgt zelf een nieuwe casus, waarbij al één manier van ondersteunen beschreven is. Verzin zelf een tweede manier om het kind te helpen in zijn ontwikkeling. Schrijf deze op.

C

op

yr

Blijf dit herhalen totdat je geen nieuwe zaken meer kunt bedenken.

21


Lichaamscontact tijdens de persoonlijke verzorging

.

Lichaamscontact tijdens de persoonlijke verzorging

.v

Inleiding

ie

fb

Lichaamscontact maken gebeurt tijdens de persoonlijke verzorging op een natuurlijke en spontane manier. Hoe maak je contact op een wijze die respectvol is en aangenaam voor het kind? Waarop let je als je de privacy van het kind wilt respecteren? En waarom is het belangrijk om rekening te houden met de dynamiek van het kind? Je ontdekt het in deze oefeningen.

Leerdoelen

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

Je kunt: • op een zorgzame en respectvolle manier lichaamscontact maken tijdens de persoonlijke verzorging • de privacy van kinderen respecteren tijdens de persoonlijke verzorging • rekening houden met de dynamiek van baby’s en jonge kinderen tijdens de persoonlijke verzorging.

22

Oefening 1

Lichaamscontact draagt bij aan het vertrouwen.

Hoe voelt het vastpakken voor jou? Lichaamscontact kan heel verschillend voelen voor een kind. In deze oefening ga je hiermee experimenteren.


Lichaamscontact tijdens de persoonlijke verzorging

ie

fb

.v

.

Voorbereiding • Kies een medestudent voor het uitvoeren van deze oefening. • Verdeel de rollen: – begeleider – kind. • Lees de drie intenties door: • intentie 1 Er is een nieuw, verlegen kind. Het is onzeker. Je pakt het liefdevol en zorgzaam bij de arm en neemt het mee naar een stoel. • intentie 2 Een kind doet onbedoeld iets gevaarlijks. Je schrikt, grijpt het kind bij de arm en zet het op een stoel. • intentie 3 Een kind waaraan je je vaak ergert, doet weer iets stoms. Je voelt de boosheid in je opborrelen. Nu is het genoeg! Je pakt het kind bij de arm en zet het op een stoel.

Ac t

Uitvoering • Ga bij elkaar staan. • Achtereenvolgens speel je de drie intenties. De begeleider leeft zich telkens in een intentie in. Dan voert hij de handeling uit. ‘Het kind’ beschrijft na elke situatie welk gevoel hij kreeg en hoe het vastpakken voor hem was. Bij de tweede en derde situatie vertelt hij ook welk verschil er was vergeleken met de voorgaande keer. • Na het spelen van de drie situaties wissel je van rol en doe je de opdracht opnieuw.

Ed

u'

Reflectie a. Wat viel je op bij het spelen van dit rollenspel?

ht

b. Wat kun je hiermee in de praktijk?

Oefening 2

Wat vind jij?

b. Stelling 2: Bij baby’s is de manier waarop je lichaamscontact maakt nog niet belangrijk. Dit speelt pas als een kind ouder wordt.

C

op

yr

ig

Lees de volgende stellingen. Schrijf op wat jouw mening is. Bedenk bij elke stelling één of twee voorbeelden die je in de praktijk hebt meegemaakt. a. Stelling 1: Met een kind waaraan je je ergert, maak je op een andere manier lichaamscontact dan met een kind dat je erg leuk vindt.

23


Lichaamscontact tijdens de persoonlijke verzorging

.v

.

c. Stelling 3: Door zorgzaam en respectvol lichaamscontact te maken, bouw je aan jouw vertrouwensrelatie met het kind.

Oefening 3

fb

Als iedereen zijn antwoorden heeft opgeschreven, bespreek je de antwoorden en voorbeelden met de hele groep.

Aandacht voor het kind

ie

Samen met twee medestudenten speel je een rollenspel. Lees de volgende casus.

Casus

Ac t

Het is maandag. Wilma heeft een geweldig weekend gehad. Ze kan niet wachten om haar collega Sandra hierover te vertellen. Ze gaan met de peuters naar buiten en trekken hun jasjes aan. Wilma trekt het jasje aan bij Yuno. Yuno helpt nog niet mee en is snel afgeleid. Situatie 1: Wilma neemt de tijd om Yuno’s jasje aan te trekken. Ze maakt contact met hem, praat met hem, stimuleert hem om mee te helpen.

u'

Situatie 2: Wilma kletst honderduit tegen Sandra over haar weekend. Tussendoor trekt ze het jasje aan bij Yuno. Ze maakt geen contact met hem en laat hem niet helpen.

ht

Ed

Voorbereiding Kies twee medestudenten voor het uitvoeren van deze oefening. Verdeel de rollen: • Yuno (peuter) • Wilma (pedagogisch medewerker) • Sandra (collega).

C

op

yr

ig

Uitvoering • Speel situatie 1. Sandra observeert alleen. • Beantwoord daarna de volgende vragen: – Welk gevoel krijgt Yuno tijdens het aantrekken van het jasje? – Werkt Yuno mee? – Welk gevoel krijgt Sandra in deze situatie? • Speel situatie 2. • Beantwoord daarna de volgende vragen: – Welk gevoel krijgt Yuno tijdens het aantrekken van het jasje? – Werkt Yuno mee? – Welk gevoel krijgt Sandra in deze situatie? • Wissel van rol en speel de situatie opnieuw.

24

Reflectie a. Welk effect heeft het gedrag van Wilma op het gedrag van Yuno?


Lichaamscontact tijdens de persoonlijke verzorging

Oefening 4

.v

.

b. Wat haal je uit het rollenspel dat je ook kunt gebruiken in de praktijk?

Privacy

Lees bij deze oefening Theoriebron Lichaamscontact tijdens de persoonlijke verzorging.

fb

Theoriebron Lichaamscontact tijdens de persoonlijke verzorging <

Ac t

b. Een kind moet insuline prikken.

ie

Hoe ga je om met privacy in de volgende situaties? a. Een kind van 3 jaar wil niet samen met de rest van de groep plassen. Hij wil op het toilet met de deur dicht en op slot.

Ed

u'

c. Je moet een kind een schone luier geven terwijl ouders rondgeleid worden op een groep.

d. Tom van 10 jaar krijgt sondevoeding. Daarnaast moet hij een beetje mee-eten aan tafel. Dit weigert hij. Hij wil niet dat je het aan zijn ouders vertelt.

ig

ht

e. Een kind krijgt dagelijks medicatie voor zijn stofwisselingsziekte.

Dynamiek van jonge kinderen Bekijk het Filmpje ‘WIJ doet ’t zo: luier verschonen bij je baby’. Beantwoord daarna de vragen. a. De dame vertelt dat je ervoor moet zorgen dat alles bij de hand is, zodat je het kind niet alleen op het aankleedkussen hoeft te laten liggen. Waarom is dit belangrijk?

yr

Oefening 5

b. Op welke manier houdt deze dame rekening met de privacy van het kind?

C

op

Filmpje WIJ doet ’t zo: luier verschonen bij je baby <

c. Wat kun je vertellen over het contact dat de dame maakt met het kind?

25


Lichaamscontact tijdens de persoonlijke verzorging

.

d. Hoe zou je op een leuke manier lichaamscontact kunnen maken met dit kind tijdens het verschonen?

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

ie

fb

.v

e. Als dit kind vier maanden ouder is, wordt het veel beweeglijker. Op welke manier houd je dan rekening met de dynamiek van het kind?

26


Protocollen bij persoonlijke verzorging: werken volgens het vier-ogen-principe

.v

.

Protocollen bij persoonlijke verzorging: werken volgens het vier-ogen-principe

fb

Inleiding

ie

Het vier-ogen-principe is een maatregel die beoogt te voorkomen dat er in de kinderopvang situaties zijn waar kinderen de kans lopen misbruikt of mishandeld te worden. Elke organisatie voor kinderopvang mag zelf bepalen hoe zij het vier-ogen-principe in de praktijk toepast. In dit onderdeel ga je uitzoeken hoe dit gedaan wordt.

Ac t

Leerdoelen

Oefening 1

Hoe ziet het vier-ogen-principe eruit in de praktijk? Organisaties voor kinderopvang hebben het vier-ogen-principe allemaal op hun eigen manier vormgegeven. In de Folder ‘Het vier-ogen-principe in de dagelijkse praktijk’ vind je voor tien organisaties terug hoe ze dit hebben aangepakt.

ht

Vorm een groepje met vier medestudenten. Elke student kiest één organisatie uit de folder. Lees de tekst over jouw organisatie door. Maak een overzicht van de verschillende manieren waarop de organisatie het vier-ogen-principe in de praktijk brengt. Deel de verzamelde kennis met elkaar.

ig

Folder Het vier-ogen-principe in de dagelijkse praktijk <

Ed

u'

Je kent: • de aanleiding van het vier-ogen-principe • de inhoud van het vier-ogen-principe • de consequenties van het vier-ogen-principe. Je kunt: • het vier-ogen-principe toepassen.

b. Wat vind je een minder geslaagde oplossing? Motiveer je antwoord.

C

op

yr

Beantwoord daarna de vragen: a. Welke oplossing spreekt jou het meest aan? Leg uit waarom.

27


Protocollen bij persoonlijke verzorging: werken volgens het vier-ogen-principe

Oefening 2

Een opvang volgens het vier-ogen-principe Je hebt het verzoek gekregen om een nieuw kinderdagverblijf te ontwerpen. In de opvang komen twee groepen voor kinderen tussen 0 en 4 jaar. Tussen de groepen ligt een verzorgingsruimte. Elke groep heeft een aangrenzend slaapvertrek.

fb

.v

.

De houder van het kinderdagverblijf heeft twee eisen: • De vormgeving van de ruimtes moet zo zijn dat het vier-ogen-principe toegepast kan worden met zo weinig mogelijk extra personeel. • Er moet zo min mogelijk van camera’s gebruikgemaakt worden. Voorbereiding Kies twee medestudenten voor het uitvoeren van deze oefening.

ie

Uitvoering Bepaal samen hoe je de ruimtes vorm kunt geven om het vier-ogen-principe toe te passen.

Ac t

Maak een tekening of een andere visuele voorstelling van jullie ontwerp. Als je klaar bent, vergelijk je jullie ontwerp met dat van andere groepjes.

u'

Reflectie a. Welke ideeën van de andere groepen vond je heel goed?

C

op

yr

ig

ht

Ed

b. Wat vond je achteraf gezien van jullie eigen ontwerp?

28


Protocollen bij de persoonlijke verzorging

.

Protocollen bij de persoonlijke verzorging

.v

Inleiding

ie

fb

In een protocol vind je terug hoe je moet handelen in een bepaalde situatie. Bijvoorbeeld als een kind ziek is of medicijnen moet krijgen. Andere protocollen schrijven voor hoe je met hygiëne moet omgaan of wat je doet als je signalen opmerkt die kunnen wijzen op kindermishandeling. In dit onderdeel ga de je meest voorkomende protocollen toepassen in praktijksituaties.

Leerdoelen

ig

ht

Ed

u'

Ac t

Je kunt: • het protocol medicijngebruik toepassen • het protocol hygiëne toepassen • het protocol ‘ziek kind’ toepassen • de richtlijnen uit de Meldcode kindermishandeling toepassen • inschatten wanneer het nodig is contact te zoeken met een externe deskundige, zoals een arts of Veilig Thuis (vroeger AMK).

yr

Lees elk protocol regelmatig door.

Oefening 1

C

op

Protocol Geneesmiddelenverstrekking en medisch handelen <

Protocol geneesmiddelenverstrekking en medisch handelen Lees het Protocol Geneesmiddelenverstrekking en medisch handelen door. Lees daarna de casussen en beantwoord de vragen. Volg hierbij de richtlijnen uit het protocol.

Casus 1 Jaella heeft astma en de arts heeft medicatie voorgeschreven. Vader vertelt dit aan de pedagogisch medewerker bij het brengen van Jaella. In een los zakje heeft hij de puf bij zich, want de verpakking was stuk gegaan. Vader vraagt de pedagogisch medewerker om Jaella ’s morgens en ’s middags een keer te laten puffen.

29


Protocollen bij de persoonlijke verzorging

.v

.

a. Mag een pedagogisch medewerker de puf in deze situatie toedienen? Waarom wel of waarom niet?

Casus 2

fb

Anna heeft Hassan in zijn vinger geprikt om de bloedglucosewaarde te bepalen. Ze is onhandig bij het verwijderen van het naaldje van de prikpen en ze prikt in haar hand. Het wondje bloedt.

Ac t

ie

b. Waarom is het een risico dat Anna zich met de gebruikte naald geprikt heeft?

Ed

Casus 3

u'

c. Wat moet Anna in deze situatie doen?

Willeke is een nieuwe medewerkster op de buitenschoolse opvang. Een van de kinderen krijgt sondevoeding. Een collega vertelt Willeke dat ze mag meekijken bij het geven van de sondevoeding. Daarna kan ze het kind voortaan zelfstandig sondevoeding geven.

ig

ht

d. Mag Willeke na het meekijken sondevoeding geven? Waarom wel of waarom niet?

Casus 4

C

op

yr

Robert komt klagen dat hij hoofdpijn heeft. Hij ziet bleek en heeft duidelijk pijn. Tristan schat de situatie in, neemt een doosje kinderparacetamol uit de kast en geeft Robert ĂŠĂŠn tablet.

30

e. Waarom mag Tristan Robert eigenlijk geen paracetamol geven?


Protocollen bij de persoonlijke verzorging

Oefening 2

Protocol Hygiëne Deze opdracht voer je uit met vier medestudenten. Verdeel de volgende onderwerpen: • handen wassen • verschonen • toiletgang • hoesten en niezen • wondverzorging. Lees de Protocollen Hygiëne en Hygiëne en leefomgeving door. Maak visueel wat je moet doen om hygiënisch te werken bij jouw onderwerp. Je kunt gebruikmaken van tekeningen, plaatjes, een woordspin, tekst enzovoort. Bekijk ook of er verschillen zitten in de richtlijnen van de twee protocollen. Maak ook deze visueel.

Protocol Hygiëne <

fb

.v

.

Protocol Hygiëne en leefomgeving <

Protocol Zieke kinderen • •

Protocol Zieke Kinderen <

Gebruik de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling bij het maken van deze opdracht. Vorm groepjes van twee of drie. Overleg wat je doet in de volgende situaties.

ht

Situatie 1: Anna is 10 jaar. Ze is een vrolijke, spontane meid. De laatste tijd valt het echter op dat ze stil en teruggetrokken is. Ze ziet bleek en lachen doet ze niet. Als iemand haar onverwachts aanspreekt, schrikt ze. De begeleiders maken zich zorgen.

ig

Artikel Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voor de branche kinderopvang <

Protocol Kindermishandeling

Ed

Oefening 4

Vorm groepjes van vier. Elke student bedenkt een eigen casus. De casus gaat over een kind dat bepaalde ziekteverschijnselen vertoont. Maak vier vragen bij je casus die een medestudent kan beantwoorden door gebruik te maken van het Protocol Zieke Kinderen. Noteer de antwoorden op een apart blad. Wissel de casussen uit met je medestudenten. Lees de drie andere casussen en beantwoord de vragen. Controleer of jouw antwoorden goed zijn.

u'

Ac t

Oefening 3

ie

Als iedereen klaar is, presenteer je jouw overzicht aan de rest van de groep.

Situatie 3: De vijfjarige Sahid is een stil en introvert kind. Op een dag stapt Olga onverwachts het voorraadhok in. Yessa, een jongen van 7 jaar, en Sahid zijn daar. Sahid heeft zijn broek op zijn knieën. De jongens schrikken zichtbaar van het onverwachte bezoek.

C

op

yr

Situatie 2: Robin is een meisje van 11 maanden. Haar ouders zijn gescheiden. Ze woont de ene week bij moeder, de andere week bij vader. Als ze bij moeder is, huilt ze veel in de opvang. Ze eet dan slecht en ruikt vaak niet fris als ze ’s ochtends gebracht wordt. In de weken dat ze bij vader is, gedraagt Robin zich veel meer ontspannen. Ze eet en speelt dan goed.

31


Protocollen bij de persoonlijke verzorging

Oefening 5

.

.v

b. Neem je contact op met een externe volgens het protocol? Motiveer je antwoord.

c. Met wie neem je contact op volgens het protocol?

fb

Artikel Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voor de branche kinderopvang <

Situatie 1: Een kind heeft een ander kind in de arm gebeten. De tandafdrukken zijn zichtbaar. Ook komt er bloed uit de bijtwond. a. In welk protocol kun je terugvinden wat je in deze situatie moet doen?

ie

Protocol Zieke Kinderen <

Is het nodig om in de volgende situaties contact op te nemen met een externe?

Situatie 2: Een ouder brengt medicatie mee. De sticker op het doosje is slecht leesbaar. d. In welk protocol kun je terugvinden wat je in deze situatie moet doen?

Ac t

Protocol Geneesmiddelenverstrekking en medisch handelen <

Is het nodig contact op te nemen?

u'

e. Neem je contact op met een externe volgens het protocol? Motiveer je antwoord.

Ed

f. Met wie neem je contact op volgens het protocol?

ht

Situatie 3: Bij het verschonen van een baby zie je dat het kind blauwe plekken op de beentjes heeft. Het krijst als je de luier wilt verschonen. g. In welk protocol kun je terugvinden wat je in deze situatie moet doen?

ig

h. Neem je contact op met een externe volgens het protocol? Motiveer je antwoord.

Met wie neem je contact op volgens het protocol?

C

op

yr

i.

Situatie 4: Een kind wordt ziek en krijgt diarree. Bij de laatste verschoning zie je dat de diarree bloederig is. j. In welk protocol kun je terugvinden wat je in deze situatie moet doen?

k. Neem je contact op met een externe volgens het protocol? Motiveer je antwoord.

l.

32

Met wie neem je contact op volgens het protocol?


fb

Inleiding

.v

Communicatie en interactie tijdens de verzorging

.

Communicatie en interactie tijdens de verzorging

Ed

u'

Ac t

ie

Persoonlijke verzorgingsmomenten zitten vol interactie en communicatie. Hoe kun je deze momenten benutten om de ontwikkeling van het kind te stimuleren? Zijn er vormen van communicatie die handiger zijn? Waarom is het belangrijk om rekening te houden met het tempo van het kind en zijn behoeften? En hoe doe je dat? In dit onderdeel zoek je dit uit.

Ook tijdens het eten stimuleer je de ontwikkeling.

ht

Leerdoelen

yr

ig

Je kunt: • actief communiceren met de baby en het kind tijdens de persoonlijke verzorging • de autonomie van het kind respecteren tijdens de persoonlijke verzorging • praten met het kind en uitleg geven tijdens de persoonlijke verzorging • de ontwikkeling van het kind stimuleren tijdens de persoonlijke verzorging.

Oefening 1

Bekijk het Filmpje ‘Ouders van Nu: tandenpoetsen’ en beantwoord daarna de vragen. a. Als Liesbeth voorstelt om tanden te poetsen, communiceert ze actief met Teun. Hoe doet ze dat?

C

op

Filmpje Ouders van Nu: tandenpoetsen <

Actief communiceren

33


Communicatie en interactie tijdens de verzorging

.v

.

b. Liesbeth luistert goed naar de verbale uitingen van Teun. Ze vertaalt deze in woorden. Geef hier twee voorbeelden van.

ie

fb

c. Liesbeth nodigt Teun uit om te vertellen wat zijn wensen zijn. Geef hier twee voorbeelden van.

Ac t

d. Liesbeth houdt rekening met de wensen van Teun. Geef hier drie voorbeelden van.

Bekijk het Filmpje ‘De gouden keutel – hoe ga je samen naar de WC?’. Beantwoord daarna de vragen. a. Beschrijf alle momenten uit het filmpje waarin moeder respect toont voor de autonomie van het jongetje.

yr

ig

Filmpje De gouden keutel – hoe ga je samen naar de WC? <

Respect voor de autonomie

ht

Oefening 2

Ed

u'

e. Wat doet Liesbeth om de ontwikkeling van Teun te stimuleren? Benoem drie verschillende dingen.

C

op

b. Beschrijf drie momenten waarop moeder de ontwikkeling van het jongetje stimuleert.

Oefening 3 Theoriebron Communicatie en interactie tijdens de persoonlijke verzorging <

34

Hoe doe jij dit in de praktijk? Gebruik bij deze oefening Theoriebron Communicatie en interactie tijdens de persoonlijke verzorging.


Communicatie en interactie tijdens de verzorging

Casus

.v

.

Kees is 5 jaar. Hij moet tijdens de opvang puffen en daarna moet hij zijn mond spoelen. Loes, de pedagogisch medewerker, ziet dat het tijd is voor zijn puf. Kees is vol vuur mee aan het spelen met een gezelschapsspel. Loes gaat Kees halen.

fb

Voorbereiding Vorm een groepje van drie studenten. Lees Theoriebron Communicatie en interactie tijdens de persoonlijke verzorging.

Ac t

ie

Bedenk twee versies voor het vervolg van de casus. • In de eerste versie toont Loes geen respect voor de autonomie van Kees. Ze luistert niet goed naar hem en geeft geen uitleg. Ze heeft geen impulsen om zijn ontwikkeling te stimuleren. • In de tweede versie toont Loes wel respect voor de autonomie van Kees. Ze luistert, geeft uitleg, communiceert actief en creëert kansen voor het stimuleren van zijn ontwikkeling. Verdeel daarna de rollen: • Kees • Loes • observator.

u'

Uitvoering Speel de twee versies van de casus.

Ed

Bespreek de situatie na. • De observator vertelt na afloop welke verschillen ze zag. • Kees vertelt welk effect het gedrag van Loes op hem had in beide situaties. • Loes vertelt wat ze moeilijk vond aan het actief communiceren. Wissel van rol en speel de situatie nog een keer.

ht

Reflectie a. Wat vind je voor jezelf een aandachtspunt bij het communiceren met een kind?

C

op

yr

ig

b. Wat vind je voor jezelf een aandachtspunt bij het rekening houden met de autonomie van een kind?

35


Communicatie en interactie tijdens de verzorging

Oefening 4

Groepsverband Gebruik bij deze oefening Theoriebron Communicatie en interactie tijdens de persoonlijke verzorging.

Theoriebron Communicatie en interactie tijdens de persoonlijke verzorging <

• •

Stelling 1: In groepsverband kun je ook rekening houden met de autonomie van een kind. Stelling 2: In groepsverband heb je te weinig tijd om te luisteren naar kinderen. Stelling 3: In groepsverband stimuleer je de ontwikkeling van een kind meer door voordoen en minder door uitleg geven.

fb

.v

.

Lees de volgende stellingen. Vorm je mening en schrijf deze op. Noteer argumenten waarmee je kunt onderbouwen waarom jij kiest voor jouw standpunt.

u'

Maak samen een overzicht. • Wat vind je goed in de communicatie en interactie van de moeder naar haar dochter? • Welke verbeterpunten zie je? • Hoe zou je deze punten in de praktijk kunnen verbeteren? Hoe zou jij het aanpakken? Vergelijk je antwoorden met die van de andere groepjes.

C

op

yr

ig

ht

Filmpje Elize op de grote wc <

Gebruik bij deze oefening Theoriebron Communicatie en interactie tijdens de persoonlijke verzorging. Kies één of twee medestudenten voor het uitvoeren van deze oefening. Bekijk het Filmpje ‘Elize op de grote wc’.

Ed

Theoriebron Communicatie en interactie tijdens de persoonlijke verzorging <

Wat kan anders?

Ac t

Oefening 5

ie

Als iedereen zijn mening gevormd heeft, gaan de mensen met dezelfde mening bij elkaar staan. Beide groepen leggen hun argumenten aan elkaar voor. Kijk of iemand na afloop van mening is veranderd.

36


Reflecteren

Reflecteren Oefening 1

.v

.

Bedenk een moment of situatie tijdens het werken aan de training waarvan je nu vindt dat je het in het vervolg anders zou moeten aanpakken. Kijk terug en doe dit met behulp van de STARRT-methode. Lever het reflectieverslag in bij je docent.

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

ie

fb

Werkmodel STARRT-methode <

Reflectie

37


Theoriebron Zorg verlenen aan kinderen met een specifieke zorgbehoefte – deel 1

fb

.v

.

Theoriebron Zorg verlenen aan kinderen met een specifieke zorgbehoefte – deel 1

ie

Inleiding

Ed

u'

Ac t

In de opvang kom je kinderen tegen met een specifieke zorgbehoefte, zoals kinderen met diabetes of epilepsie, of met hart- of longproblemen. Deze kinderen hebben specifieke zorg nodig. Hoe deze zorg eruitziet en waar je op moet letten, lees je in deze theoriebron.

ht

Prikken bij een kind met diabetes.

ig

Kinderen met diabetes

C

op

yr

Bij kinderen met diabetes type 1 maakt het lichaam geen insuline aan. Deze kinderen kunnen de glucose die in het bloed komt door het eten van suikers of koolhydraten, niet verwerken. Ze krijgen daarom van buitenaf insuline toegediend met een insulinepen of een insulinepomp. De insulinepen is een spuit waarmee je in een buikplooi prikt om insuline in te spuiten. Eerst check je wat de bloedglucosewaarde is. Je prikt met een prikpen in een vinger. Het druppeltje bloed dat verschijnt, vang je op in een meetapparaat. De bloedglucosewaarde wordt getoond. Dan kun je bepalen (volgens de afspraken met de ouders) hoeveel insuline het kind nodig heeft. Sommige pedagogisch medewerkers hebben een aanvullende opleiding gekregen. Zij mogen het meten en inspuiten van insuline uitvoeren. Is dit niet het geval, dan komt een externe dit doen, bijvoorbeeld een wijkverpleegkundige. Een insulinepomp is gemakkelijker. Deze controleert de bloedwaarden automatisch en dient het kind doorlopend voldoende insuline toe.

38


Theoriebron Zorg verlenen aan kinderen met een specifieke zorgbehoefte – deel 1

Zorg voor kinderen met diabetes

Ac t

Kinderen met epilepsie

ie

fb

.v

.

Zorgen voor een kind met diabetes betekent meer dan prikken alleen. Bij het verschonen houd je rekening met de insulinepomp en de naalden die in de buik van het kind zitten. Ga je zwemmen, dan zorg je dat de insulinepomp losgekoppeld wordt. Bij het eten en drinken, houd je je aan de gemaakte afspraken. Janny krijgt bijvoorbeeld alleen voedsel uit haar eigen trommeltje. En als een kind trakteert, zorgen haar ouders voor een passend alternatief. Je let ook op signalen van een hypo of hyper. Een hypo betekent dat de bloedglucosewaarden te laag zijn. Janny ziet dan bleek, kan over honger klagen, is chagrijnig, duizelig en kan erg zweten. Als dit voorkomt, heeft zij glucose nodig om te herstellen. Een hyper betekent dat Janny juist te veel glucose in het bloed heeft. Ze is dan vermoeid, hangerig, heeft veel dorst, moet veel plassen, kan buikpijn hebben of braken. Ze heeft extra insuline nodig. Volg bij een hypo of hyper altijd het protocol of de afspraken die met de ouders gemaakt zijn.

Ed

u'

Epilepsie is een aandoening waarbij een kind aanvallen krijgt. Deze ontstaan door een tijdelijke kortsluiting in de hersenen. Epileptische aanvallen kunnen er heel verschillend uitzien. Tommie bijvoorbeeld, heeft absences. Een paar seconden lang staart hij voor zich uit en kun je geen contact met hem krijgen. Jessica heeft momenten waarop ze begint te kwijlen en met haar handen aan haar kleding plukt. Als Vera een epileptische aanval krijgt, valt ze op de grond, draaien haar ogen naar boven en begint haar lichaam heftig te schokken. Het is belangrijk om de ouders te vragen hoe je de epilepsie bij hun kind kunt herkennen en wat je moet doen bij een aanval. Sommige kinderen moeten bepaalde prikkels vermijden, omdat deze een aanval uitlokken. Bijvoorbeeld de lichtflitsen van het tv-scherm of computerspelletjes. De meeste kinderen met epilepsie nemen medicatie. In de opvang ben jij ervoor verantwoordelijk dat het kind deze op tijd neemt. Meestal is hier een protocol voor.

C

op

yr

ig

ht

Een koortsstuip

Voor of tijdens koorts kan een kind een koortsstuip krijgen. Een bijzondere aanval is de koortsstuip. Deze komt hoofdzakelijk voor bij kinderen tussen 3 maanden en 5 jaar. De naam zegt het al: een koortsstuip ontstaat net voor of tijdens hoge koorts, als de lichaamstemperatuur van het kind heel snel stijgt. Wahid van 2 jaar kreeg koorts op het kinderdagverblijf. Hij was hangerig en zag bleek. Plotseling draaiden zijn ogen naar boven en begon zijn lichaam te schokken. Hij liep blauw aan en kreeg schuim op zijn

39


Theoriebron Zorg verlenen aan kinderen met een specifieke zorgbehoefte – deel 1

lippen. Patricia, de pedagogisch medewerker, schrok zich wezenloos. Ze probeerde contact met hem te maken, maar dat lukte niet. Ze legde het kind zo dat het zich niet kon bezeren en liet haar collega het protocol erbij nemen. Dit hebben ze verder gevolgd.

.v

.

Kinderen met hartproblemen

Ac t

ie

fb

Kinderen bij wie het hart minder goed werkt, zijn vaak sneller moe dan andere kinderen. Ze hebben bijvoorbeeld een hartritmestoornis, een gaatje in het hart of een hartklep die niet goed werkt. Soms kunnen ze zich slechter concentreren of krijgen ze hartkloppingen tijdens een activiteit. Een kind kan dan bijvoorbeeld blauwe lippen krijgen of benauwd worden. Vraag altijd na bij de ouders wat het kind wel en niet kan en hoe je kunt zien dat het kind het moeilijk krijgt. Zij kunnen je ook vertellen wat je in zo’n situatie kunt doen. Sommige kinderen hebben in de buikholte of bij het borstbeen een pacemaker gekregen. De littekens die ze overhouden aan de operaties, zijn groot en zichtbaar. Bij de persoonlijke verzorging kunnen andere kinderen hier vragen over stellen. ‘Wat is dat?’ Joost wijst naar het litteken van Aisha. Aisha wordt rood en klampt zich aan de pedagogisch medewerker vast. Deze legt uit: ‘Aisha’s hartje was stuk. Ze hebben het gemaakt. Dat zie je nog.’ Het andere kind knikt en gaat verder spelen. Sommigen kinderen krijgen medicatie. In de opvang is het jouw verantwoordelijkheid dat het kind deze op tijd krijgt.

u'

Kinderen met longproblemen

C

op

yr

ig

ht

Ed

Kinderen met longproblemen houd je extra in de gaten, zeker als je flink gaat bewegen, als er dieren in de buurt zijn of als je iets doet waarbij veel stof vrijkomt. Astma is het meest voorkomende longprobleem. Het zorgt voor benauwdheid en vermoeidheid. De meeste kinderen met astma krijgen medicijnen om de benauwdheid tegen te gaan, vaak in de vorm van een puf (inhalator). Floor van 5 jaar heeft altijd een tasje bij zich met een inhalator. Vandaag heeft een kind verkleedkleren meegebracht. Iedereen gaat zich enthousiast verkleden. Floor wordt stiller en ademt steeds moeilijker. Theo, de pedagogisch medewerker, hoort haar piepen. Hij roept Floor bij zich. ‘Kun je moeilijk ademen?’ vraagt hij. Floor knikt. Haar borst zwoegt op en neer. Samen lopen ze naar het tasje en Floor krijgt een puf. Theo blijft bij haar zitten tot ze weer rustiger is. Als de ouders haar ophalen, vertelt Theo wat er gebeurd is.

40


Theoriebron Zorg verlenen aan kinderen met een specifieke zorgbehoefte – deel 2

fb

.v

.

Theoriebron Zorg verlenen aan kinderen met een specifieke zorgbehoefte – deel 2

ie

Inleiding

Ed

u'

Ac t

In de opvang kom je kinderen tegen met een specifieke zorgbehoefte, bijvoorbeeld kinderen met een canule, infuus of beademing. Sommige kinderen krijgen sondevoeding of hebben een stofwisselingsstoornis. Deze kinderen hebben specifieke zorg nodig. Hoe deze zorg eruitziet en waar je op moet letten, lees je in deze theoriebron.

ht

Als een kind afhankelijk is van ademhalingsondersteuning.

ig

Kinderen met een infuus of canule

C

op

yr

Een infuus of een canule helpt om stoffen in het lichaam te brengen, zodat het beter kan functioneren. Een tracheacanule bijvoorbeeld is een buisje in de keel van het kind, dat helpt bij het ademen. De verzorging van deze kinderen vraagt meestal gespecialiseerde kennis. Vaak komt een externe deskundige, bijvoorbeeld iemand van de thuiszorg, om de nodige zorg te verrichten. Als het kind langere tijd in de opvang is, kunnen de ouders de vraag stellen of een pedagogisch medewerker de zorg op zich wil nemen. Dit kan alleen als de pedagogisch medewerker dit zelf wil en bekwaam is om de handeling uit te voeren. Bekwaam ben je als je de handeling zelfstandig kunt uitvoeren en op de hoogte bent van de risico’s van de handeling. Een arts of andere bevoegde persoon doet de handeling voor en laat de pedagogisch medewerker oefenen tot deze de handeling zelfstandig kan uitvoeren. Dan tekent de arts een bekwaamheidsverklaring.

41


Theoriebron Zorg verlenen aan kinderen met een specifieke zorgbehoefte – deel 2

Kinderen met sondevoeding

ie

fb

.v

.

Kinderen met sondevoeding krijgen deze als aanvulling op de gewone voeding, of ter vervanging ervan. De voeding loopt via een slangetje rechtstreeks in de maag of darm van het kind. Het geven van sondevoeding is een risicovolle handeling. Je mag dit als pedagogisch medewerker alleen doen als je aanvullende instructie hebt gekregen. Olaf heeft een slangetje in zijn neus. Het is vastgeplakt op zijn wang. De pedagogisch medewerkers houden in de gaten of de pleister goed blijft zitten. Ze smeren regelmatig zijn lippen in met vaseline, anders drogen die uit. Tijdens de lunch zit Olaf mee aan tafel. Hij eet niet veel, maar vindt het gezellig. Olaf is afhankelijk van sondevoeding. Zijn ouders geven deze mee. In de opvang wordt de sondevoeding in de koelkast bewaard. Een verpleegster komt Olaf de sondevoeding geven. Na de lunch poetst hij zijn tanden, omdat hij minder speeksel aanmaakt en daardoor gemakkelijker gaatjes of ontstekingen in de mond krijgt.

Ac t

Kinderen met beademing of extra zuurstof

Ed

u'

Kinderen met chronische beademing krijgen extra zuurstof toegediend of worden geholpen bij de ademhalingsbeweging. Dit kan met een kapje over hun neus en mond, een mondpijpje of een buisje in de luchtpijp. Sommige kinderen hebben alleen ’s nachts ademhalingsondersteuning nodig, andere kinderen krijgen deze ook overdag. Wim zit in een rolstoel. Hij heeft een mondpijpje waaruit hij af en toe een extra slok lucht neemt. Hij is een pientere jongen, erg ondernemend en geliefd bij de andere kinderen. Toen hij net in de opvang kwam, heeft Yvonne uitgebreid met Wims ouders gesproken. Ze hebben besproken welke hulp Wim nodig heeft, wat hij kan en wat niet. De gemaakte afspraken hebben ze op papier gezet. In zijn dossier zit een lijst met noodnummers. Yvonne heeft geleerd hoe ze Wim kan helpen met het uitzuigen van het slijm uit zijn mond- en keelholte.

Kinderen met een stofwisselingsstoornis

C

op

yr

ig

ht

Kinderen met een stofwisselingsziekte verschillen onderling sterk. Afhankelijk van de variant die ze hebben, verschillen hun klachten én de zorg die ze nodig hebben. Een stofwisselingsziekte is een ziekte waarbij iets misgaat tijdens de stofwisseling. Het lichaam kan bepaalde stoffen niet verwerken of verwerkt ze verkeerd. Sommige kinderen hebben hier heel veel last van en kunnen er jong aan sterven. Andere kinderen merken er minder van. Er zijn kinderen met een stofwisselingsziekte die afhankelijk zijn van sondevoeding. Sommigen krijgen medicatie of volgen een streng dieet om de symptomen onder controle te houden. Andere kinderen zijn snel moe en ontwikkelen zich trager. Krijg je een kind met een stofwisselingsziekte in de opvang, dan is het belangrijk om goed te overleggen met de ouders. Zij kennen hun kind het best, weten waarop je moet letten en wat je wel of niet moet doen.

42


Theoriebron Effectief reageren op signalen van kinderen

.v

.

Theoriebron Effectief reageren op signalen van kinderen

fb

Inleiding

Ed

u'

Ac t

ie

Kinderen zenden signalen uit als ze persoonlijke zorg nodig hebben. Deze signalen zijn soms duidelijk, soms heel subtiel. Ieder kind doet dit op zijn eigen manier. Als pedagogisch medewerker leer je de kinderen kennen. De signalen die ze uitzenden begrijp je steeds beter. Dit hoofdstuk gaat over signalen van kinderen, verschillen hierin en het interpreteren ervan.

Sommige signalen van kinderen zijn overduidelijk.

ht

Verbale en non-verbale signalen begrijpen

C

op

yr

ig

Baby’s en kinderen maken verbaal en non-verbaal duidelijk dat ze persoonlijke zorg nodig hebben. Verbaal betekent dat ze gesproken taal gebruiken; non-verbaal gebruiken ze gebaren, geluiden, lichaamshoudingen en gelaatsuitdrukkingen. Baby’s geven vooral non-verbale signalen af, zoals huilen of kirren en lachen, enthousiast zwaaien met armen en benen, of reiken naar iets. Een kind van 6 jaar dat met hangende schouders, bezweet en naar adem snakkend bij de tafel staat, zendt ook non-verbale signalen uit. Non-verbale signalen kunnen meerdere betekenissen hebben. Het laatste kind bijvoorbeeld kan last hebben van ademnood en behoefte aan een puf, maar ook behoefte aan rust na een loopwedstrijdje of behoefte aan troost na een heftig conflict. Als kinderen kunnen praten, lukt het ze steeds beter om verbaal aan te geven wat ze willen. Signalen benoemen en navragen wat het kind nodig heeft, verloopt dan gemakkelijker.

43


ie

Bij een kind met diabetes let je extra op de helderheid van de ogen en de gelaatskleur.

fb

.v

.

Theoriebron Effectief reageren op signalen van kinderen

Ac t

Sensitief en respectvol reageren

Ed

u'

Net zoals ieder kind heeft een kind met een specifieke zorgbehoefte behoefte aan pedagogisch medewerkers die hun signalen sensitief oppikken en er respectvol mee omgaan. Dit geeft een gevoel van veiligheid. Sensitief betekent dat je signalen die kinderen uitzenden, herkent. Bijvoorbeeld als Nathalie van 8 jaar bleek in een hoekje gaat zitten. Je ziet dat ze zich anders gedraagt dan normaal. Nathalie heeft diabetes. Wat je ziet, kan wijzen op een hypo. Respectvol reageren betekent dat je niet invult voor het kind wat er aan de hand is. Je zegt niet: ‘Nathalie, je hebt een hypo. Pak maar even een dextrosetablet.’ Respectvol reageren betekent dat je op een gelijkwaardige manier contact maakt met het kind en het kind de verantwoordelijkheid geeft die het aankan. Je kunt Nathalie zeggen dat ze bleek ziet en vragen wat er aan de hand is. Misschien voelt ze zich niet lekker, misschien is er iets anders vervelends gebeurd.

ht

Zone van de naaste ontwikkeling

C

op

yr

ig

De zone van de naaste ontwikkeling bevat alles wat een kind nog net niet zelfstandig kan, maar wel met hulp van een ander. Een kind kan bijvoorbeeld zelfstandig drinken uit een tuitbeker, maar uit een gewone beker lukt het alleen als de pedagogisch medewerker de beker mee vasthoudt. Of een kind kan prima zelfstandig plassen, maar moet nog herinnerd worden aan het doortrekken. De zone van de naaste ontwikkeling kun je gebruiken om het kind te helpen in zijn ontwikkeling. Je kijkt goed naar wat een kind begrijpt en wat het probeert, maar nog niet zelfstandig kan. Dan ga je activiteiten aanbieden waarbij het kind met hulp kan oefenen. Helpen betekent samen doen, voordoen, uitleggen, het kind laten nadenken over wat het moet doen, et cetera. Je kunt het kind ook laten helpen door een leeftijdsgenootje dat de activiteit al beheerst.

44

Rekening houden met diversiteit bij kinderen Rekening houden met diversiteit betekent oog hebben voor de verschillen tussen kinderen ĂŠn je aanpak hierop afstemmen. Elsa en Karima zijn goede vriendinnen. Elsa is door haar hartafwijking regelmatig opgenomen in het ziekenhuis. Ze was vaak moe. Afwassen hebben haar ouders haar nooit laten doen. Karima heeft thuis geleerd mee te helpen in het huishouden. In de opvang helpt iedereen om de beurt met de afwas. De pedagogisch medewerkers laten Elsa en Karima samen helpen. Karima legt Elsa uit wat ze moet doen. En


Theoriebron Effectief reageren op signalen van kinderen

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

ie

fb

.v

.

als Elsa moe wordt, mag ze op een stoel zitten tijdens het afdrogen. Frits en Hassan zijn 18 maanden oud. De pedagogisch medewerker speelt kriebelspelletjes met Frits bij het verschonen. Bij Hassan zingt ze liedjes. Ze heeft namelijk ontdekt dat Hassan onrustig wordt van het gekriebel rond zijn maagsonde en dan begint te huilen. Zingen vindt hij prachtig.

45


Theoriebron Lichaamscontact tijdens de persoonlijke verzorging

.v

.

Theoriebron Lichaamscontact tijdens de persoonlijke verzorging

fb

Inleiding

Ed

u'

Ac t

ie

Lichaamscontact is een natuurlijk onderdeel van de persoonlijke verzorging. Als het respectvol en met aandacht gebeurt, versterkt het de vertrouwensband tussen het kind en de pedagogisch medewerker. Lichaamscontact biedt ontwikkelingsmogelijkheden, maar het brengt ook aandachtspunten met zich mee. Hoe houd je rekening met de privacy van kinderen? Welke risico’s brengt de dynamiek van jonge kinderen met zich mee en hoe ga je hiermee om? Je leest het in dit hoofdstuk.

Al spelend lichaamscontact maken.

ht

Vormen van lichaamscontact

C

op

yr

ig

Persoonlijke verzorging en lichaamscontact zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Je kunt geen haren kammen zonder het kind aan te raken. Sommige vormen van contact zijn functioneel en doelgericht. Denk maar aan het afvegen van de mond na het eten of het afkoppelen van een insulinepomp. Andere vormen van contact zijn meer emotioneel geladen. Bijvoorbeeld het spelen met de voetjes van een kind bij het verschonen, of een aai over het hoofd van een kind als het knap zijn eigen boterham heeft gesneden. Sommige vormen van lichaamscontact vindt het kind prettig. Bijvoorbeeld als je het kind in zijn slaapzak naar de slaapzaal draagt en het legt zijn hoofdje tegen je schouder. Andere soorten lichaamscontact verafschuwt het. Denk maar aan het kind dat zijn gezicht demonstratief wegdraait als je zijn neusje wilt snuiten. Of oudere kinderen die het vreselijk vinden als een volwassene hun billen schoonveegt. Bij elke vorm van contact heb je respect voor de autonomie van het kind. Je kijkt naar zijn signalen en reacties en stemt je daarop af. Wil een kind het contact dat je maakt of aanbiedt niet, dan houd je hier zo veel mogelijk rekening mee.

46


Theoriebron Lichaamscontact tijdens de persoonlijke verzorging

Zorgzaam en respectvol contact maken

ie

Contact als leermoment

fb

.v

.

Als je je aandacht richt op het kind en rekening houdt met de signalen van het kind, maak je respectvol contact. Bijvoorbeeld bij het verschonen van een luier. Niet-respectvol ben je als je het kind tijdens zijn spel plotseling optilt, het op de commode legt terwijl je je collega vertelt over het weekend, routinematig de luier verschoont en het kind gedachteloos terugdraait als het iets wil pakken. Bij respectvol contact stem je je af op het kind. Je vertelt wat je doet en wacht op reactie. Je kijkt naar het kind en beweegt mee op zijn ritme. Het verschonen van de luier wordt hierdoor een ervaring waarin het kind zich geliefd en gezien voelt, waarin het zichzelf mag zijn. Het kind voelt het respect dat de pedagogisch medewerker heeft voor zijn autonomie en ontwikkelt vertrouwen en zelfvertrouwen.

Ed

u'

Ac t

Het maken van lichaamscontact creĂŤert leermomenten. Jonge kinderen leren door lichaamscontact de grenzen van hun fysieke lichaam kennen. Ze leren ook kenmerken van hun lichaam, bijvoorbeeld dat hun huid zacht is en haren kriebelen. Ze leren de namen van de verschillende lichaamsdelen. En ze leren hun grenzen kennen en aangeven. Ze zijn hierbij afhankelijk van de reactie van de pedagogisch medewerker. Als de pedagogisch medewerker de aangegeven grenzen respecteert, leert het kind dat het grenzen mag en kan aangeven. Ga hier dus heel bewust mee om. Toch kun je niet altijd de wens van een kind inwilligen. Bijvoorbeeld als een kind geprikt moet worden en dit niet wil. Wat je dan kunt doen, is praten met het kind. Of als het gaat om een klein kind, het kind afleiden. Houdt het protest aan, dan is het heel belangrijk dit met de ouders of je leidinggevende te bespreken.

C

op

yr

ig

ht

Privacy van kinderen

Oudere kinderen willen graag privacy. Als kinderen ouder worden, neemt hun behoefte aan privacy toe. Denk maar aan de plasmomenten. Jonge kinderen vinden het fijn om dit samen te doen en naar elkaar te kijken. Ze leren hiervan. Oudere kinderen trekken zich terug en doen liever de deur op slot. Jij als pedagogisch medewerker houdt hier rekening mee, ook als een kind zichzelf bijvoorbeeld moet prikken. Je kunt dan zorgen voor een aparte ruimte of een afgeschermd deel van de

47


Theoriebron Lichaamscontact tijdens de persoonlijke verzorging

.v

.

ruimte. Probeer creatief met de behoeften van een kind om te gaan. Schat goed in wat het kind belangrijk vindt. Hoe ouder het kind wordt, hoe beter het dit zelf kan aangeven. Vraag er daarom naar. Joris heeft flinke littekens na een operatie. Hij schaamt zich als andere kinderen naar de littekens staren of er vragen over stellen. Je kunt met Joris overleggen wat hij wil. Bijvoorbeeld dat hij een keer vertelt over zijn operatie, of dat hij een T-shirt aanhoudt bij waterspelletjes.

fb

Dynamiek van jonge kinderen

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

ie

Jonge kinderen zijn dynamisch, ze reageren sterk op prikkels die voorbijkomen. De gevolgen van hun acties kunnen ze niet overzien. Hun hersenen maken deze vertaling nog niet. Daarom houd je hier bij de persoonlijke verzorging rekening mee. Je werkt preventief en voorkomt situaties die kinderen kunnen schaden. Bijvoorbeeld door te zorgen dat een eenjarige geen te grote stukken brood in de mond stopt. Of door handcontact te houden met een kind tijdens het verschonen.

48


Theoriebron Protocollen bij de persoonlijke verzorging

.

Theoriebron Protocollen bij de persoonlijke verzorging

.v

Inleiding

ht

Ed

u'

Ac t

ie

fb

Protocollen beschrijven de handelingen die je uitvoert in een bepaalde situatie. Het volgen ervan is verplicht. Veel organisaties hebben ook protocollen voor onderdelen van de persoonlijke verzorging. Bijvoorbeeld een protocol geneesmiddelenverstrekking en een protocol ziekte. In deze theoriebron komen veelvoorkomende protocollen aan bod. Je ontdekt wat ze inhouden en hoe je ze kunt toepassen in de praktijk.

Na het plassen, handen wassen!

ig

Protocollen in de praktijk

C

op

yr

Elke organisatie voor kinderopvang of buitenschoolse opvang heeft protocollen die voorschrijven hoe je moet handelen bij aspecten van de persoonlijke verzorging. Nieuwe medewerkers lezen deze protocollen door. Ze weten dan hoe de organisatie verwacht dat ze handelen. Bijvoorbeeld als een kind ziek is, medicatie moet krijgen of als een kind specifieke zorg nodig heeft. Lees je een protocol en begrijp je niet wat erin staat? Vraag dan een ervaren collega om hulp. Zorg ook dat je weet waar de protocollen bewaard worden. Dan kun je ze snel pakken als je ze nodig hebt.

Protocol geneesmiddelenverstrekking In het protocol geneesmiddelenverstrekking lees je wat je doet als een kind medicijnen krijgt tijdens de opvang. Zomaar geneesmiddelen toedienen omdat de ouders dit vragen of omdat jij vindt dat dit nodig is, kan niet. Ouders moeten vooraf schriftelijke toestemming geven. Rachid krijgt een paar keer per dag een pufje. Zijn ouders hebben hiervoor schriftelijk toestemming gegeven. Ze hebben ook schriftelijk aangegeven om welke medicatie het gaat,

49


Theoriebron Protocollen bij de persoonlijke verzorging

.v

.

wie deze heeft voorgeschreven, waarvoor de medicatie dient, hoe de medicatie bewaard moet worden, wat de houdbaarheidsdatum van het medicijn is, wanneer de medicatie gegeven wordt en wat de dosering is. In het dossier van Rachid zit een aftekenlijst. Elke keer als Rachid zijn puf heeft gekregen, tekent de pedagogisch medewerker de lijst af. Zo wordt voorkomen dat de pufjes vergeten worden of dubbel worden gegeven. Lege medicijnverpakkingen krijgen ouders mee naar huis.

fb

Protocol hygiëne

u'

Protocol ziekte

Ac t

ie

Als pedagogisch medewerker werk je hygiënisch en ben je alert op de hygiëne van de kinderen. In het protocol hygiëne staan voorschriften die iedereen in de opvang moet volgen. Maaike is een nieuwe collega. Ze niest in haar hand en wil verdergaan met brood smeren. Haar collega houdt haar verbaasd tegen: ‘Ga je niet eerst je handen wassen?’ Louise heeft een plasluier verschoond. Ze reinigt het verschoonkussen na afloop met allesreiniger. Haar collega heeft een poepluier verschoond. Zij reinigt het kussen eerst met allesreiniger en daarna ontsmet ze het met 70% alcohol. Beiden volgen ze de voorschriften uit het protocol hygiëne. Tom heeft buiten gespeeld met de kinderen. Op weg naar binnen laat hij ze allemaal hun handen wassen. Daarna mogen ze spelen. Elke opvang heeft zijn eigen richtlijnen. Zorg ervoor dat je weet wat in jouw opvang belangrijk is!

ht

Ed

In het protocol ziekte vind je terug wat je doet als een kind ziek wordt tijdens de opvang. Vaak bevat het protocol richtlijnen voor kinderen met koorts, kinderen met infectieziekten en kinderen met hoofdluis. Oliver wordt ’s ochtends naar het kinderdagverblijf gebracht. Hij heeft onrustig geslapen, maar koorts heeft hij niet. Na een uur wordt hij rood en voelt hij warm aan. Tessa besluit hem te temperaturen. Hij heeft 38,5 graden koorts. Volgens het protocol belt ze de ouders om te overleggen. De ouders komen hem graag ophalen. Ook Vincent is hangerig. Op zijn buik beginnen rode vlekken en blaasjes te verschijnen. Tessa kijkt opnieuw in het protocol. Het lijkt op een infectieziekte. Ze pakt de GGD-Wijzer, waarin staat waarop ze moet letten en wat ze het best kan doen.

ig

Meldcode kindermishandeling

C

op

yr

Als je je zorgen maakt om een kind, vind je in de Meldcode kindermishandeling wat je moet doen en wie je kunt betrekken. De Meldcode kindermishandeling is ook een protocol. Op een kille winterdag komt Marieke in zomerkleding binnen. Haar lippen zien blauw van de kou. Net zoals de dagen ervoor is ze haar broodtrommel vergeten. Olga vraagt Marieke of ze geen warme kleren had. Marieke vertelt dat mama ziek is. Ze heeft zelf haar kleding uitgezocht. Voor het maken van brood had ze geen tijd meer. Haar broertje deed vervelend toen ze hem uit bed haalde en hij wilde zich niet aankleden. Ze waren maar net op tijd op school. De dagen hierna probeert Olga meerdere keren tevergeefs om contact te leggen met de moeder van Marieke. Ten slotte pakt ze de Meldcode kindermishandeling op het kantoortje en leest ze wat ze nu kan doen.

50


Theoriebron Protocollen bij de persoonlijke verzorging

Het vier-ogen-principe

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

ie

fb

.v

.

Het vier-ogen-principe is een richtlijn die voorschrijft dat er altijd een volwassene moet kunnen meekijken of meeluisteren met een beroepskracht in een kinderdagverblijf of peuterspeelzaal. Het doel van het vier-ogen-principe is het verminderen van risicosituaties voor kinderen, bijvoorbeeld het risico op kindermisbruik. De richtlijn is wettelijk vastgelegd en elke organisatie heeft zijn eigen praktische uitwerking ervan. Deze vind je terug in een protocol, bijvoorbeeld het protocol ongewenste intimiteiten. Organisaties geven op verschillende manieren vorm aan het vier-ogen-principe. Soms zijn er doorkijkjes tussen de groepen. In bepaalde ruimtes kunnen camera’s hangen. Beroepskrachten worden samen met een stagiaire of vrijwilliger ingepland op de groep. Of een buurgroep heeft een babyfoon, zodat ze altijd kunnen meeluisteren met wat er gebeurt op jouw groep.

51


Theoriebron Communicatie en interactie tijdens de persoonlijke verzorging

.v

.

Theoriebron Communicatie en interactie tijdens de persoonlijke verzorging

fb

Inleiding

Ed

u'

Ac t

ie

Persoonlijke verzorgingsmomenten zijn een bron van communicatie en interactie. Je kunt ze actief benutten om je contact met de kinderen te versterken en hun ontwikkeling te stimuleren. Actief communiceren, praten en uitleggen en oog hebben voor de autonomie van het kind zijn hierbij cruciaal.

Dat is nou echt contact.

ht

Actief communiceren

C

op

yr

ig

Door actief te communiceren tijdens momenten van persoonlijke verzorging benut je de ontwikkelingskansen die van nature aanwezig zijn in deze situaties. Actief communiceren betekent actief luisteren naar een kind en woorden geven aan de ervaringen van een kind. Het is ook uitleg geven, zodat je een kind helpt om zelfstandiger te worden tijdens de persoonlijke verzorging. ‘Ik wil niet dat je mijn tanden poetst!’ zegt Jenna boos. Freek kijkt haar aan: ‘Ik zie dat je boos bent omdat ik je tanden wil poetsen.’ Jenna knikt. ‘Ik kan het al heel goed. Ik wil het zelf doen!’ zegt ze fel. Freek weet dat het heel belangrijk is om de tanden van Jenna goed te poetsen. Ze krijgt sondevoeding en heeft vaak ontstekingen in haar mond. ‘Weet je wat we doen?’ vraagt hij. ‘Ik blijf bij je zitten. Jij poetst je tanden en dan kijk ik achteraf of het nodig is om even na te poetsen.’ Jenna knikt. Zorgvuldig gaat ze aan het poetsen. ‘Geweldig!’ zegt Freek. ‘Denk je ook aan de binnenkant?’ Jenna knikt en poetst verder. ‘Ik zie je dat je ook achter goed poetst. Knap van je!’

52

Respect voor de autonomie Kinderen bouwen zelfvertrouwen op door zelf te ontdekken, keuzes te maken en te experimenteren. Zo krijgen ze het gevoel dat ze iets kunnen. Tijdens de persoonlijke verzorging kun je hierop inspelen. Je schat in wat een kind zelfstandig kan en wat het met hulp kan. Je herkent situaties waarin het kind kan oefenen of je creëert ze. Het moment waarop de kleuters gaan slapen, grijpt José altijd aan voor een gezellig oefenmoment. Ze


Theoriebron Communicatie en interactie tijdens de persoonlijke verzorging

gaat bij de kinderen zitten, neemt hier alle tijd voor. De kinderen proberen zichzelf uit te kleden. Als het lukt, prijst José hen enthousiast. Soms helpt ze een beetje. Kinderen die heel moe zijn, helpt ze wat meer. Ze observeert wat een kind kan én wat het op dat moment aankan.

.v

.

Praten en uitleggen

Ac t

ie

fb

Praten en uitleg geven tijdens persoonlijke verzorging helpt het kind om steeds zelfstandiger te worden. De meeste begeleidsters doen dit automatisch als kinderen zelf kunnen praten. Maar ook voor baby’s is het belangrijk. Het geeft hun veiligheid en helpt hen bij hun ontwikkeling. Bibi ligt te huilen in de box. Pauline loopt naar haar toe. ‘Ik ruik een poepluier. Jij wilt vast schone billen. Kom maar.’ Ze tilt Bibi uit de box en legt haar op het verschoonkussen. Bibi trappelt met haar beentjes. ‘Wat een mooie voetjes heb jij! Even de sokjes uit en je broekje.’ Door te praten creëert Pauline een gezellige sfeer. Ze maakt echt contact. Bibi bouwt vertrouwen op en leert spelenderwijs de taal kennen. Manouk heeft astma. Ali, zijn begeleidster, ziet dat hij flink hijgt. ‘Heb je het benauwd?’ vraagt ze. Manouk knikt. Samen lopen ze naar het kastje waar de puf bewaard wordt. Door te benoemen wat ze ziet, leert Ali Manouk woorden geven aan wat hij voelt.

ig

ht

Ed

u'

Stimulerende communicatie

Laat mij maar zelf proberen.

C

op

yr

Aansluiten bij de belangstelling van de kinderen en bij hun leervermogen, maakt je communicatie stimulerend. Karla observeert de kinderen. Ze ziet dat Fabian gefascineerd kijkt naar Milan, die zich probeert uit te kleden. ‘Wil jij dat ook?’ Fabian knikt. Hij trekt aan zijn broek. Karla gaat naast hem zitten. Ze weet dat Fabian nog geen idee heeft van de volgorde. ‘Kom maar zitten. We trekken eerst je schoenen uit.’ Het lukt Fabian om één schoen uit te trekken. ‘Wat goed van jou! Zal ik je helpen met de andere?’ ‘Fabian zelf!’ Karla laat hem proberen en helpt met het maken van het begin. Als ook deze schoen op de grond ligt, kijkt Fabian haar stralend aan. Karla glimlacht en klapt in haar handen. ‘Goed zo!’ Karla sluit aan bij de interesse van Fabian. Ze begrijpt welke stappen hij al zelfstandig kan zetten en waar hij hulp bij nodig heeft. Haar hulp en verbale ondersteuning stemt ze hierop af.

53


Theoriebron Communicatie en interactie tijdens de persoonlijke verzorging

Ontwikkelingsstimulering

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

ie

fb

.v

.

Door voordoen, uitleg geven en laten experimenteren stimuleer je de ontwikkeling van kinderen. De persoonlijke verzorging leent zich hier geweldig voor. Tijdens het eten mag Laura experimenteren met het kauwen op een stuk banaan, terwijl haar sondevoeding doorloopt. Zo ontwikkelt ze haar mondmotoriek. Ze leert kauwen en slikken en het gevoel van eten in de mond herkennen. Als ze weer zelfstandig kan eten, hoeft ze dit niet meer apart te leren. Maud heeft sinds kort een insulinepomp. Bij het aankleden zit het slangetje soms in de weg. Willemien helpt haar. Ze doet Maud voor hoe Maud haar T-shirt in haar broek kan stoppen zonder zich te bezeren. Maud doet Willemien na. Stap voor stap leert ze dit zelfstandig te doen. Pieter weigert zijn jas dicht te doen. Dorien legt uit dat het buiten regent en waait en dat hij met open jas kou zal vatten. Pieter mag buiten even voelen. Hij besluit daarna zelf zijn jas dicht te doen.

54


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.