Vergelijk Openb. 4:1, en Openb. 19:11.
Ezechiël Ezechiël 1
1. In het dertigste jaar, Sommigen rekenen dit jaar van de regering van Nabochodonosor den eerste, anders genaamd Nebopolassar, de vader van Nabochodonosor,, of Nebukadnezar de Grote, die Syrië en Judea onder zich gebracht heeft, onder wiens gebied de profeet Ezechiël te dien tijde leefde; in welken tijd enigen menen dat ook het wetboek in het achttiende jaar van den koning Josia in den tempel gevonden is; 2 Kon. 22:8, en 2 Kon. 23:2. Anderen hebben andere berekeningen. in de vierde Die meest met onzen Juni overeenkomt en bij de Joden Tamuz genaamd wordt, welverstaande in het kerkelijke jaar; want de vierde wordt in het burgerlijke jaar Tebeth genoemd. maand, Dit woord is hier ingevoegd uit het
op den vijfden derzelve maand, als ik in het midden Want als volgende lid.
Jojachin in Babylonië gevankelijk weggevoerd werd, met veel volk, was de profeet Ezechiël ook daaronder. Zie onder Ezech. 33:21, en Ezech. 40:1. der weggevoerden was Te weten, als gevangene naar Babylonië. Hebreeuws, wegvoering. Alzo 2 Kon. 24:15; Ezra 1:11, idem, alzo gevangenis voor gevangene; zie Num. 31:12. bij de rivier
Chebar, Sommigen verstaan een arm van de rivier Eufraat, ook genoemd Chaborra, van zekeren overste Chabor, die den Eufraat zou verdeeld hebben; anderen, ene rivier in Mesopotamië, van den berg Masius in de rivier Eufraat invloeiende naar ene stad van denzelfden naam. zo geschiedde het,
dat de hemelen werden geopend, Te weten op een bovennatuurlijke wijze, waardoor de profeet uit zichzelven opgetrokken zijnde, met een nieuw gezicht begaafd is geweest, om zonder enig beletsel, hetgeen hem vertoond werd te aanschouwen.
en ik
gezichten Gods zag.
Dat is, die mij God vertoonde, of waarin God door zekere gedaanten zich van mij in den geest liet aanschouwen. Alzo onder Ezech. 8:2, en Ezech. 40:2. Zie van de gezichten Gods Gen. 15:1. Aangaande dit gezicht, daarover vallen in Gods kerk verscheidene uitleggingen, onder welke hier gevolgd is hetgeen schijnt het bekwaamst te zijn.
2. Op den vijfden derzelve maand (dit was het vijfde jaar van de wegvoering Als men tot deze vijf jaren nog doet de elf jaren van Jojakims regering, 2 Kon. 23:36, de drie maanden van Joahas, 2 Kon. 23:31, en de laatste veertien jaren van Josia, zo vindt men de dertig met de drie maanden van welke in Ezech. 1:1 gesproken is. van
den koning Jojachin), 3. Geschiedde Hebreeuws, geschiedende geschiedde. het woord des HEEREN uitdrukkelijk tot Ezechiel, den zoon van Buzi, den priester, in het land der Chaldeen, bij de rivier Chebar; en de hand des HEEREN was daar op hem. Dat is, de kracht om te profeteren werd hem van God gegeven. Zie 2 Kon. 3:15. Alzo onder Ezech. 3:22, en Ezech. 37:1, en Ezech. 40:1. Voor hand staat Geest, onder Ezech. 11:5. De zin is enerlei. Want Gods Geest geeft de kracht en de gave om te profeteren, 1 Cor. 12:4, enz. 4. Toen zag ik, Vergelijk dit gezicht met hetgeen onder Ezech. 10: beschreven is.
ziet, een stormwind kwam
en
Te weten niet alleen om den profeet tot aandacht op te wekken, maar ook om de schrikkelijke kracht des alleroppersten rechters, die Hij tegen Jeruzalem door hunne vijanden in het werk stellen zou, af te beelden. Zie van zulke gelijkenis Job 9:17. van het noorden af, Te weten vanwaar der Joden vijanden, dat is de Chaldeën, voortkomen zouden. Vergelijk Jer. 1:13,14,15. een grote wolk, Versta hierdoor het heirleger der Chaldeën. Zie Jer. 4:13. Vergelijk Ezech. 30:18 en Ezech. 38:9. en een vuur daarin Hetwelk betekent de verbranding van de stad Jeruzalem en den